M fCIPRE T. Zondag 3 Juni 06. 50e Jaargang. No. 4155. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. XLII. Als men de Gemeen teraadsverslagen Iets!: in „Handelsblad" of „Telegrastdan komt men tot de conclusie, dat Keesje het „diakenhuismannetje" nit de Cimera Obs- cura, geljjk had„er ijjn altijd arme menschen geweest, en die «uilen er ook wel altijd bljjven." 't Is hier 'n dag of wat geleden een strijd geweest over het loon der miaimum-ljjdera in den dienst der Gemeente. De kwestie was, om van 737 van de 3763 arbeiders, die we hier hebban, het loon met 'n bagatel te verhoogen, met 60 cent, tiet per dag. maar per week Daarover is acht negen kolommen lang in den Riad gedisputeerd, om niet te zeggen gekeven, en daarom heeft de een beleediging en bespotting van den ander moeten verdragon. Fabius gaf nog eens bewijs, dat hij bjj alle dingen, ook bjj 't behandelen van gemeente-zaken,het kerkelijk Christendom getrouw blijft, hij gaf geen duim en geen cent toe, en bleef zakenman. Toen Satorius hem zei, dat zjjn redeneeringen meer hadden van Ricardo en Stuart Mill, dan van de Bergrede, en dat de tjjd voorbij WiS om te vragen „ben ik mjjns broeders hoeder?" toen viel Fabius 'm ia de rede met de woorden „U was wat slaperig gisteravond." Even later boog Satorius voor de uit spraak van den Burgemeester, zonder eigen lijk te weten op welko gronden deze zioh tegen de verhooging verzette. Tak achtte Sutorius 'n „eigenaardigen sociaal liberaal, 'n eigenaardigen broeder", en De Vries noemde hem onder lnid gelach „een loeder". V. d. Berg, die, 't heele debat overziende, zijn conclusies maakte, aan Fabius verweet, dat hg geen begrip had van de levens- cisohen ook in 'n werkmacsgezin, beweerde, dat er uit die loens verhooging nog geen belastin gverhooging behoefde voort te komen, en ten slotte 'n vriendelijkheid debiteerde, om den Burgemeester met een motie van den Raad „te versterken", kreeg van Zijn Edelachtbare uit puren dank voor deze welwillendheid, botweg ten antwoord „Ik heb die versterking anders niet noodig." En zoo ging dat maar over en weer. 't Was soms grappig en vermakelijk, maar meestal dég act. Als er over lotsver betering, d w.z. loonsverhooging van den arbeider gesproken wordt, dan hoort men heel wat vijven en zessen, dan heeft 't heel wat voeten in de aarde, en de enke ling, die er dan 'n lans voor breekt, loopt in de gaten od wordt afgesnauwd maar laat eens een, die toch al drie, vier, vjjf ot zesduizend gulden inkomen heett, om duizend of meer verhoogicg vragen, eu geef dan eens acht I Met een ontstellende eensgezindheid wordt het verlangde toege staan. Ik ben begonnen een staat aanteleggen van dergeljjke voorvallen, maar het is be droevend, om welke q lasie-redenen men iemands groote tracteuisnt nog vergroot' Waarom Dat weten de meesten zelf niet Om hun verdietsten zeker niet, want Uit voeren doen ze maar weinig. Om hun kennis misschien Och-ocb, die ia nog ge ringer dan hnn arbeidskracht of productie vermogen. Daar zjjn er onder, dio, als ze zichzelf bezien en zich vergelijken met anderen, die nog geen vjjfde of zesde van hun inkomen hebben, wel met hun poeitie en groote tractement verlegen moeten wor den. Hoe ze het zoover gebracht hebben, weten ze eigenljjk zelf niet. En waaraan verdiend, nog minder. Ze hebben eeis 'n knus brielje geschreven, een kunstje ver tonnen, en door de stommiteit van 't lot zjjn ze den rgst-en-brg-berg