AmstBröamsclie Brieven.
r
Zondag 16 Juni 1907.
5ie Jaargang. No, 4265.
TWEEDE BLAD.
Kantongerecht Schagen.
FEUILLETON.
OOM PIETER.
INGEZONDEN.
Burgerlijke jStand.
Binnenlandsch Nieuws.
Stlaier Courant..
Strafzitting 12 Juni 190?.
J. d. G., Zype, pol. overtr., f2 of 1 d. J. B., Keins,
merbrug, id., 11 of 1 d. K. v. d. V., Petten, jachtwet-
f3 of 2 d. J. G., Stolpen, id., f5 of 3 d. P. S., Burger-
brug, Prov. Regl., f2 of 1 d. C. B., Pt. Maartensbrug,
id., f2 of 1 d. J. d. M., Stolpen, Jachtwet, f3 of 2 d.
M. v Callantsoog, id., f5 of 3 d. G. B., Callantsoog, id.,
f3 of i, J. G. W., Huisduinen, id., f3 of 2 d. C. S.,
't Veld, leer^'xhtwet, f5 of 3 d. J. C. G„ Groetpolder,
Winkel, f6 of 4 d. D. B., Winkel, pol. overtr., f8 of 2 d.
H. P., Schagen, dronkenschap, f2 of 2 d. P. P., Schagen,
id., fl of 1 d. A. Z., Anna Paulowna, id., f3 of 3 d.
T. B., Schagen, bouwverordening, f 2 of 1 d. P. P.,
Schagen, motor- en rijwielregl., f 1 of 1 d. G. B., Scha
gen. id., fl of 1 d. W. L., Schagerbrug, id., fl of 1
week tuchtschool. W. K., Schagen, dronkenschap, 2 d.
hechtenis. C. O., Anna Paulowna, id., f 1 of 1 d. P.B.,
Schagen, prov. regl., f2 of 1 d. C. v. d. G., t Veld, id.,
f2 of 1 d. A. D., Zype, id., f2 of 1 d. H. M. K., Anna
Paulowna, motor- en ry wielreglement, f2 of 1 d. Id. id.,
dronkenschap, f4 of 2 d. G. v. W., Alkmaar, motor
en rywielregl., f2 of 1 d. C. K. Nieuwe Niedorp, id.,
fl ofl d. J. d. W., Zype,prov. regl., 2 maal f2 of2m. 1
d. J. K., A. A. S. en H. F., Winkel, straat
schenderij, berisping, zonder toepassing van straf.
XCIII.
't Is 'n zeer délicate kwestie, die nu al sedert gerui-
men tijd de hoofden en zeker ook wel de harten
ontroert van vele leden der T w e e d e Kamer. Ar
tikel 340 van het Code Napoléon art. 344 van
ons B u r g e r 1 ij k Wetboek is te rsprake geko
men. ter tafel gebracht en nu in behandeling. In den
oorspronkeiijken tekst staat„la recherche de la
paterni té est interdite." De Hollandsche ver
taling is gelijkluidend, en men is saamgekomen, om
dit wetsartikel te vernietigen en er 'n ander, van 'n
juist tegenovergesteld bedoelen, voor in de plaats te
stellen.
Of ik nu tot „de uilen" behoor, die het licht vree
zen, in weerwil van welke vrees de zon toch niet zal
nalaten op te gaan, weet ik niet; maar ik verwacht
er niet veel goeds van.
Er zijn vraagstukken aan de oplossing waarvan men
niet gaat beginnen, omdat men reeds priori d.
w. z.te voren, zonder ervaring gevoelt en kan
zeggen, dat de oplossing en regeling nog grooter ver
warring zal brengen en nog onoplosbaarder zal we
zen (dan het vraagstuk zelf.
Of (denkt men van niet? Tegenover één oplossing,
die waarachtig is, zullen er twee staan, waarvan de
waarachtigheid door niemand kan erkend worden, be
halve door de moeder zelf. Alleen de rechter, die zich
er altijd af kan maken door te zeggen, dat hij „i n g e-
moede overtuigd" is van de beweerde a.f-
stamming, kan 'n vordering toewijzen; en op den
ernst of de waarachtigheid van een (beweerde) over
tuiging te gaan beknibbelen of afdingen, gaat niet. Als
ik zeg „in gemoede overtuigd té zijn," dat het hu
welijk van Mevrouw Jan Klaasen ongelukkig gemaakt
is ,door haarzelve, dan is er niemand, die mij die
overtuiging ontnemen kan; zij zelve het allerminst.
