HENRIK GEHRTS. n Zondag I l Febr. 06. TWEEDE BLAD. Arrondissements Recht bank te Alkmaar. i. XXXIII. Er vee1, wangocst in de wereld en hs' gevolg hiervan is kwaadspreken Het heef' lang geduurd eer deze waarheid tot me i» doorgedrongen, omdat ik 't ellendig vlnd> altijd mst oogen van argwaan rond te loopen> m".ar nu ik 't ook eenmaal weet, weet met mijn hoofd, weet met mijn hert, nn ia 't voos, mij ook 'c waarheid ala 'n koe, en zon er meer den da overtuiging van tien anderen noodig wezen, om die overtuiging van mij ook maar 'o millimeter te doen wankelen- Ai wat mooi en groot en goad la wordt door al die lamme kleintjes, die stiekeme siechraardjei, die leeijjke peuterneusjea afgebroken,afgekamd, afgetakeld. Let er maar eens op, als zc bg mekaar zitten, die lammelingetjes, wie 't meeat op anderen afgeeft. Mannen met 'n vraagteeken, doen in dit opzicht voor vrou wen ntet onder. Op 't terrein van ai deren door de modder te halen, is 't veraohll van geslachten niet In tel, en ts er van atand heele maal geen sprake. Een vrouw of meisje, die z'.ch weet te kierden of mooi he.sr heeft, la r let veel bijzonderszoo'n zelfde man komt er al niet veel beter af. Een man, die door wel» prekend beid of geleerdheid of 'n andere door studie verkregen deugd of door arbeidzaamheid boven ztjn omgeving staat, wordt juist door die omgeving hot meest afgebroken In de verte zou er Dog iets goeds aan hem zijn, maar dichtbij deugt er geen draad san hem 't Is V. waarheid, die over de heele wereld waarheid iaEen Indische» spreuk regt, dat de diamant altijd bij de kwaireen In 'n kwasd blaadje gestaan heeft. En als ge nu weten wilt dat dit cok bier waarheid ia, luister dan maar eens wat er alzoo gezagd wordt, sis er een welspre kend man aan 'i woord geweest Is. Wat ge dan hoort laat mg zeggen somwjjlen hoort !s extract van vergif. Ze moeten 'n hatelijkheid zeggen, al was 't over den man zijn sensal zonen ze 't doen over qjo schoenen, over zgn snor, over zgn haar, 'i van hun wijsheid op slot viel, schelden ze op ieder, die meer weet den rij. Want om wat te weten, moesten ze op 'n schooi gaan, moesten ze 'n boekje voor zich hebben, moesten se letters sn getallen zien. moest er 'n man voor d'r zitten, ook met 'n boek voor zich, met 'n bril op. met 'n wjjs gezicht, die nog geleerder deed den zij 't al kouden. Dat ze zonder man, zonder boekje, zonder bril, zonder wazigheid, meer te weten hadden kunnen komen, snappen ze niet en zullen ze ook nooit snappen. Omdat ze niet eecvon dig zgn, omdat te doctrinair zijn. omdat ze van de keukeumeid, van den loopjongen, van den glazenwaaach*', van den dominé van den dokter, van den krn'denier, van den botboer niks lee eo kunnen. Die zgn d'r niet voor, om wat van te leerendaar bennen de schoolmeesters voor en de leeraars en de professcrs! Och-ocb, !k leer wel van Adja, om ms te schikken in mijn lot er welge moed te wezen. Ik leer wel van Truida, om s morgens vroeg bij de hand te wezen en mijn werk vroolgk en vlug en goed af te maken, en tuescheu mijn eigen werk door, anderen nog 'n vriendelijkheid te bewgten. Ik leer wdl tets, geloof ik, van alle lni met wie ik cmga, die ik ontmoet, die ik zelf les geef. Ik ontdek eiken dag, dat ik gisteren 'n stommeling was. Ik kom eiker- dag wesr wat nieuws te weten, ik leer ieder uur en ben toch overtuigd, dat ik dom gekist zal worden. Bij 't o ver hoor eu var 'n les kwam ik vandaag te weten, dat 'n Burgemeester voor zes Jaar door Ons wordt benoemd. «Ons* wil zeggen de Koningin Eea Burgemeester, kwam ik verder te weten, kan ook door „Ons" ontslagen worden. Prettig voor zoo'n Burgemeester, hé? 