f
I.
Dochter en Zoon.
Zondag 30 Juni 1907.
51e Jaargang. No. 4269.
DERDE BLAD.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
INGEZONDEN.
Binnenlandsch Nieuws.
Hermine is twee en twintig jaar oud, schoon en sta-
frgj opmerkelijk mooi van gestalte en indrukwekkend
in haar optreden. Wanneer zy langs de straat loopt,
kijkt men haar bewonderend na. In de voorname krin-
gen is zy wol bekend en ziet men haar gaarne. Overal
wordt zy goed ontvanger; want zy is van deftigen huize,
heeft eene zorgvuldige opvoeding genoten en zou onge-
twyfeld reeds lang zyn gehuwd, wanneer by al de voor-
deelen harer maatschappelyke positie en haar uiterlijk
voorkomen, ook nog eene belangryke huwelyksgifthadde
kunnen worden gerekend. Daaraan ontbrak het haar
evenwel, en daardoor was het hare moeder tot dusverre
ook nog niet gelukt, hare schoone dochter in de haven
van den echt binnen te loodsen, wat zy met het oog
op de toekomst reeds lang had gewenscht.
Gedurende het laatste seizoen had zy weer nieuwe
hoop gekregen. Een heer, die het blijkbaar ernstig
meende, werd verliefd op Hermine. Evenwel, hy beet
niet toe. In den eersten tyd der kennismaking had hy
zich niet tegenover haar verklaard, en nu, terwijl de
zaak reeds overal bekend geworden was, toonde hy zich
voortdurend meer gereserveerd. De wereld sprak, hy
niet. De toestand begon eenigszins pynlyk te worden.
Wel waren do pretendenten voor de hand van de schoone
en trotsche Hermino niet zoo heel groot in aantal,
maar allicht zou toch de een of ander aanzoek om
haar hebben gedaan, indien men or zich niet zoo alge
meen van overtuigd had gehouden, dat de plannen van
Barwald vast stonden en dat de verloving wel spoedig
publiek zou worden gemaakt.
Op het bal, dat by den rechter aan huis was gege
ven, scheen iets te zyn voorgevallen. Hot was aan de
scherpziende oogen der moeder niet ontgaan, dat Her-
mine, aan de piano gezeten, onrustig en valsch spoelde,
terwyl de heer Biirwald heel verstrooid de bladen van
het muziekboek omsloeg. Nauwelijks waren zy thuis
gekomen, of mama nam hare dochter dan ook onmid
dellijk in verhoor.
„Wel, heeft hy zich eindelijk verklaard
Hermine draaide zich om en zuchtte
„Och, het is beter, daarover maar niet to spreken.1'
„Wat zeg je? Spreek toch duidelijk!'1
„Wat geeft heter is toch niets aan te veranderen."
Haar toon werd voortdurend bitterder. „Ik zal my
vertrouwd moeten maken met de gedachte, eene oude
jongejuffrouw te worden. Zonder bruidschat zal toch
niemand aanzoek om my doen."
Wat praat je daar nu toch voor onzin Meisje, laat
mij nu toch eindelijk eons weten, wat er is voorgevallen.
Ik heb gezien, dat Biirwald met je heeft gesproken. Je
zult toch tegenover je moeder wel geen geheimen heb
ben. Komaan dan, vertel opWat heeft hy gezegd
„O, mama, dat is toch zonder naderen uitleg gemak
kelijk te raden. Barwald bekende my, dat hij mij lief
heeft, reeds sinds langen tyd."
„Welnu, en
„Dat hy zonder my niet leven kan
„Maar dan is de zaak immers in orde, Hermine. Ja,
ik heb Barwald altijd wel voor een gentloman ge
houden."
„Dat is hy ook wel, mama. Maar hy voegde er nog
aan toe, dat helaas groote hinderpalen onze verbintenis
in den weg staan."
„Wat een lummel 1 Wat voor hinderpalen dan wel
„Barwald deelde my mede, dat hy geen vermogen
bezat, maar toch gewoon was, op grooten voet te leven.
