k kinderen van mijnheer
li fiartliausen.
Hongerdood.
Zondag 19 Aug. '06.
50e Jaargang. No. 4179.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
EOOR
EP O.
„O, blaam van liefde, zoeter
In tchooner toch, dan lof van een, die
nooit beminae."
AUBORA LKi9H Mn. Fkowwinq
Toen Ik den Politle-poet een den Singel
voorbg liep, zag ik haar «taan ic de over
dekte gang en de oogen, waarmede rij opteg
naar den politie-agent, die tot haar sprak,
ontroerden mg
Ik «tapte verdermaar die oogen hadden
mgn bewustheid geslagen en ik voelde een
scherpe pijn dcor mgn hoofd vljmen. Toen
ik «ei, zeven halzen wii voortgeloopen,
keerde ik terag, denkende haar nog daar te
zien «taan maar genaderd tot aan het ge-
bonw, «ag ik haar er nit komer, en ingebo
gen houding riohting nemen naar den
Heillgeweg.
Zy doeg echter link» af, de brag over, en
vervolgde haar weg, den „Krijtberg" voorbg,
den Singel lang».
Op haar hoofd waggelde 'n ding, dat met
veel goeden wil 'n „hoed" genoemd kon
worden, en waarvan de vorm zeker eenmaal
„mode" wa» geweest, maar dit na weinig
ander» wa» dan 'n vormeloo» hoopje zwart
«troo, «aamgebonden dcor 'n vi»i lint. Een
goorgele blonie met «lap gevallen balonmon-
wen en 'n vieze zwarte rok, vol gaten en
■llkspatten, die aan den eenen kant over de
»traat «leepte en aan den anderen kant telken»
'n afgetrepten «choen liet zien, maakten haar
overige kleedlrg uit.
Zj liep voort, zonder op of om te zien;
nn en dan trachtend de ondereinden der bloaie
te «teken tatechen den baad ysu haar rok.
Het vele lichtbruine haar, dat van alle kanten
onder haar „hoed" uitpiekte, trachtte zfj tel
ken daaronder te verbergen. Stelselmatig
week zg uit voor meneohen, die haar tegen
kwamen, wanneer deze niet reedi, «oma op
twee hulzen afstands, voor Hér waren uitge
weken.
Zoo ging zij verdêr, onbewuat van wat er
rondom haar voorviel, onbewu»t ook, dat tij
gevolgd werd«torn en gebogen, al» 'n hond
dis getlagen werd, en nu instinctmatig de
plaat» der tuohtiging ontvlucht.
Ik verhaastte mijo «tap om haar in te
halen en trachtte genoeg moed te verzamelen,
om haar dau aan te spreken. Misschien kon
ik iets voor haar doen, mitichien dcor 'n
enkel woord 'n zonnestraal doen vallen op
haar donker pad. 't Speet mg, den poli'ie-
agent, die daar nog stond, toen ik voor de
tweede maal patseerde, niet te hebben aan
gesproken. Maar 'n zekere onbestemde vrees
voor 'n bemoei al te worden gehouden of
woorden van verachting over deze vroow te
hooren, hsddsn mg hem doen voorbij loopen.
No, om misschien iets voor haar te kannen
doen, was er geen andere kant dan haar aan
te spreken. Toen ik haar voorbjj ge'.oopen
was, vier, vijf huiten ver, bleef ik stilstaan
en keek met zoekenden blik de gevels van
de hulzen langs, alsof ik iets zocht, 't Was
in de nabijheid van de Oasthuismolentteeg
Haar langsaam tegemoet loopend, sprak
Ik haar aan en vroeg, of zjj mij ook zeggen
kon, waar de Bergstraat wasveinsend den
weg niet te weten. Zjj keek mij aan en ik
zag weer die verschrikte, bange oogen. die
mjj ontroerden en belang in haar deden stellen.
Zjj antwoordde niet, en toen ik mgn vraag
herhaalde, wees tg voor zich nit en zei zacht
Ginder, voorbij de brag.
Scheelt er iets aan vro*g ik.
Zij keek mg aan, alsof sg mij niet verstond
en toen ik mgn vraag herhaalde, voegde ik
e: aan toe: Je schijnt bedroefd te wezen.
Wat er toen gebeurde, weet Ik bjjaa niet.
Kwam mij voor, alsof zjj wankelde. Maar
'ij bleef staan en sweeg.
Dit daarde miszobien vier of vgf seconden.
Toen, bevreesd haar nog meer over-staar te
brengen, lichtte ik mgn hoed even, keerde
10om en liep de door haar aangewezen
richting, wgkend naar de brag.