't Waren de artikelen 59 en 60 van zeker Hollandsch Wetboek Daar stonden nog veel meer dingen in, di9 tk allemaal met afijn ijle hoofd niet heb kannen onthouden. Nn goed, voor dengeen, die zalke dingen weten wil en weten moet, vind Ik die geleerdheid heel gewichtig. Maar weet wel, vrinden, ala 't boekje dicht slaat, begint de school pas. Toen wg den meester bedankten voor zgn onderwijs, achtten wij onsselven heele bollen; maar 't damde niet lang, of we kwamen te weten, dat na de school 't leeren eigenlijk nas begon. 'tA.B.C, 't lezen, 't schrijven, 't tellen, 't Sporen van Amsterdam naar Madrid, 't aanwijzen van de K-ulscke Vaart, was maar niet meer dan 't 1 eergerei, dat we voor 't onderwijs noodig hadden. Eu nog lang is die school niet uit, en 't vrge kwartiertje kennen we niet meer, en 't strafwerk moe'en we lederen dag, lederen dag, dien de groote Meester geeft, overmaken. En wie dat doet, nadenkend doet, zgn te kort beschouwt als werk, dat overgemaakt "J" moet worden; wie telkens weer van zgn over wat je maar wilt, maar natelija moeten .7" - - -- buurman opmerkt, dat deze sgn bloemen beter begiet dan bij zelf wie ziet. dat zgn collega meer hart geeft aan de effslre en er minder gewichtige gezichten bg snijdt en er minder over „boomt die is nog zoo stom nietdie is althans eerlijk tegenover zichzelven, beken nende, dat hij „m inder is dan andoren", en niet enkel „nit bescheidenhei d". Maar de bescheiden» zal winnen eiken dag, de zicbzelfbewuste keren en trachten te lee ren eiken dagvoor hem, wiens horizon eiken dag iets verder ligt, staat de Alpha en de Omega van het weten niet in 'n boekje en ook niet in tien boekjes. Zes nit het hoofd geleerde boekjes zgn niet zelden 'n strop voor Wetenschap en vast en zsker 'n struikelblok voor Wijsheid. Maar die pietlatterige geleerd heid van anderhalf examentje schrikt zich 'n brenk, als ze ziet hoe er knappe, fatsoenlijke, ook-wal-wat-wetende menschen voor examens de Behoeders ophalen. Dat doen ook naai wijze dokters, als ze zien hoe 'n eenvoudig moedertje haar zieke kindje zelf behandelt en geneest. En dat geestelijk meerdere, dat inderdaad meerdere vao den ongestudeerde, doet de zoogenoemde professionals geel worden van nijd en wangunst, en dat brengt 't kwaad spreken in de wereld, 't venijn, 't vergif, om op iedereen, die beter spreekt, beter leest, beter zingt, beter leeft, beter werkt, beter denkt, beter alles dcet, te spuwen. Zg zgn de Sbylocks der Maatschappij, die 't den Antonlo's kwalijk nemen, dat bg niet bg alles denkt aan nummer één dat hij werkt zonder het volle loon te eischen, omdat hg 't werk als hoofd-, 't loon als bijzaak beschouwt; dat hg fceld leent zonder rente er voor te vragen, omdat 't helpen hoofd-, de rente een bijzaak sss zóó gering dat 't ook vergeten mocht worden. Zg hebben aitgd schaal en gewicht klaar, om te meten of zjj hun deel wel krjjgen en hnn mes zon niet falen te snijden in levend vleesoh, ais er geen Poitia soms als reohter aanwezig was, om hen op de vingers te tikken. ze wezen. Dat doen geen kerels, die zelf wat weten, die zelf wat kannen, die zelf handen aan d'r lijf hebben en hersens in d'r kop, maar dat doen die stiekeme n ij ld asjes, die ploertigs kraantjes, die wél zes zinnen kannen schrijven zooder 'n taaifont, maar nog nooit 'n goeie gedachte hebben neer geschreven alt hnn eigen zieldat zgn van die menschen, die vroeger stoeien hebben leeren matten en dit nu zoo tamelijkjes ken nen en kannen, maar nn ook gelooven, dat als de KouiDgin op 'n tentoonstelling kwam, zij dadelijk zon zeggen„'t Is waar ook, Jsat me nu eerst die stoelen e6ns zien, wsar die mooie mat'.rn zoo flink en zoo degeljjk In gezet zgn Eo als dsc de tentoonstel- liogs commissie die heelemaal aan geen stoelen of matten gedacht had zon moeten zeggen„'t Spijt ons, Mevrouw, maar die stoelen en die matten zgn 6r niet", dat dan de Koningin dadelijk rechtsomkeer zon ma ken, en zeggen zon „Kom, Hendrik, dan gaan we maar weer weg. Is dót 'n tentoonstelling Waar geen stoelen eo geen