Hy wist, dat ik ook arm was, en toch ook, krachtens
mijne opvoeding, gewoon was my in de voornamere
kringen te bewegen. Kortom, al zou het hart er hem
ook van breken, zonder een belangrijken bruidschat kon
hy niet aan een huwelijk denken. Hy vroeg my ook,
of er niet misschien oen oom wa3, of iemand anders
„Wat een brutaliteit I" riep de moeder vertoornd uit.
„Ik was natuurlijk eerst danig in de war door het
geen hy zeide. Maar daarop vroeg ik hem, waaraan
hy het recht ontleende om op dergelijke wyze tegen my
to spreken, Vanwaar hij den moed had, zich om mijne
financieele omstandigheden te bekommeren, en de onbe
schaamdheid, tegen my van liefde te spreken. In één
woord, ik heb hem zoo duidelijk mijne meening gezegd,
dat hij geheel on al beschaamd wegsloop."
„Dat was flink van je!... - Begrijp nu toch eens,wat
een onbeschaamdheid! Hy moest blij zijn, in zulk eene
familie door een huwelijk te kunnen worden opgenomen,
en dan stelt hy nog voorwaarden. Wanneer je broeder
dat te weten komt, dan zal hy het hem stellig betaald
zetten. Een heel jaar je het hof maken, je overal heen
volgen en, als 't er eindelijk van komen zal, eerst vragen:
Juffrouw, hoeveel geld heeft u Nu, let maar eens op,
Hendrik zal het hem wel inpeperen!"
Hermine liet zich in een stoel vallen, bedekte haar
gezicht met de handen, en weende bitterlijk.
„U heeft goed praten, mama", zeide zy tusschen
hare tranen door, „maar ik heb een gevoel alsof het
hart mjj breken zal."
„Maar Hermine, je moet dat zoo tragisch niet opne
men. Wees onbezorgd, je zult toch wel niet blijven
zitteü
„Dat zal ik wèl, mama want ik zal nooit trouwen."
,,Dat is toch immers onzin de rechte Jozef zal nog
wel komen."
„De rechte Jozef?" riep Hermine als buiten zich
zelve. „Wat bent u toch kortzichtig, moeder! Hij was
immers voor my de rechte Jozef 1 Dien man heb ik
liefgehad; voor hem zou ik tot alles in staat zyn ge- j
weest. Nu trouw ik nooit nooit.
Luister eens goed naar myne woorden, myn lieve
kind zeide de moeder met liefdevollon ernst. „In het
leven van een mesje bestaat er geen nooit. Toon j
jouw vader zaliger aanzoek deed om mijn hand, heb ik
hem gezegd Wanneer u, mijnheer, eene trouwe, toe
wijdende en opofferende echtgenoote wilt hebben, dan
zult u die in my vinden. Rekent u evenwel daarbij
ook nog op een grooten bruidschat, dan moet ik u on
middellijk bekennen, dat ik, behalve mijne goede op
voeding en mijne oprechte bedoelingen, niets mee kan
brengen in het huwelijk. Daarop kuste je vader my
de hand en zeide: „Lieve juffrouw, ik zoek eene goede
vrouwhet geld, dat wy noodig hebben voor een
onbezorgd bestaan, zal ik wel weten te verdienen
Daarop trouwden wy on wy werden bovenmate geluk
kig. Zie je. Hermino, zoo spreokt eon man van
6er, een man, die karakter heeft. Maar iemand, wiens
gevoelens ondergeschikt zyn aan materieels toestanden,
too iemand noem ik eon nietswaardige. En nu wil ik
wijzen," riep Hend-rik met overtuiging, „men moest hem
boycotten, lynchen. Het is myns inziens wel zoo laag
mogelijk, hot meisje zynor liefde in den steek te laten,
eenig en alleen omdat zy geen huwelijksgift mee-
br<. mt."
„St.1 je dus maar gorust, Ilermientjo," zeide do moe
der on streek do dochter liefitoozond over de haren. „Jo
ziet nu, dat Hendrik en ik het hieromtrent volmaakt
eens zyn. Maar het lijdt ook geen twijfel, of ieder mensch
met gezond verstand moet over die zaak net zoo den
ken als wy".
