GERED. tweede blad. FEUILLETON. DODI. Zondag II) Dec. '05. „O!" 11. Door M. THIÉRY. Oud« een dichten, killen motregen trok het ^rê^lmenti het dorp binnen. De soldaten lDten f>het hoofd hangen en do catte klee deren kleefden hun aan het lichaam. Van zingen geen sprake. Toon zij echter bij do eerste huizen van het dorp gekomen waren, begon de muziek te spelen, en verschenen d9 nieuwsgierigen aan deuren en ramen. De vrouwen keken bezorgd zij vroegen z'cb af, hoeveel soldaten zij wei zouden moete huisvesten. Het dorp telde „teohts 890 inwoners en bijna eik jaar trokken bij de herfstmanoeu- vres da troepen en door. De gewoonte had de vaderlandsliefde er geestdrift wel een beet ja afgestompt, en de gedwongen gast vrijheid werd langzamerhand tot een last. VVanneer echter de soldaten hun inkwartie- ringsbiljstten presenteerden, wezen de huis vrouwen hun met een „Nu, 't is goed"! vol berusting de schuur met stroo of voor de hoogeron in rang de hadden aan. Oude modder Grietje zit voor haar hul je, waarvan do vermolmde deur niet eens meer sluit. Zij k'jkt naar de sol -ten, die voorbij- marcbseren. Of het hetzelfde bataljon van verleden jaar is, of een Rnder, weet do oude ziel niet. Zij kan niet eens da verschillende wapens van elkander onderscheiden. Voor moeder Griet ja waren het niets dan soldaten. Zij keek ze na, zonder er iets bij te denken, want omdat zij alleen in haar huisja woonde, kreeg zij geen inkwartiering. In haar voortdurende eenzaamheid was vrouw Anders een beef ja stompzinnig ge worden, en de ongewone drukte in het dorp vond zij wel aardig. Den volgenden morgen begon dan het leven al vroeg weer. Dan werd Grietje wak ier, stond rillend op, kleedde zich aan en ging naar het dorpsplein, om de troepen te zien aftrekken, terwijl allerlei herinneringen aan vroegere tijden, waarin de soldaten een rol speelden, haar voor den geest kwamen. Op de hoeve naast haar woning spreidden de manschappen het stroo nlt voor hun nachtleger. De oude vrouw zag, hoe zij de bossen heen en weer sleepten, en hoorde, hoe zij eikander allerlei grappen toeriepen. Op eens hoorde zij vlak bij zich eon brommende, half klagende stem zeggen „NeenDat ls toch te ergNu moeten wij slapen met het natte goed aan, dat ons aan het lgf kleeft 1" „Ga naar den majoor", ried hem een klein ventje met een glad gezicht aan, „misschien geeft hij je zijn bed wal." „Nu, de heele geschiedenis is gauw afge- loopen", zeide de klagende stem weer. Tegen den muur van de hoeve stond een lange man met smalle schouders en een bleek, schraal gezicht. De oude vrouw dacht bij zichzelf, dat die zwarte oogen eigenlijk heel boes keken, en juist op dit oogenblik kreeg de man een hoestbui zoo akelig, dat het Grietje pijn deed, en zij, zonder zich verder te bedenken, naar den soldaat toe ging, en zeide: „Wil je meê naar mgn huisje gaan Ik heb geen inkwartiering, je kunt bij mij sen bed krijgen Zij zou dien nscht wel in het afgeschoten hokja op den grond slapen. Do soldaat mocht haar bed hebben. Hij beviel haar wel niet erg en de eerste ongunstige indruk, dien vrouw Anders van hem had gekregen, was nog sterker gewor den. Maar zij had het hem nn eenmaal be loofd, en nn moest zij ook voor hem zorgen- Spoedig had zij een vuurtje aangemaakt van gesprokkelde takjes; dan kon hij zich drogen en behoefde hij niet meer zoo te hoesten 01 dat hoesten „Daar moet je iets tegen doen weet ja, ik heb een jongen gehad... een flinker, jon gen, steviger dan jijdie Is aan zoo'n ver zuimde verkoudheid gestorven een long ontsteking noemen zij hethg was onder dienstver hier vandaan is gestorven zonder