Zonnestofjes.
d»""? (.'"fis"
J
Dinsdag 25 Dec. 1906.
50e Jaargang. No. 4216.
TWEEDE BLAD.
Hei kmllmt in it Har.
%hr°drde tra,i'-" ^h,'kn sss
FEUILLETON.
i"V6rSing ^invan zX
■iï" ""<le
iEen Kerstfantasie op historische gronden.)
Door
H. DE HOOG.
O
Op 'n droevigen Octobermorgen, de regen
druilde en 'n koude mist zeeg neer trad
'n eenvoudig gekleede dame in 'n japonnetje
van serge en met 'n zwart kapje op, buiten
haar woning in de Twaalfde Straat te New-
Vork. Ze bleef in de ruime portiek staan en
tuurde links en rechts over de breede straat,
alsof zy iemand zocht. Dit duurde 'n paar
minutentoen keerde zy zich om, hurkte
neer, en stond weer op, om over de straat
te turen.
Toen zy beweging achter zich hoorde, keerde
zij zich om, en zeiJa, ge hebt toch gelijk
ilary; er is niemand, en 't wiegje is ook
nog leeg. Ik dacht toch heusch, dat ik iemand
hoorde.
Mary trad ook in de portiek en zeiVindt
ge 't goed Irene, dat ik de lantaarn opsteek
Er is kans, dat de mist nog zwaarder wordt,
en dan is 't beter dat hier licht brandt.
Zeker, doe datmisschien trekt 't licht
onze schuchtere vogels aan. 'tZou toch te
vreemd zijn, als wy in 'n vol etmaal volstrekt
niets vingen. Dat zou wel de eerste maal
wezen, sedert wij ons wiegje daar neerzetten,
om er kleine menschjes, als vogels in'n strik,
ln te vangen.
Mary haalde 'n kaars en zette die brandend
in de lantaarn, die in de portiek hing. Toen
keek ze het kleine mandje nog eens na, dat
aan den anderen kant der portiek tegen
den muur stond, trok de daarin liggende
dekentjes recht, en ging toen achter Zuster
Irene het huis weer binnen, de deur half
open latende.
Het was druk en rumoerig aan de haven
hoofden van Jersey-City een der voorsteden
van New-York. Het aankomen en vertrekken
\an booten <-n zeilschepen met ladingen en
personen, wekte 'n nooit eindigende bedrij-
:ghei<l. Kranen knarsten, fluiten gilden,
kettingen rammelden, menschen rumoerden
heen en weer, draafden, schreeuwden, de een
zoekend naar den ander, of met gelatenheid
wachtend, zelf des zoekens moe, totdat zij
gevonden zouden worden. Zoo stonden er
tien, twaalf mannen en vrouwen, met en
zonder kinderen, buiten het groote gele hek,
dat den toegang tot de havenhoofden afsluit.
Elk, die er uitkwam, werd nauwkeurig be
spied, alsof 't een taxatie gold. Mannen zoch
ten hun vrouwen, vrouwen hun mannen en
kinderen, kinderen hun moeders. 'tWas 'n
roepen van namen van boord naar den wal,
van den wal naar boord.
Zwarte Italianen en blonde Nooren schar
relden door elkander; Duitschers en Hollan
ders dachten 'n oogenblik, dat zy vrienden
waren en hielpen elkander terechtRussen
en Polen zaten broederlijk nevens elkaar op
dezelfde kisten; er werd gezongen en geschol
den door elkanderen terwijl 'n oud moedertje
stil in 'n hoekje haar rozenkrans aftelde, stond
'n man haar uit te vloeken, dat ze daar in
den weg zat, in 'n taal die zij niet verstond.
Wie het leven in al zijn kleuren en aan
doeningen wil leeren kennen, dat hy ga naar
'n landingsplaats van een der groote steden.
Daar kunt ge den ryke van boord zien komen
met tal van kostbare koffers en zijn knecht
achter zich. De koffers, duur en waardevol,
ruw neergesmeten, en de knecht, zorgzamer
dan zijn meester, overal tegel ijk zjjnde en
bevelen gevend, en overal zijn meester ge
hoorzamend, Daar ziet ge den arme, zijn
have en goed, nog armer dan hijzelf, saam
gebonden in 'n ding, dat noch koffer noch
doos mag hoeten, schuw en schuchter zyn
biljet toonend aan beambten, die -- o, groot
gebrek aan eerbied en kiesch gevoel de
armoede omwoelen en ze den bezitter toonen
als bewijzen zijner schande. Daar lacht de
onnadenkendheid, daar schreit het medelijden!
