HENRIK GEHRTS.
n
Zondag
I l Febr. 06.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements Recht
bank te Alkmaar.
i.
XXXIII.
Er vee1, wangocst in de wereld en hs'
gevolg hiervan is kwaadspreken Het heef'
lang geduurd eer deze waarheid tot me i»
doorgedrongen, omdat ik 't ellendig vlnd>
altijd mst oogen van argwaan rond te loopen>
m".ar nu ik 't ook eenmaal weet, weet met
mijn hoofd, weet met mijn hert, nn ia 't voos, mij
ook 'c waarheid ala 'n koe, en zon er meer
den da overtuiging van tien anderen noodig
wezen, om die overtuiging van mij ook maar
'o millimeter te doen wankelen- Ai wat
mooi en groot en goad la wordt door al die
lamme kleintjes, die stiekeme siechraardjei,
die leeijjke peuterneusjea afgebroken,afgekamd,
afgetakeld. Let er maar eens op, als zc bg
mekaar zitten, die lammelingetjes, wie 't
meeat op anderen afgeeft. Mannen met 'n
vraagteeken, doen in dit opzicht voor vrou
wen ntet onder. Op 't terrein van ai deren
door de modder te halen, is 't veraohll van
geslachten niet In tel, en ts er van atand heele
maal geen sprake. Een vrouw of meisje,
die z'.ch weet te kierden of mooi he.sr heeft,
la r let veel bijzonderszoo'n zelfde man
komt er al niet veel beter af. Een man, die
door wel» prekend beid of geleerdheid of 'n
andere door studie verkregen deugd of door
arbeidzaamheid boven ztjn omgeving staat,
wordt juist door die omgeving hot meest
afgebroken In de verte zou er Dog iets
goeds aan hem zijn, maar dichtbij deugt
er geen draad san hem 't Is V. waarheid,
die over de heele wereld waarheid iaEen
Indische» spreuk regt, dat de diamant altijd
bij de kwaireen In 'n kwasd blaadje gestaan
heeft. En als ge nu weten wilt dat dit cok
bier waarheid ia, luister dan maar eens
wat er alzoo gezagd wordt, sis er een welspre
kend man aan 'i woord geweest Is. Wat ge
dan hoort laat mg zeggen somwjjlen
hoort !s extract van vergif. Ze moeten
'n hatelijkheid zeggen, al was 't over den
man zijn sensal zonen ze 't doen over
qjo schoenen, over zgn snor, over zgn haar,
'i
van hun wijsheid op slot viel, schelden ze
op ieder, die meer weet den rij. Want om
wat te weten, moesten ze op 'n schooi gaan,
moesten ze 'n boekje voor zich hebben,
moesten se letters sn getallen zien. moest er
'n man voor d'r zitten, ook met 'n boek voor
zich, met 'n bril op. met 'n wjjs gezicht, die
nog geleerder deed den zij 't al kouden. Dat
ze zonder man, zonder boekje, zonder bril,
zonder wazigheid, meer te weten hadden
kunnen komen, snappen ze niet en zullen
ze ook nooit snappen. Omdat ze niet eecvon
dig zgn, omdat te doctrinair zijn. omdat ze
van de keukeumeid, van den loopjongen,
van den glazenwaaach*', van den dominé
van den dokter, van den krn'denier, van den
botboer niks lee eo kunnen. Die zgn d'r niet
voor, om wat van te leerendaar bennen de
schoolmeesters voor en de leeraars en de
professcrs! Och-ocb, !k leer wel van Adja,
om ms te schikken in mijn lot er welge
moed te wezen. Ik leer wel van Truida, om
s morgens vroeg bij de hand te wezen en
mijn werk vroolgk en vlug en goed af te
maken, en tuescheu mijn eigen werk door,
anderen nog 'n vriendelijkheid te bewgten.
Ik leer wdl tets, geloof ik, van alle lni met
wie ik cmga, die ik ontmoet, die ik zelf les
geef. Ik ontdek eiken dag, dat ik gisteren 'n
stommeling was. Ik kom eiker- dag wesr
wat nieuws te weten, ik leer ieder uur en
ben toch overtuigd, dat ik dom gekist zal
worden.
