f I. Dochter en Zoon. Zondag 30 Juni 1907. 51e Jaargang. No. 4269. DERDE BLAD. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. INGEZONDEN. Binnenlandsch Nieuws. Hermine is twee en twintig jaar oud, schoon en sta- frgj opmerkelijk mooi van gestalte en indrukwekkend in haar optreden. Wanneer zy langs de straat loopt, kijkt men haar bewonderend na. In de voorname krin- gen is zy wol bekend en ziet men haar gaarne. Overal wordt zy goed ontvanger; want zy is van deftigen huize, heeft eene zorgvuldige opvoeding genoten en zou onge- twyfeld reeds lang zyn gehuwd, wanneer by al de voor- deelen harer maatschappelyke positie en haar uiterlijk voorkomen, ook nog eene belangryke huwelyksgifthadde kunnen worden gerekend. Daaraan ontbrak het haar evenwel, en daardoor was het hare moeder tot dusverre ook nog niet gelukt, hare schoone dochter in de haven van den echt binnen te loodsen, wat zy met het oog op de toekomst reeds lang had gewenscht. Gedurende het laatste seizoen had zy weer nieuwe hoop gekregen. Een heer, die het blijkbaar ernstig meende, werd verliefd op Hermine. Evenwel, hy beet niet toe. In den eersten tyd der kennismaking had hy zich niet tegenover haar verklaard, en nu, terwijl de zaak reeds overal bekend geworden was, toonde hy zich voortdurend meer gereserveerd. De wereld sprak, hy niet. De toestand begon eenigszins pynlyk te worden. Wel waren do pretendenten voor de hand van de schoone en trotsche Hermino niet zoo heel groot in aantal, maar allicht zou toch de een of ander aanzoek om haar hebben gedaan, indien men or zich niet zoo alge meen van overtuigd had gehouden, dat de plannen van Barwald vast stonden en dat de verloving wel spoedig publiek zou worden gemaakt. Op het bal, dat by den rechter aan huis was gege ven, scheen iets te zyn voorgevallen. Hot was aan de scherpziende oogen der moeder niet ontgaan, dat Her- mine, aan de piano gezeten, onrustig en valsch spoelde, terwyl de heer Biirwald heel verstrooid de bladen van het muziekboek omsloeg. Nauwelijks waren zy thuis gekomen, of mama nam hare dochter dan ook onmid dellijk in verhoor. „Wel, heeft hy zich eindelijk verklaard Hermine draaide zich om en zuchtte „Och, het is beter, daarover maar niet to spreken.1' „Wat zeg je? Spreek toch duidelijk!'1 „Wat geeft heter is toch niets aan te veranderen." Haar toon werd voortdurend bitterder. „Ik zal my vertrouwd moeten maken met de gedachte, eene oude jongejuffrouw te worden. Zonder bruidschat zal toch niemand aanzoek om my doen." Wat praat je daar nu toch voor onzin Meisje, laat mij nu toch eindelijk eons weten, wat er is voorgevallen. Ik heb gezien, dat Biirwald met je heeft gesproken. Je zult toch tegenover je moeder wel geen geheimen heb ben. Komaan dan, vertel opWat heeft hy gezegd „O, mama, dat is toch zonder naderen uitleg gemak kelijk te raden. Barwald bekende my, dat hij mij lief heeft, reeds sinds langen tyd." „Welnu, en „Dat hy zonder my niet leven kan „Maar dan is de zaak immers in orde, Hermine. Ja, ik heb Barwald altijd wel voor een gentloman ge houden." „Dat is hy ook wel, mama. Maar hy voegde er nog aan toe, dat helaas groote hinderpalen onze verbintenis in den weg staan." „Wat een lummel 1 Wat voor hinderpalen dan wel „Barwald deelde my mede, dat hy geen vermogen bezat, maar toch gewoon was, op grooten voet te leven. Hy wist, dat ik ook arm was, en toch ook, krachtens mijne opvoeding, gewoon was my in de voornamere kringen te bewegen. Kortom, al zou het hart er hem ook van breken, zonder een belangrijken bruidschat kon hy niet aan een huwelijk denken. Hy vroeg my ook, of er niet misschien oen oom wa3, of iemand anders „Wat een brutaliteit I" riep