Afflsterflamsclie Brieven.
Kantongerecht Schagen.
Burgerlijke Stand.
Plaatselijk Nieuws.
b6grepen; het and-->
Men schrijft aan het Vad.
In de wachtkamers van het Gerechts
gebouw te Rotterdam waren Zaterdagmid
dag niet minder dan 62 zeelieden, behoo-
rende tot de bemanningen van 15 stoom
schepen, aanwezig, tot het doen van scheeps-
verklaring. Daaronder waren kapitein
D. Jones van het stoomschip „Lhanisben"
laatst komende van Kustendje; en kapitein
W. Rutten van het stoomschip „Dunster,"
laatst komende van Odessa, die mij mede
deelden hunne vrouwen bij de ramp van
het stoomschip Berlin te hebben verloren.
Beiden hadden dien reis gemaakt om hunne
echtgenooten bij binnenkomst alhier te
begrooten. Dat beide kapiteins zeer onder
den indruk waren, laat zich begrijpen. Zoo
ik de zeelieden hoorde spreken, haddeji
allen zware stormen doorstaan, en de eene
meer, de andere minder schade beloopen.
Het ergste was dit het geval met het
Engelsche stoomschip „Joruba", kapitein
D. S. Davies, dat van 2 Februari tot binnen
komst alhier voortdurend zwaar weer had
gehad. Zoo beliep het schip veel schade
aan dek, werd door een breker de deur
Tan de kajuit stuk geslagen, waarbij de
kajuit en de hutten overstroomd werden.
Op het achterdek braken bouten uit het
dek, werden de stuurboords kleine boot en
stuurboords reddingsboot stuk geslagen;
verder brak zoowel de stuurboords- als de
bakboordsstuurreep en werden daarbij ver
schillende manschappen gekwetst, terwijl
later nog een boot werd stuk geslagen.
De crisis.
De vrij algemeene verwachting, die ook de
onze was, dat de crisis haar einde nadert,
schijnt, naai ons heden ter hoore kwam, niet
juist te zijn. Van het gerucht, dat de Tweede
Kamer tegen Woensdag zou worden bijeen
geroepen (blijkbaar om dan de oplossing te
vernemen,) konden wij geen bevestiging
krijgen, integendeel vernamen wij heden
van een lid der Kamer, dat door hem nog
geen oproeping was ontvangen.
Het is mogelijk, dat de crisis een oplossing
in den zin van een aanblijven van het al of
niet gereconstrueerde Kabinet-De Meester vrij
nabij geweest is, maar althans op dit oogen-
blik schijnen aan een dergelijke oplossing
nog moeilijkheden in den weg te staan,
die haar geheel onzeker maken en welker
wegruiming, indien mogelijk, nog veel tijd
kan kosten.
Eigenaardig is de onzekerheid, die omtrent
den stand der crisis allerwege heerscht.
Zelfs Kamerleden, die tot de naaste politieke
vrienden van het demissionnaire Kabinet
behooren, verkeeren, naar wij herhaaldelijk
waarnamen, te dien aanzien in algeheele
onwetendheid. N. Ct.
„Land en Volk" kan mededeelen, dat van
het aanblijven van het ministerie zonder
den minister Staal geen sprake is.
Voor de geredden en de redders.
De burgemeester van 's-Gravenzande heeft
tallooze brieven, aangeteekende stukken en
postwissels ontvangen voor de redders en de
geredden. Zoo stuurde iemand, die zich
„Stella" noemt, honderd gulden uit Utrecht, 1
een dame uit Den Haag 400 gulden.
Op de Beurs te Rotterdam werd op eene
lijst geteekend f 1012.50, ten voordeele van
de redders.
Naar de N. R. Ct. verneemt, is ook een
koninklijke belooning voor de redders in
voorbereiding.
De Koning en de Koningin van Engeland
hebben beiden 600 gulden geschonken voor
het fonds tot ondersteuning der weduwen
en weezen van de bemanning der „Berlin." j
Van alle oorden, ook uit 't buitenland,
komen giften binnen. Bü de administratie
van 't Handelsblad is tot heden ingekomen
f3776.48 voor de redders, f 1108.62 voor de
nagelaten betrekkingen, en f387.38 voor de
geredden, die hulp noodig hebben.
De Great Eastern Railway Company heeft
besloten om in den nood der families van
de omgekomen schepelingen te voorzien,
door op hen reeds van toepassing te ver
klaren de bepalingen van de New Work-
man's Compensation Act, die eerst in Juli
wettelijk op zeevarenden van toepassing
zouden worden. Het ondersteuningsfonds
had tot Maandag de som van f16800 ont
vangen.
