GERED.
tweede blad.
FEUILLETON.
DODI.
Zondag II) Dec. '05.
„O!"
11.
Door
M. THIÉRY.
Oud« een dichten, killen motregen trok
het ^rê^lmenti het dorp binnen. De soldaten
lDten f>het hoofd hangen en do catte klee
deren kleefden hun aan het lichaam.
Van zingen geen sprake.
Toon zij echter bij do eerste huizen van
het dorp gekomen waren, begon de muziek
te spelen, en verschenen d9 nieuwsgierigen
aan deuren en ramen. De vrouwen keken
bezorgd zij vroegen z'cb af, hoeveel soldaten
zij wei zouden moete huisvesten.
Het dorp telde „teohts 890 inwoners en
bijna eik jaar trokken bij de herfstmanoeu-
vres da troepen en door. De gewoonte had
de vaderlandsliefde er geestdrift wel een
beet ja afgestompt, en de gedwongen gast
vrijheid werd langzamerhand tot een last.
VVanneer echter de soldaten hun inkwartie-
ringsbiljstten presenteerden, wezen de huis
vrouwen hun met een „Nu, 't is goed"! vol
berusting de schuur met stroo of voor de
hoogeron in rang de hadden aan.
Oude modder Grietje zit voor haar hul je,
waarvan do vermolmde deur niet eens meer
sluit. Zij k'jkt naar de sol -ten, die voorbij-
marcbseren. Of het hetzelfde bataljon van
verleden jaar is, of een Rnder, weet do oude
ziel niet. Zij kan niet eens da verschillende
wapens van elkander onderscheiden.
Voor moeder Griet ja waren het niets dan
soldaten. Zij keek ze na, zonder er iets bij
te denken, want omdat zij alleen in haar
huisja woonde, kreeg zij geen inkwartiering.
In haar voortdurende eenzaamheid was
vrouw Anders een beef ja stompzinnig ge
worden, en de ongewone drukte in het dorp
vond zij wel aardig.
Den volgenden morgen begon dan het
leven al vroeg weer. Dan werd Grietje wak
ier, stond rillend op, kleedde zich aan en
ging naar het dorpsplein, om de troepen te
zien aftrekken, terwijl allerlei herinneringen
aan vroegere tijden, waarin de soldaten een
rol speelden, haar voor den geest kwamen.
Op de hoeve naast haar woning spreidden
de manschappen het stroo nlt voor hun
nachtleger. De oude vrouw zag, hoe zij de
bossen heen en weer sleepten, en hoorde, hoe
zij eikander allerlei grappen toeriepen. Op
eens hoorde zij vlak bij zich eon brommende,
half klagende stem zeggen
„NeenDat ls toch te ergNu moeten
wij slapen met het natte goed aan, dat ons
aan het lgf kleeft 1"
„Ga naar den majoor", ried hem een klein
ventje met een glad gezicht aan, „misschien
geeft hij je zijn bed wal."
„Nu, de heele geschiedenis is gauw afge-
loopen", zeide de klagende stem weer.
Tegen den muur van de hoeve stond een
lange man met smalle schouders en een
bleek, schraal gezicht.
De oude vrouw dacht bij zichzelf, dat die
zwarte oogen eigenlijk heel boes keken, en
juist op dit oogenblik kreeg de man een
hoestbui zoo akelig, dat het Grietje pijn
deed, en zij, zonder zich verder te bedenken,
naar den soldaat toe ging, en zeide:
„Wil je meê naar mgn huisje gaan Ik
heb geen inkwartiering, je kunt bij mij sen
bed krijgen
Zij zou dien nscht wel in het afgeschoten
hokja op den grond slapen. Do soldaat mocht
haar bed hebben.
Hij beviel haar wel niet erg en de eerste
ongunstige indruk, dien vrouw Anders van
hem had gekregen, was nog sterker gewor
den. Maar zij had het hem nn eenmaal be
loofd, en nn moest zij ook voor hem zorgen-
Spoedig had zij een vuurtje aangemaakt van
gesprokkelde takjes; dan kon hij zich drogen
en behoefde hij niet meer zoo te hoesten
01 dat hoesten
„Daar moet je iets tegen doen weet ja,
ik heb een jongen gehad... een flinker, jon
gen, steviger dan jijdie Is aan zoo'n ver
zuimde verkoudheid gestorven een long
ontsteking noemen zij hethg was onder
dienstver hier vandaan is gestorven
zonder mij."