„Zeer zeker, en Hermine zal in deze gedachte ock
haren troost vinden. Ik moet overigens wei bekennen,
lieve mama", ging Hendrik luchtigjes voort, „dat ik
my niet ter wille van Hormine alleen erover verheug,
u diemoening te hooien verkondigen, maar ook om mij
zeiven."
„Hoe meet ik dat begrijpen."
„Och, mama," begon Hendrik met do welbespraakt
heid, gelukkigen menschen eigen, „u moet weten, dat
ik tot nog toe altijd bang ben geweest, dat u over het
huwelijk en alles wat daar zoo meê samenhangt, net
zoo nuchter en materieel zoudt denken als al de ando- j
re moeders. Weet u, zooals zy, dieniet vragen: Hebben]
zy elkander lief? - maar: Hoe gróót is de bruidschat?
Hoe kon ik toch zoo slecht van u denken Waar
achtig, ik moet u wel duizendmaal om vergiffenis vra
gen, dat ik zoo aan u heb kunnen twijfelen."
„Hoe zoo dan toch?
„En wat voel ik me gelukkig, nu ik weet, dat mama
er niet het minste bezwaar tegen hebben zai 1"
„Maar waartegen dan?"
„Wel, dat ik met Klara trouw."
„Met Klara? Meen je Klara Hechler, de dochter van
den directeur?"
„O, noen 1 Klara Bach, dat schoone, maar 't is
waar arme meisje, dat by onze bank in betrekking
is."
De moeder hield het hoofd met de handen vast en
vroeg heelemaal ontdaan
„Wat zeg je, Hendrik?"
De jonge man geraakte geheel en al in vervoering
en bemerkte in het geheel niets van de eigenlijke uit
werking, die zijne woorden tengevolge hadden.
„O, mama, ik wou, dat u haar kende! Klara is een
ware engel. Reeds sedert zes maanden zyn wy het mot
elkander eensik heb tot heden evenwel den moed niet
gehad, er iets van te zeggen. Ze is zoo goed, zoo fat
soenlijk en ijverig en zoo degelijk opgevoed! De dames
uit onze voorname kringen kunnen wat kennis betreft,
by Klara in de schaduw niet staan. Yan 's morgens tot
's avonds werkt zij met stalen volharding en onderhoudt
dan ook al sinds langen tyd zich zelve en hare moeder.
Zij is een schat, lieve mama. En wanneer u het goed
vindt, zal ik haar by u brengen, opdat u haar kuntleo-
ren kennen en ons uwen zegen geven."
Nu had de moeder begrepen, hoe de vork in den steel
zat. En op ruwen toon zeide zjj
„By my brengen? Waartoe? Opdat ik haar de trap
afwerpen, of met den bezem de deur uitjagen zal? Wat
zyn dat toch voor praatjes, die je daar opdischt? Hoe
heb je je toch zoo kunnen vergeten en al mijne ver
wachtingen zoo plotseling vernietigen Nooit, hoor je,
nooit met myne toestemming ten minste niet."
Hendrik stond daar alsof hij het te Keulen hoorde
donderen. Het was hem niet mogelijk, zyne moeder te
begrijpen.
„Maar, lieve mama, wat hoeft u dan tegen Klara in
te brengen?"
„Wat ik in te brengen heb? Yraag je dat nog? Ja,
heb ik daartoe dan een vermogen geofferd voor je op
voeding en jo vorming, dat je de eerste de beste meid
van de straat tot viouw noemt eon bedolmeisje,
waarvan je de familie ook nog zult moeten onderhou
den Heb je daarvoor je zoo ingespannen en zoo hard
gewerkt, om nu ter wille van dat bedelvolk in ieder
beter gezelschap te worden gemeden Heb je dan geon
geweten? Heb je dan geen oogenblik aan mij en aan
je zuster gedacht? Je hebt eene prachtige carrière voor
je, eene schitterende toekomst wacht je en nu wil
je dat alles wegwerpen om een gril Wil je nu dat
meisje zonder geld, zonder naam huwen, waar je toch
aanspraak zoudt kunnen maken op de voornaamste ver
bintenissen, waar je in de rijkste familiën kunt worden
opgenomen Geen woord meer daarover Hendrik, daar
kan nooit ofte nimmer iets van komen; zet je die
dwaze gedachte uit het hoofd. Het zou wat moois zyn!