Daar is voor hen die terugkeeren het blijde
vaderhuis; voor anderen, die er heen togen
de weg naar fortuin öf ellende.
Aan dat havenhoofd van New-York heeft
Pandora haar doos geopenddaar heeft zij
haar geschonken losgelatenziekte, tegen
spoed, rouw, tranen, rijkdom, roem, eer,macht,
schande, armoede, zelfverwijt; daar ook sloot
zij haar doos, om een enkel geschenk nog voor
de menschen te bewarende hoop, de stille
hoop, met haar oogen van sprookjes-waarheid,
met haar bezielenden adem, met haar kracht,
die 't leven behoudt.
te ^JersevCifv 7" ,let ''Venhoofd
stieer Xn r de ,lal^h(iid va" Water-
Haar vrwïrtn J°nge H°llandscbe vrouw,
di^h^rte?n Was meer dan deerniswaar-
zwarS '"f ®r?er dan arni- In vuil
si ia! hart nr vroeger misschien als
jaal had dienst gedaan, droeg zij 'n kindi;-
VrlPmH morge" was aangekomen,
hirtdanh nia"nen- re'zig'-rs en scheepsgasten,
hadden haar daar zien staan en aangekeken
FerfooH nadtnislS geTraagd of niets gezegd.'
Een oud Duitsch vrouwtje, dat op 'n kist 'n
had zitten beknabbelen, had
h krantenbroodje aangeboden, dat
rtLLÏ a w°ord van dank onderden
hm,nJ r geborge"- Maar ze had niet opge
houden te turen door het hek. naar het schip
dat daar lag. Zoo stond ze daar al van den
vroegen morgen.
twe? dekknechten, met 'n koffer tus-
na hek naderden, ging de vrouw
ÏSSif.W en .zei een hunner: Dag
Michels. Is Bram niet meegekomen?
'jet den koffer byna valien van
schrtk, toen hy haar aankeek en herkonde.
Myn God, meid, wat zie je d'r uitNee
f™".6' n.letDie was nog in Rotterdam,'
ft*w.JVOeren MlS8chien komt hy met
at «dtdam meemaar ik weet 't niet zeker.
Ga daar zitten, dan kom ik over 'n half
uurtje naar je toedan ben ik vrij tot
£k°kom vier uren. Wacht daar maar
En hy holde weg, zyn maat weer achterna
dien hy wat vertelde, en die zei dat 't gojd
vas, want dat over n kwartiertje toch de
nieuwe „ploeg" zou komen.
Michels ging aan boord en kwam'n poosje
lat 't w11 Ws °P' Dlet 'n gezicht dat glom
an t wasschen met groene zeep, 'n helder
boezeroen n vuurrood Asje en 'n broek met
vitho, b PUP0"-dat zyn voeten nauwelijks
zw?erïr'nWa»n/"- °P ZÜ" h0u0fd st0nd los ,-n
a -i u" "Boleroi maar ht) zei, dat 't 'n
„Garibaldi was Hy ging naar 'tgele hek
waarachter hy de vrouw vond
h Ziezoo Anna zoo begon hy, als je moe
bent of honger hebt, zullen we eerst wat
gaan eten. Ben je ziek
De vrouw stond op en liep, naast hem
voortgaande, de straat op.
Ja, ik ben ziek, omdat ik zoo bedroefd ben
Om Bram
De vrouw knikte en begon te schreien.
Kom meid, wees verstandigHij komt
toch terug. En hoe is'tmet 'tkindje?
..die wordt ook ziek. Ik kan niet
eten, en ik weet niet wat ik doen moet. Ik
beb g00n thuis en ik wou maar. dat ik dood
was. Och, als Bram dat toch alles eens wist
Beter dat ie 'tniet weet! Hii kan er
vm-t^nu uiemendal aan doen. Hy heeft me
hadtHifn6 en8t hadten datje 'tgoed
hadt. Hy heeft me ook verteld, waar ie
woonde, maar dat ben ik vergeten. Ben je
daar vandaan? J
A' vi0r weken. De vrouw, die mijn
kindje bewaarde, en waar ik soms twee of
driemaal in de week naar toeging, om den
kleinen jongen te zien, is eens aan myn dienst
met m gekomen. Ze heeft toen staan praten
met de andere meid en met een van de juf
frouwen. Ik geloof niet, dat ze kwaad van
me gesproken heeft, want ze was altijd heel
goed voor kleinen Willem, en voor my ook
als ik kwammaar 's avonds moest ik vertrek-
ken. Ik heb ze niet heelemaal kunnen ver-
aa,n> maar ik geloof ze zeiden, dat 't was
omdat ik geen Engelsch ken. Maar ik heb
wel begrepen, dat 'toni 't kindje was.