mattt6n te zien zgn En den nog wel rdike stoelen en lülke mat ten Want zoo'n stoelenmatter denkt met zgn stoclecmaitershoofd natuurlijk, dat stoelen en matten het Heelal uitmaken. Wat betee- kent de groei van koren Biezen moeten er wezen, biezen, om stoelen mee te matten Vraag eens aec 'n doodkistenmaker, wat het, nnttigste bedtgf is? Vraag 't eeus aan 'n Minister van Oorlog, aan een veen boer, san een ambtenaar van den Burgerlijken Stand, aan 'n lantaarnopsteker, aan 'n juffrouw die 'n kinderbewaarplBata houdt Ik ben er in mijn ziel van overtuigd, dat zij allen fhn bedrgf beschouwen als het ééne noodlge, vooral wanneer ze hun baantje niet te zwaar opnemen en er alleen maar zwaar over boom*u." kunnen. Dat is het Slbboleth, om in het kamp der gesetenen of beter nog der ontwikkelden te kernen, waar gij met nw Sjibboleth batten blgft. Za weten van de heele wereld maar ééu ding, en dat nog maar zeer slecht, en zgn nn met hun regel, Lod getal, hnn wetsartikel, hun tekst, hun letter hun potten-en-pano en-geleerdheid zóó rijk eo zóó wijs, zóó goskritnineel wijs, dat ze van de heele rest »sd de wereld geen Nn moet ik toch eens even kijken, hoe ik aan dese bontade gekomen beu. 't Begon met wangunst en de daarnit voortkomende hste- steêk zier of begrijpen. Ze kennen wel tien Igkheid en kwaadsprekerij O ja, nu zie Ik 't. woorden Fransoh en wel twintig Engeisch Ik had aangeteekerd, toen t zoo bar gesneeuwd en ze hebben is eens 'n heel boek aitgelezen had: „Veel sneeuw, straten onbe- guus, gnr.s, dat was zoo mooi f en toen gaan baar, volle tra m s, V ond el- was hun opvoeding voitoold. Sedert de school park, modder, modder, modde» En toen 't zoo sneeuwde, was ik In Brabant om 'n lesing te houden, eu lag daar de sneeuw 'n halven Meter Loog, en kwam de trein avonds van den anderen dag een uur te laat hier aao. En in Amsterdam was er veel minder sneeuw gevallen, maar toch ge noeg om 't tramverkeer voor 'n wjjle te doen ophouden en menigeen thuis te doen bljjven of te laat te doen komen. En toen heb ik, in die soesa van natte voeten en opstaande kraren een buitenman ontmoet, d.w.z iemand die niet in Amsterdam woonde, en die wist van Amsterdam nn maar niets j anders te vertellen dan kwaad. Er lag sneeuw, en die sneenw werd niet dade'jjk opgeveegd. Je kreeg natte voeten en geen mensch riep ja binnen om je voeten eens te warmen of je 'n paar schoone sokken aan te bieden. In de trams was geen pis =.ts, ir de koffishnlzen geen plaats. Als je ciet rechts hield, liepen ze je omver, en als je lag, nam er geen mensch notitie van je De Kalverstraat was de eenige straat, waar je geen gevaar liep in 'n kelder te stappen. Op deD Dam ben je geen seconde je leven zeker 't Veiligste was nog maar, om langs de stille zjj van 't Dam rak naar 'c station te scharrelen en d. n maar zoo ganw mogpljjk te zien, dat je wegkwam nit dat lafcyrinth. Ofschoon, dat station kon je ook ven 'm cadeau krijgen, daar kon de dnivel den weg niet in vinden Bah. is dét 'n stadEn toen werd ik toch wel zoo kwaad op dien vent. dat ik 'm best 'n mep om zgn kop had kannen geven. Ik zei dan ook zoo venijnig mogelijk: „Dan hadtje In Lutjebroek moeten blijven, al» er in Am sterdam niets deugt Sneeuwt 't bjj jullie niet Bn jallie zal de tramdienrt niet geschorst worden, want de meeaten weten nauwelijks wat 'n tram is. En in jullie station zal je niet verdwalen, want dat Is 'n bBlk met een plank er aan gespijkerd En dit twistgesprek was de aanleiding tot~mijn nadenken, hoe 't toch mogeljjk was dat bijna al wat klein en tobberfg en onbenullig en onontwikkeld is, scheldt en afgeeft op al wat grooter en flinker en wijier en beter Is. Ik heb van kleine Bist»enmakartjps, die niet anders dan stink stokken wisten te maken, rooi'1 anders gehoord, dsn dat HBjenlns of Boele geen goeie sigaren verkochten, terwijl zjj ik rook ze nn al jaren juist uitstekende merken leveren. M*ar die groote zaken zitten de lni dwar». 