henrik" gehrts.
Zondag 25 Febr. '06.
TWEEDE BLAD.
in Friesland.
FEUILLETON.
De heer Kupern* ontving om zeer we! wil
lend en noodigde one nlt,om met de bezich
tiging der boerderij direct een begin te makeD.
Wij begaven on« daartoe over den grooten
leemen dorachvloer, waarlange, op zgn Noord-
hollar dsch geeproken, in vjjf vierkanten de
hooi voorraad voor den winter was geborgen
Allee waa etipt geregeld en kenrig in orde.
Vanaf de dortch bereikten wij door een paar
vertrekken de echt Frieeche woonkamer, al
waar wg kencia maakten met de overige
huiagenooten. De tijd liet oca voorloopig niet
toe om daar te vertoeven. Wg begaven on»
daarom naar de fraaie voorkamer, waar de
heer Knperna tjjn groot aantel bewgzen van
zgn verworven roem ala fokker liet zieir.
Een der wanden van het groote vertrek
wat geheel behangen met photo'a en teeke-
nlngen van tjjne, zoowel in bulten- ala binnen
land bekroonde koelen en etteren. In het
midden dier photo'a atond op een kaatje, onder
een glazen atolp, ieta heel bizonder». Aan de
takken van een op een boom gelijkend voor
werp hingeD, ala rwggende getuigen van de8
heeren Kapern»' kecnia op het gebied der
veefokkerij, tal van gouden en zilveren me
daille» en een lintje van de Oranje-Nassau-
Orde.
Er waa evenwel meereen groot atbnm
met de portretten van vele voorname personen
uit buiten- en binnenland, die de boerderij
hadden beaichtigd en dan nog een paar album»
met honderden poatzegela en couvert» van
peraonen nlt bgna alle landen der wereld,
met wie de heer Kuperna in correspondentie
kleine getallen op afzonderlijke perzeelen beat
weideland liepen, koudeu den toeta de kritiek
beat doorstaan. Het waren prima dieren met
een moolen regelmstigen bouw en vorm. en
veel eenheid in het type, zoodat men wel kon
zien, dat tiaar een vast stelsel gefokt werd.
Een drietal onde koeien, die om hare deug
den werden gehonden. deden door haren zicht
baren ouderdom wel eentge afbreuk aan het
geheel, hetgeen evenwel niets afdoet aan het
stelsel en wat etmtê verkregen ie.
Menige nutt'ge wenk werd ons door den
heer Kuperus gegeven en tal van zaken, de
verhouderg betreffende, werden besproken.
Zoo vernamen wg, dat vooral gelet werd op
goed melken, liet gehaast of ruw, maar met
zotg. Iedere melker of melkster krijgt sgf
koeien, die steeds loa over de welde worden
gemolken. Al pratende, vertelde de beer Ku
perus, dat men bij het aanhouden der kalveren
hetldée ia toegedaan, om alles, hetzij nier of
kal, wat zich goed voordoet, voor de fokkerii
te houdeD, om dan later uit allen erne keuze
te doen. Deze regel wordt bijna algemeen
toegepast, zoodat men op bijna alle boerderijen
groote koppels kalveren ziet loopen. Ook de
kalveren, waaronder mede vee! go» de waa,
werden in ooger.echouw genomen Nog waa
evenwel niet alles beaten. Wg werden In de
gelegenheid gesteld, ook eenlge echte Frieache
fokschapen te zien, die de heer Knperna sedert
vele jaren fokt en die om het vele melkgeven
zeer werden geprezen. Tot alot weid de koe
stal bezocht en bet bleek ons, dat bg de samen
stelling op verschillende onderdeelen nauw
keurig waa gelet. De ventilatie bijv. was uit
stekend, doordat de solder bestond uit amatle
planken, die met eenige tusrcheriruimte van
elkaar gelegd waren, terwijl de gebeele zolder
met een flinke laag atroo waa bedekt. Verder
waa de grootte der atallen en atanden met
zorg gekozen, maar de atallen zeiven waren
akelig hoog De waterverzorging waa goed.
Inmiddels hadden wij onsen tgd reedt leng
verpraat, hetgeen bij het bezien van zooveel
goeda niet te verwonderen ia. Wi) gingen
vertrekken, overtuigd ala wg waren dat met
een goeden wil en met een goeden kijk op de
dingen te hebben, nog wel wat goeda tot
atsnd kan wcriea gebracht.
Na onzen dank te hebben gebracht voor de
genoten welwillendheid, namen wjj afscheid
van de vriendelijke familie Knperna.
