1.
HENRIK GEHRTS.
"tweede blad.
Zondag 14 Jan. '06.
xxx r.
FEUILLETON.
Arrondissements Recht
bank te Alkmaar.
r
Amsterdam ii aan een groote verslagenheid
en 'n groote opwinding ten prooieen Pink-
hofgeechiedenii in 't klein ia zich hier aan
geetaan heeft. Het gelak van honderden
in handen te hebben gehad, en dan met het
hunne ook eigen gein* verwoei» te hebben,
schijnt mij tos zwaarder te zijn dan 'n mentch
van karakter dragen kan. O, ik weet 't we',
de v.ienden zonden hierop antwoorden Karak
ter kent geen atand, geen geboorte geen
afkomst, karakter kent geen weelde of gebrek,
karakter le karakter in alie omstandigheden.
Maar.
Hebt ge „David Copperflald" gelezen. eeD
beroemden roman van Dickem Daarin komt
voor zekere Steerforth. die David op de kost
school ontmoette en er zijn beschermer was.
Zjjn flinke Jongensfi^unr boeide ons en wjj
gingen met hem en David oreral heen, ook
naar de Peggotty's, die in 'n huls woonden,
dat zooveel op 'n schip geleek. We leerden
bij de Peggotty's Nelly kennen, dat mooie
achnchtere meisje, de oogappel van baas
Peggotty En terwgl juffrouw Cnmmldge. van zachtmoedigheid
te persoonlijk worden. Ei wat weten wij van
elkanders leedDe een kan toch den last
van den ander niet dragen. We zien elkaar
voor 't hoofd en beoordeelen elkander ver
keerd. We zien eikaars daden en weten, niet
de geheime beweegkrachten daarvan. We
hooren elkanders woorden en verstaau ze
niet- Ofschoon diep in onze ziel de bewust
heid woont, dat wij hebben leeren spreken
om onze gedachten te verbergen, dat we
hebben leeren lachen om onze tranen in te
honden, zoo gelooven we dit toch nooit van
'n ander. Onzen eigen lengen, die nobel wezen
kan, maken we tot waarheid waar 't anderen
geldt. Waarom? Omdat we wreed zjjn
Omdat anderer ieed door oni met zooveel
opgewektheid wordt verhandeld en uitge
pluisd Omdat we ons niet verplaatsen kan
nen in andermans tcea and. En kannen w|j 't
ai, dan hallen wij ons in den langen der
onplooibaarheld. om niet verdacht te worden
't afspelen. Het ^schreeuwt op de pleinen de hniahondster, maar altijd er over klaagde. Want och, we «go zoo flink, zoo bar flink
r, |e(jer t<,t jMt was, en baaa Peggotty Hoor maar eens, hoe we vloeken kannen.
en in de straten, bet raast op de Benrn, het
roept langs de grachten, en wordt besproken
luid en Halsterend in huiskamers en kantoren,
in winkels en trams. Onden en jongen, rijken
en armen, aristocraten en plebejers, menschen
die haast hebben en slenteraars, allen, allen
bespreken het groote en treurige ntenws,
dat sedert een paar weken onze itad vervalt.
Er is geld geatolen. geld verduisterd, geld
altijd vroolijk was, en de onde dienstmeid
tronwde met Barkls. die „klaar wm" om te
tronwen, toen hij floot en niet floot, groeide
het jonge goed op, en David werd een man,
en Steerforth werd een man en Nelly esn
bekoorlijke jonge vronw. Een jonge vitscher,
Ham genaamd, vroeg haar ten hnweljjk en
ze raakte geëagageerd. En toen gebeurde het
zoek gemaakt, en de schnldige heeft zichzelf grootte ongelnk. Steerforth bleef komen, en
aangegeven bij den Officier van Justitie.
En de man, behoorende tot een der aanzien
lijkste geslachten van oni land, verzwagerd
met een familie in Zuid-Holland, niet minder
aanzienlijk, een man gegroet langs de wegen,
booge ambten eo eereposten bekleedend,
staande boven velen, slijt nn zijn dagen In
voorarrest, wachtend het vonnis dat de rech
ters over hem zallen uitspreken.
