Donderdag 24 Jan. '07.
5Ie Jaargang. No. 4224.
TWEEDE BLAD.
INGEZONDEN.
Binneniandsch Nieuws.
I
Aan den Schrijver van de Amsterdauische
Brieven".
WelEd. Heer
Toevalligerwijze kwam mjj uw 70e brief
van Zondag 13 Jan. 1907 in handen, en las
ik daar, tot m'n niet geringe verbazing, in
uw overigens zoomin van geestigheid als van
ernst ontbloote verdediging uwer aangevallen
bescheidenheid de volgende zonderlinge of
duidelijker: onjuiste en gevaarlijke bewe
ring:
„Als Christenen belijden wij een God,
want we zijn geen heidenen. Maar de
„kerk wilde er drie hebben, evenals het
„Buddhisme, en ze heeft het klaarge
speeld.
„De Brahma, Yishnu en Civa der
„Brahmanen heet in Christelijke termen
„Yader, Zoon en Heilige Geest. En de
„Christenen kijken U nu vreemd aan,
„als ge hen zegt, dat zij er heidensche
„dogmata op na houden. Toch hebben
„ze dit, maar den naam van Christenen
„willen zij niet prijs geven."
Waar U nu de courant een straat noemt,
waar ieder toegang heeft, daar wensch ik,
als toevallig voorbijganger, juist deze uw
woorden tot hot groote dat is onwetende
publiek opvangend, zoowel U zelf als uw
hoorders te waarschuwen voor dergelijke
onjuiste beweringen; U zelf, opdat het uw
bescheidenheid zoozeer moge sterken, dat
U zich voor 't vervolg wacht dergelijke
geleerd klinkende onwetenschappelijkheden
naar ik vrees, gevolgen van oppervlakkige
kennis, van hooren-der-klokluidery zonder
dat de klepel gezien werd, stoutely'k als
onomstooteljjke waarheden te verkondigen;
uw hoorders, opdat ze niet, door de toon
van zekerheid overtuigd, op valsche gronden
de door verdacht gemaakte leer der drie
eenheid gaan of blijven verwerpen, zonder
dat ze beseffen 't zij zij bjj verwerping
of aanname er van om welke ontzaglijke
gedachte het eigenlijk gaat; terecht heeft
Rénan gezegd„het is in 't algemeen veel
gemakkelijker den mensch te verhinderen
te gelooven, dan hem te doen gelooven"
Dit laatste waarschuwe U en uw lezers
beiden. En nu ter zake.
In uw hierboven aangehaalde woorden
staan de volgende onjuistheden
1. U verwart het Buddhisme met een
jongere ontwikkeling van het Brahmanisme.
2. U beweert dat Buddhisme (moet zyn
jongere ontw. v. h. Brahman.) en Christen
dom drie goden hebben.
3. U stelt Brahma de Vader; Vishnu
de ZoonQiva de Heilige Geest, en
wel zóó, dat het den schijn heeft, of de
Chr. kerk deze goden plotseling van het
Buddh. (moet zynenz.) heeft overgenomen.
4. U zegt, dat het oorspr. Chr.dom één
God had, dat de kerk er drie „wilde hebben",
en zoodoende het Chr.dom geen Chr.dom
meer heeten mag.
Den eenigszins deskundigen lezer treft
reeds dadelijk uw verwarring van Buddhisme
en Brahmanisme, wat bij hem een angstig
vermoeden wekt van dubbeltjes-brochuren-
kennis, die als 't gevaarlijkst voor niet- en
half-weter te vreezen is.
Allereerst zij dit misverstand uit den weg
geruimd.
De oudste Indische godsdienst is de oor
spronkelijke Veda-godsdienst. Dit is een z.g.
natuurdienst, waarin een veelgodendom van
weldadige of schadelijke natuurmachten (b.v.
Varuna=hemelgod, Indra=licht- en donder
god) wordt vereerd. Deze nog aartsvaderlijke
dichterlijke en kinderlijke natuurvergoding
verandert sedert 1300 vóór Christus in
een meer gesystematiseerden, wettelyken
godsdienst, waarin de hoofdverrichting van
den Veda-Godsdienst, het gebed (=Brahma)
tot God wordt verheven, daar toch volgens
de priesterlijke beschouwing dier dagen voor
de macht van het gebed zelfs de Goden
moesten zwichten. (Men kan dit verkeeren
van een vrijen profetischen, dichterlijken
godsdienst vergelijken met het verstarren
van het Israëlietisch profetisme tot Judaïs-
tische wetsbetrachting.) Dit Brahmanisme
nu is een priestergodsdienst en het Brahma
verwordt in de gedachte der priesters tot een
onpersoonlijk, afgetrokken zijn, waar de na
tuur uit voortvloeit (emaneert). Deze gods
dienst nu ontaardt meer en meer in aris-
tocratischen zin, het z.g. kasten-wezen treedt
al meer naar voren, waarin de priesters tot
den eersten stand behooren en uitsluitend
in bezit zijn van godsdienstige kennis. Er
ontstaan verschillende leerstellige scholen,
rechtzinnige en vrijzinnige, als altijd. Tot
deze laatste behoort de Sankya, welke weg
bereider is voor het Buddhisme. Deze gods
dienst, ontstaan omstreeks de 6e eeuw voor
Christus is in tegenstelling met het Brahman.,
democratisch, en bedoelde o.m. het volk te
bevrijden van den druk der priesterklasse en
hun leerstellingen. Beide godsdiensten wil
len den mensch bevrijden van het lijden,
wat in het Brahman. bereikt wordt door ver
lossing van de, naar men meent, schijnbare
persoonlijkheid; in het Buddhisme van de
voor werkelijk gehouden persoonlijkheid.
