t. Zonnestofjes. Zondag 20 Jan. '07. 5Ie Jaargang. No. 4224. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. 10. r LXXI. Er is groote dankbaarheid in mjj tegen over de lezers mijner brieven. Er zijn er onder, die iny met hun nieuwjaarsgroet woorden van waardeering hebben gezonden, welke woorden dankbaar door my zijn aan genomen. 't Is vreemd, hoeveel bemoediging en opbeuring 'n woord van eenvoud en goedheid ons schenken kan, en 't is soms zeer gelukkig dit te mogen ondervinden. Vreemder nog wordt dit, wanneer dit komt van iemand, dien (of die) wij niet vari aan gezicht tot aangezicht kennen. Dan tracht men ten minste dat doe ik als 'n schriftkundige, uit het geschrevene zich den persoon voor te stellen, die ons schreef. Of ze alleen met hun initialen teekenden of hun vollen naam onder den brief zetten, maakt geen verschil. G. K. of Gerrit Keur meester is voor mjj dezelfde geheimzinnige persoonlijkheid; evenals de andere mannen- en vrouwennamen. Maar juist door die vol slagen onbekendheid heeft mjjn fa ntasie vrjj spel. G. K. stel ik my voor als een grooten kerel, met groote handen en 'm dikke portefeuille in zjjn borstzak, waarin nog iets anders zit dan oud papier. Ge begrypt wei wat ik bedoeleen man met een grooten sleutelbos, die heel wat te doen heeft als hjj voor 'n week op reis gaat, en als hjj in Amsterdam komt, zich „a big mange voelt. 'n Man van 't zelfde slag als H. r>. H. behalve don grooten handen, de groote sleutel bos, de dikke portefeuille en de lengte bo ven 1.58. Maar toch ook, evenals deze, tob bend met 't leven en de menschen't meest tobbend met zichzelven en zyn eigen hart. Die 't goed bedoelt, maar faalt, comme moi. Die op straat rechtop loopt, en weet ieder in de oogen te mogen zienen die thuis, alleen, 'n boek neemt, 'n brok krant vindt, 'n stukje papier, waarop 'n zucht zich uit blies, en dan iets gevoelt, dat hem zyn zielehanden uit doet steken en rond doet tasten, of hy dien zucht grjjpen mocht en zoo 'n ziel vinden. Myn waarde G. K., ik heb uw brief goed gelezen en ik vind iets zeer benijdbaars in uw bestaan. Herinner u 't woord, dat ik vroeger eens citeerde uit „Aurora Leigh" (pagina 161 „Als'wij toch hong'ren moeten, Dan beter naar der menschen liefde dan Naar waarheid Gods, naar vriendentroost dan (diepte Van overtuiging. Dragen we onzen last, Eenzame haarden boven leege zielen Verkiezend Ik heb eens 'n ander woord gelezen in Levenslichtvan Hugenholtz en dat woord luidde ongeveer: „Een mensch is niet meer dan 'n riet, even broos, even gemakkelijk heen en weer te bewegenmaar 'n mensch Is 'a denkend riet. Juist dit, dat hy zich zijn kleinheid bewust is, doet hem groot zyn." Zou dit niet zoo wezen? En zouden wjj dan wel reden hebben ons zoo te beklagen als ik soms doe, en gij deedt 'n uwen brief aan my Zou er niet 'n recept bestaan, dat ons genezen kan van onze misschien imaginaire ziekte? Jaren en jaren geleden wandelde ik eens met een mijner leeraren door 'n oud stadje en daar zagen wy in 'n muur 'n steen, waarop gebeiteld stond: had ik U waarschijnlijk persoonlijk een brief geschrevenofschoon 't my niet zoo zeer aan lust tot brieven-schry ven ontbreekt, als wel aan tjjd er voor. In den laatsten tyd heb ik 'n vergelijk kunnen maken tusschen Paulus en my. Niet, dat ik zoo knap en wysgeerig ben als Hy was; maar op 'n andere manier. Neen, er is 'n te groote afstand en 'n te groot verschil tusschen Hem en my, om op die manier 'n vergelijk te wagen. Reeds in ons