Zonnestofjes. d»""? (.'"fis" J Dinsdag 25 Dec. 1906. 50e Jaargang. No. 4216. TWEEDE BLAD. Hei kmllmt in it Har. %hr°drde tra,i'-" ^h,'kn sss FEUILLETON. i"V6rSing ^invan zX ■iï" ""<le iEen Kerstfantasie op historische gronden.) Door H. DE HOOG. O Op 'n droevigen Octobermorgen, de regen druilde en 'n koude mist zeeg neer trad 'n eenvoudig gekleede dame in 'n japonnetje van serge en met 'n zwart kapje op, buiten haar woning in de Twaalfde Straat te New- Vork. Ze bleef in de ruime portiek staan en tuurde links en rechts over de breede straat, alsof zy iemand zocht. Dit duurde 'n paar minutentoen keerde zy zich om, hurkte neer, en stond weer op, om over de straat te turen. Toen zy beweging achter zich hoorde, keerde zij zich om, en zeiJa, ge hebt toch gelijk ilary; er is niemand, en 't wiegje is ook nog leeg. Ik dacht toch heusch, dat ik iemand hoorde. Mary trad ook in de portiek en zeiVindt ge 't goed Irene, dat ik de lantaarn opsteek Er is kans, dat de mist nog zwaarder wordt, en dan is 't beter dat hier licht brandt. Zeker, doe datmisschien trekt 't licht onze schuchtere vogels aan. 'tZou toch te vreemd zijn, als wy in 'n vol etmaal volstrekt niets vingen. Dat zou wel de eerste maal wezen, sedert wij ons wiegje daar neerzetten, om er kleine menschjes, als vogels in'n strik, ln te vangen. Mary haalde 'n kaars en zette die brandend in de lantaarn, die in de portiek hing. Toen keek ze het kleine mandje nog eens na, dat aan den anderen kant der portiek tegen den muur stond, trok de daarin liggende dekentjes recht, en ging toen achter Zuster Irene het huis weer binnen, de deur half open latende. Het was druk en rumoerig aan de haven hoofden van Jersey-City een der voorsteden van New-York. Het aankomen en vertrekken \an booten <-n zeilschepen met ladingen en personen, wekte 'n nooit eindigende bedrij- :ghei<l. Kranen knarsten, fluiten gilden, kettingen rammelden, menschen rumoerden heen en weer, draafden, schreeuwden, de een zoekend naar den ander, of met gelatenheid wachtend, zelf des zoekens moe, totdat zij gevonden zouden worden. Zoo stonden er tien, twaalf mannen en vrouwen, met en zonder kinderen, buiten het groote gele hek, dat den toegang tot de havenhoofden afsluit. Elk, die er uitkwam, werd nauwkeurig be spied, alsof 't een taxatie gold. Mannen zoch ten hun vrouwen, vrouwen hun mannen en kinderen, kinderen hun moeders. 'tWas 'n roepen van namen van boord naar den wal, van den wal naar boord. Zwarte Italianen en blonde Nooren schar relden door elkander; Duitschers en Hollan ders dachten 'n oogenblik, dat zy vrienden waren en hielpen elkander terechtRussen en Polen zaten broederlijk nevens elkaar op dezelfde kisten; er werd gezongen en geschol den door elkanderen terwijl 'n oud moedertje stil in 'n hoekje haar rozenkrans aftelde, stond 'n man haar uit te vloeken, dat ze daar in den weg zat, in 'n taal die zij niet verstond. Wie het leven in al zijn kleuren en aan doeningen wil leeren kennen, dat hy ga naar 'n landingsplaats van een der groote steden. Daar kunt ge den ryke van boord zien komen met tal van kostbare koffers en zijn knecht achter zich. De koffers, duur en waardevol, ruw neergesmeten, en de knecht, zorgzamer dan zijn meester, overal tegel ijk zjjnde en bevelen gevend, en overal zijn meester ge hoorzamend, Daar ziet ge den arme, zijn have en goed, nog armer dan hijzelf, saam gebonden in 'n ding, dat noch koffer noch doos mag hoeten, schuw en schuchter zyn biljet toonend