Het is niet de bedoeling den weg hier aan
te duiden, langs welken men volgens elk
dezer beide beschouwingen tot verlossing uit
het lijden komt; sleohts zy' ingezien, dat
Buddh. en Brahman. niet hetzelfde zijn, en
dat het niet getuigt van deskundigheid, het
een voor het ander zoo maar in de plaats
te stellen.
Door den toenemenden invloed van het
Buddh. en het wederopkomen van den ouden
natuurdienst (Veda-Godsd.) in de dalen van
het Himalaya-gebergte, wordt het Brahm.
teruggedrongen. Doch het hernieuwt en ver
sterkt zich, nieuwe bestanddeelen in zich
opnemend, eerst den God Vischnu, daarna
Qiva. Beide Goden bohoorden oorspronkelijk
in verschillende deelen van Indië thuis.
Vischnu was de God van den blauwen
hemel,,
en wasdom
Ïiva van storm en orkaan, die regen
om schenkt, beiden zijn verworden
uit Rudra, orkaangod in den Veda-Godsd.
Het is den Brahmanen echter niet om
hun voorstelling, hun verdichte persoonlyk-
lykheid, maar om de er achter liggende
de scheppende, Vishnu de onderhoudendeen
Qiva de vernielende natuurkracht. Waar
schijnlijk nog later ontstaat het verhaal van
de menschwording van Kri<;na, hotwolk men
wel met het Christend. in verband stelt,
(voor een en ander kunt U vergelijken
Scholten, Gesch. van Godsd. en Wy'sbeg; Von
Orelli, Allgem, Religionsgesch. een dergelijk
werk van Chantepie de la Suisaie etc.)
Zoo ziet U dus, dat van uw bewering,
dat het Buddhisme drie goden heeft, de
waarheid blijkt, dat een jonge ontwikkeling
van het Brahman. een god in drieledigen
vorm vereert
Zoomin er nu sprake is van drie goden
in het jonger Brahman., zoomin is daarvan
sprake in het Christendom. De leer van de
drieëenheid is reeds te vinden by de oudere
kerkleeraars en vindt haar uitdrukking op
't volledigst in het z.g.n. Athanadiaansch
Quicunque, dat in de 2e helft van de 5e
eeuw moet ontstaan zyn en sedert 1000
op naam van Athanasius werd gesteld. U
kunt het vinden b.v. achter in oude bijbels
of anders in „de symbolische geschriften
derNed.Ilerv. Kerk" door J. J. o. Toorenen-
bergen. Hierin nu leest U„3. Het algemeen
geloof is dit, dat wy den eeniaen God in de
drievuldigheid en de drievuldigheid in de
eenheid eeren." 11. Nogtans zyn het (de
Vader. Zoon en H.G.) niet drie eeuwige,
maar één eeuwige." (Van Toorenenb. pag. 118)
„16. En nogtans niet drie Goden, maar
één God."
Zoo dit geschrift niet te uwer beschikking
staat, kunt U b.v. nazien art. 8 van „de
Nederlandsche geloofsbelijdenisHier wordt
van den Vader, den Zoon en den H. G. ge
sproken, waarna het heet: „Ende hieren-
tusschen en maect sulck een onderscheyt
niet, dat de eenichheit Gods in dry Goden
gedeylt zy" en: „Dese personen also
onderschegden, en zijn niet verscheydelic ge
deylt" (Nederl. geloofsb. uitg. Dr. A. v. d.
Linde. 2e druk, 1865 Fol. 12).
Zoo ziet U dus, dat noch het Christendom
in 't algemeen, noch het gereform. Christend.
in 't bizonder drie Goden eeren, maar dat
God veeleer moet worden voorgesteld en
gedacht als de Eene, onderscheiden in drie,
't welk reeds door het woord - drieëen
heid voor den rechten verstaander te ver
staan is.