mij." .,Zx>, heeft u een zoon gehad Ea vronw Anders, die zoo lang haar zoon dood is, dat is twintig jaar geleden, nooit over hem gesproken heeft, vertelt den vreemdeling, met wiens hoesten zg zulk ton medelijden heeft, alles van vroeger.hoe gosd en werkzaam haar jongen was en dat zij reeds vroeg als weduwe met hem was Roman van PAUL OSKAR HÖCKER. o— 87. Dodi vouwde den brief zenuwachtig in sikaar en legde hem weer in de schrijfmap, Want beneden zweeg de dansmuziek en toen hoorde luid lachen en praten, de toeisjes kwamen de gaDg langs. Een paar seconden hield Dodi de schrijf map tegen zich aangedrukt, terwijl zij met groote oogen door het venster naar den avondhemel keek. Wanneer zjj toenmaals voor de keus gesteld was, zij zou haar vader met Vreugde zijn gevolgd. Dadeljjk daarop liep haar een rilling 'ang8 den rug. Over zichzelf ontzet, vroeg zich af: „Waarom heb ik dan nu ge aarzeld Men klopte buiten luide op de deur, moest openen. De lachende, verhitte gezichten harer medescholieren verschenen &ar als maskers. Zij hoorde nauwelijks at zij zeiden. En toch leek het wel ot p antwoordde, zjj wist het zelf niet, alles g dan onwillekeurig. s wer<* reeds donker, De gaslampen eten Cn aang°et°ken. Nu volgde het avond- en dan werd er muziek gemaakt. i sloop, terwjjl er een der meisjes "en ellenlange sonate bezig was, bljjven zitten.al wat zij ln de wereld had... j», ja, zoo werkzaam en zuinig was da jongen geweaetl.op zijn twintigste jaar hmd bij al een zilveren horloge kunnen koopen. Zij laat het horloge zien, dat een heilig- j dom voor haar is en dat men haar na den dood van haar kind gestuurd heeft zij wil liever honger en gebrek lijden, dan het ooit te verkoopen En de oude vrouw lsgt het horloge weer in de kast onder het kleine hoopje linnengoed, dat zij bszlt, Do vreemdeling zit met de ellebogen op de knieën en laat het hoofd op da handen rusten. Da warmte van het vuur doet hem goei. „Leeft je mosder nog?" vroeg Grietje op eens. „M'sschien.misschien ook niet mijn moeder heeft zich nooit om mg be kommerd- ik ben haar niet lang tot last geweest.mensohen zooala wij moeten maar van de armen geholpen worden. „Och!" zeide Grietje ia innig madelijden met den moederloozs. Hij vertelde haar verder, dat hjj in een gasfabriek was, en nn tot de reserve be hoorde. „O, dia groote steden!" zeide Grietji ontsteld. „Is u daar bang voor „Man zegt immers, dat er daar zoovelen te gronde gaan cn slecht worden". Hij lachte hartelijk, als eer zorgolcos kind, en die lach vormde een scherps tegenstel ling met zijn antwoord „Slecht Wat de een slecht noemt, is d3n ander juist naar den zin!" „Dat begrijp ik niet," zeide de oude vrouw. Hjj legda het haar ook niet verder uit. Onderzoekend keek hij het kamerijs rond, dat hem wel armoedig, maar toch gezellig voorkwam. „Ja, kijk, als een mensch, zooals u, hier op het land kon wonen binnen zijn eigen vier maren, al is het ook nog zoo armoedig.... dan zou hij zich ook wel fatsoenlijk gedra gen en niemand benijden maar zoo men ziet te veel, er zija er te veel bij elkan der het leven is te zwaar dan komt een mensch op allerlei gedaohten die hij liever niet moest hebben nu ja! Men most het leven nn eenmaal nemen zoo als het is en voor zichzelf zorgen van sioh af slaan, om niet zelf geslagen te worden dat is de heele kunst In den loop van den nacht had de wind de lacht schoongeveegd. Het was nu koud, maar helder weer. Voor dag en dauw was vrouw Anders opgestaan, om haar gast vaar wel te zeggen. Zj had warme koffie voor hem gezet, dat zou hem goed doen.'s Nachts had zij den armen jongen zoo hooren hoesten. Ea