.,Zx>, heeft u een zoon gehad
Ea vronw Anders, die zoo lang haar zoon
dood is, dat is twintig jaar geleden, nooit
over hem gesproken heeft, vertelt den
vreemdeling, met wiens hoesten zg zulk ton
medelijden heeft, alles van vroeger.hoe
gosd en werkzaam haar jongen was en dat
zij reeds vroeg als weduwe met hem was
Roman
van
PAUL OSKAR HÖCKER.
o—
87.
Dodi vouwde den brief zenuwachtig in
sikaar en legde hem weer in de schrijfmap,
Want beneden zweeg de dansmuziek en
toen hoorde luid lachen en praten, de
toeisjes kwamen de gaDg langs.
Een paar seconden hield Dodi de schrijf
map tegen zich aangedrukt, terwijl zij met
groote oogen door het venster naar den
avondhemel keek.
Wanneer zjj toenmaals voor de
keus gesteld was, zij zou haar vader met
Vreugde zijn gevolgd.
Dadeljjk daarop liep haar een rilling
'ang8 den rug. Over zichzelf ontzet, vroeg
zich af: „Waarom heb ik dan nu ge
aarzeld
Men klopte buiten luide op de deur,
moest openen. De lachende, verhitte
gezichten harer medescholieren verschenen
&ar als maskers. Zij hoorde nauwelijks
at zij zeiden. En toch leek het wel ot
p antwoordde, zjj wist het zelf niet, alles
g dan onwillekeurig.
s wer<* reeds donker, De gaslampen
eten Cn aang°et°ken. Nu volgde het avond-
en dan werd er muziek gemaakt.
i sloop, terwjjl er een der meisjes
"en ellenlange sonate bezig was,
bljjven zitten.al wat zij ln de wereld
had... j», ja, zoo werkzaam en zuinig was
da jongen geweaetl.op zijn twintigste
jaar hmd bij al een zilveren horloge kunnen
koopen.
Zij laat het horloge zien, dat een heilig- j
dom voor haar is en dat men haar na den
dood van haar kind gestuurd heeft zij
wil liever honger en gebrek lijden, dan het
ooit te verkoopen En de oude vrouw lsgt
het horloge weer in de kast onder het kleine
hoopje linnengoed, dat zij bszlt,
Do vreemdeling zit met de ellebogen op
de knieën en laat het hoofd op da handen
rusten. Da warmte van het vuur doet hem
goei.
„Leeft je mosder nog?" vroeg Grietje op
eens.
„M'sschien.misschien ook niet
mijn moeder heeft zich nooit om mg be
kommerd- ik ben haar niet lang tot last
geweest.mensohen zooala wij moeten
maar van de armen geholpen worden.
„Och!" zeide Grietje ia innig madelijden
met den moederloozs.
Hij vertelde haar verder, dat hjj in een
gasfabriek was, en nn tot de reserve be
hoorde.
„O, dia groote steden!" zeide Grietji
ontsteld.
„Is u daar bang voor
„Man zegt immers, dat er daar zoovelen
te gronde gaan cn slecht worden".
Hij lachte hartelijk, als eer zorgolcos kind,
en die lach vormde een scherps tegenstel
ling met zijn antwoord
„Slecht Wat de een slecht noemt, is d3n
ander juist naar den zin!"
„Dat begrijp ik niet," zeide de oude
vrouw.
Hjj legda het haar ook niet verder uit.
Onderzoekend keek hij het kamerijs rond,
dat hem wel armoedig, maar toch gezellig
voorkwam.
„Ja, kijk, als een mensch, zooals u, hier
op het land kon wonen binnen zijn eigen
vier maren, al is het ook nog zoo armoedig....
dan zou hij zich ook wel fatsoenlijk gedra
gen en niemand benijden maar zoo
men ziet te veel, er zija er te veel bij elkan
der het leven is te zwaar dan
komt een mensch op allerlei gedaohten
die hij liever niet moest hebben nu ja!
Men most het leven nn eenmaal nemen zoo
als het is en voor zichzelf zorgen van sioh
af slaan, om niet zelf geslagen te worden
dat is de heele kunst
In den loop van den nacht had de wind
de lacht schoongeveegd. Het was nu koud,
maar helder weer. Voor dag en dauw was
vrouw Anders opgestaan, om haar gast vaar
wel te zeggen. Zj had warme koffie voor
hem gezet, dat zou hem goed doen.'s Nachts
had zij den armen jongen zoo hooren hoesten.