Wanneer die juffrouw, die machineschrijfster, eon man
noodig heeft, laat ze dan den kantoorknecht trouwen,
die zal haar ook zondor bruidschat wel nemen, als hij
er zin in heeft."
Hendrik keek verstijfd van schrik, naar zyne ver
toornde moeder.
„Maar, lieve, goede mama," riep hy en sloeg de han
den te zamen, „nog maar een paar minuten geleden
hoorde ik U toch heel anders spreken. Hier op deze
zelfde plaats zeide U, dat het in uw oog een nietswaar
dige was, die alleen op rijkdom, op den bruidschat ziet,
wanneer hy trouwt
„Natuurlijk," antwoordde de moeder op een toon van
onwrikbare overtuiging, „toen was er sprake van mijne
dochter. Nu evenwel betreft het mijn zoon. En dat is
iets heel anders.
i® er meteen nog wel by zeggen, wanneer die mijnheer
Darwald toch nog over je denkt, en je het hof blijft,
faken, dan zal ik hem vierkant de deur wyzon. Be
grepen."
Terwyl de moeder zoo tegen hare dochter sprak, was
Hendrik, de broeder van Hormine, ongemerkt binnenge
komen. Met schitterende oogen stond hy te luisteren
baar de woorden znner moeder, en toen deze haar
epeech ten einde had gebracht, sprong hy op haar toe,
omarmde haar en bedekte haar gelaat mot kussen.
"Bravo, moedertje 1" riep hy verrukt; „u heeft
Zoomen geljjk. U heeft daar gesproken als eene
"rouw, wier ziol vervuld is van de vorhevensto idealen.
°n. trotsch op myne moeder en gelukkig, o mama,
onuitsprekelijk golukkig."
KftïiJ'-0i we') Hermine," sprak de moeder, trotsch en
w ir »00k i0 broer denkt er zoo over als ik. Niet
eon f' Hendrik, die man verdient het in goheel met, dat
aisoenljjk meisje zyne vrouw wordt?"
.'iU 10der good gezelschap moest men bom de deur
Zitting van Dinsdag 25 Juni 1907.
We werden nu in afwijking met verscheidene vorige
zittingen, niet direct de zaal uitgejaagd, neen, we moch
ten heden onze nieuwsgierigheid bevredigen by hot
eerste het beste zaakje dat voorkwam. Eigenlijk was dit I
wèl beschouwd, de eerste schakel van een half dozijn,
die als 't ware één zaak vormden, en in het nauwste
verband met elkaar stonden.
Het zestal schippers, dat de rol van beklaagden
mocht vervullen en successievelijk dezen morgen terecht
stond, woont zonder uitzondering te Den Helder, waar
ook de diefstallen, waar het in deze strafzaak om gaat,
werden gepleegd.
De luidjes heeten Gerrit Wezelman, Klaas Byl, Fokke
Post, Hendrik de Vries, Jacob de Jong en Rinze Ruiter.
't Was omstreeks half April j.1., dat dit zestal een
aardigen slag sloeg, tengevolge van het blijven vastzit
ten van een Fransch schip op de Noorderhaaksgronden,
op eenigen afstand van de kust te Den Helder.
Dat Fransche schip, Can Robert genaamd, was gela
den mot tarwe en bestemd naar Hamburg, doch ten
gevolge van zyne stranding moest er noodwendig hulp
worden verschaft.
Die verscheenGerrit Roozendaal, chef van de wel
bekende firma Zurmühlen, die zich meermalen met
borging van scheepsbevrachting in gevallen als dit be
last, zocht zich ook nu naar behoorén van zyn taak te
kwyton. Daar de reods genoemde zes schippers, allen
stoore jonge varenslieden, als vletterlui disponibel wa
ren en reeds, zonder bopaald te zyn aangezocht, hulp
verschafton, was de lading spoedig geborgen en het schip
weer vlot gemaakt. Echter hielpen alle zes „helpers in
den nood" de een meer de ander minder van de
geborgen waren achter in hunne vaartuigen. Later,
toon 't dreigde lastig te worden voor hen, verklaarde
het half dozijntje als één man, dat de door hen niet
afgegeven tarwe rommel was, nat en onbruikbaar op-
veogsol etc. Toch had Wezelman daarvan eventjes voor
f21 verkocht; andoren voor f10, f8 enz. Prijzen, die
voor „rommel" te hoog zyn.
