t.
Zonnestofjes.
Zondag 20 Jan. '07.
5Ie Jaargang. No. 4224.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
10.
r
LXXI.
Er is groote dankbaarheid in mjj tegen
over de lezers mijner brieven. Er zijn er
onder, die iny met hun nieuwjaarsgroet
woorden van waardeering hebben gezonden,
welke woorden dankbaar door my zijn aan
genomen. 't Is vreemd, hoeveel bemoediging
en opbeuring 'n woord van eenvoud en
goedheid ons schenken kan, en 't is soms
zeer gelukkig dit te mogen ondervinden.
Vreemder nog wordt dit, wanneer dit komt
van iemand, dien (of die) wij niet vari aan
gezicht tot aangezicht kennen. Dan tracht
men ten minste dat doe ik als 'n
schriftkundige, uit het geschrevene zich den
persoon voor te stellen, die ons schreef.
Of ze alleen met hun initialen teekenden
of hun vollen naam onder den brief zetten,
maakt geen verschil. G. K. of Gerrit Keur
meester is voor mjj dezelfde geheimzinnige
persoonlijkheid; evenals de andere mannen-
en vrouwennamen. Maar juist door die vol
slagen onbekendheid heeft mjjn fa ntasie
vrjj spel. G. K. stel ik my voor als een
grooten kerel, met groote handen en 'm dikke
portefeuille in zjjn borstzak, waarin nog
iets anders zit dan oud papier. Ge begrypt
wei wat ik bedoeleen man met een grooten
sleutelbos, die heel wat te doen heeft als
hjj voor 'n week op reis gaat, en als hjj
in Amsterdam komt, zich „a big mange
voelt. 'n Man van 't zelfde slag als H. r>. H.
behalve don grooten handen, de groote sleutel
bos, de dikke portefeuille en de lengte bo
ven 1.58. Maar toch ook, evenals deze, tob
bend met 't leven en de menschen't meest
tobbend met zichzelven en zyn eigen hart.
Die 't goed bedoelt, maar faalt, comme moi.
Die op straat rechtop loopt, en weet ieder
in de oogen te mogen zienen die thuis,
alleen, 'n boek neemt, 'n brok krant vindt,
'n stukje papier, waarop 'n zucht zich uit
blies, en dan iets gevoelt, dat hem zyn
zielehanden uit doet steken en rond doet
tasten, of hy dien zucht grjjpen mocht en
zoo 'n ziel vinden. Myn waarde G. K., ik
heb uw brief goed gelezen en ik vind iets
zeer benijdbaars in uw bestaan. Herinner
u 't woord, dat ik vroeger eens citeerde uit
„Aurora Leigh" (pagina 161
„Als'wij toch hong'ren moeten,
Dan beter naar der menschen liefde dan
Naar waarheid Gods, naar vriendentroost dan
(diepte
Van overtuiging. Dragen we onzen last,
Eenzame haarden boven leege zielen
Verkiezend
Ik heb eens 'n ander woord gelezen in
Levenslichtvan Hugenholtz en dat woord
luidde ongeveer: „Een mensch is niet meer
dan 'n riet, even broos, even gemakkelijk
heen en weer te bewegenmaar 'n mensch
Is 'a denkend riet. Juist dit, dat hy zich
zijn kleinheid bewust is, doet hem groot
zyn."
Zou dit niet zoo wezen? En zouden wjj
dan wel reden hebben ons zoo te beklagen
als ik soms doe, en gij deedt 'n uwen brief
aan my Zou er niet 'n recept bestaan,
dat ons genezen kan van onze misschien
imaginaire ziekte?
Jaren en jaren geleden wandelde ik eens
met een mijner leeraren door 'n oud stadje
en daar zagen wy in 'n muur 'n steen,
waarop gebeiteld stond:
had ik U waarschijnlijk persoonlijk een
brief geschrevenofschoon 't my niet zoo
zeer aan lust tot brieven-schry ven ontbreekt,
als wel aan tjjd er voor.
In den laatsten tyd heb ik 'n vergelijk
kunnen maken tusschen Paulus en my.