uiterlijk voorkomen is 'n kolossaal verschil. Ik ben gezond en sterk, Hij was zwak en ziekelijk; Hij was 'n held en 'n wijsgeer, ik ben een „broekje"; Hij kon tenten maken, ik weet niot eens goed, wat 'n tent is; Hy was 'n visionair, die soms werd opgenomen tot in den derdon hemel en daar woorden hoorde, die 'n mênschniet zeggen kan, ik ben 'n droomer, die hoog stens 'n gerucht hoort van volkomenheid, maar de volkomenheid zelf nooit grypt. In al deze opzichten is dan ook een vergelijk totaal onmogelijk. Ook beteekent 't niet veel, dat ik evenals Hy deed, brieven schrijf want één regel uit Zjjno brieven heeft meer waarde, dan tien heele brieven van mij en Kees en Jaap samen. Geen onzer durft, als Hij, vragen: „Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij (I Cor. IX1) Het vergelijk bestaat dan ook alleen maar in den weg, dien onze brieven volgen, en in den naam, dien wy er aan zouden kun nen geven. Het is my niet mogelijk eiken brief, die mij in vriendschap werd gezonden en in vriendschap door mij werd ontvangen, afzon- derljjk te beantwoorden; daarom leerde ik van Paulus, myn brieven als „Zendbrieven" in te richten, zóó, dat ieder die my iets vroeg, daarin myn antwoord, myn meening, mijn overtuiging zoo kunnen vinden, maar algemeen. Dit zeg ik tot G. G., tot A. S. de R., tot myn „Getrouwe Lezer", en anderen. Alleen 'n scherp omlijnd schrijven zou door my afzonderlijk beantwoord kunnen worden, indien ik 't adres mocht weten. Maar voor 't overige achte niemand zich verongelijkt. Het verheugt mjj zeer te mogen lezen, dat mijn brieven soms vertroosting brengen en myn lezers het leven soms anders doen be kijken. Als dit „anders nu maar „blijder en gelukkiger" beteekent, dan zal ik de'aange name bewustheid hebben, niet geheel tever geefs schrijven te hebben geleerd. Met wederkeerige groeten zend ik U allen nogmaals myn beste wenschen. Er is hier in zake „Onderwijs" een eigen aardig vraagstuk ter sprake gebracht„Wat moeten de jongens doen gedurende den tijd, beginnen? wat 'n driftig mensch was? Soms wel, maar soms ook niet. Waarom niet? Omdat vader zelf driftig is. Nou Hoin, om dezelfde reden liadt je mij niet mogen vragen wat 'n doodvreter is. Blijf toch niet zoo onnoozél, denk even na voor je iets vraagt, praat niot over 'n touw in het huis van 'n gohangene. Maar vraag aan mij wat 'n driftig mensch is, en vraag aan je vader wat 'n doodvreter is, en wy beiden zullen je een eerlijke definitie daarvan geven. Goed, meneer; wat is dan 'n driftig mensch Een driftig mensch in de beste betee- kenis van 't woord is 'n arbeidzaam mensch, die dryft drift hoeft - iets te doen. In de slechtste beteekenis is 't iemand, die geen heerschappij heeft over zijn temperament en dan onredoljjk praat en handelt, omdat hy alle controle over zichzelven en zyn denken kwyt is. O, dus zoo iemand als vader? Misschien wel. Maar als je wilt weten wat 'n doodvreter is, dat kan je vader je beter zeggen dan ik. Waarom Vader heeft wel 'n goed ver stand, maar hy is geen geleerde. Neen, evenmin als ikmaar je hebt my zelf verteld, dat hy ijverig is en Vraag 't hem maar, en zyn antwoord zal even eerlyk zyn, als 't mijne over driftige menschen. 