Donderdag 24 Jan. '07. 5Ie Jaargang. No. 4224. TWEEDE BLAD. INGEZONDEN. Binneniandsch Nieuws. I Aan den Schrijver van de Amsterdauische Brieven". WelEd. Heer Toevalligerwijze kwam mjj uw 70e brief van Zondag 13 Jan. 1907 in handen, en las ik daar, tot m'n niet geringe verbazing, in uw overigens zoomin van geestigheid als van ernst ontbloote verdediging uwer aangevallen bescheidenheid de volgende zonderlinge of duidelijker: onjuiste en gevaarlijke bewe ring: „Als Christenen belijden wij een God, want we zijn geen heidenen. Maar de „kerk wilde er drie hebben, evenals het „Buddhisme, en ze heeft het klaarge speeld. „De Brahma, Yishnu en Civa der „Brahmanen heet in Christelijke termen „Yader, Zoon en Heilige Geest. En de „Christenen kijken U nu vreemd aan, „als ge hen zegt, dat zij er heidensche „dogmata op na houden. Toch hebben „ze dit, maar den naam van Christenen „willen zij niet prijs geven." Waar U nu de courant een straat noemt, waar ieder toegang heeft, daar wensch ik, als toevallig voorbijganger, juist deze uw woorden tot hot groote dat is onwetende publiek opvangend, zoowel U zelf als uw hoorders te waarschuwen voor dergelijke onjuiste beweringen; U zelf, opdat het uw bescheidenheid zoozeer moge sterken, dat U zich voor 't vervolg wacht dergelijke geleerd klinkende onwetenschappelijkheden naar ik vrees, gevolgen van oppervlakkige kennis, van hooren-der-klokluidery zonder dat de klepel gezien werd, stoutely'k als onomstooteljjke waarheden te verkondigen; uw hoorders, opdat ze niet, door de toon van zekerheid overtuigd, op valsche gronden de door verdacht gemaakte leer der drie eenheid gaan of blijven verwerpen, zonder dat ze beseffen 't zij zij bjj verwerping of aanname er van om welke ontzaglijke gedachte het eigenlijk gaat; terecht heeft Rénan gezegd„het is in 't algemeen veel gemakkelijker den mensch te verhinderen te gelooven, dan hem te doen gelooven" Dit laatste waarschuwe U en uw lezers beiden. En nu ter zake. In uw hierboven aangehaalde woorden staan de volgende onjuistheden 1. U verwart het Buddhisme met een jongere ontwikkeling van het Brahmanisme. 2. U beweert dat Buddhisme (moet zyn jongere ontw. v. h. Brahman.) en Christen dom drie goden hebben. 3. U stelt Brahma de Vader; Vishnu de ZoonQiva de Heilige Geest, en wel zóó, dat het den schijn heeft, of de Chr. kerk deze goden plotseling van het Buddh. (moet zynenz.) heeft overgenomen. 4. U zegt, dat het oorspr. Chr.dom één God had, dat de kerk er drie „wilde hebben", en zoodoende het Chr.dom geen Chr.dom meer heeten mag. Den eenigszins deskundigen lezer treft reeds dadelijk uw verwarring van Buddhisme en Brahmanisme, wat bij hem een angstig vermoeden wekt van dubbeltjes-brochuren- kennis, die als 't gevaarlijkst voor niet- en half-weter te vreezen is. Allereerst zij dit misverstand uit den weg geruimd. De oudste Indische godsdienst is de oor spronkelijke Veda-godsdienst. Dit is een z.g. natuurdienst, waarin een veelgodendom van weldadige of schadelijke natuurmachten (b.v. Varuna=hemelgod, Indra=licht- en donder god) wordt vereerd. Deze nog aartsvaderlijke dichterlijke en kinderlijke natuurvergoding verandert sedert 1300 vóór Christus in een meer gesystematiseerden, wettelyken godsdienst, waarin de hoofdverrichting van den Veda-Godsdienst, het gebed (=Brahma) tot God wordt verheven, daar toch volgens de priesterlijke beschouwing dier dagen voor de macht van het gebed zelfs de Goden moesten zwichten. (Men kan dit verkeeren van een vrijen profetischen, dichterlijken godsdienst vergelijken met het verstarren van het Israëlietisch profetisme tot Judaïs- tische wetsbetrachting.) Dit Brahmanisme nu is een priestergodsdienst en het Brahma verwordt in de gedachte der priesters tot een onpersoonlijk, afgetrokken zijn, waar de na tuur uit voortvloeit (emaneert). Deze gods dienst nu ontaardt meer en meer in aris- tocratischen zin, het z.g. kasten-wezen treedt al meer naar voren, waarin de priesters tot