Niet, dat ik zoo knap en wysgeerig ben als
Hy was; maar op 'n andere manier. Neen,
er is 'n te groote afstand en 'n te groot
verschil tusschen Hem en my, om op die
manier 'n vergelijk te wagen. Reeds in
ons uiterlijk voorkomen is 'n kolossaal
verschil. Ik ben gezond en sterk, Hij was
zwak en ziekelijk; Hij was 'n held en 'n
wijsgeer, ik ben een „broekje"; Hij kon
tenten maken, ik weet niot eens goed, wat
'n tent is; Hy was 'n visionair, die soms
werd opgenomen tot in den derdon hemel
en daar woorden hoorde, die 'n mênschniet
zeggen kan, ik ben 'n droomer, die hoog
stens 'n gerucht hoort van volkomenheid,
maar de volkomenheid zelf nooit grypt. In
al deze opzichten is dan ook een vergelijk
totaal onmogelijk. Ook beteekent 't niet
veel, dat ik evenals Hy deed, brieven schrijf
want één regel uit Zjjno brieven heeft meer
waarde, dan tien heele brieven van mij en
Kees en Jaap samen. Geen onzer durft,
als Hij, vragen: „Ben ik niet een apostel?
Ben ik niet vrij (I Cor. IX1)
Het vergelijk bestaat dan ook alleen maar
in den weg, dien onze brieven volgen, en
in den naam, dien wy er aan zouden kun
nen geven.
Het is my niet mogelijk eiken brief, die
mij in vriendschap werd gezonden en in
vriendschap door mij werd ontvangen, afzon-
derljjk te beantwoorden; daarom leerde ik
van Paulus, myn brieven als „Zendbrieven" in
te richten, zóó, dat ieder die my iets vroeg,
daarin myn antwoord, myn meening, mijn
overtuiging zoo kunnen vinden, maar
algemeen. Dit zeg ik tot G. G., tot A. S. de
R., tot myn „Getrouwe Lezer", en anderen.
Alleen 'n scherp omlijnd schrijven zou door
my afzonderlijk beantwoord kunnen worden,
indien ik 't adres mocht weten. Maar voor
't overige achte niemand zich verongelijkt.
Het verheugt mjj zeer te mogen lezen, dat
mijn brieven soms vertroosting brengen en
myn lezers het leven soms anders doen be
kijken. Als dit „anders nu maar „blijder en
gelukkiger" beteekent, dan zal ik de'aange
name bewustheid hebben, niet geheel tever
geefs schrijven te hebben geleerd.
Met wederkeerige groeten zend ik U allen
nogmaals myn beste wenschen.
Er is hier in zake „Onderwijs" een eigen
aardig vraagstuk ter sprake gebracht„Wat
moeten de jongens doen gedurende den tijd, beginnen?
wat 'n driftig mensch was?
Soms wel, maar soms ook niet.
Waarom niet?
Omdat vader zelf driftig is.
Nou Hoin, om dezelfde reden liadt je mij
niet mogen vragen wat 'n doodvreter is.
Blijf toch niet zoo onnoozél, denk even na
voor je iets vraagt, praat niot over 'n touw
in het huis van 'n gohangene. Maar vraag aan
mij wat 'n driftig mensch is, en vraag aan
je vader wat 'n doodvreter is, en wy beiden
zullen je een eerlijke definitie daarvan geven.
Goed, meneer; wat is dan 'n driftig
mensch
Een driftig mensch in de beste betee-
kenis van 't woord is 'n arbeidzaam mensch,
die dryft drift hoeft - iets te doen. In
de slechtste beteekenis is 't iemand, die geen
heerschappij heeft over zijn temperament en
dan onredoljjk praat en handelt, omdat hy alle
controle over zichzelven en zyn denken
kwyt is.
O, dus zoo iemand als vader?
Misschien wel. Maar als je wilt weten
wat 'n doodvreter is, dat kan je vader je
beter zeggen dan ik.
Waarom Vader heeft wel 'n goed ver
stand, maar hy is geen geleerde.
Neen, evenmin als ikmaar je hebt
my zelf verteld, dat hy ijverig is en
Vraag 't hem maar, en zyn antwoord zal even
eerlyk zyn, als 't mijne over driftige menschen.
'n Paar dagen later was ik thuis. Ik had
heel den ochtend zitten schrijven aan 't kleine
tafeltje in de huiskamer. Moeder zat onder
goed te verstellen bjj 'traam, Mientje zette
de koffie klaar.
Vader kwam binnen: Dag moe, dag Hein.
Dag man.
Dag vader.
Blyf je koffio-drinken, man
Ja, als ze klaar is, want ik heb voel
werk.
Is de boel klaar, Mientje?
Nog vijf minuten, juffrouw.