aan beambten, die -- o, groot gebrek aan eerbied en kiesch gevoel de armoede omwoelen en ze den bezitter toonen als bewijzen zijner schande. Daar lacht de onnadenkendheid, daar schreit het medelijden! Daar is voor hen die terugkeeren het blijde vaderhuis; voor anderen, die er heen togen de weg naar fortuin öf ellende. Aan dat havenhoofd van New-York heeft Pandora haar doos geopenddaar heeft zij haar geschonken losgelatenziekte, tegen spoed, rouw, tranen, rijkdom, roem, eer,macht, schande, armoede, zelfverwijt; daar ook sloot zij haar doos, om een enkel geschenk nog voor de menschen te bewarende hoop, de stille hoop, met haar oogen van sprookjes-waarheid, met haar bezielenden adem, met haar kracht, die 't leven behoudt. te ^JersevCifv 7" ,let ''Venhoofd stieer Xn r de ,lal^h(iid va" Water- Haar vrwïrtn J°nge H°llandscbe vrouw, di^h^rte?n Was meer dan deerniswaar- zwarS '"f ®r?er dan arni- In vuil si ia! hart nr vroeger misschien als jaal had dienst gedaan, droeg zij 'n kindi;- VrlPmH morge" was aangekomen, hirtdanh nia"nen- re'zig'-rs en scheepsgasten, hadden haar daar zien staan en aangekeken FerfooH nadtnislS geTraagd of niets gezegd.' Een oud Duitsch vrouwtje, dat op 'n kist 'n had zitten beknabbelen, had h krantenbroodje aangeboden, dat rtLLÏ a w°ord van dank onderden hm,nJ r geborge"- Maar ze had niet opge houden te turen door het hek. naar het schip dat daar lag. Zoo stond ze daar al van den vroegen morgen. twe? dekknechten, met 'n koffer tus- na hek naderden, ging de vrouw ÏSSif.W en .zei een hunner: Dag Michels. Is Bram niet meegekomen? 'jet den koffer byna valien van schrtk, toen hy haar aankeek en herkonde. Myn God, meid, wat zie je d'r uitNee f™".6' n.letDie was nog in Rotterdam,' ft*w.JVOeren MlS8chien komt hy met at «dtdam meemaar ik weet 't niet zeker. Ga daar zitten, dan kom ik over 'n half uurtje naar je toedan ben ik vrij tot £k°kom vier uren. Wacht daar maar En hy holde weg, zyn maat weer achterna dien hy wat vertelde, en die zei dat 't gojd vas, want dat over n kwartiertje toch de nieuwe „ploeg" zou komen. Michels ging aan boord en kwam'n poosje lat 't w11 Ws °P' Dlet 'n gezicht dat glom an t wasschen met groene zeep, 'n helder boezeroen n vuurrood Asje en 'n broek met vitho, b PUP0"-dat zyn voeten nauwelijks zw?erïr'nWa»n/"- °P ZÜ" h0u0fd st0nd los ,-n a -i u" "Boleroi maar ht) zei, dat 't 'n „Garibaldi was Hy ging naar 'tgele hek waarachter hy de vrouw vond h Ziezoo Anna zoo begon hy, als je moe bent of honger hebt, zullen we eerst wat gaan eten. Ben je ziek De vrouw stond op en liep, naast hem voortgaande, de straat op. Ja, ik ben ziek, omdat ik zoo bedroefd ben Om Bram De vrouw knikte en begon te schreien. Kom meid, wees verstandigHij komt toch terug. En hoe is'tmet 'tkindje? ..die wordt ook ziek. Ik kan niet eten, en ik weet niet wat ik doen moet. Ik beb g00n thuis en ik wou maar. dat ik dood was. Och, als Bram dat toch alles eens wist Beter dat ie 'tniet weet! Hii kan er vm-t^nu uiemendal aan doen. Hy heeft me hadtHifn6 en8t hadten datje 'tgoed hadt. Hy heeft me ook verteld, waar ie woonde, maar dat ben ik vergeten. Ben je daar vandaan? J A' vi0r weken. De vrouw, die mijn kindje bewaarde, en waar ik soms twee of driemaal in de week naar toeging, om den kleinen jongen te zien, is eens aan myn dienst met m gekomen. Ze heeft toen staan praten met de andere meid en met een van de juf frouwen. Ik geloof niet, dat ze kwaad van me gesproken heeft, want ze