Nu heeft het by den schyn, alsof de
kerk die drie goden „wilde hebben" (deze
uitdrukking eischt wel eenige zielkundige
verklaringdeze zoo maar klakkeloos over
nam van „het Buddhisme" (waaronder we
dus het jonger Brahm. hebben te verstaan).
Zoo dit inderdaad in uw bedoeling lag, zulks
te beweren, dan zult U aireede inzien, dat
het moeilijk mogelijk is, dat de leer der
drieëenheid, die reeds (wat we weldra zullen
zien) in den bijbel in aanleg aanwezig is,
en die in de 3e eeuw na Chr. meer en meer
opkomt en zich ontwikkelt, door de kerk
zoo maar eens plotseling op een goeden dag
zou zjjn overgenomen van het jonge Brah
manisme, waar eerst in de 4e eeuw de leer
van het Parabrama tot klaarheid kwam.
Trouwens, dat er drie „willen hebben" be
wijst weinig inzicht in de organischen samen
hang der geschiedenisNu kunt U in zekeren
zin Brahma den Vader stellen; zelfs
Vishnu den Zoon, ja 1 Civa, dat is de ver
nielende natuurkracht den Heiligen
Geest. Maar dan ook in zekeren zin
Het laat zich vergelijken, niet... gelijkstellen.
Gebrek aan kennis èn van het Buddhisme
èn van het Brahmanisme èn van het
Christendom, doet U zoo maar kalmpjesweg
dergelijke enormiteiten by wijze van vanzelf-
sprekelykheden voortbrengen! Reeds het feit
dat onder Brahma, Vishnu en Qiva natuur
krachten worden verstaan, vernietigt uw
gansche bewering. „De inhoud van de
religieuse voorstellingen (van het Brahma
nisme) echter is, zoodra zij concreste vormen
aanneemt, een naturalistische emanatie, die
in de Trimüsti den cirkelloop van het voort
brengen en verwoesten der natuur voorstelt,
en het is dan ook dientengevolge duidelijk,
dat het geloof aan een blind noodlot (onder
de Brahmanen) wyd verbreid is." Aldus
D. Dr. A. Bomer in zy n Grundriss der Religions-
philosophie (Leipzig 1903, pag. 150).
Heeft U nu nog den moed, geachte heer,
het onverschillig is-gely'k-teeken tusschende
Christelijke drieëenheid en de Brahmaan-
sche te plaatsen
En waarom niet de Thebaansche drieëen
heid „Amoen, Moet en Chonso" vermeld, of
„Osiris, Isis, Horus"? Deze worden reeds
1500 jaar vóór Christus gesteld. Dan hadtU
nog eenigen schyn vóór gehad, ja, wellicht
méér dan schyn. Waarom niet gesproken van
de logos-leer van Philo. Inderdaad, mynheer,
in dit laatste geval zou U dichter by de
waarheid zyn geweest, al zou het een door
U wellicht onvermijdelijke, maar toch onver
geeflijke dwaasheid zyn om den logos (=de
Rede het Woord van Philo zonder meer
te stellen het Woord) van Joh. I l.Het
kan my spijten, dat ik voor een courant j
schryf, U s?eeft mÜ stof tot een langer en
dieper betoog!
Ten slotte zou volgens U het Christendom
geen Christendom meer mogen heeten, omdat
het inplaats van één God erdrie
zou aanbidden, waarmee U dus hebt te be-
doelen, dat de leer aangaande de eenheid en
eenigheid Gods zich heeft ontwikkeld tot een
leer aangaande de drieeenheid Gods,
leer is echter zooals ik reeds zeide
den by'bel reeds in a'ütnleg aanwezig.
Zie b.v. eens Mt. 3 16, 17, Mt. 28 19,
Joh. 1, Joh. 5 26, Joh. 10 30, Joh. 16 7-
15, Coll. 1 12-22. Ik noem U hier slechts
eenige plaatsen, die my juist te binnen i
schieten, er zyn er nog veel anderen, welke
U kunt vinden by ernstig, onbevooroordeeld
lezen. Deze echter zyn reeds voldoende om
te doen begrijpen, naar ik hoop, dat de kerk
niet zoo maar eens op een goeden dag drie
Goden voor Eén is gaan willen
Alles goed en wel, zult u wellicht zeg
gen, maar drie is drie en niet één.
Wellicht schijnt dit zoo, geachte Heer, de
zelfweerspreking slechts dan zich voordoet,
wanneer aan hetzelfde taalkunstig onder
worp hetzelfde in hetzelfde opzicht tegelijk
wordt toegekend en ontkend. Zoomin het
een onredelijke zelfweerspreking is, dat een
driehoek drie zijden heeft, zoomin is het
er een, dat de eene God zich in het wereld
proces op drieërlei wys openbaart, dat de
eene Godheid drie personas (d.i. aangezichten
of maskers) heeft, of met andere woorden,
dat zy als een tooneelspeler der oudheid in
hetzelfde stuk drie rollen speelt."