'n Paar dagen later was ik thuis. Ik had heel den ochtend zitten schrijven aan 't kleine tafeltje in de huiskamer. Moeder zat onder goed te verstellen bjj 'traam, Mientje zette de koffie klaar. Vader kwam binnen: Dag moe, dag Hein. Dag man. Dag vader. Blyf je koffio-drinken, man Ja, als ze klaar is, want ik heb voel werk. Is de boel klaar, Mientje? Nog vijf minuten, juffrouw. Dat duurt me te lang; ik ben niet op de wereld gekomen om te wachten. Hè vader, ga nu toch asjeblieft even zittenik ben nu al van eergisteren hiér, en u hebt nog geen eenen keer geljjk met ons aan tafel gezeten. Jawel, maar der moet gewerkt wor den 1 Nou ja, dat doe ik toch ook, en moeder toch ook, dat doen toch alle menschen Dat zou je zoo zeggen; maar 't is niet waar. Is dat niet waar Noen zeker niet. Noem je soms 't papier verknoeien, dat jy doet, werken? En toen tot moeder: Kom moe, ik heb nog 'n kwartier den tyd. Laten we dan Transit ürbis, Otiaere Aetcrna. Een week later vond ik in 'n aflevering van „Eigen Haard" 't volgende versje, dat er door dien leeraar was ingezet „Transit Orbis: 't Aardsche vliedt, Jeugd en lust en lieve vrinden Wat wy werkten, vonden, minden* Gaat voorby en zinkt in 't niet. Quaere AeternaZoekt wat blijft, "Wat in alle wisselingen, Als verwant aan hooger dingen, Ziel en zinnen opwaarts dryft." (Jo. de Vries.) Dit behoeft geen commentaar; want wy zyn zoo onwetend niet, of wy weten heel goed, dat Hadt Ge my uw adres gezonden, dan waarin de meisjes les krijgen in „nuttige handwerken" By eenig nadenken is dit woord nuttige handwerken" eenigszins vreemd, als wy weten dat 't alleen geldt voor naaien, breien, mazen, stoppen, verstellen enz., allemaal werkzaam heden, die onze moeders, zusters, vrouwen, meisjes, kostjuffrouwen doen. Andere hand werken schijnen hier over't hoofd gezien. Is timmeren niet „nuttig" Metselen? Verven? Schepen bouwen Kool planten Kranten drukken? Zyn dat allen geen nuttige hand werken Damast weven Stoelen matten Vaten wasschen? Boekenschrijven? Verzen maken Brieven Tatata! Pas op, Hein! Denk aan Jaap! Neen, die laatste dingen zyn bepaald niet nuttig, of correcter gezegddie zijn niet bepaald nuttig. Om 'n boek te schrijven of iets van dien aard, daarvoor behoef je niet sterk te wezen, en zoo geleerd ook niet, dat merk je wel aan jezelven. Niemand heeft er ook iets aan. Vaten wasschen en huizen bouwen heeft zijn nut, zyn practisch nut, maar stel je voor, dat iemand 'n vers schreef of'n heel boek, en zich dan ging verbeelden daarmee iets nuttigs gedaan te hebben! De gedachte alleen wekt lachlust. En er is veel arbeid van dien aard, waar menschen hun dagen mee zoek maken, maar iets nuttigs doen zjj niet. Eerlyke menschen bekennen dit dan ook ronduit. 't Is jaren geleden ik was nog maar 'n jaar of achttien dat ik met 'n predikant liep te wandelen in den Haarlemmer Hout. Ik heb altijd geweten dat ik niet veel wist, en wist geen anderen weg om daarin veran dering te brengen, dan altijd maar te lezen en altijd maar te vragen. Zoo vroeg ik toen aan mijn geleerden wandelgenoot: Meneer, wat is 'n doodvreter? De dominé keek my van terzijde en loe rend aan. Weet u 't ook niet, meneer? vroeg ik verder. De man kuchte; en ik merkte onraad. Is 't'n leelijk woord, meneer? Toen antwoordde hy langzaam Leelijk Och, 'tis 'n woord als elk ander; maar 'tis niet beleefd, dat je juist aan mij de betee kenis ervan vraagt. Waarom niet? Hy zweeg weer even. Zou je ook aan je vader durven vragen, ROMAN van OTTO VAN LEITGEB. Op den morgen van den tweeden dag kwam het tot uitvoering. Evelaar had ge toond de trouwe ea verstandige vriend te zjjn, waarvoor Gaston Hauszmann hem hield. Hf had den vorigen dag tot oefening tweemaal met hem geduelleerd en hem de noodige raadgevingen gegeven. Troostend