Bij 't o ver hoor eu var 'n les kwam ik
vandaag te weten, dat 'n Burgemeester voor
zes Jaar door Ons wordt benoemd. «Ons*
wil zeggen de Koningin Eea Burgemeester,
kwam ik verder te weten, kan ook door
„Ons" ontslagen worden. Prettig voor zoo'n
Burgemeester, hé? 't Waren de artikelen
59 en 60 van zeker Hollandsch Wetboek
Daar stonden nog veel meer dingen in, di9
tk allemaal met afijn ijle hoofd niet heb
kannen onthouden. Nn goed, voor dengeen, die
zalke dingen weten wil en weten moet,
vind Ik die geleerdheid heel gewichtig. Maar
weet wel, vrinden, ala 't boekje dicht slaat,
begint de school pas. Toen wg den meester
bedankten voor zgn onderwijs, achtten wij
onsselven heele bollen; maar 't damde niet
lang, of we kwamen te weten, dat na de
school 't leeren eigenlijk nas begon. 'tA.B.C,
't lezen, 't schrijven, 't tellen, 't Sporen van
Amsterdam naar Madrid, 't aanwijzen van
de K-ulscke Vaart, was maar niet meer dan
't 1 eergerei, dat we voor 't onderwijs noodig
hadden. Eu nog lang is die school niet uit,
en 't vrge kwartiertje kennen we niet meer,
en 't strafwerk moe'en we lederen dag, lederen
dag, dien de groote Meester geeft, overmaken.
En wie dat doet, nadenkend doet, zgn te
kort beschouwt als werk, dat overgemaakt
"J" moet worden; wie telkens weer van zgn
over wat je maar wilt, maar natelija moeten .7"
- - -- buurman opmerkt, dat deze sgn bloemen beter
begiet dan bij zelf wie ziet. dat zgn collega
meer hart geeft aan de effslre en er minder
gewichtige gezichten bg snijdt en er minder
over „boomt die is nog zoo stom nietdie
is althans eerlijk tegenover zichzelven, beken
nende, dat hij „m inder is dan andoren",
en niet enkel „nit bescheidenhei d".
Maar de bescheiden» zal winnen eiken dag,
de zicbzelfbewuste keren en trachten te lee
ren eiken dagvoor hem, wiens horizon eiken
dag iets verder ligt, staat de Alpha en de
Omega van het weten niet in 'n boekje en
ook niet in tien boekjes. Zes nit het hoofd
geleerde boekjes zgn niet zelden 'n strop voor
Wetenschap en vast en zsker 'n struikelblok
voor Wijsheid. Maar die pietlatterige geleerd
heid van anderhalf examentje schrikt zich 'n
brenk, als ze ziet hoe er knappe, fatsoenlijke,
ook-wal-wat-wetende menschen voor examens
de Behoeders ophalen. Dat doen ook naai
wijze dokters, als ze zien hoe 'n eenvoudig
moedertje haar zieke kindje zelf behandelt
en geneest.
En dat geestelijk meerdere, dat inderdaad
meerdere vao den ongestudeerde, doet de
zoogenoemde professionals geel worden van
nijd en wangunst, en dat brengt 't kwaad
spreken in de wereld, 't venijn, 't vergif, om
op iedereen, die beter spreekt, beter leest,
beter zingt, beter leeft, beter werkt, beter
denkt, beter alles dcet, te spuwen. Zg zgn
de Sbylocks der Maatschappij, die 't den
Antonlo's kwalijk nemen, dat bg niet bg alles
denkt aan nummer één dat hij werkt zonder
het volle loon te eischen, omdat hg 't werk
als hoofd-, 't loon als bijzaak beschouwt;
dat hg fceld leent zonder rente er voor te
vragen, omdat 't helpen hoofd-, de rente een
bijzaak sss zóó gering dat 't ook vergeten
mocht worden. Zg hebben aitgd schaal en
gewicht klaar, om te meten of zjj hun deel
wel krjjgen en hnn mes zon niet falen te
snijden in levend vleesoh, ais er geen Poitia
soms als reohter aanwezig was, om hen op
de vingers te tikken.