En in „Zuivere Rede" kunt U vinden,
dat reeds de oude denker Aristoteles het
slechts in zooverre met het bezwaar instemt,
dat hij zeide„Dat hetzelfde aan hetzelfde
in hetzelfde opzicht onmogelijk tegelijk eigen
en niet eigen kan zjjn, zietdaar het zekerste
aller beginselen." Waarom het hier echter
niet gaatEn al is het zeker, dat de kerk
leer soms onbewust tot een theoretisch drie-
godendom kwam, door foutief denken of
verkeerde veronderstellingen, practisch heeft
ze haar eengodendom nooit verloochend.
Wellicht meent U echter, dat dit alles
slechts van theoretisch belang is, en niets
heeft uit te staan met het godsdienstig
leven. Ten onrechteTot nog toe werd
een en ander zuiver theoretisch besproken,
echter heeft het ook zyn praktische zijde.
Deze christelijke waarheid kan door ieder
in werkelijkheid worden beleefd; ja, van hoe
een groot en overwegend belang zij is voor
het levend geloof der christelijke gemeente
is nog onlangs op uitstekende wijze, met
liefde en geestdrift niet minder dan met
diepzinnigheid uiteengezet door Dr. A. II.
de Hartog in zyn „de Heilsfeiten." (uitgeg.
by Veen, Amersfoort). Wanneer U dit werkje
heeft doorgearbeid, zal U licht op licht zyn
opgegaan. Ook uit iedere christelijke dog
matiek kunt U de waarde der drieëenheid
'eeren beseffen. Zoo lees ik o.m. by Marten-
sen
„In den Christel, godsdienst, die de men-
schen wegroept van de altaren van het
veelgodendom, verheft zich de ziel tot den
Eene, maar slechts in drievoudige richting
want in het geloof weten wy, dat het eeuwige
leven uit drie persoonlijke liefdesbronnen
ons toestroomt. Van
ons geschapen heeft, van God den Zoon
die ons verlost heeft, van God den Heiligen i
duiden. Met de meeste hoogachting heb ik
de eer te zyn
Uw Dw. Dnr.,
B. d. L.
Schagen, 22 Jan. 1907.
Den WelEd. Heer P. Raat Dz., Schagen,
Voorzitter Schager Winkeliersvereen.
WelEd. Heer 1
Mag ik naar aanleiding van Uw ingezon
den stuk in de Schager van j.1. Zondag even
eenige opheldering vragen
Waarom vindt U het zeer correct, dat er
omtrent de stalletjeskwestie verschillende
meeningen worden openbaar gemaakt, terwijl
U direct verandert van meening, omdat ik
mijn meening voor het blijven der stalletjes
weergeef? Is U soms de meening toege
daan van sommige onzer zoogenaamde
Schager autoriteiten, die overal verkondigen,
dat men door wrijving van gedachten het
juiste krijgt, maar het moet niet van Merz
komen, ziet u Eenige dier lui zyn zelfs
kleingeestig genoeg, om dat den man eens
goed te laten gevoelen en komen by hem
persé niet winkelen.
Kijk, beste mynheer Raat, mijn optreden
kan zeer goed achterwege blijven, volkomen
waar, maar U weet evenzoo goed als ik, dat
wy in Schagen menschen hebben, die ter
wille van zich te laten hooren, verschillende
onzinnige dingen in 't leven roepen en dan
dikwyls andere plaatsen als voorbeeld nemen,
zonder dat zy dan met onzen plaatselijken
toestand rekening houden. U zult wel wil
len toegeven, dat het wenschelyk is, dat
hiertegen geprotesteerd wordt, niet waar?
Welnu, doet U dat dan voortaan, dan zal ik
mij zelf het zwijgen opleggen.
Verder meent U, dat de eer van het in 't
leven roepen van bedoelden vragenbrief voor
my zeer twijfelachtig is. 'tKon zijn, dat ik
me vergiste en heb daarom een paar bezoe
kers van de vergadering geraadpleegd en
deze beide heeren herinnerden zich zeer goed,
en waren er ook vast van overtuigd, dat
mijn idéé zou ..worden doorgevoerd. Een
kac* n'et alleen gehoord, maar zelfs gezien,
God" dên"Fad*ei""die dat de heer Trapman, zich half omwendend,
- - - - op my wijzende, zeide dat hy zich met het
voorstel van den heer Merz zeer goed kon
Geest, die ons heiligt tot Godskinderen, en
slechts in die drieëenheid (voorwaar een
andere dan die van scheppende, onderhouden
de en verwoestende natuurkracht!
hebben wijde gansche liefde." (Dogmatik.pag.