Ik voelde, dat zg haar tocht voortzette.
Toen ik vermoeden kon, dat zij de brag
voorbjj zou zjjo, keerde Ik mjj om, en zag
haar verder gazn naar de Baadhniastraat.
1' wilde nn beslist meer van haar weten en
6.
«Drommels," dacht de oude heer, „dan
'aren wg in onze dagen toch heel anders,
waren er toen ook reeds zulke jongens?
1 la <?èse jongen onder zjjn kornuiten
gn u'bïondering Arme, domme jongenl
M#en nog, dat hg bjj mg is gekomen.
8<>ede Harthausen was in staat geweest
d 41'ea firaal te bederven. Eerst had hjj
banden ten hemel geheven en haarfjju
•Wo»*, dat slechts huwelijken onder
jC"en V4n ®^a 8tsnd goed konden zgn,
48 bad hg toegegeven „want mgn
D 6r®8 mag ik het recht op geluk niet
"'Houden."
u 5;er. omslachtig stak de oude heer den
waer in dan sak.
a' i4> j». dat moet bepaald wel
Ia merkwaardig meieje zijn, Egbert.
tuj: goval, mgn hoogachtingl Jjj behoeft
bet ?r niets meer te vertellen. Ik zie
Wilt eB' i®, dat jg je ontslag
t«r l .öe,taon en een burgerlgk beroep
baidei nemen, en waar bjj de geld-
W Vaa PaPl i° boe1- goed behulpzaam
toch lm en daa trouwen. Zoo is het
t« ieffm6ra' w**r En ik zou, om zoo
deB v n' J® wegbereider moeten wor-
•°o« Gramberg ja, jal" fljj greep
was besloten hssr te volgen. Ik wist nu,
dat sij misschien even dertig wa», arm en
bedroefd en haar verschrikte, schuldbewuste
oogen hadden mjjn ziel met medelgden ge
slagen, zocals de kiatk van snaren andere
snBren trillen doet en mede klank ontlokt.
Al» zjj acht op mjj gegeven had, zon zjj
hebben opgemerkt, dat :k haar aanwgzicg
niet volgdewant in plaats van recht door
te loopen, tooa's zjj mij geweten had, wu ik
de btng op gegaan. Msar al kende Ik haar
leed en de oorzatk daarvan niet, ik wist nn
toch, dat dit leed bestond en groot genoeg
geacht kon wordeD, om hars ontstelde herse
een asn niets anders te doen denken.
Ik volgde haar weer, omdat ik weten wilde,
waar tg woonde. Bjj de Raadhuisstraat ge
komen, sloeg zg licks om, giDg de brog van
de Heeren- eu Keizersgracht over, de Wester-
kerk voorbjj, de Prinsengracht op en sloeg
toen een dier vele straten in, die met elkaar
den iypischen naam van „J o r d a a n" dragen.
Ik begreep, dat hier haar won ng kon lijn
en om haar niet nit het oog te verliezen,
volgde ik haar op niet verderen afstand dan
'n hnis cf vier. Plotseling giDg zjj een hols
binnen, waarvan da dear open stond, en toen
ik genaderd was tot de plek waar zii was
verdwenen, zeg ik 'n schunnige, ve flroze
trap, met 'n brok mat ervoor. Ik zag het
halsnnmmer en liep door, om te overleggen
wat ik na doen zoa
Toen ik zoo, langzaam, 'n twintig halzen
ver geloopen had, keerde ik terog, steeds nog
niet besloten wat te doan, totdat ik eicdeigk
voor de bewnste woning stond. Twee kin
deren raten op den dorpel. De oudste was
'n jongetje van 'n jaar of negen met awarte
oogen, 'n krullebol en handen als een koien-
drager.
Zeg veD'js, wie woont hier vroeg ik
Ms moeder.
Eo hoe heet |e moeder
Riek! Zwarte Riek! Mcj|s visch ebbe?
Daar staat de kar." Eu toen in 't gat van
de trap zich naar boveD keerend, zonder eenlg
antwoord van mij af te wachten, riep hg
MoedèrVisch!
Een dadeljjk daarop volgend bolderend leven
op de trap, kondigde de nadering van Riek
aan. Toen ijj voor mg stond met haar zwarte,
glimmende haren, zwarte oogen en opge
stroopte moaweo, vood tk 't maar 't beate,
haar dadeljjk te zeggen, dat 't kind mjj ver
keerd begrepen hsd, dat tk geen visch moest
hebben, en zocht naar 'n vrouw, die hier
wonen' moest.