't Is wangunst en niets anders. Omdat Charles Boisse rain beter schrijft dan'ik,'moest ik hem eigenlijk schelden er,"zeggen, dat hg ru maar zwijgen moest Omdat Parijs zooveel Interes santer en mooier is dan Amsterdam, moesten wjj eigenlijk op Parijs schelden Dat ligt zoo in den aard van al die mediocriteiten, die 't niet verdragen kannen, dat er Iets boven hnn bnrgermanshnisje nltrelkt. Zjj heeten Jan Klaasen, en nn heeft ieder, die anders heet, 'n gekken naam. Zjj hebben slnlk haar of var kenshaar en nu moet ieder dat maar hebben, en heeft iemand 'n fatsoenlijken kop, dan deugt dat niet en dan dengt de drager heelemaal niet. Zij gaan ter kerke hg dominéé A en nn is ieder, die naar B. gaat luisteren,'n ketter Zijn nwe kleeren beter van kwaliteit dan de hunne, dan komt ge er niet eerlijk aan, en zgn ze beter van snit, dan zeggen zjj nog erger dingen. En ontmoeten ze iemand, die durft antwoorden kijk naar je eigen, stomme pummel I dan is er voor dien iemand geen genade. Dan gaan ze naar X en Q en Z. om ze voor dien vent te waarschuwen, wanten. maar dat hoort ge voorloopig niet. Waarachtig, ik heb 't nooit willen gelooven, maar nn weet ik 't zeker, zoo zeker als Ik weet dat ik maar twee ooren heb, dat alle voor- deelen, die natnnr of geboorte cf arbeid 'n mensch bezorgden.den bevoorrechten tot 'n ver wijt zgn.Ik heb nn ic de ontmoeting en nood zakelijke gedachtenwissellng met een paar va gebonden, bekrompen waar 't hoofd en hart betrof de overtuiging opgedaan, dat SchopenhBuer waarheid neerschreef in de woorden „Voor vele menschen Is 'n vent met 'n koponnitstaan- baarder dan de geraffineerdste schurk." Al w&t groot Is, moet vernederd worden. De Westertoren Is wel 'n mooie toren maar 't Is jammer, dat ie 'n beetje scheef staat 't Koninklijk Paleis is 'n kunstwerk, maar 't la zoo scmber weet je en..er.fiu nog een heeleboel meer. De Kalverstraat fs te smal, maar er wordt niet bij bedacht, dat juist die eigenschap haar aantrekkelijk maakt. En zoo is 't met alle dingen en met alle menschen. 't Spijt mij bijna, dat ik van mjj niets hoor zeggen, ik zon me dan k rade 1 ijkerwjjze kannen gaan verbeelden iets extra's te zgnnn neemt er geen meneoh notitie van me Maar 't is waar, er was sneenw gevallen in Amsterdam, zeer veel sneenw den vorlgen dag. Woensdag, was 't soo bar koud geweest, dat niemand, zelfs geen enkele van de twaalf honderd sneenw8cheppers, die zich op eenlge bepaalde data in den loop van het voorbijge gane jaar aan het Bevolkingsregister hadden aangemeld, aan sneenw gedacht bad. 't Leek dien dag eer, alsof wjj binnen diie dagen op de schaatsen zonden staan. En toen kwam geheel onverwacht die sneenwniemand was er op verdacht en 't is mogeljjk, dat man twee aren eer aan de opruiming had kannen beginnen, 'n Paar lal uit Londen, dis ik hier ontmoette, beklaagden er zich over. Bg hen zon 't al opgeruimd geweest sjjn. Eo kijk, dat lt nu erg gek, maar dien John en dien Bill kon ik dit nn niet kwaijjk nemen waar ik wist dat ze waarheid spraken. In Londen gaat allee alsof 't gesmeerd is, ganw en goed. Als ge met de bos van Liverpool-station de stad doorgaat naar Traialgarsqnare of nog verder, desnoods naar the Albert Hall, dan ziet ge daar in the neighbonrhood van de Back, in the Thteadneed-atreet en overal waar 't verkeer van rijtuigen en botsen meer dan groot is, jongen» staan tegen de huizen, althans op 't trottoir, gewapend met een grooten stoffer ec 'n groot vuilnisblik. Zjj staan en loeren naar onder de wagens, naar de paarden, naar alles wat passeert, en zoodra zien zjj niet, dat 'n paard iets doet van datgene wat eens paardt Is, of zjj schieten met de drift van een geja&gden vogel van ban plaats naar de plaats des