Maar dat is verschrikkelijk! riep Michels
uit. Kom Anna, laten we eerst eens 'n warm
bord soep gaan eten. Ik heb zooveel geld in
myn zak, dat ik er geen raad mee weet. Dan
kunnen we eens met Mistress Gerritsen
praten.
Toen gingen ze in de Waterstreet een van
die echt Amerikaansche Bars binnen, waai
de Holland8che Mistress Gerritsen, woonde
de moederlijke vriendin en raadgeefster van
alle Hollanders, die aan het havenhoofd van
Jersey-City meerden. Ze kende Michels; en
Anna had ze eens of tweemaal gezien, toen
deze met Bram haar establishmenthad be
zocht. Michels vertelde haar al Anna's we
dervaren dat ze niet in Holland had kunnen
blyven, omdat haar vader 'tzoo heel erg zou
hebben gevonden als hy ontdekt had wat
nu in Holland nog niemand wist. Daarom
had zy verteld, dat ze in New-York ginir
dienen. Bram, die nu kolentrammer was op
een van do booten, had gehoopt op 'n baantje
aan den wal hier; dan hadden ze kunnen
trouwen. Maar alles was tegen geslagen.
Twee weken had Bram hier rondgezwalkt
om n betrekking, maar nergens was hy ge
slaagd. Anna had 'n dienst gekregen, maar
toen ze te weten waren gekomen, dat zij 'n
kindje had moeten uitbesteden, had ze haar
ontslag gekregen. En zoo liep ze nu rond
in ent gure najaarsweer. Ze had van den
dollar of wat, die ze in haar dienst had ont
vangen, de nurse (de verpleegster) van haar
kindje moeten betalen, en was, wat er toen
van overschoot, heel gauw ingeteerd. Bel-
ROMAN
van
OTTO VAN LEITGEB.
Damesgezelschap was nu ook binnen
gekomen. Mevrouw Von Stahlhof toonde
vol trots haar iwaargevulde ridicule
«Er zyn ook banknoten by, lieve kinde
ren. Myn bloemen zyn allen verkocht."
Elinore antwoordde: ,Wjj hebben nog
een paar flesschen over. Maar die zullen
*11 ook nog wel klein krygen."
Dat woord ving E velaar op en des6
wenkte een bediende. Dadelyk daarop
knalde er weer een kurk van de fleeeh
«Ik zie een paar studenten," zeide Jane
Simonsen.
Drie hoeren kwamen dwars het grasperk
uver. Zy slenterden besluiteloos, bleven
hier en daar staan, en keken naar het leven
rondom hen.
«Die millioenenhut lokt my eigenlyk niets
*®n," zeide de dikke Wennig.
„Ja zult daar nog eens een paar mooie
'nnisjea zien," verklaarde Ecker
«Ja, en champagne. Laat my met vrede,"
'«raette Wecmg zich zwakjes, «dat kost
beidenach veel geld."
„Kyk eens, daar is waarachtig ook zyne
°ogbeid mynheer Gaston Haussmann."
■Die gryze 1"
Juffrouw Elinor Winter begroette de
heeren met buitengewone vriendelijkheid.
«Ik dacht reeds dat u niet wéér zoudt
kemen," zeide zy tegen Ecker.
Ecker werd op eenmaal vuurrood, want
het was cf dit mooie meisje met de over
moedige oogen had willen zeggen, dat zy
zich zyner herinnerd had.
Althans liep direct op Haussmann ai en
moest hem groeten, omdat zy elkaar vluoh-
tig kenden. Het was een zeer koele be
groeting Gaston Haussmann wendde zich
I tot PaulHoe komt uwe nicht aan deze
kennissen
Dan zag Elicore hoe fiftrnwart en Ecker
met elkaar spraken. Ook zy moesten dos
elkaar kennen.