Eenig wiskunstig gegeven is voor dergelijke overtuigingen
nooit voorhanden, en waar aan den eenen kant „j a"
gezegd wordt en aan den anderen kant „neen", daar
is het voor 'n derde niet alleen verstandig, maar ge
tuigt 'tvan groote wijsheid, zijn mond te houden. Op
'n (overtuiging „in gemoede" 'n vonnis uit te spre
ken, komt mij nog iets erger dan „kras" voor.
Ik vrees, dat het „recht," dat staat geboren te wor
den, in sommige gevallen aanleiding zal geven tot groot
onrecht. ,Kan hier ooit sprake zijn van 'n „w e 11 i g
en overtuigend bewij s." Kan ooit op iets zwak
keren grond 'n vonnis worden uitgesproken? Toch zal
men het doen. Toch zal het geschieden, zoodra de
rechter maar „in gemoede" overtuigd is van de be
weerde afstamming
k 1
Ik igeloof, dat er heel wat slechte mannen op (de
wereld (zijn. In Zeeland zegt men:
„D'r is geen man zoo goed.
Of hi het 'n duvel onder zien hoed."
En al acht ik dit nu wel vtat overdreven, 't is toch
waar, dat er 'n heeleboel zijn, die heel wat gemeene
streken bij zich hebben. Zij zijn twistziek, (eigenwijs,
bazig, onredelijk, doin. Men vindt onder hen dronk
aards, lekkerbekken, luiaards, ijdeltuiten, pedante vle
gels, meisjesbegluurders, straatkerels. Bij de meeste man
nen 'tis bijna 'n spreekwoord loopt de weg
naar hun hart door hun maag; zij zijn schrokkig en
voor lekker eten verloochenen ze 'n principe. Als 'n
man voor 'n goeie tafel zit, heeft hij geen tijd den
binnenkomende te groeten, 'n Man is en dit meen
ik in ernst. 'n egoïst Wat hij niet-egoïslisch is, dat
heeft hij van zijn moeder. Van zijn vader kan hij
'n gezond verstand hebben geërfd, inaar zeker ook
al datgene wat hij met zich draagt aan neiging ,van
naar zich toehalen. Want egoïsme is totaal vreemd
aan het vrouwelijk element. Waar 'n vrouw egoïstisch
is, daar is zij mannelijk en 'n smaad voor haar sekse.
[Wa^r 'n man 't niet is, daar stooten mannen jel-
YAK
MAX DREYER.
1.
Mönchgut, 27 April.
Beste ouwe Walrus
Jij hebt zulk een prachtige dikke huid, dat men
er maar hartelust met beide vuisten dapper op los
kan trommelen en trommelen, trommelen moet de
mensch, anders blijft hij niet gezond!
Duivels nog toe! Jij jij een twee-honderd-vijftig-
ponder, een boom-uittrekkende reus, zoudt niet eens
heer en meester zijn in je eigen huis! Jij laat je door
die twee neem me niet kwalijk! spitsneuzige
danit\jes, die jij zoo pardoes alle twee tegelijk in een
onbedacht oogenblik uit pure vergissing zoudt kunnen
doodzitten, -drukken of -vallen, jij laat je door
[haar (tiranniseeren en je bij je lange ooren trekken,
[waarheen ze je maar hebben willen!
I Duivels nog toe!
j Jij durft het kind van je bloed-eigen broeder niet
Ibij je in huis nemen, omdat het je schoonmoeder niet
Keiegen komt! Jij durft niet enjij wilt het ook niet!
lïlaar wil is jouw wil! Jij bent 't eens met je schoonmoe
der! Jij bent je schoonmoeder en je schoonmoeder is
Ijij. (Tril je nu nog niet?
f Ik zal je eens wat vertellen. Weet jij wel, dat 'ik
{indertijd een drama geschreven heb? Ook maar één.
Maar het was er ook naar Een leeuwen-welp. (Zoo
iets als Julius van Tarente. Van Leisewitz. Van welke
vermoeden hebt.) Dit dramatisch drama heetteDe
uifneus of dc onsterfelijke schoonmoeder. Ik benan-
kander aan, en zeggen: „hij is niet wijzer;" maar in
'n vrouw \inden ze 't gewoon.
