henrik" gehrts. Zondag 25 Febr. '06. TWEEDE BLAD. in Friesland. FEUILLETON. De heer Kupern* ontving om zeer we! wil lend en noodigde one nlt,om met de bezich tiging der boerderij direct een begin te makeD. Wij begaven on« daartoe over den grooten leemen dorachvloer, waarlange, op zgn Noord- hollar dsch geeproken, in vjjf vierkanten de hooi voorraad voor den winter was geborgen Allee waa etipt geregeld en kenrig in orde. Vanaf de dortch bereikten wij door een paar vertrekken de echt Frieeche woonkamer, al waar wg kencia maakten met de overige huiagenooten. De tijd liet oca voorloopig niet toe om daar te vertoeven. Wg begaven on» daarom naar de fraaie voorkamer, waar de heer Knperna tjjn groot aantel bewgzen van zgn verworven roem ala fokker liet zieir. Een der wanden van het groote vertrek wat geheel behangen met photo'a en teeke- nlngen van tjjne, zoowel in bulten- ala binnen land bekroonde koelen en etteren. In het midden dier photo'a atond op een kaatje, onder een glazen atolp, ieta heel bizonder». Aan de takken van een op een boom gelijkend voor werp hingeD, ala rwggende getuigen van de8 heeren Kapern»' kecnia op het gebied der veefokkerij, tal van gouden en zilveren me daille» en een lintje van de Oranje-Nassau- Orde. Er waa evenwel meereen groot atbnm met de portretten van vele voorname personen uit buiten- en binnenland, die de boerderij hadden beaichtigd en dan nog een paar album» met honderden poatzegela en couvert» van peraonen nlt bgna alle landen der wereld, met wie de heer Kuperna in correspondentie kleine getallen op afzonderlijke perzeelen beat weideland liepen, koudeu den toeta de kritiek beat doorstaan. Het waren prima dieren met een moolen regelmstigen bouw en vorm. en veel eenheid in het type, zoodat men wel kon zien, dat tiaar een vast stelsel gefokt werd. Een drietal onde koeien, die om hare deug den werden gehonden. deden door haren zicht baren ouderdom wel eentge afbreuk aan het geheel, hetgeen evenwel niets afdoet aan het stelsel en wat etmtê verkregen ie. Menige nutt'ge wenk werd ons door den heer Kuperus gegeven en tal van zaken, de verhouderg betreffende, werden besproken. Zoo vernamen wg, dat vooral gelet werd op goed melken, liet gehaast of ruw, maar met zotg. Iedere melker of melkster krijgt sgf koeien, die steeds loa over de welde worden gemolken. Al pratende, vertelde de beer Ku perus, dat men bij het aanhouden der kalveren hetldée ia toegedaan, om alles, hetzij nier of kal, wat zich goed voordoet, voor de fokkerii te houdeD, om dan later uit allen erne keuze te doen. Deze regel wordt bijna algemeen toegepast, zoodat men op bijna alle boerderijen groote koppels kalveren ziet loopen. Ook de kalveren, waaronder mede vee! go» de waa, werden in ooger.echouw genomen Nog waa evenwel niet alles beaten. Wg werden In de gelegenheid gesteld, ook eenlge echte Frieache fokschapen te zien, die de heer Knperna sedert vele jaren fokt en die om het vele melkgeven zeer werden geprezen. Tot alot weid de koe stal bezocht en bet bleek ons, dat bg de samen stelling op verschillende onderdeelen nauw keurig waa gelet. De ventilatie bijv. was uit stekend, doordat de solder bestond uit amatle planken, die met eenige tusrcheriruimte van elkaar gelegd waren, terwijl de gebeele zolder met een flinke laag atroo waa bedekt. Verder waa de grootte der atallen en atanden met zorg gekozen, maar de atallen zeiven waren akelig hoog De waterverzorging waa goed. Inmiddels hadden wij onsen tgd reedt leng verpraat, hetgeen bij het bezien van zooveel goeda niet te verwonderen ia. Wi) gingen vertrekken, overtuigd ala wg waren dat met een goeden wil en met een goeden kijk op de dingen te hebben, nog wel wat goeda tot atsnd kan wcriea gebracht. Na onzen dank te hebben gebracht voor de genoten welwillendheid, namen wjj afscheid van de vriendelijke familie Knperna. Wij gingen naar den heer Venman te Marsum, wlena schapen wg zouden hebben bezien en maakten ons excuus, dat wg ons heeft, n.1.