Do kiudereu vu mijnheer
Von Bartaeo.
Zondag 11 Nov. '06.
50e Jaargang. No. 4203.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
LXI.
De kwestie tussehen de Redactie van
Het Volk" on haar loopors en loopstors is
bijgelegd, d. w. z. voorwaardelijk. Do staking,
waarvan ge in dit blad 'n uitvoerig artikel
hebt kunnen lezen, is opgehevenvjjf dagen
geleden al. Maar er worden rechten
voorbehouden door de stakershet recht
b.v., om zich ten sterkste er tegen te verzet
ten, „indien de haar" dat is dan de
commissio van stakers „opgedrongen uur-
loonregeling verslechtering van den bestaan-
den toestand blijkt te bevatten." Daarna
ging zij over „tot de orde van den dag",
d. w. z.toen gingen zij de kranten weer
rondbrengen.
Ge weet immers wat er gebeurd is ?'t Was
'n loonkwestie, 'n doodgewone loonkwestie,
zooals ik die bij mijn eigen vader heb bijge
woond, zooals die in Twente om 'n haver
klap heeft, zooals de Staatsspoor die uit
hare PMémoires" bij dozijnen kan opdiepen;
een loonkwestie tussehen werkgever en werk
nemer, een kwestie van vraag en aanbod, van
uitgeven on toekomen, of uitgeven en tekort
komen. Kan 't niet, dan kan 't niet, dan moet
't in godsnaam maar blijven liggen; maar
er mort 'n grens zijn. Er moet grens zijn.
Ik mag wel degelijk voor mijn werk eischon.
stellen, maar ik moet tevens grenzen erken
nen. Ik ben verplicht mijn plicht zoo
nauwgezet mogelijk te volbrengen, te geven
wat ik geven kan, ongevraagd te bewijzen,
dat ik van goeden wille ben, om de zaak
te dienen, die mijn diensten vroegen waar
ik dit doe met toewijding, daar mag ik
gelooven, daar heb ik recht te gelooven, dat
men mijn werk niet onderschatten zal, dat
men eiken billijken eisch van my voorkomen
zal. De bewustheid van mijn plicht gedaan
te hebben, mag my geen overdreven eischen
doen stellen, mag my niet 'n houding doen
aannemen, alsof ik onmisbaar ben. Ik
werk, ik werk ijverig en doe myn best mijn
werk zoo goed mogelijk te doen, en ik weet
dat dit mijn plicht is.
En van den anderen kant mag ik gelooven,
dat myn werk naar verdienste gewaardeerd,
en naar vermogen zal bezoldigd worden.
Ik schrijf maar en ik zend myn werk naar
den een of anderen uitgever, en 't kan mij
niets scholen of hy 't plaatst zonder vooraf
gaande afspraak over bezoldiging, of dat hy
dit wèl doet; ik heb genoeg vertrouwen
om te gelooven, dat hij 't naar waarde
schatten en naar vermogen honoreeren zal.
O, ja, ik ben er wel eens tegen aangeloo-
pen. Natuurlijker zijn ploerten en plebe
jers in elke kastemaar een bonte kraai
maakt nog geen winter, en een bewys is
geen bewijs.
Een loonkwestie is altijd delicaat en
menschen van myn caliber spreken er niet
gemakkelijk over. Ik vind er 'n fout in.
't Lijkt mij toe, alsof dan de hoofdkwestie
't loon is. Maar dat is zoo niet. De hoofd
kwestie is" 't werk. Of niet? Daar ligt
werk en dat moet gedaan worden. Dat moet
af. Begin er dus aan.
En 't loon dan?
Dat is uw zaak niet. Dat moet de
loongever weten.
En als 't my niet genoeg is
Dan doet ge, wat hy zou doen, als uw
werk hem niet beviel, en zegt 't hem I Kan
de moeilijkheid of 't verschil opgeheven
worden, goedkan dit niet, dan zoekt gy
'n anderen werkgever en hy een anderen
werknemer, 'n Wet op 't recht van staking
in te voeren, is te gek om neer te schrijven.
Ik wil niet iemand in myn dienst hebben
die my met tegenzin zou dienenik zelf
wil ook niet met tegenzin'n dienst doen of in
iemands dienst zyn. Ik ben verplicht myn
hoofd te gebruiken, om te overwegen wat
mag en niet mag, wat kan en niet kan.
Maar in de eerste plaats, in de allereerste
plaats, en dat slaat my geen heer of knecht
uit de handen moet ik myn plicht
doen.