was altijd heel goed voor kleinen Willem, en voor my ook als ik kwammaar 's avonds moest ik vertrek- ken. Ik heb ze niet heelemaal kunnen ver- aa,n> maar ik geloof ze zeiden, dat 't was omdat ik geen Engelsch ken. Maar ik heb wel begrepen, dat 'toni 't kindje was. Maar dat is verschrikkelijk! riep Michels uit. Kom Anna, laten we eerst eens 'n warm bord soep gaan eten. Ik heb zooveel geld in myn zak, dat ik er geen raad mee weet. Dan kunnen we eens met Mistress Gerritsen praten. Toen gingen ze in de Waterstreet een van die echt Amerikaansche Bars binnen, waai de Holland8che Mistress Gerritsen, woonde de moederlijke vriendin en raadgeefster van alle Hollanders, die aan het havenhoofd van Jersey-City meerden. Ze kende Michels; en Anna had ze eens of tweemaal gezien, toen deze met Bram haar establishmenthad be zocht. Michels vertelde haar al Anna's we dervaren dat ze niet in Holland had kunnen blyven, omdat haar vader 'tzoo heel erg zou hebben gevonden als hy ontdekt had wat nu in Holland nog niemand wist. Daarom had zy verteld, dat ze in New-York ginir dienen. Bram, die nu kolentrammer was op een van do booten, had gehoopt op 'n baantje aan den wal hier; dan hadden ze kunnen trouwen. Maar alles was tegen geslagen. Twee weken had Bram hier rondgezwalkt om n betrekking, maar nergens was hy ge slaagd. Anna had 'n dienst gekregen, maar toen ze te weten waren gekomen, dat zij 'n kindje had moeten uitbesteden, had ze haar ontslag gekregen. En zoo liep ze nu rond in ent gure najaarsweer. Ze had van den dollar of wat, die ze in haar dienst had ont vangen, de nurse (de verpleegster) van haar kindje moeten betalen, en was, wat er toen van overschoot, heel gauw ingeteerd. Bel- ROMAN van OTTO VAN LEITGEB. Damesgezelschap was nu ook binnen gekomen. Mevrouw Von Stahlhof toonde vol trots haar iwaargevulde ridicule «Er zyn ook banknoten by, lieve kinde ren. Myn bloemen zyn allen verkocht." Elinore antwoordde: ,Wjj hebben nog een paar flesschen over. Maar die zullen *11 ook nog wel klein krygen." Dat woord ving E velaar op en des6 wenkte een bediende. Dadelyk daarop knalde er weer een kurk van de fleeeh «Ik zie een paar studenten," zeide Jane Simonsen. Drie hoeren kwamen dwars het grasperk uver. Zy slenterden besluiteloos, bleven hier en daar staan, en keken naar het leven rondom hen. «Die millioenenhut lokt my eigenlyk niets *®n," zeide de dikke Wennig. „Ja zult daar nog eens een paar mooie 'nnisjea zien," verklaarde Ecker «Ja, en champagne. Laat my met vrede," '«raette Wecmg zich zwakjes, «dat kost beidenach veel geld." „Kyk eens, daar is waarachtig ook zyne °ogbeid mynheer Gaston Haussmann." ■Die gryze 1" Juffrouw Elinor Winter begroette de heeren met buitengewone vriendelijkheid. «Ik dacht reeds dat u niet wéér zoudt kemen," zeide zy tegen Ecker. Ecker werd op eenmaal vuurrood, want het was cf dit mooie meisje met de over moedige oogen had willen zeggen, dat zy zich zyner herinnerd had. Althans liep direct op Haussmann ai en moest hem groeten, omdat zy elkaar vluoh- tig kenden. Het was een zeer koele be groeting Gaston Haussmann wendde zich I tot PaulHoe komt uwe nicht aan deze kennissen Dan zag Elicore hoe fiftrnwart en Ecker met elkaar spraken. Ook zy moesten dos elkaar kennen. De muiiek in de kiosk begon weer een vrooiyke mop en het publiek ioete zyn stilstaande troepjes op trok dan de ver woeste tentjes voorby, waarop men alle best had gedaan en die zulk een kort schynleven hadden geleid. De