doorgereden en teren cu in Schlaralfenland op de vruchten van hun uitgeslapenheid. Bewijzen Ik heb ze. M'.ar, om tot de zaak terug te keeren ik kan u msdedenlen, dat het resultaat was dat het annndemsot-v. d. Bergh de minima van f 11.40 en f 12 worden met f 0 60 verhoogd voor hoofden van ge zinnen werd aangenomen met 22 tegen 18 stemme-. Goddank,'t ia er Nu behoeven de vrouwen van zu'ko arbeiders niet meer uit werken te gaan. en kannen zjj zich wijden aan haar huiehoudinga's er nu weer 'a broertje ot tu'je geboren wordt, bnhoeven de reeds aanwezigen niet te vreezen, dat hun een boterham minder tal worden toebedeeld de verschillende wascljes kunnen worden afgezegd het zoo noodige ondergoed ea de zoo noodige kleeren, en het zoo noodige meubilair kan worden aangeschaft, de pand briefjes ingelost en 's Zondags 'n rolstuk op tafel van 'n paar kilo, waar moeder als ze zuinig is tot half in de weck mee toe komt, en dan van 't overschotje hachée maakt. Uien is 'n graag eten, en de aard appelen gaan op, al waren er nog zooveel. Maar dat komt er ook nu voor die putjes scheppers en karrelui niet meer op aan Er is geld in huis en geld op de komst 1 Twaalf stuivers! In tien weken tjjds de som van ze3 gulden 1 Zoo'n som, da som van zes gulden, wts eenmaal de staatstoelagc van 'n Eogelach Koning, die afstand ge daan had van troon en kroon. Daar kocht men eens 'n heele bibliotheek voor met kasten en alen 't verhaal in mjjn familie is bekend, dat een oudoom van mjj een buis en tuin kocht voor slechts driemaal dia som, en hem gedurende zes-en-dertig weken de gelegenheid gegeven werd dit bedrag in termgnen af te doen. Arme menschen zullen nu rariteiten worden. Wie biedt er geld voor De tgd nadert, dat je ze op de kermissen kunt laten zien, als laatste restes van een beergegaan geslacht. Maar, je zult het zien ze zullen het niet waardeeren. Niets verschrikkelijker, dan oen vrijgelaten slaaf Niets buitersporiger dan een arme, die zoo op eens in de weelde verzeilt, Zo zullen het niet zeggen, na- tuurljjk nietmaar ge kunt er op aan, dat ze in bun hart het antwoord gereed hebben van dien bedelaar, die een twer-en-een-halve centstuk van een dame kreeg. „Wat zult ge daar nu mee doen vroeg ze. na hem onderzoekend in de oogen te hebben ge keken Eu hjj, zonder schaamte, antwoordde brutaal: „Daar ga ik nu eens lekker een paar dagen van aan de rol Zoo zal het gaan. Let er op, gjj allen die dit leest, en spiegelt u. o vele gemeen ten, waar deze courant verschijnt en tot wie deze les doordriogt, spiegelt u aan Amsterdam'a gulhartigheid. O >edkeid kan dAn pas als zoodanig erkend worden, als zjj in haar gevo'gen goed is. Hoe menig moeder heeft niet uit louter goedheid haar kind ongelukkig gemaakt. Was zjj dan goed Neen, toegevendheid is altjjd geen deugd 't allerminst daar, waar het geld betrett en dit in handen komt, die het niet besturen kunnen. Loonsverhooging is een eisch van den tijd, een onafwijsbare eisch waar het Com miezen betreft en Hoofd-Commiezen, voor Directeuren van allerlei instellingen, voor gepensionneerde kapiteins, voor Kamerleden ia ruste en afgetreden Ministers, voor lui, die bjj de verovering van hun baantje be wezen hebben pienter te zjjn, slim, niet stom alles maar zeggend, wat hun voor den mond kwam, een kat ook een kater konden noemen, als hun baas dit liever had, goed voor lui. waar ja meê op kunt schieten en die je niet telkens een waarheid zeggen die