De muiiek in de kiosk begon weer een
vrooiyke mop en het publiek ioete zyn
stilstaande troepjes op trok dan de ver
woeste tentjes voorby, waarop men alle
best had gedaan en die zulk een kort
schynleven hadden geleid. De menigte
bewoog zich langzaam naar den uitgang.
Jane Simonsen lag uitgeput in een stoel.
Een paar officie re" voerden een wedkamp
om haar het hof te maken E velaar bood
zich aan om Elicore behulpzaam te zyn
by het tellen van de kas Maar, ach i een,
dat was te vervelecd. meende zy. Zy goot
de klinkende munt in een kistje en sloot
dat af' Het feest was ten einde. Iu
lange ryen reden de rytuigen stadwaarts
De muziek marcheerde naar buiten en
speelde nog een vroolyken marsoh
De avond viel
ln de tent ruimden de beide lakeien op.
Zy pakten glazen, bordjes, servetten in
groote manden en scheurden de stof van
de wanden. Wilhelm dronk een halve
letjes, halssnoer of ringen had ze niet meer:
ze had alles stuk voor stuk moeten verkoo-
p- n, voor haar kind en voor zichzclve. En
of nu Mistress Gerritsen raad wist?
Mistress Gerritsen had zitten luisteren als
'n vinkAnna en haar povere plunje nauw
keurig opnemend.
Heb je daar je kindje? vroeg z--.
Anna liet haar kindje zien, en Mistress
Gerritsen vond 'tals elke Hollandsche vrouw
,'n wolk van 'n jongen". Ze riep 'n dienst
meisje en zei, dat 't bad in orde gemaakt
moest worden.
Ja maar, madam, zei Michels, wat zou
u doen?!
Ik? antwoordde zy. Ik zou eerst eens
wat eten. Ik heb nog wat oesters staan, en
wat melk is gauw gekookt. Lize. riep ze,
maak eens wat oestersoep
Toen stond ze op, ging achter haar toon
bank staan, nam hier en daar wat stof af,
spoelde eên glas om, en keek dan weer naar
Anna en haar kindje en naar Michels. Soms
tuurde ze naar hen. Er werd op 't tafeltje,
waarvoor Anna zat, 'n servet gespreid, en
toen de veel te groote kom met oyster-milk-
soup en 'n paar borden er op waren neerge
zet, vingen zy en Michels aan te eten.
Anna at niet veel. Verlegen en schuchter
had zy met haar handen onder den doek
zitten woelen, om haar kind het voedsel te
geven, dat natuur voor hem bestemd had,
maar in den laatsten tyd zoo spaarzaam
aanwezig was.
Toen de maaltyd bynaafgeloopen was, kwam
Mistress Gerritsen weer by haar zitten.
't Vraagstuk was nog altyd niet opgelost.
Michels nam weer 't woord
Wat zou u denken, madam Gerritsen,
dat 't beste zou wezen om te doen? vroeg hy.
En Mistress Gerritsen antwoorddeIk zou
me nu eerst eens gaan wasschen. Kyk eens,
meisje, boven is 't bad klaar. Ik zal je wat
schoon ondergoed laten geven trek dat maar
aan. Er hangen handdoeken genoeg op 't
rekje. Lize zal je wel helpenals je wat
noodig hebt, vraag 'thaar.
Toen werd Lize geroepen, tot wie Mistress
Gerritsen een heele Engelsche preek afraf
felde; en daarna gingen de beide vrouwen
met 't kindje naar boven.
Mistress Gerritsen kwam intusschen met
Michels praten, 't Kindje was 't ergste, zei
ze. 'n Kind kon zy in haar zaak niet heb
ben. Voor dat meisje had ze wel werk,
maar dat kindje was 'n struikelblok. Of er
kans bestond, dat die man haar trouwen
zou? vroeg ze.
O ja, als hy maar 'n baantje aan den
wal kon krygen.
WTat kan ie?
Niks en alles; 'tis 'n pootige vent.
Hy is vroeger by ons aan boord geweest.
Mistress Gerritsen dacht na. Toen vroeg
ze: Zou dat meisje er toe komen kunnen,
voor 'n poosje afstand van haar kind te doen?
Michels keek verwonderd opAfstand van
haar kind vroeg hy.
Ja, voor een tijdjevoor 'n half jaar bij
voorbeeld, of voor korter nog, als 't mep wou
loopen.