De zaak kreeg dan ook al spoedig een verdacht aan-
zion en de kapitein van 't schip verklaarde by wyze
van afscheidsgroet, dat, als by aankomst te Hamburg de
lading niet comploet bloek te zyn, hy dan de firma
Zurmühlen aansprakelijk stelde. Immors, er wordt een
flink bergloon uitbetaald en dan moet 't zaakje ook
vertrouwd zyn. Dat bleek echter niet het geval te zyn
en spoedig weiden getuigen gehoord on vorderestappen
gedaan om de tirwe-ontvreemding eens door 't gerecht
te hooren beoordeelen. Onder die getuigen ontwaarden
we heden zolfs den Helderschen wethouder-cargadoor
W. J. van Neck.
De kwestie, wie nu procies verantwoordelyk was voor
do lading en wie nu als diroct benadeelde op 't moment
was aan to merken, kon zoor bezwaarlijk worden uitge
maakt. Zelfs de cargadoor kon hierover geon voldoend
licht laten schijnen. Gelukkig stond in de dagvaarding
....„dat de lading echter niet aan boklaagde behoorde"
zoodat er-wel „vat" op de schippeis, alle zes, was
te krijgen.
Do O. v. J. achtte hun optreden dan ook schandelijk
misbruik van het (te groote) vertrouwen, dat in hen
wordt gesteld. Als ronde zeelui kan men dergelijke Hel-
dersche vlettorlui niet aanmerken. De Nederlandsche
zeelui, onze natie, wordt door die menschen tot iu het
buitenlend in een schandelijk daglicht gesteld, wat zéér
te betrouren valt. En al is het waar, dat het toezicht
op een en ander niet heel streng is geweest, toch is de
ontvreemding van waren een zeer afkeurenswaardige
daad.
Een waarschuwend voorbeeld en niet uit eon
geldboete, maar liefst uit gevangenisstraf bestaande
achtte de heer Officier dan ook zeer noodig. Z.E.G.
eischte achtereenvolgens tegen elk der zes beklaagden
wegens verduistering der goederen, welke zy onder zich
hadden, mot toepassing van art. 322 W. v. Strafrecht,
10 dagen gevangenisstraf.
Een der zes hierboven genoemde beklaagden, de vis-
scher en schipper Hendrik de Vries, mocht nög eens op
't beklaagdenbankje plaats nomen en wel omdat hy in
Maart dezes jaars op eonige uren afstands van de
Heldersche kust, een 28 voet langen paal had opgevischt
en zich h id toegeëigend, om die vervolgens dagen lang
in zyn vaartuig verborgen te houden.
Toevallig brak op 't vaartuig van eon collega, volgens
't koddig verhaal van Hendrik's knecht Jacob de Boer,
de giek en wou die man graag „'t paaltje" voor 't
maken van een nieuwe giek hebben. Voor f6.— werd
de koop gesloten. Toen den strandvonder Klaas Ver
meulen by wien natuurlijk het gevondene gebracht
had moeten zyn het geval ter oore kwam, was er
voor De Vries gauw roet in 't eten. Hij gaf nu wel voor,
dat de paal onoogeljjk, knoestig en zoowat waardeloos
was, maar de O. v. J. was zoo vrij, daar weinig van te
gelooven.
De visscher Klaas Korff had er, toen zyn giek brak,
immers direct f6.— voor gegeven! Maar toch nam de
zaak een gunstige wending voor Hendrik.
By dagvaarding toch was hem ten laste gelegd dat hy
in de territoriale (het grondgebied betreffende) wateren,
althans daar buiten, den paal had ingepiktwelnu,
voor het eerste gedeelte „in de territoriale wateren"
moest Mr. Cnopius wel vrijspraak vragen, hetgeen Z.E.G.