Ea nu zag bij er zoo knorrig en verdrietig
uit, en had zoo'n haast om weg te komeu.
De oude vrouw wist niet, hoe zij het had
en keek hem bedroefd ns, toen de gelederen
zich gevormd hadden, en de troepen zich als
een glinsierende slang op den straatweg
voortbewogen.
„Hé, Grietje, waarom loop ja zoo hard?"
Zij gaf geen antwoord. Zoo snel zjj kon,
ging zij denzelfden weg, dien de soldaten
daar straks namen. Twee uren zijn zij weg
In twee uren kan men een heel eind komen
Zon zij zo nog kunnen inhalen
De oude vrouw vraagt aan da mensehen, die
zij tegenkomt.
„De soldaten? O, die zijn al ver weg!"
Én zij loopt steeds door.
De zon staat reeds hoog aan den hemel,
en het is alsof zjj den mensohen schadever
goeding wil geven voor dan regen van gis
teren het is bjj zonder heet en het loopen
valt het oudje moeiljjk.
Eindelijk krijgt zij op haar angstige vraag
ten antwoord:
„De soldaten Eon eindj e verderop
hebben zij halt gemaakt."
En Grietje gaat weer voortwarmte noch
vermoeidheid voelt zij. Alleen haalt zjj kort
en hijgend adem. Ea daar, bij het omslaan
van den hoek, ziet zij de geweren en helmen
blinken. Het ia een bont tooneel. De rast
gchjjnt reeds geëindigd te zjjn-
Opeens wordt do oude vrouw bang. Zij
is dicht bij de troepen, maar hoe zal zij
hem, dien zij zocht, onder die allen ontdek
ken Tien-, twintigmaal heeft zjj reeds
gemeend hem te herkannen, om telkens te
zien dat zij zich vergiste. Haar oogen staan
strak. Ds soldaten kijken haar lachend na,
en houden haar voor niet recht wijs.
Als zjj toch maar niet verder trokken, eer
zij hem gevonden had
„Vrouwtje, wien zoek je toch... wat wil
je?" vroeg een officier, die erg had gekregen
in \sar zonderlinge manier van doen. „Heb
ja hier een zoon Zog mjj maar, hoe hjj heet,
dan laat ik bem roepen."
„Eon zoon neen neen ik wil
Midden in den zin breekt zij af.
Daar staat hij, dien zjj zoekt, even echter
den officier. Met groote, angstige oogen ziet
bij haar san.
Doch vronw Anders heeft geen medelijden
een ander lokaal, om daar haar lectuur
te kunnen voortzetten.
Hor meer zjj zich in vadertje's briet
verdiepte, des to helderder en sprekender
trad zijn beeld haar voor oogen, maar
steeds kleiner en droever werd daarbjj ook
de gestalte harer moeder.
Angstig zocht zjj hu'p voor deze ver
andering van gedachten en gevoelens.
Hier op doze schoolbank, waar zjj
nu zat met de schrjjfmap harer moeder,
had zjj gister bjj het godadienst-onderwjje
voor dan geestelijke De tien Geboden
moeten opzeggen ea was zjj geprezen,
dat zjj die zoo goed kende.
„Eert uw vader en uw moeder 1" her
haalde zjj in zichzelf.
Schond zjj nu dat vierde gebod niet
Zjj drukte het hoofd in de handen.
Ach, moest zjj zichzelf beliegen mocht zjj
dan zichzelf niet bekennen, dat zjj nooit,
nooit zóó zou hebben gehandeld als haar
moeder
Haar arme moeder 1 Zjj was zoo zwak
geweest een willoos weiktuig in de
handen harer familieleden.