Dat duurt me te lang; ik ben niet op
de wereld gekomen om te wachten.
Hè vader, ga nu toch asjeblieft even
zittenik ben nu al van eergisteren hiér, en
u hebt nog geen eenen keer geljjk met ons
aan tafel gezeten.
Jawel, maar der moet gewerkt wor
den 1
Nou ja, dat doe ik toch ook, en moeder
toch ook, dat doen toch alle menschen
Dat zou je zoo zeggen; maar 't is niet
waar.
Is dat niet waar
Noen zeker niet. Noem je soms 't papier
verknoeien, dat jy doet, werken?
En toen tot moeder: Kom moe, ik heb
nog 'n kwartier den tyd. Laten we dan
Transit ürbis,
Otiaere Aetcrna.
Een week later vond ik in 'n aflevering
van „Eigen Haard" 't volgende versje, dat
er door dien leeraar was ingezet
„Transit Orbis: 't Aardsche vliedt,
Jeugd en lust en lieve vrinden
Wat wy werkten, vonden, minden*
Gaat voorby en zinkt in 't niet.
Quaere AeternaZoekt wat blijft,
"Wat in alle wisselingen,
Als verwant aan hooger dingen,
Ziel en zinnen opwaarts dryft."
(Jo. de Vries.)
Dit behoeft geen commentaar; want wy
zyn zoo onwetend niet, of wy weten heel
goed, dat
Hadt Ge my uw adres gezonden, dan
waarin de meisjes les krijgen in „nuttige
handwerken"
By eenig nadenken is dit woord nuttige
handwerken" eenigszins vreemd, als wy weten
dat 't alleen geldt voor naaien, breien, mazen,
stoppen, verstellen enz., allemaal werkzaam
heden, die onze moeders, zusters, vrouwen,
meisjes, kostjuffrouwen doen. Andere hand
werken schijnen hier over't hoofd gezien. Is
timmeren niet „nuttig" Metselen? Verven?
Schepen bouwen Kool planten Kranten
drukken? Zyn dat allen geen nuttige hand
werken Damast weven Stoelen matten
Vaten wasschen? Boekenschrijven? Verzen
maken Brieven
Tatata! Pas op, Hein! Denk aan
Jaap! Neen, die laatste dingen zyn bepaald
niet nuttig, of correcter gezegddie zijn niet
bepaald nuttig. Om 'n boek te schrijven of iets
van dien aard, daarvoor behoef je niet sterk
te wezen, en zoo geleerd ook niet, dat merk
je wel aan jezelven. Niemand heeft er ook
iets aan. Vaten wasschen en huizen bouwen
heeft zijn nut, zyn practisch nut, maar stel
je voor, dat iemand 'n vers schreef of'n heel
boek, en zich dan ging verbeelden daarmee
iets nuttigs gedaan te hebben! De gedachte
alleen wekt lachlust. En er is veel arbeid
van dien aard, waar menschen hun dagen
mee zoek maken, maar iets nuttigs doen
zjj niet.
Eerlyke menschen bekennen dit dan ook
ronduit.
't Is jaren geleden ik was nog maar 'n
jaar of achttien dat ik met 'n predikant
liep te wandelen in den Haarlemmer Hout.
Ik heb altijd geweten dat ik niet veel wist,
en wist geen anderen weg om daarin veran
dering te brengen, dan altijd maar te lezen
en altijd maar te vragen. Zoo vroeg ik toen
aan mijn geleerden wandelgenoot:
Meneer, wat is 'n doodvreter?
De dominé keek my van terzijde en loe
rend aan.
Weet u 't ook niet, meneer? vroeg ik
verder.
De man kuchte; en ik merkte onraad.
Is 't'n leelijk woord, meneer?
Toen antwoordde hy langzaam Leelijk
Och, 'tis 'n woord als elk ander; maar 'tis
niet beleefd, dat je juist aan mij de betee
kenis ervan vraagt.
Waarom niet?
Hy zweeg weer even.
Zou je ook aan je vader durven vragen,
ROMAN
van
OTTO VAN LEITGEB.
Op den morgen van den tweeden dag
kwam het tot uitvoering. Evelaar had ge
toond de trouwe ea verstandige vriend
te zjjn, waarvoor Gaston Hauszmann hem
hield. Hf had den vorigen dag tot oefening
tweemaal met hem geduelleerd en hem de
noodige raadgevingen gegeven. Troostend
had hjj hem daarbij ook opgemerkt, dat de
student vermoedelijk slecht met de sabel
wist om te gaan.