ze wezen. Dat doen geen kerels, die zelf
wat weten, die zelf wat kannen, die zelf
handen aan d'r lijf hebben en hersens in
d'r kop, maar dat doen die stiekeme n ij ld asjes,
die ploertigs kraantjes, die wél zes zinnen
kannen schrijven zooder 'n taaifont, maar
nog nooit 'n goeie gedachte hebben neer
geschreven alt hnn eigen zieldat zgn van
die menschen, die vroeger stoeien hebben
leeren matten en dit nu zoo tamelijkjes ken
nen en kannen, maar nn ook gelooven, dat
als de KouiDgin op 'n tentoonstelling kwam,
zij dadelijk zon zeggen„'t Is waar ook,
Jsat me nu eerst die stoelen e6ns zien, wsar
die mooie mat'.rn zoo flink en zoo degeljjk
In gezet zgn Eo als dsc de tentoonstel-
liogs commissie die heelemaal aan geen
stoelen of matten gedacht had zon moeten
zeggen„'t Spijt ons, Mevrouw, maar die
stoelen en die matten zgn 6r niet", dat dan
de Koningin dadelijk rechtsomkeer zon ma
ken, en zeggen zon „Kom, Hendrik, dan gaan
we maar weer weg. Is dót 'n tentoonstelling
Waar geen stoelen eo geen mattt6n te zien zgn
En den nog wel rdike stoelen en lülke mat
ten Want zoo'n stoelenmatter denkt met
zgn stoclecmaitershoofd natuurlijk, dat stoelen
en matten het Heelal uitmaken. Wat betee-
kent de groei van koren Biezen moeten er
wezen, biezen, om stoelen mee te matten
Vraag eens aec 'n doodkistenmaker, wat het,
nnttigste bedtgf is? Vraag 't eeus aan 'n
Minister van Oorlog, aan een veen boer, san
een ambtenaar van den Burgerlijken Stand,
aan 'n lantaarnopsteker, aan 'n juffrouw die
'n kinderbewaarplBata houdt Ik ben er in
mijn ziel van overtuigd, dat zij allen fhn
bedrgf beschouwen als het ééne noodlge,
vooral wanneer ze hun baantje niet te zwaar
opnemen en er alleen maar zwaar over
boom*u." kunnen. Dat is het Slbboleth, om
in het kamp der gesetenen of beter nog der
ontwikkelden te kernen, waar gij met nw
Sjibboleth batten blgft. Za weten van de
heele wereld maar ééu ding, en dat nog maar
zeer slecht, en zgn nn met hun regel, Lod
getal, hnn wetsartikel, hun tekst, hun letter
hun potten-en-pano en-geleerdheid zóó rijk
eo zóó wijs, zóó goskritnineel wijs,
dat ze van de heele rest »sd de wereld geen
Nn moet ik toch eens even kijken, hoe ik
aan dese bontade gekomen beu. 't Begon met
wangunst en de daarnit voortkomende hste-
steêk zier of begrijpen. Ze kennen wel tien Igkheid en kwaadsprekerij O ja, nu zie Ik 't.
woorden Fransoh en wel twintig Engeisch Ik had aangeteekerd, toen t zoo bar gesneeuwd
en ze hebben is eens 'n heel boek aitgelezen had: „Veel sneeuw, straten onbe-
guus, gnr.s, dat was zoo mooi f en toen gaan baar, volle tra m s, V ond el-
was hun opvoeding voitoold. Sedert de school park, modder, modder, modde»
En toen 't zoo sneeuwde, was ik In Brabant
om 'n lesing te houden, eu lag daar de
sneeuw 'n halven Meter Loog, en kwam de
trein avonds van den anderen dag een uur
te laat hier aao. En in Amsterdam was er
veel minder sneeuw gevallen, maar toch ge
noeg om 't tramverkeer voor 'n wjjle te
doen ophouden en menigeen thuis te doen
bljjven of te laat te doen komen. En toen
heb ik, in die soesa van natte voeten en
opstaande kraren een buitenman ontmoet,
d.w.z iemand die niet in Amsterdam woonde,
en die wist van Amsterdam nn maar niets j
anders te vertellen dan kwaad. Er lag sneeuw,
en die sneenw werd niet dade'jjk opgeveegd.
Je kreeg natte voeten en geen mensch riep
ja binnen om je voeten eens te warmen of
je 'n paar schoone sokken aan te bieden. In
de trams was geen pis =.ts, ir de koffishnlzen
geen plaats. Als je ciet rechts hield, liepen
ze je omver, en als je lag, nam er geen
mensch notitie van je De Kalverstraat was
de eenige straat, waar je geen gevaar liep
in 'n kelder te stappen. Op deD Dam ben je
geen seconde je leven zeker 't Veiligste was
nog maar, om langs de stille zjj van 't Dam
rak naar 'c station te scharrelen en d. n maar
zoo ganw mogpljjk te zien, dat je wegkwam
nit dat lafcyrinth. Ofschoon, dat station
kon je ook ven 'm cadeau krijgen, daar
kon de dnivel den weg niet in vinden
Bah. is dét 'n stadEn toen werd ik toch
wel zoo kwaad op dien vent. dat ik 'm best
'n mep om zgn kop had kannen geven. Ik zei
dan ook zoo venijnig mogelijk: „Dan hadtje
In Lutjebroek moeten blijven, al» er in Am
sterdam niets deugt Sneeuwt 't bjj jullie niet
Bn jallie zal de tramdienrt niet geschorst
worden, want de meeaten weten nauwelijks
wat 'n tram is. En in jullie station zal je
niet verdwalen, want dat Is 'n bBlk met een
plank er aan gespijkerd En dit twistgesprek
was de aanleiding tot~mijn nadenken, hoe 't
toch mogeljjk was dat bijna al wat klein en
tobberfg en onbenullig en onontwikkeld is,
scheldt en afgeeft op al wat grooter en flinker
en wijier en beter Is. Ik heb van kleine
Bist»enmakartjps, die niet anders dan stink
stokken wisten te maken, rooi'1 anders gehoord,
dsn dat HBjenlns of Boele geen goeie sigaren
verkochten, terwijl zjj ik rook ze nn al
jaren juist uitstekende merken leveren.