Ea dergeljjke menschon vorderden nu
van haar zolf ia ongeveer eenzelfde geval,
dezellde houding, denzelfden weg Zjj
zochten haar nu met datzelfde geld te ver
lokken, dat haar vader had versmaad O,
hoe haatte zjj dat geld
Een onbedwingbaar verlangen naar haar
vader greep haar aan. Zjj hield het hier
niet meer uit. Zjj wilde alles in den
steek laten, haar familie, de verlokkende
voorspiegelingen, het geld van grootmama,
allea, alles, en zjj wilde naar haar vader
snellen, zich in zjjn armen werpen, hem
bidden, dat hjj haar heur aarzeling zou
mrr met zijn schraal gelaat of zijn tengere
gestalte
Reeds strekt zjj den arm utt, om hem aan
den officier te wjjzsnreeds opent zjj den
mond om hem aan te klagen Dan is hjj
heel zachtjes vlak bij haar gekomen, en
fl itstert haar haastig en smeekend in
„Ia nsani van uw zoon
Én de onde vrouw laat den arm zakken
en zegt alteen
„Dezen hier zocht ik."
De offioier gaat heen en de oude vrouw
eu de soldaat staan tegenover elkaar en sta
ren elkaar zwijgend aan.
Eindeljjk buigt hij hot hoofd en zegt
zachtj es
„Ik dank u u beeft mij meer dan het
leven gered, door mij niet aan te klagen
ik was zeker niet bij mijn verstand
nooit ik zweer het u, nog nooit heb ik
iets van iemand weggenomen en J aist n,
die zoo goed voor mjj geweest is en mij ver
trouwds. Ik ben een ellendeling
Grietje geeft geen antwoord. Zjj staart
naar het bleskc, ontstelde gezichtplotse
ling loopen den man do tranen over de wan
gen, zware, langzame tranen, terwijl hij zjjn
best doet, een snik te onderdrukken.
„Daar
Hjj heeft de hand in dea broekzak ge
stoken. Hij haalt het zilveren horloge, de
gedachtenis aan d6n overleden zoon, te
voorschijn.
„Daar
Hij begrijpt niet, hoe hij dat heeft kun
nen doen.
Drie gulden is het misschien waard, en
daarvoor is hij een dief geworden.... hij
walgt van zichzelf!
„Daar, neem aan
Maar de ouie vronw steekt da hand niet
uit; beurtelings kijkt zij naar het horlogej
en naar dan soldaat. 1
„Ik neem het horloge niet aanik geef
het aan jou
„Aan mij
„Ja, ik geef het ja, oplat je dit uur niet
zult vergeten,eu nooit weer
De soldaat richt zloh ophij heeft be
grepen, wat de oude vrouw bedoelt.
„Dat zweer ik u nooit weernooit
weer
De drukte om hen heen is al grooter ge
worden „Aantreden!" wordt er geblazen.
„VaarwelList eens wat van je hooren",
zegt Grietje en gaat opzij de.
Zij blijft staan, om de troepen na te kij
ken, totdat zij de bocht van dan weg om
zijn.
Ea dan gaat Grietje Andera den langen
weg naar haar hutje terug. Zij kijkt naar
de sporen, die de met spij iers beslagen
schoenen der soldaten in den weg hebben
gemackt, alsof zg er da sporen wilde uit
zoeken van den man, dea zij gastvrijheid
verleende. Zij is rustig, tevreden en plech
tig gestemd. Zij voelt, dat zij een raensch
heeft gered.
En dat gevoel heeft haar niet bedrogen.
Eik laar tegen den tijd van de manoeuvres
kwam er voor haar nit de hoofdstad een
brief. Onbeholpen was het adres geschre
ven, en dezelfde onbeholpen letters stonden
ook op het papier. Maar Gr etje Anders was
ermeo tevreden. Want telkens zeide zij
zachij »s „Goddank hg heeft woord ge
houden Hbld.
o—
Hat was bij de algemeene beschouwingen
over de Iadische Begrooting, dat de heer
Troelstra tegenover de critiek, op de sociaal
democratische koloniale politiek geoefend
door den soherpainnigen afgevaardigde voor
Winschoten, onzen partijgenoot Boa, de
merkwaardige woorden sprak, dat de sociaal
democraten, verplicht als zij zijn om, staande
op dan bodem der kapitalistische maat
schappij, het kapitalisme te bestrijden, nood
zakelijk een politiek met tweeslachtig
karakter moeten voeren.
Op zichzelf was dia uitlating van den heer
Troelstra niet verrassend door haar nieuwheid.