Op de slavenmarkt te Rome zie
„Plicht" van Smiles stond 'n jongen te
koop. 'n Romeinsch heer ging naar hem toe,
en vroeg hemAls ik u koop, zult gy dan
getrouw zyn
De jongen keek hem aan en antwoordde
„Ik zal trouw zyn, heer, als gy my koopt.
Maar ik zal ook getrouw zyn, als gy my
niet koopt."
27. o
Gertie hield den knop van de deur
omklemd en dacht„Na aal Rollin
wel gaan. Goddank, nu gaat hg
en daarna aeide zjj„Wilt u misschien
binnen komen, mgnheer Von Rollin
En hg, zwaar ademhalende: „Wanneer u
het toestaat een paar minuten
En werkelgk wees zg binnen naar een
etoel. Beiden zwegen. En beiden hadden
dezelfde gedachte„Wat wjj toch ver
anderd zjjn I Vroeger vloeide het gesprek
tussehen ons als een borrelende bron, maar nu
Hoeten wg naar woorden zoeken" naar
onverschillige woorden, die hen over die
'natste minuten moesten heenhelpen.
Buitea was bet helder, maar in de ka
mer heerschte het halfdonker van den
herfst. Maar juist waar hg zat speelde
*oo nu en dan een zonnestraal. Een paar
maal gleed die over zgn gelaat en zg
voelde het weer „Wat is hij toch veranderd.
Waar is de vroolgke uitdrukking gebleven
#n het opgewekte zelfbewustzijn Om
mijnentwille om mijnentwille 1"
Het was warm in de kamer. In den
ochtend was er ter wille van vader, die
bet huiverig vond, gestookt. Het was zoo
Warm drukkend de borst te-
Zie, dit is de kwestiewij moeten
altijd getrouw zyn, of het loon hoog of laag
is, of de betrekking ons amuseert of niet;
getrouwheid moet er boven staan. We
zyn geen slaven en mogen wel een te zwa-
ren last afwerpenmaar zoolang wjj hem
torschen, moeten wjj dit doen naar plicht
en geweten, getrouw.
Vele menschen heeren zoowel als
knechten weten niet, veinzen niet-te-
weten, dat 't zoo hoog noodig is somwyleni?)
zichzelven te corrigeeren, zichzelven af te
vragen of 't goed is, wat zjj bestonden
tegenover anderen. Hun voordeel blijkt hen
zonder er over te redeneeren hun
recht. Als ge 't soms waagt zoo iemand
aan 't verstand te brengen, dat voordeel en
recht soms lijnrecht tegenover elkander
staan, dan kjjken ze u aan, alsof ge
Sanskriet spreekt. Zouden zjj zichzelven
tekort doen Of hun gezin vragen ze
verwonderd.
Als go dan zegt, dat 'n onrechtmatig voor
deel grooter „te-kort" is, dan een billijke,
schoon geringere bezoldiging, dan kunnen
ze heelemaal niet meer uit u wjjs worden,
en verslijten u voor krankzinnig.
Het woord van Plutarchus aan Keizer
Trajanus hebbeu zjj zoomin gehoord als ver
staan; en waar zij verbeteringen in de
maatschappij tuf stand willen brengen, daar
denken zy er niet aan, „bjj zichzelven te
beginnen."
„Een ander heeft altjjd de schuld;
Geen mensch en ziet zjjn eigen bult."
Jacob Cats.
Of in moderner woorden:
Anderen neemt hjj op, van top tot teen en
[haarfijn,
Die hjj vóór zich ziet;
Maar, dat achter hem reeds andron met hem
[klaar zjjn,
Och, dat weet hy niet.
„Pepermuntjes." Van Meurs.
Het sociaal-democratisch beginsel heeft
getracht ons denken op andere, ruimere ba
nen te leiden, en aanvankelijk is het daarin
geslaagd. Maar do argeloozon, de onergden-
kenden zjjn er de dupe van geworden. Het
woord van den Ziener van Patmos klonk
jaren geleden andermaal als 'n orakelwoord
door de lucht: „Zie, wij bouicen u nieuwe
hemelen en 'n nieuwe aarde in welke gerechtig
heid woont en „de honi/eri/jen en dorstigen
naar gerechtigheid" hebben hun hart bljjder
voelen kloppen bjj die mare.