de moeder vertoornd uit. „Ik was natuurlijk eerst danig in de war door het geen hy zeide. Maar daarop vroeg ik hem, waaraan hy het recht ontleende om op dergelijke wyze tegen my to spreken, Vanwaar hij den moed had, zich om mijne financieele omstandigheden te bekommeren, en de onbe schaamdheid, tegen my van liefde te spreken. In één woord, ik heb hem zoo duidelijk mijne meening gezegd, dat hij geheel on al beschaamd wegsloop." „Dat was flink van je!... - Begrijp nu toch eens,wat een onbeschaamdheid! Hy moest blij zijn, in zulk eene familie door een huwelijk te kunnen worden opgenomen, en dan stelt hy nog voorwaarden. Wanneer je broeder dat te weten komt, dan zal hy het hem stellig betaald zetten. Een heel jaar je het hof maken, je overal heen volgen en, als 't er eindelijk van komen zal, eerst vragen: Juffrouw, hoeveel geld heeft u Nu, let maar eens op, Hendrik zal het hem wel inpeperen!" Hermine liet zich in een stoel vallen, bedekte haar gezicht met de handen, en weende bitterlijk. „U heeft goed praten, mama", zeide zy tusschen hare tranen door, „maar ik heb een gevoel alsof het hart mjj breken zal." „Maar Hermine, je moet dat zoo tragisch niet opne men. Wees onbezorgd, je zult toch wel niet blijven zitteü „Dat zal ik wèl, mama want ik zal nooit trouwen." ,,Dat is toch immers onzin de rechte Jozef zal nog wel komen." „De rechte Jozef?" riep Hermine als buiten zich zelve. „Wat bent u toch kortzichtig, moeder! Hij was immers voor my de rechte Jozef 1 Dien man heb ik liefgehad; voor hem zou ik tot alles in staat zyn ge- j weest. Nu trouw ik nooit nooit. Luister eens goed naar myne woorden, myn lieve kind zeide de moeder met liefdevollon ernst. „In het leven van een mesje bestaat er geen nooit. Toon j jouw vader zaliger aanzoek deed om mijn hand, heb ik hem gezegd Wanneer u, mijnheer, eene trouwe, toe wijdende en opofferende echtgenoote wilt hebben, dan zult u die in my vinden. Rekent u evenwel daarbij ook nog op een grooten bruidschat, dan moet ik u on middellijk bekennen, dat ik, behalve mijne goede op voeding en mijne oprechte bedoelingen, niets mee kan brengen in het huwelijk. Daarop kuste je vader my de hand en zeide: „Lieve juffrouw, ik zoek eene goede vrouwhet geld, dat wy noodig hebben voor een onbezorgd bestaan, zal ik wel weten te verdienen Daarop trouwden wy on wy werden bovenmate geluk kig. Zie je. Hermino, zoo spreokt eon man van 6er, een man, die karakter heeft. Maar iemand, wiens gevoelens ondergeschikt zyn aan materieels toestanden, too iemand noem ik eon nietswaardige. En nu wil ik wijzen," riep Hend-rik met overtuiging, „men moest hem boycotten, lynchen. Het is myns inziens wel zoo laag mogelijk, hot meisje zynor liefde in den steek te laten, eenig en alleen omdat zy geen huwelijksgift mee- br<. mt." „St.1 je dus maar gorust, Ilermientjo," zeide do moe der on streek do dochter liefitoozond over de haren. „Jo ziet nu, dat Hendrik en ik het hieromtrent volmaakt eens zyn. Maar het lijdt ook geen twijfel, of ieder mensch met gezond verstand moet over die zaak net zoo den ken als wy". „Zeer zeker, en Hermine zal in deze gedachte ock haren troost vinden. Ik moet overigens wei bekennen, lieve mama", ging Hendrik luchtigjes voort, „dat ik my niet ter wille van Hormine alleen erover verheug, u diemoening te hooien verkondigen, maar ook om mij zeiven." „Hoe meet ik dat begrijpen." „Och, mama," begon Hendrik met do welbespraakt heid, gelukkigen menschen eigen, „u moet weten, dat ik tot nog toe altijd bang ben geweest, dat u over het huwelijk en alles wat daar zoo meê samenhangt, net zoo nuchter en materieel zoudt denken als al de ando- j re moeders. Weet u, zooals