hard is; lui die hun chefs hel pen hun ochtondea en middagen gezellig door te keuvelen, en anderen intusschen hun werk laten doen. Maar loonsverhooging is dubieus-goed vcor putjesscheppers en straatvegers, voor kleibjes en dergeljjk rapaille, dat zich verbeeldt voor verhooging in aanmerking te komen, als zjj bun best doen. Alsof het d&Arom begonnen was I Mjjn Ooi, één lepel stroop smaakt toch zoeter dan een vat azjjn. Hoe ge dan doen moet in de wereld Waarheen gjj te gaan hebt Een Duitsch blad gat er drie, vier waken geleden antwoord op „Wohin, das is ganz einerlei, Sitz, meinethalben euch verkebrt Doch reite stets mit deinem Chef Devot das gleiche Stockenpferd." (Fr. P) En dat is een goeie, wgz.e en verstan dige raad. Een kat kan soms een kater wezen, een geit allicht voor een bok door gaan. Waarom niet? Ea bovendien, wat heb je aan geljjk, als bet je niks ia je zak geett Of ljjdt ge liever honger? Mg' ook goed hoor, vrind, al wou je er dorst bjj ijjden. Maar martelaars rjjn bjj hun tjjd- genooten nooit hoog aangeschrzvsn geweest Ja, je kunt wel „dik" doen en pathetisch zeggen „Indien ik dan hong'res moet, tóch hong'ren, dan beter naar der menschen liefde, dan naar waarheid Oods; dan toch beter te hong'ren naar vrienden- troost, dan naar diepte van overtuiging. Ale ik dan toch arm moet weren, dan beter in mjjn beurs, dan arm in mjjn hart, en kies ik mjjn leegen baard boven een leege ziel." (Elitabeth Barret Browning.) Mooi zoo 1 Nu, ik voor mjj hoop er 't beate van. Minr om tot dia arbeiders weer te kearen ik houd mjjn hart vaal, als ik aan die allen denk, die cu zoo op eens twaalf stuivers meer io de week te verteren hebben gekregen. De „Vic" in de Nes wordt opgedoekt; waar moeten ze nu met al dat geld heen Ik huiver, a!s ik aan alle aadere mogeljjke déboushures denk. Want Amsterdam, 't mag dan een goeie stad wezen, 'n beste zelts, maar 't is voor onervaren mersshen, die geld hebben, 'n waar Babyion. Ik zie ze al zitten, deze firancieel bevoorrechten, maar zedeigk ver dwaalden, ik zie ze al zitten tot vroeg in den morgen bjj Matthien met 'n kleintje mocca met 'n pousse. Of in den Ooievaar, of in 't een of ander Rheinisch oier Wesipka'isch bierhuis Want van sparen, zuinig wezen, overhouden heeft dat onop gevoede tuig geen begrip, al sou je 'r nog twaalf stuivers bjj doen. Neen, zjj die tegenstemden wisten wel waarom ze dat daden, en 't is das ook geen wonder, dat 't zooveel woorden, na tuurlijk woorden, niets anders dan woorden, geko3t beeft, om 't er door te krjjgen. Maar wie zal de schuld voor zijn rekening nemen, als straks al die lui wegens dronkenschap, nachtbraak, overspel want 'n brooddronken raonsch komt tot all38 opgesloten zitten Dan wasschen al die menschenvrienden hun handen en osschuld;maar wjj zitten met de gebraaien peren. Laat ons bidden voor de eenen zoo goed als voor de anderon, om wijsheid, wijsheid en uiets anders. Want daar hebben ze behoefte aan, aller, ook menschenvrienden, ook vrienden van den werkman. Ei bovenal, laat ons gelooven, dat de bedoeling goed was Kwaad denken is altjjd 'n Ieeljjk ding, en 't pleit ook niet voor ons eigen hart. Maar hebt ge „de Kroniek" gelezen van 21 April 11. onder redactie van Tak en Wibaut Welnu, daar komt 'n artikel in voor, getiteld: „Hoe 'n groote ge meente hare ambtenaren be zoldigt," van de hand van H Spiek man. Ik had 't over kunnen schrijven, 't is er interessant genoeg voor. Maar