menigte bewoog zich langzaam naar den uitgang. Jane Simonsen lag uitgeput in een stoel. Een paar officie re" voerden een wedkamp om haar het hof te maken E velaar bood zich aan om Elicore behulpzaam te zyn by het tellen van de kas Maar, ach i een, dat was te vervelecd. meende zy. Zy goot de klinkende munt in een kistje en sloot dat af' Het feest was ten einde. Iu lange ryen reden de rytuigen stadwaarts De muziek marcheerde naar buiten en speelde nog een vroolyken marsoh De avond viel ln de tent ruimden de beide lakeien op. Zy pakten glazen, bordjes, servetten in groote manden en scheurden de stof van de wanden. Wilhelm dronk een halve letjes, halssnoer of ringen had ze niet meer: ze had alles stuk voor stuk moeten verkoo- p- n, voor haar kind en voor zichzclve. En of nu Mistress Gerritsen raad wist? Mistress Gerritsen had zitten luisteren als 'n vinkAnna en haar povere plunje nauw keurig opnemend. Heb je daar je kindje? vroeg z--. Anna liet haar kindje zien, en Mistress Gerritsen vond 'tals elke Hollandsche vrouw ,'n wolk van 'n jongen". Ze riep 'n dienst meisje en zei, dat 't bad in orde gemaakt moest worden. Ja maar, madam, zei Michels, wat zou u doen?! Ik? antwoordde zy. Ik zou eerst eens wat eten. Ik heb nog wat oesters staan, en wat melk is gauw gekookt. Lize. riep ze, maak eens wat oestersoep Toen stond ze op, ging achter haar toon bank staan, nam hier en daar wat stof af, spoelde eên glas om, en keek dan weer naar Anna en haar kindje en naar Michels. Soms tuurde ze naar hen. Er werd op 't tafeltje, waarvoor Anna zat, 'n servet gespreid, en toen de veel te groote kom met oyster-milk- soup en 'n paar borden er op waren neerge zet, vingen zy en Michels aan te eten. Anna at niet veel. Verlegen en schuchter had zy met haar handen onder den doek zitten woelen, om haar kind het voedsel te geven, dat natuur voor hem bestemd had, maar in den laatsten tyd zoo spaarzaam aanwezig was. Toen de maaltyd bynaafgeloopen was, kwam Mistress Gerritsen weer by haar zitten. 't Vraagstuk was nog altyd niet opgelost. Michels nam weer 't woord Wat zou u denken, madam Gerritsen, dat 't beste zou wezen om te doen? vroeg hy. En Mistress Gerritsen antwoorddeIk zou me nu eerst eens gaan wasschen. Kyk eens, meisje, boven is 't bad klaar. Ik zal je wat schoon ondergoed laten geven trek dat maar aan. Er hangen handdoeken genoeg op 't rekje. Lize zal je wel helpenals je wat noodig hebt, vraag 'thaar. Toen werd Lize geroepen, tot wie Mistress Gerritsen een heele Engelsche preek afraf felde; en daarna gingen de beide vrouwen met 't kindje naar boven. Mistress Gerritsen kwam intusschen met Michels praten, 't Kindje was 't ergste, zei ze. 'n Kind kon zy in haar zaak niet heb ben. Voor dat meisje had ze wel werk, maar dat kindje was 'n struikelblok. Of er kans bestond, dat die man haar trouwen zou? vroeg ze. O ja, als hy maar 'n baantje aan den wal kon krygen. WTat kan ie? Niks en alles; 'tis 'n pootige vent. Hy is vroeger by ons aan boord geweest. Mistress Gerritsen dacht na. Toen vroeg ze: Zou dat meisje er toe komen kunnen, voor 'n poosje afstand van haar kind te doen? Michels keek verwonderd opAfstand van haar kind vroeg hy. Ja, voor een tijdjevoor 'n half jaar bij voorbeeld, of voor korter nog, als 't mep wou loopen. Dat weet ik niet, antwoordde de zeeman, 't Is myn kindje wel niet, maar ik zou toch niet graag willen, dat Ja man, maar dat kind kan ik hier niet houden. En als ze er geen afstand van kan doen, dan is en blyft dat 'n struikelblok. Ze komt nergens terecht ermee. Maar laten we wachten totdat ze beneden komt. 