zy, dieniet vragen: Hebben] zy elkander lief? - maar: Hoe gróót is de bruidschat? Hoe kon ik toch zoo slecht van u denken Waar achtig, ik moet u wel duizendmaal om vergiffenis vra gen, dat ik zoo aan u heb kunnen twijfelen." „Hoe zoo dan toch? „En wat voel ik me gelukkig, nu ik weet, dat mama er niet het minste bezwaar tegen hebben zai 1" „Maar waartegen dan?" „Wel, dat ik met Klara trouw." „Met Klara? Meen je Klara Hechler, de dochter van den directeur?" „O, noen 1 Klara Bach, dat schoone, maar 't is waar arme meisje, dat by onze bank in betrekking is." De moeder hield het hoofd met de handen vast en vroeg heelemaal ontdaan „Wat zeg je, Hendrik?" De jonge man geraakte geheel en al in vervoering en bemerkte in het geheel niets van de eigenlijke uit werking, die zijne woorden tengevolge hadden. „O, mama, ik wou, dat u haar kende! Klara is een ware engel. Reeds sedert zes maanden zyn wy het mot elkander eensik heb tot heden evenwel den moed niet gehad, er iets van te zeggen. Ze is zoo goed, zoo fat soenlijk en ijverig en zoo degelijk opgevoed! De dames uit onze voorname kringen kunnen wat kennis betreft, by Klara in de schaduw niet staan. Yan 's morgens tot 's avonds werkt zij met stalen volharding en onderhoudt dan ook al sinds langen tyd zich zelve en hare moeder. Zij is een schat, lieve mama. En wanneer u het goed vindt, zal ik haar by u brengen, opdat u haar kuntleo- ren kennen en ons uwen zegen geven." Nu had de moeder begrepen, hoe de vork in den steel zat. En op ruwen toon zeide zjj „By my brengen? Waartoe? Opdat ik haar de trap afwerpen, of met den bezem de deur uitjagen zal? Wat zyn dat toch voor praatjes, die je daar opdischt? Hoe heb je je toch zoo kunnen vergeten en al mijne ver wachtingen zoo plotseling vernietigen Nooit, hoor je, nooit met myne toestemming ten minste niet." Hendrik stond daar alsof hij het te Keulen hoorde donderen. Het was hem niet mogelijk, zyne moeder te begrijpen. „Maar, lieve mama, wat hoeft u dan tegen Klara in te brengen?" „Wat ik in te brengen heb? Yraag je dat nog? Ja, heb ik daartoe dan een vermogen geofferd voor je op voeding en jo vorming, dat je de eerste de beste meid van de straat tot viouw noemt eon bedolmeisje, waarvan je de familie ook nog zult moeten onderhou den Heb je daarvoor je zoo ingespannen en zoo hard gewerkt, om nu ter wille van dat bedelvolk in ieder beter gezelschap te worden gemeden Heb je dan geon geweten? Heb je dan geen oogenblik aan mij en aan je zuster gedacht? Je hebt eene prachtige carrière voor je, eene schitterende toekomst wacht je en nu wil je dat alles wegwerpen om een gril Wil je nu dat meisje zonder geld, zonder naam huwen, waar je toch aanspraak zoudt kunnen maken op de voornaamste ver bintenissen, waar je in de rijkste familiën kunt worden opgenomen Geen woord meer daarover Hendrik, daar kan nooit ofte nimmer iets van komen; zet je die dwaze gedachte uit het hoofd. Het zou wat moois zyn! Wanneer die juffrouw, die machineschrijfster, eon man noodig heeft, laat ze dan den kantoorknecht trouwen, die zal haar ook zondor bruidschat wel nemen, als hij er zin in heeft." Hendrik keek verstijfd van schrik, naar zyne ver toornde moeder. „Maar, lieve, goede mama," riep hy en sloeg de han den te zamen, „nog maar een paar minuten geleden hoorde ik U toch heel anders spreken. Hier op deze zelfde plaats zeide U, dat het in uw oog een nietswaar dige was, die alleen op rijkdom, op den bruidschat ziet, wanneer hy trouwt „Natuurlijk," antwoordde de moeder op een toon van onwrikbare overtuiging, „toen was er sprake van mijne dochter. Nu evenwel betreft het mijn zoon. En dat is iets heel anders. i® er meteen nog wel by