Zij bevestigde slechts datgene, wat onzerzijds
steeds is betoogd: dat de sociaal-democra
tische politiek, wil zij iets meer zjjn dan een
ijdel gescherm in de lucht, wil zij inderdaad
leiden tot daden in democratisohen zin, zooals
wij die wenschen, noodzakelijk moet bestaan
in datgene, wat door de sociaal-democraten
gemeoclgk minachtend wordt g< qialfficeerd
alsburgerlijke hervormingspolitiekmet
andere woorden, dat de soolsal-democraten,
willen zij practiseh iets tot stand brengen,
door de logica der feiten gedwongen worden,
met hun beginselen te transigeoreu, geleide
lijke verbeteringen aan het maatschappelijk
gebouw asn te brengen, eu zoodoende den
weg in te slaan, die door de vrijzlnnfg-
democratische richting bun sinds lang als de
juiste wordt voorgeteekend.
Maar het merkwaardige van het geval is
wel dit, dat het de leider der sociaal-demo
cratische Kamergroap, de heer Troelstra zelf
vergeven, en hem vertellen, waarom zg
vroeger niet zijn kleine pleitbezorgster
had kunnen zijn, toen zgn brieven zoo
innig, zoo hartroerend, zoo heerlgk tot
haar hadden gesproken.
Zg had die brieven nooit gekregen.
En met al haar kracht wilde zg hem nu
bgstaan. Ja zoo bgstaan als haar
moeder het had behooren te doen.
Ook haar moeder was haar ganache
leven lang bezig geweest. Met duizenderlei
moeilijke en ingewikkelde handwerkjes
had haar moeder, aan het venster
of bjj de lanip zittend, hare dagen door
gebracht. Hoeveel gver was daar vermorst
geworden, hoeveel kracht weggesmeten.
Ea juist die eene, die haar kracht, haar
jjver, haar hulp zoo volkomen noodig had,
jaist dien eene had ze niet willen helpenj
Waarom
Bij het morgengrauwen van den vol- j
genden dag, toen haar medescholieren nog
sliepen, liep Dodi op bloote voelen over
haar kamer en pakte een deel harer
garderobe in een kleinen handkoffer. De
schrijfmap harer moeder kwam bovenop.
Later, om zeven uur, toen er gewekt
werd, verwonderdon de andere meisjes er
zich erg over, dat Ottilie dadelgk haar
straatschoenen aantrok. Dodi antwoordde
daar heel kalmpjes op r Ja, ik moet vandaag
weg, ik ga niet met jelui naar de les."
De meipjes dachten, dat juffrouw Naeldeko
het zoo had bepaald.
Maar toen Ottilie Offers 's morgens in
da school op haar plaats werd gemist,
vroeg de juffrouw zeer verwonderd naar
haar.
Men zocht, maar ia het gansche huis
was zg niet te vinden.
was, die, door den heer Bos in de engte
gedreven, deze bekentenis deed, waardoor hij
en de zijnen welbszien voorgoed het recht
verspeeld hebbeo, don vrgjinnig-democraten
te verwijten, dat hnn hervormingspolitiek
slechts lapwerk ia
Doch niot alleen om dit in het licht te
stellen, hebben wij ons tot het schrjjven dezer
beschouwing gezet.
Daar is een diepere zin in de uitlating van
den heer Troelstra verborgen, waarvan hij
wellicht zichzelf geen rekenschap gaf, toen
hg de hierbovea aangehaalde woorden sprak,
doch die inderdaad in het helderste licht
verdient te worden gesteld, daar hij het wezen
raakt van het recht van bestaan der sociaal
democratie als zelfstandige partij.
De sociaal-democratie gaat alt ven de stel
ling, dat in onze maatschappij tengevolge van
do tegenstelling tusschen kapitaal en arbeid,
eon onverzoenlijke strgd moet gevoerd worden,
welke slechts zal eindigen, wanneer het
tegenwoordig kapitalistisch regime zal hebben
plaats gemaakt voor het socialistisch ideaal
ds productiemiddelen in handen van de ge
meenschap.
Tegen hot kapitalisme gaat das de strijdl
Maar zij, die zich niet met woorden
tevreden stellen, doch de kern der dingen
wensohen te doorgronden, zullen terstond do
vraag stellen wat is dat kapitalisme, het
welk gij bestrijdt
Om uw strgd te begrijpen, om hem te
kunnen billijken of wellicht om te kannen
constateeren dat gg een afkanrenswaardigen
strgd voert, of tegen windmolens vecht, moet
ik den vijand kennen, dien gij bekampt.
