Icolaas bij J
ERZ, Schagen
Galanterieën.
Lampen.
Speelgoederen. Nikkel waren,
I'arapltiies.
De Urm van mijnheer
Von flarthaasen.
Donderdag 15 November 1906.
50ste Jaargang No. 4204
Bureau C€HAGKN, Laan, 19 4.
Interc. Telephoon No. 20.
UitgeversTRAPMAN Co.
EERSTE BLAD.
BEKENDMAKINGEN.
Gemeente behagen
INGEZONDEN.
Brief
van
Uit en voor de Pers.
FEUILLETON.
SGH
Alimn liiiu-,
DRAMT.
Aimttiitit- k Laiilbiivblaj
Pit blad verzchijnt tweemaal per week Woensdag- eD
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
APV ERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8 60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f025; iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DU nummer bestaat uit twee bladen.
Verslag over den Landbouw.
De Burgemeester der Gemeente Schagen
brengt op verzoek van den Directeur-Gene
raal, Chef van de afdeeling Landbouw aan
het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en
Handel, ter kennis van de Landbouwende
bevolking, dat gedurende deze maand langs
de huizen gegevens zullen worden verzameld
voor de samenstelling van het Landbouw
verslag.
Het is voor de Afdeeling Landbouw, waar
zij wettelijke maatregelen tor bevordering
van Landbouw, Veehouderij en Tuinbouw
moet voorbereiden, of waar zij pogingen moet
doen den afzet van de producten dier takken
van bedrijf in buitenland te behouden of uit
te breiden, van het hoogste belang voldoende
kennis te hebben van don u-erkcHjken toestand
in de verschillende deelen des lands.
Deze kennis moet zij voor een groot deel
putten uit bovengenoemde gegevens.
Met het oog daarop wordt tot allen wien
het aangaat, het dringend verzoek gericht,
zoo getrouw mogelijk de gevraagde opgaven
te verstrekken.
Schagen, den 13 November 1906.
De Burgemeester:
H. J. POT.
-o—
Marktpolitie.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Schagen brengen in herinnering art. 20 der
Algemeene Politieverordening voor die ge
meente, waarbij onder meer is bepaald, dat
de manden en tobben, waarin boter ter
markt wordt gebracht, of do deksels, waar
mede dio manden of tobben zijn gedekt, moeten
voorzien zijn van den naam van den aanvoer
der.
Overtreding zal worden gestraft met een
geldboete van ten hoogte f25 of hechtenis
van ten hoogste zes dagen.
Schagen, den 13 November 1906.
Burgemeester en Wethouders
De Secretaris, De Burgemeester,
ROGGEVEEN. H. J. POT.
Geachte Redactie
Beleefd verzoek ik U een plaatsje, naar
aanleiding van den open brief aan Nelis
door Krelis van 't Stamboek en het inge
zonden stukje van mij Willem Praktijk, in
Uw geacht blad d.d. 8 dezer.
Krelis zegt, dat hü Nelis niet kent. Ik
wil dit wel gelooven, want het schijnt, dat
Krolis onze Provincie niot eens van nabij
kent. Immers, iemand die hier goed bekend
is, spreekt niet tot de Veefokkers van Waard
en Groet, want hij weet, dat die daar niet
te vinden zijn. Het wil my zelfs voorkomen
dat Krelis over het algemeen niet zoo erg
best op de hoogte der door hem bosproken
zaken is en wat erg lichtvaardig Nelis te
hulp roept, anderen verdacht maakt en de
groote trom roert, alsof het Vaderland wr
kei ijk in gevaar is.
Die vergadering te Alkmaar is Vrydagji.
gehouden.
Daar bleek duidelijk, dat er feitelijk geen
eens strijd bestaat over een naam, welken ook:
dat er hoogstens, tusschen hen die geroepen
zyn tot reorganisatie van het Nederlandsch
Rundveestamboek en de N.-Holl. Veefokkers,
verschil van meening bestond, over de vraag:
„welke naam de meest gewensehte zal zijn inde
toekomst, voor ons veeslag."