Hoe er hter over gesproken wordt
Ge weet toch de geschiedenis! Vraag mij
niet, n die nog eens te vertellen. Slecht
nieuws komt altijd te vroeg, en 't met vele
woorden nog eens te herhalen, zon de ver
denking knnneD doen ontstaan van Scha-
denfrende. En déérvoor wachte zich
ieder, dat er blijdschap zon knnnen wezen
over het verloren-gaan van 'n familie, over
het verloren-gaan van 'n mensch, die hon
derd anderen in zjjn val medealeept. Diep
beklaag ik al die slachtoffers, die te goeder
tTonw hnn spaarpenningen, misschien wel
hnn heele bezit, hebben afgestaan aan onbe
trouwbare handen, maar de dader van het
misdrijf is evenzeer ongelnkkig.
Dit gerncht vervalt rijke salons en arbeiders
woningen het ia op ieders lippen,
en ieder spreekt er n over aanen
het ia merkwaardig op te merken, hoe ver
schillend ieders oordeel is. Al noem lk hier
geen namen, noch van personen, noch van
categorieën, al zal wat den een reohtvaardig
toeschijnt, de ander wreed noemen, zeker,
onwankelbaar zeker la 't, dat ona oordeel
faalt. Misdaad ia gepleegd, de conranten
hebben ons ljjsten, lange lijsten vertoond van
verdwenen geldswaardige papleren, de con
trole heeft gefaald, sohnld Is aanwezig, maar
om een oordeel te vellen, om 'n vonnis nit
te spreken, moet men meer weten, moet
men alles weten. En dit „meer", dit „alles"
weet niemand; weet geen vronw, geen vriend,
geen rechter, weet niemand!
Hiervan ben lk zoo diep overtuigd, dat lk
mjj gelnkklg aoht geen rechter te zijn. Hoe
veel deed lk zelf niet met de beste bedoelin
gen, die toch faalden Hoe vaak beoordeel
den wij menschen en verafschuwden wjj hnn
doen, en hoe bleek later niet zelden, dat zjj
niet anders gedaan konden hebben. Ja, niet
zelden kwamen wjj tot de bekentenis, dat
wij gedaan zonden hebben als zjj.
Neen, vrienden, met wie ik vanmiddag
coo'n ernstig dlspnnt had, neen, ik verdedig
hem niet, die zooveel misbruik van vertrou
wen maakteik zal hem niet „nog 'n
cadeautje staren" voor zjjn „nobele handel
wijze", zooals gij van mjj verwaoht. Maar
Ik wil dat hoofd niet nog meer terneer
drukken, dan het reeds terneergedrukt Is.
Kon alle leed worden weggenomen alt de
wereld was tk rjjk en machtig, was lk 'n
zoon van Pierpont, ik zon in de eerste plaats
gaan Daar die ongelnkkigen, die door hein
ongelukkig gemaakt zijn door hem en
zijn waarschjjnljjk medeschuldigen lk
zon althans dat eene groote leed, broods
gebrek, met mjjn goud wegnemen. Ik zon
gaan naar die onden en afgewerkten, om
hen te geven wat lichtzinnigheid en onbe
zonnenheid en speelwoede eo kwade trouw
hun ontnomen hsd Maar. Ik ion fcèm,
hAm niet vergeten. Maar mjjn geld zou hem
weinig baten, omdat hij behoefte heeft aan
nog iets anders, dat ik hem niet zon kannen
geven Er zjjD diogen. die meetellen, al
denkt men er niet aan als men honger heeft.
Een naam beteekent meer dan menigeen
gelooft. Verwezen te zijn, de oogen te
moeten neerslaan, zloh 'n „misdadiger" te
weten, moet iets verschrikkelijks zjjn. Zoo
gevallen te zjjn, dat men schuldbewust zelf
bjj de Gerechtigheid aanklopte, om zjjn ver
diende achuld te boeten, moet wel vreeaeljjk
zijnte vreeaeljjker naaimate men hooger
Roman
van
FRANS ROSEN.
„Anders pleegt het nogal zoo te gaan," j
antwoordde Lisa Behren, „dat de kinderen
de ouders nader tot elkaai brengen. Maar
dit kind heeft juist het tegenovergestelde
bewerkt",
Lisa dacht aan alles, wat Bertie haar
van zjjn nieuwen vriend had verteld. Zij
twjjfelde er niet aan, of Rik's oordeel over
zijn vader was niet het ware en dat
het optreden van zjjn moeder sterken
invloed daarop had.
Men behoefde dezen man maar aan te
sien, met zjjn goede en trouwe oogen, met
^jjo kloek en edel gelaat, om tot de slotsom
te komen, dat daarbinnen een goed hart
en een edele ziel huisde. Men behoefde
hom slechts te kennen, zooals zij hem in
dit uur bad leeren kennen, vol diep, warm
gevoel, om te weten, dat bij niet in staat
was zijn zoon slecht te behandelen. Om
ook te weten, hoe hjj er onder leed,
oen zoon te hebben, die zjjn zoon
eiet scheen te zijn.