In een artikel, getiteldDie geven wil,
geveschrijft het Leidsch Dagblad
„Liever hadden wij gezien dat een fonds
was opgericht „tot belooning van redders
van schipbreukelingen",want aller oogen zijn
nu alleen gericht op den Hoek van Holland,
maar men denke ook eens aan Den Helder
en zoovele andere plaatsen, waar moeilijke
tochten worden volbracht bij strandingen."
LXXVIL
Terwijl hem 't heil vooraf verblijdt,
Daar schiet een stormvlaag uit
Ze jaagt het schiphel strandt en splijt;
De zee verzwelgt haar buit.
Nog groet hij uit het zinkend want
De dierbre heuvelkruin
Zijn lijk dreef 's andren daags aan land
Hij rust in 't Hollandsch duin."
(Bogaees.)
Waarover zal ik in dezen brief anders
spreken, dan over het groote leed, dat geheel
Nederland en 'n groot deel van Europa ge
troffen heeft? De weinige geredden, hoezeer
wij ons ook in hun redding verheugen, we
gen niet op tegen de velen, die verloren
gingen. Een groote smartkreet, een innig
droevige snik is uit Holland opgebarstne, en
woorden ontbreken, om vertroosting te
schenken. Wie durft de vaders en moeders,
de echtgenooten en geliefden, de broers en
zusters van allen, die omkwamen, onder de
oogen komen in de meening van te kunnen
vertroosten? Daar is geen troost, daar is
geen balsem voor zoo diep geslagen wonden.
Zij zijn hun kind, hun geliefde kwijt, en
het bezit van andere ademende levensschat
ten, niet minder dierbaar, vermag
dit verlies niet te vergoeden. Heb ik in
een mijner vorige brieven vrome woorden
in herinnering gebracht van Israölsheiligen:
„Daar is geen kwaad in de stad, dat de Heer
niet doet." „De Heer geeft licht en duisternis,
goed en kwaad de Heer doet alle dingen" ik
kan nu alleen vertroosting en berusting
vinden in het woord van mijn litterairen
heilige, als hij zegt: There is no darkness,
but ignorance „Daar is geen donkerheid,
maar enkel onwetendheid." (Sh.)
Ons leven is 'n onoplosbaar raadselgeen
ernstig priester, die zich waagt aan 'n ver
klaring ervan.
„Want ach, wat nevel
van Dwaling vliedt
De zon der Kennis,
Die schijnt hier niet.
Mysterie 't leven
Mysterie 't lot!
De schepping predikt
Geen liefdrijk God.
Natuur wat deert haar
Uw vreugde, uw leed
Ze is zielloos lieflijk
En reed loos wreed.
(Peinzensmoede.) (De Genestet.)
Er komt mij uit een der jaargangen van
„De Gids" 'n gedicht van Van Eeden in de
gedachten, en ik herinner mij daarin gelezen
te hebben
„Zelfs Hiob heeft niet al Uw grim ervaren,
Toornmachtig God, die voor geen gruwel
[schroomt,
Die mensch en dier en bloemen en geboomt
Met éénen wenk van 't aardgelaat kan vagen
Als boomeblaren."
Ik schrijf dit op uit mijn geheugen, omdat
ik den bedoelden jaargang niet bezit. De
dichter zegt verder, dat God na zulk een
verwoesting, alsof er niets gebeurd ware,
„Zjjn zonnen wentelt
En de jammeren niet telt."
Wie zal hier den dichter tegenspreken?
Allen, die verliezen leden zoo zwaar als nu
geleden zijn, hebben in zich voelen opkomen
den twijfel aan de juistheid van Gods reke
ning. We staan verslagen en verlegen met
onze overtuiging en ons geloof aan 'n God
van liefde, die den jammer der menschen
niet telt, en over wrakken en lijken zijn
bljj-lachende zon doet opgaan, en den in het
stof kruipenden bedroefden geen verklaring
geeft van datgene, wat zij niet anders dan
als „fout" kunnen beoordeelen.