Hoe Iet ze vroeg Riek, zonder eenlge
boosheid over 't bezoek van 'n klant, die
niets kocht.
Dat weet Ik nietmaar misschien kan
ik ze n wel eenigszios nltdaiden. Zr is niet
groot en dreegt 'n gele blcase. Eu ze is
wasrschgoljjk
'k Weet al meneer- Ja man, das 'n
toestand, 'k Weet al, wie je bedoelt. Dronke
Frans. Och Jezes. Maar ze is vannacht
weer niet thnis geweestzeker weer Ingere
kend. Der vent heb al in geen weken 'n
cent verdiend en zjj zuipt maar. Nou zit Ie
weer boven. Ze benne zoo arm as de straat;
en dan zit ie maar bjj die kinderen. Heb js
werk voor cm, cf kom je vue I/efdadlghelc?
Je eb nog ncoit zoo'n sloerie gezien; as hij
der de hand niet an hiel, dan stocke ze waar
ze liepe. 'n Hond het nog meer zorg voor
zgn jonge."
En toen zich plotseling emksereed, en ook
zonder eenlg antwoord van mjj af te wach
ten, gsf zjj twee flinke slagen op een der
treden van de trap en schreeuwde De Roojj
Ik vond 't maar 't beste, haar te laten
schreeuwen, en te wachten wat er komen
zou. Een seoonde daarna sch eeuwde zjj
opcieuw Der is Iemand om je te spreken
kjj werk voor je
Is maakte 'n beweging, dat zjj mjj verkeerd
had begrepen, en dat ik we! naar boven gaan
ion. Waarop zjj, min of meer geraakt, mjj
toevoegde „Je zee 't toch I" Toen schreeuwde
ze weer„Nee, bljjf daar maarhg komt b1
naar boven."
Riek stapte 't portaal uit, om mjj doortocht
te gevenen toen ik de trap opging, zei ze
nog: „Twee hoog; op de andere trap is
't touw an ja linkerhand
Ik scharrelde de trappsn'op, en zag op
't tweede portaal de donkere gedaante van
'n man.
Deckend aan den naam door Riet genoemd,
vroeg ik op gesd geluk: Woont hier De
Roojj Ja meneer, antwoordde de man
dat ben ik. En tegeljjk 'n deur opendoende,
ging bjj mjj voor, 'n kamer binnen, en gaf
mjj 'n stoel.
De kamer was arm gemeubileerd, 'a tafel
in 't midden, met 'n oud stuk karpet er onder,
een kinder-ledikant in 'n ho- k en verder 'n
paar oude leeljjke stoelen. Een sigarenkistje
met kcoopen en naaigaren midden op de
tafel, en twee kinderen 'n jongen en
'u meisje bjj 't raam, kjjkend, schuw en
stil, ic 'n paar voddige prmtenboeker.
Recht tegenover dc deur, waardoor ik was
blunen gekomen, zat de vrouw, die Ik zcoht,
Zjj had haar hoed neergelegd op 'n soort van
aanrecht vlak bjj baar, en lag na met het
hoofd op een der armen geleund op 'n goot-
zoer haastig naar de hand van den ouden
heer.
„Zie eens, mgn jongen eigenljjk
moest ik een lange, mooie redevoering
tegen je houden en je het onzinnige van
je voornemen uiteenzetten. Want het zal
ja zeker wel duideljjk zgn aan motieven
om ja dat te ontraden bahoeit het werke-
ljjk niet te ontbreken, eigenlgk spreekt alles
tegen je plannen. Maar nu ja, het
verstand heett nooit gezegevierd, wanneer
het onwillige hart zjja tegenstander was.
Das wil ik liever mgn moud houden. Het
is met die verstandsmotieven ia dergalgke
zaken ook niets gedaan. Want ten slotte
komt toch alles daarop aan, wat deze jonge
dame voor een wozen voor een gees
teskind is. Je behoeft niet dadeljjk op
je achterste beenen te gaan staan, want
het is volstrekt niet boos gemeend. Maar
ik mag toch zeker wel zeggen, dat de liefde
blind maakt. Je b6ct, om zoo te zeggen,
niet ocpartjjdig. Zio je hoe zou je bet
vinden, als ik vóór alles die juffrouw
Martha hoe heet ze ook weer
Knutowen, juist waar of ik dien naam
meer gehoord heb? dus wanneer ik die
eerst eens bezocht, dit juflirtja leerde
kennen
„Oom oom !J Egbart wilde opspringen
en den ouden heer omhelzen, over wiens
gezicht een glans lag van helderen zonne
schijn. Maar Gramberg drukte hem op
den stoel terag. „Niet te vroeg triomfeeren,
lieve jongen. Bjj liefde nooit. Afwachten.