Een vrouw schijnt op de wereld te zijn gekomen
om zichzelve lè geven, te verloochenen, lief te heb
ben. Een lief zusje bew ijst dit al tegenover haar ouder
of jonger broertje. En die ontwikkeling gaat voort. Over
tredende broers durven aan hun lieve zusters veel biech
ten, wetend dat 'n geest van verzoening die wijs
heid is veel kan goedmaken. En in het huwelijk
is de vrouw geheel en al toewijding. Waar zij dit niet
is, daar behoeft niet gewacht te worden totdat n onweer
het dak inslaat, daar komt het vanzelf wel naar de
laagte, 'n Getrouwde vrouw zonder liefde voor man
en kroost, zonder toewijding voor haar huishouden,
is als 'n geit in 'n turfland; die vernielt alles. Wanneer
'n man zoo verdwaasd van zinnen is, dat hij met
zijn eigen malligheid geen raad meer weet. dan neemt
i hij 'n vrouw, die niet veel van 'm houdt. Dan kan
1 hij er van overtuigd wezen, dat hij zelf 'n beroerd
leven heeft, dat zijn kinderen niet zullen worden op
gevoed en dal zijn huishouden ten allen tijde zal ver-
i keeren in den toestand van 'n uitdragerij. Of eigen
lijk nog erger; want in 'n uitdragerij heeft alles nog
een plaats; maar in zoo'n huishouden niet. Daar zoekt
men den heelen dag, zonder ooit iets te vinden.
Maar 'n goeie vrouw is naar het woord van Speen
hof voor 'n man „alles". Zij geeft ,,'t leven waar
de;" (en wie het voorrecht had met zulke voortref
felijke vrouwen in aanraking Ie komen, als ik het
voorrecht had, van mijn vroegste jeugd af, die laat
zich door een tien of honderd slechte voorbeelden de
overtuiging van vrouwelijke voortreffelijkheid niet uit
de handen slaan. Die heeft onderscheiding leeren ma
ken tusschen het vrouwelijk element en het vrouwelijk
individu. Wat er niet goedhartigs, niet liefs, niet op-
offerends is in 'n vrouw, is 'n tekort in de volko
menheid van haar vrouwelijk wezen.
I Maarik ga een regel citeeren uit een der grootste
wijsgeeren, die ooit leefde. Ik noem den naam niet,
want dan heb ik het bij velen verbruid. En die regel
is:„Rechtvaardigheid is meer de deugd der man
nen, menschlievendheid die der vrouwen. De gedachte
vrouwen het ambt van rechter te zien uitoefenen, wekt
lachlust, maar de barmhartige zusters overtreffen zelfs
1 de barmhartige broeders." (1).
Jean Paul, die de vrouwen zeer hoog schatte,
zegt in zijn „Quintus Tixlein„Goede vrouwen gun
nen elkander alles, behalve •mooie kleeren en 'n man."
Bedenk wel, dat ik nog altijd aan mijn ..Maar
bezig hen.
En L u d w i g Börne vraagt in zijn „F r a g m e n-
te": „Wat zou verdrietige rwerk wezen, kaarsen snui
ten of vrouwen door argumenten te overtuigen? Alle
twee minuten kan men weer van voren af aan begin
nen, en wordt men ongeduldig dan dooft men het
Kleine vlammetje heelemaal uit."
Doch dit alles getuigt niet tegen de vrouw. En wat
vrouwen ons hards te slikken geven, hebben we mis
schien wel verdiend. Ik citeer uit 'n door mij o,
lang geleden! ontvangen brief 'n paar regels, waar
ik het voorloopig mee doen kon.
't Schijnt, dat 'n man maar eens in zijn leven
kan liefhebben; en als dat achter den rug is, dan kan hij
zich veilig op de gevaarlijkste plaalsen begeven; hij
kan, na 'n verrukkelijke wals. gaan uitrusten in 't
halfduister, zonder iets op te doen van langen duur
dan 'n lichte verkoudheid; hij kan 'n wit handje in
de zijne vatten, zonder dat als het ware 'n electrische
strooming hem in hare zachte drukking gevangen houdt,
't Schijnt wel, dat Cupido geen tweeden pijl verspilt aan
hetzelfde mannenhart. Hoor je me? Versta je, dat ik
zeg „verspilt"? Nu, onthoud tdan.Later schrijf ik
je meer over die akelige mannen."
Toen ben ik gaan nadenken en zoeken wat ik dan
toch wel misdaan had, en ik heb het niet gevonden. Daar
om geloof ik, dat mannen dom zijn, althans in zekere
richting.
En later, toen ik van Larochefoucauld las: II y a
des gens qui n'auraient jamais été amoureus, s' ils
n avaint jamais entendu parler de 1'amour," (2), toen
heb ik de stille opmerking gemaakt, dat onder deze
afschuwelijke „gensnooit 'n vrouw kon ressorteeren.
Mannen wel, mannen in overvloed, omdat er zooveel
onder (zijn, die alle zichzelven liefhebben, en zoo
min vriendschap als liefde kennen; omdat ze 't min
der erg zouden vinden als de heele wereld verging,
dan dat zij hun nagel scheurden. Ja, 't is waar, die
brief had toch gelijk; er zijn 'n hoop akelige mannen
in de wereld.