M*ar die groote zaken zitten de lni dwar».
't Is wangunst en niets anders. Omdat Charles
Boisse rain beter schrijft dan'ik,'moest ik hem
eigenlijk schelden er,"zeggen, dat hg ru maar
zwijgen moest Omdat Parijs zooveel Interes
santer en mooier is dan Amsterdam, moesten
wjj eigenlijk op Parijs schelden Dat ligt zoo
in den aard van al die mediocriteiten, die 't
niet verdragen kannen, dat er Iets boven hnn
bnrgermanshnisje nltrelkt. Zjj heeten Jan
Klaasen, en nn heeft ieder, die anders heet, 'n
gekken naam. Zjj hebben slnlk haar of var
kenshaar en nu moet ieder dat maar hebben,
en heeft iemand 'n fatsoenlijken kop, dan deugt
dat niet en dan dengt de drager heelemaal
niet. Zij gaan ter kerke hg dominéé A en nn is
ieder, die naar B. gaat luisteren,'n ketter Zijn
nwe kleeren beter van kwaliteit dan de hunne,
dan komt ge er niet eerlijk aan, en zgn ze beter
van snit, dan zeggen zjj nog erger dingen. En
ontmoeten ze iemand, die durft antwoorden
kijk naar je eigen, stomme pummel I dan is
er voor dien iemand geen genade. Dan gaan
ze naar X en Q en Z. om ze voor dien vent
te waarschuwen, wanten. maar dat
hoort ge voorloopig niet.
Waarachtig, ik heb 't nooit willen gelooven,
maar nn weet ik 't zeker, zoo zeker als Ik
weet dat ik maar twee ooren heb, dat alle voor-
deelen, die natnnr of geboorte cf arbeid 'n
mensch bezorgden.den bevoorrechten tot 'n ver
wijt zgn.Ik heb nn ic de ontmoeting en nood
zakelijke gedachtenwissellng met een paar va
gebonden, bekrompen waar 't hoofd en hart
betrof de overtuiging opgedaan, dat
SchopenhBuer waarheid neerschreef in
de woorden „Voor vele menschen Is
'n vent met 'n koponnitstaan-
baarder dan de geraffineerdste
schurk." Al w&t groot Is, moet vernederd
worden. De Westertoren Is wel 'n mooie toren
maar 't Is jammer, dat ie 'n beetje scheef
staat 't Koninklijk Paleis is 'n kunstwerk,
maar 't la zoo scmber weet je en..er.fiu
nog een heeleboel meer. De Kalverstraat fs te
smal, maar er wordt niet bij bedacht, dat
juist die eigenschap haar aantrekkelijk maakt.
En zoo is 't met alle dingen en met alle
menschen. 't Spijt mij bijna, dat ik van mjj
niets hoor zeggen, ik zon me dan k rade
1 ijkerwjjze kannen gaan verbeelden iets extra's
te zgnnn neemt er geen meneoh notitie
van me
Maar 't is waar, er was sneenw gevallen
in Amsterdam, zeer veel sneenw den vorlgen
dag. Woensdag, was 't soo bar koud geweest,
dat niemand, zelfs geen enkele van de twaalf
honderd sneenw8cheppers, die zich op eenlge
bepaalde data in den loop van het voorbijge
gane jaar aan het Bevolkingsregister hadden
aangemeld, aan sneenw gedacht bad. 't Leek
dien dag eer, alsof wjj binnen diie dagen op de
schaatsen zonden staan. En toen kwam geheel
onverwacht die sneenwniemand was er op
verdacht en 't is mogeljjk, dat man twee aren
eer aan de opruiming had kannen beginnen,
'n Paar lal uit Londen, dis ik hier ontmoette,
beklaagden er zich over. Bg hen zon 't al
opgeruimd geweest sjjn. Eo kijk, dat lt nu
erg gek, maar dien John en dien Bill kon
ik dit nn niet kwaijjk nemen waar ik wist
dat ze waarheid spraken. In Londen gaat
allee alsof 't gesmeerd is, ganw en goed. Als
ge met de bos van Liverpool-station de stad
doorgaat naar Traialgarsqnare of nog verder,
desnoods naar the Albert Hall, dan ziet ge
daar in the neighbonrhood van de Back, in
the Thteadneed-atreet en overal waar 't verkeer
van rijtuigen en botsen meer dan groot is,
jongen» staan tegen de huizen, althans op
't trottoir, gewapend met een grooten stoffer
ec 'n groot vuilnisblik. Zjj staan en loeren
naar onder de wagens, naar de paarden, naar
alles wat passeert, en zoodra zien zjj niet,
dat 'n paard iets doet van datgene wat eens
paardt Is, of zjj schieten met de drift van
een geja&gden vogel van ban plaats naar de
plaats des ongerecht», om 't in minder dan
gesn tijd op hun blik te sohnlven en 't te
doen verdwijnen in 'n crooten box bjj 't trottoir.