't Meisje ziet er fatsoenlijk uit, en daarom zou ik met liefde wat voor haar doenmaar wat niet kan, kan niet. Mistress Gerritsen ging weer achter ham toog zitten, wreef glazen op, ordende de „free- breakfastpraatte Engelsch en Hollandsch door elkaar, en bewees 'n vrouw te zyn, die de handen uit de mouwen wist te steken. Michels had intusschen 'n Hollandsche sigaar opgestoken en zat te dampen als 'n kalkoven. Hy zat, zonder dat iemand er iets van merkte, met zyn hand in zyn broek zak, de ry ksdaalders te tellen, die hy gisteren van den purser (betaalmeester) ontvangen had. Vier en vier en vier is twaalf. Mooi zooDat komt uit. Jezus, wat zag die meid er uitZe kon hier bly ven, dat had ie wel begrepen, als ze dat kindje maar kwyt was. Nou ja, maar dat was nou niet anders. Je i kan zoo'n wurm toch niet verzuipen; 't was geen hond. En al was 't 'n hond, dan dee je 'tnog niet. Als Anna nou hier kon blyven om te helpen, en ze kreeg dan kost en inwoning, dan had ze 't goedwant Mistress Gerritsen was de kwaaiste niet. Ze had se helen Toon zyn boezeroen wel laten wasschen en zyn kousen gestopt. En als hy dan eens voor dien kleinen jongen betaalde. Dat zou die vragen, straks, als Anna beneden kwam. Ze moest kleeren ook hebben. Nou ja, maar je kon voor dertig gulden heel wat doen. Als hy maar 'n paar gulden overhield, om weer thuis te komen, 'n Mensch, die geen kind of kraai in de wereld heeft, kan met 'n beetje toe. Daar komt ze. Neen, dat is 'n Engelsche miss. Lize, de Amerikaansche miss, ging naai Mistress Gerritsen en praatte even met haar; waarop deze haar plaats aan Lize afstond en ffesch, die nog op tafel stond, leeg ec smeet die dan grynteod tegen een pilaar. Wilhelm vond ook den bouquet orchidéeén, I die juffrouw Winter onachtzaam had laten leggen en hy eigende zich dien toe Hy zou hem aau zyn Marietje geven, da juf frouw g»* toch blykbaar niots om die bloemen, naar boven toog. Een paar minuten later kwam Mistress Gerritsen en Anua met haar kindje naar beneden. Ziezoo, zei de waardin, nu zien ze 'r anders uit, hè? Niet wasschen op zyn tyd is nog erger dan geen eten. Maar ga nu eens zitten, dan zullen we eens praten. Zy schaarden zich om 'n klein tafeltje. Lize achter den toog hielp de komende klan ten aan bier en soep met brood. Kyk eens, meisje, begon Mistress Ger ritsen weer. Als jy boenen en schrobben kan, dan kan je hier blyvenanders moet ik daar toch iemand voor nemen. Maar voor je kind is hier geen plaats. Anna deed haar oogen dicht en kneep de handjes van haar kind. De waardin, die wel by de hand was. maar ook 'n goed hart bezat, zag het en vervolg de Maar, dat is zoo erg nietje brengt 't by Zuster Irene en je bent er van af. Anna keek haar sprakeloos aan. Michels zweeg. Eindelyk vroeg AnnaWie is dat Zuster Irene Een soort van vrome dame, die vonde lingen opneemt en verzorgt. Anna star-oogde. Vondelingen vroeg ze luid. Nou ja, maar zóó erg is dat niet. Als je wilt, kan je 't kind terugkrijgen, 'tls beter, dan dat je in armoede blyft en je kind verwaarloosd wordt of sterft. Michels bleef zwijgen; 'tgesprek ging 'n kant uit, dien hy niet kende. Mistress Ger ritsen kon je best zoo 'n zaakje toevertrou wen, al begreep hy er tot nu toe maar wei nig van. Zy praatte door als 'n strenge moeder, die liefde practisch opvatte en van handelen hield, als t daarop