Oordeelt niet! Oordeelt niet over dezen
twijfel 1 Wie de smart niet kent, kent het
leven niet. Wie niet in tranen zijn kommer
volle nachten heeft doorgebracht, hem is het
oordeel over smart en twijfel ontzegd. Leed,
rouw, jammer, droefenis alleen geven 'n
mensch 'n hooger recht en 'n meer gewijd
oordeel over alles, wat door menschen kan
worden doorleefd. Hun zoeken en tasten,
hun mistasten zelfs staat hooger dan de
ongeschokte beweringen van hen, die niet
anders dan bloemen en glimlachen en zonne
schijn tot hun levensdoel ontvingen. Hij, bij
wien de armoede niet binnensloop, kan over
armoede niet oordeelen; de vijand van het
menschelijk geslacht, die zich niet verbidden
laat als hij eenmaal heeft aangeklopt, is
onbekend aan hen, van wie hij geen offers
eischte.
Kunnen wij ons Peinzensmoede-lied eindigen,
zooals De Génestet het eindigde Men moet
'n Amos of 'n Jezaia zijn, om dat te kunnen.
„Wij weten weinig
Te weinig, Heer!
Maar toch, al gloeit soms
Mijn hoofd van smart
In U, mijn Schepper,
Vertrouwt mjjn hart,
Niet omdat alles
Uw liefde ontdekt,
Maar ondanks alles
Wat twijfel wekt.
Trots ieder raadsel,
Het kwaad zoo groot,
De smart zoo schrikk'lyk,
Trots rouw en dood
Ja tóch, ik meene
Dat ik Uw hand
Wel speurde in 't leven
Uw Vaderhand
En dat mjjn ziele
Ter stille nacht
Uw stem wel hoorde,
Zoo teer, zoo zacht.
Ik smacht, vermoeide
Van 's levens loop
Mijn hoop is weemoed,
Mijn weemoed hoop.
En 'kgeef mij over
Met blind geloof,
Aan U, o Vader,
Wien niets me ontroof".
Kunnen wij dat? Kunnen wij zoo spreken?
Speuren wij na vuur en stormwind den
Heer Zien wij ook als Elia aan de slippen
van het kleed, dat het de Heer was, die ons
voorbijging
O God, had ik woorden van troost, om te
spreken tot al de bedroefden, die ik ont
moette De Naomi's, die tot Mara's zijn ge
worden, omdat hun liefste lief van hen is
weggenomen; wie zal ze troosten? Bang
ben ik het huis binnengegaan van onzen
vriend Andries de Groot, maar niet om die
diep rampzalige moeder, dien verslagen va
der, die innig bedroefde zusters woorden van
vertroosting toe te spreken. Wie zou 't kun
nen? Wij konden elkander alleen tranen
geven. O, die moeder, die lieve moeder,
die mjjn handen greep en vasthield, die iets
van haar jongen in mij terug wilde vinden,
omdat ik hem 't laatst gezien had, omdat
ik 's Woensdagsochtends nog met hem in
Londen had ontbeten. Wie kan de ontroe
ring, die zich toen van mij meester maakte,
in woorden weergeven? Ik kan het niet.
Als 'n diepe snik liggen de laatste dagen
achter mij, als 'n grootek lacht van droefenis
en doorgestane angsten. Het zenuwachtig
schrijven en telegrafeeren, het ontvangen en
afleggen van bezoek, brengen het hoofd in
de war. Mauritz de Groot, de schilder,
broeder van Andries, is met vriend Van
Hasselt in Londen achtergebleven. Toen
zij ons, mij en Wolff, aan boord brachten,
werd er nog over gedélibereerd voor 'npaar
dagen mee te gaan. Andries was op 't ate
lier gebleven, omdat hij nog iets in te pak
ken had. Mij zou 's avonds met de Harwich-
lijn naar Holland gaan. En zóó is geschied.
O, dat 't zoo heeft moeten eindigen 1
Wij wisten, toen we naar Londen gingen,
dat we 'n feest tegemoet gingen. De opening
der tentoonstelling, der eerste tentoonstelling
van de schilderstukken van Mauritz de Groot
zou in Londen plaats hebben. Ik zond de
Firma Trapman 'n catalogus.
Als 'n feest, 'n blij feest, als 'n bruiloft
van stil geluk was deze tentoonstelling.
Vele aanzienlijke Hollanders, die in Londen
verblijf houden, lieten zich aan ons de
vrienden van den kunstenaar voorstellen.
Die groote zalen van rood fluweel en goud,
van kleur en zonneschijn borgen in die uren
ook harten, waarin blijdschap woonde en
trots, om het succes van Mauritz. Zjjn broer
Andries wilde de eerste zijn, die het succes
met goud bekroonde en kocht voor f150.—
no. 58 van den catalogus, voorstellende het
portret van 'n oude vrouw, op den catalogus
aangegeven als Normandy Fishwife". Andere
koopers volgden. Dit was op den receptiedag.
Het succes, dat verdiend was, was ook ver
zekerd.