„Hein, je brief ie te lang. Ja, als jij daar zoo fn je grooten stoel zl met die drnkke gebaartjes en die gümmacde oogen, met die malle molecwiekjes van armen en handen heen en weer zwaaiend, jezelven tel kens 1c de rede vallend, welja, dan zijn wg vrind-lijk genoeg, om naar je te lalateren, omdat jij met je reru-kop on» wat te zien en te hooren geefi tegelijk Maar heusct, als je die onbfnnliige praat van jou op dood papier schrgft met dooie letter*, dan moet je al 'n heeleboel gedold hebben, om zoo'n brief ten einde toe uit te lezen. Henscb, je kant te veel van 'd mensch vergen, en dat doe jij van de Sohsger». Luister naar mijn raad en toom je wat inik meen het goed met je. Ga wat vroeger naar bed, eet wat meer, drink wat minder, ik zal dan na maar „drinken" zeggen en heb zoo'n praats niet. Ziezoo, doe hst daar voorloopig mee- Dag Hein, dag Adja, apen jullie wel. Over 'n half uur kom ik hier voor bij en als ik dan nog licht op zie, gooi 'k 'n baksteen door |9 ruiten. Je bent nn gewaarschuwd Slaap wel." En toen waa ie weg, en om toen onver wachts geen baksteen door mijn ruiten te tien komen, want hij zou 't dóén heb ik ai mgn paperas -D bg mekaar genomen, mgn pen en mgn inktpot Incluis, en zit ik nu in een vreemde achterkamer, 'n spelonk, 'a malle vesting, waar ik niet in behoor en die mg nog vreemder is dan 'n vreemd pak huis aan 'n kat, te schrijven En vóór is 't donker; dat moest wel. Ja, 'n menacb kan pleizier van tjjr. vrindjes hebben. op dit wonder vsc dramatische en muzikale kunst, de Onve<tnre vsu Tannbzüssr, it over mg gekomen als 'n wervelwind, als 'n berg stroom, als 'c bazuin die schalt ten dage van het oordeel. Ik, de onaandoenlijke voor al wat muziek was, ben neergeslagen in die nogenblikkec, om ala 'n bekeerde op te staan. Deze ope. a-gang was mgn tocht op dtn weg naar Damuscus, en als 'n andere Psulns wil ik nu zielen winnen voor Wsgner en Noem zelf maar 'n paar namen, ik durf niet. Eo toen it mjj deze waarheid duidelijk gewor den Wat waarlijk schoon is, wst inderdaad zielverovereud is, is altijd schoon. Dit is de voorwaarde van het wezenlijk schoone, van het klassieke, dat bet schoon is ten allen iijde en onder alle omstandigheden. Mgn lieve strenge vader, die 'n eenvoudig man was, heeft mjj eens gezegd: „Als iets wezenlijk mooi is, dan zie je 't zelf; en als 'n ander 't eerst voor je uit moet leggen, dan is 't niet mooi, of je kan niet kijken. De zon is altijd mooien 'n moeder met 'n kind op haar schoot Is altgd mooi, of 't de Koningin is of 'n arm vrouwtje; een schip in volle zeilen is altijd mooi, en 'n mooie vronw is altijd mooi, al stond ze vaten te waaschen. Zonder waarheid zon 'n mensch desnoods loven kannen trouwens, dat moeten we wel maar sonder m o o i a kannen we niet. Hoe 'n ander daarover denkt, weet ik niet, maar i k kan er niet buitendaarom ben ik met je moeder ge trouwd." Een deze uitspraak is in mgn ervariDg gebleken waarheid te zjjn. 't Waarachtig was geweest. Ten laatste kreeg ik Inzage van het vreemdellngenboek, waarin ontelbare per- voornemen niet konden volbrengen omdat de ionen hunne handteekening hadden ge- tgd tekort schoot. Na dit kort oponthoud plaatst. Bg dit alle» werden wg in de gelegenheid gesteld, om eens te zien,tot op welk eene hoogte de produotlviteit der koelen was gebracht door een goed doorgevoerde teeltkeu». De aeer goed bewerkte melkataten waren, evenala alle die ik in Frtealand zag, ingericht op drieweekaohe proefmelkingen, waarbij al leen het gewicht der melk bd het vetgehalte werd bepaald. De conti