Alles ging 'n goeie twintig jaar geleden
ten onderstboven. De taal was verouderd,
nieuwe woordon werden geschapen en ge
maakt, het aanhalingssysteem kwam in de
mode, het-niet-anders-schry ven-dan-met-kop-
pelteekens werd door iedereen bestudeerd,
de phonetiek deed opgeld, De Vries en Te
Winkel gingen voor 'n poosje op stal, Kol-
lewijn werd 't stok- en paradepaard van
eiken mallen brasem, die 't A, B, C kende,
maar daarom Maerlant nog niet lezen kon,
Tolstoi werd geprezen door wie hem niet
begrepen, evenals Zola, evenals Heine, in
den Bjjbel werd „geen wijs woord" meer ge
vonden 1), Shakespeare was uil" 1). Men
zwoer bjj geesten, wier werken men nooit
ter hand had genomen. Het gouden praal-
hek der Waarheid, door Zola geopend, werd
door zyn zoogenaamde bewonderaars!!) van
onder tot- boven met modder gegooid. De
eenige, die hier te lande Zola eerljjk beoor
deeld hoeft, is Van Deyssel, de „nu-oude-
leeuw", wiens opstellen zich een wereldroep
verwierven, wiens proza klassiek is. Maar
voor 't overige schenen „kunst" en „gok-doen"
synoniemen te zjjn. Er werd gecoquotteerd
met mal-praten en mallen haartooi. De artis-
ten, als 't mannen waren, lieten hun haren
lang grooien, en, als 't vrouwen waren,
knipten zy ze kort. Trouwen werden zelf
standig, gingen 'n kroeg binnen en bestel
den oen cognacje, de „vrije liefde" maakte de
hoofden gek, en menige eerlijke vrouw en
lieve moeder heeft haar plaats en haar
rechten moeten afstaan aan 'n tijdelijke
passie van haren wettigen man. Alsof zg
ook nooit eens 'n „flinken man" ontmoet
had, 'n „mooien man", die haar belangstel
ling inboezemdeMaar de nobelen onder de
beide seksen wisten, dat er boven passie 'n
plicht troont, 'n verantwoordelijkheid, die
't verleden eerbiedigt en de toekomst niet
verniolen mag. Maar de zwakken hebben zich
gek laten praten en zoowel kind als kegel
ongelukkig gemaakt 2». In de ruim vjjf-en-
twintig jaren, die achter ons liggen, heeft
men het nieuwe gezocht en nageaapt, om
dat 't „nieuw" was, en 't oude bespottelijk
gemaakt, omdat 't „oud" was. Maar al 't
nieuwe was niet goed en al 't oude niet
slecht of verkeerd. Veel van dat nieuwe was
dronkemanswijsheid on malligheiden veel
van dat oude was goed en deugdelijk, had
bewezen 'n klassioke waarde te bezitten
voor oog en oor en hart; en daarom is 't
door de verstandigste menschen nooit mis
kend geworden, en koert 't nu zonder lawaai
bjj de rest terug. We leeren weer gewoon
praten en schrijven, we durven weer zeggen,
dat we koffie drinken na 't diner, en als
klemmend
Plotseling steunde hg„Mevrouw Ger-
tie
Nog nooit had bjj haar bjj den voornaam
genoemd. Zjj sidderde. Zoo innig klonk
het, en toch zoo smartelijk en haar was
het weer te moede, ot zg vluchten moest.
Weder aat hg een paar seconden tonder
te spreken, star voor tich heenkijkend,
met op elkaar geknepen lippen, als in hevigen
strijd met zichzelf.
Dan sprong bjj eensklaps op, kwam op
haar toe en bleef vlak voor haar staan.
„Ik heb een onwaarheid gaaegd, mevrouw
Gertie 1* riep hjj uit. „Ik ga niet naar
Berljjn. Ik reis van avond nog naar Wil
helmshaven overmorgen gaat mjjn schip
naar Zuid-Afrika! Ik kwam om afscheid
te nemen voor langen tjjd voor altjjd,
mevrouw Gertie Gertie I" En plotse
ling zonk hjj voor haar op de knieën, greep
haar handen, borg sjjn gelaat daarin en
snikte luid.
Zjj was als versteend. Een groote
schrik had haar de leden als verlamd
Zjj voelde tich als in een droom. Hst
fluisterde alleen in haar binnenste: „Hjj
gaat om uwentwille. Hjj vlucht, opdat wjj
niet schuldig tullen worden." En dan
kwam langzaam de erkenning: „Maar kg
vlucht als een echte man hjj vlucht
naar den strjjd."