den eersten stand behooren en uitsluitend in bezit zijn van godsdienstige kennis. Er ontstaan verschillende leerstellige scholen, rechtzinnige en vrijzinnige, als altijd. Tot deze laatste behoort de Sankya, welke weg bereider is voor het Buddhisme. Deze gods dienst, ontstaan omstreeks de 6e eeuw voor Christus is in tegenstelling met het Brahman., democratisch, en bedoelde o.m. het volk te bevrijden van den druk der priesterklasse en hun leerstellingen. Beide godsdiensten wil len den mensch bevrijden van het lijden, wat in het Brahman. bereikt wordt door ver lossing van de, naar men meent, schijnbare persoonlijkheid; in het Buddhisme van de voor werkelijk gehouden persoonlijkheid. Het is niet de bedoeling den weg hier aan te duiden, langs welken men volgens elk dezer beide beschouwingen tot verlossing uit het lijden komt; sleohts zy' ingezien, dat Buddh. en Brahman. niet hetzelfde zijn, en dat het niet getuigt van deskundigheid, het een voor het ander zoo maar in de plaats te stellen. Door den toenemenden invloed van het Buddh. en het wederopkomen van den ouden natuurdienst (Veda-Godsd.) in de dalen van het Himalaya-gebergte, wordt het Brahm. teruggedrongen. Doch het hernieuwt en ver sterkt zich, nieuwe bestanddeelen in zich opnemend, eerst den God Vischnu, daarna Qiva. Beide Goden bohoorden oorspronkelijk in verschillende deelen van Indië thuis. Vischnu was de God van den blauwen hemel,, en wasdom Ïiva van storm en orkaan, die regen om schenkt, beiden zijn verworden uit Rudra, orkaangod in den Veda-Godsd. Het is den Brahmanen echter niet om hun voorstelling, hun verdichte persoonlyk- lykheid, maar om de er achter liggende de scheppende, Vishnu de onderhoudendeen Qiva de vernielende natuurkracht. Waar schijnlijk nog later ontstaat het verhaal van de menschwording van Kri<;na, hotwolk men wel met het Christend. in verband stelt, (voor een en ander kunt U vergelijken Scholten, Gesch. van Godsd. en Wy'sbeg; Von Orelli, Allgem, Religionsgesch. een dergelijk werk van Chantepie de la Suisaie etc.) Zoo ziet U dus, dat van uw bewering, dat het Buddhisme drie goden heeft, de waarheid blijkt, dat een jonge ontwikkeling van het Brahman. een god in drieledigen vorm vereert Zoomin er nu sprake is van drie goden in het jonger Brahman., zoomin is daarvan sprake in het Christendom. De leer van de drieëenheid is reeds te vinden by de oudere kerkleeraars en vindt haar uitdrukking op 't volledigst in het z.g.n. Athanadiaansch Quicunque, dat in de 2e helft van de 5e eeuw moet ontstaan zyn en sedert 1000 op naam van Athanasius werd gesteld. U kunt het vinden b.v. achter in oude bijbels of anders in „de symbolische geschriften derNed.Ilerv. Kerk" door J. J. o. Toorenen- bergen. Hierin nu leest U„3. Het algemeen geloof is dit, dat wy den eeniaen God in de drievuldigheid en de drievuldigheid in de eenheid eeren." 11. Nogtans zyn het (de Vader. Zoon en H.G.) niet drie eeuwige, maar één eeuwige." (Van Toorenenb. pag. 118) „16. En nogtans niet drie Goden, maar één God." Zoo dit geschrift niet te uwer beschikking staat, kunt U b.v. nazien art. 8 van „de Nederlandsche geloofsbelijdenisHier wordt van den Vader, den Zoon en den H. G. ge sproken, waarna het heet: „Ende hieren- tusschen en maect sulck een onderscheyt niet, dat de eenichheit Gods in dry Goden gedeylt zy" en: „Dese personen also onderschegden, en zijn niet verscheydelic ge deylt" (Nederl. geloofsb. uitg. Dr. A. v. d. Linde. 