had hjj hem daarbij ook opgemerkt, dat de student vermoedelijk slecht met de sabel wist om te gaan. Nu was Evelaar metHeim gekomen, om Hauszmann af te halen. Hjj zocht Gaston in zjjn slaapkamer op, om zich er van te overtuigen, dat hjj wakker was en hoe hjj geslapen had. Daarna zorgde Evelaar er voor dat hjj flink ontbeet en zich verstan dig 'kleedde. Geen hooge, nauwsluitende halsboord, dat spreekt van eelt! Een handschoen, zeide Hauszmann. Zeker, ant woordde Evelaar, eon handschoen Waar snn de uwen Ik zal er een uitzoeken. Hauszmann zag er bleek uit en als iemand die een korten nacht had gehad En daar hn zich met Evelaar geheel alleen bevond, liet hjj zich, terwjjl hjj voor den spiegel stond, zjjn boord omsluitende, ontvallen: ^Ik wilde wel, dat deze geschiedenis maar voorbjj was Evelaar keek hem zeer ver wonderd en eigenaardig aan, maar vermoe dende dat Gaston in het spiegelglas dien blik zou kunnen opvangen, draaide hjj zich snel om. Men ontmoette elkaar in de oude, kleine vechtzaal bjj Oberland, Bjj het eerste gerinkel van de sabels liep het Gaston Hauszmann koud langs den rug, het was of bootd en hart uit elkaar moesten spatten. Zjjn vertwjjfelde, innorljjke strjjd om zich rechtop te houden, veranderde op eenmaal in een met haat vervulde razernij van een mensch, wien waarachtige moed ontzegd is. A's buiten zjjn zinnen, sprong hjj den tegenstander te ljjf. Hst duurde geen twee minuten of Ecker lag badende in zyn bloed, op den grond. De secondanten moesten zich er tusschen werpen, anders was er het vol gend oogesblik iets zeer loeljjks gebeurd. Want Gaston Hauszmann had zjjn wapen reeds opgeheven, om den weerloos op den grond liggenden Ecker nog een slag te geven JoffVouw Fk-ber verloor alle bezinning toen men Ecker thuis bracht. Zjj had reeds veel meegemaakt en menig verbonden hoofd gezien. Zjj kon er over spreken, hoeveel naalden lang een wond was ge weest en had een hart ook voor deze eere-aangelegenheden harer kostgangers. Maar zooals men haar mjjeheer Ecker op dien ongeluksdag thuis bracht, dat was te veel. Zjj en haar Guuste braken in jam mer en tranen uit. Wennig en Althaus hadden alles te doen, om haar maar eenigs zins tot bedaren te krjjgen. Er moest immers vóór alles kalmte en rust zjjn. Ik dacht na. „Papier verknoeien Wer ken Daar schoot mjj de kwestie van den Hout te binnen. Zeg, vader, wat is 'n doodvreter? De man keek mjj met 'n tooneelschrik op zjjn mooie gelaat, plotseling aan, zweeg even en vroeg toen, even tooneelmatig kalm Wat zeg je daar? Ik vraag wat 'n doodvreter is Een doodvreter Weet je dat niet Weet jij niet wat 'n doodvreter is? Neen. Nou, dan moot je 't maar eens vragen aan een van al die geleerde lui, waar je mee omgaat; die zullen 't wel weten. Welke lui Nou, dominees en onderwjjzers en meer van dat slag. Ik heb 't gevraagd aan dominee Loef. Zoo, en wat zei die? Dat hjj 't me niet zoggen kon, en dat ik 't aan u moest vragen. Zei die dat? Ja. Dat valt me waarachtig nog moe. En waarom moest je 't aan mjj vragen? Hjj zei, omdat u 'n ijverig en arbeid zaam man was, die nuttigen arbeid deed. Zoo? Dat is eerljjk van 'm; dat ge tuigt van zelfkennis. Zeg aan meneer Loef, als je 'r komt, dat ie me meegevallen j isdat ik zooveel eerlijkheid, oprechtheid j en zelfkennis nooit bjj 'n dominee zou ge- zocht hebben. Zelfkennis?! Is dominee Loef dan 'n I Zwijg Hein. Er zjjn vragen, die men niet doet, en als ze gedaan worden, dan I antwoordt men er niet op. Of iemand 