die geschiedde door een daartoe door de zuivelfabriek te Maraum aangesteld persoon. Om a een kort overzicht te geven zal ik even nagaan, hoe het gehalte langzamerhand gestegen is. In 1894 was de controle aangevangen. Steeds werden 80 k 85 koeien gemolken en gecon troleerd. Na de controle van het eerste jaar bleken er 11 stuks beneden 8 gemiddeld vet te zgn. In 189B waren er 7 beneden gemiddeld 8 vet en In 1896 nog 1 beneden gemiddeld 8 Later geen enkele meer. Deze verbete ring was te danken aan snocesrievelgken ver koop der slechte dieren. Io 1897 waa de ge middelde opbrengst van alle koeien 8-15 vetin 1898 gem. 8 28 5 in 1899 gemiddeld 8 89 in 1900 gemidde d 8465 °/o 1 in 1901 gemiddeld 3 47'in 1902 gemiddeld 8 44*in 1908 gemiddeld 8.50' en in 1904 gemiddeld 8 52 °/0 vet. Deze resultaten mogen prachtig worden genoemd en pleiten weer ienvolle voor da goeda werking van de gevolgde fokmathode. De hierboven genoemde cgfers zgn gemid delden van het procent vet en zeggen niets omtrent de hoeveelheid melk. Het zal velen zeker niet onaangenaam zgn, ook hieromtrent iets te vernemen. De gemiddelde hoeveelheid, door iedere koe In 1908 [dat weliswaar het gnnaiigste jaar waa] gegeven, bedroeg 5142 K G. melk met 8 508 °/0 vet, met een boteropbrengst van 195 K.G. in 817 melkdugen. De minate geef ster gaf in dat jaar 8608 K G mtt e n ge middeld vetgehalte van 8.63 en 188.50 K G. boter. De beate geefster gaf «venwel 6706 K.G. met een gemiddeld vetgehalte ven 8 71 en een totaal van 271 K.G. boter. De grootste hceveelheid melk waa van eene koe, inet 8 24 en een totaal-opbrengst van 266 K G. boter. Deze cgfers spreken genoeg voor zichzelf en ik waa verlangend om dat productieve vee eens van nabij te bezien. Wij verlieten de voorkamer eD begaven ona Want ik naar de welden,om te zien of de koelen naaatpro- schilders, dnotivltelt ook konden voldoen aan de eischan die men mag stellen aan goed melkvee Onze verwachting, die hoog gespannen waa, werd evenwel niet teleorgeateid. De koeien, die in reden wjj nog wat rond, om daarna naar Boxum terug te keeren. Hier mocht ik mg nog eens dubbel ver heugen over de vriendelijkheid en gastvrij heid van de geechte familie van mgn vriend- Avonds keerde ik naar Leeuwarden terug, alwaar Ik ten derden male voldaan arri veerde. De laatste dag van mgn refs gold in hoofdzaak mijn bezoek aan de Coöperatieve Zuivel «xportvereenlging, gevestigd te Leeu warden. Het was een gewestgenoot, de WelEdele heer Eriks, directeur der genoemde vereeni- ging, die zoo welwillend was om mij van nabii met de inrichticg en de werking der genoemde vereeciglng in kennla te stellen. De plaats onzer bespreking was wederom het Landbonwhuls, waarin de kantoren en het pakhuis gevestigd zgn. De vereeniging,waarby 28 zuivelfabrieken zgn aangesloten, is geheel en al op het coöperatieve beginsel Ingericht, zoodat uitsluitend cc ope ratieve zuivelfabrieken kunnen toetreden. Zy etelt zich ten doel het bevorderen van den afeet der zuivelproducten van hare leden. Na al hetgeen lk gezegd heb over coöpe ratie, meen ik hier te kunnen zwjjgen over de manier, waarop de vereeniging Is ineenge zet alleen is de aansprakelijkheid wat zwaar der dan bij voorgaande coöperatieve vereeni- gingen, omdat deze in het groot handel d'ijft en zich dus nogal aan risico bloot stelt. Dete risico is evenwel reeds belangrijk verminderd, doordat de oprichtingsrekening en eene leening gesloten ter bevordering 7an den handel, reeds geheel zgn afgelost. Daar enboven is een niet-on belangrijk leseive- fouds gevormd, door de producten van de deelgenooten voor elfD transport-risico te exportaerengeer. enkele transportsch&de kwam In het afgeloopen jaar voor. [Slot volgt.J G. NOBEL XXX17. Als elke belofte schuld maakt, en elke