Maar die nabetrachting op het woord van Laroche
foucauld is de geheime deur tot 'n zeer wonderlijk
binnenleven. Zooals er mannen zijn, die hun' flink
heid overdrijven, die altijd maar in angst zitten, dat ge
twijfelen zoudt aan hun cordaatheid, aan hun held
haftigheid en daarom bij elk wissewasje met hun vuis
ten op de tafel slaan en om de drie woorden een
vloek zeggen, zoo zijn er ook vrouwen, die laboree-
ren aan overmatigeIk durf geen „liefde" zeggen,
want dat is 't niet. Ik durf geen „toegenegenheid" of
I „opoffering" of „toewijding" zeggen, want dat is 4 óók
niet. Ik denk dat 't iets heel anders is dan een van deze
alle. Misschien is 't wel malligheid of ziekelijkheid of
'n zichzelf-niet-kunnende-beheerschen-natuurlijkheid, of
te wild uit den band springend lentegevoel. Ik weet
niet wat het is en zou er niemand 'n verwijt van
durven of willen maken; maar 'tkan lastig worden
en de wetten en reglementen van ons nu eenmaal
gereglementeerd gemeenschapsleven te buiten gaan. En
dat zou zoo erg niet wezen, als we alleen met God
en met de Natuur te doen hadden. Die beide /ijn
streng, vreeselijk streng, maar eerlijk en rechtvaardig,
en bovenal,in hun uiterste consequentiën, liefde
vol. Maar de maatschap is dit niet; wel streng, maar
niet rechtvaardig, niet eerlijk en in geen enkel op
zicht liefdevol. De maat van anderer zonden is volgens
haar (nooit vol genoeg; er kan altijd nog meer bij.
Als Jaap over de schutting gekeken heeft, dan zal hij 't
paard ook wel gestolen hebben, en heeft hij 't al niet ge
stolen, dan heeft-ie 'ttoch zeker willen doen. Waarom
keek hij anders over de schutting?
Het oordeel der inenschen is hard als zij over an
deren spreken, en niet altijd rechtvaardig, gewoonlijk
zelfs zeer onrechtvaardig.
ders een gezworen vijand van alle schoonmoeder-grap
pen. Want ze deugen niet. Wiede schoonmoeders of da
grappen? Ja, dat moet je zelf maar uitmaken. Maar
in mijn schoonmoederlijke creatie was wereldorde en
wereldwijsheid.
Daar kwam ook een kerel in voor net als jij, die
ook onder de pantoffel van zijn schoonmoede rzat. Hij
hield hartstochtelijk van een snuifje de commandante
verbood het hem, en hij gehoorzaamde. En leefde een
vreugdeloos leven zonder snuifje. Eindelijk stierf de
gebiedster des huizes. Zij had gedecreteerd, dat haar
i lijk verbrand moest worden, en aldus geschiedde. De
schoonzoon keerde naar huis t.rug m.t d; urne, waarin
de asch der overledene. Donker was zijn kleeding,
doch zijn ziel was verlicht. Intusschen, hij juichte te
vroeg. En nu let op! Nu komt het.
Hij stortte zijn liart uit tegen zijn besten vriend.
Hem openbaarde hij, wat hij had geleden, hem beken
de hij zijne verlossing, en dat zijn rouw niets was
dan blijdschap, onbegrensde blijdschap! De onschuldige
begeerte naar een snuifje, welke de overledene niet kon
uitstaan, en welke hij al die jaren had moeten onder
drukken hoera! Nu zou hij zijn hart ophalen aan...
snuif!
Een reuzensnuifdoos had hij schielijk te voorschijn
gehaald hij snoof en niesde en juichte en nies
de en snoof.
I Maar wat zien zijne oogen in den roes der
niezende, juichende en snuivende orgie, wat is er gebeurd
De snuifdoos is vol en de urne is leeg! „Ik heb mijn
schoonmoeder opgesnoven!" Toen viel hij in zwijm.
En uneteen viel het scherm.
Kan jij je een mooier slot van een bedrijf denken?
Ik ook niet. Maar de ossen van tooneel-direcleuren
hebben het stuk nooit willen opvoeren.