Kunt ge 't begrijpen, dat we dien avond
aan 'n ruk diné aanzaten? Dat er wyn ge
dronken werd? Dat er toosten worden
ingesteld, en woorden van vereeriug gespro
ken Kunt ge begrijpen, hoe gelukkig wy
ons allen gevoelden op dezen grooten dag
Als 'n Pinksterfeest ging deze avond om,
vele en verschillende talen werden gesproken.
Maar ze werden ook alle verstaan omdat
haar grammatica geen andere regels had
I dan blijdschap en wederzijdsche genegenheid.
En do dagon, die volgden Hoe zal ik ze
beschrijven? Een eerbiediging van elkanders
begeeren en gevoelens, een wijding van het
hoogste, dat in 'n mensch wonen kan. De
I preek van Ds. Westerdijk „grijpt dan de
i kleuren en versiert er uw leven mee
scheen uitgesproken voor onzen Mauritz.
Hij was onze held, en zijn broeder was de
eerste die in zijn glorie deelde.
Op de wandeling naar het Albert- Memorial
was die preek het onderwerp van ons gesprek.
En 's avonds gingen wij naar die Joodsche
bruiloft, dat voor my' zóo onverwachte feest.
Maar er over schrijven kan ik nu niet. O,
wat zjjn die psalmen van blijdschap veran
derd in kreten van smart!
Wie durft den dag nog prijzen vóór 't uur
van den .nacht geslagen heeft? Wie durft
den nacht zegenen eer de dag licht?
Woensdagmorgen vroeg gingen wij met
ons vieren per ondergrondschen spoorweg
van Kensington naar Park Lane, in de nabij
heid van welk laatste station de „Maas-
stroom" lag tusschen London en Towerbridgt. j
De twee vrienden, Mauritz en Hasselt, toef-
den nog 'n uur aan boord, en om twaalf
uur voeren wij, Wolff en ik, af. Kapitein
Faber voerde het conïmando. j
Er schijnt 'n flinke bries te waaien,
kapitein.
Ja meneer, 't zal spoken vannacht.
Hoe is de wind?
Noordwest ten Noorden.
Er zal toch geen gevaar wezen
Op zee is er altijd gevaar, meneer.WVe
hebben voor den wind; 't leelykste is het
binnenloopen.
Maar u waagt 't toch
Natuurlijk meneer!
Zoo stoomden wij de Theems af en kwa
men laat in den avond in zee, die bar en
hol stond. Even voorbij het laatste wacht
schip, dat met zijn stralend roode oog, als
van bloed bedropen, in het donker tuurt,
hoorde ik het anker vallen. Ik waagde mij
buiten het salon, en terwijl mijn bril als met
'n hand van 't gezicht werd geslagen en de
deur als met 'n donderslag tegen 't beschot
aansloeg, schreeuwde 'n stem in mijn on
middellijke nabijheidNaar binnen, meneer,
naar binnen
Handen grepen mij beet en duwden mij
terug. Met 'n donderslag viel de deur weer
achter my dicht. Twee Amerikaansche hee-
ren en mijn vriend Wolff en ik waren alleen
in 't salon. Een erbarmelijke zeeziekte maakte 1
onzen toestand nog hachelijker. Het stampen 1
en draven boven ons van mannen, die voor i
schip en lading, voor zichzelven en voor ons
niet rusten mochten, werkte enerveerend We;
hoorden het gehinnik en gestamp van paar-1
den, die in deze worsteling tegen elkaar wer
den gesmeten en in hun doodsstrijd elkander
doodelijke wonden toebrachten. We hoorden
de kisten en vaten in't ruim dooreen smijten,'
alsof reuzenhanden daar aan 'n vernielings-
werk begonnen waren. Het gegil en gefluit
van den storm door het toiiwwerk en langs
de hutten overstemde dit alles.
Geen kapitein of steward of een van de
bemanning liet zich zien. Zoo werd twaalf
uur in den nacht het anker gelicht en het
scheen, alsof er eenige verademing kwam.
Maar 't was zoo niet.
Zooals 'n stout kind met zijn speelgoed
gooit, zoo werd ons schip op de golven heen
en weer gesmeten. Niet meer kunnende
staan, had ik beproefd in mijn kooi te gaan
liggen. Mijn arme vrind was, evenals ik,
doodziek, zonder dat wij eigenlijk nog goed
wisten hoe gevaarlijk onze toestand was.
Tot vijfmaal toe werd ik uit mijn kooi ge
smeten op den grond en er kwam" 'n ver
langen in mij om te sterven.