zeggen, wanneer die mijnheer Darwald toch nog over je denkt, en je het hof blijft, faken, dan zal ik hem vierkant de deur wyzon. Be grepen." Terwyl de moeder zoo tegen hare dochter sprak, was Hendrik, de broeder van Hormine, ongemerkt binnenge komen. Met schitterende oogen stond hy te luisteren baar de woorden znner moeder, en toen deze haar epeech ten einde had gebracht, sprong hy op haar toe, omarmde haar en bedekte haar gelaat mot kussen. "Bravo, moedertje 1" riep hy verrukt; „u heeft Zoomen geljjk. U heeft daar gesproken als eene "rouw, wier ziol vervuld is van de vorhevensto idealen. °n. trotsch op myne moeder en gelukkig, o mama, onuitsprekelijk golukkig." KftïiJ'-0i we') Hermine," sprak de moeder, trotsch en w ir »00k i0 broer denkt er zoo over als ik. Niet eon f' Hendrik, die man verdient het in goheel met, dat aisoenljjk meisje zyne vrouw wordt?" .'iU 10der good gezelschap moest men bom de deur Zitting van Dinsdag 25 Juni 1907. We werden nu in afwijking met verscheidene vorige zittingen, niet direct de zaal uitgejaagd, neen, we moch ten heden onze nieuwsgierigheid bevredigen by hot eerste het beste zaakje dat voorkwam. Eigenlijk was dit I wèl beschouwd, de eerste schakel van een half dozijn, die als 't ware één zaak vormden, en in het nauwste verband met elkaar stonden. Het zestal schippers, dat de rol van beklaagden mocht vervullen en successievelijk dezen morgen terecht stond, woont zonder uitzondering te Den Helder, waar ook de diefstallen, waar het in deze strafzaak om gaat, werden gepleegd. De luidjes heeten Gerrit Wezelman, Klaas Byl, Fokke Post, Hendrik de Vries, Jacob de Jong en Rinze Ruiter. 't Was omstreeks half April j.1., dat dit zestal een aardigen slag sloeg, tengevolge van het blijven vastzit ten van een Fransch schip op de Noorderhaaksgronden, op eenigen afstand van de kust te Den Helder. Dat Fransche schip, Can Robert genaamd, was gela den mot tarwe en bestemd naar Hamburg, doch ten gevolge van zyne stranding moest er noodwendig hulp worden verschaft. Die verscheenGerrit Roozendaal, chef van de wel bekende firma Zurmühlen, die zich meermalen met borging van scheepsbevrachting in gevallen als dit be last, zocht zich ook nu naar behoorén van zyn taak te kwyton. Daar de reods genoemde zes schippers, allen stoore jonge varenslieden, als vletterlui disponibel wa ren en reeds, zonder bopaald te zyn aangezocht, hulp verschafton, was de lading spoedig geborgen en het schip weer vlot gemaakt. Echter hielpen alle zes „helpers in den nood" de een meer de ander minder van de geborgen waren achter in hunne vaartuigen. Later, toon 't dreigde lastig te worden voor hen, verklaarde het half dozijntje als één man, dat de door hen niet afgegeven tarwe rommel was, nat en onbruikbaar op- veogsol etc. Toch had Wezelman daarvan eventjes voor f21 verkocht; andoren voor f10, f8 enz. Prijzen, die voor „rommel" te hoog zyn. De zaak kreeg dan ook al spoedig een verdacht aan- zion en de kapitein van 't schip verklaarde by wyze van afscheidsgroet, dat, als by aankomst te Hamburg de lading niet comploet bloek te zyn, hy dan de firma Zurmühlen aansprakelijk stelde. Immors, er wordt een flink bergloon uitbetaald en dan moet 't zaakje ook vertrouwd zyn. Dat bleek echter niet het geval te zyn en spoedig weiden getuigen gehoord on vorderestappen gedaan om de tirwe-ontvreemding eens door 't gerecht te hooren beoordeelen. Onder die getuigen ontwaarden we heden zolfs den Helderschen wethouder-cargadoor W. J. van Neck. De kwestie, wie nu procies verantwoordelyk was voor do lading en wie nu als diroct benadeelde op 't moment was aan to merken, kon zoor bezwaarlijk worden uitge maakt. Zelfs de cargadoor kon hierover geon voldoend licht laten schijnen. Gelukkig stond in de dagvaarding ....