aankwam. Blijf daar nu nog maar 'n poosje zitten. Denk er eens over en als je wat weten wilt, vraag je 't maar. Lize stond haar plaats weer af aan Mistress Gerritsen. s A vonds van dienzelfden dag liepen Michels en Anna, met het kindje by zich, in de Twaalfde Straat te zoeken naar nummer 17. Maar Michels, als dan die dame wezen lijk zoo goed is, dan behoef ik 'm toch niet neer te leggen Dan kan ik 'm net zoo goed gevendan weet ze meteen, dat ik zyn moe der ben. Als dan Bram hier komt en hy kreeg hier soms werk, dan kon ik 'm dade lijk terughalen. Ze zoi immers, dat dat mocht Ja, dat zei ze. Ze zal er toch niet om jokken Welnee! Wat wou ze daar nou aan hebben Ja maar, ik ben er toch bang voor. En toen, plotseling, als met 'n schrik Kyk, daar heb je 'tDaar staat 't wiegje 1 Och nee, Michels, ik durf nietl Wie weet wat ze met 'm doen. Nee, laten we weggaanHè, wat ziet 't er spokerig uit! En ze zoende haar kindje zoo hard, dat 't begon te schreeuwen. Maar Michels maakte bezwaren tegen haar gedrag. Dat is gekheid, zei hy. Iemand, die 'n wildvreemd kind den kost geeft, zal 't wel goed behandelen ook. Mistress Gerritsen wou voor haar doen wat ze kon, maar dan moest zijzelf niet tegenwerken. Ja maar, als ze Wirüpje maar geen kwaad doen Och, wees toch wyzer! Waarom zouën die menschen dat schaap nou kwaad doen Ja, dat weet je maarniet. En wat zou Bram ervan zeggen Dat je goed gedaan hebtniks anders. Toen je by die andere menschen diende, moest je 'tkind ook uitbesteden. Ja maar, toen mocht ik 'm telkens ko men zien. Dat kan je hier vragen. Zoo praatten zy over en weerhonderd be zwaren, honderd weerleggingentotdat zy eindelijk besloten aan te bellen. De dame, die open deed, kon noch Michels, noch Anna verstaanmaar toen zy 't kindje zag, begreep ze hen. Come in, (kom binneni zei ze. De gasten werden in 'n kleine kamer ge laten, waar Zuster Irene, de oprichtster en en bestuurster van dit toevlucht voorkinde ren, hen wachtte. Maar Zuster Irene kende geen Hollandsch, en de bezoekers geen Engelsch. Het eenige woord, dat zy duidelijk van elkaar verstonden, was het woord „mother" (moeder). De rest moest maar begrepen worden. Diep bedroefd verliet Anna 'n half nur later dezen tempel van liefde. Ze had weinig be grepen en nog minder verstaan van wat men haar gezegd had over haar lieve kindje, dat men voor haar bewaren en verzorgen zou, als 't moest for Qod's sake lom Gods wil.) Konzy er echter iets voor missen, dan zou dit dank baar worden aangenomen. Men wees op 'n bus, die aan den muur hing, en waar op ge schreven stond Let the chüdren to me come" Laat de kinderen tot mij komen". Daarboven Hoofdstuk II. Zes weken daarna kwam Elinore Winter op Eseenbacb Op het landgoed ging het leven stil verder, eentonig. In de eerste dagen dacht Elinoreverlaogend aan het opgewekte leven in Osteade Daarop voelde sy de rost als iets weldoende dat dadelyk nieuwe ayden van het leven toonde, en tenslotte kwam het haar voor, ais begon zy te ge wennen. Maar zy bevond zich nog in het eerste deel van haar stemming. Zy miste het jongste bedryvige verleden Het waren toch schoone weken geweest, zoo doorwaaid van de kracht van de Noordzee Zy was een koene zwemster en had genoten van dez stryd met de wit gekuifde golven. Hier ontbeerdo ry dadelyk zon, lucht ec vryheid Het was haar als iets wilds, als iets heerlyk weldoend wilds geweest, daar aan die heerlyke ree Zy had den glans van de ree lief, hare kleuren, bare kraebt. hare