Dit duurde den ganschen nacht. Toen de
morgen aanbrak kwam de steward ons
geruststellen en zoo veel hij kon hulp ver-
leenen. Helaas, hier was geen helpen moge
lijk. Het zien van Holland's duin, anders
'n zoo groote oorzaak van blijdschap, was
nu 'n oorzaak van nog grootere benauwdheid.
Ik kreeg gelegenheid even over de zee te
zien. Dat was de zee niet meer; dat was
de hel. Golven als bergen belegerden ons
arme schip, en als wij opgeheven werden,
zag ik, dat zij grooter waren dan menige
stad en over de eeuwigheid der zee voort
holden als grimmige verwoestende dieren
uit de voorwereldlijke historie.
Zoo'n zee en zoo'n storm en zulke golven
heb ik nooit te voren gezien. By mijn tocht
over den Atlantischen Oceaan in December
'89, toen 'n mast als 'n riet gebroken werd,
toen twee sloepen tot gruizels sloegen, toen
de lading verschoof en 't schip 'n halve
Meter over zijde kwam te liggen, was de
zee zoo woest niet.
Maar eindelijk, eindelijk, op dien nood-
lottigen Donderdag van verleden week,
waagde onze dappere kapitein Faber zich
onder de kust. Telkens was hij weer ge
dwongen zee te kiezen, om niet op 't strand
of tegen de pieren van IJmuiden te worden
verpletterd. Daar was geen stoomen of
sturen tegen bestand. De zaq, <mze vijandin,
die alleen 'top onzeir oMërgahg scheen ge
munt, was ook de eenige, die ons helpen
kon binnen te vallen. Zoo'n torenhooge
golf kwam aanrollen uit het N.W. toen wij
weer voor de opening kwamenen door de
wonderbaarlijke kalmte van onzen kapitein,
door 'n beweging van het roer, 'n beweging
die maar 'n seconde duren mocht, vielen wij
de haven binnen.
Een kreet van blijdschap 'daverde over het
dek, gejuich en welkomstroe pen bereikten
ons van den wal, zakdoeken werden ge
wuifd, vlaggen geheschen, en velen onzer
barstten in snikken los.
Wij waren behouden!
D vrienden, noem mij gerust kinderachtig,
als ik U mededeel, dat ik, by het neerschrij
ven van deze regelen, mijn tranen nietweer-
houdeu kan. Als door het oog van 'n naald,
zijn wy ontkomen aan den dood. Mijn hoofd
en myn hart komen niet rot rust, en alleen
in schreien vind ik eenige verlichting.
En toen wy behouden waren, kwam die
verpletterende tijding van de „Berlin", waarop
zich onze vriend bevond.
Kunt ge eenigszins begrijpen, hoe 't nu in
my stormt By den dank voor eigen red
ding, worstelt de vraag in my, waarom die
anderen, waarom Andries ook niet gered
mocht worden.
O God, waar is de oplossing van ditvree-
selyke raadsel?
Hoe bly was hy zy'n moeder morgen weer
te zien; en nooit is die morgen voor hem
aangebroken.
„Zijn lyk dreef 's andren daags aan land
Hu rU8t in 't Hollandsch dnin"
H. D. H.
P.S. My was bericht, dat 't lyk van
Andries was aangespoeld en herkend, en
daarom citeerde ik de twee laatste ïegelen.
Een bezoek aan zijn ouders overtuigde my,
dat 't bericht onjuist was. Wy vermoeden,
dat onze vriend door zeeziekte in zijn hut
is gebleven en met het wrak gezonken is.
Zijn broer, de schilder, ligt te Londen ziek
van ontsteltenis.
Zooeven brengt my de post een briefkaart
„beschadigd door ramp", „Harwich boot". Het
stempel is van Woensdag en de briefkaart
eindigt met „de groeten van Mauritz, Hasselt
en Andries."
Dit was zijn laatste groet.
H. d. H.
Aan den lloek van Holland.
By 't lezen van het droef bericht
Van zooveel dierbre zielen,
Aan duizend angstige oogen toen
De tranen veel ontvielen.
Achkreet het kort wat ramp, wat ramp!
Vroeg redding, hulpe, beiden.
Zou 't gaan De zeo omgrynst haar prooi,
Kent leed noch medelijden.
Daar gaat de boot keert vruchtloos weer
Wéér gaan de rappe handen.
Wie vuurt ze aan, de heldenschaar?:
De Prins der Nederlanden.
Godlof! de redding is gelukt,
Dank bovenmensehlyk pogen.