En Jesta van uiterlijk als geschapen
om den hartstocht van een man te binden aan
zich, de moeder van die lieve doohters
iDe dochters," zeide Henrik op dit
"ogenblik, „zjjn ais vanzelf geworden,
op 'n kwaden dag waren hij eD Nelly ver
dwenen.
O, die smart ln die visechersschnit I Juf
frouw Cnmmldge vergat al hare verdrietjee,
en baas Peggotty was half krankzinnig van
droefenis. Hjj zon haar zoeken, al was 't
bniten de wereld. Zoo ging hij op reis, en
op die reis, na veel zwervens, komt hjj ook
«en huize van de onde mevronw Steerforth.
Zij weet van alles, en heeft sedert maanden
haar hnia niet verlaten. Haar zoon was haar
eedgst kind.
Als Peggotty tot haar ls toegelaten, hoort
zq hem aan. Zijn droefheid, zjjn verwijten,
zijn smadelijke woorden, zqn altvaren tegen
hem, die 't liefste wat hij bezat, hem ontstal,
een parel, een kleinood, om 't straks bezoe
deld weg te smijten. Heel Peggotty's ver
schijning is één wanhoop en één verwjjt.
hoe we sehe'den en razen en snanwen kun
nen, vooral als we denken lal aan te kannen.
Hoor ons maar eens dapper spreken over
eerljjkheld en nauwgezetheid, als 'n ander
heeft gefaald, als 'n ander naar de gevan
gent wordt gebracht.
't Is maar gelukkig, dat w ij er zijn, anders
liep de boel hee'emaal in 't honderd De
wereld kan gefeliciteerd worden met ons
bestaan.
,3.3.. Als ik tien jaar jonger was, ging lk nog
Ik n Paar >ar Keled®° ,n d«» treto wat muziek etudeeren, alleen om Wagner
van Parqs naar h er, toen ln gesprek met beter te kannen ^nieten. Nu is 't niet meer
non farn*anoai< HnllanM n» UnllanJaAl» J5
de moeite waard. Menschen, die zoo nn en
De zeer dankbare rol van Elisabeth was in
goede handen, Madame Armande Bourgeois.
Ofschoon haar stem in 't eerst wat hard
klonk, werd dit later b»ter, vooral bij 't ont-
moeteu der pelgrim? en haar bidden voor
't beeld der Heilige Maagd.
Bizonder goed waren ook Wolfram van
Eschenbach, monsiear Danser, en Herman de
Landgraaf, monsieur Marcoux.
Het jubellied der pelgrims aan het eind van
'c stuk hebben we niet gehoord.
Glolre au m'racle s;oré,
Par lnl le monde est délivró,
etc.
HeilHeil 1 Het goddelijk wonder heil
Verlossing viel der aard ten deel
Want ziet, des nachts in heilige stond
Deed God zich door een wonder kond
Den dorren staf in 's priesters hand
Heeft Hjj getooid met jeugdig groen.
En ook niet dat wonderlijk mooie slot.
Laat 't mjj n herinneren met Wagner't eigen
woorden
Dem Böoder in der Hölle Brand
Soll so Er'flsupg nen erbltihn;
Ruft ihm es zn durch alle Land
Der durch dies Wonder Guade fand
Hoch über alle Welt iat Gott
Und Sein Erbarmen ist kein Spott.
HallelnjabHallelnjah
Hallelujah
een Parjjzenaar, Holland en Hollandsche zeden
ter sp-ake kwamen In den loop van het
gesprek vroeg hjj mjj. of dan in Holland de
dieven niet gestraft werden, waarop lk hem
antwoordde
Heeiemaal niet.
Blijven dan bij u de dieven vrij rond-
1oopee
Ja zeker.
Maar waarvoor zjjn dan de gevan
genissen
O, pardon monslenr, die zijn alleen voor
domme dieven, die zich laten snappen of
zichzelf b|j de Justitie aangeven.
De man keek mij eerst wat verbluft aan,
dan al een grijs haar uittrekken, hebben
weinig meer te hopen, tenzjj
H. d. H.
Nadert deze stranden,
nadert deze landen,
daar waar ln de armen
gloeiende liefde,
zalig erbarmen
stille, wat n griefde 1
'j O, heilige Eliaaoeth I gjj zjjt het,
die voor mjj zal bidden.