schuld, door 'n fatsoenlijk mensch aangegaan, moet worden afbetaald, dan ata ik op 't oogen blik nog bg de Sohageis in 't krijt. zou iets achrijven over schilders; die in Amsterdam wonen. En dat zal ik ook wel. Maar, lk moet om mat den dichter te spreken, mg beperken. Want anders treft mg weer 't verwijt, dat mjj, van bevriende zjjde, ook den vorlgen keer getroffen Maar co de Amaterdamscbe schilders. Om gchoone laat niet na op a in te wsfken, grijpt a aan en hondt u gevat gen onder eqn betoove- ring. Wat kannen soms niet 'n paar mooie oogen doen Wat kan een mooie stem niet t« weeg brengen I Een mooie gestalte, 'n mooi landschap, 'n mooi paard, 'n mooie vrouw I Maar er is geen norm voor't is niet altjjd vjjf millimeter links en vjjf millimeter rechts, 't is altjjd geen sneeuwen boezem m6t rozigen doorschgn en al wat daarvan afwijkende is, nlt het leeljjke. Iets is mooi, omdat 't mooi is, rooals je veel van 'n mensch houdt óm dat je veel van 'm hondt. Adja heeft nog nooit mgn leven gered en sommige lni bewe ren, „dat 't net zoo'n mormel is as zjjn baas", maar ik hon veel van 'm. En soms ontstaat die liefde en die bewondering voor 'n ding, voor 'n dier, voor 'n mensch als bjj tooverslag. 't Is niet zelden een zien en overwonnen worden. En die daar dan veel over praat of bjj praat, die is nog de ware overwonnene niet. Ik wil wedden, dat Adam stom was van ont roering, toen hjj voor 't eerst de zon zsg opgaan, en toch was er toen niemand bjj hem, die gezegd kon hebben„Non moet je eens opletten. Adam, vjjf nar zooveel gaat de zon opoch-och, dat ia zoo mooi." Wei neen, h elernaal niet; de zon ging op en Adam zag dat 't mooi was. Ala midden op zee n 'n storm overvalt en de zeeën loopen als torens zoo hoog, en 't schip springt als een klipgeit van den eenen waterberg op den anderen, 't eene oogenblik steigerend naar boven en 't andere zgn koers nemend naar 'n onpeilbare diepte, dan behoeft niemand er n attent op te maken, dat 't zoo wonderlijk mooi is. Dat ziet ge zelf wel. En als ge 't niet ziet, vrind, na, aan zoo de opmerking ook niet aan n besteed wezen; en nw «enigst excuus zou wezen, dat ge zeeziek waart. Maar ik moet weer bjj mijn schilders terecht zien te komen, anders bega lk weer dezelfde font van den vorigen keer. Kjjk, er zgn schilders en sohilders, zooals er schoen makers en schoenmakers zgn. Drie of vier jaren aan de teekenacademie Stadhouders kade geweest te zgn, zegt niets. Er slt 'n verver in 'n mensch, cf er zit geen verver in, en vooral in onze streken loopt dat gauw in de gaten. Ik heb nog nooit 'u jongen van acht of tien jaren ontmoet, die niet probeer de te teekenen; 'n poppetje, 'n huisje, 'n mannetje, 'n paard of zooiats, en de ouders eu vrienden hebben op te merken of er al dan niet iets in zit, wat de natuur aan haar uitverkorenen gaf. Maar mannen van 't vak zien het al heel ganw. Professor Alebé, professor Van der Waajj, kannen 't u zeggen binnen 't nar; ofschoon ook die zich wel eeni vergissen kannen. We hebben hier in Amsterdam zoo onge veer tweeduizend schilders zegge twee duizend die allen van hun penseel leven moeten, of althans zoo 't heet leven moeten. Daar zjjn er onder, die den grooten meneer uithangen, ofschoon er dan toch aan de kunstgave altjjd wat mankeert. Daar zijn er onder, die leven op den zak hanner ouders en soms wel eens wat produceeren, dat de familie in extase brengt. Daar zgn er onder die 'n smerige, rommelige kamer er op na houden, waar 'n brok ezel staat, 'n beest van 'n divan, 'n hoop oud papier en verknoeid linnen en dat alles met elkaar hun „atelier" noemen. Maar of ge komt 's morgens of 's avonds, bjj mooi of leeljjk weer, ge vindt ze nooit. Ze loopen ln vellen van kleeren, met malle hoeden, malle dassen, malle flaweelen vesten, afgetrapte broeken en scheeve schoenen langs 's Heeren straten, en noemen ieder, die niet even mal zloh aan- atelt als zij.