Ia nu da toestand, waarbij de productie
middelen in handen komen der gemeenschap,
te beschouwen als het eind van het kapita
lisme, dan valt onder het begrip „kapitalisme"
in saciaal-democratisohen zin slechts te ver
staan een toestand, waarbij de productiemid
delen in andere handen zijn, dan in die van
da gemeenschap. Maar dan ook valt onder
dat begrip niet slechts een regime, waarbij
die productiemiddelen zijn in handen van één
enkel ondernemer, maar evenzeer da vennoot
schap onder firma, de naamlooza vennootschap,
de c Operatieve vareeniglng, ja, welbezienook
de gemeente en de provincie, voorzoover zg
ondernemingen drijven, waarvan da voor-
deelen niet aan alle bewoners van het Rijk
ten goede komen. Men kan nog verder gaan
en op goede gronden beweren, dat ook het
Rijk niet gelijkwaardig is met het begrip
gemeenschap, daar één Rijk op zichzelf slechts
een onderdeel is van het groote geheel der
msnschenworeld en het begrip „gemeenschap"
niet gedoogt, dat oen volk de voordeelen,
welke het aan zijn ligging, zijn nijverheid en
handel, zijn rijkdom van don bodem en ver
dere gunstige factoren (als meerdere ontwik
keling om grootsre verstandelijke gaven)
ontleent, uitsluitend voor zichzelf aanwendt.
Maar indien dit alles zoo is,dan ie het duidelijk,
dat voor dan constqionten sociaal-democraat
het kepltalisme eerst verdwenen zal zijn, wan
neer een dergelijke zóó al omvattende organi
satie zal verkregen zijn, dat de opbrengst
van Alle productiemiddelen ten bate komt
aan alle bewoners der aarde.
Do vraag is nu stellig gewettigd, waarom
het wensohelijk is, naar zulk een toestand
te streven Het is toch allerminst bewezen,
of zelfs waarschijnlijk gemaakt, dat eene
organisatie, zóó ingewikkeld en duizeling
wekkend vertakt en samengesteld els noodig
zou zija om in de opbrengst der productie
over do gebeele wereld op blllgke wijze aan
ieder aardbewoner zgn aandeel te doen toe
komen, mogelijk zou kneuen zija. En even
min staat vast, of is waarschijnlijk, dat indien
het onmogelijke al mogelijk zijn blijken en
inderdaad een dergelijke organisatie voor
verwezenlijking vatbaar ware, dit de best
mogelijke verdeeling der opbrengst van de
productie zou zgn.
Wij althans kunnen niet inzien, waarom
het noodig zon zgn, zulk een samengestelde,
ingewikkelde machinerie te construeeren,
wanneer lange eenvoudiger, veiliger en korter
weg hetzelfde resultaat ksn worden bereikt.
Want en dat is een voornaam punt
waarom wenschen de sociaal-democraten, dat
de productiemiddelen znllen komen in handen
der gemeenschap
Het antwoord kan niet anders luiden dan
omdat daardoor een blllgker verdeeling en
aanwending vsn de opbrengst der productie
is gewaarborgd.
Hst is dus te doen om onbillijkheden iu
het aanwenden en de verdeeling van de
productie-opbrengst te doen verdwijnen.
En nu vragen wij ieder onbevooroordeeld
lezeres of lezervooreerst, welke zekerheid
voor zulk een billijke verdeeling aanwezig is
bij de ingewikkelde gemeenschaps-organisatie,
door de sociaal-democraten gedroomdin da
tweede plaats, of zulk een organisatie het
eenige en het beste middel is, om die onbil
lijkheden te doen verdwijnen
Waarom zoo zouden wg willen vragen
kan dat doel niet worden bereikt bij atasts-
of gemeente exploitatie, hoofdzakelijk van da
zoogenasmde monopolistische bedrijven en
daarnaast particuliere exploitatie, liefst in
coöperatieven vorm, maar waar noodig ook
door vennootschappen, maatschappijen of
particulieren, alles ouder een zoodanige wet
geving, dat daardoor de willekeur van de
leiders der produotle tegenover de arbeiders,
onder, hun leiding staande, gebreideld en aan
allen een menschwaardlg bestaan verzekerd
wordt
Zser zeker is de bedrijfsvorm niet onver-
sehlllig ten opziohte van da verdealing der
opbrengst van de productiemaar in het al
gemeen is het toch zeer de vraag, of in dit
opzicht de staats-exploitatie zonder meer,
voordeelen biedt boven andere bedrijfsvormen,
mat name den coöpsratievorm.