2e druk, 1865 Fol. 12). Zoo ziet U dus, dat noch het Christendom in 't algemeen, noch het gereform. Christend. in 't bizonder drie Goden eeren, maar dat God veeleer moet worden voorgesteld en gedacht als de Eene, onderscheiden in drie, 't welk reeds door het woord - drieëen heid voor den rechten verstaander te ver staan is. Nu heeft het by den schyn, alsof de kerk die drie goden „wilde hebben" (deze uitdrukking eischt wel eenige zielkundige verklaringdeze zoo maar klakkeloos over nam van „het Buddhisme" (waaronder we dus het jonger Brahm. hebben te verstaan). Zoo dit inderdaad in uw bedoeling lag, zulks te beweren, dan zult U aireede inzien, dat het moeilijk mogelijk is, dat de leer der drieëenheid, die reeds (wat we weldra zullen zien) in den bijbel in aanleg aanwezig is, en die in de 3e eeuw na Chr. meer en meer opkomt en zich ontwikkelt, door de kerk zoo maar eens plotseling op een goeden dag zou zjjn overgenomen van het jonge Brah manisme, waar eerst in de 4e eeuw de leer van het Parabrama tot klaarheid kwam. Trouwens, dat er drie „willen hebben" be wijst weinig inzicht in de organischen samen hang der geschiedenisNu kunt U in zekeren zin Brahma den Vader stellen; zelfs Vishnu den Zoon, ja 1 Civa, dat is de ver nielende natuurkracht den Heiligen Geest. Maar dan ook in zekeren zin Het laat zich vergelijken, niet... gelijkstellen. Gebrek aan kennis èn van het Buddhisme èn van het Brahmanisme èn van het Christendom, doet U zoo maar kalmpjesweg dergelijke enormiteiten by wijze van vanzelf- sprekelykheden voortbrengen! Reeds het feit dat onder Brahma, Vishnu en Qiva natuur krachten worden verstaan, vernietigt uw gansche bewering. „De inhoud van de religieuse voorstellingen (van het Brahma nisme) echter is, zoodra zij concreste vormen aanneemt, een naturalistische emanatie, die in de Trimüsti den cirkelloop van het voort brengen en verwoesten der natuur voorstelt, en het is dan ook dientengevolge duidelijk, dat het geloof aan een blind noodlot (onder de Brahmanen) wyd verbreid is." Aldus D. Dr. A. Bomer in zy n Grundriss der Religions- philosophie (Leipzig 1903, pag. 150). Heeft U nu nog den moed, geachte heer, het onverschillig is-gely'k-teeken tusschende Christelijke drieëenheid en de Brahmaan- sche te plaatsen En waarom niet de Thebaansche drieëen heid „Amoen, Moet en Chonso" vermeld, of „Osiris, Isis, Horus"? Deze worden reeds 1500 jaar vóór Christus gesteld. Dan hadtU nog eenigen schyn vóór gehad, ja, wellicht méér dan schyn. Waarom niet gesproken van de logos-leer van Philo. Inderdaad, mynheer, in dit laatste geval zou U dichter by de waarheid zyn geweest, al zou het een door U wellicht onvermijdelijke, maar toch onver geeflijke dwaasheid zyn om den logos (=de Rede het Woord van Philo zonder meer te stellen het Woord) van Joh. I l.Het kan my spijten, dat ik voor een courant j schryf, U s?eeft mÜ stof tot een langer en dieper betoog! Ten slotte zou volgens U het Christendom geen Christendom meer mogen heeten, omdat het inplaats van één God erdrie zou aanbidden, waarmee U dus hebt te be- doelen, dat de leer aangaande de eenheid en eenigheid Gods zich heeft ontwikkeld tot een leer aangaande de drieeenheid Gods, leer is echter zooals ik reeds zeide den by'bel reeds in a'ütnleg aanwezig. Zie b.v. eens Mt. 3 16, 17, Mt. 28 19, Joh. 1, Joh. 5 26, Joh. 10 30, Joh. 16 7- 15, Coll. 1 12-22. Ik noem U hier slechts eenige plaatsen, die my juist te binnen i schieten, er zyn er nog veel anderen, welke U kunt vinden by ernstig, onbevooroordeeld lezen. Deze echter zyn reeds voldoende om te doen begrijpen, naar ik hoop, dat de kerk niet zoo maar eens op een goeden dag drie Goden voor Eén is gaan willen Alles goed en wel, zult u wellicht zeg gen, maar drie is drie en niet één. Wellicht schijnt dit zoo, geachte Heer, de zelfweerspreking slechts dan zich voordoet, wanneer aan hetzelfde taalkunstig onder worp hetzelfde in hetzelfde opzicht tegelijk wordt toegekend en ontkend. Zoomin het een onredelijke zelfweerspreking is, dat een driehoek drie zijden heeft, zoomin is het er een, dat de eene God zich in het wereld proces op drieërlei wys openbaart, dat de eene Godheid drie personas (d.i. aangezichten of maskers) heeft, of met andere woorden, dat zy als een tooneelspeler der oudheid in hetzelfde stuk drie rollen speelt." En in „Zuivere Rede" kunt U vinden, dat reeds de oude denker Aristoteles het slechts in zooverre met het bezwaar instemt, dat hij zeide„Dat hetzelfde