Wij gingen naar den heer Venman te
Marsum, wlena schapen wg zouden hebben
bezien en maakten ons excuus, dat wg ons
heeft, n.1.„Hein, je brief ie te lang. Ja, als
jij daar zoo fn je grooten stoel zl met die
drnkke gebaartjes en die gümmacde oogen,
met die malle molecwiekjes van armen en
handen heen en weer zwaaiend, jezelven tel
kens 1c de rede vallend, welja, dan zijn wg
vrind-lijk genoeg, om naar je te lalateren,
omdat jij met je reru-kop on» wat te zien
en te hooren geefi tegelijk Maar heusct,
als je die onbfnnliige praat van jou op dood
papier schrgft met dooie letter*, dan moet je
al 'n heeleboel gedold hebben, om zoo'n brief
ten einde toe uit te lezen. Henscb, je kant
te veel van 'd mensch vergen, en dat doe jij
van de Sohsger». Luister naar mijn raad en
toom je wat inik meen het goed met je.
Ga wat vroeger naar bed, eet wat meer,
drink wat minder, ik zal dan na maar
„drinken" zeggen en heb zoo'n praats
niet. Ziezoo, doe hst daar voorloopig mee-
Dag Hein, dag Adja, apen jullie wel. Over
'n half uur kom ik hier voor bij en als ik
dan nog licht op zie, gooi 'k 'n baksteen door
|9 ruiten. Je bent nn gewaarschuwd Slaap
wel."
En toen waa ie weg, en om toen onver
wachts geen baksteen door mijn ruiten te
tien komen, want hij zou 't dóén heb
ik ai mgn paperas -D bg mekaar genomen,
mgn pen en mgn inktpot Incluis, en zit ik
nu in een vreemde achterkamer, 'n spelonk,
'a malle vesting, waar ik niet in behoor en
die mg nog vreemder is dan 'n vreemd pak
huis aan 'n kat, te schrijven En vóór is 't
donker; dat moest wel. Ja, 'n menacb kan
pleizier van tjjr. vrindjes hebben.
op dit wonder vsc dramatische en muzikale
kunst, de Onve<tnre vsu Tannbzüssr, it over
mg gekomen als 'n wervelwind, als 'n berg
stroom, als 'c bazuin die schalt ten dage van
het oordeel. Ik, de onaandoenlijke voor al
wat muziek was, ben neergeslagen in die
nogenblikkec, om ala 'n bekeerde op te staan.
Deze ope. a-gang was mgn tocht op dtn weg
naar Damuscus, en als 'n andere Psulns wil
ik nu zielen winnen voor Wsgner en Noem
zelf maar 'n paar namen, ik durf niet.
Eo toen it mjj deze waarheid duidelijk gewor
den Wat waarlijk schoon is, wst inderdaad
zielverovereud is, is altijd schoon.
Dit is de voorwaarde van het wezenlijk
schoone, van het klassieke, dat bet schoon
is ten allen iijde en onder alle omstandigheden.
Mgn lieve strenge vader, die 'n eenvoudig
man was, heeft mjj eens gezegd: „Als iets
wezenlijk mooi is, dan zie je 't zelf; en
als 'n ander 't eerst voor je uit moet leggen,
dan is 't niet mooi, of je kan niet kijken.
De zon is altijd mooien 'n moeder met 'n
kind op haar schoot Is altgd mooi, of 't de
Koningin is of 'n arm vrouwtje; een schip
in volle zeilen is altijd mooi, en 'n mooie
vronw is altijd mooi, al stond ze vaten te
waaschen. Zonder waarheid zon 'n
mensch desnoods loven kannen trouwens,
dat moeten we wel maar sonder m o o i a
kannen we niet. Hoe 'n ander daarover
denkt, weet ik niet, maar i k kan er niet
buitendaarom ben ik met je moeder ge
trouwd."
Een deze uitspraak is in mgn ervariDg
gebleken waarheid te zjjn. 't Waarachtig
was geweest. Ten laatste kreeg ik Inzage van
het vreemdellngenboek, waarin ontelbare per- voornemen niet konden volbrengen omdat de
ionen hunne handteekening hadden ge- tgd tekort schoot. Na dit kort oponthoud
plaatst.
Bg dit alle» werden wg in de gelegenheid
gesteld, om eens te zien,tot op welk eene hoogte
de produotlviteit der koelen was gebracht
door een goed doorgevoerde teeltkeu».
De aeer goed bewerkte melkataten waren,
evenala alle die ik in Frtealand zag, ingericht
op drieweekaohe proefmelkingen, waarbij al
leen het gewicht der melk bd het vetgehalte
werd bepaald. De conti die geschiedde door
een daartoe door de zuivelfabriek te Maraum
aangesteld persoon.
Om a een kort overzicht te geven zal ik
even nagaan, hoe het gehalte langzamerhand
gestegen is.
