Baas Kant en Klaar.
Zondag 9 Dec. '06.
50e Jaargang. No. 4211.
OEKDE BLAD.
6
INGEZONDEN.
Binnenlandsch Nieuws.
Plaatselijk Nieuws.
Door
AUG.TRINIUS.
In myn oude vaderstadje Lerchental woon
de, toen ik een jongen was, de schrijnwerker
Volkmar Sauerteig. Een knapper ambachts
man was er niet, en ook geeu opgewekter
kerel. Altoos vlijtig en monter, liet hjj
zijne klanten nooit op den bestelden arbeid
wachten. En liep soms, in drukke tijden,
het werk hem eens over kop, zoodat men
vertraging vreesde, dan kon men hem vroo-
lijk hooren roepen„Ha, geen noodWat
ik beloofd heb, dat doe ik ook. Er zal niets
aan mankeeren. Alles kant en klaar!"
Dit stopwoord lag hem zóó in den mond,
dat het gaandeweg zijn bijnaam was ge
worden. Heel Lerchental noemde den man
niet anders meer dan Baas Kant en Klaar".
Ja, er waren menschen, die 's mans eigenlijken
naam heel niet meer kenden; en eens zelfs
werd hjj er op betrapt, dat hü eene rekening
quitteerde met in plaats van „Volkmar
Sauerteig", vierkant „Baas Kant en Klaar"
er onder te schrijven.
Op zekeren dag was hij met zijn gereed
schapskist onder den arm op weg naar een
karrewei, toen hy den deftigen en eerwaar-
digen voorzitter van onzen Lerchentalschen
gemeenteraad tegen kwam. Terstond vloog
de pet hem van het hoofd.
„Goeden morgen, heer burgemeesterLek
ker weertje, vindt u niet?"
„Ja ja, baas Kant en Klaar. Zóó moesten
we 't maar een poosje houden."
„Dat geloof ik, meneer de burgemeester!
Dat zou goed voor de kersen zyn, en voor
de menschen óók 1"
En daar de burgervader met al zijne def
tigheid een minzaam heer was, ontspon
zich een praatje, eerst over de vooruitzichten
van den oogst, toen over de werkzaamheden,
en eindelijk over iets van meer persoon
lijken aard.
„Zeg eens, baasje", vroeg de oude heer
„Heb je niet een jongen bij de marine?"
De oogen van den schrijnwerker begonnen
te tintelen.
„Zeker, zeker, burgemeosterMijn Bern-
hard! Myn éénige Hij moet later de
zaak van my overnemen. Maar hy wou
met alle geweld op het schip, om zijne
jaren af te dienen. Ik heb hem zyn gang
laten gaan, hoewel ik zelf geen waterrat
ben. Wat zal men er tegen doen, als zoo'n
jongen op zooiets zyn kop heeft gezet Toe
geven is het laatste woord. Maar 't heeft
mij menigen zucht gekost dat weet God
„Op welk schip dient hy
„Op de „Sachsen", burgemeester."
„Zoo zoo? Hy is nu in Azië niet waar?"
„Precies! Daar ginds by de langstaarten."
„Hm. hm. Er stond vandaag iets in de
courant."
„Is 't waar? U maakt my nieuwsgierig,
burgemeester 1"
„Ja van de bemanning, die daar te
ik ben den naam vergeten
j,Tsch-tschang-tschoeng, waarschijnlijk
Hahaha! Zoo ongeveer heet daarginds alles."
„Nu, kort en goed daar heeft een troep
zeevolk by avond in een achterbuurt met
de Chineezen ruzie gekregen. Er is daar
met messen van leêr getrokken, en er moet
leelyk gevochten zijn. Naders was er nog
niel; bekend
„Kijk kijk I Wat u zegt! Nou, dan ben ik
toch benieuwd, wat myn Bernhard daarover
schrijft. Dat is zoo'n bedaarde, solide jongen.
Die geeft zich met zulke standjes niet af.
Maar evenwel 't is een beroerd geval. Er
is toch alty'd wat, burgemeester! De wereld
staat toch nooit eens stil."
„Ja, ja. Nu, ik moet naar het raadhuis.
Goeden morgen, baas Kant en Klaar 1
„Uw dienaar, burgemeester! Ik hoop spoedig
weer de eer te hebben!"
En vergenoegd een deuntje fluitend, stapte
Volkmar Sauerteig voort naar het huis waar
hy te timmeren had, onderweg nog menigen
groet vriendelijk beantwoordend.
Ongeveer twee weken later was 't, dat de
leerjongen, *s namiddags van een gang terug-
keerend, in de werkplaats trad.