ongerecht», om 't in minder dan gesn tijd op hun blik te sohnlven en 't te doen verdwijnen in 'n crooten box bjj 't trottoir. Ze vliegen tnsschcn wielen en paavdepooten door, aisof tij els wjjlen Achillns onkwets baar zijn, en iemand die deze performance voor 't eerst siet, blgft in de soesa staan en ge looft zgn oogen niet. Nooit ben ik, 't zjj te voet of per bns, die straten doorgegaan of 'c heeft mjj eenlge oogenblikken gekost om daarnaar te kijken.En zoo 't gaat met dat straatvnll, zoo gaat 't daar met alles, en daarom heb ik het tegen die Londensche lni zooveel mogeljjk zien goed te praten, want 't kwetst je tocb, als ze kwaad spreken of denken van je stad of stadsbestuur. Ik heb a'itjjd gedacht, dat onze Amsterdamsche Brandweer, w .t,haar inrichting en snelheid betrof, aan den top der volmaektheld reikte. Ik heb er in mijn leven een jaar of zes terug nog eens een vers op gemaakt. Maar toen tk eens, 's nachts om een nar of half twee, bjj den St, Faal liep, op weg naar de Barbican in Bridge water streef, toen hoorde ik achter mg plotseling 'n woest geraas. Toen Ik omkeek, vloog ik 't zelfde oogenbllk op 't trottoir van da kerk. Ik zag, 't leek mg toe zoo te zgn, een wageD en paarden van vaar. die in minder dan geen tijd van alt de verle tot mij waren genaderd.Eer ik nog bekomen was van den schrik eo gezien had, dat 't 'n brand weer moest wezen, vlogen mg de paarden in wcrkcigken zin ventre- é-terre voorbg en wa ren alweer in minder dan geen tijd alt 't ge zicht verdwenen. Toen wist ik dat Amster dam hier ter scbo'e mocht komen. Waer 't aan ligt, ik weet 't niet, maar er is in Londen en in heel Engeland iets, dat de menschen ertoe breDgt alles zoo goed en zoo vlug mogelijk te doen. Id de nabgheid van de Bank, iets meer naar 't Strand, staat 'n zuil, waarop met groote letters gebeiteld stastEcgland expects that every man will do hls dnty: Engeland verwacht, dat iedereen zgn plioht zal doen! Kan 't dit wezen, dat de tram conducteurs en politie-agenten met zoo groote plichtsbetrachting vervult Hebben deze woorden misschien invloed op die jongens met hnn stoffers en blikken Ontmoet men misschien daardoor In Engeland zooveel menschen, die ongevraagd gereed zgn u terecht te wgzen, te helpen, te waarsohnwen voor gevaar, als zij bemerken, dat gg 'n on bekende egt 't Door n te veel betaalde in 'n winkel ontvangt ge ongevraagd terng. 't Door n verkeerd genomen ticket aan 'n railroad-station, wordt zonder bezwaar teruggenomen of ingeruild. Men gelooft n. Ik was ten hnlze van mgn vriend eens aan 'c biljarten met zgn zoontje, een jongen van acht jaar. Hg maakte onnadenkend 'n ver keerden stoot, maar won daarbg twee ponten. Toen hg zag, dat hg met 'n verkeerden bal gewerkt had, vroeg hg excuus en zeiThen lt ie yonr time, sir. Toen ik deze ongewilde font van hem niet wilde erkennen, en ver langde dat hg zgn winst noteeren en verder spelen zon, legde hg zgn „yard" zgn queue neer, met de woordenThat is not the way in England. En ik was verplicht toe te geven, om verder te spelen. Wat in Engeland aan de hoede van 't publiek is toevertrouwd, is veilig. Ik heb 'n werkman zgn oliejus en 'n paar laarzen zien neerzetten naast 'n lantaarnpaal, in de nabg heid van Victorla-atatlon. Ik zei tegen den vrind die bg me wasDaar waag ik nn toch eens een nar aan, om te zien of dat daar blgft liggen, want de werkman ging weg. Een nar of anderhalf later kwam hg terng en pakte zjjp boeltje weer bg elkaar. Ik ging naar hem toe, en vroeg of hg niet bang was, dat 't misschien gestolen kon worden. De man keek mij aan, alsof hg mg niet verstond, toen lachte hg, alsof hg won zeggenJe bent zeker 'n vreemdeling. En dat was ik ook, en dat zonden van de honderd Hollan ders er in Londen negenen-negentig zgn, want van de zooveel honderd bordjes, die vier of vgf maanden geleden op last van 't stadsbestuur hier in 't Vondelpark aan de boomen bevestigd zijn, om de menschen te onderwgzeD, welk soort boomen daar groeien, zgn er geen vgf-ea twintig meer onbescha digd of vernield. Zoo werkt hier „de hoede FEUILLETON. Roman van FRANS ROSEN. 