besteed uw dubbeltje en lees 't artikel. Er nu kan men na veel letecs en over- wegens komen tot de overtuiging van „spostatische onbetrouwbaarheid,"-„t r u t h is truth until the end of the reckoning": „waarheid is waar heid tot 't eind van de reke ning. (S b voor Volksvlijt, vroeger nog wel eens door goedhartige menschen 't O Ia z e n Paleis genoemd, in navolging van 't Curistal Palace, waarop men zegt, dat 't heel in da verte geljjkt. Welnu, de aandeelen daarvan jarea geleden al pari uitgagavan. stonden nu ook al sedert jiren op tien, elf. nsgea, tien; miar er was eer 'n neiging, dat ze nog lager zouden gaan, dan dat ze ooit hun honderd weer zouden halen. Doch 'n w:ek ot zee geleden schieten de malle waardaloose dingetjes io eens naar 12, 14 16 17, allemaal tu^chen twee en drie uur van denzelfden middag De makelaars keken mekaar gek aan, maar geen hunner had last van zjjn patroon ja wel, dat noemen ze hun „patroon" om de dingen te verknopen. Toen ze 't later, na dn benrs, op straat, in de bars, onder 't eten vertelden, was 't te laat Morgen opletten, hoor, en als 't kon weg er mee 1 Maar toen de morgen kwam, was de crisis al gepasseerden de gekke dingetjes staan nu weer met 'r malle 7oe'jes op het cjjte-, waar zjj eigenljjk op behooren op 11. En wat deDkt ge nu wel, dat daar de oorzaak van was geweest Luister. Flinke gebouwen met ruime zalen hebben we hier maar weinig. De groote, nieuwe Beurs is teiteljjk 't eenige gebouw, waar vier, vjjf zeshonderd man in kunnen simenkoman om zaken te doen. Jawel, behalve t Paleis voor Volksvïjjt. Maar dat zjjn dan ook de twee eenige gebouwen, waar zulk 'n ver gadering mogeljjk is. En nu weet ge de korte maar veront rustende geschiedenis van de Beurs. Laar man heeft eer van zjjn schrijvener is geen Amsterdammer, die niet ongerust is. Tal van timmerlieden zjjn de Beurs binnen gegaan en hebben met balken ea lat- en boogwerk getracht, de mogeljjke ongeluk ken bjj mogeljjke instorting te voorkomen. Misschien ia de Beurs zoo sterk als 'tgraf van Cneops, maar zjj scheurt ea Welnu, bjj 'n mogeljjke instorting zou er plotseling raad geschaft moeten worden, on dan zou het Paleis voor Volksvïjjt de eenige ark zjjn, waarin de eff jctec-Noachs vluchten konden, En deze overweging heeft nu de plotse linge stjjgiug tengevolge gehad van die Paleis aandeeltjes. Ea, vrienden, die stjjging komt weer terug. Bjj nog 'n scheur alweer 'n scheur, bjj nog 'n balk 'n aadere balk, en dan gaat er 'n deputatie uit de effectenhandelaars Daar 't Bestuur van 't Paleis, om te vragen Wat moeten we u geven, als we eiken werkdag van half twee tot half vier in uw groote zaal komen loven en bieden op waarden, die we zelf nooit gezien hebben Ea dan zegt 't Bestuur van 't Paleis Zooveel! En dan nog wat pingelen en sjacheren; en dan eindelijk: Nou goed, dan komen we morgen. Ea als dat dan d fiai- tief is Welnee, heelemaal niet! Als dat dan in de lucht haugt, dan zal ja eris wat zien. Dan wordt 't n echt gokpartjjtja. Ea wie dan wjjs genoeg ia, om er bjjtjjda uit te springen, die zal er 't beste aan toe zgn. Ik heb mjj wel eer.s laten vertellen, dat de ontzettende schokken, waaraan 'n zeker soort van f >ndsen soms zjjn onderworpen ik bedoel de speculatie veroorzaakt worden door bagatellen. Zeomoet t gebaard zjjn, dat KoniDg Willsm I eens, uit zjju rijtuig stappend, den voet verzwikte, en dadeljjk daalden de Nederlandsche papieren met verschrikkelijke