Wanneer ik hier op mjjn gemak gekomen
ben met die vervloekte hitte zoo over
drie weken kom ik naar Berljjn. Dan
zullen we eens verder zien. Schenk je nu
nog eens ia, Eg. Je kop omhoog, jonge
steen.
De msn was bg het raam gaan zitten,
zonder verder 'n woord te spreken of eenlge
Inlichtingen te vragen aangaande mgn kornet.
Er heerschte, wel 'n minuut lang, een wan
hopige etllte.
I» uw vrouw ziek vroeg Ik eindeljjk,
om de spanning te verbreken.
Nee meneer.
Toen zweeg hjj weer, bleef roerloos zitten,
evecal* tjjn vrenw, die nu en d*n 'n zenuw
snik liet hooien.
Ik hoor, dat u geen werk hebt, begon
lk W6er tegen den man Hoe lang tent o al
zonder
Dertien weken.
Dat i* lang.
Ja meneer.
Toen heerschte er weer 'n diep zwjjgen,
en lk verlangde, dat er lete gebeuren sou,
om Iets te kunnen «eggen. De elgenljjke
reden, waarom tk hier gekomen wae, durfde
ik niet aanroeren en 't gef mjj eenlge ver
ademing, toen de man opstond en scl, dat hjj
om elf nar op den Burgwal motst wezen,
omdat hjj daar misschien werk kon krjjgen.
Zjjn mededeeling was min of meer fl <g-
matischzonder kiaoht en zonder bljjdtchsp,
gewoon, zooals men 'n stoel verzet, zonder
eecige icepannicg Zoo ging hjj ook naar zjjn
kinderen, zei, dat ze zoet moesten wezen
ging zjjn vrouw voorbjj zonder eenlge aan
doening en zonder iets tot haar te zeggen,
en zei tot mjjDag meneer ik moet gaan,
anders kom ik te laat.
Zoo verdween hjj, schjjntasr zioh niet
bewast van 't dwaze ven 't geval, om 'n totaal
vreemden man kg zgn vroaw achter te laten.
De kinderen keken mg na en dsn ichachter
etn.
Ik begreep, dat Ik, om den toeetacd niet
nog pijnlijker te maken, na toch iets zeggen
moest. Ik vroeg zoo vriendelijk mogaljjk
I« uw man boot, vrouw De Roojj
Esn paar zenuwsnikken waren haar ant
woord. Ik ging naar den gootsteen, volde
een kopje met water, en zei: „Drink eens,
je bent wat zenuwachtig."
Half gedwongen voldeed zjj aan mjjn ver
zoek lichtte het hoofd op en dronk.
Zeg mg toch een», wat scheelt er aan
vroeg ik- „Hebben jollla woorden gehad
Zjj schudde het hoofd en krampsnlkkend
trachtte ag haar mond gesloten te honden,
om het niet alt te schreeuwen.
Kom, doe je beet om keim te weieu
misschien kan Ik ieie voor je doen.
Toen bralde zg op eens, tcrwgl tranen over
haar wangen biggelden „Nee meneer, nee,
o God, o God I" En weer haar hoofd op haar
arm latende vallen, ging tg voort te snikken.
Een van de kinderen was opgestaan, en
tegen moeder aangeleund, trachtende haar
hand te grgpen, begon hg ook te schreien.
Het me Ir je, dat jonger was, volgde. Het was
'n allertreurigste toestand.
Toen de zwaarste storm van snikken en
tranen voorbg wa», en ik de kinderen met
'n toet igntje weer kg 't raam had gekregen,
begon Ik opnienw te trachten de moeder tot
kalmte te breDgen.
Ik maakte haar voorhoofd en polsen nat,
zei, dat alle leed verholpen kon worden, als
men zgn hoofd maar niet verloor, en zei
duizend waarheden, waai op mgn eigen hart
reeds duizendmaal grif schipbreuk had
geleden.
Vertel me eens begon ik weerje man
is toch goed voor je
Ja meneer, snikte zg.
Maar hoe ia dan toch mogoigk, vroeg
ik mgn hoogste tnef op eens op goed
geluk uitspelend hoe ia 't dan toch mogelgk,
dat gisteren zoolets gebeuren kon I Je was
nog maar pis thnis, toen ik hier kwam, en
ik geloof niet, dat hg ééa hard woord gezegd
heeft.