18. o- „Kan je niet spreken?" herhaalde Henrik streng. „Moeder heeft u bepaald alles wel ge zegd er. weet ik dus niet, wat ik er aan moet toevoegen," antwoordde Rik. „Zoo weina, dan zal ik er even op antwoorden. Ik geef je drie dagen tgd, om eens na te denken over je plichten tegenover je ouders. Verklaar je dan niet, je je onvoorwaardelijk naar mgn wen- sefcen zult voegen, dan zend ik je naar een tuchtschool. Bg deze niet-verwachte, met onverbidde 'ijken ernst gesproken woorden sloeg Rik voor de eerste maal de oogen op. Het was een blik vol vrees en haat, waarmede hg zgn vader aanzageen blik, die Henrik's hand deed beven. Het was hem te moede, oi hg den jongen moest afranselen Maar met ijzeren zelibeheersching stak hg zgn handen in de zakken. „Je kunt gaan, als je mg verder niets te zeggen hebt," Neen, Rik had niets te zeggen. Hg ging Boven, op zgn kamer, sloot hg zich op, en daar rende hg als een wild dier heen en weer hg sloeg zich met de vuisten tegen het voorhoofdhg raasde en huilde van woede. Aan het gsnsche lichaam bevend en tril lend, hurkte Jesta op den drempel en smeekte tevergeefs om binnengelaten te worden. De vacantiedagec waren lgdensdagen I Rik was stom en verstokt tegenover zgn vader, kwelde zgn moeder en maakte haar standje op standje. Henrik liet zich zoo min mogelgk zien en wachtte den uitslag maar af. Maar in zgn hart zag het er zoo donker uit, dat hg niet eens den weg naar Lisa Bekreu kon vinden. Daar zou hg Bertie hebben aangetroffen, en dat had hg nu niet kunnen verdragen. Els weende. Ruth had medelijden met de kleine. „Was ik nog maar bg mevrouw Von Behren was ik maar niet teruggekomen. Het is hier een treurig leven." Zoo kwam de laatste vacantiedag en de zwarte wolken trokken steeds dreigender boven bet huis samen. Laat in den avond sloop Ruth naar de kamer van haar broeder. Zij opende de deur zonder aan te kloppen anders was zg be paald niet binnengelaten geworden. Zg had ei eigenlijk op gerekend, de deur op slot te vinden. Het zwakke maar,schijnsel was het eenige licht in de kamer Rik stond aan het venster. Het stond open en de koele avondlucht stroomde naar binnen. „Wat mankeert jou?" snauwde hg zgn zuster toe. „Kunt ge mg zelfs hier boven niet met iust laten „Wjj hebben geen van allen rust," zeide Ruth op haar gewonen kalmen toon. „Ik ben bg je gekomen om die rust van je terug te eisehen." „Dan kom je aan een verkeerd adres," en de zorg" van 't publiek. Van de groo'e stapels steensn, aan den walkant opgestapeld, gaat 't grootste deel de gracht in. Eo die 'r wat van zegt, kan 'n steen voor zgn kop krjjgen. Wanneer Ik 'n kroniek moest schrij ven over Holland en de Hollanders, dan zon 't mjj spgten nog iels anders te moeten ectrij- ven dan goeds, maar om der waarheids wille zon 'k niet anders kannen. Philips II ge tuigde ven Holland „that it wn» the land next to the heil", (Edmondo d' Aruicie)d a t het het land was 't dichtst gelegen bg de hel, en dit is ongetwijfeld overdreven, want er is in ons land vee) goeds Maar als ge een persoon ontmoet, die in zjjn enkelwezen tracht Hol land hcog te honden door eerlijkheid, door werkzaamheid, door geven zonder hoop op dubbel te ontvangen, dan kijkt ge hem met oogen van wantrouwen aan en denkt bij n zeiven daar zit wat anders achterEn d6 oplossing van dit trenrig raadsel geeft ons een Dnltsch spreekwoord, dat zegt, da* wjj déérom Iemand achter 'n schutting zoeken, omdat wij gewend zgn er zelf aebter weg te schallen. Lees het zooveelste hoofdstuk e o» van 8 m i 1 e „Plicht", Hollandsche ver taling, dan zal 't o