snelheid. Rockefeller of Morgan stond eens klaar 't was in 1902 om naar zjjn zomei verbijjf te gaan, de koffers waren gepakt, de bedienden gereed tot vertrek, toen plotseling alles afbesteld werd. Rockefeller bleef thuis, en de buitenwereld, die niet wist waarom, maar cnraad vreesde, smeet haar waarden op de markt, om er nog van te maken wat er van te maken was en 'n paniek was er 't gevolg van. Duizenden hebben hun geld iu den letterleken zin naar de andere wereld zien verhuizen. Iets dergeljjks heeft op kleiner schaal hier nu plaats. Ieder kent Paleis Het komt mjj nu pas, nu ik klaar sta dozen brief te posten, in de gedachten, dat ds dag. waarop ge dezen leest, Pinkste ren is. As ordeljjk man had 't mjjn plicht geweest, daaraan 'n kolom te wjjden. 't Is een van die mooie dagen, waarop 't zoo prettig is 'n woord van verht ffiog te zeggen en aan te hooren. Maar als ik nu hier eorljjk mjju schuld van nalatigheid bekon, zoudt ge dan mjj dia schuld niet vergeven willen Tracht mjju schade goed te makan onder ling, en laat gedachten aan den grooten dag te Jeruzalem, ors. u en mjj, vervullen met vertrouwen en moed, met durl en waarheid, om te getuigen van wat in ocs leeft en ons geopenbaard is. H d H. r ooa ALFRED HEDENSTJERNA. —o—o—o— Dat wai een dag, aooala men er nooit meer een beier ft, wanneer men eecmaal de dertig echter den rug heeft. Wel Ie de hemel nog even blauw, de lucht nog even warm. wel zingen de vogel* nog even vrooijjk, wel kannen wjj nog gezood Van WILHELM VON POLENZ. Eerste Boek. 8. Het gezioht dat de cuie meester nu trek, gaf alle aanleiding de een of andere uit barsting te verwachten. Een eerst kort ge leden aangestelde paardenknecht, bjj wien de meester niet allee precies in orde vond, kreeg er van dik hont zaagt men planken. In deze executie werd Ede onderbreken dcoriat een licht rjjtuigje met een huzaren officier daarin het plein opreed. Mjjoheer Van Piessow liet de knecht heen gaan met de vriendelijke verzekering, dat de rest van de hem toekomende portie voor hem bewaard bleef; daarna begal hjj zich naar huis, om zjjn gast te ontvangen. Anna Marie had uit haar veDSter het rjjtuig zien aankomen. Zjj stond daar reeds wel een uur boven en keek met wonderljjke gevoelens en telkens wisselende gedachten naar buiten. Een andere japon had ze niet aangetrokken. Toen ze nu het rjjtuig voor de deur zag stilhouden en E verhard van Bindorf, be groet door haar vader, zag uitstappen terwjjl de oude heer hemu. vriendschappelijk op den schouder klopte, was het haar te moede, aleof zjj luid moest lachen. Waar- nchtig, zjj kon het heuscb niet helpen, maar alles kwam haar zoo onnatuurlijk en belachelijk vcor. Everhard van Hindorf, die anders op elk uur van den dsg onaange diend was vei schenen, kwam vandaag met rjjtuig en koetsier in groot livrei het was toch immers al te dol I Het deed haar leed. Want hoe gaarne had ze hem dezen tocht bespaardja. hoe gaarne had za hem de teleurstelling bespaard, die zjj hem aanstonds moest bereiden. Anna Marie had er in den iaa'sten tgd onmogeljjk over in twjjfel kunnen zjjn, wat luitenant Hindorf voor plannen had. Het was volstrekt geen bloote hofmakerij ge weest. bier waren diepere gevoelens En zjj was bjj deze zelf bekenten 's volstrekt, niet onverschillig gebleven. Misschien had Ever- hard haar hart gewonnen, als hjj op de rechte oogenblikken maar het juiste woord had weten vinden. Hjj zou haar bepaald