Ze vliegen tnsschcn wielen en paavdepooten
door, aisof tij els wjjlen Achillns onkwets
baar zijn, en iemand die deze performance voor
't eerst siet, blgft in de soesa staan en ge
looft zgn oogen niet. Nooit ben ik, 't zjj te
voet of per bns, die straten doorgegaan of
'c heeft mjj eenlge oogenblikken gekost om
daarnaar te kijken.En zoo 't gaat met
dat straatvnll, zoo gaat 't daar met alles, en
daarom heb ik het tegen die Londensche lni
zooveel mogeljjk zien goed te praten, want
't kwetst je tocb, als ze kwaad spreken of
denken van je stad of stadsbestuur. Ik
heb a'itjjd gedacht, dat onze Amsterdamsche
Brandweer, w .t,haar inrichting en snelheid
betrof, aan den top der volmaektheld reikte.
Ik heb er in mijn leven een jaar of zes
terug nog eens een vers op gemaakt. Maar
toen tk eens, 's nachts om een nar of half
twee, bjj den St, Faal liep, op weg naar de
Barbican in Bridge water streef, toen hoorde
ik achter mg plotseling 'n woest geraas. Toen
Ik omkeek, vloog ik 't zelfde oogenbllk op
't trottoir van da kerk. Ik zag, 't leek mg toe
zoo te zgn, een wageD en paarden van vaar.
die in minder dan geen tijd van alt de verle
tot mij waren genaderd.Eer ik nog bekomen was
van den schrik eo gezien had, dat 't 'n brand
weer moest wezen, vlogen mg de paarden in
wcrkcigken zin ventre- é-terre voorbg en wa
ren alweer in minder dan geen tijd alt 't ge
zicht verdwenen. Toen wist ik dat Amster
dam hier ter scbo'e mocht komen.
Waer 't aan ligt, ik weet 't niet, maar er
is in Londen en in heel Engeland iets, dat
de menschen ertoe breDgt alles zoo goed en
zoo vlug mogelijk te doen. Id de nabgheid
van de Bank, iets meer naar 't Strand, staat
'n zuil, waarop met groote letters gebeiteld
stastEcgland expects that every
man will do hls dnty: Engeland
verwacht, dat iedereen zgn plioht
zal doen! Kan 't dit wezen, dat de tram
conducteurs en politie-agenten met zoo groote
plichtsbetrachting vervult
Hebben deze woorden misschien invloed op
die jongens met hnn stoffers en blikken
Ontmoet men misschien daardoor In Engeland
zooveel menschen, die ongevraagd gereed zgn
u terecht te wgzen, te helpen, te waarsohnwen
voor gevaar, als zij bemerken, dat gg 'n on
bekende egt 't Door n te veel betaalde in
'n winkel ontvangt ge ongevraagd terng.
't Door n verkeerd genomen ticket aan
'n railroad-station, wordt zonder bezwaar
teruggenomen of ingeruild. Men gelooft n.
Ik was ten hnlze van mgn vriend eens aan
'c biljarten met zgn zoontje, een jongen van
acht jaar. Hg maakte onnadenkend 'n ver
keerden stoot, maar won daarbg twee ponten.
Toen hg zag, dat hg met 'n verkeerden bal
gewerkt had, vroeg hg excuus en zeiThen
lt ie yonr time, sir. Toen ik deze ongewilde
font van hem niet wilde erkennen, en ver
langde dat hg zgn winst noteeren en verder
spelen zon, legde hg zgn „yard" zgn queue
neer, met de woordenThat is not the
way in England. En ik was verplicht toe te
geven, om verder te spelen.
Wat in Engeland aan de hoede van 't
publiek is toevertrouwd, is veilig. Ik heb 'n
werkman zgn oliejus en 'n paar laarzen zien
neerzetten naast 'n lantaarnpaal, in de nabg
heid van Victorla-atatlon. Ik zei tegen den
vrind die bg me wasDaar waag ik nn toch
eens een nar aan, om te zien of dat daar
blgft liggen, want de werkman ging weg.
Een nar of anderhalf later kwam hg terng
en pakte zjjp boeltje weer bg elkaar. Ik ging
naar hem toe, en vroeg of hg niet bang was,
dat 't misschien gestolen kon worden. De
man keek mij aan, alsof hg mg niet verstond,
toen lachte hg, alsof hg won zeggenJe
bent zeker 'n vreemdeling. En dat was ik
ook, en dat zonden van de honderd Hollan
ders er in Londen negenen-negentig zgn,
want van de zooveel honderd bordjes, die
vier of vgf maanden geleden op last van 't
stadsbestuur hier in 't Vondelpark aan de
boomen bevestigd zijn, om de menschen te
onderwgzeD, welk soort boomen daar groeien,
zgn er geen vgf-ea twintig meer onbescha
digd of vernield. Zoo werkt hier „de hoede
FEUILLETON.