Nu was Evelaar metHeim gekomen, om
Hauszmann af te halen. Hjj zocht Gaston
in zjjn slaapkamer op, om zich er van te
overtuigen, dat hjj wakker was en hoe hjj
geslapen had. Daarna zorgde Evelaar er
voor dat hjj flink ontbeet en zich verstan
dig 'kleedde. Geen hooge, nauwsluitende
halsboord, dat spreekt van eelt! Een
handschoen, zeide Hauszmann. Zeker, ant
woordde Evelaar, eon handschoen Waar
snn de uwen Ik zal er een uitzoeken.
Hauszmann zag er bleek uit en als iemand
die een korten nacht had gehad En daar
hn zich met Evelaar geheel alleen bevond,
liet hjj zich, terwjjl hjj voor den spiegel
stond, zjjn boord omsluitende, ontvallen:
^Ik wilde wel, dat deze geschiedenis maar
voorbjj was Evelaar keek hem zeer ver
wonderd en eigenaardig aan, maar vermoe
dende dat Gaston in het spiegelglas dien
blik zou kunnen opvangen, draaide hjj zich
snel om.
Men ontmoette elkaar in de oude, kleine
vechtzaal bjj Oberland,
Bjj het eerste gerinkel van de sabels
liep het Gaston Hauszmann koud langs
den rug, het was of bootd en hart uit
elkaar moesten spatten. Zjjn vertwjjfelde,
innorljjke strjjd om zich rechtop te houden,
veranderde op eenmaal in een met haat
vervulde razernij van een mensch, wien
waarachtige moed ontzegd is. A's buiten
zjjn zinnen, sprong hjj den tegenstander te
ljjf.
Hst duurde geen twee minuten of
Ecker lag badende in zyn bloed, op den
grond. De secondanten moesten zich er
tusschen werpen, anders was er het vol
gend oogesblik iets zeer loeljjks gebeurd.
Want Gaston Hauszmann had zjjn wapen
reeds opgeheven, om den weerloos op den
grond liggenden Ecker nog een slag te
geven
JoffVouw Fk-ber verloor alle bezinning
toen men Ecker thuis bracht. Zjj had
reeds veel meegemaakt en menig verbonden
hoofd gezien. Zjj kon er over spreken,
hoeveel naalden lang een wond was ge
weest en had een hart ook voor deze
eere-aangelegenheden harer kostgangers.
Maar zooals men haar mjjeheer Ecker op
dien ongeluksdag thuis bracht, dat was te
veel. Zjj en haar Guuste braken in jam
mer en tranen uit. Wennig en Althaus
hadden alles te doen, om haar maar eenigs
zins tot bedaren te krjjgen. Er moest
immers vóór alles kalmte en rust zjjn.
Ik dacht na. „Papier verknoeien Wer
ken Daar schoot mjj de kwestie van den
Hout te binnen.
Zeg, vader, wat is 'n doodvreter?
De man keek mjj met 'n tooneelschrik
op zjjn mooie gelaat, plotseling aan, zweeg
even en vroeg toen, even tooneelmatig
kalm Wat zeg je daar?
Ik vraag wat 'n doodvreter is
Een doodvreter Weet je dat niet
Weet jij niet wat 'n doodvreter is?
Neen.
Nou, dan moot je 't maar eens vragen
aan een van al die geleerde lui, waar je
mee omgaat; die zullen 't wel weten.
Welke lui
Nou, dominees en onderwjjzers en meer
van dat slag.
Ik heb 't gevraagd aan dominee Loef.
Zoo, en wat zei die?
Dat hjj 't me niet zoggen kon, en dat
ik 't aan u moest vragen.
Zei die dat?
Ja.
Dat valt me waarachtig nog moe. En
waarom moest je 't aan mjj vragen?
Hjj zei, omdat u 'n ijverig en arbeid
zaam man was, die nuttigen arbeid deed.
Zoo? Dat is eerljjk van 'm; dat ge
tuigt van zelfkennis. Zeg aan meneer
Loef, als je 'r komt, dat ie me meegevallen
j isdat ik zooveel eerlijkheid, oprechtheid
j en zelfkennis nooit bjj 'n dominee zou ge-
zocht hebben.