wel hebben gewonuen Maar in plaats van zelf ferm te handelen, had hjj de terugkomst van zijn broer afgewacht. Iu dien tu°schen- tjjd liet hjj het meisje steeds duideljjk zjju bedoeliogen merken. Maar bjj Anna Marie had dat een geheel andere, dan de ver wachte uitwciking. De eerste sterke ont roering bjj da watenschap begeerd te worden, was voorbijgegaan zonder dat het in de zial van het meisje eenige zachtere gevoe lens had achtergelaten. Zjj had zich aan het teit gewend, dat ze een hofmaker bezat en verderen voortgang maakte Ever bard niet, ook ondanks dc souper-walsen niet, die ze alleen voon hem bewaard had. Anna Marie voed hem, daar ze hem wat al te dik wjj ls zag vervelend worden. Wat haar evenwel het meest hinderde, als ze aan een verbinding van haar met dezen man dacht, dat was de kolossale, overdreven jjver van de menschen, die haar tot dit huwelijk wilden drjjven Niet alleen mevrouw Nettel- mti'lr, maar iedereen scheen het als van zelfsprekend te vinden, dat Anna Marie van Piessow en Everhard van Hindorf een paar werden. Zjj voelde zich steeds de ooren tuiten over zjjn flinkheid en mannelijkheid en dat alles maakte in baar oog weldra plaats voor al de kleine zwakheden die hjj had en die zjj met haar critiscb oog «At spoedig had opgemerkt. En wat raaskalden toch die mecschen, dat zjj gedwongen was hem te nemen Toch was haar hart niet steeds onver schillig voor hem geweest Trots alle ge heime critiek van Anna Marie, bad E.-er- hard nog wel kans gehad de hand van het meisje te krjjgen, wanneer haar bjj het laatste zomerfeest de schellen nist van de oogen waren gevallen. Nu op eenmaal wi»t ze het heel zeker: zjj had Everhard niet lief, hjj was voor haar Biet het ideaal van een man. W&nnecr zjj ondanks deze wetenschap toch inwillig de om zjjn vrouw te worden, dan beging ze een misdaad. In de weinige minuten, dat ze met Ernst Hindorf had gesproken, was haar ze wist niet hoe en waarom de vaste zekerheid gegeven, dat se diens broer nooit kon trouwen. Ernst Hindorf was zoo heel anders dan al de andere heeren. die zjj verder kende. Anna Marie begreep het zelf niet wat het was, dat haar als 't ware drong, steeds aan hem te denken. Bjjna ergerde het haar. dat een merseh bjj de eerste ontmoeting zulk een indruk op haar maken kon. Goddank, niemand wist daar iets van, bet minst lachen; maar de oogen, waarmede wjj de dogen zien. ds oorsa waermede wij hooren, hst hsrt, dat lente en Jen^d vereend dubbel «nel deden kloppen, dia zgn ulet meer dezelf de. Al waart sjj zoo rgk al» C.-osiui en zoo michtig ali A'rxinder, gij aondt zoo'n dag nist kunnen terngkoopen, van uit den tgd toen gij jong ea arm waarten geloofdet, dat ie geheale wereld u toebehoorde, hoewel gij misschien niet wlit. waarmede gij u den vol genien dag zonde voeden. Wit tijt gjj toch, gjj llefeljjke, heerljjke jeugd Ach, gij zijt ge7oel zonder nadenken, gij tjjt liefde zonder verstand, gjj zjj: de trots een* beerichers en de onmacht van het kind gjj zjjt het schltteende wolk-npile'.i, welks boawmeester geen dak boven het hoofd heeft gij ijt het geloof aan de menschheld, gjj zjjt weemoed en juichende vreugde, gjj zjjt rg*- dom zonder dsgeljjkech brood, gjj zjjt getocd- heid en spierkracht, gjj sjjt de weerichjja van deu levensmorgen, gjj sijt moed en hoop. G j zjjt lente en zonneschgo en pret onder den Meiboom. Al helderder klonk hst gezang, al schellet kraste de viool van Peter den