In 1894 was de controle aangevangen. Steeds
werden 80 k 85 koeien gemolken en gecon
troleerd.
Na de controle van het eerste jaar bleken
er 11 stuks beneden 8 gemiddeld vet te
zgn. In 189B waren er 7 beneden gemiddeld
8 vet en In 1896 nog 1 beneden gemiddeld
8 Later geen enkele meer. Deze verbete
ring was te danken aan snocesrievelgken ver
koop der slechte dieren. Io 1897 waa de ge
middelde opbrengst van alle koeien 8-15
vetin 1898 gem. 8 28 5 in 1899 gemiddeld
8 89 in 1900 gemidde d 8465 °/o 1 in 1901
gemiddeld 3 47'in 1902 gemiddeld 8 44*in
1908 gemiddeld 8.50' en in 1904 gemiddeld
8 52 °/0 vet.
Deze resultaten mogen prachtig worden
genoemd en pleiten weer ienvolle voor da
goeda werking van de gevolgde fokmathode.
De hierboven genoemde cgfers zgn gemid
delden van het procent vet en zeggen niets
omtrent de hoeveelheid melk. Het zal velen
zeker niet onaangenaam zgn, ook hieromtrent
iets te vernemen.
De gemiddelde hoeveelheid, door iedere koe
In 1908 [dat weliswaar het gnnaiigste jaar
waa] gegeven, bedroeg 5142 K G. melk met
8 508 °/0 vet, met een boteropbrengst van
195 K.G. in 817 melkdugen. De minate geef
ster gaf in dat jaar 8608 K G mtt e n ge
middeld vetgehalte van 8.63 en 188.50 K G.
boter. De beate geefster gaf «venwel 6706 K.G.
met een gemiddeld vetgehalte ven 8 71 en
een totaal van 271 K.G. boter. De grootste
hceveelheid melk waa van eene koe, inet
8 24 en een totaal-opbrengst van 266 K G. boter.
Deze cgfers spreken genoeg voor zichzelf
en ik waa verlangend om dat productieve
vee eens van nabij te bezien.
Wij verlieten de voorkamer eD begaven ona Want ik
naar de welden,om te zien of de koelen naaatpro- schilders,
dnotivltelt ook konden voldoen aan de eischan
die men mag stellen aan goed melkvee Onze
verwachting, die hoog gespannen waa, werd
evenwel niet teleorgeateid. De koeien, die in
reden wjj nog wat rond, om daarna naar
Boxum terug te keeren.
Hier mocht ik mg nog eens dubbel ver
heugen over de vriendelijkheid en gastvrij
heid van de geechte familie van mgn vriend-
Avonds keerde ik naar Leeuwarden
terug, alwaar Ik ten derden male voldaan arri
veerde.
De laatste dag van mgn refs gold in
hoofdzaak mijn bezoek aan de Coöperatieve
Zuivel «xportvereenlging, gevestigd te Leeu
warden.
Het was een gewestgenoot, de WelEdele
heer Eriks, directeur der genoemde vereeni-
ging, die zoo welwillend was om mij van
nabii met de inrichticg en de werking der
genoemde vereeciglng in kennla te stellen.
De plaats onzer bespreking was wederom
het Landbonwhuls, waarin de kantoren en
het pakhuis gevestigd zgn.
De vereeniging,waarby 28 zuivelfabrieken zgn
aangesloten, is geheel en al op het coöperatieve
beginsel Ingericht, zoodat uitsluitend cc ope
ratieve zuivelfabrieken kunnen toetreden. Zy
etelt zich ten doel het bevorderen van den
afeet der zuivelproducten van hare leden.
Na al hetgeen lk gezegd heb over coöpe
ratie, meen ik hier te kunnen zwjjgen over
de manier, waarop de vereeniging Is ineenge
zet alleen is de aansprakelijkheid wat zwaar
der dan bij voorgaande coöperatieve vereeni-
gingen, omdat deze in het groot handel
d'ijft en zich dus nogal aan risico bloot stelt.
Dete risico is evenwel reeds belangrijk
verminderd, doordat de oprichtingsrekening
en eene leening gesloten ter bevordering 7an
den handel, reeds geheel zgn afgelost. Daar
enboven is een niet-on belangrijk leseive-
fouds gevormd, door de producten van de
deelgenooten voor elfD transport-risico te
exportaerengeer. enkele transportsch&de
kwam In het afgeloopen jaar voor.
[Slot volgt.J G. NOBEL
XXX17.