nu zag bij er zoo knorrig en verdrietig uit, en had zoo'n haast om weg te komeu. De oude vrouw wist niet, hoe zij het had en keek hem bedroefd ns, toen de gelederen zich gevormd hadden, en de troepen zich als een glinsierende slang op den straatweg voortbewogen. „Hé, Grietje, waarom loop ja zoo hard?" Zij gaf geen antwoord. Zoo snel zjj kon, ging zij denzelfden weg, dien de soldaten daar straks namen. Twee uren zijn zij weg In twee uren kan men een heel eind komen Zon zij zo nog kunnen inhalen De oude vrouw vraagt aan da mensehen, die zij tegenkomt. „De soldaten? O, die zijn al ver weg!" Én zij loopt steeds door. De zon staat reeds hoog aan den hemel, en het is alsof zjj den mensohen schadever goeding wil geven voor dan regen van gis teren het is bjj zonder heet en het loopen valt het oudje moeiljjk. Eindelijk krijgt zij op haar angstige vraag ten antwoord: „De soldaten Eon eindj e verderop hebben zij halt gemaakt." En Grietje gaat weer voortwarmte noch vermoeidheid voelt zij. Alleen haalt zjj kort en hijgend adem. Ea daar, bij het omslaan van den hoek, ziet zij de geweren en helmen blinken. Het ia een bont tooneel. De rast gchjjnt reeds geëindigd te zjjn- Opeens wordt do oude vrouw bang. Zij is dicht bij de troepen, maar hoe zal zij hem, dien zij zocht, onder die allen ontdek ken Tien-, twintigmaal heeft zjj reeds gemeend hem te herkannen, om telkens te zien dat zij zich vergiste. Haar oogen staan strak. Ds soldaten kijken haar lachend na, en houden haar voor niet recht wijs. Als zjj toch maar niet verder trokken, eer zij hem gevonden had „Vrouwtje, wien zoek je toch... wat wil je?" vroeg een officier, die erg had gekregen in \sar zonderlinge manier van doen. „Heb ja hier een zoon Zog mjj maar, hoe hjj heet, dan laat ik bem roepen." „Eon zoon neen neen ik wil Midden in den zin breekt zij af. Daar staat hij, dien zjj zoekt, even echter den officier. Met groote, angstige oogen ziet bij haar san. Doch vronw Anders heeft geen medelijden een ander lokaal, om daar haar lectuur te kunnen voortzetten. Hor meer zjj zich in vadertje's briet verdiepte, des to helderder en sprekender trad zijn beeld haar voor oogen, maar steeds kleiner en droever werd daarbjj ook de gestalte harer moeder. Angstig zocht zjj hu'p voor deze ver andering van gedachten en gevoelens. Hier op doze schoolbank, waar zjj nu zat met de schrjjfmap harer moeder, had zjj gister bjj het godadienst-onderwjje voor dan geestelijke De tien Geboden moeten opzeggen ea was zjj geprezen, dat zjj die zoo goed kende. „Eert uw vader en uw moeder 1" her haalde zjj in zichzelf. Schond zjj nu dat vierde gebod niet Zjj drukte het hoofd in de handen. Ach, moest zjj zichzelf beliegen mocht zjj dan zichzelf niet bekennen, dat zjj nooit, nooit zóó zou hebben gehandeld als haar moeder Haar arme moeder 1 Zjj was zoo zwak geweest een willoos weiktuig in de handen harer familieleden. Ea dergeljjke menschon vorderden nu van haar zolf ia ongeveer eenzelfde geval, dezellde houding, denzelfden weg Zjj zochten haar nu met datzelfde geld te ver lokken, dat haar vader had versmaad O, hoe haatte zjj dat geld Een onbedwingbaar verlangen naar haar vader greep haar aan. Zjj hield het hier niet meer uit. Zjj wilde alles in den steek laten, haar familie, de verlokkende voorspiegelingen, het geld van grootmama, allea, alles, en zjj wilde naar haar vader snellen, zich in zjjn armen werpen, hem bidden, dat hjj haar heur aarzeling zou mrr met zijn schraal gelaat of zijn tengere gestalte Reeds strekt zjj den arm utt, om hem aan den officier te wjjzsnreeds opent zjj den mond om hem aan te klagen