Toen werd het weer licht rondom haar
Zjj vroeg zichzelf niet meer at„Is dat
dan lieide Er was niet anders in haar
dan een groote dankbaarheid, een gelukkige
teederheid. En het was als gaf zjj hom
den zegen, toen zg zich plechtig over hem
heenboog en hem op het voorhoofd kuste.
Zonder een woord te zeggen, met diepe in
we 'n juffrouw zien met 'n reform-japon en
korte rokken tot aan d'r knieën, dan durven
we weer zeggen: 't malle wyf Ijjktwelgek.
Och och, wat is er 'n dwaze tjjd over ons
heen gewaaidLessenaars en stoelen met
gaten eu ornamenten waar je met handen
en voeten in verward raakte, 't Was alle*
even nieuw en smaakvol!?), maar menigeen
heeft gedacht, of de ontwerpers ervan mis
schien in Meerenberg verpleegd werden.
Wat ze met onze letterkunde hebben uit
gevoerd, mogen de dichters en prozateurs(l)
zelf verantwoorden. „Blauw blauwachtig blauw"
was 't ergste nog niet. evenmin als „gek
gek-achtig gek"', 't materialisme in de kunst
is geklommen tot puren waanzin, en god
dank, goddank dat 't begiDt te luwen,
't Werd meer dan tjjdBjj de beschrijving
van een mestvaalt werd 't walgljjkste den
lezer niet gespaard men rook ten slotte den
stank, die beschreven werd met 'n innigheid
en 'n ontroering, alsof't 'n liof meisje gold. En
dat heette dan „kunst", dat heette dan „rag
fijne, etherische kunst, prachtig gevoeld, subliem
iceergegeven."
Het „N. v. d. D." spotte er mee in 'n toen
zeven a acht jaar geleden goed geschre
ven feuilleton, en klaagde zich uit in de
woorden van 'n Duitscher
„Das widerigste, das ekelste,
Das ist das „Fin-de-siècleste."
En zoo was 't ook. 't Platte was nooit plat
genoeg, 't Verhevene werd, van puren ophef,
belachelijk. Gewoon Hollandsch werd bijna
niet meer gesproken, alleen door „ouwe
sokken", zooalt ik. Ze zeidon 't me onvor-
holen 1); ik was in die jaren tussehen de
twintig en dertig,
Of er dan totaal niets goeds van de pers
kwam? Welzeker! Kloos en Verwey hebben
heel wat mooie verzen geschreven. Ik heb
ze daar in de kast staan,enerzyn „juweelen"
by. Maar och mensch, ze hebben ook zooveel
inkt on papier verknoeid, en ze hebben ook
zooveel onzin gedebiteerd. Verwey minder
dan Kloos, Van Eden minder dan Verwey,
maar toch alle drie genoeg. Wil ik er oens
wat van aanhalen Neen, later liever.
Heusch, dat blijft altjjd interessant. Couperus'
beste werken zyn zyn oudste. „Majesteit"en
„Mctamorphose" staan bovenaan. Zyn „Boek
pan Anarchisme" is geen boek ineer; dat is
'u monument. Maar 'n dichter is hy niet,
heusch niethjj kan, not als ik, 'n vorsje
maken, maar dat kan, met 'n beetje goeden
wil, de schoenmaker ook. Wie kan er in
Holland géén versje maken?! Dat moet al
'n heel groote stommeling wezen.
Maar dichten is wat anders.
Ai mij! Wat heb ik me daar in de vingers
gesnedenIk vergat te zeggen, dat onder al
die doornen en distelen in onzen litterairen
tuin, 'n bloesomende boom is opgegroeid,
zpo groot en prachtig, dat ze het onaange
name bestaan van al die prullaria in ruime
mate vergoedt. Ik bedoel „Mei" van Gorter.
Hjj behoort evengoed tot het gilde van na
'8umaar hjj is er boven uit gegroeid, als 'n
ceder op 'n berg. Zyn latere verzen blyvon
daar ver benodenhjj is nu sociaal-democraaat,
on dan schijnt 'n mensch geen dichter te
kunnen zjjn. Scheltema heeft 't ook 'n tjjd
lang geprobeerd en volgohouden, maar 't
schijnt toch niet te kunnen 3). Doch zooals
Zola als prozateur uitreikt, uitblinkt boven
al zyn navolgers, al zjjn „decadenten" mag
ik wel zeggen, zoo zegeviert Gorter als dichter
boven Kloos en Verwey en nog wel anderen,
al deden zjj 'n hoogen worp somwijlen.