grootheid, hare bandeloosheid, Hier was allee zoo onbegrypelyk rustig Het bescheiden landgoed Essenbach lag niet ver van een klein meer. En al zyn vensters keken uit op het groene bosoh, wei land bet was byna vervelend, zoo eenvor mig was hetallee groen. Maar byna alle vensters bleven tot sonsondergang ge sloten, want tante Coralie was bang voor de zon, bang voor elk windje, was in een bestendigen angst dat de een of ander kou zou vatten. Oom zat den ganschen dag by zyn boeken. Paul was nog half vleesch, halt visch. Dan eens de officier, dan weer de jonge landheer, en zyn zuster Marianne was nog te jong om zich mee te amuseereneerst veertien jaar. Elinore hield van al deze menschen, wast het waren hare eenigste verwanten. Maar toch gevoelde zy zioh niet geheel ongedwongen in hun geselschap. Zonder ling was het, maar toch een feitnooit stocd sy haar vader zoo na en nooit voelde zy zulk een onderscheid tusechen hem en haar bloedverwanten, als by deze gelegen heden Ea wanneer tante Coralie op een zekere manier geringschattend sprak over de positie van den handelsraad. dan voelde Elirore lust, van zyne verdiensten, van de gr otheid zyner ondernemingen te spreken, ofschoon zy zelf zioh daar zeer weinig om bekommerde. Het was ook een soort van familietrots, wanneer zy van den arbeiden van de energie van haar vader sprak. En das was zy er heel na aan toe, tegenover hasr tante een zeker soort van meerderheid te gevoelen. Of eigenlyk was het niet tante Coralie, maar een gansche groote klasse van menschen. tegenover wier wyze van handelen en spreken zy baar trots voelde ontwaken. Zy zeide eens tot haar neef; «Ik weet heel goed, dat myn wezen wat verwilderd is. Ik was pas tien jaar oud, toen myn moeder stierf. Toen hebben alleen ver schrikkelijke juffrouwen aan my haar kunsten beproefd. Het is één jammer stond een eopie van den Christus van Thor waldsendie mooie, aandoenlijke Christus figuur met uitgebreide armen, alsof Hjj de gansche verloren wereld aan zyn borst wilde drukken. Toen Michels de bus zag, dacht hy aan het geld. dat hij in zjjn zak had, en h^j vroeg op zyn manier in 't Engelsch, of dat was for the money. Toen hy 'n bevestigend antwoord hierop had ontvangen liet hy vier rijksdaal ders in de bus vallen. De dames keken elkander aan, een van haar vroeg: You are not the father of the baby 'k ben not te vader. Than, God bless you, and we '11 prav for you. Met woorden van troost, die zy niet ver stond, ondersteund door Michels. verliet Anna tiet gebouw, waar zy haar kindje achterliet. Kerstmis naderde. Tweemaal per week had Anna van Mistress Gerritsen een hal ven dag vrij ge kregen om haar kindje te bezoeken. Dell eersten keer had zy een verkeerden tram genomen en was zy in Hoboken beland, maai de volgende keeren was 'tgoed gegaan. Zn werkte voor Bram, voor haar kindje en voor i zichzelve. Zij was byna gelukkig. Omtrent St. Nicolaas was Michels haar komen vertellen, dat er 'n baantje van wal- knecht openkwam aan het havenhoofd van Jersey-City, en dat de directie te Rotterdam g0vjra5gd bad, of hy daar soms „zinnigheid" in had. Maar toen had hy aan Bram gedacht, en had er met hem over gesproken. En die had er wel „genie" inhet gaf vijf dollars per week vast, behalve wat er nog afviel En nu zou die zoowat tegen Kerstmis hiér treden' °m m6t NieuwJaar in dienst te A""a kon'tbjjna niet gelooven. Maar toen Michels t bleef volhouden en 't met klim- mende zekerheid bevestigde, toen had ze hem