Dat het Ie ook niet, meneer. Hg segt
nooit ieta. Nooit I O God, lk ben zoo onge
lukkig I
Eu weer verviel zg in snikken-
Maar waarom of waardoor ben je dan
zoo ODgelukklg Drinkt hg
Nee meneer nooit.
Slaat hg je dan of slaat hg de kinderen
Nao meaoer.
Maar wat dau? Doet hg slechte dingen,
die 'n getrouwd man niet paszen
N:e meneer, nee! lig Is 'n brave man
en als ie werk het, brengt ie Al thuis, wat
ie verdient.
Ik wist niet meer wat ik vragen moest,
en trachtte toch 'n oplossing van dit raadsel
te vinden.
Weer begon zg te spreken, schoon ziels
bedroefd.
Als hg maar eens wist, hoeveel lk van
'm hield, dan zond-ie wel anders wezen.
Wel anders wezen?! Is hg dan niet
goed voor js
Ja meneer, goed. O, 't is 'n baste man.
Als hg maar niet zoo goed wae, en 'n bee-,j
andera. Als hg maar eens wist, hoeveel ik
van 'in hield.
Maar dat weet hg toeh wei I Als je
dat aan mg vertelt, dan zal je 't toch zeker
wel meer dan eece aan hém verteld hebben
Ja meneer, maar hg hoort 't niet. En
man, het gaat dan zoo het gaat.
Prosit, mijn bengel
III.
„Hoe langzaam gaan die dagen toch
voorbij," dacht Egbert gedurende dien tjjd.
Anders hadden dienst en de kameraden,
had de gezelligheid hem bjj ca den gang
der uren doen vergeten, en wanneer hom
toch de eece of acdare dag wat te lang
gevallen was, dan hielp hem het een of
andere boek, of een bezoek aan tentoon
stelling of concert. Niet dat hg zco'n on-
leechbaren dorst ia zich voelde voor kucsi.
En al plaagden de kameraden hem met
zjjn aacstellerg, zooals zjj dat noemden,
dan betsekecde het op stuk van zaken toch
niet meer, dan dat hjj gaarne een mooi
concert hoorde, of oen goed schilderij zag
Maar als men in een huis groot geworden
is, waarin hst geestelijke leven zoo hoog
gehouden werd als bjj vrjjheer Von Hart
hausen, dan kan het haast al niet anders,
of men neemt daarvan wat mei de wereld
in.
Zslts in de dagen van zjjn ontwakende
liefde had Egbert nog menigmaal naar
dat noodanker gegrepen, Maar nu hielp
ook dit niet meer.
Reeds de korte dagen thuis met verlof
waren een werksljjke pjjn voor hem ge
weest. fiat heele ouderljjk thuis scheen
hem veranderd. Telkens weer zeide hg tot
zichzelf: „Het is allaen, omdat je menschen
en dingen met andere oogen aanziet als
vroeger, Omdat onrust, vrees en hoop je
heen en weer schudden." Maar dat kon het
toch niet alleen zgn. Misschien had Hiide
wel gelgk. Die meende: „Er is een kink
in den kabel gekomen." Én uit haar gpot-
hg ziet *t niet. Hg weet niet eens, dst ik «r ben.
Ik gevoelde, hierop met 'n woord van
begrgpen te kunnen antwoorden, maar ik
deed 't niet, nn vermoedende dat 't hier
'n zielkundig raadsel gold.
Praat hg dan niet met je? vroeg lk
weer.
Nee mekeer; nooit Eitoen weer in
snikken ove grand „O, hadrie maar is een» lief
tegen me geweest, of hsd Ie me msar let»
verweten, al was ik er onschuldig aan
geweest Had ie me maar geslagen Dan soa
Ik tenminste nog kannen gelooven, dat ik
voor 'm bestond. Maar nn ben ik niets voor
hem. Hg ziet me niet, en ik... o God...
ik kan 'm niet missen
Dit was ik gevoelde 't als bg tooveislag
de hoogste alting van haar verdriet,
tevena de hoogste wasrheid. Dit was het
stille vergif, dat aan haar leven knaagde
zijn onverschilligheid. Al» jong msitje zg
vertelde mg in 'n half aar tgds 'n heel leveD
van liefde en smart als jong meisje had
ze hem leerec kennen. Ze waren eece met
elkatder opgewandeld, en ca dien nog vele
malerwaren eindeigk aan 't „vrgen"
geraakt als dat ten minste „vrgen" mocht
heeten en toen ze getrouwd waren...