„dat de lading echter niet aan boklaagde behoorde" zoodat er-wel „vat" op de schippeis, alle zes, was te krijgen. Do O. v. J. achtte hun optreden dan ook schandelijk misbruik van het (te groote) vertrouwen, dat in hen wordt gesteld. Als ronde zeelui kan men dergelijke Hel- dersche vlettorlui niet aanmerken. De Nederlandsche zeelui, onze natie, wordt door die menschen tot iu het buitenlend in een schandelijk daglicht gesteld, wat zéér te betrouren valt. En al is het waar, dat het toezicht op een en ander niet heel streng is geweest, toch is de ontvreemding van waren een zeer afkeurenswaardige daad. Een waarschuwend voorbeeld en niet uit eon geldboete, maar liefst uit gevangenisstraf bestaande achtte de heer Officier dan ook zeer noodig. Z.E.G. eischte achtereenvolgens tegen elk der zes beklaagden wegens verduistering der goederen, welke zy onder zich hadden, mot toepassing van art. 322 W. v. Strafrecht, 10 dagen gevangenisstraf. Een der zes hierboven genoemde beklaagden, de vis- scher en schipper Hendrik de Vries, mocht nög eens op 't beklaagdenbankje plaats nomen en wel omdat hy in Maart dezes jaars op eonige uren afstands van de Heldersche kust, een 28 voet langen paal had opgevischt en zich h id toegeëigend, om die vervolgens dagen lang in zyn vaartuig verborgen te houden. Toevallig brak op 't vaartuig van eon collega, volgens 't koddig verhaal van Hendrik's knecht Jacob de Boer, de giek en wou die man graag „'t paaltje" voor 't maken van een nieuwe giek hebben. Voor f6.— werd de koop gesloten. Toen den strandvonder Klaas Ver meulen by wien natuurlijk het gevondene gebracht had moeten zyn het geval ter oore kwam, was er voor De Vries gauw roet in 't eten. Hij gaf nu wel voor, dat de paal onoogeljjk, knoestig en zoowat waardeloos was, maar de O. v. J. was zoo vrij, daar weinig van te gelooven. De visscher Klaas Korff had er, toen zyn giek brak, immers direct f6.— voor gegeven! Maar toch nam de zaak een gunstige wending voor Hendrik. By dagvaarding toch was hem ten laste gelegd dat hy in de territoriale (het grondgebied betreffende) wateren, althans daar buiten, den paal had ingepiktwelnu, voor het eerste gedeelte „in de territoriale wateren" moest Mr. Cnopius wel vrijspraak vragen, hetgeen Z.E.G. 1 met het volgende beeld toelichtteGesteld, dat iemand door een openstaand raam iets van den openbaren weg weet weg te pakken, dan pleegt hij niet op den weg, maar in huis zijnde, het feit. Hetzelfde is van toepas sing hier met het schip en de zee. Wat betreft het feit, gepleegd althans buiten do territoriale wateren, ten aanzien van dat gedeelte van het ten laste gelegde vroeg Mr. Cnopius ontslag aan rechtsvervolging. Beklaagde bly, dat kun jo begrypenl- Jan Doef en Arie Bruin, een paar 23-jarige Andyker boerenjongens hadden aldaar den 21sten Mei j.1. by gelegenheid van de kermis, de kinderachtigheid om een fatsoenlijk burger op aller misorabelste wyze lastig te vallen en te plagen. Het slachtoffer hunner plaagzucht, de slager Jan Vriend, ontmoette het tweetal op den Drechterlandschen zeedijk. Hy was per fiets, maar de beide kormisgangers waren wei zoo vriendelijk om hem den doortocht te beletten. Toen de man vriendelijk verzocht te mogen passeeren, was daar natuurlijk in de gegeven omstandigheden geen sprake van. 