Wat is er in de laatste twintig, vyf-en-
twintig jaar al niet gebeurd, waar de men-
schon niet bjj hebben opgekeken, wat geen
ontsteltenis hoeft gewekt. De geschiedschrijver
heeft, als hjj tot aan 1880 gekomen is, en
verder wil schryven, op heel wat te letten.
De toen weder-opleving van 't Socialisme
ging gepaard met 'n begin van omwenteling
in allesin do taal, de schilderkunst, bouw
kunst, kunst in 't algemeen zio de Beurs,
zie de schilderwerken van Vincent van
Gogh, zie Broitnor de reformjaponnen
deden haar entrée, die afschuwelijke hobbe
zakken, die 'n sensiblen man afkeer doou
krijgen ran 't wezen dat er in zit. Wie kan
't 'n uur uithouden bjj 'n vrouw, die Am-
sterdamsch praat of 'n reformjapon draagt,
en wie kan dan goed gehumeurd bly'ven?
0, wat heeft men ons geduld, onze draag
kracht, onze welwillendheid op 'n zware
proef gesteld. Wat heeft men ons overstort
mannen weten wel, dat ik hier 'n ander
woord bedoel met groote woorden en
lawaaierige manierenWat 'n nonsens hebben
wjj geslikt op wel honderd vergaderingen,
vanwaar men telkens weer met 'n heeter
hoofd en 'n minder voldaan hart huiswaarts
keerde. We werden afschaffers ofschoon
we nooit anders dronken dan koffie en thee
louter en alleen, omdat 't bjj de in be
werking zijnde „volmaaktheid" behoorde;
we probeerden vegetariërs to zyn en aten
„apeneutjes"we deden nog wel honderd
dingen, die ons hart niet eisehte, maar
waartoe de eisch tot ons kwam van buiten
van menschen, die ons wjjs maakten, dat zo
Marcx gelezen hadden, maar die 't logen
nigheid.
Ean oogenblik nog rustte zjjn gelaat in
haar handen.
Dan stond bg op. Zg stonden tegenover
elkaar en keken elkaar in de oogen. Ea
zg reikte hem, nu met een zeldzame rust.
de hand en aaide God zg met u Ea
dan ging hg. Zg trad aan het venster en
keek hem na nu was hg aan de tuin
poort hg draaide sich nog eenmaal om
en groette, en zg groette terug nu liep
hg de straat langs, en haar scheen het toe,
alsof zgn houding straffer, fliaksr werd
met slke schrede, dis hg zieh van haar
verwjjderde. En zjj dacht„Hg gaat het
goede pad 1 Lief heb ik hem toch gehad
God zg met hem
Totdat zgn gestalte voor haar oogen
verdween. Toen sprongen haar de tranen
in de oogen en zg leunde met bet hoofd
tegen den etjjl van de deur. soo liet
ook daarvoor dank ik je 1
Lang stond zg zoo, en een diepe vrede
kwam over haar, en uit dien vrede rjjpte
het besluit. En het besluit bleef vast staan
ook in de uren, die tg alleen boven op
haar kamer was en wachtte, Vrede was
er in haar, maar geen opgewektheid, Want
tg voeldeop dezen dag moet er over
je leven beslist worden.
Toen dan Waldemar van het college
terugkwam, ging zg naar beneden. Voor
zgc deur bleet zg nog eenmaal slaan. Zg
was zoo rustig zoo vast van besluit; maar
nu haar hand den knop van de deur in de
hand had, stokte haar adem. Slechts nog
een paar schreden scheidden haar van de
beslissing over haar toekomst, een paar
van individuen, die zich dekten met den
bjjna heiligen naam van Zolavan misda
digers, wien 't te doen was om andermans
geluk en andermans geld, en zich God
betere 't beriepen op de Bergrededie
honderdduizend woordon te hunner beschik
king hadden, om anderen over te halon tot
elk mogelijk eu bjjna onmogelijk offer, en
als zjj in hun booswichtig opzet geslaagd
waren, hem bespotten en den rug toekeerden.
Zij waren „wijzer" geweest, zij hadden voor
noinmer één gezorgd en anderen de conse-
quentiën van hun theorieën laten dragen. En
terwjjl hun slachtoffers achterbleven met
een vernield hart, vernield door den leugen
hunner idealen, met 'n verbijsterd hoofd en
'n leege beurs, gingen zjj 'u raglan koopen
van geleend geld, dat zjj nooit terug zouden
geven, bestelden ze 'n diner van een of
twee-vijftig, dat door 'n ander betaald
moest worden, en scholden op die „ploertige
bourgeois", die maar leefden van andermans
geld en andermans krachten.