De eersten verdedigden op historischo en
theoretische gronden den naam van Friesch-
Hollandsch en ze meenden zelfs, dat do sa
menkoppeling van do namen Friesch en
Hollandsch beter was, omdat 't aan N.-Hol-
land handelsvoordeelen zou brengen.
Toen echter tevens bleek, dat de reorga-
nisateurs en 't Nederlandsch Stamboek,
tegen een naam „Hollandsch zwartbont vee
slag" geene overwegende bezwaren hadden,
toen sprak de overgroote meerderheid der
opgeroepen Veefokkers als hunne persoon
lijke meening uit, dat de laatste naam, dus
Hollandsch zwartbont, wel de meest ge-
wonschte zal zijn.
Ergo, was 't Vaderland ingevaar om den
naam Friesch-Hollandsch, dan is 't gevaar
geweken. Krelis, wat was het?: de Berg
en de muis, Storm in een glas water of
de Balk en de splinter?? Ik vrees, Nelis,
ik vrees, dat Krelis, al heet hij van 't Stam
boek, meer aan handel dacht, dan aan fok
kerij. Krelis van 't Stamboek (die zich in
zijn open brief richtte tot het Stamboek
Noord-Holland, „dat zich wel krachtig zal
weren"), schijnt dus ook niet te weten, dat
dat Stamboek als het niet spoedig zich aan
sluit, bitter weinig in de melk te brokkelen
zal hebben en het al reeds bijna 2 jaar,
jammer genoeg, ondanks alle pogingen, nog
alleen staat?? Welnu, laat ik dan aan
Krelis mededeelen dat de door hom
genoemde ^derde kracht", d. w. z. de
Fokvereenigingen in Noord-Holland, kunnen
blijven bestaan en hare vrijheid behouden,
ook bij aansluiting aan het nieuwe Neder-
landsche Rundvee-Stamboek Ik veronder
stel ook, dat ze verstandig genoeg zijn, om cene
zóó gunstige gelegenheid aan te nemen.
WILLEM PRAKTIJK.
Purmer, November 1906.
Geachte Heer Redacteur!
In verschillende locale bladen in „Hollands
Noorderkwartier" kwam een open brief voor,
tot my gericht, van „Krelis van't Stamboek".
Het is my onmogelijk in al die couranten
te schrijven. Daarvoor heb ik te veel werk
op de boerdory.
Laat het my echter vergund zijn, mijn ant
woord hier te doen volgen. Wellicht zullen
de door my bedoelde couranten wel zoo
vriendelijk willen zyn, dit stuk over te nemen.
Antwoord aan „Krelis van 't Stamboek".
Geachte Vriend!
In uw briof roept gy my op u te helpen
in een zaak, de inrichting van het Neder
landsch Rundvee-stamboek betreffende. Zoo
als gy zelf schrijft, heeft Nelis een warm
hart voor de landbouwbelangen en is hy
altyd bereid te helpen, wanneer hy overtuigd
is een goede zaak te dienen. In het onder
havige geval kunt ge echter niot op zyn hulp
rekenen, wyl hy meent, dat ge niet op den
rechten weg zyt. Ik acht hot schromelijke
overdrijving te schrijven, dat Nederland, of
liever gezegd Noord-Holland, in gevaar is,
wanneer hot vee in onze provincie in het
vervolg met den naam Friesch-Hollandsch
wordt bestempeld, en dat omgekeerd ons
gewest gered zou zijn, wanneer men den
naam Zwartbont-Hollandsch vee gebruikte.
Het wel en wee van een land hangt toch
waarlijk niet van een paar woorden af!