'n doodvreter is, dat moet hijzelf weten. Hier 1 in de kamer is er maar een. Hier in de kamer vroeg ik verwon derd. Ja, achter je. Ik stond op, keerde mjj om en keek in den spiegel. Eet nu maar, zei vader. Er zjjn ook menschen, die 'n nuttig handwerk verrich ten; maar die hebben gewoonlijk veel te doen, omdat ze 't tekort van zooveel anderen moeten goed maken. Toen ik de volgende week het gesprek met mjjn vader over „doodvreters" aan dominee Loef wou vertellen, vroeg hjj, of ik niet liever over 'n minder pjjnljjk onder werp wou praten, zuchtte diep en zei, dat ik 'n braven vader had, wat ik trouwens wist. „Nuttige handwerken" voor de meisjes. En voor de jongens Ze hebben 't geprobeord en probeeren 't nog met slöjd; maar dat schijnt niet te bevallen. Weet ge wat slöjd is? Dat is knutselendat is stelselmatig onderwjjs in vaardigheid, om van sigaren- plankjes allerlei voorwerpen te maken, zooals horlogekastjes, vogelkooitjes, portret lijstjes enz. Slöjd wil zeggenhet druk te hebben met het maken van 'n hoop rommel, en toch niets uit te voeren. Bezig zjjn met niéts-doen. Domme menschen 'n overtui ging geven van veel werk te hebben en in werkelijkheid te luieren. Ingewikkeld gedoe, waar je geon verstand bjj noodig hebt. Tafeltjes maken, waar je niets op kunt zet ten. Pennenbakjes snjjden en vergulden of bjjtsen, waaraan twintig uren besteed worden en die ten slotte wel twee rijksdaalders 't stuk kosten; maar die ge in den winkel koopen kunt voor drie stuivers. Slöjd is 'n goed werk voor armen van geest en jjlhoofdigen, die niet weten, dat 't leven vraagt om werk, waar we wat aan hebben. Kousen breien is nuttiger, zakdoe ken zoomen is nuttiger, vaten wasschen heeft meer doel. Slöjd kan vergeleken worden met 'n juffrouw, die op 't tooneel kousen breit, omdat dit in haar rol te pas komt. Den heelon avond is zjj bezig, maar als 't stuk uit is, heeft ze nog geen naatje afgebreid. Zoo zjjn er veel werkers. Zoo werken de beoefenaars van Slöjd. Maar hun brood verdienen, leeren zjj niet. Handigheid blijft hon vreemd. Als er 'n knoop van hun jas springt, staan ze verlegen. Hun waschtafel in orde maken, kunnen ze niet. Wel do lampetkom breken. Met de rafels aan hun manchetten weten zo geen raadze kunnen ze alleen erger maken. Als hun sponsen maar even oud worden, gooien zjj ze weg, en hun kammen moeten door 'n ander schoon ge maakt worden. Ze laten don timmerman komen als er 'n Schilderjj moet worden opgehangen, en om do canapé te verzetten, roepen ze 't meisje. Als ze verkouden zjjn en het getal hunner zakdoeken beperkt is, gaan ze nieuwe koopen, en begrjjpen u niet als ge hen vraagt, of ze dan geen zeep en water hebben, 't Zjjn stumpers, verlegen stumpers, die oogen hebben waar ze niot mee zien, en handen waar ze niets mee kunnen uitvoeren. Als ze u helpen zullen uw boekenkast eens op te ruimen, staat ge doodsangsten uit, want 't ljjkt wel, of ze gaten in hun haudon hebbenze laten alles vallen. En ik ben 't ten slotte met De Génestet eens geworden, als hjj zegt „Ik zeg maar: Wees geleerd, dat 'smooi! Maar wees verstandig, Dat 's mooier nogEn vriend, Vooral wees niet onhandig!" (Practisch). En daarom doe ik met de Dames Naber en Boddaert die 'n adres aan den Ge meenteraad zonden de vraag, of 'tzooon- practisch wezen zou, ook jongens eenig on derricht te geven in „nuttige" handwerken. Ik heb er nooit 'n uur bepaald les in gehad, maar de omstandigheden van mjjn jeugd en kunneh betalen orn naar 't stadhuis te