Dat weet ik niet, antwoordde de zeeman,
't Is myn kindje wel niet, maar ik zou toch
niet graag willen, dat
Ja man, maar dat kind kan ik hier niet
houden. En als ze er geen afstand van kan
doen, dan is en blyft dat 'n struikelblok. Ze
komt nergens terecht ermee. Maar laten we
wachten totdat ze beneden komt. 't Meisje
ziet er fatsoenlijk uit, en daarom zou ik met
liefde wat voor haar doenmaar wat niet
kan, kan niet.
Mistress Gerritsen ging weer achter ham
toog zitten, wreef glazen op, ordende de „free-
breakfastpraatte Engelsch en Hollandsch
door elkaar, en bewees 'n vrouw te zyn, die
de handen uit de mouwen wist te steken.
Michels had intusschen 'n Hollandsche
sigaar opgestoken en zat te dampen als 'n
kalkoven. Hy zat, zonder dat iemand er iets
van merkte, met zyn hand in zyn broek
zak, de ry ksdaalders te tellen, die hy gisteren
van den purser (betaalmeester) ontvangen
had. Vier en vier en vier is twaalf. Mooi
zooDat komt uit. Jezus, wat zag die meid
er uitZe kon hier bly ven, dat had ie wel
begrepen, als ze dat kindje maar kwyt was.
Nou ja, maar dat was nou niet anders. Je
i kan zoo'n wurm toch niet verzuipen; 't was
geen hond. En al was 't 'n hond, dan
dee je 'tnog niet. Als Anna nou hier kon
blyven om te helpen, en ze kreeg dan kost
en inwoning, dan had ze 't goedwant
Mistress Gerritsen was de kwaaiste niet. Ze
had se helen Toon zyn boezeroen wel laten
wasschen en zyn kousen gestopt. En als hy
dan eens voor dien kleinen jongen betaalde.
Dat zou die vragen, straks, als Anna beneden
kwam. Ze moest kleeren ook hebben. Nou
ja, maar je kon voor dertig gulden heel wat
doen. Als hy maar 'n paar gulden overhield,
om weer thuis te komen, 'n Mensch, die
geen kind of kraai in de wereld heeft, kan
met 'n beetje toe. Daar komt ze. Neen, dat
is 'n Engelsche miss.
Lize, de Amerikaansche miss, ging naai
Mistress Gerritsen en praatte even met haar;
waarop deze haar plaats aan Lize afstond en
ffesch, die nog op tafel stond, leeg ec
smeet die dan grynteod tegen een pilaar.
Wilhelm vond ook den bouquet orchidéeén, I
die juffrouw Winter onachtzaam had laten
leggen en hy eigende zich dien toe Hy zou
hem aau zyn Marietje geven, da juf
frouw g»* toch blykbaar niots om die
bloemen,
naar boven toog.
Een paar minuten later kwam Mistress
Gerritsen en Anua met haar kindje naar
beneden.
Ziezoo, zei de waardin, nu zien ze 'r
anders uit, hè? Niet wasschen op zyn tyd
is nog erger dan geen eten. Maar ga nu eens
zitten, dan zullen we eens praten.
Zy schaarden zich om 'n klein tafeltje.
Lize achter den toog hielp de komende klan
ten aan bier en soep met brood.
Kyk eens, meisje, begon Mistress Ger
ritsen weer. Als jy boenen en schrobben kan,
dan kan je hier blyvenanders moet ik daar
toch iemand voor nemen. Maar voor je kind
is hier geen plaats.
Anna deed haar oogen dicht en kneep de
handjes van haar kind.
De waardin, die wel by de hand was. maar
ook 'n goed hart bezat, zag het en vervolg
de Maar, dat is zoo erg nietje brengt 't
by Zuster Irene en je bent er van af.
Anna keek haar sprakeloos aan.
Michels zweeg.
Eindelyk vroeg AnnaWie is dat Zuster
Irene
Een soort van vrome dame, die vonde
lingen opneemt en verzorgt.
Anna star-oogde. Vondelingen vroeg ze
luid.
Nou ja, maar zóó erg is dat niet. Als
je wilt, kan je 't kind terugkrijgen, 'tls
beter, dan dat je in armoede blyft en je kind
verwaarloosd wordt of sterft.