Hot mag overbekend hooten, dat hot Neder
landsch Rundvee-stamboek in do laatste
jaren een zeer kwijnend bestaan lydt. Nu
worden pogingen aangewend, het te reorga-
niseeren, en het nieuw stamboek zal het
Nedorlandsche veo, myns inziens terecht,
verdoelen in drie slagenGroninger vee,
Rood IJselvee en Zwartbont Hollandsch-
Friesch. Het gaat niet aan, van Friesch vee en
Noord-Hollandsch vee te spreken als van twee
afzonderlijke slagen, daar er werkelijk geen
kenmerkende verschillen tusschen zyn aan te
geven. Op onze Noord-Hollandsche markten
worden in de eerste maanden des jaars hon
derden kalfkoeien uit Friesland aangevoerd
en door de boeren in Hollands Noorder
kwartier aangekocht, dio er verder mee
fokken. Wie maakt na eenigen tijd uit, wan
neer hy het beslag bij een boer ziet, wat
Hollandsehe en wat Friesche koeion zijn
Omgekeerd,gaan elk najaar een groote menigte
jonge dieren van onzo Noord-Hollandsche
markten naar het Oosten des lands en ook
deze zyn woldra niet to onderscheiden van
het vee, in Friesland aangekocht.
Er bestaat op het oogenblik een Friesch
stamboek en een stambook Noord-Holland.
Het ware te wenschen, dat die beide zich
oplosten in één stamboek voor zwartbont
vee, dat aan zekere eischen van bouw vol
doet on waarvan minstens een zeker minimum
opbrengst aan melk is geconstateerd. Gaarne
zou ik wenschen, dat men dit vee Hollandsch
vee noemde, doch gelet op de stijfhoofdigheid
der Friezen, blijft dit natuurlijk een vrome
wensch. Eendracht maakt machtschrijft gy
zelf, welnu, om tot die macht te komen, is
het noodig, dat Friezen on Hollanders beiden
een stap doen en hun vee Hollandsch-Frieseh
noemen. Friesland heeft ovonzeer recht zyn
naam aan het vee to verbinden als Holland,
want dat de fokkerij in Friesland op lager
trap zou staan dan in Holland, is evenzeer
een waan, als de meoning, dat Holland meer
fokvee uitvoert naar het buitenland, dan
Friesland.
Wanneer het zwartbonte vee in Holland
en Friesland in het vervolg Hollandsch-
Frieseh wordt genoemd, zal niemand in ons
land denken aan gekruist vee, en de buiten
lander zal heel spoedig weten, dat men er
onder moet verstaan vee, zooals men in
Holland en Friesland fokt. Ik hoop ernstig,
dat onze uitstekende fokkers in Noord-Hol
land en Friesland het weldra met elkaar
eens kunnen worden, opdat zy in 1907 op de
internationale tentoonstelling in Den Haag
met een uitgelezen collectie Hollandsch-
Frieseh fokvee voor den dag kunnen komen.
Hartelijk gegroet van
Uw Vriend
NELIS.
Dr.
Bronsveld over de verkiezing
van dr. De Visser.
Dr. Bronsveld schryft in het pas versche
nen Novembor-nummer van zyn „Stemmen
voor waarheid en vrede" het volgende:
De verkiezing van een lid der Tweede
Kamer in de plaats van mr. W. van der
Vlugt, wiens aftreden ook wy diep hebben
betreurd, hoeft de algemeene aandacht ge
trokken.
Wy hebben niet veel lust om er veel van
te zeggen. Zy, die gewoon zyn de Kroniek,
welke wy maandelijks schrijven, te lezen,
weten wel wat wy denken over hetgeen te
Leiden voorviel.
Op enkele feiten vestigen wy de aandacht.
De liberalen hadden moeten begrijpen, dat
alleen een geestverwant van den heer Van
der Vlugt by oen herstemming (welke te
voorzien was) kans had van slagen. Door een
candidaat te stellon, die genade vond in de
oogen der vrijzinnig-democraten, en die
daarenboven, zonder een Achillcs te zyn,
niet te voorschijn trad uit zyn tent, begingen
zij een groote fout.
De kerkelijke partijen waren veel slimmer,
te schande makende een bokend woord des
Heeren. Slimheid is hun wapen geweest, en
't geheim van hun kracht; slimheid, on geen
1 moed. Dr. Kuypor hadden do korkelyko par
tijen candidaat moeton stellon. Al was hy
verslagen hun nederlaag zou eervol zijn
geweest. Maar dat zy met dit hun idool niet
durfden uitkomen bewijst, dat de „kentering",
waarvan men gewaagt, er nog niet is.
