Afflsterflamsclie Brieven. Kantongerecht Schagen. Burgerlijke Stand. Plaatselijk Nieuws. b6grepen; het and--> Men schrijft aan het Vad. In de wachtkamers van het Gerechts gebouw te Rotterdam waren Zaterdagmid dag niet minder dan 62 zeelieden, behoo- rende tot de bemanningen van 15 stoom schepen, aanwezig, tot het doen van scheeps- verklaring. Daaronder waren kapitein D. Jones van het stoomschip „Lhanisben" laatst komende van Kustendje; en kapitein W. Rutten van het stoomschip „Dunster," laatst komende van Odessa, die mij mede deelden hunne vrouwen bij de ramp van het stoomschip Berlin te hebben verloren. Beiden hadden dien reis gemaakt om hunne echtgenooten bij binnenkomst alhier te begrooten. Dat beide kapiteins zeer onder den indruk waren, laat zich begrijpen. Zoo ik de zeelieden hoorde spreken, haddeji allen zware stormen doorstaan, en de eene meer, de andere minder schade beloopen. Het ergste was dit het geval met het Engelsche stoomschip „Joruba", kapitein D. S. Davies, dat van 2 Februari tot binnen komst alhier voortdurend zwaar weer had gehad. Zoo beliep het schip veel schade aan dek, werd door een breker de deur Tan de kajuit stuk geslagen, waarbij de kajuit en de hutten overstroomd werden. Op het achterdek braken bouten uit het dek, werden de stuurboords kleine boot en stuurboords reddingsboot stuk geslagen; verder brak zoowel de stuurboords- als de bakboordsstuurreep en werden daarbij ver schillende manschappen gekwetst, terwijl later nog een boot werd stuk geslagen. De crisis. De vrij algemeene verwachting, die ook de onze was, dat de crisis haar einde nadert, schijnt, naai ons heden ter hoore kwam, niet juist te zijn. Van het gerucht, dat de Tweede Kamer tegen Woensdag zou worden bijeen geroepen (blijkbaar om dan de oplossing te vernemen,) konden wij geen bevestiging krijgen, integendeel vernamen wij heden van een lid der Kamer, dat door hem nog geen oproeping was ontvangen. Het is mogelijk, dat de crisis een oplossing in den zin van een aanblijven van het al of niet gereconstrueerde Kabinet-De Meester vrij nabij geweest is, maar althans op dit oogen- blik schijnen aan een dergelijke oplossing nog moeilijkheden in den weg te staan, die haar geheel onzeker maken en welker wegruiming, indien mogelijk, nog veel tijd kan kosten. Eigenaardig is de onzekerheid, die omtrent den stand der crisis allerwege heerscht. Zelfs Kamerleden, die tot de naaste politieke vrienden van het demissionnaire Kabinet behooren, verkeeren, naar wij herhaaldelijk waarnamen, te dien aanzien in algeheele onwetendheid. N. Ct. „Land en Volk" kan mededeelen, dat van het aanblijven van het ministerie zonder den minister Staal geen sprake is. Voor de geredden en de redders. De burgemeester van 's-Gravenzande heeft tallooze brieven, aangeteekende stukken en postwissels ontvangen voor de redders en de geredden. Zoo stuurde iemand, die zich „Stella" noemt, honderd gulden uit Utrecht, 1 een dame uit Den Haag 400 gulden. Op de Beurs te Rotterdam werd op eene lijst geteekend f 1012.50, ten voordeele van de redders. Naar de N. R. Ct. verneemt, is ook een koninklijke belooning voor de redders in voorbereiding. De Koning en de Koningin van Engeland hebben beiden 600 gulden geschonken voor het fonds tot ondersteuning der weduwen en weezen van de bemanning der „Berlin." j Van alle oorden, ook uit 't buitenland, komen giften binnen. Bü de administratie van 't Handelsblad is tot heden ingekomen f3776.48 voor de redders, f 1108.62 voor de nagelaten betrekkingen, en f387.38 voor de geredden, die hulp noodig hebben. De Great Eastern Railway Company heeft besloten om in den nood der families van de omgekomen schepelingen te