Och, 't wa» altgd zoo geweest, van 't begin
af tot nu toe. Hg wist niet, dat er nog
'n mecsch in zgn nabgheid was, die nog iet»
anders van hem verwachtte dan Ja" eo „neen."
Altgd hopend en geloovecd, dat 't nog wel
eens anders zon worden msar ook altgd weer
teleurgesteld, had tg gedragen soolacg zg er
kracht toe had. Van hart tot hart was er
tnsschen hen nooit gespreken, en hnn telbaar
kroest was het prodoot van niets anders dan
een plyriek proces.
Maar 'n ziel heeft behoefte aan andere
dingen.
En 'n hart vraagt nog Ieta anders dan
'n lfohaam en ocberispeigkheid.
Ik had mg in haar oogen niet bedrogen
ik had gezien, dat hao blik 'a lange geschie
denis trachtte te verbergen van ongekende
smart; 'n lange geschiedenis van honger
naar liefde.
Eu bg 't cltblgven daarvan stierf haar ziel
den hongerdood.
XL1X.
't Schgnt 'o slechte tgd te wezen, op elk
gebied, zoowel wat gebeurtenissen als zeden
betreft. Het eece ongeluk volgt 't andere;
mgnen springen, schepen vergaanis 'c niet
In Frankrgk, dan is 't ic België; is 't niet
op de Noordzee, dan is 't op de kasten
van Spacja. Aanslagen op menechenlevens
zgn aan de orde van den dag, jonge dames
loopen met bommen In haar wickeltaschje,
en vorstinnen met name „de Keizerin met
het bedroefde gelaat" vinden briefje* op
haar toilettafel, dat ag de grenzen van haar
rgk niet meer zien zal en en roepen gedach
ten op aan Lcdewgk X7I. 't Is 'n bange
tgd geworden, een tgd van „vaar van den
hemel en vaar van de aarde", van „opstand
van den eenen monsch tegen den ander"
een tgd, waarvan dichters alloen droomen
mogen, dat da aarde en de menschheld aldus
dooreen geschud wordt, om mleschien terag te
komen tot de oorspronkelgke gelijkheid, waarin
de aarde msg verkeerd hebben bg haar
schepping en de menschheld bg haren etaat
in het Paradijs.
Zoo smeult en woekert de vonk onder
vertoon van vrlendelgke woorden en plicht
matig gedoe, tnsachen Engeland en Daltsch-
land. [Ia Engeland ia da verdenking sterk ge
prononceerd Zoo ocgretteeren kleine staatjes
met groots badgets voor leger en vloot, en
doen mee aan de opwinding en aanhitsing
van volk tegen volk, als vreesde men, dat
een enkele akker op de groote aarde onge-
drenkt zoa big ven ven messoheobloedals
wilde man de gansohe aarde maken tot
één groote „A. k e 1-d a m a". Zoo praat en
liegt msn ven „vrede, vrede en geen gevaar",
terwgt volken worden uitgemoord en landen
verwoest. Gsen courant, die geen melding
maakt van jodenvervolging, verraderigksc
inval, bommenaanslag alles op groote
schaalgeen telegram, waar geen luchtje
aan is van dynamiet of menschen bloed.
Ia de middeleeuwen zorgden de Cholera
en de Z var e Dood voor opraimicg onder de
menschenca doen 't de menschen zelf. De
gedane uitvindingen, cm 't leven rgker en
tchcocer te maken, worden aangewend, om
te vernielen en te doodenen wie daarin
't best slaagt, wordt gids en leidsman. D e
vertooning wint het.
De Keizer van Rusland staat vooraan in
de vredesbeweging, die onze eeaw kenmerkt
1???!!!), en Berths van btt tner wordt
bslachelgk gemaakt, en evenals Tolstcï over
het hoofd gezien nf doodgezwegen. Het
wgsgenrig—vredelievend principe van wglen
Leo XIII, van aanpazsiug en vertrouwd te
zgn met alle vraagstukken der bestaande
maatschappy, wordt door Pias X ter zgde
gesteld en door een lgnrecht daar tegenover
tecd lachje, waarmede zg dat zeide, maakte
hg op, dat zg niet alleen Gertie bedoelde,
die als een wervelwind door het huis
stoof maar hemzelf. Vader nu ja,
vader bezat de gave, zich in zgn moraal
te verschansen, als hem in het leven wat
onaangenaams naderde, net ale hg het zich
andere in zgn studeerkamer deed. Maar
uit moeders oogen sprak ook de zorg voor
het komende en wanneer zjj hem, Egbert,
met de smalle hand over het voorhoofd
streek, dan lag daarin e9n smarteljjke
vraag; „Heeft mjjn zoon, dan geen vertrou
wen meer in mjj
Dikwjjls genoeg was bjj van plan ge
weest, haar alles te openbaren. Maar er
was een heimeijjk gevoel in hem, dat hem
zeide, dat zjjn hartewenschen niet behoor
den tot datgene, wat tnsachen moeder en
zoon kon worden besproken. En als hjj dan
tot zichzelf zeideer is niets, waarvoor
een moederhart ongevoelig is dan kwam
eece andere bezorgdheid moeder is ziek,
moet voor elke ontroering bespaard bljjven.