Een „doleorendo" hebben zy ook niet durven
candidaat stellen. Zy lieten dan ook hun uit
verkorene van 1905 rustig thuis.
Een roomsch-katholiek werd ook niet aan
de kiezers voorgesteld, want ook zyn can-
didatuur had geen kans.
Toen heeft men de mannen, die in 1905
naar wy meenen te mogen zeggen, den door
slag gaven, weten te belezen, en hun voor
oogen gesteld het veelhoofdig beeld van dr.
De Visser. Hy had iets, dat hem by roomsche
en anti-revolutionnairen aangenaam maakte,
en dat was zyn felheid tegen het ministerie-
De Meester; on by de hervormden was hy
een persona grata, want hy is lid van hun
kerk.
Dit laatste schijnt ditmaal allesf goed te
hebben gemaaktgeen roomsche, geen dolee-
rendemaar een hervormde
Wy kunnen ons die verblinding niet ver
klaren. Op dit oogenblik is het even, of dr.
Kuyper of dr. De Visser gekozen wordt.
Op een vergadering van roomschen heeft
baron Van Wijnbergen den God ingeroepen
van „den Vader des Vaderlands". Wanneer
men nu weet, hoe door de roomsch-katho-
lieken in den laatsten tijd die naam Vader
des Vaderlands is gewraakt, en hoe Willem
de Zwy'ger om 't leven is gebracht, dan
wordt het ons by het hooren van den room
schen volksvertegenwoordiger zonderling te
moede.
Wanneer wy lezen, met hoe veel handig
heid en gevatheid de predikanten Rndolph,
Talma en De Visser zich verweerden tegen
politieke tegenstanders; wanneer men heel
dat door-en-door wereldsche en politieke
manoeuvreeren en bewerken van 't publiek
gadeslaat, en dan by den aanvang van zoo'n
worstelpartij hoort biddendan krijgt men
een gevoel, dat wat liever niet kwalificeeren.
Wanneer men te loeiden in de zaal van
't Noordeinde dr. De Visser als triumphator
ziet binnentreden op de maat der muziek
van een roomsch muziekcorps, en dan hoort
aanheffen: „Dat 's Heeren zegen op u daal"
dan ijlt men naar buiten, en zegt: in die
omgeving kan ik niet ademen.
Wanneer op den dag der verkiezing te
Rotterdam in een roomsche vergadering,
waarin de Jezuiet Ermann zal optreden, aan
't publiek wordt bekend gemaakt, dat dr. De
Visser is gekozen, en daarop volgt een da
verend applaus, dan behoeft men niet te
vragen, wie de meeste vruchten van deze
verkiezing en haar uitslag plukken zullen.
Naar men vertelt, zal Dr. De Visser nu
zijn ambt als predikant neerleggen. Wy
waren tegenwoordig by zyn bevesting te
Leusden. Toen werd ook gezongen: „Dat
'sHeeren zegen op u daal". Ik dacht daar
dezer dagen aan met grooten weedom.
Weldra komt nu de Tweede Kamer by'een.
De wijze, waarop in de kerkelijke pers tegen
het ministerie wordt opgetreden, doet ver
wachten, dat een vinnige strijd ophanden is.
Wy hopen, dat niet alle „christeli)k-histori-
sche" Kamerleden meê zullen doen aan het
streven om tot eiken prijs het ministerie tot
heengaan te noodzaken. En wy vertrouwen,
dat de regeering het conservatieve element,
dat in haar is, zal doen zegevieren over het
radicale. Een nieuwe verkiezingscampagne
zou een ware ramp wezen voor ons land
en volk.
28. o
Maar Waldemar voelde tevens „Uit myn
vrooljjke, zorgelooze vrouw ia eea den
kende vrouw gegroeid, en ge hebt ook dat
niet bemerkt, steeds hebt ge slechts bet
kind in haar geiien aoodoenda ban je
de moordenaar geworden van b&Ar geluk
en van je eigen geluk bovendien 8
Walde had zjjne vrouw wel in zjjne
armen willen sluiten, haar lippen met kus
sen bedekken. Maar er was een trek in
haar treurend gelaat, welke elke toenade
ring beslist atwee3. Hst was een trak welke
getuigde van smart en toch tegeljjk van
onwrikbaren vrouwentrots.