speelman de oude walsmelodle van het liedje: „De* morgens snel lk vlug naar het str- „En stoot er mijn visschsriboot van [land." Het was een feest dat de heer van as. liedgoed aaa zijne onderhoorlgea en aan de dorpeliDgen gaf. Ds paartjes dansten onder deu Meiboom en terwjjl Anna van den domiaee met den smid in het rond draalde en de aohoolji ffrouw door de stevige knuisten van den meesterknecht hoog van deu grond werd getild, anten de oudere dames la hst rond op gemnkkeljjke leunstoelen en keken het lieve leventje aan. Rasllge vrede leg op hare gezichten, voor zoover het dolle gedoe van ds jeugd er niet een gemoedeljjk glimlachje op te voortohjjn riep. Het dolst van allen danste Oito, de soou van den rentmeester, met hst vrooijjk* joffirlje, dat bjj den vaanjoker Halda ia Bjö kalden gelogeerd we*. Zjj was ntt Norrland, het lieve kind, het land waar de nachten lang en de winden scherp zjjn, waar eohter een zomer van negen weken voldoende ia om het graan te doen ontspruiten ea rjjpea. Alles aaa hst meis|e, hare schitterende oogen, hare gloeiende wangen, de brnioe lokjes in haren blanken hals, die meedansten aleof ze leder op zichzelf leefden, verried dat zulk een warme Norrlandtche zomer de harteblaadje* van de kieiae Ja ntlundsplant reeds tot wasdom gebraoht had. Met rentmeesters Otto was het ook al niet meer heelemaal kinderspel. Al is men eerst gymnasiast, niettemin is men mensoh en man, en in de laatste veertien dagen sedert Mimi bjj de Halda'* ten besoek was, had hg in eea heerljjken, zaligen droom geleefd. Na soa er spoedig eea eind san komen morgen weder moest tg de lange reis naar Osteraiind ondernemen, ea hoe het dan gaan zou, daaraan waagde Otto niet te denken. Maar het was nog Ld£ eer het morgen was, en op het oogenblik streek Peter er nog lastig op los. Das bleven Otto en Mimi san het dansen. Wat later werd er krggertje gespeeld en Karei van den dominee, die „'m was", had salke lange beeoen, dat Otto en Mimi het heels grasveld sfl epen tot achter de heg, om niet gepakt te worden. Karei, die bg den Meiboom stond riep hun wel achterna: „Dat geldt niet, dat geldt niet I" Maar Otto vond dat het wel gold, toen hg, achter de heg cekomen, onder een berk ging zitten en Mimi op zgae knie trok. Of sg elkaar zoenden Ja, lk zon haast vrensen van wel. De heer Lü idberg, raadsheer bij da reken kamer, was goed af Hg had een mooi inko men, hg was geacht en gezien, bezat ridderorden en deposito qiltanties, had weinig te doen en veel te eten, een huls van zes kamers eu eau keuken, en daarbg kind noch kraal op de wereld. Kwam hg in de Loge, dan werd hg dadeigk omringd, want hg wai esn aardig aprsker en vrooijjk in gezelschap. K wam hij op het geaootschip dia klopten de oudere dames hem op d?n schouder en juf fers van middelbaren leeftgd namen hem ter- zgde en deden ham verhalen van de diepe zedelgke verdorvenheid zjjrer vroolgke logo- broeders Hg protegeerde balletdanseresje* en cchreef lieve, kleine stnkje* voor den „Zeden- leeraar", hij wat een hartstochtelijk whistspeler en hield fraaie redevoeriagon over hat eervolle van den arbeid bg paete in ronde ea vier kante gaten, hij wist zich naar alles te voegen, die goede raadsheer. Waarom hg niet getrouwd was Js, daar was niet van gekomen. Eerst was zgn inko- meu zoo klein geweest, later moesten acade- mlesohulden betaald worden, en toen die betaald waren, had hg allerlei kleine jonge- heerecgewoonten aangenomen, die hg oogaarce ten hebben willen opgeven. Het had hem ander* niet aan gelegenheid om te trouwen ontbroken, sedert bg een welgesteld man was, en zelfs ca nog, op sija twee-ea zestigste jaar, werd hg vaak met go weid ingehaald bg de drfstigste familie*, waarvan de dames In Ercst Hindorf zelf. De bediende klopte aan haar deur eu meldde, dat mijnheer haai vader haar liet zeggen, dan luitenant Van Hindorf beneden was en of de jiff.