Natuurlijk zijn we nog niet aan het eind. Nu komt
het eigenlijk pas. Dus die man heeft zijn schoonmoe
der, van wie hij zich bevrijd waande, terwijl hij haar
nagedachtenis bespotte, juist met zich vereenzelvigd,
i heelt haar geïncarneerd, zooals wij „geleerden" het zeg-
En dit nu gaat 'n man na vele verdiende en on
verdiende opstoppers en meppen, begrijpen. Maar n
vrouw begrijpt tiet niet. Daar loopt haar redeneer-
kraciit klem en kan niet verder. Én dit is oorzaak,
dat zij in sommige gevallen ophoudt te denken aan
consequentiën en maatschappij.
Ik ben het volstrekt niet eens met Erasmus, die be
weerde, dat ,,de vrouw 't volkomen eigendom der Dwaas-
heid is," en dat men daarvan 't beste bewijs ziet ..in
't gedrag van 'n man. zoodra hij met vrouwen in aan
raking komt." Ik ben 't ook volstrekt niet eens met
mijn oudste zuster, die beweert, dat er met n ..geval
len" man ja, ze zei „gevallen" nog wel wat
te beginnen is, maar met n ..gevallen vrouw niets.
Maar wel gevoel ik veel voor de bewering van 4 olstoï m
zijn K a t i a, als hij zegt„Alle m e n s c h e n, maar
vooral gij. o vrouwen, rusten niet, voor
wij den beker van 's werelds ij delheden
en genietingen aan de lippen hebben ge-
gebracht."
Ja, daar is veel van aan Wel is waar begrijpen wij
daarna eerst recht wat eigenlijk het leven beleekent, maar
dit neemt niet weg, dat wij die wijsheid toch gewoon
lijk met 'n veel te duren prijs betalen moeten.
Ik las in het dagboek van 'n goed vrind:
„Voor wat handengestreel,
Voor wat lippengekweel.
Voor wat woelen in aschblonde haren,
Voor wat woordengespeel,
Voor wat mingekrakeel
Moest ik heel mijn fortuin laten varen."
En geloof mij, dit is de weliswaar vrije, maar toch
zeer juiste vertaling van 'n bladzijde, die ge vinden
kunt in het dagboek van menig man. Of wij daarom
die mannen hard zullen vallen? W'at zullen wij wijs
doen en les geven in wandelen, als wij bekennen moe
ten, zelf niet eens vast op onze beenen te staan!? Wc
zijn stumperds, groote stumperds, die ons heel wat
verbeelden, als we een sigaar kunnen aanhouden of
aan onze snor kunnen draaien; maar die bij de eerste
levensvraag de beste, die tot ons komt, in zak en asch
zitten en vragen wat anderen er wel op antwoorden.
En wat vrouwen aangaat,
Maar, „laten we tot onze schapen terugkeeren." De
kwestie is, of de rechter „r e c h t" zal doen, wanneer
hij „la recherche de la paternité" niet langer
zal verbieden?
Ik weet 't niet. In sommige gevallen zeer zeker;
m andere niet. Alle gevallen van dien aard zijn ver
schillend als de aangezichten van menschen. Maar ik
wil u 'n zeer eigenaardig geval meededen, dat hier
in Amsterdam zich heeft afgespeeld. 'Onlangs was ik
in gezelschap van eenige heeren, toen genoemde kwes
tie ter sprake kwam. Ik hoorde toen de volgende ge
schiedenis:
Vijf, zes jaren geleden hadden twee hunner een en
denzeifden persoon tot vriend. Zij erkenden beiden,
dat hij. 'n vroolijke, eerlijke jonge man Was. Op 'n kwaden
morgen ontstonden er woorden tusschen zijn moeder
en ^ïet dienstmeisje, waarvan het einde was, dat hel
meisje de dienst werd opgezegd en haar werd mede
gedeeld, dat zij over zes weken kon ver
trekken, Maar het meisje zei, dat zij dit
onder geen andere voorwaarde zou doen, dan dat
Ferdinand zoo heette hij niet voor haar en
zijn kind zou zorgen, en dat hij daar schriftelijke
waarborg van zou geven.
Toen de zoon thuis kwam en zijn moeder, hem alleen
genomen, harde woorden zei over zijn gedrag, begreep
hij die eerst niet, maakte er bijna 'n grapje van, maar
toen hij zag, dat ernstige, verachtende boosheid aan
't woord was, ging hij zelf het meisje roepen, om in
zijne en zijner moeder tegenwoordigheid de aanklacht
en (de beschuldiging te herhalen.
Het meisje deed 't, en de zoon stond sprakeloos.
De moeder geloofde haar zoon niet, toen hij vol
hield, dat hij onschuldig was en zij eischle, dat hij
het meisje trouwen zou. Het meisje, door de moeder
alleen genomen en ernstig ondervraagd; deed 'n eed,
dat JFerdinand de vader van haar kind was.