Ik liog hior niet. God weet, dat ik de
waarheid spreek. Ik heb de striomen van
die dwaashuid en die zonde aan mjjn eigen
hart en lichaam gevoelden ik weet ook,
wien ik het wijten moet.
In de eerste plaats myzelven. Omdat ik
dom genoeg was alles te gelooven, wat men
injj heeft voórgelogen en vertoond. Onder
het vaandel van het socialisme, dat ik zeer
hoog acht, onder zjjn spreuk van „broeder
schap," heeft men mjj geëxploiteerd, en mjjn
goed vertröuwen 'n goeden grond bovonden
voor egoïstische operatiën.
Waarom schrijf ik toch telkons zoo'n
biecht Hoe kom ik toch daartoe Ik moet
nadenken, om te weten langs welke wegen
mjjn denken gegaan is, om hier te komen.
't Is door den samenhang der dingen,
door de gelijktijdige verschijning van allerlei
voorvallen, waarvan do meeste zjjn geweest
onder den invloed van het socialisme, althans
onder den invloed van datgene, wat men
ons als „Socialisme" hoeft voorgezet. Maar
't is met de prediking daarvan gegaan, als
met de prediking van het Christendom. De
naam was aanwezig; de ziel, het karakter
ontbrak. Wie 't in ernst betrachtten, niet
met woorden, maar met daden, werden in 't
gezicht uitgelachen en geëxploiteerd. Schel
den en verdacht maken, voor zoo hoog
mogelijk loon zoo weinig mogelijk werk
doen, dat waren de voornaamste artikelen
van 't program. Er is 'n orkaan over ons
hoofd gegaan,i'n wervelwindwe zjjn mee
getroond en meegesleurd door moerassen
van hartstocht en toewijding, en 't gekste
was, dat do meegesleurden, aan den over
kant gekomen, tot aan den hals toe met
modder zaten en hun portemonnaie kwijt
waren; terwjjl zjj, die hen meegesleurd had
den, spat noch vlek aan zich hadden en er
in materieelen zin niet op waren achter
uitgegaan. Hadden zjj misschien de macht
gekregen „op schorpioenen en slangen te
treden, zonder dat dezon hen schaadden"
Ik weet 't niot, en ik heb 't nooit geweten.
Maar ik heb wel soms gedacht aan het woord
van De Génestet:
1 Vat zich als stichtelijk aan komt melden,
Dat sticht maar zelden."
Zoo ook hier. De hoogverheven „Broedor-
schap" is mg gebleken puur egoïsme te zjjn,
zonder eenig schaamtegevoel. De socialisten,
die ik ken, zjjn rnjj 'n smaad en 'n schande
gebleken voor het Socialisme, dat ik hoog
acht en liefheb. Het is nevens Wijsheid en
Goedheid, een der liefste kinderen van God,
geworden door het Woord, den Logos. Maar
nu weet ik, dat ook deze Zoon „is gekomen
tot het zijnemaar de zijnen hebben hem niet
aangenomendoch toovelen Hem hebben aangt-
nomen, die heeft Hij macht gegeven kinderen
Gods te worden, namelijk die in Hem gelooven."
Laat mjj kort zjjn, en zeggen, aat ik in
mjjn omgang met zoovele honderden, maar
een, slechts een waarachtig socialist ontmoet
heb. En dat ben ik zelf. De anderen vielen
door de mand, zoodra 't hun kwartjes ging
kosten. Als er dan „broederzchap" heerscht
in dien geluksstaat, aan welks komst wjj
arbeiden, dan behoef ik toch niets te bezitten
Of toch wol Toch 'n slag om den arm
houden Mjjn vrienden, ik heb 't niet ge
daan; en 't spijt mjj tot op heden niet: 'n
karakter to bezitten is óók wat waard.
Dat wil niet zeggen, dat ik geen fout be
ging. Ik heb bg de argloosheid dor duiven
do voorzichtigheid der slangen niet betracht.
Scheld mjj deswege; ik heb 't ten volle
verdiend.