Met gejaagden tred doorschreed hij
eenige malen het vertrek, terwijl hg agne
kanden stjjf tegen zjjn slapen drukte, als
kon hg aóó zjjn gedachten beter verza
melen. Een mengelmoes van gedachten en
vermoedens, waarachter nog steeds dat eene
onbegrjjpeljjke lag gy ault haar verliezen
gjj ault haar verliezenAf en toe bleef
kg staan, een oogenblik, en dan keek hg
kaar onderzoekend aan Oabeweeglgk leunde
tegen de boekenkast, het hoofd een
weinig zgwaarts gebogen, met de uitdruk
king van de groote, smarteljjke bede op bet
(ebut. En telkenmale was bet bem, als
boorde hg bare st mWanneer gg mg
werkelijk nog lief bebt, geef mg dan de
vrijheid
Lacgzamerhatd ontwikkelde zich uit de
vlocht zijner gedachten e?n enkele diepe
gewaarwording: „Gy hebt haar ongelukkig
gemaakt. Het is je plicht, je met haar te
verzoenen. Eens kwam zy toch met zulk
een rein hart tot je, aan niets denkende
dan aan jou Gg hebt dit beerlgk kleinood
niet naar waarde weten te schatten wat
staat gy dan verbaasd 1 Zg ia nog zoo
jong, zg is zoo schoon. Een geheel leven
ligt nog voor haar. In dien tjjd zjjt gg
over je boeken gebogen liggende, een
eenzglige, zelfzuchtige zonderling gewor
den. Jong hoort nu eenmaal by joeg
Als zy heden zegtik gevoel voor Rollin
niets meer dan zosterljjke genegenheid,
dan spreekt zg beslist de waarheid nooit
is er over hare lippen een oneerlgk woord
gekomen. Maar onbewust sluimert in de
beide jonge harten toch de liefde slechts
wachtend op bet verlossende woord. Dat
is het bitterste en dat moet gg juist
overwinnen, wanreer gg het weder aan
haar wilt goed maken. Goedmaken den
weg vry maken. Den weg tot haar ge
luk
Hg begaf zich naar het venster. Buiten
heerschte duisternis De naburige hu'xen
geleken reusachtige schimmen. In de verte,
aan de overzijde der rivier, schenen slechts
enkele lichtjes een vergeetschen strjjd te
voeren met de dn ietera is daar bovenuit
een langs, donkere wand, de bergketen.
Was dat nu hetzelfde panorama, waarnaar
hij in hellen zonneschijn zoo gaarne had
gestaard
Zoo donker, zoo weinig licht bevattend
zou nu zgn leven zjjn. Voor altgd wan
neer da zonneschjjn van dit huis voor hem
verbleekte.
Maar ook dat moest gedragen worden,
om harentwille. Eenmaal tenminste in xjjn
leven wilde bjj biwgren, hoe innig lief hg
baar had.
Daar boven, hoog tegen den bergrand,
lichtte een enkel, sterk licht
Hg keerde zich om en wankelde naar
zgn schrgftafel. steunde met zijte beide
armen op het plat en zeide op d, ff a toon
„Het zg zoo geljjk gg wilt—" Er toen
wierp hg zich in zgn stoel achterover en
sloeg de handen voor het gelaat.
Daardoor zag hg niet, hoe zijne vrouw
ineenkromp, toen het woord gesproken was,
hetwelk haar vei lossing bracht. Hjj zag
niet, hoe haar hoofd op de borst zonk en
zg de handen wroDg. Hg zag niet,
hoe zij, zeer langzaam «n stil,
rakelings langs den muur, telkens even
staan blijvende, naar de deur ging. Als
had zgn woord haar uit deze kamer
verdreven!
Bg' de deur kesrde zg nog eenmaal zich
om.
Haar blik zocht de gestalte van haar
man.