Roman
van
FRANS ROSEN.
18. o-
„Kan je niet spreken?" herhaalde Henrik
streng.
„Moeder heeft u bepaald alles wel ge
zegd er. weet ik dus niet, wat ik er aan
moet toevoegen," antwoordde Rik.
„Zoo weina, dan zal ik er even op
antwoorden. Ik geef je drie dagen tgd,
om eens na te denken over je plichten
tegenover je ouders. Verklaar je dan niet,
je je onvoorwaardelijk naar mgn wen-
sefcen zult voegen, dan zend ik je naar een
tuchtschool.
Bg deze niet-verwachte, met onverbidde
'ijken ernst gesproken woorden sloeg Rik
voor de eerste maal de oogen op. Het was
een blik vol vrees en haat, waarmede hg
zgn vader aanzageen blik, die Henrik's
hand deed beven. Het was hem te moede,
oi hg den jongen moest afranselen
Maar met ijzeren zelibeheersching stak
hg zgn handen in de zakken.
„Je kunt gaan, als je mg verder niets
te zeggen hebt,"
Neen, Rik had niets te zeggen. Hg ging
Boven, op zgn kamer, sloot hg zich op,
en daar rende hg als een wild dier heen
en weer hg sloeg zich met de vuisten tegen
het voorhoofdhg raasde en huilde van
woede.
Aan het gsnsche lichaam bevend en tril
lend, hurkte Jesta op den drempel en
smeekte tevergeefs om binnengelaten te
worden.
De vacantiedagec waren lgdensdagen I
Rik was stom en verstokt tegenover zgn
vader, kwelde zgn moeder en maakte haar
standje op standje. Henrik liet zich zoo
min mogelgk zien en wachtte den uitslag
maar af. Maar in zgn hart zag het er zoo
donker uit, dat hg niet eens den weg naar
Lisa Bekreu kon vinden. Daar zou hg
Bertie hebben aangetroffen, en dat had
hg nu niet kunnen verdragen.
Els weende. Ruth had medelijden met
de kleine.
„Was ik nog maar bg mevrouw Von
Behren was ik maar niet teruggekomen.
Het is hier een treurig leven."
Zoo kwam de laatste vacantiedag en de
zwarte wolken trokken steeds dreigender
boven bet huis samen.
Laat in den avond sloop Ruth naar de
kamer van haar broeder. Zij opende de deur
zonder aan te kloppen anders was zg be
paald niet binnengelaten geworden. Zg
had ei eigenlijk op gerekend, de deur op
slot te vinden.
Het zwakke maar,schijnsel was het eenige
licht in de kamer Rik stond aan het venster.
Het stond open en de koele avondlucht
stroomde naar binnen.
„Wat mankeert jou?" snauwde hg zgn
zuster toe. „Kunt ge mg zelfs hier boven
niet met iust laten
„Wjj hebben geen van allen rust," zeide
Ruth op haar gewonen kalmen toon. „Ik
ben bg je gekomen om die rust van je
terug te eisehen."
„Dan kom je aan een verkeerd adres,"
en de zorg" van 't publiek. Van de groo'e
stapels steensn, aan den walkant opgestapeld,
gaat 't grootste deel de gracht in. Eo die
'r wat van zegt, kan 'n steen voor zgn kop
krjjgen. Wanneer Ik 'n kroniek moest schrij
ven over Holland en de Hollanders, dan zon
't mjj spgten nog iels anders te moeten ectrij-
ven dan goeds, maar om der waarheids wille
zon 'k niet anders kannen. Philips II ge
tuigde ven Holland „that it wn» the
land next to the heil", (Edmondo
d' Aruicie)d a t het het land was 't
dichtst gelegen bg de hel, en dit
is ongetwijfeld overdreven, want er is in ons
land vee) goeds Maar als ge een persoon
ontmoet, die in zjjn enkelwezen tracht Hol
land hcog te honden door eerlijkheid, door
werkzaamheid, door geven zonder hoop op
dubbel te ontvangen, dan kijkt ge hem met
oogen van wantrouwen aan en denkt bij n
zeiven daar zit wat anders achterEn d6
oplossing van dit trenrig raadsel geeft ons
een Dnltsch spreekwoord, dat zegt, da* wjj
déérom Iemand achter 'n schutting zoeken,
omdat wij gewend zgn er zelf aebter weg te
schallen. Lees het zooveelste hoofdstuk e o»
van 8 m i 1 e „Plicht", Hollandsche ver
taling, dan zal 't o daldei ijk worden, waarom
Holland in meer dan ééosn zin ais klein te
boek t-taat bjj de natiën van rondom. De
Engelschen hebben er 'n rijmpje op, al
heeft nooit een hnn eer het tegenover mjj
uitgespeeld. Ik ken 't ook niet In zij-geheel,
maar het eindigt hiermede, dat de grootste
font is (van de Hollanders.)
of the Dutch,
Thsy are givlsg too little, and asking too
[mnch".