- ploertige bourgeoisZjj werken de waarheid te zeggen, heb lk eeu logische en 'n technische fou begaan. Ik had den heer Trapman de adressen moeten eenden van al was 't maar twee of drie schil ders. Ik ben er van overtuigd, dat er dan ook verscheidenheid in de mededelingen zou geweest sjju en misschien ook nog meer tegenstrijdigheid dan nit deze brieven zou sjju stam te lezen. Ik weet zeker, dat de schrijver in casu dan 'n schilder zonder nn te zeggen dat al zgn collega's knoeiers waren, die geen kwast kunnen vasthouden, met alle bescheidenheid van zicheelven zon getuigen, dat hjj was the man on the top en, ofschoon hij nog weinig heeft ge ëxposeerd, toch in den grond der zaak the coming painter was. Ala de heer Trapman dan drie van zulke brieven kreeg, zou hjj misschien wel 'o beetje verlegen staan, wie van de drie hjj nu ge- looven moest, maar och, zoo'n uitgever is ook niet van gisteren, die leeft en laat leven, die ziet er wel 'n monw aan te passen en zou ten slotte de tegenstrijdigheid oplossen met te zeggen, dat or drie genieën ontdekt waren, die elke proef van oordeel en waar deering konden doorstaan, en ala hjj er va riaties op ging maken, zon hjj er van gaan getuigen, dat ze waren als de vrienden in den gloeiecden oven, ongekwetst en onkwets baar voor elk verterend vonnis. Amsterdam is dë bakermat der genieën op elk gebied. Van hier nlt déboucheeren wjj talent en wetenschap over de wereld. En wat in onze scholen onderwezen werd, kan zich wèi onderwezen achten. Maar ik gevoel, dat ik een pad bewandel, dat ik niet ten eiade gaan kan. Om de zaak en badicage te behandelen, gaat nietwant dan ontmoet ik in mjjn herinnering namen, die ik niet anders dan met grooten eerbied noemen mag en noemen kan- En aan den anderen kant la er ODder die grooterigheid, onder die excellente mannen van pen en veder, van stift en kleurgetoover, zooveel dikdoe nerij, zooveol zelfovt.schatting, zooveel ge- jabroer, zooveel gaan-doordik en-duu, dat 'n mensch erbij neer zou rollen van 't lachen; als hjj althans verstandig genoeg is, er niet boos otn te worden. Wat ik vroeger al eens gezegd heb, herhaal ik bij dezen 'n mensch leert eiken dag. 't Is 'n struikelend verdergaan, 't Ie heel dlkwjjls een oordeel, dat wjj heden uitspreken, om 't morgen terng te nemen, 't Is 'n zigzag verdergaan in onze manier om tc bekijken, waar te nemen, te leeren beoordeelen Hetzelfde hnis, hetzelfde meubelstuk maakt morgen 'n heel anderen indruk op ona dan vandaag. En waar dit het geval ia ojj eenvoudige dingen, daar zal dit nog sterker zjjn bjj die dingen, die met toewijding, ziel en aandoening ge wrocht zijn. Maar... Luister eens. Ik herinner mjj nog heel goed den tjjd, dat ik voor alle muziek onaan- doeaiijk was. 'a Straatorgel, 'n merllton, bokkie-bokkie-mè, 't was mjj alles hetzelfde, ik gevoelde geen aa-doening bij welke musiek ook. „'t Is der van Japie sta stil was mjj even mooi als „Die sclöce blane Donau", of „Es Ist besilmmt lm Gottes Rath". Ik had er blijkbaar geen ooren voor, en vond elk con cert verloren tjjd, tctdatJa, nn komt het. Totdat ik voor 't eerst van mjjn leven op 't Leidschepleln „Tam.htüscr" ging hooren* Neen, dat is ocjnlst, ik ging hem zieo. Op de lessen bjj mjjn onvergeteljjken leeraar Dr. Rovers hadden wij de legende behan deld en ging ik hem zien, wetende, dat kucst van talk 'n gegeven iets goeds zon maken.Muur de overmeestering wachtte niet tot 't oogenblik van zien gekomen was.Delnleiding niet en verdienen niet en leven als klsploopert en tafelschuimers, 't Onontwikkelde gepeupel, waartoe gjj en ik bs hooren, al zeggen ze er dit niet bg is goed