aan hetzelfde in hetzelfde opzicht onmogelijk tegelijk eigen en niet eigen kan zjjn, zietdaar het zekerste aller beginselen." Waarom het hier echter niet gaatEn al is het zeker, dat de kerk leer soms onbewust tot een theoretisch drie- godendom kwam, door foutief denken of verkeerde veronderstellingen, practisch heeft ze haar eengodendom nooit verloochend. Wellicht meent U echter, dat dit alles slechts van theoretisch belang is, en niets heeft uit te staan met het godsdienstig leven. Ten onrechteTot nog toe werd een en ander zuiver theoretisch besproken, echter heeft het ook zyn praktische zijde. Deze christelijke waarheid kan door ieder in werkelijkheid worden beleefd; ja, van hoe een groot en overwegend belang zij is voor het levend geloof der christelijke gemeente is nog onlangs op uitstekende wijze, met liefde en geestdrift niet minder dan met diepzinnigheid uiteengezet door Dr. A. II. de Hartog in zyn „de Heilsfeiten." (uitgeg. by Veen, Amersfoort). Wanneer U dit werkje heeft doorgearbeid, zal U licht op licht zyn opgegaan. Ook uit iedere christelijke dog matiek kunt U de waarde der drieëenheid 'eeren beseffen. Zoo lees ik o.m. by Marten- sen „In den Christel, godsdienst, die de men- schen wegroept van de altaren van het veelgodendom, verheft zich de ziel tot den Eene, maar slechts in drievoudige richting want in het geloof weten wy, dat het eeuwige leven uit drie persoonlijke liefdesbronnen ons toestroomt. Van ons geschapen heeft, van God den Zoon die ons verlost heeft, van God den Heiligen i duiden. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zyn Uw Dw. Dnr., B. d. L. Schagen, 22 Jan. 1907. Den WelEd. Heer P. Raat Dz., Schagen, Voorzitter Schager Winkeliersvereen. WelEd. Heer 1 Mag ik naar aanleiding van Uw ingezon den stuk in de Schager van j.1. Zondag even eenige opheldering vragen Waarom vindt U het zeer correct, dat er omtrent de stalletjeskwestie verschillende meeningen worden openbaar gemaakt, terwijl U direct verandert van meening, omdat ik mijn meening voor het blijven der stalletjes weergeef? Is U soms de meening toege daan van sommige onzer zoogenaamde Schager autoriteiten, die overal verkondigen, dat men door wrijving van gedachten het juiste krijgt, maar het moet niet van Merz komen, ziet u Eenige dier lui zyn zelfs kleingeestig genoeg, om dat den man eens goed te laten gevoelen en komen by hem persé niet winkelen. Kijk, beste mynheer Raat, mijn optreden kan zeer goed achterwege blijven, volkomen waar, maar U weet evenzoo goed als ik, dat wy in Schagen menschen hebben, die ter wille van zich te laten hooren, verschillende onzinnige dingen in 't leven roepen en dan dikwyls andere plaatsen als voorbeeld nemen, zonder dat zy dan met onzen plaatselijken toestand rekening houden. U zult wel wil len toegeven, dat het wenschelyk is, dat hiertegen geprotesteerd wordt, niet waar? Welnu, doet U dat dan voortaan, dan zal ik mij zelf het zwijgen opleggen. Verder meent U, dat de eer van het in 't leven roepen van bedoelden vragenbrief voor my zeer twijfelachtig is. 'tKon zijn, dat ik me vergiste en heb daarom een paar bezoe kers van de vergadering geraadpleegd en deze beide heeren herinnerden zich zeer goed, en waren er ook vast van overtuigd, dat mijn idéé zou ..worden doorgevoerd. Een kac* n'et alleen gehoord, maar zelfs gezien, God" dên"Fad*ei""die dat de heer Trapman, zich half omwendend, - - - - op my wijzende, zeide dat hy zich met het voorstel van den heer Merz zeer goed kon Geest, die ons heiligt tot Godskinderen, en slechts in die drieëenheid (voorwaar een andere dan die van scheppende, onderhouden de en verwoestende natuurkracht! hebben wijde gansche liefde." (Dogmatik.pag. 84) „God schept de wereld door den Zoon, openbaart zich slechts in zooverre als Vader en Schepper als Hy tegelijk als Logos de Rede het Woord zie Joh. I) het innerlijk beginsel der schepping is, welke Logos in de volheid der tijden de werkelijke middelaar tusschen