„Komplement van den notaris, baas, en
alsof hy morgen zelf wel eens zal aanko
men."
Geen antwoord. Alles doodstil. Niets te
hooren, dan het gehuppel van een goudvink
in zyn kooitje.
«Baas
De baas verroerde zich niet. Hij was op
een bankje neêrgezonken. Uit het doods
bleeks, verwrongen gezicht staarden een paar
levenlooze oogen op een brief, die open uit
de handen op den vloer gegleden was. Het
was de zooeven uit Berlijn gekomen officieels
mededeeling, dat de matroos Bernhard
Sauerteig by eene vechtpartij met Chineezen
door een messteek zwaar gewond en ondanks
de zorgvuldigste verpleging op het schip na
eenige dagen gestorven was. Met militaire
eer was zyn stoffelijk overschot over boord
gezet geworden.
„Baas!" Aarzelend, angstig was de leer
jongen nader getreden. „Baas! Zal ik
misschien den dokter
Baas Kant en Klaar hief werktuigelijk
zijn hoofd op. Alsof hij zich eerst weer in
zijne eigen werkplaats terecht moest vinden,
zoo dwaalden zijne blikken rond en bleven
eindelijk op het gezicht van den verschrik
ten leerjongen gevestigd. En toen wenkte
hÜ met de hand, en zyne stem klonk heesch
«Ga naar huis.... Gal... Morgen vroeg...
dan
Zachtjes, op de teenen, sloop de jongen
*eg. Hy was bang geworden.
Den achterblijvende zonk het hoofd op de
horst. Zyne oogen vielen weèr op het aan
zyne voeten liggende papier. Toen gaf hy
oen schreeuw als een gewond dier, en snik
kend legde hij het hoofd in de trillende
handen op de schaafbank.
«BernhardBernhard
Een ander woord kwam er in deze eerste
h£e van onuitsprekelijk hartzeer niet over
^Üoe lippen.
jHet schemerde reeds, toen baas Kant en
Alaar met zware langzame schreden de
straat op ging. Een paar malen bleef hij
■jtaan, alsof hij terugdeinsde voor den plicht,
'e hem door de Albeschikking was op-
pOtogd. Daar zyne vrouw reeds jaren van
em was heengegaan, zoo deelde nog slechte
ééne met hem de vreugde, die hij had aan
zynen jongen. De vreugde en nu ook
het leedEn tot die ééne moest hy nu gadn,
om in haar jonge gemoed uit te rukken,
wat er aan hoop en levensverwachting zoo
vroolyk bloeide.
Zy was eene wees, en zy' woonde by eene
oude tante in een klein huisje met moes
tuin. Beiden arbeidden voor eene naburige
fabriek, om de haren van Indische Angora
katten tot frisuur voor poppenkopjes te ver
werken een huis-industrie, die te Lerchen
tal vele vlytige vrouwenhanden in beweging
zette. Vóór Bernhard het thuis verlaten had,
om te Kiel aan boord te gaan, had hy voor
•zynen vader zyn hart uitgestort.
„U kent Friederike Bronner, vader", had
hy gezegd. „Zy is vlijtig en braaf. Niemand
heeft iets op haar aan te merken. Wy zyn
'tal lang met elkaar ééns. Ik geloof, dat ik
eene betere vrouw dan Kiekchen nooit kan
krygen, ook al heeft zy verder niets dan een
paar vlytige handen en een goed hart. Het
kan lang duren vóór ik terugkom. Kijk eens
een beetje naar haar om, vader
De oude had hem krachtig de hand ge
schud en hem geantwoord
„Je moeder had óók niets dan haar hart,
een properen aard en een paar handen om
aan te pakken, en 'tis goed gegaan, en
wy waren tevreden. Riekchen bevalt my,
en ik beschouw haar van nu af reeds als
myne eigen dochter!"
En daarin had hy dan ook woord gehou
den, al den tijd, dat de jongen weg was over
de zee.
Over de zee! Baas Kant en Klaar had
achter het huis in het tuintje. De avond- De Gier. Iets over den Invloed van het
disch was reeds afgeruimd. Riekchen liet de vereenigingsleven op de algemeens ontwik
breinaalden klapperen, terwyl baas Kant en keling van den landbouw. Inleider de
Klaar rustig genoot van zyn lange pijp. Een
paar jasmijnstruiken walmden een zwaren
geur uit In de verte luidde een klokje de
vesper.
„Zeg, Riekchen," begon de baas „weet
je wel wie er heden hier was?"
„Anton Kley, niet waar?"
„Juist! Een flinke kerel is er uit hem
gegroeid, en knap met de handen ook. Ja,
ja! Hy wil myne zaak koopen, om zelf te
beginnen."