84) „God schept de wereld door den Zoon,
openbaart zich slechts in zooverre als Vader
en Schepper als Hy tegelijk als Logos
de Rede het Woord zie Joh. I) het innerlijk
beginsel der schepping is, welke Logos in
de volheid der tijden de werkelijke middelaar
tusschen den Vader en de menigvuldigheid
des als geworden is. In Christus zyn de
eeuwige raadsbesluiten voor het rijk Gods
in de wereld geopenbaard.
Maar de verwerkelijking van de in Chris
tus geopenbaarde raadsbesluiten wordt slechts
voltrokken door den Heiligen Geest, die van
den Vader en den Zoon uitgaat en wiens
werk het is, den Zoon te verklaren, het
hemelrijk in de wereld te verwerkelijken."
(Pag. 92). In de geschiedenis heeft God zich
eerst als de Vader door wet en profetische
belofte geopenbaard, in de volheid der tijden
openbaarde hy zich als Zoon, toen het woord
vleesch werd en onder ens woonde, door het
Pinksterwonder maakt hy zich tot Geest der
gemeente.
Zoo heeft de in de geschiedenis zich ont
wikkelende leer der drieëenheid haar grond
in de on- (dit isboven) historische, wezen
lijke drieëenheid.
Desnoods toegegeven, zult U zeggen,
maar dat neemt niet weg, dat Uzelf alreeds
beweerd hebt, dat meer godsdiensten een
drieéénheid belijden, dat Uzelf het niet zoo
dwaas zoudt vinden, eenig geschiedkundig
verband te zoeken tusschen de Logosleer van
Philo en de christelijke leer!
U heeft gely'k, mynheer. Al drukt de
christelijke drieëenheid op z'n volledigst de
waarheid van den godsdienst uit, ze is niet
nieuw. Doch dit pleit niet tegen de zuiver
heid van het begrip. De algemeene denk
wetten hebben niet alleen by christenen
gewerkt, en het drie in een, het een in drie
is een zoo alledaagsche waarheid, dat het
werkelijk geen wonder mag heeten dat deze
gedachte reeds vroeger werd bedacht! Ze
is niet nieuw. Ja, welke christelijke ge
dachte is eigenlijk nieuw Zelfs de Heiland
gedachte waarde reeds vóór Christus' ge
boorte door het romeinsche rijk, als Heiland
werd Augustus begroet. (Zie Harnack. Reden
und. Aufsatze. I, 297—311.) Maar wat zou
dat alles „De zaak zelve, die nu christe
lijke godsdienst heet, bestond reeds by de
ouden en heeft van het begin des mensche-
ljjken geslachts niet ontbroken,totdat Christus
zelf is gekomen in het vleesch, waarop men
de ware religie, die al bestond, de christelijke
is gaan noemenDit is gezegd door den
kerkvaderAugustinus, vereerd door Rome
en Dordt.
Inderdaad, het nieuwe van den christelijken
godsdienst is slechts (d. w. z. niet meer, maar
u oou n'e^ mincler) de persoon van Christus,
Deze i rï'e ^an ooli door den wÜsg°er Schelling den
j inhoud van het christendom isgeno6md; en
I deze persoon wordt eerst in het rechte licht
gesteld en naar waar de begrepen als openbaring
i van den Zoon des Vaders, door den Heiligen
i Geest.
vereenigen. Maar de notulen zullen ons wel
uit den droom helpen.
Echter heb ik omtrent die twijfelachtige
eer nog iets. Permitteer my, dat ik eens
een oogenblik zeer verwaand ben, en ik U
tart my uit de geschiedenis van Schagen
iemand aan te wijzen die zóóveel in 't belang
onzer gemeente heeft gedaan als ik, en dan
nog wel zonder dat dit de gemeente of de
burgery veel geld heeft gekost, en wys mij
dan eens aan, waar ik speciaal naar eer heb
gezocht
Neen, myn beste heer Raat, geloof me
dat wat ik ook zal doen in 't algemeen be
lang mijner omgeving, de zoogenaamde eer
my steeds absoluut koud zal laten en van
een twijfelachtige eer kan dus by my nim
mer sprake zyn.
Mag ik nu even vragen, waarom de vra
genlijst (is U vóór geheele of gedeeltelijk
verplaatsing der stalletjes? wat een door de
vergadering genomen besluit ongedaan
maakte) wel kan circuleeren, terwijl mijn
voorstel, omdat het eveneens een eens ge
nomen besluit ongedaan maakte, niet kon
circuleeren en zelfs handig opzet wordt
genoemd
Ook moet ik U (tot myn leedwezen) op
een onwaarheid in uw schrijven attent
maken, n.1. waar U tusschen twee haakjes
schrijft, dat ik ter vergadering vóór ver
plaatsing stemde. Ik mag zeggen: een onwaar
heid (ik wil geen scherper woord gebrui
ken), want immers, op deNovembervergade-
ring is besloten de stalletjes te verplaatsen,
en dit besluit nu mag volgens U niet onge
daan gemaakt worden en kan hierover dus
op een volgende vergadering niet meer wor
den gestemd. De vraag dus, of men vóór
of tegen het verplaatsen der stalletjes was,
is dan ook daar niet in stemming gebracht.