den Vader en de menigvuldigheid des als geworden is. In Christus zyn de eeuwige raadsbesluiten voor het rijk Gods in de wereld geopenbaard. Maar de verwerkelijking van de in Chris tus geopenbaarde raadsbesluiten wordt slechts voltrokken door den Heiligen Geest, die van den Vader en den Zoon uitgaat en wiens werk het is, den Zoon te verklaren, het hemelrijk in de wereld te verwerkelijken." (Pag. 92). In de geschiedenis heeft God zich eerst als de Vader door wet en profetische belofte geopenbaard, in de volheid der tijden openbaarde hy zich als Zoon, toen het woord vleesch werd en onder ens woonde, door het Pinksterwonder maakt hy zich tot Geest der gemeente. Zoo heeft de in de geschiedenis zich ont wikkelende leer der drieëenheid haar grond in de on- (dit isboven) historische, wezen lijke drieëenheid. Desnoods toegegeven, zult U zeggen, maar dat neemt niet weg, dat Uzelf alreeds beweerd hebt, dat meer godsdiensten een drieéénheid belijden, dat Uzelf het niet zoo dwaas zoudt vinden, eenig geschiedkundig verband te zoeken tusschen de Logosleer van Philo en de christelijke leer! U heeft gely'k, mynheer. Al drukt de christelijke drieëenheid op z'n volledigst de waarheid van den godsdienst uit, ze is niet nieuw. Doch dit pleit niet tegen de zuiver heid van het begrip. De algemeene denk wetten hebben niet alleen by christenen gewerkt, en het drie in een, het een in drie is een zoo alledaagsche waarheid, dat het werkelijk geen wonder mag heeten dat deze gedachte reeds vroeger werd bedacht! Ze is niet nieuw. Ja, welke christelijke ge dachte is eigenlijk nieuw Zelfs de Heiland gedachte waarde reeds vóór Christus' ge boorte door het romeinsche rijk, als Heiland werd Augustus begroet. (Zie Harnack. Reden und. Aufsatze. I, 297—311.) Maar wat zou dat alles „De zaak zelve, die nu christe lijke godsdienst heet, bestond reeds by de ouden en heeft van het begin des mensche- ljjken geslachts niet ontbroken,totdat Christus zelf is gekomen in het vleesch, waarop men de ware religie, die al bestond, de christelijke is gaan noemenDit is gezegd door den kerkvaderAugustinus, vereerd door Rome en Dordt. Inderdaad, het nieuwe van den christelijken godsdienst is slechts (d. w. z. niet meer, maar u oou n'e^ mincler) de persoon van Christus, Deze i rï'e ^an ooli door den wÜsg°er Schelling den j inhoud van het christendom isgeno6md; en I deze persoon wordt eerst in het rechte licht gesteld en naar waar de begrepen als openbaring i van den Zoon des Vaders, door den Heiligen i Geest. vereenigen. Maar de notulen zullen ons wel uit den droom helpen. Echter heb ik omtrent die twijfelachtige eer nog iets. Permitteer my, dat ik eens een oogenblik zeer verwaand ben, en ik U tart my uit de geschiedenis van Schagen iemand aan te wijzen die zóóveel in 't belang onzer gemeente heeft gedaan als ik, en dan nog wel zonder dat dit de gemeente of de burgery veel geld heeft gekost, en wys mij dan eens aan, waar ik speciaal naar eer heb gezocht Neen, myn beste heer Raat, geloof me dat wat ik ook zal doen in 't algemeen be lang mijner omgeving, de zoogenaamde eer my steeds absoluut koud zal laten en van een twijfelachtige eer kan dus by my nim mer sprake zyn. Mag ik nu even vragen, waarom de vra genlijst (is U vóór geheele of gedeeltelijk verplaatsing der stalletjes? wat een door de vergadering genomen besluit ongedaan maakte) wel kan circuleeren, terwijl mijn voorstel, omdat het eveneens een eens ge nomen besluit ongedaan maakte, niet kon circuleeren en zelfs handig opzet wordt genoemd Ook moet ik U (tot myn leedwezen) op een onwaarheid in uw schrijven attent maken, n.1. waar U tusschen twee haakjes schrijft, dat ik ter vergadering vóór ver plaatsing stemde. Ik mag zeggen: een onwaar heid (ik wil geen scherper woord gebrui ken), want immers, op deNovembervergade- ring is besloten de stalletjes te verplaatsen, en dit besluit nu mag volgens U niet onge daan gemaakt worden en kan hierover dus op een volgende