Zelfkennis?! Is dominee Loef dan
'n
I Zwijg Hein. Er zjjn vragen, die men
niet doet, en als ze gedaan worden, dan
I antwoordt men er niet op. Of iemand 'n
doodvreter is, dat moet hijzelf weten. Hier
1 in de kamer is er maar een.
Hier in de kamer vroeg ik verwon
derd.
Ja, achter je.
Ik stond op, keerde mjj om en keek in
den spiegel.
Eet nu maar, zei vader. Er zjjn ook
menschen, die 'n nuttig handwerk verrich
ten; maar die hebben gewoonlijk veel te
doen, omdat ze 't tekort van zooveel
anderen moeten goed maken.
Toen ik de volgende week het gesprek
met mjjn vader over „doodvreters" aan
dominee Loef wou vertellen, vroeg hjj, of ik
niet liever over 'n minder pjjnljjk onder
werp wou praten, zuchtte diep en zei, dat
ik 'n braven vader had, wat ik trouwens
wist.
„Nuttige handwerken" voor de meisjes.
En voor de jongens
Ze hebben 't geprobeord en probeeren 't
nog met slöjd; maar dat schijnt niet te
bevallen.
Weet ge wat slöjd is?
Dat is knutselendat is stelselmatig
onderwjjs in vaardigheid, om van sigaren-
plankjes allerlei voorwerpen te maken,
zooals horlogekastjes, vogelkooitjes, portret
lijstjes enz. Slöjd wil zeggenhet druk te
hebben met het maken van 'n hoop rommel,
en toch niets uit te voeren. Bezig zjjn met
niéts-doen. Domme menschen 'n overtui
ging geven van veel werk te hebben en in
werkelijkheid te luieren. Ingewikkeld gedoe,
waar je geon verstand bjj noodig hebt.
Tafeltjes maken, waar je niets op kunt zet
ten. Pennenbakjes snjjden en vergulden of
bjjtsen, waaraan twintig uren besteed worden
en die ten slotte wel twee rijksdaalders 't
stuk kosten; maar die ge in den winkel
koopen kunt voor drie stuivers.
Slöjd is 'n goed werk voor armen van
geest en jjlhoofdigen, die niet weten, dat
't leven vraagt om werk, waar we wat aan
hebben. Kousen breien is nuttiger, zakdoe
ken zoomen is nuttiger, vaten wasschen
heeft meer doel. Slöjd kan vergeleken
worden met 'n juffrouw, die op 't tooneel
kousen breit, omdat dit in haar rol te pas
komt. Den heelon avond is zjj bezig, maar
als 't stuk uit is, heeft ze nog geen naatje
afgebreid.
Zoo zjjn er veel werkers.
Zoo werken de beoefenaars van Slöjd.
Maar hun brood verdienen, leeren zjj niet.
Handigheid blijft hon vreemd.
Als er 'n knoop van hun jas springt,
staan ze verlegen. Hun waschtafel in orde
maken, kunnen ze niet. Wel do lampetkom
breken. Met de rafels aan hun manchetten
weten zo geen raadze kunnen ze alleen
erger maken. Als hun sponsen maar even
oud worden, gooien zjj ze weg, en hun
kammen moeten door 'n ander schoon ge
maakt worden. Ze laten don timmerman
komen als er 'n Schilderjj moet worden
opgehangen, en om do canapé te verzetten,
roepen ze 't meisje. Als ze verkouden zjjn
en het getal hunner zakdoeken beperkt is,
gaan ze nieuwe koopen, en begrjjpen u niet
als ge hen vraagt, of ze dan geen zeep en
water hebben, 't Zjjn stumpers, verlegen
stumpers, die oogen hebben waar ze niot
mee zien, en handen waar ze niets mee
kunnen uitvoeren. Als ze u helpen zullen
uw boekenkast eens op te ruimen, staat ge
doodsangsten uit, want 't ljjkt wel, of ze
gaten in hun haudon hebbenze laten alles
vallen. En ik ben 't ten slotte met De
Génestet eens geworden, als hjj zegt
„Ik zeg maar: Wees geleerd, dat 'smooi!
Maar wees verstandig,
Dat 's mooier nogEn vriend,
Vooral wees niet onhandig!"
(Practisch).
En daarom doe ik met de Dames Naber
en Boddaert die 'n adres aan den Ge
meenteraad zonden de vraag, of 'tzooon-
practisch wezen zou, ook jongens eenig on
derricht te geven in „nuttige" handwerken.