't Tweetal geeft nu voor, dat Vriend dreigde Arie Bruin, (een kreupele) te mishandelen en dat Doef, daarover in edelen toorn ontstoken, Vriend sloeg. De heer Officier gispte zeer de houding der beide kermisgasten, zoowel op 21 Mei als nu op de zitting. Hun optreden vond Z.E.G. zeer ongepast. Tegen allebei beklaagden werd f 10 boete, voor ieder te vervangen door 10 dagen hechtenis, geëischt wegens de gepleegde mishandeling. Willem Blankendaal, een 29 jarig arbeider uit Nieuwe Niedorp, stond daarna terecht, omdat hjj den 19den Mei j.1. (len Pinkster- en kermisdag aldaar) te zijner woon- plaatse den 54-jarige veehouder Frederik Brouwer had geslagen. Hy heeft vroeger in eene aan Brouwer toebe- hoorende woning gewoond en tengevolge van dien was by zyn vertrek daaruit nog een klein geschilletje gerezen ten opzichte van betaling van eenige huurpenningen. Brouwer meende nog een, zy het dan ook klein bedrag te kunnen vangen.... Willem daarentegen dacht, niets meer te moeten betalen en beweert dat Frederik zich niet ontzag, hem meermalen daarover lastig te vallen, zelfs al waren er andere menschen by. Dit verveelde hem en toen hy dien Pinksternamiddag in den melktijd, 't zal zoowat balfzes zyn geweest, Brouwer zag aankomen in den Westersvog, gaf hjj aan zekeren Appelman te kennen, dat 't er nu eens op aan moest en dat by Brouwer nu eens over dat manen om huurcenten terdege onder handen zou nemen. Appelman, daarnaar niet nieuwsgierig, ontvlood het toonoel der komende handelingen en de botsing vond plaats. Willem vroeg, lang niet zoetsappig, of Brouwer nu eens met dat gezeur over die huur, als er volk bij was, zou eindigenen greep zyn vroegeren huisbaas behoorlijk beet, die van aard ook juist niet zoo heel flegmatiek spoedig van zich afsloeg en toen gaf Blankendaal hem eenige opstoppers, die zijnen ex-huisbaas zoodanig in de verkeerde keel schoten, dat er noodwendig een straf zaakje van moest groeien. Nou, dat was gauw genoeg klaar en de gepleegde mishandeling stond weldra „zwart op wit". Dat er, zooals van beide kanten werd beweerd, wederzijds nogal minder vleiende scheld woorden vielen is geroedelyk aan te nemen. Dat de klappen overigens nogal aankwamen, zou jo allicht op maken uit den forschen stomp, dien de eenige getuige, de landman Jan Langedijk, dio op eenigen afstand zat te melken, nu togen het gelukkig nogal soliede getui- genhekje gaf, by zyne poging om eene duidelijke plasti sche voorstelling van het gebeurde, voor zoover hjj het had gezien, te geven. De O. v. J. vond beklaagde's optreden over die huur- kwestie ad f 1.25 niet verstandig. Bovendien zou nu die kwestie duurder worden, want Z.E.G., den raad aan beklaagde gevende om Brouwer verder met rust te la ten, eischte wegens de gepleegde mishandeling tegon Blankendaal f 7 boete, subsidiair 7 dagen hechtenis. Theodorus van der Hulst uit Hoorn was als beklaag de absent. Hy was onlangs te zijner woonstede weer aardig doende en, helaasal lang niet voor den eer sten keer. Knapjes dronken, viel hy in handen van agent Harms, die 't meer dan noodig achtte den snuiter op te bren gen. Alle denkbare termen waren daarvoor dan ook in overvloed aanwezig. Maar, al liet Bacchus niet na, in hooge mate zijnen invloed te doen gelden, toch was Dorus nog niet genoeg ontzenuwd, lichamelijk althans, om alles zoo maar goed te vinden. Hij verzette zich geweldig, op de meest gebruikelijke manier. Handen en voeten, nagels en tanden bewezen daarby goede diensten. Zelfs de advocaat-procureur Mr. A. A. Huizenga, te Hoorn woonachtig, het geval ziende, trad als assistent op en hielp Harms kranig om van Dorus baas te blijven. De O. v. J., wetende welk een individu Dorus is, knapte hem wegens dit geweldige verzet op met een eisch tot 14 dagen gevangenisstraf. Martha Maria Knaap, oud 21 jaar, geboren te Amstcr, dam en wonende te Den Helder, waar ze de eerzame huisvrouw is van den heer W. Kraal, stond terecht- omdat ze