Dan is hjj heel zachtjes vlak bij haar gekomen, en fl itstert haar haastig en smeekend in „Ia nsani van uw zoon Én de onde vrouw laat den arm zakken en zegt alteen „Dezen hier zocht ik." De offioier gaat heen en de oude vrouw eu de soldaat staan tegenover elkaar en sta ren elkaar zwijgend aan. Eindeljjk buigt hij hot hoofd en zegt zachtj es „Ik dank u u beeft mij meer dan het leven gered, door mij niet aan te klagen ik was zeker niet bij mijn verstand nooit ik zweer het u, nog nooit heb ik iets van iemand weggenomen en J aist n, die zoo goed voor mjj geweest is en mij ver trouwds. Ik ben een ellendeling Grietje geeft geen antwoord. Zjj staart naar het bleskc, ontstelde gezichtplotse ling loopen den man do tranen over de wan gen, zware, langzame tranen, terwijl hij zjjn best doet, een snik te onderdrukken. „Daar Hjj heeft de hand in dea broekzak ge stoken. Hij haalt het zilveren horloge, de gedachtenis aan d6n overleden zoon, te voorschijn. „Daar Hij begrijpt niet, hoe hij dat heeft kun nen doen. Drie gulden is het misschien waard, en daarvoor is hij een dief geworden.... hij walgt van zichzelf! „Daar, neem aan Maar de ouie vronw steekt da hand niet uit; beurtelings kijkt zij naar het horlogej en naar dan soldaat. 1 „Ik neem het horloge niet aanik geef het aan jou „Aan mij „Ja, ik geef het ja, oplat je dit uur niet zult vergeten,eu nooit weer De soldaat richt zloh ophij heeft be grepen, wat de oude vrouw bedoelt. „Dat zweer ik u nooit weernooit weer De drukte om hen heen is al grooter ge worden „Aantreden!" wordt er geblazen. „VaarwelList eens wat van je hooren", zegt Grietje en gaat opzij de. Zij blijft staan, om de troepen na te kij ken, totdat zij de bocht van dan weg om zijn. Ea dan gaat Grietje Andera den langen weg naar haar hutje terug. Zij kijkt naar de sporen, die de met spij iers beslagen schoenen der soldaten in den weg hebben gemackt, alsof zg er da sporen wilde uit zoeken van den man, dea zij gastvrijheid verleende. Zij is rustig, tevreden en plech tig gestemd. Zij voelt, dat zij een raensch heeft gered. En dat gevoel heeft haar niet bedrogen. Eik laar tegen den tijd van de manoeuvres kwam er voor haar nit de hoofdstad een brief. Onbeholpen was het adres geschre ven, en dezelfde onbeholpen letters stonden ook op het papier. Maar Gr etje Anders was ermeo tevreden. Want telkens zeide zij zachij »s „Goddank hg heeft woord ge houden Hbld. o— Hat was bij de algemeene beschouwingen over de Iadische Begrooting, dat de heer Troelstra tegenover de critiek, op de sociaal democratische koloniale politiek geoefend door den soherpainnigen afgevaardigde voor Winschoten, onzen partijgenoot Boa, de merkwaardige woorden sprak, dat de sociaal democraten, verplicht als zij zijn om, staande op dan bodem der kapitalistische maat schappij, het kapitalisme te bestrijden, nood zakelijk een politiek met tweeslachtig karakter moeten voeren. Op zichzelf was dia uitlating van den heer Troelstra niet verrassend door haar nieuwheid. Zij bevestigde slechts datgene, wat onzerzijds steeds is betoogd: dat de sociaal-democra tische politiek, wil zij iets meer zjjn dan een ijdel gescherm in de lucht, wil zij inderdaad leiden tot daden in democratisohen zin, zooals wij die wenschen, noodzakelijk moet bestaan in datgene, wat door de sociaal-democraten gemeoclgk minachtend wordt g< qialfficeerd alsburgerlijke hervormingspolitiekmet andere woorden, dat de soolsal-democraten, willen zij practiseh iets tot stand brengen, door de logica der feiten gedwongen worden, met hun beginselen te transigeoreu, geleide lijke verbeteringen aan het