Als elke belofte schuld maakt, en elke
schuld, door 'n fatsoenlijk mensch aangegaan,
moet worden afbetaald, dan ata ik op 't
oogen blik nog bg de Sohageis in 't krijt.
zou iets achrijven over schilders;
die in Amsterdam wonen. En dat
zal ik ook wel. Maar, lk moet om mat
den dichter te spreken, mg beperken. Want
anders treft mg weer 't verwijt, dat mjj, van
bevriende zjjde, ook den vorlgen keer getroffen
Maar co de Amaterdamscbe schilders. Om gchoone laat niet na op a in te wsfken, grijpt
a aan en hondt u gevat gen onder eqn betoove-
ring. Wat kannen soms niet 'n paar mooie
oogen doen Wat kan een mooie stem niet t«
weeg brengen I Een mooie gestalte, 'n mooi
landschap, 'n mooi paard, 'n mooie vrouw I
Maar er is geen norm voor't is niet altjjd
vjjf millimeter links en vjjf millimeter rechts,
't is altjjd geen sneeuwen boezem m6t rozigen
doorschgn en al wat daarvan afwijkende is,
nlt het leeljjke. Iets is mooi, omdat 't mooi
is, rooals je veel van 'n mensch houdt óm
dat je veel van 'm hondt. Adja heeft nog
nooit mgn leven gered en sommige lni bewe
ren, „dat 't net zoo'n mormel is as zjjn baas",
maar ik hon veel van 'm. En soms ontstaat
die liefde en die bewondering voor 'n ding,
voor 'n dier, voor 'n mensch als bjj tooverslag.
't Is niet zelden een zien en overwonnen
worden.
En die daar dan veel over praat of bjj
praat, die is nog de ware overwonnene niet. Ik
wil wedden, dat Adam stom was van ont
roering, toen hjj voor 't eerst de zon zsg
opgaan, en toch was er toen niemand bjj
hem, die gezegd kon hebben„Non moet
je eens opletten. Adam, vjjf nar zooveel gaat
de zon opoch-och, dat ia zoo mooi." Wei
neen, h elernaal niet; de zon ging op en
Adam zag dat 't mooi was. Ala midden op
zee n 'n storm overvalt en de zeeën loopen
als torens zoo hoog, en 't schip springt als
een klipgeit van den eenen waterberg op den
anderen, 't eene oogenblik steigerend naar
boven en 't andere zgn koers nemend naar
'n onpeilbare diepte, dan behoeft niemand er
n attent op te maken, dat 't zoo wonderlijk
mooi is. Dat ziet ge zelf wel. En als ge 't
niet ziet, vrind, na, aan zoo de opmerking
ook niet aan n besteed wezen; en nw «enigst
excuus zou wezen, dat ge zeeziek waart.
Maar ik moet weer bjj mijn schilders
terecht zien te komen, anders bega lk weer
dezelfde font van den vorigen keer. Kjjk, er
zgn schilders en sohilders, zooals er schoen
makers en schoenmakers zgn. Drie of vier
jaren aan de teekenacademie Stadhouders
kade geweest te zgn, zegt niets. Er slt
'n verver in 'n mensch, cf er zit geen verver
in, en vooral in onze streken loopt dat gauw
in de gaten. Ik heb nog nooit 'u jongen van
acht of tien jaren ontmoet, die niet probeer
de te teekenen; 'n poppetje, 'n huisje, 'n
mannetje, 'n paard of zooiats, en de ouders
eu vrienden hebben op te merken of er al
dan niet iets in zit, wat de natuur aan haar
uitverkorenen gaf. Maar mannen van 't vak
zien het al heel ganw. Professor Alebé,
professor Van der Waajj, kannen 't u zeggen
binnen 't nar; ofschoon ook die zich wel
eeni vergissen kannen.
We hebben hier in Amsterdam zoo onge
veer tweeduizend schilders zegge twee
duizend die allen van hun penseel leven
moeten, of althans zoo 't heet leven
moeten. Daar zjjn er onder, die den grooten
meneer uithangen, ofschoon er dan toch aan
de kunstgave altjjd wat mankeert. Daar zijn
er onder, die leven op den zak hanner ouders
en soms wel eens wat produceeren, dat de
familie in extase brengt. Daar zgn er onder
die 'n smerige, rommelige kamer er op na
houden, waar 'n brok ezel staat, 'n beest van
'n divan, 'n hoop oud papier en verknoeid
linnen en dat alles met elkaar hun „atelier"
noemen. Maar of ge komt 's morgens of
's avonds, bjj mooi of leeljjk weer, ge vindt
ze nooit. Ze loopen ln vellen van kleeren,
met malle hoeden, malle dassen, malle
flaweelen vesten, afgetrapte broeken en
scheeve schoenen langs 's Heeren straten, en
noemen ieder, die niet even mal zloh aan-
atelt als zij.- ploertige bourgeoisZjj werken
de waarheid te zeggen, heb lk eeu logische
en 'n technische fou begaan. Ik had den
heer Trapman de adressen moeten eenden
van al was 't maar twee of drie schil
ders. Ik ben er van overtuigd, dat er dan
ook verscheidenheid in de mededelingen zou
geweest sjju en misschien ook nog meer
tegenstrijdigheid dan nit deze brieven zou
sjju stam te lezen. Ik weet zeker, dat de
schrijver in casu dan 'n schilder zonder
nn te zeggen dat al zgn collega's knoeiers
waren, die geen kwast kunnen vasthouden,
met alle bescheidenheid van zicheelven zon
getuigen, dat hjj was the man on the
top en, ofschoon hij nog weinig heeft ge
ëxposeerd, toch in den grond der zaak the
coming painter was.