zich den 23sten Mei in de Heerensteeg aan mishandeling schuldig maakte. Met hare 30-jarige buurvrouw Johanna Scholten, an ders gezegd vrouw Quant, kan ze het dan maar heel nietvinden.Van kippen en kinderen(anders welkome twist appels!) hebben we niets gemerkt en toch hot liep geweldig spaak, hoor! Vrouw Quant, door 't tweetal haar vijandige dames, n.1. Martha en zekere vrouw Veenstra, by hetgeen nu volgt meer populair aangeduid als „Blauwe Anna", had petroleum gehaald en wou het buiten zittende tweetal passeeren, toen Martha haar lange beonen uitstak, waar door vrouw Quant kwam to vallen en het drietal schoo- non door dien onverhoedschon val rykelyk mot een grooten petroleunivloed word verwelkomd. Martha, ziende welk onheil er over haar smetteloos kleed was gekomen, vloog overeind en pakte de petroleum-juffrouw beet, haar by de haren heen on weer scheurende. Vrouw Veenstra bleef toezien, doch mocht voor getuige spelen, toen vrouw Quant de zaak aangaf. Maar de tengere juf frouw Veenstra werd bovendien nog vereerd met de rol van mishandelde, daar vrouw Quant op hare beurt deze juffrouw mishandelde. Martha Knaap ontkende, doch de O. v. J. was te wel ingelicht om hare verdedigingsrede aan te nemen. Z.E.G. wou zich niet bepaald in de burenruzie zelve verdiepen, maar dat do verhouding al eenigen tyd be paald vyandig mag heeten, is Z.E.G. zeer goed bekend en daarom had spreker eindelijk van deze aangifte eens terdege werk gemaakt, om zoo mogelijk de luidjes tot rede te brengen. Mr. Cnopius wees er de rechtbank op, zoo deze mocht denken volstrekt geen hooge geldboete te moeten eischen, dat elk der in dit drama als beklaagde optredende dames i tevens als getuige een zeker bedrag opstrijkt. Wegens mishandeling werd tegon Martha f 10 boete of 10 dagen hechtenis geëischt. Nu stond vrouw Quant terecht omdat ze vrouw Veenstra had mishandeld, door te bijten, terwijl ze, klein als ze is, ook de groote Martha nog durfde slaan. Beklaagde jammerde Ach en Wee over hare buren en de ontolbare malen, die ze voor den Commissaris van Politie had moeten verschijnen maar bracht het overigens niet vee! vorder dan de vorige beklaagde. De O. v. J. zag van verdere toelichting af, maar eischte tegen vrouw Quant wegens mishandeling ook f 10 boete of 10 dagen hechtenis. Pieter de Z9ouw, een Castricummer werkman, was de laatste beklaagde, maar zyn zaakje werd met gesloten deuren behandeld. A.s. week geen zitting. Uitspraken over 14 dagen. Mijnheer de Eedacteur l Zooals U bekend is, heeft de gemeente Sint Maarten een anderen burgemeester gekregen. Dit is op zichzelf een weinig beteekenend feit. Maar by deze benoeming heeft iets plaats gevonden, dat de aandacht trekt. Zoo spoedig doenlijk, aJ daags na de begrafenis van den Ed.Achtb. heer Blom, heeft de „groote meerderheid" van de raadsleden den Secretaris der gemeente ver zocht te willen solliciteeren naar het opengevallen ambt en hem daarvoor aanbevolen. Die heeren hebben niet gewacht tot zy wisten, wien de gemeente het liefst wilde en dat bleek toch spoedig, toen bekend werd, dat 180 personen uit de gemeente den heer W. W. Schermerhorn een adres aanboden met verzoek te solliciteeren. Hy heeft aan het byna algemeen verlangen voldaan; dat byna ieder hem wenschte, blykt wel, als men weet, dat St. Maarten ongeveer 1000 in woners telt, waarvan de helft mannelijke personen zyn en men zeker geen kinderen heeft laten teekenen. I Hoe onaangenaam werden de gemeentenaren verrast en hoe groot was hunne teleurstelling, toen het bericht kwam, dat de heer Schermerhorn niet was benoemd. Wat moet men denken van de raadsleden, die door hunne onbezonnen handeling de gemeente