maatschappelijk gebouw asn te brengen, eu zoodoende den weg in te slaan, die door de vrijzlnnfg- democratische richting bun sinds lang als de juiste wordt voorgeteekend. Maar het merkwaardige van het geval is wel dit, dat het de leider der sociaal-demo cratische Kamergroap, de heer Troelstra zelf vergeven, en hem vertellen, waarom zg vroeger niet zijn kleine pleitbezorgster had kunnen zijn, toen zgn brieven zoo innig, zoo hartroerend, zoo heerlgk tot haar hadden gesproken. Zg had die brieven nooit gekregen. En met al haar kracht wilde zg hem nu bgstaan. Ja zoo bgstaan als haar moeder het had behooren te doen. Ook haar moeder was haar ganache leven lang bezig geweest. Met duizenderlei moeilijke en ingewikkelde handwerkjes had haar moeder, aan het venster of bjj de lanip zittend, hare dagen door gebracht. Hoeveel gver was daar vermorst geworden, hoeveel kracht weggesmeten. Ea juist die eene, die haar kracht, haar jjver, haar hulp zoo volkomen noodig had, jaist dien eene had ze niet willen helpenj Waarom Bij het morgengrauwen van den vol- j genden dag, toen haar medescholieren nog sliepen, liep Dodi op bloote voelen over haar kamer en pakte een deel harer garderobe in een kleinen handkoffer. De schrijfmap harer moeder kwam bovenop. Later, om zeven uur, toen er gewekt werd, verwonderdon de andere meisjes er zich erg over, dat Ottilie dadelgk haar straatschoenen aantrok. Dodi antwoordde daar heel kalmpjes op r Ja, ik moet vandaag weg, ik ga niet met jelui naar de les." De meipjes dachten, dat juffrouw Naeldeko het zoo had bepaald. Maar toen Ottilie Offers 's morgens in da school op haar plaats werd gemist, vroeg de juffrouw zeer verwonderd naar haar. Men zocht, maar ia het gansche huis was zg niet te vinden. was, die, door den heer Bos in de engte gedreven, deze bekentenis deed, waardoor hij en de zijnen welbszien voorgoed het recht verspeeld hebbeo, don vrgjinnig-democraten te verwijten, dat hnn hervormingspolitiek slechts lapwerk ia Doch niot alleen om dit in het licht te stellen, hebben wij ons tot het schrjjven dezer beschouwing gezet. Daar is een diepere zin in de uitlating van den heer Troelstra verborgen, waarvan hij wellicht zichzelf geen rekenschap gaf, toen hg de hierbovea aangehaalde woorden sprak, doch die inderdaad in het helderste licht verdient te worden gesteld, daar hij het wezen raakt van het recht van bestaan der sociaal democratie als zelfstandige partij. De sociaal-democratie gaat alt ven de stel ling, dat in onze maatschappij tengevolge van do tegenstelling tusschen kapitaal en arbeid, eon onverzoenlijke strgd moet gevoerd worden, welke slechts zal eindigen, wanneer het tegenwoordig kapitalistisch regime zal hebben plaats gemaakt voor het socialistisch ideaal ds productiemiddelen in handen van de ge meenschap. Tegen hot kapitalisme gaat das de strijdl Maar zij, die zich niet met woorden tevreden stellen, doch de kern der dingen wensohen te doorgronden, zullen terstond do vraag stellen wat is dat kapitalisme, het welk gij bestrijdt Om uw strgd te begrijpen, om hem te kunnen billijken of wellicht om te kannen constateeren dat gg een afkanrenswaardigen strgd voert, of tegen windmolens vecht, moet ik den vijand kennen, dien gij bekampt. Ia nu da toestand, waarbij de productie middelen in handen komen der gemeenschap, te beschouwen als het eind van het kapita lisme, dan valt onder het begrip „kapitalisme" in saciaal-democratisohen zin slechts te ver staan een toestand, waarbij de productiemid delen in andere handen zijn, dan in die van da gemeenschap. Maar dan ook valt onder dat begrip niet slechts een