vergadering niet meer wor den gestemd. De vraag dus, of men vóór of tegen het verplaatsen der stalletjes was, is dan ook daar niet in stemming gebracht. Hoe kan ik nu ter vergadering vóór die verplaatsing stemmen? als zulks niet in omvraag is gebracht??? Nu nog één goede raad, als mynheer Raat dien van my wil aannemen. Wanneer U nu soms nog eens meer last krygt van tromgeroffel, weet U, wat U dan doen moet Draai dan niet als een dwaas om den trom mel heen, maar sla het ding stuk. Met andere woordenwanneer weder iemand komt die de stalletjes wil behouden en daarvoor gegronde motieven aangeeft, zooals ik op do laatste vergadering en in myn in gezonden stuk deed, tracht dan die motie ven te weerleggen, in plaats van veel te zeg gen zonder de zaak zelf te raken. My dunkt, U handelde dan veel meer in 't belang der zaak en van ons allen. Gaarne met gevoelens van hoogachting, Uw dw. dn. JOH. MERZ. Hiermee heb ik gezegd, wat er naar aan leiding van uw uitlating in een nieuwsblad kan gezegd worden. Het is geenszins myn bedoeling, te trachten U te overbluffen of den geleerde uittehangen. Waarheidsliefde en ver ontwaardiging deden mij naar de pen grijpen. Ja, ook verontwaardiging. Want het is een schande, dat in een christelijk land iemand, die gerekend behoort te worden tot groote denkers dachten er anders over. De de meer ontwikkelden, die in een nieuws- leer der drieëenheid is een gedachte, gegroeid en uitgewerkt gedurende eeuwen, waaraan de diepzinnigsten hun leven hebben gewijd. Zelfs al ware zy onjuist, dan zou nog over zoo'n ontzaglijke dwaling met meer ernst en waardeering moeten gesproken worden. Doch in stede van onjuist te zyn, blijkt deze leer veeleer met de algemeen geldige denkwetten overeen te stemmen. U zou hierover zeer belangrijke wetenswaardighe den kunnen lezen b.v. in Bolland's „Zuivere Rede". Hier het heet o.m pag. 381: „De ware religie, de religie der waarheid, is het bewustzijn van de drieëenheid der boven natuurlijke Godheid en natuurlijke mensche- lykheid in den heiligen geest, de zekerheid van de menschwording Gods alzoo." En slaan we von Hartmanns „Religionsphiloso- phie" op, dan vinden we in deel I pag. 598—99 dit bezwaar besproken en beantwoord tevens „Tegenover zulk oppervlakkig gepraat is het gedachte te doen. Zoo komen zij, maar j voor de Christelijke apologetiek (wetenschap' volgens Scholten eerst in de 4e eeuw na Christus, tot hun z.g.n. Trimurti, volgens welke het éene opperwezen Parabrama wordt vereerd in den drieledigen vorm van Brahmü, lijke verweerkunde) gemakkelijk strijden" staat daar zoo ongeveer men behoeft slechts te wijzen op de bepalingen van de denkleer, „volgens welke een onredelijke blad anderen wenscht voor te lichten, van zedelijke en godsdienstige waarheden te over tuigen en tot christelijken levenswandel aan te sporen, dergelijke geleerdklinkende onjuist heden durft te doen drukken, die by de nog minder ontwikkelden niet anders dan mis verstand en dwaalbegrip kunnen verwekken en zoo werd het noodzakelijk, U en uw lezers te waarschuwen voor dergelyke als vanzelfsprekelykheden geuite ondoordacht heden. Want halve wetenschap, heeft een groot man gezegd, leidt af van God, maar ware wetenschap voert tot Hem. Ons volk wordt tegenwoordig overvoerd met halve wetenschap, leugenachtige waarheden en waarschijnlijke leugens. Dat het zich hoede! Want een volk zonder godsdienst moet ten onder gaan;zyn adel is verbasterd en geen materiëel voordeel noch verzadiging van onverzadigbaar zingenot zullen het kunnen redden van den ondergang, naar lichaam en geest beiden. Indien, geachte Heer, U met my de nood- i zakelijkheid van nauwkeurige voorlichting des volks inziet, dan ben ik overtuigd, dat I U my dit schrijven geenszins euvel zult >1. E. T. Men bewere vry, dat Spakenburg een halve eeuw achter is by hot overige deel der we reld, op 'tpunt van den ty'd is het vóóruit. Immers, nu is hier ingevoerd de Middel- Europeesche tyd, ten