Ala de heer Trapman dan drie van zulke
brieven kreeg, zou hjj misschien wel 'o beetje
verlegen staan, wie van de drie hjj nu ge-
looven moest, maar och, zoo'n uitgever is
ook niet van gisteren, die leeft en laat leven,
die ziet er wel 'n monw aan te passen en
zou ten slotte de tegenstrijdigheid oplossen
met te zeggen, dat or drie genieën ontdekt
waren, die elke proef van oordeel en waar
deering konden doorstaan, en ala hjj er va
riaties op ging maken, zon hjj er van gaan
getuigen, dat ze waren als de vrienden in
den gloeiecden oven, ongekwetst en onkwets
baar voor elk verterend vonnis.
Amsterdam is dë bakermat der genieën op
elk gebied. Van hier nlt déboucheeren wjj
talent en wetenschap over de wereld. En
wat in onze scholen onderwezen werd, kan
zich wèi onderwezen achten.
Maar ik gevoel, dat ik een pad bewandel,
dat ik niet ten eiade gaan kan. Om de zaak
en badicage te behandelen, gaat nietwant
dan ontmoet ik in mjjn herinnering namen,
die ik niet anders dan met grooten eerbied
noemen mag en noemen kan- En aan den
anderen kant la er ODder die grooterigheid,
onder die excellente mannen van pen en veder,
van stift en kleurgetoover, zooveel dikdoe
nerij, zooveol zelfovt.schatting, zooveel ge-
jabroer, zooveel gaan-doordik en-duu, dat 'n
mensch erbij neer zou rollen van 't lachen;
als hjj althans verstandig genoeg is, er niet
boos otn te worden.
Wat ik vroeger al eens gezegd heb, herhaal
ik bij dezen 'n mensch leert eiken dag. 't Is
'n struikelend verdergaan, 't Ie heel dlkwjjls
een oordeel, dat wjj heden uitspreken, om
't morgen terng te nemen, 't Is 'n zigzag
verdergaan in onze manier om tc bekijken,
waar te nemen, te leeren beoordeelen Hetzelfde
hnis, hetzelfde meubelstuk maakt morgen 'n
heel anderen indruk op ona dan vandaag. En
waar dit het geval ia ojj eenvoudige dingen,
daar zal dit nog sterker zjjn bjj die dingen,
die met toewijding, ziel en aandoening ge
wrocht zijn. Maar...
Luister eens. Ik herinner mjj nog heel
goed den tjjd, dat ik voor alle muziek onaan-
doeaiijk was. 'a Straatorgel, 'n merllton,
bokkie-bokkie-mè, 't was mjj alles hetzelfde,
ik gevoelde geen aa-doening bij welke musiek
ook. „'t Is der van Japie sta stil was mjj even
mooi als „Die sclöce blane Donau", of „Es
Ist besilmmt lm Gottes Rath". Ik had er
blijkbaar geen ooren voor, en vond elk con
cert verloren tjjd, tctdatJa, nn komt het.
Totdat ik voor 't eerst van mjjn leven op 't
Leidschepleln „Tam.htüscr" ging hooren*
Neen, dat is ocjnlst, ik ging hem zieo.
Op de lessen bjj mjjn onvergeteljjken leeraar
Dr. Rovers hadden wij de legende behan
deld en ging ik hem zien, wetende, dat
kucst van talk 'n gegeven iets goeds zon
maken.Muur de overmeestering wachtte niet tot
't oogenblik van zien gekomen was.Delnleiding
niet en verdienen niet en leven als klsploopert
en tafelschuimers, 't Onontwikkelde gepeupel,
waartoe gjj en ik bs hooren, al zeggen ze er
dit niet bg is goed genoeg, om ze t en of
vgf-en-twlntig gulden te leenen. die ge nooit
teragkrjjgt. Als ge 'n partij-je geeft en ge
hebt ze niet genood'gd, komen ze ongevraagd;
'n Kunstenaar neemt dat zoo nauw niet,
daar is hjj kunstenaar voor. Ge kunt 'n geeet
moeilijk den maatstaf aanleggen van ons klein
borgerljjk getob. Ze schenken zichzelf thee
eu wijn in, nemen de mooiste druive van de
schaal en verteilen aan nw eigen tafel en
in uw eigen halt, dat ge 'n plebejer rijt.