Een vreugde-traan voor Redders, Prins,
Vult dankend onze oogen.
Schagen, Febr. 1907. M. VISSER.
Uitspraken Dinsdag 26 Februari 1907.
F. R., N. Niedorp, overtr. verord. Besmette
lijke Ziekten, f 2, of 2 d. J. V., Petten,
Jachtdelict, f 10, of 6 d. B. v. L., Amster
dam, Visschen zonder verg. f 1, of 1 d.
N. L., Amsterdam, idem, f 1, of 1 d. J. D.,
Zype, overtr. Arbeidsw., f3, of 2 d. F. B., Wie-
ringerwaard, overtr. Drankwet, ordeverst., f 5,
of 3 d. A. R., Wieringerwaard, idem, f 5, of
3 d. D. S., Zype, overtr. Rywiel-regl. f 3,
of 2 d. D. B., Zype, idem, f 2, of 1 d.
J. H. B. B., Winkel, idem, f 2, of 1 d. J. D.,
Stolpe, idem, f 1, of 1 d. P. P., Wieringer-
waard, idem, f 4, of 2 d. A. L., Anna
Paulowna, overtr. Drankwet, ordeversto
ring, f 3, of 3 d. C. M., Callantsoog, idem,
f 3, of 3 d. G. M., Callantsoog, idem, f 5,
óf 3 d. D. de L., Zype, honden zonder muil
korf enz., f 1, en f 0.50, of 2 maal 1. d.
F. R., Schoorl, jagen zonder vergunning
met kunstlicht, f 12, of 6 d. S. S., Schoorl,
idem, f 12, of 6 d. J. S., Oudkarspel, overtr.
Rywielwet, f 1, of 1 d. C. D., Schagen,
idem, f2, of 1 d. P. K., Wieringerwaard,
idem, f 2, of 1 d. S. B., Winkel, idem, f 1,
of 1 d. R. K., Anna Paulowna, voertuig
zonder licht, f 1, of 1 d. J. S., Gieten,
overtr. Drankwet, f 1, of 1 d.
Gemeente Zijpe.
Ingeschreven van 20—22 Febr. 1907.
Geboren, Ondertrouwd, GetrouwdGeene.
Overleden: Maartje Doeven, 79 jr., weduwe
van Cornelis Dekker.
Maandag maakte de heer G. Muy's, leeraar
aan de Rykslandbouwwinterschool alhier, met
de leerlingen der 2e klasse eene excursie
naar Den Helder. Hier werden de ryksstallen
bezichtigd, waarbij een practische les in de
ouderdoms kenmerken van het paard werd
gegeven.
Den 26sten werd de cursus in vrou
welijke handwerken voor dienstmeisjes,
onder leiding van Mej. L. Atema, met eene
gezellige by eenkomst beëindigd. By deze ge
legenheid werden proeven van de gemaakte
vorderingen, bestaande in mazen, breien,
stoppen, verstellen en eenige fraaie handwer
ken, voor de dames-commissie ter bezichtiging
gesteld.
Goedgekeurd is de statutenwijziging van
de N. V. „Schager Kaashandel", waarby de
duur der Vennootschap wordt verlengd tot
27 Nov. 1936.
Maandag hield Lycurgus in het lokaal
Cérès hare jaarvergadering.
Uit de Verslagen van secretaris en Pen
ningmeester bleek, dat de vereeniging in
gunstigen toestand verkeerd.
De vereeniging telt op het oogenblik 33
werkende leden, 10 adspirantleden en 12
ondersteunende leden.
De uitgaven hadden de ontvangsten over
troffen welk tekort evenwel uit het saldo
van het vorige jaar kon bestreden worden.
Als bestuursleden werden gekozen de hh. M .A.
Kroone, Voorzitter; N. Schenk, Secretaris;
Jb. Roggeveen, Penningmeester en G. Ko
ning en C. M. Zwart, Commissarissen. De
Directeur de heer Jb. Roggeveen, werd bij
acclamatie herkozen.
Als voorwerkers werden gekozen de h.h.
A. Melker, N. Schenk, M. A. Kroone, C. M.
Zwart, M. Tuinman en G. Koning.
Besloten werd deel te nemen aan het 25-
jarig feest van O. K. K. te Helder op 6
April a.s.
Wy waren by den heer Hony'k alhier
in de gelegenheid, de openluclitteiit voor
onze afdeeling van „Het Witte Kruis" te be
zichtigen. Hoewel eenvoudig ingericht vol
doet zy wat luchtverversching, licht en draai-
beweging betreft, geheel aan de tegenwoor
dige eischen. Wy vernamen nog, dat zy
weldra by een patiënt in gebruik zal worden
genomen.