gevolge waarvan de jongens thans nog met donker naar school gaan en de zon nog twintig minuten nadat de torenklok heeft aangewezen, dat ze moest ondergaan, nog brutaalweg schijnt, ,,'t Is sjand", zeggen de visschers, die zich met hand en tand houden aan hun almanak. Een redacteur, die overstelpt wordt. De bekende socialistische propagandist Hermans dreigt met zyn ontslag te nemen als redacteur van het „Weekblad Voor waarts," indien men doorgaat hem te veel kopie te zenden. Hy beëindigt zyn dreigement aldus „En nu moet ik knippen en scharrelen tot gokwordens toe, met het pleizierige be wustzijn weer een legio van standjes te krijgen. „Eens en vooral, ik heb daar hartelijk ge noeg van en wanneer men niet aan myn verzoek voldoet om korte stukjes te zenden, zal ik genoodzaakt zyn myn functie als redacteur neer te leggen." Opcenten vermogens- en bedrijfsbelasting. Naar wy vernemen is aan den voorzitter van de Tweede Kamer medegedeeld, dat het voorstel tot heffing van opcenten op de Vermogens- en Bedrijfsbelasting voor het dienstjaar 1907-1908 door den minister wordt ingetrokken. I>at hielp. Een dame schreef weken lang op haar waschlyst een „combination." De waschvrouw rekende daarvoor 15 cent. Toevallig werd eens op het briefje datzelfde kleedingstuk „hemdbroek" genoemd. Toen rekende de waschvrouw 10 cent. Daarna werd steeds het Hollandsche woord gebruikt met hetzelf de gevolg. (Neerl.) Een ontploffing. Men meldt uit Rotterdam Even nadat Maandagmorgen 7 uur de stoomboot naar den Ryn, van de Ned. Stoom- bootreedery, liggende aan de Prins-Hendrik- kade O.Z. alhier, vertrokken was, kwam de schildersknecht J. P. Hoos aan boord van den ijzeren lichter om aldaar werkzaamheden te verrichten. Hy ontstak een licht, waarop onmiddellijk een groote vlam zich vertoonde en oen vreeselyke ontploffing volgde. In den lichter werd een groot gat geslagen. De man werd er door de opening geslingerd en kwam in de Koningshaven terecht. Dadelijk door twee bootwerkers gered, bleken tot aller verbazing zyn wondon niet zeer ernstig, zoodat hy zelfs naar een dokter kon loopen." Aan hoofd en handen had hy brandwonden bekomen. Over een afstand van 200 meter langs de Prins Hendrikkade, van de Van der Takstraat, tot de De Ruyterstraat, sprongen in een groot aantal huizen de ruiten. By sommigen sloegen zelfs do sponningen er uit en werd in de winkels of in de woningen groote verwoesting aangericht. Ook in de zijstraten en aan de Nassaukade sprongen ruiten. Men dacht in het eerste oogenblik, dat de huizen instortten, zoo zwaar was de slag dat deze te Kralingen gehoord werd. Vooral ook het kantoor van de reederij zelf is zwaar gehavend. Daar de ligplaats der stoombootreedery zich bevindt tusschen de twee bruggen over de Koningshaven werd dadelijk een nauw keurig onderzoek op de spoorbrug ingesteld, doch geen schade geconstateerd. In den lichter, die onmiddellijk zonk, be vonden zich vele stukgoederen, doch volgens de verklaring van de directie was daar geen benzine aan boord, zoodat de oorzaak gezocht wordt in gasontsnapping. De lichter is nl. met een elastieken buis aan de gasleiding van den wal verbonden. De straat lag bezaaid met glasscherven, welke echter spoedig door de gemeentereini ging werden opgeruimd. Strafzaak Le Fèvre «Ie Montigny en De Geer. Men meldt uit Amsterdam Zaterdag, den laatsten dag waarop het mogelijk was, heeft jhr. De Geer appèl aan- geteekend tegen het vonnis der rechtbank alhier, waarbij hy tot vier jaar gevangenis straf is veroordeeld met aftrek van 6 maan den preventieve hechtenis. De officier van justitie is daarop in hoo- ger beroep gegaan van het vonnis tegen de beide veroordeelden, dus ook wat Le Fèvre de Montigny betreft, die tot 4 jaar en 6 maan den gevangenis was veroordeeld, eveneens met aftrek van 6 maanden preventieve hechtenis. De geheèle strafzaak zal dus opnieuw voor het gerechtshof alhier behandeld worden. Eeu goed ding. Men schryft uit Friesland Het