daldei ijk worden, waarom Holland in meer dan ééosn zin ais klein te boek t-taat bjj de natiën van rondom. De Engelschen hebben er 'n rijmpje op, al heeft nooit een hnn eer het tegenover mjj uitgespeeld. Ik ken 't ook niet In zij-geheel, maar het eindigt hiermede, dat de grootste font is (van de Hollanders.) of the Dutch, Thsy are givlsg too little, and asking too [mnch". (dat zjj te weinig geven en te veel vragen.) En dat zit er zoo diep in, zoo verrot diep, dat 'n mensch, die er anders over denkt, voor gek wordt versleten. Men schaamt zich niet woorden te zeggen alsJa. ik zal me nog uitsloven voor 'n ander! Wat kan 't mij schelen, t Is mgn tgd niet; 't is de baas zgn t-ijdEn oin zulke antwoorden wordt rre- lachen Sn zulke antwoorden vinden weerklank. Daar verleert men t hopen bjj. Maar Ik zeg n: die in 't kleine niet getrouw is, zal des te minder in 't groote wezen. Dat Ik over de helft van mijn leven heen ben doet me ge noegen ik ben nn dichter bjj den hemel dan e n jaar geleden. Maar als mgn arme zenuw- ljjdende kop het maar toeliet, dan zou ik nn nog stand en welstand en kracht en geleerdheid en al mijn gaven om voor't pnbllekop te treden, willen gebruiken, willen aanwenden, willen offeren, om daarmcê zielen te winnen voor 't mooie, rijke leven vau arbeid en toewjjdiDg en zelfverloochening. Wat praten de menschen toch van beroerdigheid In 't leven Laten wij, ieder voor zichzelf, maar trachten wat miuder beroerd te zgn, dan sal 't leven van zelf wel opklaren. Ooh och, wat zon ik hier nog 'n hoop van kannen zeggen, maar 't is alweer nacht, en ik won nog zoo graag i6ts vertellen over schilders en schildergen, die hier ronddwalen. Ik moet naar beneden om te zien hoe laat het is. Ik zal eens probeeren te sparen voor 'n klok, dan kan ik eens zien, hoe lang 't schrjjven van zoo'n brief dnnrt. Dat zal 'n heele tgd wezen. Adja ligt te geenwen, dat kan van de vaak wezen, maar misschien ook van den honger. Ja dier, 't is 'n tgd geleden, dat we iets te bikken kregenmgn maag gaat ook jeuken. Maar je weet 't, werken gaat voor. Wat dat betreft hadt je wel 'n beteren baas kunnen uitzoeken. Mar *t Is misschien beter, dat ik mgn ver halen over schilders en schilderjjen wat uitstel. Ik zal eerst nog eens 'n paar ateliers bezoeken, en och, dat is hier in Amsterdam zoo moeiljjk niet. Helaas, helaas, helaas H. n. H. Zitting van Dinsdag 6 Februari 1906. Dat was een latertje vandaag! Weet. het anders nogal eens te gebenren, dat er na het schaft-halfnnrtje weinig of niets meer te verhapsoheeren valt, heden pink-pink-pilden de stadstorenbellen lnstig het klokje van vgf, oen wjj de hardsteenen trap van Jnstttia's verbljjf afliepen. Een paar zaakjes, bjj de behandeling waar van de opgekomen Alkmaarders van allerlei maatschappeljjken weistand hnn stevig afge hakte staanplaatsen moesten verlaten, zaakje;' namelijk die met gesloten denren wer den behandeld en zeer lang onderweg waren hadden daar zeker niet weinig schold aan. Het eerste nummertje van onze abonne mentsvoorstelling bracht ons dsn heer Johan Christof draf onder de oogen, in zooverre een oude bekende, dat hjj bjj vonnis van 19 Jannari j l. door deze rechtbank conform den eisch van Mr. Cnopios, den officier, is veroordeeld geworden [wegens bedelarjj] tot 2 dagen hechtenis en opzending naar eene rgkswerkinrichting voor den tgd van 1 jaar. Die veroordeeliDg heeft echter bg verstek plaats gehad, dos vandaag opnieuw aan den gang, want Graf had, zooals men wel al klonk het snjjdend vanat het venster. „Ga naar je vader en klaag dien aan." „Je doet vader onrecht. Rik. Vader heeft je lief en wil je bestwil. Je maakt het hem onmogelgk, steeds zacht en vriendelijk te big ven Ruth ontstelde over de uitwerking harer woorden. Rik kwam een stap nader zjj wist eigenljjk niet waarvoor. Met gebalde vuisten bleef