voorzien, door op hen reeds van toepassing te ver klaren de bepalingen van de New Work- man's Compensation Act, die eerst in Juli wettelijk op zeevarenden van toepassing zouden worden. Het ondersteuningsfonds had tot Maandag de som van f16800 ont vangen. In een artikel, getiteldDie geven wil, geveschrijft het Leidsch Dagblad „Liever hadden wij gezien dat een fonds was opgericht „tot belooning van redders van schipbreukelingen",want aller oogen zijn nu alleen gericht op den Hoek van Holland, maar men denke ook eens aan Den Helder en zoovele andere plaatsen, waar moeilijke tochten worden volbracht bij strandingen." LXXVIL Terwijl hem 't heil vooraf verblijdt, Daar schiet een stormvlaag uit Ze jaagt het schiphel strandt en splijt; De zee verzwelgt haar buit. Nog groet hij uit het zinkend want De dierbre heuvelkruin Zijn lijk dreef 's andren daags aan land Hij rust in 't Hollandsch duin." (Bogaees.) Waarover zal ik in dezen brief anders spreken, dan over het groote leed, dat geheel Nederland en 'n groot deel van Europa ge troffen heeft? De weinige geredden, hoezeer wij ons ook in hun redding verheugen, we gen niet op tegen de velen, die verloren gingen. Een groote smartkreet, een innig droevige snik is uit Holland opgebarstne, en woorden ontbreken, om vertroosting te schenken. Wie durft de vaders en moeders, de echtgenooten en geliefden, de broers en zusters van allen, die omkwamen, onder de oogen komen in de meening van te kunnen vertroosten? Daar is geen troost, daar is geen balsem voor zoo diep geslagen wonden. Zij zijn hun kind, hun geliefde kwijt, en het bezit van andere ademende levensschat ten, niet minder dierbaar, vermag dit verlies niet te vergoeden. Heb ik in een mijner vorige brieven vrome woorden in herinnering gebracht van Israölsheiligen: „Daar is geen kwaad in de stad, dat de Heer niet doet." „De Heer geeft licht en duisternis, goed en kwaad de Heer doet alle dingen" ik kan nu alleen vertroosting en berusting vinden in het woord van mijn litterairen heilige, als hij zegt: There is no darkness, but ignorance „Daar is geen donkerheid, maar enkel onwetendheid." (Sh.) Ons leven is 'n onoplosbaar raadselgeen ernstig priester, die zich waagt aan 'n ver klaring ervan. „Want ach, wat nevel van Dwaling vliedt De zon der Kennis, Die schijnt hier niet. Mysterie 't leven Mysterie 't lot! De schepping predikt Geen liefdrijk God. Natuur wat deert haar Uw vreugde, uw leed Ze is zielloos lieflijk En reed loos wreed. (Peinzensmoede.) (De Genestet.) Er komt mij uit een der jaargangen van „De Gids" 'n gedicht van Van Eeden in de gedachten, en ik herinner mij daarin gelezen te hebben „Zelfs Hiob heeft niet al Uw grim ervaren, Toornmachtig God, die voor geen gruwel [schroomt, Die mensch en dier en bloemen en geboomt Met éénen wenk van 't aardgelaat kan vagen Als boomeblaren." Ik schrijf dit op uit mijn geheugen, omdat ik den bedoelden jaargang niet bezit. De dichter zegt verder, dat God na zulk een verwoesting, alsof er niets gebeurd ware, „Zjjn zonnen wentelt En de jammeren niet telt." Wie zal hier den dichter tegenspreken? Allen, die verliezen leden zoo zwaar als nu geleden zijn, hebben in zich voelen opkomen den twijfel aan de juistheid van Gods reke ning. We staan verslagen en verlegen met onze overtuiging en ons geloof aan 'n God van liefde, die den jammer der menschen niet telt, en over wrakken en lijken zijn bljj-lachende zon doet opgaan, en den in het stof kruipenden bedroefden geen verklaring geeft van datgene, wat zij niet anders dan als „fout" kunnen beoordeelen. Oordeelt niet! Oordeelt niet over dezen twijfel 1 Wie de smart niet kent, kent het leven niet. Wie niet in tranen zijn