genoeg, om ze t en of vgf-en-twlntig gulden te leenen. die ge nooit teragkrjjgt. Als ge 'n partij-je geeft en ge hebt ze niet genood'gd, komen ze ongevraagd; 'n Kunstenaar neemt dat zoo nauw niet, daar is hjj kunstenaar voor. Ge kunt 'n geeet moeilijk den maatstaf aanleggen van ons klein borgerljjk getob. Ze schenken zichzelf thee eu wijn in, nemen de mooiste druive van de schaal en verteilen aan nw eigen tafel en in uw eigen halt, dat ge 'n plebejer rijt. Eens kwam er een van dat slag bjj mjj, van wlen Ik wel eens 'n kattebelletje ge kocht had en voor wien lk we! eens 'n reke ningetje betaald had. Hjj werd op de hielen geseten door 'n leverancier, om zeventien gulden zooveel. Of ik die niet voor hem had Nu, 'n mensch is niet erefs zus of hg is wel weer ereis zoo, en ik gaf hem die zeventien galden zooveel. Hg bleef nog wat zitten en in den loop van den avond kwam het over helpen en de verplichting van eiken mensch daartoe. Hjj had het cadean gekregen geld In zgn zak. Toen vertelde hjj mij, dat, al* ik ooit arm werd en ik hem dit soa mee deden, hg dan *on antwoorden„Van mg krgg je niets, geen dubbeltje; Ik had net zoo lief, dat je doodviel." Wat ik hier achrgf, is geen sprookje, maar werkelijk gebeurd en kan door 'n getuige beves tigd worden. Toen lk oogenblik later vroeg, of 't zgn tgd niet werd om te gaan, ging hg, en ik deelde hem mee, dat ik voortaan van zgn bezoeken geëxcuseerd wenichte te bigven. Sedert heeft hjj 'n ander terrein gekozen om zgn kunstenaarsgaven te lachten, en ik ben 'o sikkepitje wgzer geworden. Maar.... er ign ook werkers onder, ruste- looze jagers en strevers naar volmaakten arbeid. Zg zgn de toekomstige grootmeesters der kunst. Zg zullen worden de Marissen en de Mauve's der nu levende geslachten. Zy heb ben niet alleen, zooals gg en lk, de gave van het schoone te zien en te waardesren, tij kannen het ook weergeven. Zg zgn in wer- kelgken zin dichtere en profeten van 'n Ideaal leven Zg tooveren met licht en donker, met zonneschgn en schaduw, en weten met hun zienersblik iets op te merken, wat gg en lk niet zien. Zg vestigen nw aandacht op het schoone en weten het leelgke 'n glans en gloed mee te deelen, die 't mooi maakt en verheft. 'n Arm ond vrouwtje, 'n verschrompeld mannetje verkrggt onder hnnne bewerking een klassieke schoonheid. Schoonheden die anders verloren zouden zgn gegaan, bigven door hnnne tusaohenkomst, door de ziel die zg er in hebben neergelegd, leven. Zooale door H e 1 n e nog vele vrouwen in herinne ring *gn gebleven, omdat hg met haar om gegaan heeft. Late ele lelcht vorübersohweben, Keine, die das Herz vergieet. All die schönen Toten leben, Weil eln Dichter eie geküset. Roman van FRANS ROSEN. 22. o „Oom Henrik was zeker heel boos op Rik," zoo begon Bertie weer. „U moet eens met hem spreken, moeder en hem zeggeD, dat het geen doel heeft, dat hjj boos op Rik is. Dat zullen w jj wel met elkaar uitmaken.'* „Ja juist, Bertie, ik zal het hem zeg gen. Nu moet ge daar niet meer aan denken. Je moet rust hebben." Zg voelde zgn hooid en pols. Daarna kleedde zg zich uit en ging liggen op het b8d, dat zg in den hoek der kamer had laten gereed maken. Bertie moest denken, dat zg moe was en wilde gaan slapen. Maar zg sliep den ganschen nacht niet en het kostte haar veel moeite om stil te bigven liggen. Zeer vroeg in den morgen stond zg op, kleedde zich vlug sum, sloop zacht de kamer uit en zocht een harer dienstboden. Zg liet door deze Henrik Gehrts zeggen, dat Bertie een goeden nacht gehad had en dat zg hem vaarwel wenschte. Daarna ging zg terug en stond bewe gingloos aan het venster, tot zg hem uit het huis zag komen en over het plein gaan, trotsch en rechtop, als een mensch die door niets te buigen is. Het was middag toen Henrik Gehrts