Schier verschrikt liet het meisje haar
breiwerk in den schoot vallen.
„Vader, wilt u dan van hier weg?
uit dit huis?"
„Wat zal ik my nog zoo afsloven? Voor
wie? Waarom zal ik jongeren, die voor
uit willen, in den weg staan Eenmaal
toch komt voor ieder de tyd, dat hy de plaats
moet ruimen."
Maar uit dit huis weg?"
heer G. Nobel te Winkel. „De Varkenshou
derij". Inleider de heer J. Best Nz. te Berk
hout. „Rundveefokkery." Inleider de heer
H. K. Koster te Wieringerwaard. Vraagbus.
Rondvraag. Sluiting.
Zeer geachte Heer Hoofdredacteur
Dankte ik den Heer H. de H. reeds voor
het schrijven van z'n 54sten brief, U dank
ik voor de plaatsing.
Zonder twyfel zal de lezing van dien brief
by velen belangstelling opwekken voor het
Spiritisme.
Ik meen, dat het daarom niet ondienstig
is, eens te wyzen op de groote litteratuur,
die hierover in ons land reeds bestaat.
vele goede, dat op dit gebied
WÊtÊI^ÊÊM i
De oude blies een paar geweldige rook- verscheen, noem ik slechts het volgende:
y. q J q q Xllt V V "KT J r\ LJ O 1 d 1 /V1H1V1 CV f" Ho
Hm nu jaZie je, Riekchen
misschien is het niet noodig. Misschien
Anton Kley is toch vrygezel wat zou
hy dus het heele huis noodig hebben
„Maar een vreemde in huis, vader?"
„Hm daar went men wel aan. En
denzie je, Riekchen is het nu
absoluut wel noodig, dat zoo'n nette kerel
een vreemde voor ons blijft Mis
schien
Hy keek haar niet aanmaar hy vóelde
l H. N. de Fremerte, Handleiding tot de
kennis van het spiritisme, 2e druk, geb.
f 3.50 ing. f 2.90.
Felix Ortt, Het Spiritisme, 2e druk, 25 ct.
F. Hesselink. Staat de wetenschap het
geloof aan de onsterfelykheid in den weg?
geb. f 1.90 ing. fl.50.
Prinses Karadja. De bovenzinnelijke wereld,
2e druk, met eene inleiding van H. J. Schim
mel, geb. f 1.60 ing. f125.
Carl du Prell, Het Spiritisme, 25 ct.
Het kruis aan den Hori
nooit de zee met eigen oogen aanschouwd, haren vragenden blik en bleef steken. Weer 1 Zont"geb. f 3.90, ing. f3.50; o.m. aanbevolen in
\f rt o CIA/IAI*^ AATI rtnnv* uil*. ïirtf A 1 Am V* AVA Z 1» ^.„1 1. A 11
Maar sedert een paar uur bruiste zy om hem,
drong hem in de ooren, sloeg golvend al
hooger en hooger tegen hem op en dreigde
hem te verstikken. Groenig zwart woelde
zy om hem heen, en met donderende stem
scheen zy hem toe te roepen: Offers wil ik
verslinden, tot ik er vol van ben. Duizen-
den en duizenden heb ik verzwolgen, armen
en ry'ken, goeden en boozen. Ik vraag niet
naar naam en stand. Het tellen en rekenen
heb ik al lang vergeten 1
En eensklaps was het den in de scheme
ring daar heenwankelende, alsof uit eene
schuimende golf een gezicht hem aanblikte
het bleeke gelaat van zynen jongen.
„Bernhard
Ben smartkreet, half luid, wrong zich uit
zyne borst. De sterke man moest zich aan
een hek vasthouden, om niet te vallen.
In het vóórtuintje stond Friederike hare
bloempjes te begieten, de geraniums en de
vergeet-my-nieten, door een kortgeschoren
palmhegje omljjst. Toen de gieter ledig was,
liet zy den arm zinken en tuurde even naar
den westelyken hemel. Daar lag nog, boven
den zwarten kam der bergen, een bloedroode
streep van avondrood. Onwillekeurig hui
verde het meisje. Een wonderlijk gevoel
steeg in haar op. Doch zy schudde als af
werend het blonde hoofd en wilde juist naar
de pomp gaan om den gieter weèr te vullen,
toen zy aan het hekje een donkere gostalte
zag staan. Zy trad nader.
„Ach, bent u 't? U doet my haast
schrikken! Kom toch binnen. De avond
is zoo warm."
En toen de buiten staande nog steeds
draalde, zette zy den gieter op den grond,
opende het tuinhekje en trok den schrijn
werker naar binnen.