De zoon klaagde aan vijf vrienden zijn hart uit
over de ongeloovigheid zijner moeder, die nu boven
dien nog eischte, dat hij met dat meisje—trouwen zou.
De vrienden, ofschoon zij hem geloofden, gingen tot
het uiterste en vroegen hem zijn bewering met 'n eed
te bevestigen. Plechtig heeft hij dien eed gedaan en
al de aanwezigen waren „in gemoede overtuig d,"
dat (hij onschuldig was.
Drie maanden later trouwde het meisje met 'n jon-
schen moeder en zoon. Ferdinand barstte in tranen uit,
viel (zijn moeder om den hals, bezwoer haar nog
maals, dat hij onschuldig was, ging naa rzijn kamer
en (schoot zich dood.
Drie maanden later trouwd ehet meisje met 'n jon
gen man, aan wien zij al 'n paar jaren kennis had en
met Wien ze zoo nu en dan wel eens uitging.
Deze geschiedenis is waarachtig; mannen van onver
dachte waarheidsliefde kunnen haar bevestigen.
't Is waar, de lieve, hooggeschatte vriendin, die mij
dat /.chrijnende briefje senreef, heeft gelijk, cr zijn
„akelige in a n n e n." Ik heb er haar niet op ge
antwoord, dat er ook „akelige vrouwen" zijn; dat
zou aan zoo'n lieve vrouw, als zij is, al heel ongepast
zijn (geweest. En dan... wat weet ik van vrouwen?
Alle vrouwen, die ik het voorrecht had te leeren ken
nen, draag ik eerbied en achting toe, welke zij allen
meer dan verdienen. Andere vrouwen ken ik niet en
wil ik ook niet kennen; omdat ik het mooi en heilig
denken aan mijn Moeder niet door 'n vrouw wil zien
ontwijden.
Of er vrouwen zijn, die daartoe den booswichtigen
inoed zouden hebben
't Schijnt zoo. Een geschiedenis als de hierboven staan
de, doet het gelooven. En daarom vrees ik, dat het
„recht", dat staat geboren te worden, in sommige ge
vallen .aanleiding zal geven tot groot onrecht.
H. d. H.
t
AANTEEKENINGEN
(1). Dit is 'n regel van dien wijsgeer, die zeggen
kon: „Mijn filosofie is de eenig ware filo
sofie.' .-5
(2 Er zijn menschen, die nooit verliefd zouden zijn
geworden, als zij nooit over liefde hadden hooren spre
ken. j
gen. heeft haar ziel opgesnoven. Juist nu, als hij
dacht, voorgoed van haar bevrijd te zijn en hij daar
over op dolle wijze zijn vreugde uit neemt zij hem
geheel in bezit, nu zit zij in zijn hoogst-eigen voor
hoofdsholte en bestiert zijn voelen en willen, nu Ls zij
de ononttroonbare koningin zijner gedachten hahaha!
hihihihi
Is dat niet een geniale schepping? Maar die ossen
van 'directeuren jiebben het stuk niet gewild.
Jou echter, jou zeg ik: denk aan je voorhoofdsholte
en aan de bewoonsters daarvan. Maar arme kerel. Het
is toch al te laat. Jij bent immers reeds een met je
schoonmoeder. Haar wil is jouw wil. En zoo komt de
kleine Ellen dus niet in jouw huis.
Ja, maar hoe denk jij je dat dan wel? In de eerste
plaats, hoe denkt de vader van het kind er zelf over?
Ik weet immers, dat jouw broer Hendrik even ver
strooid is, als jij dikhuidig bent. Hij heeft me een
grooten brief geschreven, zeven en een half kantje lang,
maar daarover, dat hij dacht, meende, hoopte, wenschte,
dat ik zijn Ellen tot mij zou nemen, schrijft hij geen
woord. Hij schrijft mij al het mogelijke over zijne ex-
Eeditie naar Noord-Svrië en allerlei bizonderheden over
et volk der Hettieten, dat natuurlijk een kolossaal in
teressant volk is. En tot slot zendt hij mij dan „vele
hartelijke groeten." En uit dat alles moet nu een mensch
de gevolgtrekking maken, dat de goede Hendrik op zijn
Hettietenhart de bede heeft, dat men zich over zijn
Ellen zal ontfermen'.
Lieve hemel, ik wil immers gaarne doen, wat ik
doen kan. Maar ik ben een oude, verwilderde vlegel
van een jonggezel zit hier ver van de beschaving
in een blokhuis en ik zou zulk een teere plant
enz. enz. Dat begrijpt ge toch alles zelf wel!