Eens kwam er een van dat slag bjj mjj,
van wlen Ik wel eens 'n kattebelletje ge
kocht had en voor wien lk we! eens 'n reke
ningetje betaald had. Hjj werd op de hielen
geseten door 'n leverancier, om zeventien
gulden zooveel. Of ik die niet voor hem had
Nu, 'n mensch is niet erefs zus of hg is wel
weer ereis zoo, en ik gaf hem die zeventien
galden zooveel. Hg bleef nog wat zitten en
in den loop van den avond kwam het over
helpen en de verplichting van eiken mensch
daartoe. Hjj had het cadean gekregen geld
In zgn zak. Toen vertelde hjj mij, dat, al*
ik ooit arm werd en ik hem dit soa mee
deden, hg dan *on antwoorden„Van mg
krgg je niets, geen dubbeltje; Ik had net
zoo lief, dat je doodviel."
Wat ik hier achrgf, is geen sprookje, maar
werkelijk gebeurd en kan door 'n getuige beves
tigd worden. Toen lk oogenblik later vroeg,
of 't zgn tgd niet werd om te gaan, ging hg,
en ik deelde hem mee, dat ik voortaan van
zgn bezoeken geëxcuseerd wenichte te bigven.
Sedert heeft hjj 'n ander terrein gekozen om
zgn kunstenaarsgaven te lachten, en ik ben
'o sikkepitje wgzer geworden.
Maar.... er ign ook werkers onder, ruste-
looze jagers en strevers naar volmaakten arbeid.
Zg zgn de toekomstige grootmeesters der
kunst. Zg zullen worden de Marissen en de
Mauve's der nu levende geslachten. Zy heb
ben niet alleen, zooals gg en lk, de gave van
het schoone te zien en te waardesren, tij
kannen het ook weergeven. Zg zgn in wer-
kelgken zin dichtere en profeten van 'n
Ideaal leven Zg tooveren met licht en donker,
met zonneschgn en schaduw, en weten met
hun zienersblik iets op te merken, wat gg en
lk niet zien. Zg vestigen nw aandacht op het
schoone en weten het leelgke 'n glans en
gloed mee te deelen, die 't mooi maakt en
verheft.
'n Arm ond vrouwtje, 'n verschrompeld
mannetje verkrggt onder hnnne bewerking
een klassieke schoonheid. Schoonheden die
anders verloren zouden zgn gegaan, bigven
door hnnne tusaohenkomst, door de ziel die
zg er in hebben neergelegd, leven. Zooale
door H e 1 n e nog vele vrouwen in herinne
ring *gn gebleven, omdat hg met haar om
gegaan heeft.
Late ele lelcht vorübersohweben,
Keine, die das Herz vergieet.
All die schönen Toten leben,
Weil eln Dichter eie geküset.
Roman
van
FRANS ROSEN.
22. o
„Oom Henrik was zeker heel boos op
Rik," zoo begon Bertie weer. „U moet
eens met hem spreken, moeder en hem
zeggeD, dat het geen doel heeft, dat hjj
boos op Rik is. Dat zullen w jj wel met
elkaar uitmaken.'*
„Ja juist, Bertie, ik zal het hem zeg
gen. Nu moet ge daar niet meer aan denken.
Je moet rust hebben."
Zg voelde zgn hooid en pols. Daarna
kleedde zg zich uit en ging liggen op het
b8d, dat zg in den hoek der kamer had
laten gereed maken. Bertie moest denken,
dat zg moe was en wilde gaan slapen.
Maar zg sliep den ganschen nacht niet
en het kostte haar veel moeite om stil te
bigven liggen.
Zeer vroeg in den morgen stond zg op,
kleedde zich vlug sum, sloop zacht de
kamer uit en zocht een harer dienstboden.
Zg liet door deze Henrik Gehrts zeggen,
dat Bertie een goeden nacht gehad had en
dat zg hem vaarwel wenschte.
Daarna ging zg terug en stond bewe
gingloos aan het venster, tot zg hem uit
het huis zag komen en over het plein gaan,
trotsch en rechtop, als een mensch die
door niets te buigen is.
Het was middag toen Henrik Gehrts
thuiskwam. Zoo lang had hg door bet
bosch rondgezworven 1 Zoo laDg had hg
gestreden met zjjn oproerig hart 1 Zoo lang
wilde bg Jesta tgd laten, met haar zoon
klaar te komen
Jesta had eerst den volgenden morgen
den moed gevonden, om Rik den eisch van
zgn vader over te brengen. Rik was vol
strekt niet boos, zooals zg had gevreesd.