regime, waarbij die productiemiddelen zijn in handen van één enkel ondernemer, maar evenzeer da vennoot schap onder firma, de naamlooza vennootschap, de c Operatieve vareeniglng, ja, welbezienook de gemeente en de provincie, voorzoover zg ondernemingen drijven, waarvan da voor- deelen niet aan alle bewoners van het Rijk ten goede komen. Men kan nog verder gaan en op goede gronden beweren, dat ook het Rijk niet gelijkwaardig is met het begrip gemeenschap, daar één Rijk op zichzelf slechts een onderdeel is van het groote geheel der msnschenworeld en het begrip „gemeenschap" niet gedoogt, dat oen volk de voordeelen, welke het aan zijn ligging, zijn nijverheid en handel, zijn rijkdom van don bodem en ver dere gunstige factoren (als meerdere ontwik keling om grootsre verstandelijke gaven) ontleent, uitsluitend voor zichzelf aanwendt. Maar indien dit alles zoo is,dan ie het duidelijk, dat voor dan constqionten sociaal-democraat het kepltalisme eerst verdwenen zal zijn, wan neer een dergelijke zóó al omvattende organi satie zal verkregen zijn, dat de opbrengst van Alle productiemiddelen ten bate komt aan alle bewoners der aarde. Do vraag is nu stellig gewettigd, waarom het wensohelijk is, naar zulk een toestand te streven Het is toch allerminst bewezen, of zelfs waarschijnlijk gemaakt, dat eene organisatie, zóó ingewikkeld en duizeling wekkend vertakt en samengesteld els noodig zou zija om in de opbrengst der productie over do gebeele wereld op blllgke wijze aan ieder aardbewoner zgn aandeel te doen toe komen, mogelijk zou kneuen zija. En even min staat vast, of is waarschijnlijk, dat indien het onmogelijke al mogelijk zijn blijken en inderdaad een dergelijke organisatie voor verwezenlijking vatbaar ware, dit de best mogelijke verdeeling der opbrengst van de productie zou zgn. Wij althans kunnen niet inzien, waarom het noodig zon zgn, zulk een samengestelde, ingewikkelde machinerie te construeeren, wanneer lange eenvoudiger, veiliger en korter weg hetzelfde resultaat ksn worden bereikt. Want en dat is een voornaam punt waarom wenschen de sociaal-democraten, dat de productiemiddelen znllen komen in handen der gemeenschap Het antwoord kan niet anders luiden dan omdat daardoor een blllgker verdeeling en aanwending vsn de opbrengst der productie is gewaarborgd. Hst is dus te doen om onbillijkheden iu het aanwenden en de verdeeling van de productie-opbrengst te doen verdwijnen. En nu vragen wij ieder onbevooroordeeld lezeres of lezervooreerst, welke zekerheid voor zulk een billijke verdeeling aanwezig is bij de ingewikkelde gemeenschaps-organisatie, door de sociaal-democraten gedroomdin da tweede plaats, of zulk een organisatie het eenige en het beste middel is, om die onbil lijkheden te doen verdwijnen Waarom zoo zouden wg willen vragen kan dat doel niet worden bereikt bij atasts- of gemeente exploitatie, hoofdzakelijk van da zoogenasmde monopolistische bedrijven en daarnaast particuliere exploitatie, liefst in coöperatieven vorm, maar waar noodig ook door vennootschappen, maatschappijen of particulieren, alles ouder een zoodanige wet geving, dat daardoor de willekeur van de leiders der produotle tegenover de arbeiders, onder, hun leiding staande, gebreideld en aan allen een menschwaardlg bestaan verzekerd wordt Zser zeker is de bedrijfsvorm niet onver- sehlllig ten opziohte van da verdealing der opbrengst van de productiemaar in het al gemeen is het toch zeer de vraag, of in dit opzicht de staats-exploitatie zonder meer, voordeelen biedt boven andere bedrijfsvormen, mat name den coöpsratievorm. Wg zoudeu gaaelgd zgn, die vraag