Toen zg hem zoo zag, in smart terneder
geworpen, ontvlamde in haar hart de er
kentenis en de zekerheid „Hjj heeft je alleen
de vrjjheid gegeven, omdat hjj je liefheeft.
Hg heeft het grootste offer gebracht, dat
een man brengen kan
Zjj zeide nu niet tot zichzelveals hjj
j 3 zooiiet heeft, dan moet toch alles anders
en moet het goed tusschen ons worden.
Zjj dacht en overpeinsde is het geheel niet.
Integendeel haar geheeie wezen verkeerde
onder don indruk van een ongekend gevoel
van geluk.
En zjj snelde naar hem toe, cm'ielede
rjjne gestalte en kostte hem „Walde
iieve, lieve Walde
Hoofdstuk IX
Onder de esrste sneeuwvlagen van den
winter hadden ze hem naar de laatste rust
plaats gedrggsn den vrooljjken, wilden
Bahrenburg.
Heel zacht, zonder strjjd, was hjj heen
gegaan. Met volle helderheid had hg den
dood zion naderen. Hjj getuigde bet zelf,
dat hjj het zich bewast was, niet als over
winnaar maar als overwonnene dit leven te
verlaten, dat hjj door eigen schuld in den
strjjd het onderspit had moeten delven.
Hjj lachte dan wel pjjnljjk, maar greep
toch Hilde's hand en bracht die zwjjgend
aan zgn lippen, en het pjjoljjk lachje ver
anderde dan in een dankbaar lachen.
Hilde was in den loop der tjjden sterker
geworden van karakter en gemoedal de
zelfopoffering welke van haar gevraagd
was, staalden haar geest, en trots alle I
smart voelde zjj zich gelukkig Al die
weken aehtereen was zjj kalm en gelaten
gebleven en had ejj zichzelve beheerscht.
Telkens als hare moeder overkwam, om
haar te zien, was het voor deze een nieuw
wonder. Maar zg sprak er niet overzjj
streelde slechts aachtkens het hoofd van I
haar kind.
Meermalen was Egbert er bjj tegen
woordig en dan dacht hg „Moeder werkt
nooit door woorden. De stille zegen, welke
er van haar uitgaat, komt uit het diepst
van haar gemoed en openbaart zich steeds
door haar werk. Wtusser ik het goed
overdenk zóó was het ook altjjd vroeger
tbuis, in onze kinderjaren. Vader sprak,
moedor handelde. En over vrder's mooie
woorden zetten wjj altgd groote oogen op,
maar moeders dadea waren voor ors altgd
als iets-zoo-vanzelf sprekends, dat wjj
het beschouwden, dat het e'et anders
kon zjjn, dan geljjk zjj het deed.
Het was wel merkwaardigde wilde
Frans de muzikale zigeuner, had terstond
moeders aiele-grootheid doorgrond. Zjj zat
dikwjjls uren achtereen bjj zjjn ziekbed,
dikwjjls geheel alleen bjj hem. En toch
sprak zjj maar weinig tot hem. Maarreeds
hare tegenwoordigheid deed tem goed.
Eens zeide hjj tot Egbert: „Hoe gelukkig
zjjt gg, zuik een moeder te hebben. Ea
wat zou het met mg heel anders gesteld
zgn, wanneer ouderliefde mgne jaugJ had
bestierd. Maar vandaag heeft zg mg toch
ook „lieve zoon" genoemd
Dat was juist moeders geheims smart,
dat haar kinderen, toen zg het laven
intraden, haar ontglipten. In Hilde's levens
lot had zjj nog kunnen ingrjjpan. H*re
zoons gingen hun eigen weg. Zjj wist het
wel: dat was nu eenmaal zoo in 't leven.
Het lag ook niet in baar aard, den vol
wassen zonen hun pad af ta bakenen.
hare oogen waakten over hen,
heden bljjde, morgen bedroefd. Bedroefd
vooral over Ëgbart. Zelfs om Hilde had,
ook in deze weken, haar hart niet z >o
gebeefd.
WORDT VERVOLGD