(dat zjj te weinig geven en te veel vragen.)
En dat zit er zoo diep in, zoo verrot diep,
dat 'n mensch, die er anders over denkt, voor
gek wordt versleten. Men schaamt zich niet
woorden te zeggen alsJa. ik zal me nog
uitsloven voor 'n ander! Wat kan 't mij
schelen, t Is mgn tgd niet; 't is de baas zgn
t-ijdEn oin zulke antwoorden wordt rre-
lachen Sn zulke antwoorden vinden weerklank.
Daar verleert men t hopen bjj. Maar Ik zeg
n: die in 't kleine niet getrouw is, zal des
te minder in 't groote wezen. Dat Ik over de
helft van mijn leven heen ben doet me ge
noegen ik ben nn dichter bjj den hemel dan
e n jaar geleden. Maar als mgn arme zenuw-
ljjdende kop het maar toeliet, dan zou ik nn nog
stand en welstand en kracht en geleerdheid en
al mijn gaven om voor't pnbllekop te treden,
willen gebruiken, willen aanwenden, willen
offeren, om daarmcê zielen te winnen voor
't mooie, rijke leven vau arbeid en toewjjdiDg
en zelfverloochening. Wat praten de menschen
toch van beroerdigheid In 't leven Laten wij,
ieder voor zichzelf, maar trachten wat
miuder beroerd te zgn, dan sal 't leven van
zelf wel opklaren.
Ooh och, wat zon ik hier nog 'n hoop
van kannen zeggen, maar 't is alweer nacht,
en ik won nog zoo graag i6ts vertellen over
schilders en schildergen, die hier ronddwalen.
Ik moet naar beneden om te zien hoe laat
het is. Ik zal eens probeeren te sparen voor
'n klok, dan kan ik eens zien, hoe lang 't
schrjjven van zoo'n brief dnnrt. Dat zal 'n
heele tgd wezen. Adja ligt te geenwen, dat
kan van de vaak wezen, maar misschien ook
van den honger. Ja dier, 't is 'n tgd geleden,
dat we iets te bikken kregenmgn maag
gaat ook jeuken. Maar je weet 't, werken
gaat voor. Wat dat betreft hadt je wel 'n
beteren baas kunnen uitzoeken.
Mar *t Is misschien beter, dat ik mgn ver
halen over schilders en schilderjjen wat
uitstel. Ik zal eerst nog eens 'n paar ateliers
bezoeken, en och, dat is hier in Amsterdam
zoo moeiljjk niet. Helaas, helaas, helaas
H. n. H.
Zitting van Dinsdag 6 Februari 1906.
Dat was een latertje vandaag! Weet. het
anders nogal eens te gebenren, dat er na het
schaft-halfnnrtje weinig of niets meer te
verhapsoheeren valt, heden pink-pink-pilden
de stadstorenbellen lnstig het klokje van vgf,
oen wjj de hardsteenen trap van Jnstttia's
verbljjf afliepen.
Een paar zaakjes, bjj de behandeling waar
van de opgekomen Alkmaarders van allerlei
maatschappeljjken weistand hnn stevig afge
hakte staanplaatsen moesten verlaten,
zaakje;' namelijk die met gesloten denren wer
den behandeld en zeer lang onderweg waren
hadden daar zeker niet weinig schold aan.
Het eerste nummertje van onze abonne
mentsvoorstelling bracht ons dsn heer Johan
Christof draf onder de oogen, in zooverre
een oude bekende, dat hjj bjj vonnis van
19 Jannari j l. door deze rechtbank conform
den eisch van Mr. Cnopios, den officier, is
veroordeeld geworden [wegens bedelarjj] tot
2 dagen hechtenis en opzending naar eene
rgkswerkinrichting voor den tgd van 1 jaar.
Die veroordeeliDg heeft echter bg verstek
plaats gehad, dos vandaag opnieuw aan den
gang, want Graf had, zooals men wel al
klonk het snjjdend vanat het venster. „Ga
naar je vader en klaag dien aan."
„Je doet vader onrecht. Rik. Vader heeft
je lief en wil je bestwil. Je maakt het
hem onmogelgk, steeds zacht en vriendelijk
te big ven
Ruth ontstelde over de uitwerking harer
woorden.