„Wel, vader, wat is er?" En daar hy
nog alty'd niet antwoordde, bracht zij haar
lieve gezicht nader by het zyne, tot zy eens
klaps uitriep„Myn God 1 Wat hebt u
Waarom beeft u zoo?"
„Ik ja ik Kom even mee,
kind in het priëel Kom even mee 1"
Zy volgde hem er heen, en daar zonk hy
zwaar op de houten bank neder. Zy zag,
hoe die laatste streep van avondrood achter
de bergen verdwenen was en toen sloeg zy
driftig haar armen om de schouders van den
man.
Vader wat is er? Er is iets!
Ik zie 'taan u ik voel 't!"
Hy tastte naar hare hand. Die hield hy
vast, heel vast, gely'k oen schipbreukeling
zich vastklampt aan de laatste plank.
„Riekchen
Het klonk als een diep gekreun.
„O myn God! Bernhard 1 Er is iets
met hem gebeurdU hebt een slechte ty-
ding gekregen Zeg 't my Martel my
niet
Haar smeekende blik boorde in zyne
strakke oogen.
„Hoor je wel zyne stem was als een
prevelen „hoor je wel hoe 't golft en
bruist? Dat zal ik nu tot myn dood toe
hooren."
„Vader!"
„Wat leeft, dat zwemt nog... Wat dood
is dat
Een doordringende schreeuw. Toen was
zij als levenloos aan zyne borst gezonken.
Hy streelde haar het haar, hy wreef hare
handen, hy kuste haar op de half gesloten
oogleden. Zyne stem klonk zacht als die
van een kind.
een paar rookwolken, een eigenaardig keel
schrapen, en dan weer:
„Wèl zoo aardig zou 't wezen, als wy
hier konden blyven tot 't einde. Ten
minste ik. Er zyn zooveel herinneringen
het zou my wel zwaar vallen, Riek
chen, er uit te trekken. Zie je en
ahemik wou zeggen
de py'p uit den mond genomen
naar de hand der naast hem
daarom
Hy had
en tastte
zittende.
„Zie je.
ik bedoel
„Riekchen wy moeten stil zyn wy
moeten berusten... God geeft, God neemt...
Nu behooren wij nog méér by elkander!"
Stom, hand in hand, met bloedende har
ten, zaten zij in de donkere loofhut, terwyl
daar ginds boven den bergkam de maan
sikkel onderging.
En van nu af hielden zy zich aan elkan
der, vast en trouw. Het leed, dat zy beiden
droegen, vlocht een innigen band om hunne
stil bedroefde zielen. Des avonds, wanneer
het werk was afgedaan, zaten zy menigmaal
by elkaar en praatten zachtjes over hem, die
nog altoos als tusschen hen stond, slank en
kloek, den blonden kop met de heldere oogen
flink op de breede schouders. Ja, zy praatten
over hem, niet als over een verlorene, maar
als over een verren vriend, die voor langen
tijd was heengegaan.
„Wij moeten denken, Riekchen, dat Bern
hard niet gestorven isenkel op reis
gegaan, heel ver wegnaar een land,
waar ook wy eenmaal
Maar niet altijd toch kon het gevoel zich
by dezen troost neerleggen. En dan, als de
oude man zoo iets gezegd had, brak hy plot
seling af en ging naar het venster. Van
verre, heel van verre kwam dan de zee weder
aangebruist. Dat klonk zoo treurig. En hy
wist, dat hy dit bruisen hooren zou tot aan
zynen dood
Baas Kant pn Klaar bleef werken voor
zyne klanten, die nu den treurenden man
nog méér sympathie toedroegen, dan eertijds
den vroolyken. De frissche, montere, grappige
baas van vroeger was hij niet meer. Zyn
lach was anders geworden, en hy kon niet
meer schertsen.
Toen na twee jaren de oude tante stierf,
trok Riekchen geheel by den schrijnwerker
in huis, om hem voortaan een trouwe hulp
te wezen. Slechts zelden ging zy eens uit, en
bjj de dansjes en de andere pretjes, die de
Lerchentalsche jeugd zoo gretig naliep, was
zy nooit te vinden.
Zoo verliepen er nogmaals een paar jaren.
Eens op een zomeravond zaten de twee
dat heeft die beste jongen
Anton Kley óók wel gevoeld.
En daarom heeft hy my gevraagd, of I
of ik hem niet ook meteen eene goede bazin
kon meegeven. Datdat zou toch't beste
zyn... en wy zouden met ons drietjes wel
1 vrede weten te houden
„Vader
„Ja nu is 't er uit!"