rijden, mjjn zwervend leven van Noord naar Zuid i de meest wezenlooze idioot, die 'n meisje hebben mjj als vanzelf er toe gebracht mij j in haar armen kon knijpen, durft de taak zelf te redden. Denkt ge, dat ge midden in j der opvoeding aanvaarden. Wat zeg ik Durft komt de jongen er aan? Neen, zij weet 't niet; mam- de buren weten 't wel. Pas op, Jantje, dat je geon buil in je hoofdje valt. Heeft de meester op je geknord, lieveling Heb-je pjjn Zjjn je voetjes koud Wil moeder je dan eens wasschen met lekker warm water'? Niet? Wat wil Jantje dan? Enz., enz. Om Jantje draait 't huis en het huishoudenmaar eigenlijk moest Jantje 'n flink pak slaag hebben en zjjn moeder ook, want zjj heeft haar kind niet gekregen om er 'n lammeling van te maken. Ik heb eens in 'n gesprek tegen'n moeder gezegd, toen wy over moeders en kinderen spraken, dat zjj 'n zeer lieve moeder had kunnen wezen voor haar kinderen, als zjj maar niet zoo'n buitengewoon goed dienst meisje voor hen was geworden. 't Is verkeerd van ouders, hun kinderen alle werk uit de handen te nemen. De waar heid van mjjn woord berust op ervaring, 't Is verkeerd al hun wenschen te voor-komen en elk ongerief op 'n afstand te houden. Ze moeten zichzelven leeren redden in elke lovonsomstandigheid. Een paar dagen honger lijden is zoo erg niet; een eerljjk verdiende straf wordt gewaardeerd. Het kind moet 'n mensch worden, alleen leeren staan, zichzelven verantwoordelijk weten, zichzelven weten te behelpen, zichzelven weten te redden. Oudors die altijd om hun jongen springen: pas op, dat Jantje niet valt, zullen hem eens in de goot vinden. „Straf kintse feilen in uw kint, Eer gjj daer mans gebreke vint." (Oud-Hollandsch spreekwoord). i Kind moot niet alleen groot gebracht worden, hjj moet ook worden opgevoed, om straks zjjn eigen weg door't leven te vinden. Want de eigenlijke taak der opvoeding weten maar weinig menschen. Die taak isDat de ouders zichzelven overbodig maken. Hoort ge Overbodig maken. Neen, lieve vaders en moeders, vorstaat mjj niet verkeerd. Niet in dien zin, dat uw kinderen uw liefde mi'ssen kunnendie kun nen zjj nooit missen. Slaar in dien zin, dat zjj zonder uw grijpende en bewarende han den zich toch veilig weten in eigen kracht; de kracht, die gij hun gegeven hebt door uw voorbeeld, door uw vertrouwen in hen, door uw wjjsheid, die hen leerde hun eigen bootje te sturen en alleen te staan. Lees de „Paedagogische Fragmenten" van P. H. Bitter, die in. 87 voor 't eerst versche nen in 't N. v. d. Dag en in '88 verzameld in eenen bundel 't licht zagen. Lees alleen 't eerste Hoofdstuk maar. Aan 't eind daar van las ik Wilt ge 'n goed vader zijn voor uw kind, wees dan tot zijn tiende jaar zijn meester, tot zijn twintigste zijn vader, en tot uw dood zijn vriend." Ik schrjjf die woorden op uit mjjn herin nering; ze hebben, toen ik ze voor 't eerst las, 'n diepen indruk op mjj gemaakt. Maar waar het meesterschap des vaders in de vroegste jeugd ontbreekt, daar zal van de vriendschap op lateren leeftijd niet veel te vinden zjjn. Kinderen opvoeden is 'n zware taak, een zeer zware taak, dat weet ieder. En'tgekste van alles is, dat ieder 't schjjnt te kunnen. Geen eene man of vrouw zou zich schamen om te bekennen, dat zjj b.v. geen paard kunnen beslaan, geon gordijnen kunnen weven, geen stoelen kunnen matten; maar da stomste stommeling,, die drie gulden heeft 'n Amorikaansch woud zoggen kunt„Moedor, Durft Zoover komt hjj niet eens. Hjj~gene- mag ik 'n