Jij zegt, dat de doctor voor het kind aanraadt een
zomer zeelucht Mooi. Maar hier mis ik een vrouwen
hand. Wel is waar, of geen vrouwenhand niet altijd
nog beter is dan de twintig beenige kneukels van jouw
twee dametjes.
Maar denk eens over de zaak na.
Mijnheer de Redacteur I
De heer M. BOSSEN te Zype schreef in uw geëerd blad
een ingezonden stuk. Ik wil tegen de strekking daar
van even protesteeren, de tegenstanders van droogma
king houden zich al veel te veel stil.
Waar do heer Bossen zelf schrijft, van de zaak geen
studie te hebben gemaakt en het bombastische uit zijn
schrjjven rustig onbesproken kan blijven, kan ik kort zijn.
De tegenstanders van droogmaking treden niet
georganiseerd op.
De opbrengst, der Zuiderzee is heel wat meer dan 2
millioen. Dr. Redeke komt op een geheel foutieve ma
nier tot dat cijfer, zou tot een geheel ander cijfer komen,
zeker het dubbele, als de opbrengst genoemd werd van
alle plaatsen, waaronder vele uit de omgeving van den
heer Bossen, als Helder, Ewijcksluis, Wieringen, Kolhorn.
Wat de opbrengst van het drooggemaakte land betreft,
de voorstanders van droogmaking rekenen zich rijk en
tellen zich arm, met cijfers wordt gegoocheld, dat het
een aard heeft. Niemand kan alle rapporten beoordeelen,
zoo ontwikkeld is niot een. Wat ik U vertellen kan is dit
het rapport betreffende de Zuiderzee Vissrlierij is
eeliccl fout. Als men de rekening van de Zuiderzee-Ver.,
steunende op foutieve rapporten, als basis aanneemt,
weet men niet eens wat men begint.
Met dit korte woord moet ik ditmaal volstaan, ware
het zooals de heer Bossen zegt, waren de tegenstanders
van droogmaking vereend, tegen het onverantwoordelijk
drijven van de voorstanders van droogmaking der Zuider
zee zou meerdero malen een waarschuwing klinken.
U, M. de Red., dankend voor de plaatsruimte,
B. J. GELDER,
Redacteur v. d. Visschery-Courant.
Indien de heer Bossen zijn stuk inzond bjj bladen,
mij niet bekend, worden deze zeer beleefd verzocht,
bovenstaande even op te nemen.
Gemeente lieer Hugovvaard.
Ingeschreven van 1—31 Mei 1907.
GeborenSimon, z. v. Pieter Groot en Trijntje Pluis-
ter. Hermanus, z. v. Jan Snelten en Aagje Veldboer.
Cornelis Petrus, z. v. Johannes Stet en Cornelia Bruin.
Joannes Petrus, z. v. Cornelis Komen en Anna Kuijper.
Jacobus, z. v. Gerardus Weel en Catharina de Boer.
Alida, d. v. Pieter Ursem en Aaltje Klaver. Cornelis, z.
v. Jan van Twuyver en Grietje de Wit. Catharina, d. v.
Klaas van Langen en Maartje Limmen. Jan Hendrik,
z. v. Rutger Mastenbroek en Immetje Koningen. Adria-
nus Anthonius, z. v. Petrus Hendrikus Overtoom en
Johanna Hes. Anna, d. v. Jacob Zomer en Cornelia
Berkhout. Wilhelmus, z. v. Jan Appelman en Niesje
Dekker. Petrus, z. v. Anthonius Cornelisse en Antje
Dekker. Maria, d. v. Cornelis Yerwer en Trijntje Beers.
Ondertrouwd: Petrus Bloothoofd en Jantje Tesselaar.
Pieter Koppes en Neeltje Nieuweboer. Jan van Stralen
en Elisabeth Blokdijk.
GetrouwdDirk Beemster en Klaasje Konijn. Arie
Sijs en Aafje Koppes. Klaas van Twisk en Dieuwertje
Jacoba Wuis. Peters Bloothoofd en Jantje Tesselaar.
OverledenGeertje Boots, echth. van Arie Comman
deur, 41 jaren. Simon, z. v. Jan Bakker en Antje Bur
ger, 7 maanden. Jahannes, z. v. Petrus Bartholomeus
Weel en Margaretha Groot, 1 maand. Catharina, d. v.
Jacob van Langen en Maartjo Floris, 14 maanden. Guur-
tje Modder, wed. van Arie Peys, 56 jaren.
Nieuwe Niedorp.
Deze week gebeurden er hier enkele ongelukken, allen
nogal met gelukkigen afloop.