Michels bleef zwijgen; 'tgesprek ging 'n
kant uit, dien hy niet kende. Mistress Ger
ritsen kon je best zoo 'n zaakje toevertrou
wen, al begreep hy er tot nu toe maar wei
nig van.
Zy praatte door als 'n strenge moeder, die
liefde practisch opvatte en van handelen hield,
als t daarop aankwam.
Blijf daar nu nog maar 'n poosje zitten.
Denk er eens over en als je wat weten wilt,
vraag je 't maar.
Lize stond haar plaats weer af aan Mistress
Gerritsen.
s A vonds van dienzelfden dag liepen Michels
en Anna, met het kindje by zich, in de
Twaalfde Straat te zoeken naar nummer 17.
Maar Michels, als dan die dame wezen
lijk zoo goed is, dan behoef ik 'm toch niet
neer te leggen Dan kan ik 'm net zoo goed
gevendan weet ze meteen, dat ik zyn moe
der ben. Als dan Bram hier komt en hy
kreeg hier soms werk, dan kon ik 'm dade
lijk terughalen. Ze zoi immers, dat dat
mocht
Ja, dat zei ze.
Ze zal er toch niet om jokken
Welnee! Wat wou ze daar nou aan
hebben
Ja maar, ik ben er toch bang voor.
En toen, plotseling, als met 'n schrik Kyk,
daar heb je 'tDaar staat 't wiegje 1 Och
nee, Michels, ik durf nietl Wie weet wat ze
met 'm doen. Nee, laten we weggaanHè,
wat ziet 't er spokerig uit!
En ze zoende haar kindje zoo hard, dat 't
begon te schreeuwen.
Maar Michels maakte bezwaren tegen haar
gedrag. Dat is gekheid, zei hy. Iemand, die
'n wildvreemd kind den kost geeft, zal 't wel
goed behandelen ook. Mistress Gerritsen wou
voor haar doen wat ze kon, maar dan moest
zijzelf niet tegenwerken.
Ja maar, als ze Wirüpje maar geen
kwaad doen
Och, wees toch wyzer! Waarom
zouën die menschen dat schaap nou kwaad
doen
Ja, dat weet je maarniet. En wat zou
Bram ervan zeggen
Dat je goed gedaan hebtniks anders.
Toen je by die andere menschen diende, moest
je 'tkind ook uitbesteden.
Ja maar, toen mocht ik 'm telkens ko
men zien.
Dat kan je hier vragen.
Zoo praatten zy over en weerhonderd be
zwaren, honderd weerleggingentotdat zy
eindelijk besloten aan te bellen.
De dame, die open deed, kon noch Michels,
noch Anna verstaanmaar toen zy 't kindje
zag, begreep ze hen.
Come in, (kom binneni zei ze.
De gasten werden in 'n kleine kamer ge
laten, waar Zuster Irene, de oprichtster en
en bestuurster van dit toevlucht voorkinde
ren, hen wachtte.
Maar Zuster Irene kende geen Hollandsch,
en de bezoekers geen Engelsch. Het eenige
woord, dat zy duidelijk van elkaar verstonden,
was het woord „mother" (moeder). De rest
moest maar begrepen worden.
Diep bedroefd verliet Anna 'n half nur later
dezen tempel van liefde. Ze had weinig be
grepen en nog minder verstaan van wat men
haar gezegd had over haar lieve kindje, dat
men voor haar bewaren en verzorgen zou, als
't moest for Qod's sake lom Gods wil.) Konzy
er echter iets voor missen, dan zou dit dank
baar worden aangenomen. Men wees op 'n
bus, die aan den muur hing, en waar op ge
schreven stond Let the chüdren to me come"
Laat de kinderen tot mij komen". Daarboven
Hoofdstuk II.
Zes weken daarna kwam Elinore Winter
op Eseenbacb
Op het landgoed ging het leven stil
verder, eentonig. In de eerste dagen
dacht Elinoreverlaogend aan het opgewekte
leven in Osteade Daarop voelde sy de
rost als iets weldoende dat dadelyk nieuwe
ayden van het leven toonde, en tenslotte
kwam het haar voor, ais begon zy te ge
wennen.
Maar zy bevond zich nog in het eerste
deel van haar stemming. Zy miste
het jongste bedryvige verleden Het waren
toch schoone weken geweest, zoo doorwaaid
van de kracht van de Noordzee Zy was
een koene zwemster en had genoten
van dez stryd met de wit gekuifde golven.