Maandag speelden eenige jongens in
den stal van den heer L- alhier. By het
snel uit den stal loopen geraakte een der
kleinen, P. L., tegen en onder een juist voor
bijgaande houtkar, met het ongelukkig gevolg
dat hij eene duchtige snede aan het voor
hoofd en een paar schrammen aan het been
bekwam. Ernstiger gevolgen zal het onge
luk echter gelukkig niet hebben.
Schilderijen.
Door de bekende heeren was Zondag in
het lokaal De Posthoorn een portefeuille
tentoongesteld, nu van Arti et Amicitiae.
Het was wederom een genot deze schoone
collectie aquarellen, penteekeningen. enz., te
zien. Wat jammer toch, dat maar zoo
weinigen van deze gelegenheden om iets moois
op dit gebied te zien, profiteeren.
Dammen.
Den 24sten had in het N. H. Koffiehuis alhie
de finale plaats van den competitie-wed strijd
2de klasse, uitgeschreven door den Nationalen
Dambond. De eerste partyen werden in
Amsterdam gespeeld. De uitslag was Amster
dam 43 punten, Wormerveer 30 punten
Wieringerwaard 25 punten, Utrecht 22 pun
ten, zoodat de eerste prys klasse-medaille
werd gewonnen door Amsterdam met 43
punten, de 2e prys door Wormerveer met
30 punten.
In de eerste klasse, afd. B. kwam Amster
dam uit tegen de Damclub Zype en de
Alkmaarsche damclub, waarin Amsterdam
respectievelijk behaalde tegen Zype 15 pun
ten, tegen Alkmaar 11 punten.
De vereenigingen te Zijpe en Alkmaar
zullen Zondag a.s. te Zype kampen.
Van den uitslag van dezen laatsten wed
strijd zal afhangen, welke vereeniging tegen
Rotterdam zal uitkomen om de groote
kampioensmedaille.
De wedstrijd te Schagen werd door een
talryk publiek van liefhebbers bijgewoond.
De leiding van deze wedstrijden borust by
de heeren J. de Haas en P. Battefeld, beiden
j te Amsterdam, terwy'1 de administratie werd
waargenomen door den heer Cor Misset te
I Amsterdam, leden van het V. A. D.
Toch aannemen.
Na een bezoek van den kerkeraad der N.
H. Gemeente alhier, heeft de predikant toe-
I gestaan dit jaar toch de catechisanten aan
j te nemen, maar eerst in October of November.
Maandag bracht de kerkeraad ter bespreking
j van deze zaak een bezoek aan Ds. Hermans.
■landsvergadering.
Vergadering van den Raad der ge-
meente Schagen, op Dinsdag 26 Februari
1907, des morgens 10 uur.
Afwezig de heeren Bypost en Feisser,
j beiden wegens ongesteldheid.
1 Voorzitter de heer H. J. Pot, burgemeester.
Na opening der vergadering volgt de
lezing der notulen.
j Voorz. doet mededeeling van den uitslag
der gehouden aanbestedingen (reeds in ons
blad vermeld.)
Verder is ingekomen een schrijven Tan
den Commissaris der Koningin, dat de
heer H. J. Pot is benoemd tot burgemeester
en de vereischte eeden heeft afgelegd.
De heer Buis zegt: Mijnheer de Voorz., ik
wensch u geluk met uw herbenoeming. Er
ligt nu een 6-jarig tijdvak achter u, waarin
verschillende belangrijke zaken met uwe
medewerking zy'n tot stand gekomen. In
het nieuwe tijdperk, dat voor u ligt, zullen
nieuwe belangen, hoewel onbekende belangen,
uw werkkracht en steun vragen. Ik hoop, dat
u gezondheid gelaten wordt om alle krachten
te kunnen inspannen om den bloei onzer
gemeente te bevorderen.
Voorz. dankt de heeren voor hunne welwil
lendheid en steun gedurende deze 6 jaar.
Ik gedenk, zoo vervolgt hij, ook die leden,
die hier niet meer zy'n, maar er waren toen
ik werd benoemd. Daarbij heb ik ook het
oog op het jongste lid, dat niet in ons mid
den is, door treurige omstandigheden. Maar
ik hoop, dat dat alles spoedig voorbij moge
zijn. Als ik mag blijven rekenen op uw
aller medewerking, ga ik met de beste
wenschen voor u allen en voor de gemeente
vol hoop de toekomst tegemoet.