sehoonen zakdoek Ja, ge kunt 't reert 'n kind, en als hjj 't heeft, ranselt hjj wel zeggen; maar niemand geeft er antwoord j't de hel in, en gaat dan later met 'n kalm op. Of denkt ge, dat daar 'n meisje klaar staat, om uw soep te koken, uw schoenen te poetsén, uw kousen te stoppen Beste man, ga varen, ver weg; ga reizen, ver weg. Maar neem 'n doosje naalden en 'n paar klosjes garen-mee, wat knoopen, een stop naald en wat sajet. Kom eens kijken, wat ik 't eerst in mjjn valies stop, als ik op reis ga. Een preok zou ik desnoods mogen vergeten en 'n lezing ook, maar 'n dozijn spelden niet, een paar meter touw niet; want ik zou goen kans zien, die onderweg te maken. Nood leert bidden, dat geloof ik wel; maar dan is 't het ware bidden toch niet. Maar nood leert de handen uit de mouwen steken, en leert, hoe ge uzelven in duizend^ omstandigbeidjes gezicht vertellen, dat kinderen opvoeden „niet alles" is. Medeljjden medelijden Ééne grooto klacht van medeljjden en erbarming voor zoo'n verdwaasd geslacht, dat wetend ongeleerd is en toch niet loeren wil. Als 't te laat is, gaan de oogon open. Dat is de groote klip, waar ieders schip op strandt. De meest ernstige vaders en de liefste moeders erkennen dit dan ook. "Wat spjjt 't mjj, dat deze brief al zoolang is. Van het voorstel der dames Naber en Boddaert ben ik gekomen op 't terrein der ethische paedagogiek, en eenmaal daar aan gekomen, gaan de wijde poorten van het helpen kunt. 't Is geen/ gebrek aan liefde, i menschenleven open en geven 'n uitzicht wanneer 'n kind vraagt om 'm te helpen als hjj zjjn schoenen aantrekt en de moeder dan antwoordt: dat moet Jantje zelf leeren. Een hekje om de kachel is goed, als er 'n zuige ling langs den grond kruipt, maar als Jantje drie jaar is geworden, dient hjj te weten dat zich te branden zeer doet. De tafel gaat niet op zjjJantje moet op zjj gaan. Een kind, dat steeds bediend wordt, bljjft 'n kind en kan hoogstens opgroeien tot 'n tiran. En als hjj dat eenmaal is, dan vraagt 't mallo moedertje, die 'm zoo gemaakt heeft: Hoe Daarna verliepen er twee, drie zeer moeilijke dagen. Wat moest er gebeuren, als Ecker, wat da hemel verhoedde, ten slotte stierf Jofl.-ouw Farber wist dat hy thuis een oude moeder had, wier oogappel hjj was. Moest men aan dat een zame oudje schrjjven De hospita had maar één wecscb: iemand, dié het hart op de goede plaats drong, haar eigen hart eens uit te schudden En er was geen enkel verstandig mensch, die zjj kende, als juffrouw Elinore Winter. Om zoo te zeggen, was zjj ook met Ecker bekend. Het was zeer erg met den armen jongen gesteld. MiBSchien erger dan het goede mensch wel wist. Op don vierden dag nadat men Ecker had thuis gebracht, kon de hospita het geheim niet langer bewaren, zjj trok haar be'te plunje aan en ging naar het huis van den baudelsraad. Eerst zocht zjj Braunemann op, die haar bij de juffrouw moest aandie nen. Maar Brensemann was niet in z'jn humeur. Het was in den namiddag en Braunemann had rust en twijfelde dus, of de juffrouw wel alleen was, mogeljjk wilde zjj juist uitrjjden, en ia elk geval kon Braunemann zich door juffrouw Fk-ber niet in zjjn rust laten storen. Innerljik zeer boos, legde zjj uiterljjk toch de grootste kalmte aan den dag en probeerde een geeprek met Braunemann te beginnen. EiodoJjjk kreeg zjj er hem toe, te gaan kjjken Toen hjj terug kwam, trok hjj dadeljjk zjjn rok weer uit, liep wat rotd en zeide„In Gods naam I De juffrouw wil u ontvangen." Toen