De zondaar zal opnieuw nit het helsohe
vuur verloet worden. Roept het hem toe door
alle landen, dat znlk een wonder hem redt.
Hoog boven alle werelden troont God, en Zijn
HalleluiaHalleluja I
Halleluja
Einde'jjk, met een gebaar van drift, staat toen autwoorde hjj lachend
Mevrouw Steerforth op en voegt Peggotty Haha, o'est tont comme chez nons.
toeEn fk dan Heb {k mjjn Jongen niet
verloren? Mijn kroon, mjjn Alles? Was hij j Een dag of wat geleden is het gezelschap j u.WK „uwu
mijn kind niet en heb ik hem niet lief gehad van de „Opéra Royal Frangals de erbermlng is geen spot.
als 'n moeder Heb Ik hem niet opgevoed
om hem eenmaal in eer en aanzien te zien
optreden in de wereld Hebt ge dan nooit
aan mjjn verdriet gedacht
Zoo ongeveer sprak mevrouw Steerforth
toen haar zoon een miaalag begaan had,
waardoor meer dan één mensch ongelukkig
werd. En sedert heb ik ook steeds gedacht
aan hen, die nog op een andere wijze dan
door berooving, aan den overtreder verbon
den waren.
Och, weeg geen enkele smart licht, 't Zjjn
slechte menschen, die over de droefenis der
benadeelden met onverschilligheid heenstap
pen, maar 't is minstens oppervlakkig en
harteloos, en 't getuigt van groot gebrek aan
menschenkennis, te denken dat de over
treder zelf en rijn familie, zjjn vronw, zjjn
moeder, zjjn kinderen nu niet in verslagen
heid zouden neerzitten.
Hier zal recht gedaan worden, ongetwjjfeld
maar lk herhaal hetik acht mij gelukkig
geen rechter te zjjn- Hier is kwaad bedreven,
groot kwa?d, vooral in zijn gevolgen, maar
is 't ons bekend, langs welke wegen dit
kwaad geworden is Hoe was 't begin
Welke factoren hebben medegeholpen Wat
hebben w jj soms aangevangen, waarvan 't
maar 'n gelnk was, dat 't goed is afgeloopen
Ik waoht nw antwoord niet Ik ben uw
biechtvader niet. Maar wat hier in 't groot
geschiedde, ls in 't kleine even erg; en
znllen er dan onder die vele beoordeelaars
en bereohters niet zqd, die binnenkamers en
alleen niet ln den spiegel dorvsn zien, wanneer
zjj aan alles denken Weten wij wat
hartstocht is wat verzoeking is wat 't
beteekent door den drang der omstandig
heden half zjjn verstand te verliezen en niet
meer te weten wat te doen, of er nit los te
te komen? Een gemskkeljjk oordeel is niet
zelden een liohtvaardig oordeel.
Ik kan nog wel honderd vragen doen, die
misschien mjju vrienden en kennissen als
verwjjten in de ooren zouden klinken, en
daarom zal lk ze zwjjgec. Welen wjj, wat wij
aanrichten, wanneer wjj onze schalden niet
op tjjd aflossen Om Godswil, menschen,
oordeelt nietWaar een Ander boet en Ijjdt,
staan wjj misschien als schaldenaars. We
leven te slordig, 't Zal wel terecht komen.
Er is geld genoeg in de wereld, waarom moet
ik juist zuinig wezen Dat zjjn zoovele
levensleuzen, die ons en anderen ongelnkkig
maken. Anderen laten zorgen voor ons te
kort, in plaats van zelf zuinig te wesen, ln
plaats van 't maar eens zander middagmaal
te doen vandaag.
Maar lk moet eindigen hierover te spreken
ik zon langs den weg der beschouwingen
La H a y e" hier geweest en heeft In 't Paleis
voor Volksvljjt „Tannh&user" gegeven,
't Was voor de eerste maal, dat ik 't van
een Fracsch gezelschap zag, en ik zag veel
wat ik vroeger nooit gezien heb. Het ballet
in den Vennsberg, als Tannkanser met tjj°
hoofd in den schoot van Venns nog ligt te
slapen, heb ik nooit gezientenminste zóó
niet. En 't beviel me niet ook, misschien
vond ik het te Fransoh ik heb 't zoo niet gezien
op 't Leidsche Plein hier, maar ook niet ln
Berljjn. Doch 't zingen der sirenen was mooi j
Sur cette plage,
Piés dn rivage,
De 1'amonr 1'ardenle ivresse
Remplira nos ooenrs d'allégresse.