kommer volle nachten heeft doorgebracht, hem is het oordeel over smart en twijfel ontzegd. Leed, rouw, jammer, droefenis alleen geven 'n mensch 'n hooger recht en 'n meer gewijd oordeel over alles, wat door menschen kan worden doorleefd. Hun zoeken en tasten, hun mistasten zelfs staat hooger dan de ongeschokte beweringen van hen, die niet anders dan bloemen en glimlachen en zonne schijn tot hun levensdoel ontvingen. Hij, bij wien de armoede niet binnensloop, kan over armoede niet oordeelen; de vijand van het menschelijk geslacht, die zich niet verbidden laat als hij eenmaal heeft aangeklopt, is onbekend aan hen, van wie hij geen offers eischte. Kunnen wij ons Peinzensmoede-lied eindigen, zooals De Génestet het eindigde Men moet 'n Amos of 'n Jezaia zijn, om dat te kunnen. „Wij weten weinig Te weinig, Heer! Maar toch, al gloeit soms Mijn hoofd van smart In U, mijn Schepper, Vertrouwt mjjn hart, Niet omdat alles Uw liefde ontdekt, Maar ondanks alles Wat twijfel wekt. Trots ieder raadsel, Het kwaad zoo groot, De smart zoo schrikk'lyk, Trots rouw en dood Ja tóch, ik meene Dat ik Uw hand Wel speurde in 't leven Uw Vaderhand En dat mjjn ziele Ter stille nacht Uw stem wel hoorde, Zoo teer, zoo zacht. Ik smacht, vermoeide Van 's levens loop Mijn hoop is weemoed, Mijn weemoed hoop. En 'kgeef mij over Met blind geloof, Aan U, o Vader, Wien niets me ontroof". Kunnen wij dat? Kunnen wij zoo spreken? Speuren wij na vuur en stormwind den Heer Zien wij ook als Elia aan de slippen van het kleed, dat het de Heer was, die ons voorbijging O God, had ik woorden van troost, om te spreken tot al de bedroefden, die ik ont moette De Naomi's, die tot Mara's zijn ge worden, omdat hun liefste lief van hen is weggenomen; wie zal ze troosten? Bang ben ik het huis binnengegaan van onzen vriend Andries de Groot, maar niet om die diep rampzalige moeder, dien verslagen va der, die innig bedroefde zusters woorden van vertroosting toe te spreken. Wie zou 't kun nen? Wij konden elkander alleen tranen geven. O, die moeder, die lieve moeder, die mjjn handen greep en vasthield, die iets van haar jongen in mij terug wilde vinden, omdat ik hem 't laatst gezien had, omdat ik 's Woensdagsochtends nog met hem in Londen had ontbeten. Wie kan de ontroe ring, die zich toen van mij meester maakte, in woorden weergeven? Ik kan het niet. Als 'n diepe snik liggen de laatste dagen achter mij, als 'n grootek lacht van droefenis en doorgestane angsten. Het zenuwachtig schrijven en telegrafeeren, het ontvangen en afleggen van bezoek, brengen het hoofd in de war. Mauritz de Groot, de schilder, broeder van Andries, is met vriend Van Hasselt in Londen achtergebleven. Toen zij ons, mij en Wolff, aan boord brachten, werd er nog over gedélibereerd voor 'npaar dagen mee te gaan. Andries was op 't ate lier gebleven, omdat hij nog iets in te pak ken had. Mij zou 's avonds met de Harwich- lijn naar Holland gaan. En zóó is geschied. O, dat 't zoo heeft moeten eindigen 1 Wij wisten, toen we naar Londen gingen, dat we 'n feest tegemoet gingen. De opening der tentoonstelling, der eerste tentoonstelling van de schilderstukken van Mauritz de Groot zou in Londen plaats hebben. Ik zond de Firma Trapman 'n catalogus. Als 'n feest, 'n blij feest, als 'n bruiloft van stil geluk was deze tentoonstelling. Vele aanzienlijke Hollanders, die in Londen verblijf houden, lieten zich aan ons de vrienden van den kunstenaar voorstellen. Die groote zalen van rood fluweel en goud, van kleur en zonneschijn borgen in die uren ook harten, waarin blijdschap woonde en trots, om het succes van Mauritz. Zjjn broer Andries wilde de eerste zijn, die het succes met goud bekroonde en kocht voor f150.