Wg zoudeu gaaelgd zgn, die vraag in ont-
kenneaden zin de beantwoorden.
De ervaring leert trouwens, dat ook de
staat of de gemeente slechte loonen kan
betalen eD zich soms om het lot zijner arbei
ders niet al te zeer bekommert. Én terecht
wordt daarom door de vrijzinnig-democraten
ia de eerste plaats er op aangedrongen, dat
staat en gemeente een voorbeeld znllen geven
aan particuliere werkgevers.
Dat de winsten, met bet staatsbedrijf ge
maakt, in de algemeene kas vloeien en niet
aan enkele particulieren ten goede komen, is
ook op zichzelf geen reden om de staats
exploitatie in dit opzicht boven particuliere
exploitatie te verkiezen.
Het is toch de vraag, hos die winsten
znllen worden aangewend. En nn bewijst de
ervaring al weder, dat particuliere onder
nemingen, met name coöperatie, vaak haar
winsten vee! meer in het belang van hare arbei
ders of van het algemeen hebben weten aan
te wenden, dan de staat. Ea het zijn wederom
onze mannen, die steeds aandringen op een
zoodanige regeling, dat de Inkomsten nit het
bedrgf, hetzij van den staat, hetzg van par
ticulieren, inderdaad ten goede zullen komen
□iet slechts aan hen, die in die bedrijven
arbeiden, maar tevens aan het algemeen.
Nietwie znllen explciteereri, is dus op dit
terrein de hoofdvraag (al pleiten krachtige
argumenten, hoofdzakelijk aan het belang der
verbruikers ontleend, voor staats- of gemeente-
exploitatie van monopolies), maar: boe geëx
ploiteerd zal worden of de billijkheid daarbij
inderdaad zal worden betracht.
Ea nu staat men voor dit dilemma, waar
aan niet te ontkomen lsóf een billgke rege
ling is op dit gebied niet te treffan; maar
dan baat ook de bestrijding van het kapita
lisme in den zin der socialisten niet, daar zij
ons slechts zon voeren tot een veel ingewik
kelder, maar niet minder onbillijk, door zijn
gecompliceerdheid waarschijnlijk nog onbil
lijker werkend voortbrengings-systeemóf
een billijke regeling valt wel te treffan. Maar
dan is daartoe niet noodig, dat alle productie
middelen iu handen der gemeenschap komen.
Ea indien de sociaal-democraten het tegen
deel beweren, zullen zij dst hebben aan te
toonen. Wat tot heden niet door hen is ge
schied en wat ook niet geschieden zal, zoo
lang zij Z3lf niet eeus weten, hoe hun toe-
komstgemaeuschap georganiseerd zai zijn.
Welke conclusie volgt nu uit dit alles
Vooreerst wel deze: dat, waar toch de on
billijkheden in de tegenwoordige maatschap
pelijke organisatie aanleiding hebben gegeven,
zoowel tot het streven der sociaal democraten
als tot dat der vrijzinnig-democraten, beide
richtingen kannen samengaan, waar het geldt
die onbillijkheden door regelend ingrijpen van
den wetgever te verzachten of op te iuffjn
maar dat de sociaal democratie het doel voor-
bijschi6t, wanneer zij het kapitalisme, in den
zin dien zg aan dat woord hacht, gaat be
strijden als dm wortel van alle kwaad. Dia
moet de sociaal democraat die, els de heer
Troelatra, eenigszins wijggeerig is aangelegd,
wol komen tot de droeve verzuchting, dat al
zijn streven naar verbetering noodzakelgk in
strijd moet komen met de theorie; dat het
tweealeohtig, aleobta ten deale daugdeigk
werk is.