1 met het volgende beeld toelichtteGesteld, dat iemand
door een openstaand raam iets van den openbaren weg
weet weg te pakken, dan pleegt hij niet op den weg,
maar in huis zijnde, het feit. Hetzelfde is van toepas
sing hier met het schip en de zee. Wat betreft het feit,
gepleegd althans buiten do territoriale wateren, ten
aanzien van dat gedeelte van het ten laste gelegde vroeg
Mr. Cnopius ontslag aan rechtsvervolging. Beklaagde
bly, dat kun jo begrypenl-
Jan Doef en Arie Bruin, een paar 23-jarige Andyker
boerenjongens hadden aldaar den 21sten Mei j.1. by
gelegenheid van de kermis, de kinderachtigheid om een
fatsoenlijk burger op aller misorabelste wyze lastig te
vallen en te plagen. Het slachtoffer hunner plaagzucht,
de slager Jan Vriend, ontmoette het tweetal op den
Drechterlandschen zeedijk. Hy was per fiets, maar de
beide kormisgangers waren wei zoo vriendelijk om hem
den doortocht te beletten. Toen de man vriendelijk
verzocht te mogen passeeren, was daar natuurlijk in de
gegeven omstandigheden geen sprake van. 't Tweetal
geeft nu voor, dat Vriend dreigde Arie Bruin, (een
kreupele) te mishandelen en dat Doef, daarover in edelen
toorn ontstoken, Vriend sloeg. De heer Officier gispte
zeer de houding der beide kermisgasten, zoowel op 21
Mei als nu op de zitting. Hun optreden vond Z.E.G.
zeer ongepast. Tegen allebei beklaagden werd f 10
boete, voor ieder te vervangen door 10 dagen hechtenis,
geëischt wegens de gepleegde mishandeling.
Willem Blankendaal, een 29 jarig arbeider uit Nieuwe
Niedorp, stond daarna terecht, omdat hjj den 19den Mei
j.1. (len Pinkster- en kermisdag aldaar) te zijner woon-
plaatse den 54-jarige veehouder Frederik Brouwer had
geslagen. Hy heeft vroeger in eene aan Brouwer toebe-
hoorende woning gewoond en tengevolge van dien was
by zyn vertrek daaruit nog een klein geschilletje gerezen
ten opzichte van betaling van eenige huurpenningen.
Brouwer meende nog een, zy het dan ook klein bedrag te
kunnen vangen.... Willem daarentegen dacht, niets
meer te moeten betalen en beweert dat Frederik zich niet
ontzag, hem meermalen daarover lastig te vallen, zelfs
al waren er andere menschen by. Dit verveelde hem
en toen hy dien Pinksternamiddag in den melktijd, 't
zal zoowat balfzes zyn geweest, Brouwer zag aankomen
in den Westersvog, gaf hjj aan zekeren Appelman te
kennen, dat 't er nu eens op aan moest en dat by
Brouwer nu eens over dat manen om huurcenten
terdege onder handen zou nemen. Appelman, daarnaar
niet nieuwsgierig, ontvlood het toonoel der komende
handelingen en de botsing vond plaats.
Willem vroeg, lang niet zoetsappig, of Brouwer nu eens
met dat gezeur over die huur, als er volk bij was, zou
eindigenen greep zyn vroegeren huisbaas behoorlijk beet,
die van aard ook juist niet zoo heel flegmatiek
spoedig van zich afsloeg en toen gaf Blankendaal hem
eenige opstoppers, die zijnen ex-huisbaas zoodanig in
de verkeerde keel schoten, dat er noodwendig een straf
zaakje van moest groeien. Nou, dat was
gauw genoeg klaar en de gepleegde mishandeling stond
weldra „zwart op wit". Dat er, zooals van beide kanten
werd beweerd, wederzijds nogal minder vleiende scheld
woorden vielen is geroedelyk aan te nemen. Dat de
klappen overigens nogal aankwamen, zou jo allicht op
maken uit den forschen stomp, dien de eenige getuige,
de landman Jan Langedijk, dio op eenigen afstand zat
te melken, nu togen het gelukkig nogal soliede getui-
genhekje gaf, by zyne poging om eene duidelijke plasti
sche voorstelling van het gebeurde, voor zoover hjj het
had gezien, te geven.