— no. 58 van den catalogus, voorstellende het portret van 'n oude vrouw, op den catalogus aangegeven als Normandy Fishwife". Andere koopers volgden. Dit was op den receptiedag. Het succes, dat verdiend was, was ook ver zekerd. Kunt ge 't begrijpen, dat we dien avond aan 'n ruk diné aanzaten? Dat er wyn ge dronken werd? Dat er toosten worden ingesteld, en woorden van vereeriug gespro ken Kunt ge begrijpen, hoe gelukkig wy ons allen gevoelden op dezen grooten dag Als 'n Pinksterfeest ging deze avond om, vele en verschillende talen werden gesproken. Maar ze werden ook alle verstaan omdat haar grammatica geen andere regels had I dan blijdschap en wederzijdsche genegenheid. En do dagon, die volgden Hoe zal ik ze beschrijven? Een eerbiediging van elkanders begeeren en gevoelens, een wijding van het hoogste, dat in 'n mensch wonen kan. De I preek van Ds. Westerdijk „grijpt dan de i kleuren en versiert er uw leven mee scheen uitgesproken voor onzen Mauritz. Hij was onze held, en zijn broeder was de eerste die in zijn glorie deelde. Op de wandeling naar het Albert- Memorial was die preek het onderwerp van ons gesprek. En 's avonds gingen wij naar die Joodsche bruiloft, dat voor my' zóo onverwachte feest. Maar er over schrijven kan ik nu niet. O, wat zjjn die psalmen van blijdschap veran derd in kreten van smart! Wie durft den dag nog prijzen vóór 't uur van den .nacht geslagen heeft? Wie durft den nacht zegenen eer de dag licht? Woensdagmorgen vroeg gingen wij met ons vieren per ondergrondschen spoorweg van Kensington naar Park Lane, in de nabij heid van welk laatste station de „Maas- stroom" lag tusschen London en Towerbridgt. j De twee vrienden, Mauritz en Hasselt, toef- den nog 'n uur aan boord, en om twaalf uur voeren wij, Wolff en ik, af. Kapitein Faber voerde het conïmando. j Er schijnt 'n flinke bries te waaien, kapitein. Ja meneer, 't zal spoken vannacht. Hoe is de wind? Noordwest ten Noorden. Er zal toch geen gevaar wezen Op zee is er altijd gevaar, meneer.WVe hebben voor den wind; 't leelykste is het binnenloopen. Maar u waagt 't toch Natuurlijk meneer! Zoo stoomden wij de Theems af en kwa men laat in den avond in zee, die bar en hol stond. Even voorbij het laatste wacht schip, dat met zijn stralend roode oog, als van bloed bedropen, in het donker tuurt, hoorde ik het anker vallen. Ik waagde mij buiten het salon, en terwijl mijn bril als met 'n hand van 't gezicht werd geslagen en de deur als met 'n donderslag tegen 't beschot aansloeg, schreeuwde 'n stem in mijn on middellijke nabijheidNaar binnen, meneer, naar binnen Handen grepen mij beet en duwden mij terug. Met 'n donderslag viel de deur weer achter my dicht. Twee Amerikaansche hee- ren en mijn vriend Wolff en ik waren alleen in 't salon. Een erbarmelijke zeeziekte maakte 1 onzen toestand nog hachelijker. Het stampen 1 en draven boven ons van mannen, die voor i schip en lading, voor zichzelven en voor ons niet rusten mochten, werkte enerveerend We; hoorden het gehinnik en gestamp van paar-1 den, die in deze worsteling tegen elkaar wer den gesmeten en in hun doodsstrijd elkander doodelijke wonden toebrachten. We hoorden de kisten en vaten in't ruim dooreen smijten,' alsof reuzenhanden daar aan 'n vernielings- werk begonnen waren. Het gegil en gefluit van den storm door het toiiwwerk en langs de hutten overstemde dit alles. Geen kapitein of steward of een van de bemanning liet zich zien. Zoo werd twaalf uur in den nacht het anker gelicht en het scheen, alsof er eenige verademing kwam. Maar 't was zoo niet. Zooals 'n stout kind met zijn speelgoed gooit, zoo werd ons schip op de golven heen en weer gesmeten. Niet meer