Ik heb er nooit 'n uur bepaald les in gehad,
maar de omstandigheden van mjjn jeugd en kunneh betalen orn naar 't stadhuis te rijden,
mjjn zwervend leven van Noord naar Zuid i de meest wezenlooze idioot, die 'n meisje
hebben mjj als vanzelf er toe gebracht mij j in haar armen kon knijpen, durft de taak
zelf te redden. Denkt ge, dat ge midden in j der opvoeding aanvaarden. Wat zeg ik
Durft
komt de jongen er aan? Neen, zij weet 't niet;
mam- de buren weten 't wel. Pas op,
Jantje, dat je geon buil in je hoofdje valt.
Heeft de meester op je geknord, lieveling
Heb-je pjjn Zjjn je voetjes koud Wil
moeder je dan eens wasschen met lekker
warm water'? Niet? Wat wil Jantje dan?
Enz., enz. Om Jantje draait 't huis en het
huishoudenmaar eigenlijk moest Jantje 'n
flink pak slaag hebben en zjjn moeder ook,
want zjj heeft haar kind niet gekregen om
er 'n lammeling van te maken.
Ik heb eens in 'n gesprek tegen'n moeder
gezegd, toen wy over moeders en kinderen
spraken, dat zjj 'n zeer lieve moeder had
kunnen wezen voor haar kinderen, als zjj
maar niet zoo'n buitengewoon goed dienst
meisje voor hen was geworden.
't Is verkeerd van ouders, hun kinderen
alle werk uit de handen te nemen. De waar
heid van mjjn woord berust op ervaring,
't Is verkeerd al hun wenschen te voor-komen
en elk ongerief op 'n afstand te houden. Ze
moeten zichzelven leeren redden in elke
lovonsomstandigheid. Een paar dagen honger
lijden is zoo erg niet; een eerljjk verdiende
straf wordt gewaardeerd. Het kind moet 'n
mensch worden, alleen leeren staan, zichzelven
verantwoordelijk weten, zichzelven weten te
behelpen, zichzelven weten te redden. Oudors
die altijd om hun jongen springen: pas op,
dat Jantje niet valt, zullen hem eens in de
goot vinden.
„Straf kintse feilen in uw kint,
Eer gjj daer mans gebreke vint."
(Oud-Hollandsch spreekwoord).
i Kind moot niet alleen groot gebracht
worden, hjj moet ook worden opgevoed, om
straks zjjn eigen weg door't leven te vinden.
Want de eigenlijke taak der opvoeding weten
maar weinig menschen. Die taak isDat de
ouders zichzelven overbodig maken.
Hoort ge Overbodig maken.
Neen, lieve vaders en moeders, vorstaat
mjj niet verkeerd. Niet in dien zin, dat uw
kinderen uw liefde mi'ssen kunnendie kun
nen zjj nooit missen. Slaar in dien zin, dat
zjj zonder uw grijpende en bewarende han
den zich toch veilig weten in eigen kracht;
de kracht, die gij hun gegeven hebt door uw
voorbeeld, door uw vertrouwen in hen, door
uw wjjsheid, die hen leerde hun eigen bootje
te sturen en alleen te staan.
Lees de „Paedagogische Fragmenten" van
P. H. Bitter, die in. 87 voor 't eerst versche
nen in 't N. v. d. Dag en in '88 verzameld
in eenen bundel 't licht zagen. Lees alleen
't eerste Hoofdstuk maar. Aan 't eind daar
van las ik
Wilt ge 'n goed vader zijn voor uw kind,
wees dan tot zijn tiende jaar zijn meester, tot
zijn twintigste zijn vader, en tot uw dood zijn
vriend."
Ik schrjjf die woorden op uit mjjn herin
nering; ze hebben, toen ik ze voor 't eerst
las, 'n diepen indruk op mjj gemaakt. Maar
waar het meesterschap des vaders in de
vroegste jeugd ontbreekt, daar zal van de
vriendschap op lateren leeftijd niet veel te
vinden zjjn.
Kinderen opvoeden is 'n zware taak, een
zeer zware taak, dat weet ieder. En'tgekste
van alles is, dat ieder 't schjjnt te kunnen.