Maar in die opvatting ligt een groot
gevaar verscholen. Heeft de sociaal-demooratie
ais zoodanig tegenover de vrijzinnig-democra
tie slechts recht van bestaan door haar
sturen in de richting van goraeenschaps-
almacht bij de regeling en verdeslicg van
dc productie, jaist bet gevoel van teleurstel-
ling, dat den socfaal-demooraat moet vervul
len, wanneer hij ziet dat al zija streven,
wil het vruchtdragend zgn, slechts uitloopt
op de door hem zoo verfoeide „bourgeois-
politiek" der viijzinnig democraten [die intus-
schen caser arbeiders dan bourgeois in hun
midden telken] drijft de sociaal-democra
ten telkens weder iu de r/chtlDg der
revolutie, dor anarchie. Het kapitalisme
móét verdwijnen. Door hervormingen blijft
het bestaan. Welen, dan den ontwikkelings
gang dar maatschappij geforceerd, een schakel
in haar evolutie overgesprongen en met
geweld bs-elkt, wat langs anderen weg niet
te ve:krijgen valt!
i Ziedaar het „twee?Jachtige" in de politiek der
sociaal-democratie Eenerzijds willende hervor
men iD vrijzinnig democratischer; zin, anderzijds
het maatschappelijk stelsel cmver willende
werpen met anarchistische middelen, is de
i sociaal-democratie gedoemd tot een gevaarlijke
halfslachtigheid, waarin de arbeiders de dupe
worden, terwijl de vrgziDnig-democratie, die
Later eerst hoorde men van een couranten-
vrouw, dat zg een jonge dame, in het
zwart gekleed, op de trap had ontmoet en
dat zg die had geholpen om haar keffer
naar het spoor te brengen.
Juffrouw Naeldeke meldde het voorval
dadelgk telegrafisch aan de Msngelsdoiff's,
Maar op dat uur had de trein, waarmede
Dodi naar haar vader was gereisd, Kiel
reeds bereikt.
Over de haven hing een dikke nevel.
Maar de omgeving had, trots dat, niets
droevigs of gedrukte. De nevelwolken
waren wit, zg verbreiden een bjjna ver
blindend licht, want de hemel zelf was
wolkeloos en de zon scheen door den
nevel.
Een dienstman droeg Dodi's keffer en
haar p?k met boeken, Zg zelf was met
een parapluie en hoedendoos belast.
Zg zag er uit, alsof zg voor haar ge-
genoegen eene een paar daagjes op reis
gi°«'
Van de hoofdstraat af, die naar de
haven voerde, moest men een onbestraat
steegje inbuigen. Een poos ging het
allerlei erven en tuinen langs, dan kwam
er een groote ruimte, waarop een aantal
stapels hout, en verder de timmerplaats,
het water, en een flink woonhuis.
Io den witten nevel merkte Dodi een
paar gestalten op, zg hoorde op de werk
plaats hameren, fluiten en praten.
Een blonde jonge man, die in zgn
hemdsmouwen liep en een blauw werk
set ort voorhad, kwam op haar af, in de
richting van een stapel hout. Hjj hield den
hamer in de techterhai-d en floot een vroo-
lgk deuntje.
I Plotseling bleef hg midden op den weg
stean en staarde het jonge meisje in het
zwart verbaasd aan.
i „Hallo!" ontsnapte het rsn zgn lippen.
«Dat is waarachtig de kleine Olfers."
Dodi herkende Peter Pmschwitz, zg ver
wonderde er zich eïgenlgk niets over, hem
hier te zien. Zg knikte hem vluchtig toe,
want haar oogen doorzochten angstig den
nevel.
„Waar is mgn vader?" vroeg zg bgna
ademloos. „Is vadertje niet hier
Nog steeds staarde Peter he.ar aan. Zoo
groot had hg haar zich niet voorgesteld
zg wss nu waarachtig beelemaal een dame
geworden. Maar op eenmaal rukte hg zich
van zijre verbazing los en stormde op het
huis af, in een luidruchtig tricmfgeschreeuw
uitberstend.
„Eé, lé, ie gr heer OllersHallo! Zij is
bier 1
Wat er op dat oogenblik geschiedde,
daarvan wist Dodi zich later niets meer te
herinneren.
Een oogenblik larg hield Dodi zich neg
op hsar knikkende knieën stasnde. Den
ontwrong zich san haar hali dichtgesnoerde
keel een kreet en stormde zij cp haar
vader af.
I Hg nam haar in zgn armen, wiegde basr
j been en weer, kuste haar op de betraande
oogen en trok haar met zich mede naar de
kleine huiskamer.
,toch fijkon-en, mrjn ];evo
kleine Dodi I" zeide hg.
Zg hadden beiden heel wat tgd rocdir
eer zg weer zoo'n weirigje zichzelf meester
wareD. Dodi voelde zich nog steeds, alsof
zij op de vlucht was, Terwijl zg haar