in ont- kenneaden zin de beantwoorden. De ervaring leert trouwens, dat ook de staat of de gemeente slechte loonen kan betalen eD zich soms om het lot zijner arbei ders niet al te zeer bekommert. Én terecht wordt daarom door de vrijzinnig-democraten ia de eerste plaats er op aangedrongen, dat staat en gemeente een voorbeeld znllen geven aan particuliere werkgevers. Dat de winsten, met bet staatsbedrijf ge maakt, in de algemeene kas vloeien en niet aan enkele particulieren ten goede komen, is ook op zichzelf geen reden om de staats exploitatie in dit opzicht boven particuliere exploitatie te verkiezen. Het is toch de vraag, hos die winsten znllen worden aangewend. En nn bewijst de ervaring al weder, dat particuliere onder nemingen, met name coöperatie, vaak haar winsten vee! meer in het belang van hare arbei ders of van het algemeen hebben weten aan te wenden, dan de staat. Ea het zijn wederom onze mannen, die steeds aandringen op een zoodanige regeling, dat de Inkomsten nit het bedrgf, hetzij van den staat, hetzg van par ticulieren, inderdaad ten goede zullen komen □iet slechts aan hen, die in die bedrijven arbeiden, maar tevens aan het algemeen. Nietwie znllen explciteereri, is dus op dit terrein de hoofdvraag (al pleiten krachtige argumenten, hoofdzakelijk aan het belang der verbruikers ontleend, voor staats- of gemeente- exploitatie van monopolies), maar: boe geëx ploiteerd zal worden of de billijkheid daarbij inderdaad zal worden betracht. Ea nu staat men voor dit dilemma, waar aan niet te ontkomen lsóf een billgke rege ling is op dit gebied niet te treffan; maar dan baat ook de bestrijding van het kapita lisme in den zin der socialisten niet, daar zij ons slechts zon voeren tot een veel ingewik kelder, maar niet minder onbillijk, door zijn gecompliceerdheid waarschijnlijk nog onbil lijker werkend voortbrengings-systeemóf een billijke regeling valt wel te treffan. Maar dan is daartoe niet noodig, dat alle productie middelen iu handen der gemeenschap komen. Ea indien de sociaal-democraten het tegen deel beweren, zullen zij dst hebben aan te toonen. Wat tot heden niet door hen is ge schied en wat ook niet geschieden zal, zoo lang zij Z3lf niet eeus weten, hoe hun toe- komstgemaeuschap georganiseerd zai zijn. Welke conclusie volgt nu uit dit alles Vooreerst wel deze: dat, waar toch de on billijkheden in de tegenwoordige maatschap pelijke organisatie aanleiding hebben gegeven, zoowel tot het streven der sociaal democraten als tot dat der vrijzinnig-democraten, beide richtingen kannen samengaan, waar het geldt die onbillijkheden door regelend ingrijpen van den wetgever te verzachten of op te iuffjn maar dat de sociaal democratie het doel voor- bijschi6t, wanneer zij het kapitalisme, in den zin dien zg aan dat woord hacht, gaat be strijden als dm wortel van alle kwaad. Dia moet de sociaal democraat die, els de heer Troelatra, eenigszins wijggeerig is aangelegd, wol komen tot de droeve verzuchting, dat al zijn streven naar verbetering noodzakelgk in strijd moet komen met de theorie; dat het tweealeohtig, aleobta ten deale daugdeigk werk is. Maar in die opvatting ligt een groot gevaar verscholen. Heeft de sociaal-demooratie ais zoodanig tegenover de vrijzinnig-democra tie slechts recht van bestaan door haar sturen in de richting van goraeenschaps- almacht bij de regeling en verdeslicg van dc productie, jaist bet gevoel van teleurstel- ling, dat den socfaal-demooraat moet vervul len, wanneer hij ziet dat al zija streven, wil het vruchtdragend zgn, slechts uitloopt op de door hem zoo verfoeide „bourgeois- politiek" der