kunnende staan, had ik beproefd in mijn kooi te gaan liggen. Mijn arme vrind was, evenals ik, doodziek, zonder dat wij eigenlijk nog goed wisten hoe gevaarlijk onze toestand was. Tot vijfmaal toe werd ik uit mijn kooi ge smeten op den grond en er kwam" 'n ver langen in mij om te sterven. Dit duurde den ganschen nacht. Toen de morgen aanbrak kwam de steward ons geruststellen en zoo veel hij kon hulp ver- leenen. Helaas, hier was geen helpen moge lijk. Het zien van Holland's duin, anders 'n zoo groote oorzaak van blijdschap, was nu 'n oorzaak van nog grootere benauwdheid. Ik kreeg gelegenheid even over de zee te zien. Dat was de zee niet meer; dat was de hel. Golven als bergen belegerden ons arme schip, en als wij opgeheven werden, zag ik, dat zij grooter waren dan menige stad en over de eeuwigheid der zee voort holden als grimmige verwoestende dieren uit de voorwereldlijke historie. Zoo'n zee en zoo'n storm en zulke golven heb ik nooit te voren gezien. By mijn tocht over den Atlantischen Oceaan in December '89, toen 'n mast als 'n riet gebroken werd, toen twee sloepen tot gruizels sloegen, toen de lading verschoof en 't schip 'n halve Meter over zijde kwam te liggen, was de zee zoo woest niet. Maar eindelijk, eindelijk, op dien nood- lottigen Donderdag van verleden week, waagde onze dappere kapitein Faber zich onder de kust. Telkens was hij weer ge dwongen zee te kiezen, om niet op 't strand of tegen de pieren van IJmuiden te worden verpletterd. Daar was geen stoomen of sturen tegen bestand. De zaq, <mze vijandin, die alleen 'top onzeir oMërgahg scheen ge munt, was ook de eenige, die ons helpen kon binnen te vallen. Zoo'n torenhooge golf kwam aanrollen uit het N.W. toen wij weer voor de opening kwamenen door de wonderbaarlijke kalmte van onzen kapitein, door 'n beweging van het roer, 'n beweging die maar 'n seconde duren mocht, vielen wij de haven binnen. Een kreet van blijdschap 'daverde over het dek, gejuich en welkomstroe pen bereikten ons van den wal, zakdoeken werden ge wuifd, vlaggen geheschen, en velen onzer barstten in snikken los. Wij waren behouden! D vrienden, noem mij gerust kinderachtig, als ik U mededeel, dat ik, by het neerschrij ven van deze regelen, mijn tranen nietweer- houdeu kan. Als door het oog van 'n naald, zijn wy ontkomen aan den dood. Mijn hoofd en myn hart komen niet rot rust, en alleen in schreien vind ik eenige verlichting. En toen wy behouden waren, kwam die verpletterende tijding van de „Berlin", waarop zich onze vriend bevond. Kunt ge eenigszins begrijpen, hoe 't nu in my stormt By den dank voor eigen red ding, worstelt de vraag in my, waarom die anderen, waarom Andries ook niet gered mocht worden. O God, waar is de oplossing van ditvree- selyke raadsel? Hoe bly was hy zy'n moeder morgen weer te zien; en nooit is die morgen voor hem aangebroken. „Zijn lyk dreef 's andren daags aan land Hu rU8t in 't Hollandsch dnin" H. D. H. P.S. My was bericht, dat 't lyk van Andries was aangespoeld en herkend, en daarom citeerde ik de twee laatste ïegelen. Een bezoek aan zijn ouders overtuigde my, dat 't bericht onjuist was. Wy vermoeden, dat onze vriend door zeeziekte in zijn hut is gebleven en met het wrak gezonken is. Zijn broer, de schilder, ligt te Londen ziek van ontsteltenis. Zooeven brengt my de post een briefkaart „beschadigd door ramp", „Harwich boot". Het stempel is van Woensdag en de briefkaart eindigt met „de groeten van Mauritz, Hasselt en Andries." Dit was zijn laatste groet. H. d. H. Aan den lloek van Holland. By 't lezen van het droef bericht Van zooveel dierbre zielen, Aan duizend angstige oogen toen De tranen veel ontvielen. Achkreet het kort wat