hjj voor kaar staan en riep heeach van woede„Wat praat jjj, domme gaos je begrjjpt er geen sier van Jou heeft hg lief. Maar mjj mjj heeft hjj nooit liefgehad Vader I ik weet niet wat een vader isEn dan klaag je mg nog aan." „Rik I" riep zjj kalmeerend, „om Gods wil je dwaalt geheel. Wanneer je het maar eens wilde probeeren „Wat moet ik probeeren?" schreeuwde hg. „Weet je. hoe het mjj te moede is, wanneer ik aan alles denk I D ood doodschieten zou ik hem kunnen, als hjj hier voor mj) stond." „Rik 1" Zjj sprong op hem toe, zinneloos van angst en ontzetting zjj greep hem bjj beide armen en schudde hem heen en weer. „Rik je bent slecht je bent ziek." „Misschien," zeide hjj kalmer en maakte zich onzacht van haar los „Of ik word bet nog Hjj trad weer op het venster toezjj bleef midden in de kamer staan, met slsp neerhangende armen, een beeld der vertwjjfeling „Vader, lieve goede arme vader 1" Eindelgk draaide Rik zich naar haar om. „Wanneer je daar als een geknakte lelie blgft staan, kan je evengoed heengaan, het helpt toch niemendal," zeide hjj. „Wat zal ik hem zeggen, om hem tot andere gedachten te brengen dacht Ruth. Haar gedachten lieten haar hier evenwel in den steek Eindeljjk viel haar wat in. „Moeder ljjdt eronder evenals wjj allen," zeide zjj. „Je moet terwille van moeder verstandig zgn. Of kan je ook niets doen uit liefde voor héér." „Moeder en ik zgn het volkomen samen eens, zjj ljjdt door vader, niet door mjj. Ik moet ook dét ver wjj t aiwjjzen." Ruth rilde van koude, maar ook van opgewondenheid. „Wat moet er toch van dit alles worden?" VToeg zjj, nog een laatste poging wagend, maar reeda moedeloos. Rik lachte sarrend „De wil des Heeren geschieddehoonde hjj. „Een wil heeft bjj, dat moet men toegeven. Ik ga natuur- ljjk naar de school terug en zal hem dat morgen zeggen." Ruth was als van een reuzenlast bevrjjd, maar ook zeer verwonderd. „Maar waarom heb je hem dat niet reeds lang gezegd Je moest toch weten, dat hjj op oen antwoord van jou wacht." „Wel, juist déérom." Ruth werd het koud en kil om het hart. „Rik, ik beklaag je I" zeide zjj, bjjna w oenend „Ik heb jouw beklag niet noodig. Ik zal in mjjn leven wel alleen klaar komen, ver laat je daar maar op. Ik laat het mjj door niemand bederven, hooi 1" Nu kon zjj eigenljjk wel gaan maar de zolen kleefden als aan den vloer. Zjj moest hem nog vragen, het morgen zonder ruzie af te maken. „Ja ja zeker wanneer je dat gerust stelt, beloof ik je dat. Hjj heeft dan immers zgn zin, en dan is er toch geen reden meer voor ruzie." Ruth was bljjde dat Els reeds sliep, toen zjj haar slaapkamer binnenstapte. Zjj had met niemand meer kunnen praten, vooral niet over datgene wat zjj zooeven had beleefd. Dat moest een geheim bljjven, haar leven lang. Het was haar droevig en angstig te moede om haar vader. Den volgenden dag deelde Rik zjjn vader kort en bondig mede, dat hjj besloten had zich naar zjjn wil te voegen, daar hjj toch eenmaal in zjjn macht was. Voor het uiterljjke was de kwestie daar mede afgehandeld. Maar innerljjk wroette de baat en njjd dieper en dieper. De manier waarop de jongen zich voegde en onderwierp, had Hemik nog meer van zgn zoon ontvreemd dan een doorgezette wei gering had kunnen doen. Jesta viel haar zoon om den hals en bedankte hem harteljjk. Hjj maakte zich ruw los, pjjnljjk getroffen door de handel- wjjze van zjjn moeder. „God laat dat toch, moeder. Dat hadt ge u toch dadeijjk wel kunnen denken, daar mjj niets anders overbleef te doen. Eet gaat immers nu zoolang als het gaat. En wanneer het op een zekeren dag niet metr gaat nu, dan moet ge er u niet over verwonderen." Zjj keek hem angstig aan. „Wat bedoel je daarmede. Rik „Ach zoo maar. Laat dat gevraag nu maar achterwege. En dan nog iets - ge moet mjj geld geven."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5