Het uitzicht nog langer thuis te bigven
onder deze omstandigheden, was verre van
aangenaam voor hem.
Toen Jesta hem voorsloeg, een kleine
reis te maken, naar de kust oi waarheen
hg liever wilde, ea hem een som gelds daar
voor ter hand stelde, was hg zeer ver
hoogd en verliet een uur later het huis,
als was er niets voorgevallen en was dit
reisje een belooning voor zgn uitstekend
gedrag.
Jesta weende zich moe toen hg weg
was. Zg kon voor zichzelt niet meer
ontkennen, dat haar van dat kind nog
ontzettend veel bartepjjn te wachten stond.
Met zieleangat zag ze de thuiskomst
van haar man tegemoet. Maar toen Henrik
kwam, was hg in een zachte, verstrooide
stemming. Naar Rik vroeg hg niet en over
hetgeen gister was voorgevallen, sprak hg
geen woord. Hg zeide slechts, dat hg nog
allerlei te doen had en trok zich op zgn
kamer terug. Toen het avond werd, trad
Rath bg hem binnen. Zg ging voor hem
staan en keek naar hem met halfgeopende
lippen, als was het woord, dat zg had
willen spreken, daarop verstomd onder
de eene of andere schrikkelijke ontdekking.
Ruth had haar vader nog nooit zoo treurig
uitdrukking van zgn ge-
„Waarom weent zg dan
en moedeloos gezien.
„Nu wat wil je, mgn kind?" vroeg
hg eenigszins ongeduldig. Zg zuchtte diep
en sloeg de handen ineen.
„Ik wilde u vragen, vaderdat u met
moeder spreken moet 1 Zg weent den gan
schen dsg. Wg weten niet meer, hoe wjj
haar tot bedaren zullen brengen."
Henrik keek zgn dochter aan en keek
dan, met een uitdrukking van groot leed,
haar voorbjj de ruimte in.
„Geloof je dan, dat ik haar kalmeeren
kan vroeg hg bitter.
„Ja, vader."
Zgn blik, de
laat, veranderde,
vroeg bg.
„Nu, toch om dat van gister. Maar niet
slechts om Rik. Met ons mag zg daarover
niet spreken en toch zal het haar goed
doen, als ze het eens zeggen kan. Ik ge
loof, dat ze zoo naar u verlangt."
Henrik Gehrts trok de wenkbrouwen in
de hoogte in ongeloovige ironie.
„Waar is ze dan vroeg hg nochtans.
„In haar kamer."
Hg stond met moeite op ,.Ik zal naar
baar toe gaan. Zorg er voor, dat wg alleen
bigven."
Jesta stond aan het venster van haar
kamer in een troostelooze stemming. Toen
de deur kraakte, streek zg haastig met
haar zakdoek langs de roodgeweende oogen
en keek onwillig om Toen zg Henrik zag
werd zg bleek van schrik en waagde het
niet zich te verroeren.
Henrik Gehrts kwam dichterbg en keek
vol medelgdenden weemoed op haar neer.
Zoo zag er dus datgene uit, wat er van
zjjn juichend jeugdgeluk wzs overgebleven
„Waarom ween je zoo, Jesta vroeg
hg zacht
De tranen vloeiden reeds weer. Zjj
kon niet antwoorden.
Tranen waren hem onsmakelijk. Maar
ditmaal ontdekte hg het nauwelijks.
„Kom, ga zitten en kalmeer je wat."
Toen zg naast hem zat en alle moeite aan
wendde om haar tranen binnen te houden,
drukte hg de tanden een oogenblik op
elkaar, om dan zacht te vragen: „Watheb
je met Rik gedaan
Stokkend vertelde zjj het hem.
„Nu, zwaar zal hg zgn verbanning onder
deze omstandigheden niet gevoelen. Maar
er was geen andere uitweg te vinden,"
meende hg.
„Ach God, Henrik, wat moet er toch
van komen I"
„Wat bedoel je, Jesta?"
„Wanneer je hem in 't geheel niet meer
zien wilt 1"
„In 't geheel niet meer? Dat heb ik
wel niet gezegd. Slechts n niet. Er moet
daar eerst wat gras over groeien. Zoo van
gister op vandaag laat zoo ieta ernstigs
zich niet overwinnen."
„Henrik," stotterde zjj en plukte aan
haar zakdoek, „gelooft ge dan werkelgk, dat
hjj het met opeet
Hjj viel haar in de rede„Daarover
zullen wjj liever maar niet Bpreken. Dat is
helder en duideljjk genoeg voor mjj, en voor
jou ook, deuk ik Je moogt hem schoon
willen wasschen, maar dat gelukt je niet."