De O. v. J. vond beklaagde's optreden over die huur-
kwestie ad f 1.25 niet verstandig. Bovendien zou nu
die kwestie duurder worden, want Z.E.G., den raad aan
beklaagde gevende om Brouwer verder met rust te la
ten, eischte wegens de gepleegde mishandeling tegon
Blankendaal f 7 boete, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Theodorus van der Hulst uit Hoorn was als beklaag
de absent. Hy was onlangs te zijner woonstede weer
aardig doende en, helaasal lang niet voor den eer
sten keer.
Knapjes dronken, viel hy in handen van agent Harms,
die 't meer dan noodig achtte den snuiter op te bren
gen. Alle denkbare termen waren daarvoor dan ook in
overvloed aanwezig. Maar, al liet Bacchus niet na, in
hooge mate zijnen invloed te doen gelden, toch was
Dorus nog niet genoeg ontzenuwd, lichamelijk althans,
om alles zoo maar goed te vinden.
Hij verzette zich geweldig, op de meest gebruikelijke
manier. Handen en voeten, nagels en tanden bewezen
daarby goede diensten. Zelfs de advocaat-procureur Mr.
A. A. Huizenga, te Hoorn woonachtig, het geval ziende,
trad als assistent op en hielp Harms kranig om van
Dorus baas te blijven. De O. v. J., wetende welk een
individu Dorus is, knapte hem wegens dit geweldige
verzet op met een eisch tot 14 dagen gevangenisstraf.
Martha Maria Knaap, oud 21 jaar, geboren te Amstcr,
dam en wonende te Den Helder, waar ze de eerzame
huisvrouw is van den heer W. Kraal, stond terecht-
omdat ze zich den 23sten Mei in de Heerensteeg aan
mishandeling schuldig maakte.
Met hare 30-jarige buurvrouw Johanna Scholten, an
ders gezegd vrouw Quant, kan ze het dan maar heel
nietvinden.Van kippen en kinderen(anders welkome twist
appels!) hebben we niets gemerkt en toch hot
liep geweldig spaak, hoor!
Vrouw Quant, door 't tweetal haar vijandige dames,
n.1. Martha en zekere vrouw Veenstra, by hetgeen nu
volgt meer populair aangeduid als „Blauwe Anna", had
petroleum gehaald en wou het buiten zittende tweetal
passeeren, toen Martha haar lange beonen uitstak, waar
door vrouw Quant kwam to vallen en het drietal schoo-
non door dien onverhoedschon val rykelyk mot een
grooten petroleunivloed word verwelkomd. Martha,
ziende welk onheil er over haar smetteloos kleed was
gekomen, vloog overeind en pakte de petroleum-juffrouw
beet, haar by de haren heen on weer scheurende. Vrouw
Veenstra bleef toezien, doch mocht voor getuige spelen,
toen vrouw Quant de zaak aangaf. Maar de tengere juf
frouw Veenstra werd bovendien nog vereerd met de
rol van mishandelde, daar vrouw Quant op hare beurt
deze juffrouw mishandelde.
Martha Knaap ontkende, doch de O. v. J. was te wel
ingelicht om hare verdedigingsrede aan te nemen.
Z.E.G. wou zich niet bepaald in de burenruzie zelve
verdiepen, maar dat do verhouding al eenigen tyd be
paald vyandig mag heeten, is Z.E.G. zeer goed bekend
en daarom had spreker eindelijk van deze aangifte eens
terdege werk gemaakt, om zoo mogelijk de luidjes tot
rede te brengen.
Mr. Cnopius wees er de rechtbank op, zoo deze mocht
denken volstrekt geen hooge geldboete te moeten eischen,
dat elk der in dit drama als beklaagde optredende dames
i tevens als getuige een zeker bedrag opstrijkt. Wegens
mishandeling werd tegon Martha f 10 boete of 10 dagen
hechtenis geëischt.
Nu stond vrouw Quant terecht omdat ze vrouw
Veenstra had mishandeld, door te bijten, terwijl ze, klein
als ze is, ook de groote Martha nog durfde slaan.
Beklaagde jammerde Ach en Wee over hare buren en
de ontolbare malen, die ze voor den Commissaris van
Politie had moeten verschijnen maar bracht het overigens
niet vee! vorder dan de vorige beklaagde.