Hier ontbeerdo ry dadelyk zon, lucht ec
vryheid Het was haar als iets wilds, als
iets heerlyk weldoend wilds geweest,
daar aan die heerlyke ree Zy had den
glans van de ree lief, hare kleuren, bare
kraebt. hare grootheid, hare bandeloosheid,
Hier was allee zoo onbegrypelyk rustig
Het bescheiden landgoed Essenbach lag
niet ver van een klein meer. En al zyn
vensters keken uit op het groene bosoh, wei
land bet was byna vervelend, zoo eenvor
mig was hetallee groen. Maar byna alle
vensters bleven tot sonsondergang ge
sloten, want tante Coralie was bang voor
de zon, bang voor elk windje, was in
een bestendigen angst dat de een of ander
kou zou vatten. Oom zat den ganschen
dag by zyn boeken. Paul was nog half
vleesch, halt visch. Dan eens de officier,
dan weer de jonge landheer, en zyn zuster
Marianne was nog te jong om zich mee
te amuseereneerst veertien jaar.
Elinore hield van al deze menschen,
wast het waren hare eenigste verwanten.
Maar toch gevoelde zy zioh niet geheel
ongedwongen in hun geselschap. Zonder
ling was het, maar toch een feitnooit
stocd sy haar vader zoo na en nooit voelde
zy zulk een onderscheid tusechen hem en
haar bloedverwanten, als by deze gelegen
heden
Ea wanneer tante Coralie op een zekere
manier geringschattend sprak over de
positie van den handelsraad. dan voelde
Elirore lust, van zyne verdiensten, van de
gr otheid zyner ondernemingen te spreken,
ofschoon zy zelf zioh daar zeer weinig om
bekommerde. Het was ook een soort van
familietrots, wanneer zy van den arbeiden
van de energie van haar vader sprak. En
das was zy er heel na aan toe, tegenover
hasr tante een zeker soort van meerderheid
te gevoelen. Of eigenlyk was het niet
tante Coralie, maar een gansche groote
klasse van menschen. tegenover wier wyze
van handelen en spreken zy baar trots
voelde ontwaken.
Zy zeide eens tot haar neef; «Ik weet
heel goed, dat myn wezen wat verwilderd
is. Ik was pas tien jaar oud, toen myn
moeder stierf. Toen hebben alleen ver
schrikkelijke juffrouwen aan my haar
kunsten beproefd. Het is één jammer
stond een eopie van den Christus van Thor
waldsendie mooie, aandoenlijke Christus
figuur met uitgebreide armen, alsof Hjj de
gansche verloren wereld aan zyn borst wilde
drukken.
Toen Michels de bus zag, dacht hy aan het
geld. dat hij in zjjn zak had, en h^j vroeg op
zyn manier in 't Engelsch, of dat was for the
money. Toen hy 'n bevestigend antwoord
hierop had ontvangen liet hy vier rijksdaal
ders in de bus vallen.
De dames keken elkander aan, een van
haar vroeg: You are not the father of the
baby
'k ben not te vader.
Than, God bless you, and we '11 prav
for you.
Met woorden van troost, die zy niet ver
stond, ondersteund door Michels. verliet Anna
tiet gebouw, waar zy haar kindje achterliet.
Kerstmis naderde.
Tweemaal per week had Anna van
Mistress Gerritsen een hal ven dag vrij ge
kregen om haar kindje te bezoeken. Dell
eersten keer had zy een verkeerden tram
genomen en was zy in Hoboken beland, maai
de volgende keeren was 'tgoed gegaan. Zn
werkte voor Bram, voor haar kindje en voor
i zichzelve. Zij was byna gelukkig.
Omtrent St. Nicolaas was Michels haar
komen vertellen, dat er 'n baantje van wal-
knecht openkwam aan het havenhoofd van
Jersey-City, en dat de directie te Rotterdam
g0vjra5gd bad, of hy daar soms „zinnigheid"
in had. Maar toen had hy aan Bram gedacht,
en had er met hem over gesproken. En die
had er wel „genie" inhet gaf vijf dollars
per week vast, behalve wat er nog afviel
En nu zou die zoowat tegen Kerstmis hiér
treden' °m m6t NieuwJaar in dienst te
A""a kon'tbjjna niet gelooven. Maar toen
Michels t bleef volhouden en 't met klim-
mende zekerheid bevestigde, toen had ze hem
wel om den hals kunnen vallen en hem wel
w Uien zoenen op zyn verweerde gezicht.