En zoo bleef hjj zwjjgen, ofschoon hg ge
voelde, dzt die onzekere, onbestemde zor
gen voor het hart gevaarljjker waren, dan
een zich uitspreken ooit had kunnen zgn.
In den grond van de zaak was het
reeds altjjd zoo geweest. Vader had moe
der als 't ware gestemd, net zooals men
een volgzaam instrument in den gewecschten
toonaard stemt. Ia alle liefde, zachtmoedig
en met aile zorgen. Maar reeds ais kin
deren hadden zjj het gevoelder was daar
langzamerhand een mensch gemodelleerd
geworden, of ingeslapen, zoodat zjj zich
maar heel zelden nog kon bewegen. Dat
had bjj de kinderen evenwel de liefde niet
minder gemaakt.
staand prtoclpiam vervangen. De droom
van vóór '70 big ft schemeren.
Terwgi de comedle van bouwplannen voor
het V.eiespaleis io Den Haag, in het klein
wordt gespeeld, speelt elke «tast de comedle
van den „Vrede" in het groot- Geen etaat,
die niet broedt op plannen van expansie;
geen volk, dst niet mort over telkens grooters
uitgaven voor het leger. Sterkere vestingen,
daarn» geweldiger kanonnendaarna weer
nóg sterkeie vestingen, en deerns weer
nóg geweldig r kanonnen. Aan die logica
komt geen eindetotdat ten «lotte de top
van den toren te swaar wordt, om door den
toren of «yn fundamenten gedragen te worden,
en allee, het een het ander verpletterend, ln
elkander stort
De wgsbegeerte van den oorlog ls 'n
wgsbegeerte nit het dolhuis.
Mag ik n even voorrekenen wst 'n schot
kost nit 'n zwsar stnk soteepsgeachat
Projectiel, bnskrnlt en kardoes voor 'n
kanon van 110 ton kosten i 1836.
n.1. 900 pond bnskrnlt £840.
een kogel van 1800 pond f960
zgde voor de kardoes f 86
Totaal f 1836
Hierbg komt echter rog de sigtage van
het atnk, dat na 95 schoten totaal onbruik
baar en versleten is. Zoo'n kanon kost
f 198.0C0 zeggehonderd acht en
negentig dalzend galden soodat
ie sigtage door één sohot aangebracht,
ongeveer f 2085.bedraagt. Dit gevoerd
bg 't reeds verkregen cgfer, zien wy, dat 'n
sohot nit 'n kanon van 110 ton, niet meer
bedraagt dan 't bagatel van f 8921.— segge
drie duizend negenhonderd een
en twintig galden.
Een sohot uit 'n kanon van 67 ton, dat
f 120 000 kost, en dat na 127 schoten on
bruikbaar la, kost naar die berekening f 2208.—
Een schot nit 'n kanon van 46 ton, dat
f 76 600 kost, en waarnlt men 160 schoten
kan lossen, kost 1176 galden.
Deze berekeningen worden medegedeeld
door de United Service Gezette.
Wat dankt u: is de oorlog niet 'n probaat
middel, om 'n land er gemakkeiyk en vlag
bovenop te krygen Als er 'n wedstrgd
werd altgeschreven, om 'n land zoo spoedig
mogelgk ten onder te brengen, dsn is er
geen betere beantwoording dan legernit-
breldlng, schietoefeningen en oorlog.
Eu dat weten allen, en allen patten zich
nit in sofismsD, om de misdaad goed te
praten. De wereld staat op s'n kopen
wie op «yn voeten gaat, wordt voor
versleten, en moet t ten slotte tegenover
dieven en moordenaars afliggen.
Wie heeft 't verzonnen, dat menachen-
moorden ooit 'n eerbaar handwerk zou zya
Hebt ge ooit gehoord, dat Delbler
Monsieur de Paria vrienden had
Ea toch deed hg nog maar op kleine schaal,
wat koningen en keizers in 't groot doen.