En toen Tannbauser ontwaakte en opstond,
(Monslenr Fonteix] en Venns meedeelde, dat
hjj haar ging verlaten, toen was ieder be
zoeker gewonnen voor het stok. Wat 'n stem I
Wat 'n gebaar I Al had hij iets grooter kan
nen zijn, 't was 'n figuur vol sympathie, znlk
'n Veeus volkomen waardig.
Ik moet mij beperken in mjjn schrjjven
ik kan niet het geheele stuk gaan bespreken
of vertellen. Om 't als Opéra te besprekeD
ben lk niet knap genoegwamt, ik zei
't vroeger reeds, op 't gebied van mnziek
faalde mjjn opvoeding. Andere dan kinder
versjes heb ik thnis niet gehoord. En om
't als verhaal te gaan bespreken, heb ik geen
rnimte genoeg daar zon ik een extra brief
van moeten maken. Laat mjj dns in 'n paar
regels zeggen wat ik gevoelde, toen ik er was.
De onvertnre werd zeer sleoht uitgevoerd.
De ouverture zooals zij gegeven moet wor
den, brengt de bezoekers ln de stemming,
die voor't genieten van „Tannbauser" noodfg
is. Daarvan was hier geen sprake. Bovendien
kwamen er menschen gedurende de executie
binnen, schopten tegen stoelen, zeiden tegen
elkaarwat is 't hier donker, en gaven ieder
ergernis.
Venns, madams Daloia, was zeer goed,
al hadden wjj soms eea beetje meer vuur van
haar geweneoht.
Tannbauser was subliem in olk opzicht,
maar vooral ln den wedstrjjd bjj den land
graaf, toen hij zgu „godlasterlijk lied zong,
al de edelen hem wilden aanvallen en Elisabeth
hem verdedigde. En ook nog later, toen hg
van Rome terugkeerde en aan Wolfram zjjn
wedervaren meedeelde, en Elisabeth, ge
storven van liefde voor hem, voorbjjgedragen
werd. Dat
O sainte Elisabeth o'est toi
Qai vb8 prier poar moi
was zeer aandoenljjk.
Zitting van Dinsdag 9 Januari 1906.
Andries Blom, een 18-jarig jongeling nit
Broek op Langendijk, moest heden terecht
staan nit hoofde van het feit, dat hg onder
zware verdenking staat van zich te hebben
schuldig gemaakt aan verduistering van een
rjjwiel.
In Angnstns van het vorige jaar vervoegde
hg zich bg den rgwielhaudelaar P. Nap te
Ondkarspel en vroeg daar een flets te hnnr,
want hg had zoo'n dingetje bitter noodig
voor zgn werk en de baas, die Rnisoh heette
j was er tronwens ook erg voor, dat hg een
rgwiel ging haren. Daar Nap wel exem
plaren disponibel had, marcheerde de zaak
prachtig. Een karretje, dat onze rgwielher-
steller van den Noord-Soharwonder bakkers
knecht J. Partner kort te voren had lnge-
rnlld, werd voor een wekelgksohen huurprijs
van f 2 aan Blom afgestaan en klaar was
hg. Maar toen hij mooi esn week
of drie, vier had gereden, gebeurde er een
„grapje" met het moderne voertnig en
kwam de fiets bg den verhuurder om ge
repareerd te worden. Andries begon er
anders waarigk genoegen in te krijgen en
praktiseerde er al over, om de fiets later te
koopen. Bg een onderhond daarover met den
heer Nap toonde deze zioh bereid, om bg
eventceelen koop de reeds betaalde 4 of 5
weken hnnr af te trekken van de koop
som, die op f 32.50 was bepaald,
Dat stond Blom dan al bgeter goed
aan en met bigden zin stapte hg den fietsen
winkel in, toen hg na een dag of wat reoht
meende te hebben tot de gegronde veronder
stelling, dat de „kar" na wel klaar zon zgn.
Nap was juist uitstedig, zoodat zgne ega
het rgwiel afgaf aan Blom, die er mee ver
trok, voorgevende nog geld van den baaa
te moeten halen.
Maar Blom kwam en ging om niet
weer te keereu en zooveel ls zeker dat
mijnheer, die nog niet gedetineerd is, doch
vrjj en frank de wereld doorkruist, thans
door afwezigheid sohitterde. De flets ver
kocht hg voor f 10 aan een zoon-van den
rgwielherateller J, Hollenberg.