Hoe kan ik nu ter vergadering vóór die
verplaatsing stemmen? als zulks niet in
omvraag is gebracht???
Nu nog één goede raad, als mynheer
Raat dien van my wil aannemen. Wanneer
U nu soms nog eens meer last krygt van
tromgeroffel, weet U, wat U dan doen moet
Draai dan niet als een dwaas om den trom
mel heen, maar sla het ding stuk. Met
andere woordenwanneer weder iemand
komt die de stalletjes wil behouden en
daarvoor gegronde motieven aangeeft, zooals
ik op do laatste vergadering en in myn in
gezonden stuk deed, tracht dan die motie
ven te weerleggen, in plaats van veel te zeg
gen zonder de zaak zelf te raken. My dunkt,
U handelde dan veel meer in 't belang der
zaak en van ons allen.
Gaarne met gevoelens van hoogachting,
Uw dw. dn.
JOH. MERZ.
Hiermee heb ik gezegd, wat er naar aan
leiding van uw uitlating in een nieuwsblad
kan gezegd worden. Het is geenszins myn
bedoeling, te trachten U te overbluffen of den
geleerde uittehangen. Waarheidsliefde en ver
ontwaardiging deden mij naar de pen grijpen.
Ja, ook verontwaardiging. Want het is
een schande, dat in een christelijk land
iemand, die gerekend behoort te worden tot
groote denkers dachten er anders over. De de meer ontwikkelden, die in een nieuws-
leer der drieëenheid is een gedachte, gegroeid
en uitgewerkt gedurende eeuwen, waaraan
de diepzinnigsten hun leven hebben gewijd.
Zelfs al ware zy onjuist, dan zou nog over
zoo'n ontzaglijke dwaling met meer ernst
en waardeering moeten gesproken worden.
Doch in stede van onjuist te zyn, blijkt
deze leer veeleer met de algemeen geldige
denkwetten overeen te stemmen. U zou
hierover zeer belangrijke wetenswaardighe
den kunnen lezen b.v. in Bolland's „Zuivere
Rede". Hier het heet o.m pag. 381: „De
ware religie, de religie der waarheid, is het
bewustzijn van de drieëenheid der boven
natuurlijke Godheid en natuurlijke mensche-
lykheid in den heiligen geest, de zekerheid
van de menschwording Gods alzoo." En
slaan we von Hartmanns „Religionsphiloso-
phie" op, dan vinden we in deel I pag. 598—99
dit bezwaar besproken en beantwoord tevens
„Tegenover zulk oppervlakkig gepraat is het
gedachte te doen. Zoo komen zij, maar j voor de Christelijke apologetiek (wetenschap'
volgens Scholten eerst in de 4e eeuw
na Christus, tot hun z.g.n. Trimurti, volgens
welke het éene opperwezen Parabrama wordt
vereerd in den drieledigen vorm van Brahmü,
lijke verweerkunde) gemakkelijk strijden"
staat daar zoo ongeveer men behoeft
slechts te wijzen op de bepalingen van de
denkleer, „volgens welke een onredelijke
blad anderen wenscht voor te lichten, van
zedelijke en godsdienstige waarheden te over
tuigen en tot christelijken levenswandel aan
te sporen, dergelijke geleerdklinkende onjuist
heden durft te doen drukken, die by de nog
minder ontwikkelden niet anders dan mis
verstand en dwaalbegrip kunnen verwekken
en zoo werd het noodzakelijk, U en uw
lezers te waarschuwen voor dergelyke als
vanzelfsprekelykheden geuite ondoordacht
heden. Want halve wetenschap, heeft een
groot man gezegd, leidt af van God, maar
ware wetenschap voert tot Hem. Ons volk
wordt tegenwoordig overvoerd met halve
wetenschap, leugenachtige waarheden en
waarschijnlijke leugens. Dat het zich hoede!
Want een volk zonder godsdienst moet ten
onder gaan;zyn adel is verbasterd en geen
materiëel voordeel noch verzadiging van
onverzadigbaar zingenot zullen het kunnen
redden van den ondergang, naar lichaam
en geest beiden.
Indien, geachte Heer, U met my de nood- i
zakelijkheid van nauwkeurige voorlichting
des volks inziet, dan ben ik overtuigd, dat I
U my dit schrijven geenszins euvel zult
>1. E. T.