ramp, wat ramp! Vroeg redding, hulpe, beiden. Zou 't gaan De zeo omgrynst haar prooi, Kent leed noch medelijden. Daar gaat de boot keert vruchtloos weer Wéér gaan de rappe handen. Wie vuurt ze aan, de heldenschaar?: De Prins der Nederlanden. Godlof! de redding is gelukt, Dank bovenmensehlyk pogen. Een vreugde-traan voor Redders, Prins, Vult dankend onze oogen. Schagen, Febr. 1907. M. VISSER. Uitspraken Dinsdag 26 Februari 1907. F. R., N. Niedorp, overtr. verord. Besmette lijke Ziekten, f 2, of 2 d. J. V., Petten, Jachtdelict, f 10, of 6 d. B. v. L., Amster dam, Visschen zonder verg. f 1, of 1 d. N. L., Amsterdam, idem, f 1, of 1 d. J. D., Zype, overtr. Arbeidsw., f3, of 2 d. F. B., Wie- ringerwaard, overtr. Drankwet, ordeverst., f 5, of 3 d. A. R., Wieringerwaard, idem, f 5, of 3 d. D. S., Zype, overtr. Rywiel-regl. f 3, of 2 d. D. B., Zype, idem, f 2, of 1 d. J. H. B. B., Winkel, idem, f 2, of 1 d. J. D., Stolpe, idem, f 1, of 1 d. P. P., Wieringer- waard, idem, f 4, of 2 d. A. L., Anna Paulowna, overtr. Drankwet, ordeversto ring, f 3, of 3 d. C. M., Callantsoog, idem, f 3, of 3 d. G. M., Callantsoog, idem, f 5, óf 3 d. D. de L., Zype, honden zonder muil korf enz., f 1, en f 0.50, of 2 maal 1. d. F. R., Schoorl, jagen zonder vergunning met kunstlicht, f 12, of 6 d. S. S., Schoorl, idem, f 12, of 6 d. J. S., Oudkarspel, overtr. Rywielwet, f 1, of 1 d. C. D., Schagen, idem, f2, of 1 d. P. K., Wieringerwaard, idem, f 2, of 1 d. S. B., Winkel, idem, f 1, of 1 d. R. K., Anna Paulowna, voertuig zonder licht, f 1, of 1 d. J. S., Gieten, overtr. Drankwet, f 1, of 1 d. Gemeente Zijpe. Ingeschreven van 20—22 Febr. 1907. Geboren, Ondertrouwd, GetrouwdGeene. Overleden: Maartje Doeven, 79 jr., weduwe van Cornelis Dekker. Maandag maakte de heer G. Muy's, leeraar aan de Rykslandbouwwinterschool alhier, met de leerlingen der 2e klasse eene excursie naar Den Helder. Hier werden de ryksstallen bezichtigd, waarbij een practische les in de ouderdoms kenmerken van het paard werd gegeven. Den 26sten werd de cursus in vrou welijke handwerken voor dienstmeisjes, onder leiding van Mej. L. Atema, met eene gezellige by eenkomst beëindigd. By deze ge legenheid werden proeven van de gemaakte vorderingen, bestaande in mazen, breien, stoppen, verstellen en eenige fraaie handwer ken, voor de dames-commissie ter bezichtiging gesteld. Goedgekeurd is de statutenwijziging van de N. V. „Schager Kaashandel", waarby de duur der Vennootschap wordt verlengd tot 27 Nov. 1936. Maandag hield Lycurgus in het lokaal Cérès hare jaarvergadering. Uit de Verslagen van secretaris en Pen ningmeester bleek, dat de vereeniging in gunstigen toestand verkeerd. De vereeniging telt op het oogenblik 33 werkende leden, 10 adspirantleden en 12 ondersteunende leden. De uitgaven hadden de ontvangsten over troffen welk tekort evenwel uit het saldo van het vorige jaar kon bestreden worden. Als bestuursleden werden gekozen de hh. M .A. Kroone, Voorzitter; N. Schenk, Secretaris; Jb. Roggeveen, Penningmeester en G. Ko ning en C. M. Zwart, Commissarissen. De Directeur de heer Jb. Roggeveen, werd bij acclamatie herkozen. Als voorwerkers werden gekozen de h.h. A. Melker, N. Schenk, M. A. Kroone, C. M. Zwart, M. Tuinman en G. Koning. Besloten werd deel te nemen aan het 25- jarig feest van O. K. K. te Helder op 6 April a.s. Wy waren by den heer Hony'k alhier in de gelegenheid, de openluclitteiit voor onze afdeeling van „Het Witte Kruis" te be zichtigen. Hoewel eenvoudig ingericht vol doet zy wat luchtverversching, licht en draai- beweging betreft, geheel aan de tegenwoor dige eischen. Wy vernamen nog, dat zy weldra by een patiënt in gebruik zal worden