viijzinnig democraten [die intus- schen caser arbeiders dan bourgeois in hun midden telken] drijft de sociaal-democra ten telkens weder iu de r/chtlDg der revolutie, dor anarchie. Het kapitalisme móét verdwijnen. Door hervormingen blijft het bestaan. Welen, dan den ontwikkelings gang dar maatschappij geforceerd, een schakel in haar evolutie overgesprongen en met geweld bs-elkt, wat langs anderen weg niet te ve:krijgen valt! i Ziedaar het „twee?Jachtige" in de politiek der sociaal-democratie Eenerzijds willende hervor men iD vrijzinnig democratischer; zin, anderzijds het maatschappelijk stelsel cmver willende werpen met anarchistische middelen, is de i sociaal-democratie gedoemd tot een gevaarlijke halfslachtigheid, waarin de arbeiders de dupe worden, terwijl de vrgziDnig-democratie, die Later eerst hoorde men van een couranten- vrouw, dat zg een jonge dame, in het zwart gekleed, op de trap had ontmoet en dat zg die had geholpen om haar keffer naar het spoor te brengen. Juffrouw Naeldeke meldde het voorval dadelgk telegrafisch aan de Msngelsdoiff's, Maar op dat uur had de trein, waarmede Dodi naar haar vader was gereisd, Kiel reeds bereikt. Over de haven hing een dikke nevel. Maar de omgeving had, trots dat, niets droevigs of gedrukte. De nevelwolken waren wit, zg verbreiden een bjjna ver blindend licht, want de hemel zelf was wolkeloos en de zon scheen door den nevel. Een dienstman droeg Dodi's keffer en haar p?k met boeken, Zg zelf was met een parapluie en hoedendoos belast. Zg zag er uit, alsof zg voor haar ge- genoegen eene een paar daagjes op reis gi°«' Van de hoofdstraat af, die naar de haven voerde, moest men een onbestraat steegje inbuigen. Een poos ging het allerlei erven en tuinen langs, dan kwam er een groote ruimte, waarop een aantal stapels hout, en verder de timmerplaats, het water, en een flink woonhuis. Io den witten nevel merkte Dodi een paar gestalten op, zg hoorde op de werk plaats hameren, fluiten en praten. Een blonde jonge man, die in zgn hemdsmouwen liep en een blauw werk set ort voorhad, kwam op haar af, in de richting van een stapel hout. Hjj hield den hamer in de techterhai-d en floot een vroo- lgk deuntje. I Plotseling bleef hg midden op den weg stean en staarde het jonge meisje in het zwart verbaasd aan. i „Hallo!" ontsnapte het rsn zgn lippen. «Dat is waarachtig de kleine Olfers." Dodi herkende Peter Pmschwitz, zg ver wonderde er zich eïgenlgk niets over, hem hier te zien. Zg knikte hem vluchtig toe, want haar oogen doorzochten angstig den nevel. „Waar is mgn vader?" vroeg zg bgna ademloos. „Is vadertje niet hier Nog steeds staarde Peter he.ar aan. Zoo groot had hg haar zich niet voorgesteld zg wss nu waarachtig beelemaal een dame geworden. Maar op eenmaal rukte hg zich van zijre verbazing los en stormde op het huis af, in een luidruchtig tricmfgeschreeuw uitberstend. „Eé, lé, ie gr heer OllersHallo! Zij is bier 1 Wat er op dat oogenblik geschiedde, daarvan wist Dodi zich later niets meer te herinneren. Een oogenblik larg hield Dodi zich neg op hsar knikkende knieën stasnde. Den ontwrong zich san haar hali dichtgesnoerde keel een kreet en stormde zij cp haar vader af. I Hg nam haar in zgn armen, wiegde basr j been en weer, kuste haar op de betraande oogen en trok haar met zich mede naar de kleine huiskamer. ,toch fijkon-en, mrjn ];evo kleine Dodi I" zeide hg. Zg hadden beiden heel wat tgd rocdir eer zg weer zoo'n weirigje zichzelf meester wareD. Dodi voelde zich nog steeds, alsof zij op de vlucht was, Terwijl zg haar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1905 | | pagina 5