thuiskwam. Zoo lang had hg door bet bosch rondgezworven 1 Zoo laDg had hg gestreden met zjjn oproerig hart 1 Zoo lang wilde bg Jesta tgd laten, met haar zoon klaar te komen Jesta had eerst den volgenden morgen den moed gevonden, om Rik den eisch van zgn vader over te brengen. Rik was vol strekt niet boos, zooals zg had gevreesd. Het uitzicht nog langer thuis te bigven onder deze omstandigheden, was verre van aangenaam voor hem. Toen Jesta hem voorsloeg, een kleine reis te maken, naar de kust oi waarheen hg liever wilde, ea hem een som gelds daar voor ter hand stelde, was hg zeer ver hoogd en verliet een uur later het huis, als was er niets voorgevallen en was dit reisje een belooning voor zgn uitstekend gedrag. Jesta weende zich moe toen hg weg was. Zg kon voor zichzelt niet meer ontkennen, dat haar van dat kind nog ontzettend veel bartepjjn te wachten stond. Met zieleangat zag ze de thuiskomst van haar man tegemoet. Maar toen Henrik kwam, was hg in een zachte, verstrooide stemming. Naar Rik vroeg hg niet en over hetgeen gister was voorgevallen, sprak hg geen woord. Hg zeide slechts, dat hg nog allerlei te doen had en trok zich op zgn kamer terug. Toen het avond werd, trad Rath bg hem binnen. Zg ging voor hem staan en keek naar hem met halfgeopende lippen, als was het woord, dat zg had willen spreken, daarop verstomd onder de eene of andere schrikkelijke ontdekking. Ruth had haar vader nog nooit zoo treurig uitdrukking van zgn ge- „Waarom weent zg dan en moedeloos gezien. „Nu wat wil je, mgn kind?" vroeg hg eenigszins ongeduldig. Zg zuchtte diep en sloeg de handen ineen. „Ik wilde u vragen, vaderdat u met moeder spreken moet 1 Zg weent den gan schen dsg. Wg weten niet meer, hoe wjj haar tot bedaren zullen brengen." Henrik keek zgn dochter aan en keek dan, met een uitdrukking van groot leed, haar voorbjj de ruimte in. „Geloof je dan, dat ik haar kalmeeren kan vroeg hg bitter. „Ja, vader." Zgn blik, de laat, veranderde, vroeg bg. „Nu, toch om dat van gister. Maar niet slechts om Rik. Met ons mag zg daarover niet spreken en toch zal het haar goed doen, als ze het eens zeggen kan. Ik ge loof, dat ze zoo naar u verlangt." Henrik Gehrts trok de wenkbrouwen in de hoogte in ongeloovige ironie. „Waar is ze dan vroeg hg nochtans. „In haar kamer." Hg stond met moeite op ,.Ik zal naar baar toe gaan. Zorg er voor, dat wg alleen bigven." Jesta stond aan het venster van haar kamer in een troostelooze stemming. Toen de deur kraakte, streek zg haastig met haar zakdoek langs de roodgeweende oogen en keek onwillig om Toen zg Henrik zag werd zg bleek van schrik en waagde het niet zich te verroeren. Henrik Gehrts kwam dichterbg en keek vol medelgdenden weemoed op haar neer. Zoo zag er dus datgene uit, wat er van zjjn juichend jeugdgeluk wzs overgebleven „Waarom ween je zoo, Jesta vroeg hg zacht De tranen vloeiden reeds weer. Zjj kon niet antwoorden. Tranen waren hem onsmakelijk. Maar ditmaal ontdekte hg het nauwelijks. „Kom, ga zitten en kalmeer je wat." Toen zg naast hem zat en alle moeite aan wendde om haar tranen binnen te houden, drukte hg de tanden een oogenblik op elkaar, om dan zacht te vragen: „Watheb je met Rik gedaan Stokkend vertelde zjj het hem. „Nu, zwaar zal hg zgn verbanning onder deze omstandigheden niet gevoelen. Maar er was geen andere uitweg te vinden," meende hg. „Ach God, Henrik, wat moet er toch van komen I" „Wat bedoel je, Jesta?" „Wanneer je hem in 't geheel niet meer zien wilt 1" „In 't geheel niet meer? Dat heb ik wel niet gezegd. Slechts n niet. Er moet daar eerst wat gras over groeien. Zoo van gister op vandaag laat zoo ieta ernstigs zich niet overwinnen." „Henrik," stotterde zjj en plukte aan haar zakdoek, „gelooft ge dan werkelgk, dat hjj het met opeet Hjj viel