Rik kwam een stap nader zjj wist
eigenljjk niet waarvoor. Met gebalde vuisten
bleef hjj voor kaar staan en riep heeach
van woede„Wat praat jjj, domme gaos
je begrjjpt er geen sier van Jou
heeft hg lief. Maar mjj mjj heeft
hjj nooit liefgehad Vader I ik weet niet
wat een vader isEn dan klaag je mg
nog aan."
„Rik I" riep zjj kalmeerend, „om Gods
wil je dwaalt geheel. Wanneer je het
maar eens wilde probeeren
„Wat moet ik probeeren?" schreeuwde
hg. „Weet je. hoe het mjj te moede is,
wanneer ik aan alles denk I D ood
doodschieten zou ik hem kunnen, als
hjj hier voor mj) stond."
„Rik 1" Zjj sprong op hem toe, zinneloos
van angst en ontzetting zjj greep hem bjj
beide armen en schudde hem heen en weer.
„Rik je bent slecht je bent ziek."
„Misschien," zeide hjj kalmer en maakte
zich onzacht van haar los „Of ik word
bet nog
Hjj trad weer op het venster toezjj
bleef midden in de kamer staan, met slsp
neerhangende armen, een beeld der
vertwjjfeling
„Vader, lieve goede arme
vader 1"
Eindelgk draaide Rik zich naar haar om.
„Wanneer je daar als een geknakte lelie
blgft staan, kan je evengoed heengaan, het
helpt toch niemendal," zeide hjj.
„Wat zal ik hem zeggen, om hem tot
andere gedachten te brengen dacht Ruth.
Haar gedachten lieten haar hier evenwel
in den steek Eindeljjk viel haar wat in.
„Moeder ljjdt eronder evenals wjj
allen," zeide zjj. „Je moet terwille van
moeder verstandig zgn. Of kan je ook
niets doen uit liefde voor héér."
„Moeder en ik zgn het volkomen samen
eens, zjj ljjdt door vader, niet door mjj.
Ik moet ook dét ver wjj t aiwjjzen."
Ruth rilde van koude, maar ook van
opgewondenheid.
„Wat moet er toch van dit alles worden?"
VToeg zjj, nog een laatste poging wagend,
maar reeda moedeloos.
Rik lachte sarrend „De wil des Heeren
geschieddehoonde hjj. „Een wil heeft
bjj, dat moet men toegeven. Ik ga natuur-
ljjk naar de school terug en zal hem dat
morgen zeggen."
Ruth was als van een reuzenlast
bevrjjd, maar ook zeer verwonderd.
„Maar waarom heb je hem dat niet reeds
lang gezegd Je moest toch weten, dat hjj
op oen antwoord van jou wacht."
„Wel, juist déérom."
Ruth werd het koud en kil om het hart.
„Rik, ik beklaag je I" zeide zjj, bjjna
w oenend
„Ik heb jouw beklag niet noodig. Ik zal
in mjjn leven wel alleen klaar komen, ver
laat je daar maar op. Ik laat het mjj door
niemand bederven, hooi 1"
Nu kon zjj eigenljjk wel gaan maar de
zolen kleefden als aan den vloer. Zjj moest
hem nog vragen, het morgen zonder ruzie
af te maken.
„Ja ja zeker wanneer je dat
gerust stelt, beloof ik je dat. Hjj heeft dan
immers zgn zin, en dan is er toch geen
reden meer voor ruzie."
Ruth was bljjde dat Els reeds sliep,
toen zjj haar slaapkamer binnenstapte. Zjj
had met niemand meer kunnen praten,
vooral niet over datgene wat zjj zooeven
had beleefd. Dat moest een geheim bljjven,
haar leven lang.
Het was haar droevig en angstig te moede
om haar vader.
Den volgenden dag deelde Rik zjjn
vader kort en bondig mede, dat hjj besloten
had zich naar zjjn wil te voegen, daar hjj
toch eenmaal in zjjn macht was.
Voor het uiterljjke was de kwestie daar
mede afgehandeld. Maar innerljjk wroette
de baat en njjd dieper en dieper. De
manier waarop de jongen zich voegde en
onderwierp, had Hemik nog meer van zgn
zoon ontvreemd dan een doorgezette wei
gering had kunnen doen.
Jesta viel haar zoon om den hals en
bedankte hem harteljjk. Hjj maakte zich
ruw los, pjjnljjk getroffen door de handel-
wjjze van zjjn moeder.
„God laat dat toch, moeder. Dat hadt
ge u toch dadeijjk wel kunnen denken, daar
mjj niets anders overbleef te doen. Eet
gaat immers nu zoolang als het gaat. En
wanneer het op een zekeren dag niet metr
gaat nu, dan moet ge er u niet over
verwonderen."
Zjj keek hem angstig aan.
„Wat bedoel je daarmede. Rik
„Ach zoo maar. Laat dat gevraag nu
maar achterwege. En dan nog iets - ge
moet mjj geld geven."