juffrouw Farber hasr heele verbaal had gedaan, en was vertrokken, was bet Elinore of zjj ontwaakte uit een droom. De student had met Gaston twist gekregen en was zwaar gewond thuis gebracht. En de student had een oude, arme, ziekeljjke moeder, die ver van hier leefde, en die haar jongen als haar oogappel liefhad. Myn God, wat was er dan toch ge beurd Zjj had zich beheeiscbt, zoolang juffrouw F&rber er was geweest. Zjj bebeeiachte zich ook nu. nu zjj alleen was. Het was alsof er in haar borst iets opzwol, angst wekkend groot en haar op het harte drukte. Zjj drukte de tanden stjjf op elkasr. Niet één enkel oogenblik kon zjj daar over in twyfel verkeeren zjj alleen droeg de schuld. Dit alles was haar schuld. Zjj had Ecker het eerst gekrenkt, el had zjj het met een weinig vriendelijkheid weer willen goed maken. Reeds dat zjj gelooid had. dat hjj het had vergeten, zich niet beleedigd voelde, dat was reeds zeer leeljik van haar geweest. Ook Gaston Hauszmann, die aan het beslo geval onschul dig en van alles onwetend was, had zjj in gevaar gebracht. Zjj bad twee menschen met de wspecs in de hand op elkaar aan gehitst. Die ontmoetirg tueschen de beide man nen, deze catastrophe was slechts door haar toedoen in het leven geroepen. Zjj pjjnigde haar voorstellingsvermogen met vragen. Boe gaat het gewoonljjk met zoo iets? Hoe gedraagt men zich daaibjj En andere menschen zjjn dan ook daarbjj. Wie weet, wie dat waren Er kon geen andere reden voor dit gevecht zjjn geweest. Men zal bet overal rondvertellen Het zal zich als een loopend vaartje ver. in den hemel en in de hel beide. Zeer ver lokkend om er binnen te gaan, en als 'n andere Dante er in rond te dwalen. Zal ik vorder schrijven Ik durf niet. Nu niet. De Firma Trapman mocht mjj den brief terug zenden met 't verzoek 'n paar kolom te schrappen. Zal ik in myn volgenden brief'dan dit thema vervolgen? Ik zou 't kunnen, 't Is immers het groote thema van 't leven. Wjj zullen zien. spreiden. Dat mccht wat haar befiof, ge beuren. Zjj haalde minachteed de schou ders op. Niets'-'werd daardoor, ook maar een haarbreed veranderd. Zjj had menschen pjjn gedaan. Zjj had een groote schuld op zich geladen. Er was bloed gevloeid door haar schuld. Deze graweljjke voorstelling deed haar hevig ontstellen. Bet werd te veel pjjn om zoo ljjdeljjk te dragen. Wat kan ik doen Wat kan ik doen 1 Ik wilde dat ik met Birnwart kon sprekenof met Paul neen 1 Wat voor nut zou het hebben En zjj zouden baiden hun oordeel vellen. Beiden, en met recht, Ik alleen bon de schuldige. En welk een schuld 1 Welk een schuld I Hot wss zoo ellondig, zoo vreemd, dat zjj dezen namiddag moest doorbrengen als eiken anderon Zjj moe?t met miss Blasd wan delen en dan becoeken rfliggen. Ook bjj de Simonsen. En wie kon zjj daar zoo al aantreffen Hauszmann - E «rst gister, was hjj bjj haar in haar loge ia den schouwburg geweest. Zjj trachtte zich te bezinnen hoe hjj er had uitgezienwat zjj met elkaar hadden besproken. Haar wan gen worden glooiend rood daarbij- Dan was zjj bjj do Simonsen. Ea daar weren veel menschen, en de gedachte kwelde Elinore onophoudeljjkzouden die het weten Daar kwam werkoljjk Gaston Hauszmtnn. Zjj voelde, hoe een siddering haar door do leden liep, toen hjj binnenkwam. Ea onwillekeurig moest zjj bom bekyken. zooals zjj dat nog nooit had g*daan. En dan bracht z.. zichzelf tot kalmte. Want na alles wa^ gebeurd was, was het ocmogeljjk dat s

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5