De kwestie tussehen de Redactie van Het
Volk" en haar loopers en loopsters is bijge
legd, d.w.z. voorwaardelijk. De staking, waar
van ge in dit blad 'n uitvoerig artikel hebt
kunnen lezen, is opgehevenvjjf dagen ge
ledon al. Maarer worden rechten
voorbehouden door de stakershet recht b.v.
om zich ten sterkste er tegen te verzetten,
„indien de opgedrongen uurloon-regeling ver
slechtering van den hostaanden toestand
bljjk.t te bevatten." Daarna gingen de kran-
schreden, een paar woorden. Maar eer
dan de laatste scheiding werd overschreden,
eer de laatste schreden werden gezet, de
laatste woorden gesproken, wilde tg baar
jonge leven nog eenmaal voor haar
geestesoog laten voorbijgaan. Dit jonge
leven had ojjn vroolgke toekomst gezien
in dien man daarbinnen. Zjj dacht eraan,
hoe zjj zich hem had veroverd als 't ware,
het hart vol bewondering, en dat tg hem
toch aoo weinig had gekend. Zoo weinig,
zoo heel weinig, zooels jonge msiajea een
man nit haar kringen steeds kannen,in wiens
handsa zg haar leven in ds toekomst leggen.
Zjj dacht aan de heerlgke aren van haar
bruidstijd, en aan de eerste weken, maan
den van haar huweljjk, die baar nu nog
o vervuld echenen met zaligheid en vreugde.
En ag dacht er aan, hoe snel allee was
veranderd, van een nonnig paradgs tot een
donkere alledaagechbeid. Hoe de wil van
haar man haar als uit het middelpunt van het
leven had weggedrongen, tot aan het
uiterste eindje der eenzaamheid, waar voor
de ontplooiing van haar eigen ik geen
ruimte meer wae zoo klein was daar de
ruimte, dat haar geen plaats meer bleet om
te leven waar zg nog van dan morgen tot
den avond leefde als een plant. Als een
plant die haai jammerlijk bestaan voortsleept
na een harde nachtvorst, of als eene, die van
uit een rjjken bodem en heerlijk aonlicht ie
overgeplaatet in het zand en in de schaduw.
Maar trots dat alles was er geen bitter
heid in haar. Zjj kwam niet als aanklaag
ster. Ia deze uren had zg zichzelf steeds
weer voorgehouden Walde kan niet tegen
agn natuur in gaan. Mjjn ongeluk ligt niet
alleen aan hem, maar ook aan mjj zelf. Ik
heb het geprobeerd om rnjj te boigea,
tenrondbrengers weer over „tot de orde vam
den dag", dwz: toen gingen zy weer
kranten rondbrengen.
e e
Is 't wonder, dat de „Telegraaf" sprak van
„Rood Kapitalisme" Is 't wonder, dat het
woord „partijgenooten" 'n lach te voorschijn
brengt Partygenooten Mede-arbeiders 1
Ik zwy'g. Niet omdat ik mjjn gansche hart
uitzei, maar omdat deze brief reeds te lang is.
Broeders?! Socialisten1
Och-och, wat 'n jammer, wat 'n zonde en
jammer van het Socialisme, dat 't in zulke
handen viel
H. n. H.
Aanteekeningen.
1). Historisch.
2i. „Kind en kegel" is 'n oude Hollandsche
uitdrukking en wordt gebruikt voor „kind"
uit een huwelijk en „kegel" als bastaard.
Zucht naar alliteratie heeft deze samen-"
voeging tot stand gebracht. Wjj hebben heel
wat van die uitdrukkingen: bont en blauw,
kroegen en krottan, kerk noch kluis, man en
muis, vrij en vrank, pracht en praal, te kust
en te keur, wikken en wegen, paal en perk,
kind noch kraai, waar in de gelijkheid der
begin-medekiinkers onze oude zucht naar
rymon (stafrijm) te voorschijn komt. Zoo
ook:
1 Bakkers bakken bollen en brood.
2 Wie weet waar Willem Wout woont?
Willem Wout woont wijd weg.
Wie weet wat Willem Wout werkt?
Willem Wout werkt witto wol.
3 Lgsje leerde Lotje loopen langs de lange
linde-laan, enz. enz. enz.
Toch zyn zulke zinnen zeer zeldzaam, en
daarom merken wg ze dadelijk opevenals
uitdrukkingen en zinnen, die hun ontstaan
aan assonantie te danken hebben, alsschot
en lot, to hei of te fei, wijntje en trijntje,
haren en snaren, recht en slecht, weg noch
steg, en dergelijke.
3). Op Scheltema en zijn „Van Zon en
Zomer," uitgegeven bg Van Looy, kom ik
later graag eens terug. Er is veel moois in.
Sparen met behulp van spaarbusjes.