„Vader!" Zy had de handen voor haar
gezicht geslagen.
„Ik weet wat je [zeggen wilt, Riekchen. i
En dat heb ik ook tegen myzèlf gezegd.
Maar als de dooden hun recht hebben de
levenden óók. Ik kan niet altijd by je bly
ven. Eenmaal moet ook ik weg. Dan sta
je alleen. En hy is een man, die je verdient.
Overleg het dus eens goed. Ik dring er
niet op aan. Maar leer hem kennen, en be
slis dan zelf. Hy komt terug. En zie je,
Riekchen die in den Hemel zal 't je niet
kwalijk nemen. Die heeft je lief en wil je
enkel gelukkig zien."
Hy zette hierop de pyp weer in heftige
beweging, en daarna tuurden zy allebei stil
en lang naar de sterren, alsof er van daar
boven raad en antwoord komen moest.
En ditT kwamen inderdaad. Althans
nog in den naherfst legde baas Kant en Klaar
do handen der beide jongelieden in elkander.
In het voorjaar vond de bruiloft plaats.
De oude schrijnwerker had boven in het
huis de beide dakkamertjes voor zichzelf
behouden. Het jonge paar woonde beneden.
Weer een jaar later klonk er tusschen de
oude muren een in lang niet vernomen ge
luid een krachtig kindergeschreeuw, af
komstig van een kernhezonden jongen.
Toen nu de oude baas aan het bed van
de jonge moeder zat en liefkoozend hare
bleeke hand streelde, wendde zy hem plot
seling haar gelaat toe en sprak zacht
„Vader hjj moest eigenlijk naar u heeten.
Maar als u 't goed vindt, dan willen wy
hem Bernhard noemen. Anton hooft er
niets tegen."
Een paar weken na den doop stapte baas
Kant en Klaar in zyne Zondagsche jas naar
den notaris van het stedeken. Daar maakte
hy zyn testament, waarmede by Riekchen
en haren jongen tot zyne universeele orfge-
namen benoemde. Nadat hy het document
onderteekend had, drukte hy den notaris de
hand en verliet de kamer.
Baas Kant en Klaar is sedert een merk
waardig stille man geworden. Sommigen
beweren, dat het leed om zynen eenigen
zoon hem toch wel een beetje naar het
'hoofd schijnt te zijn geslagen. Hy komt
niet meer onder de menschenmaar dikwijls
ziet men hem moederziel alleen door. het
bergwoud dwalen, onvermoeid.
Nog vaker zit hy' met zyne pyp in de loof
hut achter zyn huis. Dan kijkt hy stil over
de stad heen naar de groene bergen, of hy
tuurt omhoog in den blauwen hemel. Daar
moet hy wel van allerlei te zien krijgen,
i want soms glimlacht hy in zichzelf, zoo heel
de Hervorming van 18 Aug. 1.1.
William F. Stead. Brieven van Julia geb.
f 2.40 ingen. f 1.90.
Prof. Denton, Is het Spiritisme waar 30ct.
Mevr. A. de Bruyne Uiterdyk. Wat wil
het Spiritisme? 15 ct.
Léon Dénis. Na den dood, geb. f 2.50,
ing. f 2.—.
Ds. L. C. Meyer, Spiritisme en Christen
dom, f —.60.
En zoo zoude ik nog eene lange reeks
j titels kunnen noemen. Er zou evenwel te
I veel plaatsruimte toe noodig zyn.
De firma Trapman en Co. zal zeer zeker
gaarne bereid zyn, eventueele bestellingen
op bovenstaande boekjes uit te voeren.
Met hartelyken dank voor de plaatsing
en den wensch, dat velen hunne belang
stelling zullen toonen,
Hoogachtend,
G. J. A.
zalig.
En als by zulk eene mymering de hemel
zich eensklaps opende en eene hem zoo wel
bekende stem zachtjes riep„Vader - kom
dan zou hij zeker zonder om te zien den
laatsten, verren weg aanvaarden. Want hy
weet dat hij hier beneden niets meer te ver
richten heeft. Alles is „kant en klaar".
Op de elfde algemeene vergadering der
Vereeiiiging van Oud-Leerlingen der Itijks-
landbouwwiiiterscliool te Behagen, te
houden op Vrydag 21 December 1906, in de
LandbouwSociëteit „Cérès", 's morgens 9J
uur precies, zal de volgende agenda worden
behandeld
Opening en lezing der notulen. Mededee-
lingen van verschillenden aard. Rekening
en verantwoording van den Secretaris-Pen
ningmeester, en rapport der financiëele
Commissie. Jaarverslag van den Secretaris.