-ouw beneden wilde komen. Anna Maria beg-if zich, zonder verder een blik in den spiegel te hebben gewor pen, Daar het salon. Daar vond zjj Ever hard Hindorf met haar tante Nottelaflller. De tante keek verbaasd en boos over het toilet van Anna Marie. Was dat meisje dan zoo lang :aam in het begrjjpen Haar nicht bleef zoo koel vormeljjk in de wjj te, warop zjj den jongen man begroette, dat de weduwe tot de veronderstelling kwam, dat Anna Marie nog steeds maar niet begreep, waar over het hier handelde. Maar zooveel te meer ontroerd ea zenuwachtig toonde zich de luitenant. Hjj was bjj haar vader geweest en had verlof ontvangen Anna Marie te vragen. Nadat eenige niets zeggende woor den waren gewisseld, verl.et mevrouw Van Nettelmüiler de kzm?r. Zoodra kjj zich met Anna Marie alleen wist,schikte hjj met zjja stoel wat dichterbjj. Daarna een korte pauze. Zjj was rusiig, zoo rustig dat zjj zichzelf daarover ver wonderde. Vrsgend keek ze hem aan, ver baasd over zjjn onzekerheid. Gaarne had ze hem gevraagd toch niets te zeggen, wan neer dat maar gekund had. Eindeljjk was de luitenant zichzelf weer in zoovor mees ter, dat hjj in staat was zjjn huwelijks aanzoek te doen. Hjj kleedde die in in mooie, bjjna banale bewooidingen. Anna Marie sloeg de oogen neer, zjj schaamde zich voor hem Waartoe die hoogdravende woorden over levensgeluk en een eeuwigdurend verbond Hjj maakte zich daardoor immers maar belacheljjk Juist wilde sjj opstaan, om hem dat te zeggen, toen hjj een op merking liet vallen, die haar meer opmerk zaam deed toeluisteren. Everbard, dcor haar zwjjgen en zgn voortdurend spreken wat moediger gewor den, zeide: „Uw vader gerft u begTjjpe- ljjkerivjjs niet gaarne weg. Maar ik heb van te voren toch reeds de toezegging van hem ontvangen, dat hjj ons geluk niet in den weg wil staan. Ook de meer prao: tiscbo kant van de zaak zal, hoop ik, een gelukkige oplossing vinden. Mjjn broer staat daarvoor in. U kent mjjn broer eenigszins, meen ik. Het is een uitmuntend mensch. Ia deze zaak heeft hjj weer <p- nieuw bijjk gegeven van nobele levens* p- vatting. Zondsr hem, dat erken ik u openljjk, had ik het niet gewaagd uw band te vragen mjjn broeders groote vrijgevig heid stelt mjj daartoe evenwel in staat." Anna Marie was opgestaan. Zjj maakte eea heftige bewegirg met de hand. Diepe weemoed lag er op haar gelaat. I jj moest zwjjgen Begreep hjj dan niet, dat het zeggen dat rjjn broer hem hielp en ondars'eunde. haar vreeseljjk beletdigde Everhard keek verbaasd naar dat geheel veranderde gelaat van het jonge meisje. Wat had hjj nu misdreven, zoo opeens Hjj gelooide, het toch heel goed gedaan t« hebben. Een paar minuten later verliet de jonge mis met gebogen hoofd de kamer, als verdoofd in het gevoel, de grootste aller vernederingen te hebben ontvangen Buiten kwam hem mevrouw Van Nettelrnfiller tegen, zjj wilde hem ieliciteeren. Een blik op het tropatelooze gelaat van den jongea

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5