genomen. Maandag speelden eenige jongens in den stal van den heer L- alhier. By het snel uit den stal loopen geraakte een der kleinen, P. L., tegen en onder een juist voor bijgaande houtkar, met het ongelukkig gevolg dat hij eene duchtige snede aan het voor hoofd en een paar schrammen aan het been bekwam. Ernstiger gevolgen zal het onge luk echter gelukkig niet hebben. Schilderijen. Door de bekende heeren was Zondag in het lokaal De Posthoorn een portefeuille tentoongesteld, nu van Arti et Amicitiae. Het was wederom een genot deze schoone collectie aquarellen, penteekeningen. enz., te zien. Wat jammer toch, dat maar zoo weinigen van deze gelegenheden om iets moois op dit gebied te zien, profiteeren. Dammen. Den 24sten had in het N. H. Koffiehuis alhie de finale plaats van den competitie-wed strijd 2de klasse, uitgeschreven door den Nationalen Dambond. De eerste partyen werden in Amsterdam gespeeld. De uitslag was Amster dam 43 punten, Wormerveer 30 punten Wieringerwaard 25 punten, Utrecht 22 pun ten, zoodat de eerste prys klasse-medaille werd gewonnen door Amsterdam met 43 punten, de 2e prys door Wormerveer met 30 punten. In de eerste klasse, afd. B. kwam Amster dam uit tegen de Damclub Zype en de Alkmaarsche damclub, waarin Amsterdam respectievelijk behaalde tegen Zype 15 pun ten, tegen Alkmaar 11 punten. De vereenigingen te Zijpe en Alkmaar zullen Zondag a.s. te Zype kampen. Van den uitslag van dezen laatsten wed strijd zal afhangen, welke vereeniging tegen Rotterdam zal uitkomen om de groote kampioensmedaille. De wedstrijd te Schagen werd door een talryk publiek van liefhebbers bijgewoond. De leiding van deze wedstrijden borust by de heeren J. de Haas en P. Battefeld, beiden j te Amsterdam, terwy'1 de administratie werd waargenomen door den heer Cor Misset te I Amsterdam, leden van het V. A. D. Toch aannemen. Na een bezoek van den kerkeraad der N. H. Gemeente alhier, heeft de predikant toe- I gestaan dit jaar toch de catechisanten aan j te nemen, maar eerst in October of November. Maandag bracht de kerkeraad ter bespreking j van deze zaak een bezoek aan Ds. Hermans. ■landsvergadering. Vergadering van den Raad der ge- meente Schagen, op Dinsdag 26 Februari 1907, des morgens 10 uur. Afwezig de heeren Bypost en Feisser, j beiden wegens ongesteldheid. 1 Voorzitter de heer H. J. Pot, burgemeester. Na opening der vergadering volgt de lezing der notulen. j Voorz. doet mededeeling van den uitslag der gehouden aanbestedingen (reeds in ons blad vermeld.) Verder is ingekomen een schrijven Tan den Commissaris der Koningin, dat de heer H. J. Pot is benoemd tot burgemeester en de vereischte eeden heeft afgelegd. De heer Buis zegt: Mijnheer de Voorz., ik wensch u geluk met uw herbenoeming. Er ligt nu een 6-jarig tijdvak achter u, waarin verschillende belangrijke zaken met uwe medewerking zy'n tot stand gekomen. In het nieuwe tijdperk, dat voor u ligt, zullen nieuwe belangen, hoewel onbekende belangen, uw werkkracht en steun vragen. Ik hoop, dat u gezondheid gelaten wordt om alle krachten te kunnen inspannen om den bloei onzer gemeente te bevorderen. Voorz. dankt de heeren voor hunne welwil lendheid en steun gedurende deze 6 jaar. Ik gedenk, zoo vervolgt hij, ook die leden, die hier niet meer zy'n, maar er waren toen ik werd benoemd. Daarbij heb ik ook het oog op het jongste lid, dat niet in ons mid den is, door treurige omstandigheden. Maar ik hoop, dat dat alles spoedig voorbij moge zijn. Als ik mag blijven rekenen op uw aller medewerking, ga ik met de beste wenschen voor u allen en voor de gemeente vol hoop de toekomst tegemoet. Van Ged. St. is goedkeuring ontvangen op de geldleening van f 5000, en op