Verslag der Commissie van Toezicht op het
Station voor Melkonderzoek. Rapporteur de
heer P. Jz. Eriks. Verslagen van de afge
vaardigden naar de vergaderingen der
Zustervereenigingen in Zeeland en Groningen.
Bestuursvoorstellena. Om aan leden van
Zustervereenigingen, woonachtig in onze
Provincie, het recht toe te kennen, onze
vergaderingen by te wonen en excursiën mee
te maken. b. Om na afloop der vergadering
de leden in de gelegenheid te stellen punten
op te geven, welke zy in de volgende ver
gadering gaarne behandeld wenschen te zien.
(Deze punten kunnen door ieder, die hiertoe
bereid is, ingeleid worden.) c. Vaststelling
begrooting 1907. Benoemiigen: o. Vaneen
Bestuurslid. Aftredend de heer J. Buis Jz.
(Aanbeveling van 't Bestuur: G. Nobel, P.
Jz. Eriks en H. K. Koster.) b. Aanwijzing
financiëele commissie voor 1907. c. Benoeming
van afgevaardigden naar de vergaderingen
der Zustervereenigingen. De hoofdzaken uit
de electriciteRsleer. Inleider de WelEd. Heer
Barsingcrhorn. De IJsclub Barsinger-
horn-Haringhuizen vergaderde Dinsdag 4
Dec. by P.Scheringa.Voorz.de hr.C.Spaans Hz.
stelt na opening, lezing en goedkeuring der
notulen, aan de orde de rekening van den
Penningmeester, den heer A. Schenk. De
ontvangsten met saldo bedroegen f 432.27,
ongerekend de nog niet geheel geïnde
contributie, de uitgaven f 163.61, zoodat de
kasgelden f268.66 beliepen. Dat de uitgaven
ondanks het niet-winteren tot zulk een aan-
zienlyk bedrag gostegen waren, vindt zyn
oorzaak in het uitstekend geslaagde 25-jarig
jubileumfeest en de daaraan verbonden uit-
deeling aan behoeftigen.
Met algemeene stemmen min één werden
vervolgens als commissarissen-bestuursleden
herkozen do heeren P. Over, C. Schoorl en
K. Jonker.
Als afgevaardigde naar de vergadering
van den IJsbond Holl. Noorderkwartier, op
Zondag a.s. te Hoorn te houden, bleef aan
gewezen de heer K. Schoorl en als plaats
vervanger de heer K. Jonker.
Vervolgens bracht de heer K. Jonker
punten ter sprake, welke op de districts-
vergadering, voorz. J. Helder, behandeld
waren geworden, als reddingsmiddelen, pu
blicatie van den toestand der ijsbanen in de
Schager Courant, afzetting van wakken en
aanduiding door lantaarns. In verband hier
mede deed de heer H. Moerbeek als rnaga-
zynhouder verslag van den toestand van den
inventaris. Men besloot dozen aan te vullen
met ladder (by de Oosterbrug te bevestigen,)
benevens een p iar practisch ingerichte red
dingshaken. „Uitkeering van presentiegelden
aan bestuursleden" zal op voorstel van een
der leden op do volgende agenda voorkomen.
Aan den afgevaardigde werd in overweging
gegeven het Bondsbestuur nogatief te com
plimenteeren met het resultaat van de ver
fraaiing der bondskaart.
Nooit half werk doen
Ieder heeft in zyn omgeving wel eens
iemand, die, van een vier-, vijfhonderd gul-
dend per jaar moetende leven, zich zelden
of nooit een versnapering kan verschaffen.
In deze dagen van verrassingen zond een
myner dames-kennissen aan zoo iemand
'n weduwe is het zonder kinderen een
bus cacoa-poeder. Den dag daarop ontving
zy het volgende briefje, dat ik woordelijk
kopieer:
„M. Dat u my oen bus cacao-poeder zendt,
vind ik heel lief! Maar daar behooren melk
en suiker by, want ik houd niet van water
chocolade". (Volgt de onderteekening.)
Het was eigenlijk ook niet meer dan be-
hoorlyk geweest, als de dame in quaestie by'
de cacao een bus gecondenseerde melk ge-
voegd had en een kilo suiker met een choco-
ladeketel en een paar koppen, terwyl het
I misschien ook wel op haar weg lag een paar
maal daags ten huize van de begiftigde voor
deze een kopje chocolade te gaan gereed
maken 1
Brabantsclie zedelijkheid.