haar in de rede„Daarover zullen wjj liever maar niet Bpreken. Dat is helder en duideljjk genoeg voor mjj, en voor jou ook, deuk ik Je moogt hem schoon willen wasschen, maar dat gelukt je niet." Zjj zweeg beschaamd. Henrik streed mannelgk met een in hem opwellende bitterheid. „Ik wil je wat zeggen, Jesta," begon hjj rustig en vriendeljjk. „Het is zeer (R.P.) Verleden week hebben wg zgn sterfdag gevierd. Maar hg leeft nog, al is 't van mg geen droom, dat ik 'n paar jaar geleden op Père Lachaise aan zgn graf gestaan heb. En de personen,aanwie hg zgn aandacht wgdde, de vronwen, die hg heeft liefgehad, leven. „Keine, die das Herz vergis» t". En dat danken wg hem, den kunstenaar, deu dichter,den schepper van achoonheden.Maobeth wordt niet vergeten en Hamlet wordt niet ver geten. Eu Vrouwede Baa blgft leven en 't Jood- scheBtuldje niet minder.En allen,die hoe gaven wijden tot het mooi maken van onze soms zoo donkere wereld en van ons arm en don ker leven, zgn helpers van God, om Zyu zon ■chooner nog te laten achgnen over de akkers en over onze zielen, om daar weer telkens nieuw leven te laten uitbotten, dat op sgne beurt weer anderen bezielen zal. Ik wil beloven, later nog een* op dit on derwerp terug te komen. Feiteigk heb ik van 't intieme leven der schilders nog maar wei nig gezegd. Ga maar kgken in Suasso, in 't Rgks-Musenm, bg Buffa, bg hoe heet hg ook weer op 't Spui. Bekgk ze maar, die zeeën, die koelen, die binnenhuisjes, die landschappen. Ga maar kgken bg Van Gogh op de Keizers gracht, achter Fortmann, en zie daar kleine pa neeltjes, die u Fr&nsch werk Igken, die van Daubigny konden zgn, maar die den naam Van Wijngaard dragen, en, schoon reeds de vervulling van een belofte zynde, nog vele beloften met zich dragen. Zoo zgn er niet velen. Jarrei i* 'n heel ander genre,maar overrompelend van schoonheid- Zgn licht, schoon niet soo subtiel als bg Rembrandt ofCor- reggio, doet toch aan dezen denken. Maar Van Wijngaard krggt eens den naam van den Hollandschen Daubigny, En na moet ik eindigen, al ben ik nog lang niet uitgepraat. We zullen hier 'n tweede Postkantoor krggen, d. w. z. een tweede gróót postkantoor, want kleintjes *gn er hier heel wat Op die manier gaan we Parg* achterna. Wie sou dat treurig, dat de jongen zóó geworden is, zooals hg nu eenmaal is. Ik geloof, dat jjj het nu zelf ook gevoelt en daaronder ljjdt. Daarom heeft het ook geen reden, dat ge immer nog probeert, zjjn natuur en optre den voor mjj te verontschuldigen. Wjj weten beiden wel, hoe de zaken staan. Het heeft geen doel, veel daarover te spreken. Wjj kunnen er niet veel aan doen. Wjj willen God bidden, dat Hjj den jongen niet laat ontgelden, wat wg, zjjn ouders, aan zjjn opvoeding gezondigd hebben, en ik wil God vóór alles bidden, dat Hjj jou niet te zeer laat ljjden onder de daden van hem, dien ge het meest van alles lief hebt op de wereld." Toen viel zg hem snikkend om den hals. Hjj was niet in staat, zjjn armen om haar heen te slaan en bleef dus stjjf en verlegen zitten. „Ach God, Henrik dat is niet wasr het meest heb ik jou lief gehad altjjd." Zjjn hart trok zich bitter samen. „Bewezen heb je dat toch niet," zeide hjj met grooten ernst. Het verwjjt tróf, omdat zjj voelde dat ze het verdiende. Zjj snikte nog heftiger, zjj lag als gebroken aan zgn borst eu boezemde hem innig medeljjden in. Hjj legde zjjn arm om haar heen,met den anderen steunde hjj zichzelf. „Arme vrouwzeide hjj bedroefd. „Hoe hebt ge je over dien jongen verheugdJe hebt het niet aan hem verdiend 1 Je hebt het nooit wiUen toegeven, dat hjj uit den band sloeg en tooh hebt ge het altjjd ge weten. Misschien, wanneer wg meer te zamen hem „Spreek toch niet zoo, alsof alle hoop al

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5