Aan de Langereis was het de bakkerswagen van den
heer J. Hagenaar, die bij den dijk neerrolde, terwijl
oen zich op den wagen bevindend jongetje er gelukkig
net bijtijds afsprong, bij welk ongeval alleen do wagen
even werd beschadigd.
Op Terdiek geraakte de landbouwer D. Tuinman zijn
wei kwijt, die hy per hondekar haalde, daar de heele
geschiedenis te water geraakte en de wagen nogal werd
gehavend, terwy'1 in de kom van het dorp nog een drie
tal natte pakjes in de voorsloot werden gehaald door
twee kinderen van den heer C. Butter kropen er
zelf weer uit en door Leenfje Slot, een 15-jarig
meisje, dat door do heeren A. Visser en G. Stokman
uit haar waterige positio werd gered.
lieer II ngovvaard.
Woensdag 11. was het schoolfeest voor de oudste
leerlingen der vier scholen alhier, 's Morgens 6 uur
vertrokken ze per rijtuig naar Alkmaar, waar de wel
ingerichte boot van den heer Govers gereed lag om ze
naar Amsterdam te vervoeren. Voorspelde de lucht by
het vertrek al niet veel goeds, toch hoopte men, dat
het droog zou bi ij ven. By Wormerveer vielen echter
reeds de eerste regendruppels. Ofschoon het op de wande
ling van de DoRuyterkade naar Artis voortdurend regende
bleven allen even opgewekt. Vooral de mooie en talrijke
winkels op den Nieuwendyk en Kalverstraat trokken
aller aandacht. Dat men in Artis en het Aquarium volop
genoot is te begrijpen.
Tegen den namiddag klaarde het weer gelukkig op
en had men op de terugreis prachtig weer. 's Avonds
half tien was ieder thuis en nog lang zullen leerlingen
en geleiders aan dezen genotvollen dag denken.
Heer lliigowaard.
Op de voordracht voor de vacante betrekkingen van
onderwijzeres zy'n geplaatst aan school I de dames:
C. Abcouwer te Weesp, W. F. v. d. Have te Haarlem,
A. Algera te Oosterlittens en A. Schoenmaker te West-
Graftdyk. Aan school II de dames: W. F. v. d. Have,
C. Abcouwer, A. Algëra en A. Schoenmaker.
In ieder geval duurt de geschiedenis voor mij niet lan
ger dan drie verreljaars. En zoolang zou ik desnoods
nog wel kunnen dienst doen als opvoeder eener prin
ses.
Maar bespottelijk is het toch. Compleet bespottelijk.
Waarom kan de kleine niet dadelijk naar Génève
op een kostschool W at Alleen omdat de voortreffelijke
tante Amalie (genaamd Amélie) niet eerder bij haar
een plaats open heeft? Hemel, dan moet zij doodeen
voudig een van hare gansjes liever naar haar eigen
huis terug laten fladderen! Is de kleine aan haar min
stens niet even-na verwant als aan mijMoeder-broeder
zwager-zusters kind of zoo iets dergelijks! Maar het
geschiede gelijk de lieve tante Amélie wil.
Maar wat jij me daar schrijft van de kleine Ellen en de
door haar uitgesproken begeerte, juist bij mij te blij
ven, dat kan je wel gemakkelijk vertellen, maar daarop
zeg ikzoo, zoo
Jij schrijft, „zij kent jou zeer goed," (wat ik betwijfel),
„zij spreekt over jou met bijzondere aanhankelijkheid."
Veel eer, zeer veel eer. Voor het overige, 'dat zal
wel gelogen zijn.
Intusschen, evenwel en desalniettemin hoe
moet dat terecht komen!? Wat zal er van komen? Heb jij
wel teen goed begrip van mijn persoon, van mijn huis, van
nujn leven en bedrijf? Doe mij tenminste het genoegen
en kom het zaakje hier eerst eens opnemen.
Natuurlijk, Hendrik is zulk een goede kerel, en ik zou
hem wel niets willen weigeren. Maar hij moet ten minste
eerst eens hier komen. En dan mag het gaan, gelijk liet
Overigens daar jij nu eenmaal een dierenkenner bent
kun jij ons wel eens inlichten over een geheim in
de natuur? Vader Weetgoed dat is de man van
mijn schoonmaakster en mijn bootmansmaat, een
denker en een wijsgeer, staat op liet kantje van zwaar
moedigheid of van eene ontdekking, welke hem sedert
jaren niet loslaat. Hoe komt het dat de vliegenslippen
op witte voorwerpen zwart en op zwarte wit zijn?
Raadselachtig natuurverschijnselTwee apothekers Jiec/t