De O. v. J. releveerde, dat beklaagde
elgenigk een zeer onverschillig kereltje is.
In October 1904 is hg nog wegens poging
tot diefstal door inklimming tot 2 maanden
gevangenisstraf veroordeeld geworden, dns
geschiedde dit misdrijf bg recidive.
De heer Officier efschte met het oog op
«en eu ander mot toepassing der artt. 32L en
421 eventjes 5 maanden gevang, tegen
B'ommetje.
Esn zenuwachtig vrouwtje was wel de
volgende beklaagde.
Zij had hare tong zeer goed tot haar
ifenst, tronwens dat wat al gebleken op
Zondag 26 November J.I., toen ze het met
hare bunrvronw, de 27-jarlge Bregje Ligthart,
wettige huisvrouw van Dirk Visser, een
arbeider uit Latjebroek, gem. Grootebroek
„aan den stok" kreeg.
Maar daar vergeten we waarigk
haar zelf voor te stellen.
Op 't beklaagdenbankje zat dan de 43-jarige
Antjs Smit, de ega van Dirk Raven, Vlseer'a
haarman en hnisbaas; dat is een minder
gewenechte combinatie in vele gevallen- Zoo
ook hier.
Antjs schreeuwde heden op hoogen toon,
dat ze op het „verreljaar" [par 3 maanden
dns) de woning aan Visser hadden verhaard,
maar die wilde de haar n'et betalen. Reeds
'ang twistten de buurvrouwtjes en Zaterdag
25 November j.1. werd de inleiding al gegeven,
want tosn gooide Brecht water over Antje's
„streltje," Antje deed het «elfde bg Brechtje-
buur. En dat terwgl de heiligdommen paa
„opgnapt" waren I 's Anderen daags vóór
8 nar ln den morgen al, (ze konden mekaar
ln de granwe ochtendschemering ternauwer
nood zien I] was 't spelletje dan ook reeda
hervat en vielen er woorden om van te
rillen. Antje begon het eerst, schreeuwde
het Inldst, hield het langst vol en
trok toch aan het k o r t a t e eind, want
Brecht. wier behoorlgkheden op eene onge
oorloofde manier door Antje waren beschre
ven, achtte zich zoozesr bsleedigd, dat een
strafzaak moest volgen. Dat ze elkaar voor
dieveggen uitmaakten, waa nog maar een
bg zaakje.
Vrouw Reut, een onpartgdlge buurvrouw,
die het heele gevalletje zeker niet tot haar
onverdeeld genoegen had bggewoond, ver
klaarde dat Antje het meeste schold en boven
dien het eerst begon, zoodat de O. v. J. het
be;;gs geleverd achtte en wegens eenvondige
boleediging met toepassing van art. 266
Wetb. van Strafr., tegen beklaagde f 3 boete
of 2 dagen hecht, eischte.
Rens Daalder nit Texel'a hoofdplaats Den
Burg zag er als beklaagde ook niet erg
„lekker" nit, en de gemeenteveldwachter Van
de Poll had ook alle redenen om proces
verbaal tegen Rens op te maken, want het
was bar zooals deze hem had uitgescholden,
't Bleek Rens. die dronken was en niet
nit 't café „de Lindeboom" wilde gaan toen
't slnitnar daar was, nu echter, dat het niet
aangaat een dlenatdoenden ambtenaar te
beleedigen, want de O. J. eischte deswege
f 7 boete snbs. 7 dagen hecht.
Nioolaas Maria Rasch was heden absent,
doch toen het te Hippolytnshoef op Wierin-
gen den 26sten November j.1. op een klop
pen ging, war hg er wel terdege bg. Zóó
krachtdadig had hg' zgne handen toen
gsroerd, dat de viaschersknacht Jaoob Koorn,
die ongemakkelgk slaag hal gehad, het aan
gaf, met het gevolg dat de O. v. J. wegens
mishandeling, met toepassing van art 800
Wetb. van Strafr., f 8 boete snbs. 8 dagen
hecht, tegen Rasoh elsohte.
De 36 jarige Willem Cornelis Neervoort,
een arbeider op 'a Rijks marinewerf te Den
Helder, waa heden deftig ln houding en ge
baren. zoo dat het den man wel was aan te
zien,dat hg te 'e-Gravenhage was geboren
maar aan zgne nitvallen kon men evengoed
bemerken, dat hg nu in Den Helder woont.