De spaarbank te Rotterdam heeft besloten
over te gaan tot invoering van sparen met
behulp van spaarbusjes. Zy is de eerste
Nederlandsche spaarbank, welke deze spaar
wijze in ons land zal invoeren. Het tijdstip
der invoering hangt slechts af van het gereed
zyn der spaarbusjes. Deze wijze van sparen
wordt ingevoerd volgens de volgende begin
selen
1. De spaarbank heeft een aantal genum
merde spaarbusjes in eigendom.
2. Zy leent deze kosteloos, zonder sleutel,
uit aan spaarders, die het verlangen daartoe
hebben te kennen gegeven.
3. De spaarbank behoudt den sleutel van
het busje.
4. De spaarder moet, zoolang hy het
spaarbusje in bruikleen heeft, eigenaar zijn
van een spaarbankboekje met oen minimum
saldo tegoed, gelijk aan de inkoopwaarde van
het spaarbusje.
5. De spaarder verbindt zich goed "te
keuren dat bij beschadiging of verlies van
het busjo het bedrag sub. 4 bedoeld, door
de Spaarbank als schadeloosstelling wordt
ingehouden.
6. Do Spaarbank opent geen spaarbusje
zondor gelijktijdige overlegging van het spaar
bankboekje.
7. De busjes worden uitgegeven aan het
hoofdkantoor.
8. De spaarbusjes kunnen ter opening
aangeboden worden aan alle kantoren der
Bank.
9. an verlies van een spaarbusje moet
door den spaarder dadelijk aan het hoofdkan
toor kennis gegeven worden,
10. Over het bedrag der vergoeding, ver
schuldigd door beschadiging van het busje,
beslist, zonder beroep, de directie.
11. De Spaarbank heeft de bevoogdheid
ten allen tjjde van den spaarder het busje,
zonder opgave van redenen, terug te vorderen.
Ambitie eu intellect van kiezers.
Men schrijft uit IJmuiden:
Dat de wijze van stemmen, door middel
van blokjes zwart maken, aan velen moei
lijkheden geeft, is bekend, doch zoo onnoozel
als in dit gedeelte der gemeente Yelsen by
de raadsverkiezing is gestemd, komt zeker
zelden voor. Dat van de ruim 950 kiezers er
sleohts 450 opkwamen, dus meer dan 500 of
ruim 50 pet. wegbleef, is ten minste ten
doelo too te schrijven aan de omstandigheid,
dat een groot deel der bevolking ter visch-
vangst is, dus aan de stemmingen zelden of
nooit kan deelnemen. Doch dat by de stem
ming tussehen Bottemanne en Sluy ters alleen
te IJmuiden van de 450 stemmen er 85 of
byna 8 pet. van onwaarde bleken en by de
stemming tussehen Netscher en Koelemev
van de 452 stemmen er 52 of bykans 12 pet.
van onwaarde waren, dat teekent. Zou 't
maar ik kaa het niet, zooals honderddui
zend vrouwen het doen, en gelukkig daarbjj
worden. Wg paaeen niet bg elkaar, wg tgn
elkaar vreemd geworden, en tnllen steeds
vreemder tegenover elkaar staan, Wars
het anders, dan had dis aonnestraal niet
in mjjn hart kunnen vallen, welke straks mgn
binnenste heeft gelouterd. Want het was
een zonnestraal!
Neen: niet als aanklaagster, als emeeke-
ling moest ag tot Walde komen. Juist
vandaag, waar niet eigen zedeljjke kracht,
waar niet eigen voorname bezinning waar
de kracht van een kader haar voor strui
kelen bewaarde.
Langzaam draaide zg den knop van de
deur om en trad binnen.
Walde zat aan de echrgftafel. De groote
kamer lag in het donker, slechts de limp
boven hem lichtte over de boeken en over
Walde's blank, fijn gelaat.
Hjj keek niet op. Hg bad haar binnen
komen niet eens bemerkt. Maar nu tij
hem daar zoo zag, zwelde het nog eenmaal
warm in haar hart op, het gevoel voor
hem. Heel stil stond zjj, en waagde't nauwe -
ljjks adem te halen. Het was haar als een
afscheid-nemen en als mocht zjj dit beeld
met tich meedragen in de toekomst, die
daar onbekend voor haar lag.
Daarna trad zjj dichter cp de echrjjf-
taiel toe, en zeide vlug „Walde ik heb
het een en ander met je te bespreken."
Hjj legde de pen tiet uit de hand, en
hg sloeg de oogon niet van de boeken op,
Hjj schudde slechts het hoofd, zoosla
iemand doet. die ongaarne wordt gestoord
„Ach kleintje I kan het niet Wichten
Niet onvriendelijk klonk het, maar ver.
drie tig,