Van Ged. St. is goedkeuring ontvangen
op de geldleening van f 5000, en op de
verordening der staan-, markt- en waaggel
den tot 1 Januari 1912.
Van de Gezondheidscommissie was het
jaarverslag ingekomen, alsmede van de
Commissie tot Wering van Schoolverzuim;
beide voor kennisgeving aangenomen.
De heeren J. B. Keet, C. W. Deenik en
C.Veltman hadden bericht gezonden, dat zy
hunne benoeming tot lid dezer laatste
Commissie aannamende heer K. Blaauboer
bedankte.
B. en W. stellen voor, om den tyd voor de
markt van boter, kaas en eieren op Don
derdag te bepalen van half 9 tot half 11
uur. Dit geschiedt, om het sleepen van de
markt te voorkomen. Algemeen juicht men
dezen maatregel toe, maar op voorstel van
den heer Meurs wordt besloten, er voor
waardelijk toe te besluiten en eerst met
den pachter over den maatregel te spreken.
Nu is aan de orde een voorstel van
B. en W., om de tydelyk ongebruikte kas
gelden tot een maximum bedrag van
f 20.000, te beleggen by de West-Friescbe
Bank alhier.
De, heer Roggeveen informeert, waarvoor
dit voorstel eigenlijk wordt gedaanzeker
om B. en W. te ontheffen van de verant
woordelijkheid.
De heer Vader deelt mede, dat het onge
bruikte kasgeld ook nu belegd werd, maar
dat over dit geld tusschen B. en W. en den
gem.-ontvanger een weinig verschil liep n 1
wie daarvoor was de aansprakelijke persoon.'
)m aan dien toestand een einde te maken
nu dit voorstel; dan komt de risico voor dé
geheele gemeente.
Om geen risico te loopen, dacht de heer
Meurs de postspaarbank het aangewezen
wm+f prl maakt zlch niet ongerust over
de Westfnesche Bank, integendeel, maar by
wel grooter financiëele instellingen is wel
een catastrophe gekomen.
fi?nnF 6V6nrel de Postspaarbank vanwaar
f 1200. rente geeft en van de rest niet, en
het terugontvangen niet zoo gemakkelijk
gaat is men algemeen vóór het beleggen bii
de Westfnesche Bank. In verband hiérmee
wordt met algemeene stemmen een supple
tore begrooting groot f 20000, goedgekeurd.
Van de eigen, de h.h.W. Vader, L.A. Schou
ten en Mej. Wed. Konijn kan tegen f 1 per
perceel en de kosten van erfafscheiding
worden overgenomen een gedeelte droogge
maakte sloot langs het terrein waarop de
Landbouwschool staat. B. en W. stellen voor
dit aanbod te accepteeren.
De heer Roggeveen vraagt, hoe hoog het
Vt00r d® demping uitgegeven door
de gemeente, en hoeveel de schutting kost
Voorzitter zegt, dat het eerste niet is te
zeggen, omdat het onder het geheele bedrag
Met algemeene stemmen goedgevonden
De heeren Koster en Wiglama stellen do
gemeente voor, gratis over te nemen een
strook gronds van 100 a 70 cM. breedte in de
Heerenstraat, dan zullen zy hun nieuw te
bo u wen perceel en zooveel achteruit bouwen
De zegelkosten voor rekening der gemeente
ook het bestraten van den openvallenden
grond en op voorwaarde dat de heer ,T Rog-
deleifïl» ,ev6ntueele verbouwing
dezelfde rooilyn als adressanten aangeven
zou moeten volgen. De heer J. Roggeveen Lz
is genegen zyn perceel 70 cM. in te korten
bet al e, gemeente hem daarvoor f 150.-'
Het aanbod van de firma Koster en Wig
lama wordt algemeen royaal genoemd de
eisch des heeren Roggeveen achten de heeren
Roggeveen en Meurs wat hoog. Gelet even-
Heerensfraat To'et- verbe,tering °P den hoek
neerenstraat—Loet, worden met algemeene
De^eor JldR a^bledingen] aangenomen.
a u J" Vlaming wil op het achter
gedeelte zy ner woning een verdieping plaatsen
Gaar anaor R t00n e°P half'steer> bouwen
paai de Bouwverordening dit niet tredeed
hadden B. en W. vergunning gewefgerd fn
ftm« e5r Vlaming nu by den Raad om
ontheffing. De Raad meende daarop niet te
kunnen ingaan en nam het advies van B en
W. om afwijzend te beschikken, met aC
meene stemmen aan. g