De Bred. Crt. schrijft:
Men zendt ons weer eens twee program
ma's, één uit Zevenbergsche Hoek en een uit
Standdaarbuiten, waarop gedrukt „Voor
dames niet toegankelijk", en „Voor dames
geen plaatsen verkrijgbaar". Wie hieruit
opmaakt, dat er in die dorpen by gebrek aan
een vereeniging „Voor Eer en Deugd" obscene
voorstellingen of piquante voordrachten gege
ven worden en dat daarom de dames niet
worden toegelaten, heeft 't mis ver mis.
De programma's zyn zoo onschuldig als men
van Zevenbergsche Hoek en Standdaarbuiten
verwachten kaneen paar muzieknummers
en eenige voordrachten van „de Winter."
Maar 't is op de Brabantsche dorpen en ook
in tal van grootere gemeenten, een vast
gebruik dat vrouwen en meisjes nooit op
avonduitvoeringen mogen verschijnen. Bals,
waarby de vrouwen nu eenmaal moeilyk
gemist kunnen worden, worden daarom
steeds 's middags gegeven. De reden van
dezen zonderlingen maatregel moet wel zyn,
dat de zedelijkheid in die gemeenten niet
zeer hoog en nog minder vast staat en dat
de machthebbenden nu pogen op deze wijze
haar zoo min mogelijk in gevaar te brengen.
Voorzichtig toch.
Men meldt uit Zeeland:
Binnen enkele dagen hebben zich drie ge
vallen van bloedvergiftiging metdoodelyken
afloop voorgedaan: pen op het eiland Behou
wen, een te Stavenisse en thans wordt
gemeld, dat een schippersknecht uit St.
Maartensdyk ieiland Tholen) aan bloedver
giftiging overleden is in het gasthuis te
Bergen-op-Zoom, tengevolge van het open
krabben van een puistje op zyn wang.
St. Xicolaas in Friesland.
Nu de wet het loten op St. Nicolaasavond
zoowel by bakkers als in herbergen ver
biedt in Friesland werd daarvan veel
gebruik gemaakt hebben kasteleins en
bakkers er toch iets op gevonden, om dien
avbnd klanten te trekken. De eersten
organiseerden schutjas- en pandoerpartijen
bakkers hebben windbuksen aangeschaft
met schijf om taai, taartjes en andere lek
kernij t® laten verprys-schietenVerschillende
burgemeesters geven aan de kasteleins ook
vergunning „bal" te houden.
Ongeluk.
Een diep treurig ongeluk valt van Zenderen,
gemeente Borne, te melden. Do landbouwer
H. ten Have op Houwer, was Dinsdagavond
by zijn buurman W. Olthof te Hertme bezig,
een|geslacht varken af te snijden, dat met de
ladder op twee stoelen lag. Bjj het door
snijden van den rug schoot het vlijmscherpe
mes te ver door en trof den man hoog in
het bovenbeen. Een slagader werd doorge
sneden, gulpend spoot het bloed naar buiten
en binnen eenige minuten was de ongeluk
kige een lyk, badend in zyn bloed. Een
weduwe en kinderen blyven achter.
(Zw. Ct.)
Alkmaar, 5 December 1906.
Nadat de notulen van de vorige vergade
ring waren gelezen en goedgekeurd, werd
de heer Mr. B. van der Feen de Lille, het
onlangs gekozen raadslid, binnengeleid en
beëedigd. Hy nam van den Voorzitter de
gebruikelijke gelukwenschen in ontvangst
en kon toen zyn plaats innemen tusschen
de heeren De Groot en Vonk.
Er volgde een lange ry van ingekomen
-stukken, waarby de een dit, een ander dat
te zeggen had, een enkele zelfs zyn beklag
inzond. Wy zullen ze niet alle noemen,
maar alleen het voornaamste er uit aan
stippen. Vooraf ga de mededeeling: dat de
meeste stukken werden verwezen naar
B. en W. om bericht en raad.
De heer D. Tjalsma verkreeg op zyn ver
zoek eervol ontslag, ingaande 1 Maart a.s.,
als hoofd der 3e Gemeenteschool, wegens
zyne benoeming als zoodanig te Deventer,
en de Wethouder Boelmans ter Spill, mede
op zyn verzoek, eervol ontslag als lid der
Commissie van Toez. op het Middelbaar
Onder wys.