Geen eene man of vrouw zou zich schamen
om te bekennen, dat zjj b.v. geen paard
kunnen beslaan, geon gordijnen kunnen
weven, geen stoelen kunnen matten; maar da
stomste stommeling,, die drie gulden heeft
'n Amorikaansch woud zoggen kunt„Moedor, Durft Zoover komt hjj niet eens. Hjj~gene-
mag ik 'n sehoonen zakdoek Ja, ge kunt 't reert 'n kind, en als hjj 't heeft, ranselt hjj
wel zeggen; maar niemand geeft er antwoord j't de hel in, en gaat dan later met 'n kalm
op. Of denkt ge, dat daar 'n meisje klaar
staat, om uw soep te koken, uw schoenen
te poetsén, uw kousen te stoppen Beste
man, ga varen, ver weg; ga reizen, ver weg.
Maar neem 'n doosje naalden en 'n paar
klosjes garen-mee, wat knoopen, een stop
naald en wat sajet. Kom eens kijken, wat ik
't eerst in mjjn valies stop, als ik op reis ga.
Een preok zou ik desnoods mogen vergeten
en 'n lezing ook, maar 'n dozijn spelden niet,
een paar meter touw niet; want ik zou goen
kans zien, die onderweg te maken. Nood leert
bidden, dat geloof ik wel; maar dan is 't
het ware bidden toch niet. Maar nood leert
de handen uit de mouwen steken, en leert,
hoe ge uzelven in duizend^ omstandigbeidjes
gezicht vertellen, dat kinderen opvoeden
„niet alles" is.
Medeljjden medelijden Ééne grooto klacht
van medeljjden en erbarming voor zoo'n
verdwaasd geslacht, dat wetend ongeleerd is
en toch niet loeren wil.
Als 't te laat is, gaan de oogon open.
Dat is de groote klip, waar ieders schip
op strandt. De meest ernstige vaders en de
liefste moeders erkennen dit dan ook.
"Wat spjjt 't mjj, dat deze brief al zoolang
is. Van het voorstel der dames Naber en
Boddaert ben ik gekomen op 't terrein der
ethische paedagogiek, en eenmaal daar aan
gekomen, gaan de wijde poorten van het
helpen kunt. 't Is geen/ gebrek aan liefde, i menschenleven open en geven 'n uitzicht
wanneer 'n kind vraagt om 'm te helpen als
hjj zjjn schoenen aantrekt en de moeder dan
antwoordt: dat moet Jantje zelf leeren. Een
hekje om de kachel is goed, als er 'n zuige
ling langs den grond kruipt, maar als Jantje
drie jaar is geworden, dient hjj te weten dat
zich te branden zeer doet. De tafel gaat niet
op zjjJantje moet op zjj gaan. Een kind,
dat steeds bediend wordt, bljjft 'n kind en
kan hoogstens opgroeien tot 'n tiran. En als
hjj dat eenmaal is, dan vraagt 't mallo
moedertje, die 'm zoo gemaakt heeft: Hoe
Daarna verliepen er twee, drie zeer
moeilijke dagen. Wat moest er gebeuren,
als Ecker, wat da hemel verhoedde, ten
slotte stierf Jofl.-ouw Farber wist dat
hy thuis een oude moeder had, wier
oogappel hjj was. Moest men aan dat een
zame oudje schrjjven
De hospita had maar één wecscb: iemand,
dié het hart op de goede plaats drong,
haar eigen hart eens uit te schudden En
er was geen enkel verstandig mensch, die
zjj kende, als juffrouw Elinore Winter. Om
zoo te zeggen, was zjj ook met Ecker
bekend.
Het was zeer erg met den armen jongen
gesteld. MiBSchien erger dan het goede
mensch wel wist.
Op don vierden dag nadat men Ecker had
thuis gebracht, kon de hospita het geheim
niet langer bewaren, zjj trok haar be'te
plunje aan en ging naar het huis van den
baudelsraad. Eerst zocht zjj Braunemann
op, die haar bij de juffrouw moest aandie
nen. Maar Brensemann was niet in z'jn
humeur. Het was in den namiddag en
Braunemann had rust en twijfelde dus, of
de juffrouw wel alleen was, mogeljjk
wilde zjj juist uitrjjden, en ia elk geval
kon Braunemann zich door juffrouw Fk-ber
niet in zjjn rust laten storen. Innerljik
zeer boos, legde zjj uiterljjk toch de
grootste kalmte aan den dag en probeerde
een geeprek met Braunemann te beginnen.
EiodoJjjk kreeg zjj er hem toe, te gaan
kjjken Toen hjj terug kwam, trok hjj
dadeljjk zjjn rok weer uit, liep wat rotd en
zeide„In Gods naam I De juffrouw wil u
ontvangen."