't Was een eigenaardig gevalletje dat den
man hier ala beklaagde braoht. In het
afslnltkanaal. dat de Werf begrenst, waren
den lsten December j.1. een drietal zwanen,
die Neervoort daar hinderigk vond, omdat er
hout moest worden gelost en de straatjon
gens dan erg lastig zgn, omdat ze zoo graag
die beesten dan met keisteentjes willen
gooien.
Hg stapte dns met bekwamen spoed ln een
gereedliggende roeiboot en stevende op de
beesten af, waarvan er twee hnn heil in de
vlucht zochten; doch de derde kon over
een dikke, glibberige balk, die ln zgu weg
lag, niet heenkomen, zoodat Wim hem een
handje won helpen.
Nn zegt hg wel, dat het hem alleen te
doen waa om het beest te verwgderen, doch
dat hg met den roeiriem in de opgeheven
hand bg ongelnk nltgleed, waardoor de slag,
dien hg den zwaan toebracht, zoo hevig waa,
dat het beeat bgna onmiddeligk dood was,
maar een paar schoenmakersgezellen, die van
alt hunne werkplaats juist het volle gezioht
op het tooneel der handeling hadden gehad,
zagen dat hg het beeat opzetteigk zoo ruw
sloeg en eerst daarna gleed hg nit. Daar de
zwaan was gemerkt aan het eene poot, oor
deelde de heer Officier, dat hg aan iemand
toebehoorde, redenen waarom Z.E.G.
het geval niet als jachtwetovertreding,
zooala zg zgn. Voor haar waa niet veel tjjd
en belangstelling over. En uit den jongen,
met wien we ona zooveel moeite hebben
gegeven groeit niets
„Ik geloof, dat u de dochters hebt opge
voed." zeide Lisa Behren.
„Neen, neen 1" weerde hg beslist ai, „mjjn
dochters zgn anders van aard. En aan den
aard ligt het. Aan een goede natuur kan
zelfs veel bedorven en gezondigd worden
eenmaal zegeviert dat goede toch weer.
En bg een slechte natuur kan men nóg zoo
veel opvoeden en buigen en breken
waar het op aan komt. dat krjjgt toch
steeds weer de overhand. Maar hoe komt
Rik aan dezen slechten aard Van mg
heeit bjj dit niet, het is ot hem van mg
geen droppel bloed door de aderen loopt.
Van mjjne vrouw heeft hg het evenmin.
Mgn vronw was zooals Ruth nu is, maar
sterker nog, hartstochtelijker. Maar zjj
heeft zich van dien jongen een afgod ge
maakt. Zjj was in voortdurende opge
wondenheid vóórdat dit kind kwam, zjj
werd verteerd van angst en ongeduld. Dat
heeft haar schade gedaan en dat heeft ook
Rik schade gedaan, en daardoor komt al
het andere Ea dat is nooit meer goed te
maken. Ik was een gelukkig echtgenoot,
wien niets te wenschen overbleef en ik was
aan de wieg van dezen jongen een trotsch
vader"
Lisa Behren luisterde zwggend toe en
keek hem zoo nu en dan eens aan, en hoe
meer zjj hem aanzag, hoe meer vergat zjj
Jesta en Rik en alles waarover bjj sptak
eo dacht slechts over hemzelf en voelde
zjjn leed en smart
Gjj moogt niet te veel geluk veriaogen,
zeide zjj eindeljjk zaoht, bjj na schuchter,
alsof zjj hem, den sterken man, eigenljjk
zoo niet mocht toespreken, „de vreugde
die ge van uw dochters beleeft, moet
u schadeloos stellen voor datgene, wat ge
bjj Rik moet missen. En de tjjd zal nog veel
goed maken."
„Neen", zeide hjj hard „daarvoor geelt
niets ter wereld eenige schadeloosstelling,
en de tjjd zal al deze wonden nog verder
openscheuren."
Maar hjj voelde zich toch verlicht en
versterkt na dit gesprek Lisa Behren'q
medegevoel had zjjn eenzaam hart welgedaan.
Het scheen hem nu niet meer dwaas toe,
dat hg bjj haar was geweest Het zou
hem een vreugde zjjn geweest, in zekeren
zin een geruststelling, als beide vrouwen
vriendinnen waren geworden. Maar daar
kon niets van komen Jesta was tegen
over mevrouw Von Behren zeer gereser
veerd, en de ander, die voor een elk
vriendeljjk en harteljjk was, kon tegenover
Jesta den rechten warmen toon maar niet
vinden.