Weet gy 'n ander woord voor oorlogvoeren
'o Valsche munter is er 'n fatsoeclyk mensch
bg.
Of wordt *t goed gepraat, omdat 't In
„hoogere regionen" wordt bekonkeld
Ea ie daarom 'n moord in de Scheveclcgscbe
Boschjss zooveel misdadiger, omdat 't met
'n broodmes gebeurt
Na goed, als we 't maar weten.
Maar 'n geiacctionneerde moord is óók 'n
moord. In hst lelt zelf is geen verschil.
Omdat 'n koning of 'n minister let» ordon
neert of «egt, ie 't daarom „goed"?
Wilhelm II zei 'n paar dagen geleden, dat
krantensohryvers geen recht van spreken
hadden, omdat se qia „krantenschry-
v e r" niet geëx «mineerd waren. Is hg dan
als „Keizer" wél gri'x iruiceerd In dit
opzicht itaan wy gelgk, en moeten wg
beiden ons mond honden of mogen wy belden
praten. Ik eer, zoa ik denken, omdat lk
verstandiger ben. 'n Mecsch, die zooveel
werk van zgn «nor maakt, ia moeiiyk van
overgrooten ernst te verdenk in. Het Keiter-
lgk „Es lat erreicht" is 'n wachtwoord
geworden voor kwakzalvers en pommadeurs,
en 'n ernstig mensch haalt er zgn achonders
voor op.
En wat onze afkomst betreft, de mgce is
rnim zoo knap als de zgne. Ik zon over
Adam kannen beginnen en 'n zekere geiyk-
heid in 't lioht stellen msar ik biyf dichter
in de baart. Mgn vader was 'n eersaam
ambachtabaas, die met werken zya brood
verdiende, en rgk werd door nacht en dag
te werken die mg wel eena 'n tik gaf, maar
toch geen enkele moord op zgn geweten had
en ook nooit iemand bevolen heeft 'n ander
ora 't leven te brengen. Zgn grootvader
daarentegen had den bynaam van de 1 a-
g e r", ter oorsake van 't vele menechen-
aiachteo, dat hg heeft laten doen.
En wat nn ons maatzohappeigk leven aan
gaat, vormt «yn persoonlgke schold van
omtrent acht millloen zooals mg in
Dnitschland werd vertekerd en sooals de
oonrsnten ons hebben meegedeeld een berg
tegenover de mjjne, die bg lange na nog geen
tienduizend bedraagt, en die ik al lang
afgelost zon hebben, als ons werk 'n beetje
behooriyker betaald werd, en uitgever* wat
O neen, maar het vertrouwen had het
ook nooit ten volle ontwikkeld. Want wie
tot moeder sprak, sprak indirect tot vader,
meenden sg.
Tegenover Waldemar had de jongste zoon
zich in 't geheel niet kunnen uitspreken. Niet
slechts, omdat Waldemar in zjjn bruidegoms-
geluk zin noch begrip voor hem zou heb
ben gehad. Maar zjj waren aioh van hun
verschil van persoon zoo helder bewast,
dat zg elkaar nooit werkelgk broederlgk
nabjj waren gekomen. Er waren altjjd gren-
aen tusschen hen gebleven, hoe goed zjj
ook met elkaar overweg konden. Steeds
had Walde zjjn scherp afgebakende stel
ling als oudste doen gelden, steeds was hjj
correot de straat des levens langs gestapt.
Neen neenl Tot hem voerde geen wegl
Menigmaal, wanneer Egbert in dof peinzen
voor zich uit zat te staren, overviel hem
een medeljjden met de vrooljjke, kleine
schoonzuster, en de vraag stelde hjj zich
steedszal zjj zich ook laten stemmen in
den gewenschten toonaard net als een
instrument
Hoe langzaam gingen die dagen toch
voorbg I Ea wat brandde en gloeide dat
verlangen in hem I
Oom Gramberg had gezegd: „Onnutte
beloften, misschien een lichtzinnig gegeven
eerewoord neen, bengel! Wanneer zjj jou
zien moet wanneer jjj niet anders kunt
ja, dat ken ik, zoo gaat het altjjd.
Maar nu geen domheden meer, je niet la
ten verleiden tot een bindend woord of
zulken onzin. Afwachten tot ik kom."
Maar Martha wilde hem in 't geheel niet
zien, Zg giDg hem uit den weg, waar zjj
maar kon. Eo dat hinderde hem het scherpst,
dat brandde hem het felst in de ziel.