Men bewere vry, dat Spakenburg een halve
eeuw achter is by hot overige deel der we
reld, op 'tpunt van den ty'd is het vóóruit.
Immers, nu is hier ingevoerd de Middel-
Europeesche tyd, ten gevolge waarvan de
jongens thans nog met donker naar school
gaan en de zon nog twintig minuten nadat
de torenklok heeft aangewezen, dat ze moest
ondergaan, nog brutaalweg schijnt, ,,'t Is
sjand", zeggen de visschers, die zich met
hand en tand houden aan hun almanak.
Een redacteur, die overstelpt wordt.
De bekende socialistische propagandist
Hermans dreigt met zyn ontslag te nemen
als redacteur van het „Weekblad Voor
waarts," indien men doorgaat hem te
veel kopie te zenden. Hy beëindigt zyn
dreigement aldus
„En nu moet ik knippen en scharrelen
tot gokwordens toe, met het pleizierige be
wustzijn weer een legio van standjes te
krijgen.
„Eens en vooral, ik heb daar hartelijk ge
noeg van en wanneer men niet aan myn
verzoek voldoet om korte stukjes te zenden,
zal ik genoodzaakt zyn myn functie als
redacteur neer te leggen."
Opcenten vermogens- en bedrijfsbelasting.
Naar wy vernemen is aan den voorzitter
van de Tweede Kamer medegedeeld, dat het
voorstel tot heffing van opcenten op de
Vermogens- en Bedrijfsbelasting voor het
dienstjaar 1907-1908 door den minister wordt
ingetrokken.
I>at hielp.
Een dame schreef weken lang op haar
waschlyst een „combination." De waschvrouw
rekende daarvoor 15 cent. Toevallig werd
eens op het briefje datzelfde kleedingstuk
„hemdbroek" genoemd. Toen rekende de
waschvrouw 10 cent. Daarna werd steeds
het Hollandsche woord gebruikt met hetzelf
de gevolg. (Neerl.)
Een ontploffing.
Men meldt uit Rotterdam
Even nadat Maandagmorgen 7 uur de
stoomboot naar den Ryn, van de Ned. Stoom-
bootreedery, liggende aan de Prins-Hendrik-
kade O.Z. alhier, vertrokken was, kwam de
schildersknecht J. P. Hoos aan boord van
den ijzeren lichter om aldaar werkzaamheden
te verrichten.
Hy ontstak een licht, waarop onmiddellijk
een groote vlam zich vertoonde en oen
vreeselyke ontploffing volgde. In den lichter
werd een groot gat geslagen. De man werd
er door de opening geslingerd en kwam in
de Koningshaven terecht. Dadelijk door twee
bootwerkers gered, bleken tot aller verbazing
zyn wondon niet zeer ernstig, zoodat hy zelfs
naar een dokter kon loopen." Aan hoofd en
handen had hy brandwonden bekomen.
Over een afstand van 200 meter langs de
Prins Hendrikkade, van de Van der Takstraat,
tot de De Ruyterstraat, sprongen in een
groot aantal huizen de ruiten. By sommigen
sloegen zelfs do sponningen er uit en werd
in de winkels of in de woningen groote
verwoesting aangericht. Ook in de zijstraten
en aan de Nassaukade sprongen ruiten. Men
dacht in het eerste oogenblik, dat de huizen
instortten, zoo zwaar was de slag dat deze
te Kralingen gehoord werd.
Vooral ook het kantoor van de reederij
zelf is zwaar gehavend.
Daar de ligplaats der stoombootreedery
zich bevindt tusschen de twee bruggen over
de Koningshaven werd dadelijk een nauw
keurig onderzoek op de spoorbrug ingesteld,
doch geen schade geconstateerd.
In den lichter, die onmiddellijk zonk, be
vonden zich vele stukgoederen, doch volgens
de verklaring van de directie was daar geen
benzine aan boord, zoodat de oorzaak gezocht
wordt in gasontsnapping. De lichter is nl.
met een elastieken buis aan de gasleiding
van den wal verbonden.
De straat lag bezaaid met glasscherven,
welke echter spoedig door de gemeentereini
ging werden opgeruimd.
Strafzaak Le Fèvre «Ie Montigny en
De Geer.
Men meldt uit Amsterdam
Zaterdag, den laatsten dag waarop het
mogelijk was, heeft jhr. De Geer appèl aan-
geteekend tegen het vonnis der rechtbank
alhier, waarbij hy tot vier jaar gevangenis
straf is veroordeeld met aftrek van 6 maan
den preventieve hechtenis.
De officier van justitie is daarop in hoo-
ger beroep gegaan van het vonnis tegen de
beide veroordeelden, dus ook wat Le Fèvre
de Montigny betreft, die tot 4 jaar en 6 maan
den gevangenis was veroordeeld, eveneens
met aftrek van 6 maanden preventieve
hechtenis.