Bertie stond tusschen hen. evenals Rik
stond tusschen zjjn ouders In den grond
van de zaak ging het Jesta evenals Henrik
zjj leed eronder, dat de vergeljjking
tusschen deze beide knapen zoo geheel ten
nadeele van Rik moest uitvallen. Ondanks
haar groote vooringenomenheid met Rik,
zag sjj toch wel zooveel, dat Bertie knapper,
flinker en aardiger was Maar zjj kon het
niet verdragen, dat anderen dit ook zagen,
laat staan dus dat Bertie door anderen
zou worden voorgetrokken. Dit verbitterde
haar tegen den jongen, maar ook zells
tegen God, die deze kinderen met dezelfde
rochien had doen geboren worden en met
zulke ongelgke gaven voor den strjjd
des levens had toegerust. Zjj voelde een
stekende pjjn als zjj bedacht, dat Rik nog
meer zou ervaren, dat hjj bjj dien ander
achterstond, en haar liefde voor hem werd
nog verkeerder, nog onzinniger, hoe meer
zjj zich inbeeldde, dat zjj hem door die
liefde schadeloos moest stellen voor al dat
zoogenaame ongeluk en leed.
Kort voor de herfstvacantie schreef
Bertie zjjn moeder een brief, waarin hg
haar verzocht, ot zjj Rik wilde uitnoodigen
een paar dagen te komen logeeren, om een
bok te schieten
Lisa Behren was dadeljjk met alle op
gewektheid bereid haar zoon dezen wensch
ia te willigen, die bljjkbaar ook de wensch
was van Rik. Eer zjj echter een beslissing
nam, reed zjj eerst naar Jesta, om met haar
te bespreken of het goed was.
Zjj zeide dadeljjk de reden van haar
komst en droeg haar verzoek met groote
vriendeljjkheid voor.
Jesta keek 8cel naar Henrik Maar die
keek voor zich en zeide niemendal. Zoo
doende moest zjj zelf wat zeggen.
„Eigenljjk moest hjj zjjn eersten bok thuis
schieten," meende zjj, juist niet zeer tege
moetkomend.
Lisa was een weinig nit het veld ge
slagen
„Ik wist niet, dat het zjjn eerste was,"
zeide zjj „Dat zie ik natuur!jjk heel goed
in."
„Ik geloof niet, dat Rik er heel veel
waarde aan hecht, zjjn eersten bok thuis te
schieten," zeide Henrik met bitterheid.
Jesta deed alsof zjj deze bitterheid niet
hoorde, waarvan zjj de reden toch wel kon
verstaan, en zag slechts in zjjn woorden
een bereidwilligheid om Bertie een plezier
te doen. „Gewoonljjk hecht een vader er
eenige waarde aan, dat de zoon onder zjjn
leiding voor de eerste maal deze vreugde
geniet," zeide zjj scherp.
„Gawoonljjk ja 1" Dat klonk zoo bitter.
„Ik heb er evenwel in dit geval niets tegen,
dat Rik de vriendeljjke uitnoodiging van
mevrouw Von Behren aanneemt."
„We kunnen het van hemzelf laten af
hangen," trachtte Lisa te schipperen. Haar
was het onaangenaam te moede bjj deze
woordenwisseling tusschen de beide echt-
genooten. Zjj ergerde zich over Jesta en
haar deelneming voor Henrik werd nog groo
ter. Zjj beklaagde den man oprecht.
„Ik zal hem door Bertie laten uitnoodi
gen, en hjj kan dan aannemen ot weigeren,
net naar 't hem lust. Hjj mag ons van hier
uit wel schr jjven wat hjj doet. Is het u
zoo goed eu nu wendde zjj zich uit
sluitend tot Jesta.
Deze kon niet best anders doen dan toe
stemmen. Maar zjj deed het op een
wjjze. alsol zjj een offer bracht aan mevrouw
Von Behren.
Lisa Behren scheen dat te bemerken.
„Maar men mag toch aannemen," meende
zjj. dat de beide kinderen dit onder elkaar
hebben afgehandeld en dat Rik het wenscht.
En wanneer dat voor den jongen een
vreugde is, is het dat toch ook weer voor
de moeder, niet waar."
Jesta antwoordde niet. Zjj schaamde
zich, verraden te hebben dat haar liefde
niet onzelfzuchtig wes.
Toen Rik thuis kwam, was zgn eerste
vraag of hjj eenige dagen naar de Behrens
mocht
Natuurljjk richtte hjj die vraag tot zjjn
moeder, dergeljjke dingen behandelde hjj