Van B. en W. was ontvangen een uit
voerig schrijven met toelichtende rapporten
over de ontploffing in de watergasfabriek,
waaromtrent de heer Uitenbosch had geïn
terpelleerd. Omtrent de oorzaak van het
ongeval bleek, dat het geen betoog behoeft,
dat een geheel nieuw bedrijf als het ver
vaardigen van watergas in den aanvang tot
moeilykheden kan leiden, speciaal in den
allereersten tyd by de opleiding van het
voor de exploitatie bestemde personeel. Die
opleiding nu geschiedde door het technisch
volkomen bekwame personeel der firma
Huraphreys en Glasgow, die de toestellen had
geleverdhet schijnt echter aan de aandacht
van deze technici te zyn ontgaan, dat de
syphonpotten eenige wyziging in de
plaatsing en sluiting verdienden te onder
gaan, wat vermoedely'k daaraan is toe te
schryven, dat deze potten door een andere
firma waren geleverd en de plaatsing niet
door eerstvermelde firma was gecontroleerd.
Hoewel by normalen druk alle gevaar voor
gasontsnapping was buitengesloten, bleek dit
niet het geval te zyn waar de druk door
verschillende omstandigheden aanmerkelyk
opliep, waaraan dan ook do gasontsnapping
met daarop gevolgde ontploffing moet worden
toegeschreven.
Ter meerdere beveiliging der fabriek zyn
maatregelen genomen, bestaande in de plaat
sing van twee brandkranen op de waterlei
ding op het fabrieksterrein en het aanschaf
fen van slangen enz., terwyl het personeel
der fabriek in de bediening daarvan zal
worden geoefend. Do interpellant zeide B.
en W. dank voor de verstrekte inlichtingen.
Het was hem daaruit gebleken, dat door
hem niet zoozeer was overdreven, waar
immers maatregelen ter meerdere beveiliging
waren genomen.
De heer Jan Pot, concessionnaris van het
plaatsely'k telefoonnet, beklaagde zich bij den
Raad, dat hy indirect door B. en W. was
bedreigd in betrekking tot de exploitatie en
de uitbreiding van zyn telefoon. Immers
was hem namens B. en W. medegedeeld,
geen nieuwe palen te mogen plaatsen, zoo
lang niet de aansluiting met het abattoir
was tot stand gebracht, een aansluiting
welke hy niet tot stand kón brengen, wyl
hem de vergunning van den Waterstaat nog
niet verleend was. De Raad schonk weinig
aandacht aan de klacht. Zonder dat er een
woord over gesproken werd, nam hy het
adres voor kennisgeving aan. Zou de heer
Pot misschien te dikwy'ls by den Raad aan
kloppen
Tot onderwijzers aan de Burgerschool met
akte Fransch werden benoemd de heeren K.
Hart alhier, reeds tydelyk aan die school
verbonden, en D. L. Beyneveld te Haarlem
en tot onderwyzer by' het herhalingsonderwys
voor jongens de heer P. de Jong alhier.
De Bouw- en Woningverordening werd, in
verband met een door den Inspecteur der
Volksgezondheid aan Ged. Staten uitgebracht
advies omtrent de herziening van Juli 1.1.,
opnieuw gewyzigd in een 14-tal artikelen,
in 't bijzonder betrekkolyk" tot onbebouwd
laten van open ruimten en de hoogte van
op te trekken bouwwerken, verschillend
naarmate binnen dan wel buiten de Singel
grachten wordt gebouwd. Eveneens werd
de Algemeene Polititieverordening gewyzigd
en werden voor de bepalingen, die van rechts
wege hadden opgehouden te gelden door het
in-werking-! reden der motor- en rij wiel wet,
nieuwe verbodsbepalingen vastgesteld. Het
berijden der voetstraten met wagens en
fietsen zal nu meteen uit zyn.
Aan het Bestuur van de N. V. Alkmaar-
sche Tramvereeniging werd voor den tyd,
waarop de andere aan deze vereeniging ver
leende concessiën eindigen, vergunning ver
leend, voor zoover deze gemeente betreft,
tot het aanleggen en exploiteeren van een
paardentram van de Vier Staten af (eind
punt der lyn Groote kerk Vier Staten)
over de Zandersloot. door de Nieuwpoorts-
laan naar Heiloo. Voor de Nieuwpoorts-
laan werd meteen een rooilijn vastgesteld.
Aan den maktmeester der kaasmarkt C. Frik-
kee werd, ingaande 1 Januari a.s., een jaar-
lykscbe toelage verleend van f 114.—, ter
wyl de jaarwedde van den heer L. Leydes-
dorff, 1 eeraar in het Hoogduitsch aan het
Gymnasium, met f 200 werd vorhoogd en
gebracht op f1200, mede ingaande 1 Januari a.s.
De Voogdijraad krijgt tot wederopzeggeos
de beschikking over een zoo noodig ver
warmd en verlicht lokaal ten stadhuize,
voor hare vergaderingen, tegen eene ver
goeding van f 50 's jaars. Met den heer
Mr. W. C. Bosman werd met geslopen beur.