de verordening der staan-, markt- en waaggel den tot 1 Januari 1912. Van de Gezondheidscommissie was het jaarverslag ingekomen, alsmede van de Commissie tot Wering van Schoolverzuim; beide voor kennisgeving aangenomen. De heeren J. B. Keet, C. W. Deenik en C.Veltman hadden bericht gezonden, dat zy hunne benoeming tot lid dezer laatste Commissie aannamende heer K. Blaauboer bedankte. B. en W. stellen voor, om den tyd voor de markt van boter, kaas en eieren op Don derdag te bepalen van half 9 tot half 11 uur. Dit geschiedt, om het sleepen van de markt te voorkomen. Algemeen juicht men dezen maatregel toe, maar op voorstel van den heer Meurs wordt besloten, er voor waardelijk toe te besluiten en eerst met den pachter over den maatregel te spreken. Nu is aan de orde een voorstel van B. en W., om de tydelyk ongebruikte kas gelden tot een maximum bedrag van f 20.000, te beleggen by de West-Friescbe Bank alhier. De, heer Roggeveen informeert, waarvoor dit voorstel eigenlijk wordt gedaanzeker om B. en W. te ontheffen van de verant woordelijkheid. De heer Vader deelt mede, dat het onge bruikte kasgeld ook nu belegd werd, maar dat over dit geld tusschen B. en W. en den gem.-ontvanger een weinig verschil liep n 1 wie daarvoor was de aansprakelijke persoon.' )m aan dien toestand een einde te maken nu dit voorstel; dan komt de risico voor dé geheele gemeente. Om geen risico te loopen, dacht de heer Meurs de postspaarbank het aangewezen wm+f prl maakt zlch niet ongerust over de Westfnesche Bank, integendeel, maar by wel grooter financiëele instellingen is wel een catastrophe gekomen. fi?nnF 6V6nrel de Postspaarbank vanwaar f 1200. rente geeft en van de rest niet, en het terugontvangen niet zoo gemakkelijk gaat is men algemeen vóór het beleggen bii de Westfnesche Bank. In verband hiérmee wordt met algemeene stemmen een supple tore begrooting groot f 20000, goedgekeurd. Van de eigen, de h.h.W. Vader, L.A. Schou ten en Mej. Wed. Konijn kan tegen f 1 per perceel en de kosten van erfafscheiding worden overgenomen een gedeelte droogge maakte sloot langs het terrein waarop de Landbouwschool staat. B. en W. stellen voor dit aanbod te accepteeren. De heer Roggeveen vraagt, hoe hoog het Vt00r d® demping uitgegeven door de gemeente, en hoeveel de schutting kost Voorzitter zegt, dat het eerste niet is te zeggen, omdat het onder het geheele bedrag Met algemeene stemmen goedgevonden De heeren Koster en Wiglama stellen do gemeente voor, gratis over te nemen een strook gronds van 100 a 70 cM. breedte in de Heerenstraat, dan zullen zy hun nieuw te bo u wen perceel en zooveel achteruit bouwen De zegelkosten voor rekening der gemeente ook het bestraten van den openvallenden grond en op voorwaarde dat de heer ,T Rog- deleifïl» ,ev6ntueele verbouwing dezelfde rooilyn als adressanten aangeven zou moeten volgen. De heer J. Roggeveen Lz is genegen zyn perceel 70 cM. in te korten bet al e, gemeente hem daarvoor f 150.-' Het aanbod van de firma Koster en Wig lama wordt algemeen royaal genoemd de eisch des heeren Roggeveen achten de heeren Roggeveen en Meurs wat hoog. Gelet even- Heerensfraat To'et- verbe,tering °P den hoek neerenstraat—Loet, worden met algemeene De^eor JldR a^bledingen] aangenomen. a u J" Vlaming wil op het achter gedeelte zy ner woning een verdieping plaatsen Gaar anaor R t00n e°P half'steer> bouwen paai de Bouwverordening dit niet tredeed hadden B. en W. vergunning gewefgerd fn ftm« e5r Vlaming nu by den Raad om ontheffing. De Raad meende daarop niet te kunnen ingaan en nam het advies van B en W. om afwijzend te beschikken, met aC meene stemmen aan. g

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 2