Toen juffrouw Farber hasr heele verbaal
had gedaan, en was vertrokken, was bet
Elinore of zjj ontwaakte uit een droom.
De student had met Gaston twist gekregen
en was zwaar gewond thuis gebracht. En
de student had een oude, arme, ziekeljjke
moeder, die ver van hier leefde, en die
haar jongen als haar oogappel liefhad.
Myn God, wat was er dan toch ge
beurd
Zjj had zich beheeiscbt, zoolang juffrouw
F&rber er was geweest. Zjj bebeeiachte
zich ook nu. nu zjj alleen was. Het was
alsof er in haar borst iets opzwol, angst
wekkend groot en haar op het harte drukte.
Zjj drukte de tanden stjjf op elkasr.
Niet één enkel oogenblik kon zjj daar
over in twyfel verkeeren zjj alleen droeg
de schuld.
Dit alles was haar schuld.
Zjj had Ecker het eerst gekrenkt, el
had zjj het met een weinig vriendelijkheid
weer willen goed maken. Reeds dat zjj
gelooid had. dat hjj het had vergeten, zich
niet beleedigd voelde, dat was reeds zeer
leeljik van haar geweest. Ook Gaston
Hauszmann, die aan het beslo geval onschul
dig en van alles onwetend was, had zjj in
gevaar gebracht. Zjj bad twee menschen
met de wspecs in de hand op elkaar aan
gehitst.
Die ontmoetirg tueschen de beide man
nen, deze catastrophe was slechts door
haar toedoen in het leven geroepen.
Zjj pjjnigde haar voorstellingsvermogen
met vragen. Boe gaat het gewoonljjk met
zoo iets? Hoe gedraagt men zich daaibjj
En andere menschen zjjn dan ook daarbjj.
Wie weet, wie dat waren Er kon
geen andere reden voor dit gevecht zjjn
geweest. Men zal bet overal rondvertellen
Het zal zich als een loopend vaartje ver.
in den hemel en in de hel beide. Zeer ver
lokkend om er binnen te gaan, en als 'n
andere Dante er in rond te dwalen.
Zal ik vorder schrijven
Ik durf niet. Nu niet. De Firma Trapman
mocht mjj den brief terug zenden met 't
verzoek 'n paar kolom te schrappen.
Zal ik in myn volgenden brief'dan dit
thema vervolgen?
Ik zou 't kunnen, 't Is immers het groote
thema van 't leven.
Wjj zullen zien.
spreiden. Dat mccht wat haar befiof, ge
beuren. Zjj haalde minachteed de schou
ders op. Niets'-'werd daardoor, ook maar een
haarbreed veranderd. Zjj had menschen
pjjn gedaan. Zjj had een groote
schuld op zich geladen. Er was bloed
gevloeid door haar schuld.
Deze graweljjke voorstelling deed haar
hevig ontstellen.
Bet werd te veel pjjn om zoo
ljjdeljjk te dragen. Wat kan ik doen
Wat kan ik doen 1 Ik wilde dat
ik met Birnwart kon sprekenof met
Paul neen 1 Wat voor nut zou het
hebben En zjj zouden baiden hun
oordeel vellen. Beiden, en met recht,
Ik alleen bon de schuldige. En welk
een schuld 1 Welk een schuld I
Hot wss zoo ellondig, zoo vreemd, dat
zjj dezen namiddag moest doorbrengen als
eiken anderon Zjj moe?t met miss Blasd wan
delen en dan becoeken rfliggen. Ook bjj
de Simonsen. En wie kon zjj daar zoo al
aantreffen Hauszmann - E «rst gister,
was hjj bjj haar in haar loge ia den
schouwburg geweest. Zjj trachtte zich te
bezinnen hoe hjj er had uitgezienwat zjj
met elkaar hadden besproken. Haar wan
gen worden glooiend rood daarbij-
Dan was zjj bjj do Simonsen. Ea daar
weren veel menschen, en de gedachte
kwelde Elinore onophoudeljjkzouden die
het weten Daar kwam werkoljjk
Gaston Hauszmtnn. Zjj voelde, hoe een
siddering haar door do leden liep, toen hjj
binnenkwam. Ea onwillekeurig moest zjj
bom bekyken. zooals zjj dat nog
nooit had g*daan. En dan bracht z..
zichzelf tot kalmte. Want na alles wa^
gebeurd was, was het ocmogeljjk dat s