Zjj zweeg beschaamd. Henrik streed
mannelgk met een in hem opwellende
bitterheid.
„Ik wil je wat zeggen, Jesta," begon
hjj rustig en vriendeljjk. „Het is zeer
(R.P.)
Verleden week hebben wg zgn sterfdag
gevierd. Maar hg leeft nog, al is 't van
mg geen droom, dat ik 'n paar jaar geleden
op Père Lachaise aan zgn graf gestaan heb.
En de personen,aanwie hg zgn aandacht wgdde,
de vronwen, die hg heeft liefgehad, leven.
„Keine, die das Herz vergis» t".
En dat danken wg hem, den kunstenaar, deu
dichter,den schepper van achoonheden.Maobeth
wordt niet vergeten en Hamlet wordt niet ver
geten. Eu Vrouwede Baa blgft leven en 't Jood-
scheBtuldje niet minder.En allen,die hoe gaven
wijden tot het mooi maken van onze soms
zoo donkere wereld en van ons arm en don
ker leven, zgn helpers van God, om Zyu zon
■chooner nog te laten achgnen over de akkers
en over onze zielen, om daar weer telkens
nieuw leven te laten uitbotten, dat op sgne
beurt weer anderen bezielen zal.
Ik wil beloven, later nog een* op dit on
derwerp terug te komen. Feiteigk heb ik van
't intieme leven der schilders nog maar wei
nig gezegd. Ga maar kgken in Suasso, in
't Rgks-Musenm, bg Buffa, bg hoe heet hg
ook weer op 't Spui. Bekgk ze maar, die zeeën,
die koelen, die binnenhuisjes, die landschappen.
Ga maar kgken bg Van Gogh op de Keizers
gracht, achter Fortmann, en zie daar kleine pa
neeltjes, die u Fr&nsch werk Igken, die van
Daubigny konden zgn, maar die den naam
Van Wijngaard dragen, en, schoon reeds
de vervulling van een belofte zynde, nog vele
beloften met zich dragen. Zoo zgn er niet
velen. Jarrei i* 'n heel ander genre,maar
overrompelend van schoonheid- Zgn licht,
schoon niet soo subtiel als bg Rembrandt ofCor-
reggio, doet toch aan dezen denken. Maar
Van Wijngaard krggt eens den naam van den
Hollandschen Daubigny,
En na moet ik eindigen, al ben ik nog lang
niet uitgepraat.
We zullen hier 'n tweede Postkantoor
krggen, d. w. z. een tweede gróót postkantoor,
want kleintjes *gn er hier heel wat Op die
manier gaan we Parg* achterna. Wie sou dat
treurig, dat de jongen zóó geworden is,
zooals hg nu eenmaal is. Ik geloof, dat jjj
het nu zelf ook gevoelt en daaronder ljjdt.
Daarom heeft het ook geen reden, dat ge
immer nog probeert, zjjn natuur en optre
den voor mjj te verontschuldigen. Wjj
weten beiden wel, hoe de zaken staan. Het
heeft geen doel, veel daarover te spreken.
Wjj kunnen er niet veel aan doen. Wjj
willen God bidden, dat Hjj den jongen niet
laat ontgelden, wat wg, zjjn ouders, aan
zjjn opvoeding gezondigd hebben, en ik
wil God vóór alles bidden, dat Hjj jou
niet te zeer laat ljjden onder de daden
van hem, dien ge het meest van alles
lief hebt op de wereld."
Toen viel zg hem snikkend om den
hals. Hjj was niet in staat, zjjn armen om
haar heen te slaan en bleef dus stjjf en
verlegen zitten.
„Ach God, Henrik dat is niet wasr
het meest heb ik jou lief gehad
altjjd."
Zjjn hart trok zich bitter samen.
„Bewezen heb je dat toch niet," zeide
hjj met grooten ernst.
Het verwjjt tróf, omdat zjj voelde dat
ze het verdiende. Zjj snikte nog heftiger,
zjj lag als gebroken aan zgn borst eu
boezemde hem innig medeljjden in. Hjj
legde zjjn arm om haar heen,met den anderen
steunde hjj zichzelf.
„Arme vrouwzeide hjj bedroefd. „Hoe
hebt ge je over dien jongen verheugdJe
hebt het niet aan hem verdiend 1 Je hebt
het nooit wiUen toegeven, dat hjj uit den
band sloeg en tooh hebt ge het altjjd ge
weten. Misschien, wanneer wg meer te
zamen hem
„Spreek toch niet zoo, alsof alle hoop al