wel om den hals kunnen vallen en hem wel w Uien zoenen op zyn verweerde gezicht. Ze viel op n stoel neer en snikte het uit. toen was zy volkomen gelukkig. E^®t0n Kerstdag, 's morgens vyfuur, was de boot aangekomen, waarmee Bram arrivee- Z0U- Anna had den heelen nacht „geen oog dicht gedaan Bram evenmin. Michels b0™ van a'l0s onderrichtvan Mistress erritsen, van Anna en haar kindje, en van «1-at.h 0UW6n' waar 'n wieK)e op de stoep stond en waar nu die kleine jongen waf halen 6" 6 Ze zoude" komen terug GeSLnhbinneiBram d6 Bai' Van Mistress ZaL ik .J661 vert0llen van de ontmoeting tYee,ionge menschen, die zooveel Ziri-fr ,elden Zal ik vertellen, hoe Mistress Gerritsen er als 'n wyze. liefdevolle moeder bystond, en nu den een en dan den ander tot kalmte trachtte te brengen Moet ik verhalen, hoe zy beiden op de tram gin- Genn«0rLkleiT Willem te halen H00 zuster !™"e, hen ontving en met vele liefdevolle m?n w'td16^ geen va" beiden verstonden, hun het kind teruggaf? Hoe by hun terug' komst m de Waterstreet, in den donkeren namiddag van dien Kerstdag, een sparreboom 'tlokIa HoieHStond ,te 8tralen midden in t lokaal Hoe daar vele matrozen rondom stonden, ver van hun eigen huis en dierbaren rnlio d0nken mochten aan zoovele teeder- hoden uit hun jeugd Moet ik dat alles verhalen Moet ik zeggen, hoe Anna en Bram binnen kwamen als n andere Jozef en Maria en hun kindje °mhoog hieven als 'n anderChris- tuskindje, begroet en toegezongen door d.-ze eenvoudigen van harte Moet ik dat alles meedeèlen? Ik kan het niet, ik kan het niet. Maar wel weet ik, dat dien dag in de een voudige Bar in de Waterstreet de weerglans hart Wel ^ra^lde in meer dan een 8 daf daar een gelukkig Kerstfeest gevierd werd KKig Kerstmis 1906. H d H Aanteekeningen. Zich' Zufcr few- noemdeelïïiViS heeft thans haar filialen ook buiten New- York "de country en in het rapport vin 1894 90 mn medegedeeld, dat sedert de oprichting 20000 (twintig duizend) kinderen door C? werden opgenomen en verpleegd. Men noemt Kinderen, die te vinden gelegd ziin iykscheuitgeve van 180.000 dollars «n hl flnanci0el Steunt doet 'n goed werk H. d. H. waaneer ik daaraan denk. Wat voor een wesens als ik die lange ry afsie. Misschien is het daaraan te wyten, dat ik niet geheel welopgevoed genoemd kan worden. Zy waren op weg naar het meer, het was warm en ijj liepen laagsaam. Elinore droeg een eenvoudige witte japon, zwaaide met haar stroohoed in de rechterhand en hield met de linker haar vuurroode parasol boven haar hoofd. „Voor het beate deel voedt men zichzelf op," zeide Paul. „Men kan voortdurend zyn leven vormen door de indrukken, die men naar zyn gevoelens of behoefte nocdig heeft „O neen I Dat kan ik niet gelooven I* riep zy uit. „De sterkste indrukken komen ongeroepen, en omdat onze natuur zoo is. Wat den een niet raakt of voelt, werkt op deu ander met zeer groote kracht. Niets kan men daarvoor of daartegen doen. Daarop zweeg hy. „Tot wat worden wy arme meisjes dan opgevoed?" vroeg zy. „Wy wachten op een man. Eenmaal zal er ook wel een komen, die my gaarne hebben wil, mis schien ook ter wille van het geld van myn vader." „God beware je, Elinore .Of men trouwt, omdat men door iets uiterlyks getroffen wordt," ging zy voort. „De prinses heelt ook den ridder niet ge nomen, omdat zy hem zoo lief heeft gehad. Louter en alleen, omdat hy den draak doodde." Zy lachte kort. WORDT VERVOLGD,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1906 | | pagina 5