Ze viel op n stoel neer en snikte het uit.
toen was zy volkomen gelukkig.
E^®t0n Kerstdag, 's morgens vyfuur, was
de boot aangekomen, waarmee Bram arrivee-
Z0U- Anna had den heelen nacht „geen
oog dicht gedaan Bram evenmin. Michels
b0™ van a'l0s onderrichtvan Mistress
erritsen, van Anna en haar kindje, en van
«1-at.h 0UW6n' waar 'n wieK)e op de stoep
stond en waar nu die kleine jongen waf
halen 6" 6 Ze zoude" komen terug
GeSLnhbinneiBram d6 Bai' Van Mistress
ZaL ik .J661 vert0llen van de ontmoeting
tYee,ionge menschen, die zooveel
Ziri-fr ,elden Zal ik vertellen, hoe
Mistress Gerritsen er als 'n wyze. liefdevolle
moeder bystond, en nu den een en dan den
ander tot kalmte trachtte te brengen Moet
ik verhalen, hoe zy beiden op de tram gin-
Genn«0rLkleiT Willem te halen H00 zuster
!™"e, hen ontving en met vele liefdevolle
m?n w'td16^ geen va" beiden verstonden,
hun het kind teruggaf? Hoe by hun terug'
komst m de Waterstreet, in den donkeren
namiddag van dien Kerstdag, een sparreboom
'tlokIa HoieHStond ,te 8tralen midden in
t lokaal Hoe daar vele matrozen rondom
stonden, ver van hun eigen huis en dierbaren
rnlio d0nken mochten aan zoovele teeder-
hoden uit hun jeugd
Moet ik dat alles verhalen
Moet ik zeggen, hoe Anna en Bram binnen
kwamen als n andere Jozef en Maria en
hun kindje °mhoog hieven als 'n anderChris-
tuskindje, begroet en toegezongen door d.-ze
eenvoudigen van harte
Moet ik dat alles meedeèlen?
Ik kan het niet, ik kan het niet.
Maar wel weet ik, dat dien dag in de een
voudige Bar in de Waterstreet de weerglans
hart Wel ^ra^lde in meer dan een
8 daf daar een gelukkig
Kerstfeest gevierd werd KKig
Kerstmis 1906. H d H
Aanteekeningen.
Zich' Zufcr few- noemdeelïïiViS
heeft thans haar filialen ook buiten New- York
"de country en in het rapport vin 1894
90 mn medegedeeld, dat sedert de oprichting
20000 (twintig duizend) kinderen door C?
werden opgenomen en verpleegd. Men noemt
Kinderen, die te vinden gelegd ziin
iykscheuitgeve van 180.000 dollars
«n hl flnanci0el Steunt doet 'n goed werk
H. d. H.
waaneer ik daaraan denk. Wat voor een
wesens als ik die lange ry afsie. Misschien
is het daaraan te wyten, dat ik niet geheel
welopgevoed genoemd kan worden.
Zy waren op weg naar het meer, het
was warm en ijj liepen laagsaam.
Elinore droeg een eenvoudige witte
japon, zwaaide met haar stroohoed in de
rechterhand en hield met de linker haar
vuurroode parasol boven haar hoofd.
„Voor het beate deel voedt men zichzelf
op," zeide Paul. „Men kan voortdurend
zyn leven vormen door de indrukken, die
men naar zyn gevoelens of behoefte nocdig
heeft
„O neen I Dat kan ik niet gelooven I*
riep zy uit. „De sterkste indrukken komen
ongeroepen, en omdat onze natuur zoo is.
Wat den een niet raakt of voelt, werkt op
deu ander met zeer groote kracht. Niets
kan men daarvoor of daartegen doen.
Daarop zweeg hy.
„Tot wat worden wy arme meisjes dan
opgevoed?" vroeg zy. „Wy wachten op
een man. Eenmaal zal er ook wel een
komen, die my gaarne hebben wil, mis
schien ook ter wille van het geld van
myn vader."
„God beware je, Elinore
.Of men trouwt, omdat men door iets
uiterlyks getroffen wordt," ging zy voort.
„De prinses heelt ook den ridder niet ge
nomen, omdat zy hem zoo lief heeft gehad.
Louter en alleen, omdat hy den draak
doodde." Zy lachte kort.
WORDT VERVOLGD,