een slag in 't aangezicht hebben gegeven Wat zyn toch wel de beweegredenen van die heeren geweest? mag men vragen. Zouden zij gedacht hebben, dat het welzijn der burgers minder zou behartigd wor den Maar op welke gronden dan De burgers van St. Maarten weten nu, wat zy aan die heeren hebben. Hunne wenschen worden door die heeren eenvoudig niet geteld en met hunne belangen wordt geen rekening gehouden. Een twistvuur hebben zy ontstoken, dat zal blijven branden, totdat door de kiezers zal dui delijk gemaakt worden, dat men geen gemeenteraads leden kiest, om zich door hen belachelijk te laten maken en te laten bespotten. De heer Schermerhorn werd in plaats van den E.A. heer Blom tot Voorzitter van de banne gekozen met 24 van de 27 stemmen. Maar hot werd natuurlijk niet met opzet 1 niet toen in uw courant bekend gemaakt ook niet in een ander blad. Dan had men immers be grepen, dat de heer Schermerhorn wel een geschikt man werd geoordeeld. Uw correspondent oordeelde beter het te zwy'gen en gunde een kyk op zyn „ernst om de achting der burgerij te behouden." Met don wensch, dat St. Maarten spoedig betere ver tegenwoordigers kiest in den gemeenteraad, zeg ik U beleefd dank voor de plaatsruimte. Uw abonné, Amsterdam. H. F. MORRA. De inzender vergist zich hier; het bericht is wel degelijk in ons blad vermeld geweest, n.1. in het num mer van Donderdag 20 Juni, 2e blad. [De Red.] o— Mijnheer de Redacteur 1 Mogen ondergeteekenden een plaatsje in uw blad verzoeken voor het volgende By de periodieke aftreding als leden van den gemeente raad van Barsingerhorn der heeren C. Spaans Hz. en P. de Zeeuw, hebben beide kiesvereenigingen in de ge meente besloten de aftredenden candidaat te stellen. Enkele kiezers te Barsingerhorn hebben zich hiermee niet kunnen vereenigen en candideerden den hter P. Kistemaker te Kolhorn. Niemand zal een groep kiezers dit recht willen ont zeggen, maar toch mag by elke candidaatstelling geëischt worden, dat by stellers de ernstige bedoeling voorzit, het belang der gemeente te bevorderen. Waar de heeren T. Swaag c.s. bij de candidaatstelling van den heer Kistemaker het oordeel van hun candidaat niet hebben ingewonnen waar zy zeer goed haddon kunnen begrijpen, dat deze nimmer partij wenschte te zyn tegenover den heer P. de Zeeuw, met wien hy als buurman op goeden voet leeft; waar zy evenmin de verkiezing van den heer Kistemaker mogelijk kunnen achten tegenover den heer Spaans, daar in dit geval Kolhorn meer leden naar den Raad zou afvaardigen dan de overige dorpen der gemeente, wat niemands goedkeuring zou kunnen wegdragen en waar door gebroken werd met een oude traditie betwijfelen zy den ernst dezer candidaatstelling en keu ren zy haar ten sterkste af, te meer daar de heeren T. Swaag c.s. eene stemming noodig maken, die voor de gemeente volkomen nuttelooze uitgaven medebrengt. K. BREEBAART Dz. J. A. KALF. L. W. VAN DER MEER. J. BOOD IJz. P. PLOEGER W. DE BOER. Ken succes 1 De Sociaal-Democraten hebben by de Statenverkiezin gen een groot succes behaald. Zy hadden in Friesland 3 zetels, thans 8 Groningen 1 zetel 4 Overysel 1 „2 Utrecht 0 „1 N.-Holland 1 „4 6 19 een winst dus van 13 zetels! Wicringcii. De stemming voor twee leden van den gemeenteraad zal gehouden worden op Zaterdag 6 Juli 1907. Hoogwoud, 27 Juni 1907. In plaats van wijlen den heer C. Pypor Sr. is tot president-Kerkmeester benoemd de heer S. Glas, kerk meester der Ned. Herv. Gemeente. Candidaatstelling. Bij enkele candidaatstelling (1 lijst) zijn Dinsdag te Callanlsoog lot lid van den Gemeenteraad herkozen de Jicercn C. Hoogsehagen en J. Rademaker-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 9