hoofdbestuur van de Provinciale Ver- eeniging Het Groene Kruis in Friesland heeft volgens besluit der 5e algemeene vergadering dier Vereeniging een ziekenrytuig doen ver vaardigen, dat te algemeenen nutte beschik baar gesteld wordt en gestationneerd is te Leeuwarden. Waar tot nu toe in deze provincie het vervoer van patiënten, die wenschen hun laatste levensdagen in den kring hunner verwanten door te brengen, of die genezing of verzachting van lijden zoeken in een ver- plegings-inrichting in een der grootere steden, bijna uitsluitend per gewoon ry'tuig moest geschieden, (waar althans vervoer te water onmogelijk of ongewenscht is), daar is de aanschaffing van dit zieken ry'tuig zonder twyfel een belangrijke stap in de goede rich ting. Het rytuig, dat vervaardigd is door de firma Oostwoud en Zomer, rijtuigfabri kanten te Franeker, is in December j. 1. af geleverd en heeft reeds eenige malen met goed succès dienst gedaan, o.a. van Dronryp en van Grouw naar de hoofdstad der provincie. Het voldoet aan al de gestelde eischen en is lang en ruim genoeg dat de patiënt er in de gemakkelijkste houding languit in kan wor den nedergelegd en biedt verder alle gemak ken aan, waardoor de beste buitenlandsche fabrikaten van dien aard worden geken merkt, torwy'1 het verder zooveel mogelijk het rytuigtype nabijkomt, in onze provincie meer algemeen in gebruik. De wagen rydt op wielen met buitengewoon zwaar gummi band, speciaal voor ziekenry tuigen vervaar digd en van het daartoe meestaanbevelens- waardige merkContinental-Kelly. De patiënt wordt in en uit het ry'tuig gedragen en ligt daarbinnen op een draagbaar met gummi- omrande wieltjes en sterke veeren, aan het hoofdeinde dubbele veeren en met een ver stelbaar hoofdkussen. Het ry'tuig is boven dien zoo ingericht dat de meest afdoende wyze van ontsmetting daarop kan worden I toegepast. Het is van buiten mooi beschil- j derd, van binnen in natuurkleur geolied en gelakt; alle vensters zyn zoo ingericht, I dat ze gemakkelijk geopend kunnen worden, I terwijl er van binnen twee verstelbare zit- j tingen voor de geleiders zyn aangebracht met een bergplaats voor verbandstoffen, ge- neesmiddelen enz. en een voor koetsiersbe- noodigdheden. Het ry'tuig is onder het i bereik van alle inwoners onzer provincie gesteld tegen de vergoeding van de werke- lijke kosten, voor het huren van paarden, het loon en de reis- en verblijfkosten van I het bedienend personeel, benevens f 1 voor aanvragen der aangesloten vereenigingen en f3 voor aanvragen van geneesheeren en particulieren. N. Crt. Twee kinderen verbrand. Aan de 's Hert. Ct, wordt uit Den Dungen geseind Zondagnacht is een boerderij afgebrand op het Boschpad, bewoond door den heer Groe- nendaal, eigenaar de heer Meulenbroek. Twee kinderen zijn verbrand en twee kal veren kwamen in de vlammen om. Het huis is verzekerd, de inboedel niet. Van een ander correspondent vernam het blad nog de volgende bijzonderheden De brand brak Zondagavond omstreeks kwart voor elven uit. Groenendaal was er in geslaagd zy'ne beide kinderen te redden en was weer het brandende huis binnen gegaan om ook zjjn vee nog te trachten te red den. De kinderen zijn hun vader, zonder dat deze het wist, toen nageloopen en hebben den dood in de vlammen gevonden Algemeen vermoedt men in het dorp dat de brand het werk van een brandstichter is geweest, waarvan de 19-of 20-jarige knecht van den heer Groenendaal wordt verdacht. Deze was den vorigen dag weggejaagd en men denkt, dat hy uit wraak het huis in brand heeft gestoken. De schuurdeur was open; men zegt, dat die niet geopend is kunnen worden dan door iemand, die er goed mee op de hoogte was. Toen de brand was uitgebroken werd er, zoo vertelt men, aan de deur van de boerdery gerammeld en geroepen: „Er uit!" Toen men buiten kwam was er niemand te zien. Eenige Dungenaren gelooven, dat de brandstichter door deze waarschuwing

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5