De geheèle strafzaak zal dus opnieuw
voor het gerechtshof alhier behandeld worden.
Eeu goed ding.
Men schryft uit Friesland
Het hoofdbestuur van de Provinciale Ver-
eeniging Het Groene Kruis in Friesland heeft
volgens besluit der 5e algemeene vergadering
dier Vereeniging een ziekenrytuig doen ver
vaardigen, dat te algemeenen nutte beschik
baar gesteld wordt en gestationneerd is te
Leeuwarden.
Waar tot nu toe in deze provincie het
vervoer van patiënten, die wenschen hun
laatste levensdagen in den kring hunner
verwanten door te brengen, of die genezing
of verzachting van lijden zoeken in een ver-
plegings-inrichting in een der grootere steden,
bijna uitsluitend per gewoon ry'tuig moest
geschieden, (waar althans vervoer te water
onmogelijk of ongewenscht is), daar is de
aanschaffing van dit zieken ry'tuig zonder
twyfel een belangrijke stap in de goede rich
ting. Het rytuig, dat vervaardigd is door
de firma Oostwoud en Zomer, rijtuigfabri
kanten te Franeker, is in December j. 1. af
geleverd en heeft reeds eenige malen met
goed succès dienst gedaan, o.a. van Dronryp
en van Grouw naar de hoofdstad der provincie.
Het voldoet aan al de gestelde eischen en is
lang en ruim genoeg dat de patiënt er in de
gemakkelijkste houding languit in kan wor
den nedergelegd en biedt verder alle gemak
ken aan, waardoor de beste buitenlandsche
fabrikaten van dien aard worden geken
merkt, torwy'1 het verder zooveel mogelijk
het rytuigtype nabijkomt, in onze provincie
meer algemeen in gebruik. De wagen rydt
op wielen met buitengewoon zwaar gummi
band, speciaal voor ziekenry tuigen vervaar
digd en van het daartoe meestaanbevelens-
waardige merkContinental-Kelly. De patiënt
wordt in en uit het ry'tuig gedragen en ligt
daarbinnen op een draagbaar met gummi-
omrande wieltjes en sterke veeren, aan het
hoofdeinde dubbele veeren en met een ver
stelbaar hoofdkussen. Het ry'tuig is boven
dien zoo ingericht dat de meest afdoende
wyze van ontsmetting daarop kan worden
I toegepast. Het is van buiten mooi beschil-
j derd, van binnen in natuurkleur geolied
en gelakt; alle vensters zyn zoo ingericht,
I dat ze gemakkelijk geopend kunnen worden,
I terwijl er van binnen twee verstelbare zit-
j tingen voor de geleiders zyn aangebracht
met een bergplaats voor verbandstoffen, ge-
neesmiddelen enz. en een voor koetsiersbe-
noodigdheden. Het ry'tuig is onder het
i bereik van alle inwoners onzer provincie
gesteld tegen de vergoeding van de werke-
lijke kosten, voor het huren van paarden,
het loon en de reis- en verblijfkosten van
I het bedienend personeel, benevens f 1 voor
aanvragen der aangesloten vereenigingen en
f3 voor aanvragen van geneesheeren en
particulieren. N. Crt.
Twee kinderen verbrand.
Aan de 's Hert. Ct, wordt uit Den Dungen
geseind
Zondagnacht is een boerderij afgebrand op
het Boschpad, bewoond door den heer Groe-
nendaal, eigenaar de heer Meulenbroek.
Twee kinderen zijn verbrand en twee kal
veren kwamen in de vlammen om.
Het huis is verzekerd, de inboedel niet.
Van een ander correspondent vernam het
blad nog de volgende bijzonderheden
De brand brak Zondagavond omstreeks
kwart voor elven uit. Groenendaal was er
in geslaagd zy'ne beide kinderen te redden
en was weer het brandende huis binnen
gegaan om ook zjjn vee nog te trachten te red
den. De kinderen zijn hun vader, zonder
dat deze het wist, toen nageloopen en
hebben den dood in de vlammen gevonden
Algemeen vermoedt men in het dorp dat
de brand het werk van een brandstichter
is geweest, waarvan de 19-of 20-jarige knecht
van den heer Groenendaal wordt verdacht.
Deze was den vorigen dag weggejaagd en
men denkt, dat hy uit wraak het huis in
brand heeft gestoken.
De schuurdeur was open; men zegt, dat
die niet geopend is kunnen worden dan
door iemand, die er goed mee op de hoogte
was. Toen de brand was uitgebroken werd
er, zoo vertelt men, aan de deur van de
boerdery gerammeld en geroepen: „Er uit!"
Toen men buiten kwam was er niemand
te zien. Eenige Dungenaren gelooven, dat
de brandstichter door deze waarschuwing