De O. v. J. zag van verdere toelichting af, maar eischte
tegen vrouw Quant wegens mishandeling ook f 10 boete
of 10 dagen hechtenis.
Pieter de Z9ouw, een Castricummer werkman, was de
laatste beklaagde, maar zyn zaakje werd met gesloten
deuren behandeld.
A.s. week geen zitting. Uitspraken over 14 dagen.
Mijnheer de Eedacteur l
Zooals U bekend is, heeft de gemeente Sint Maarten
een anderen burgemeester gekregen. Dit is op zichzelf
een weinig beteekenend feit. Maar by deze benoeming
heeft iets plaats gevonden, dat de aandacht trekt.
Zoo spoedig doenlijk, aJ daags na de begrafenis van
den Ed.Achtb. heer Blom, heeft de „groote meerderheid"
van de raadsleden den Secretaris der gemeente ver
zocht te willen solliciteeren naar het opengevallen ambt
en hem daarvoor aanbevolen.
Die heeren hebben niet gewacht tot zy wisten, wien
de gemeente het liefst wilde en dat bleek toch spoedig,
toen bekend werd, dat 180 personen uit de gemeente
den heer W. W. Schermerhorn een adres aanboden met
verzoek te solliciteeren. Hy heeft aan het byna algemeen
verlangen voldaan; dat byna ieder hem wenschte, blykt
wel, als men weet, dat St. Maarten ongeveer 1000 in
woners telt, waarvan de helft mannelijke personen zyn
en men zeker geen kinderen heeft laten teekenen.
I Hoe onaangenaam werden de gemeentenaren verrast
en hoe groot was hunne teleurstelling, toen het bericht
kwam, dat de heer Schermerhorn niet was benoemd.
Wat moet men denken van de raadsleden, die door
hunne onbezonnen handeling de gemeente een slag in
't aangezicht hebben gegeven
Wat zyn toch wel de beweegredenen van die heeren
geweest? mag men vragen. Zouden zij gedacht hebben,
dat het welzijn der burgers minder zou behartigd wor
den Maar op welke gronden dan
De burgers van St. Maarten weten nu, wat zy aan die
heeren hebben. Hunne wenschen worden door die heeren
eenvoudig niet geteld en met hunne belangen wordt geen
rekening gehouden. Een twistvuur hebben zy ontstoken,
dat zal blijven branden, totdat door de kiezers zal dui
delijk gemaakt worden, dat men geen gemeenteraads
leden kiest, om zich door hen belachelijk te laten maken
en te laten bespotten.
De heer Schermerhorn werd in plaats van den E.A.
heer Blom tot Voorzitter van de banne gekozen met 24
van de 27 stemmen. Maar hot werd natuurlijk niet
met opzet 1 niet toen in uw courant bekend gemaakt
ook niet in een ander blad. Dan had men immers be
grepen, dat de heer Schermerhorn wel een geschikt
man werd geoordeeld. Uw correspondent oordeelde beter
het te zwy'gen en gunde een kyk op zyn „ernst om de
achting der burgerij te behouden."
Met don wensch, dat St. Maarten spoedig betere ver
tegenwoordigers kiest in den gemeenteraad, zeg ik U
beleefd dank voor de plaatsruimte.
Uw abonné,
Amsterdam. H. F. MORRA.
De inzender vergist zich hier; het bericht is wel
degelijk in ons blad vermeld geweest, n.1. in het num
mer van Donderdag 20 Juni, 2e blad.
[De Red.]
o—
Mijnheer de Redacteur 1
Mogen ondergeteekenden een plaatsje in uw blad
verzoeken voor het volgende
By de periodieke aftreding als leden van den gemeente
raad van Barsingerhorn der heeren C. Spaans Hz. en
P. de Zeeuw, hebben beide kiesvereenigingen in de ge
meente besloten de aftredenden candidaat te stellen.
Enkele kiezers te Barsingerhorn hebben zich hiermee
niet kunnen vereenigen en candideerden den hter P.
Kistemaker te Kolhorn.
Niemand zal een groep kiezers dit recht willen ont
zeggen, maar toch mag by elke candidaatstelling
geëischt worden, dat by stellers de ernstige bedoeling
voorzit, het belang der gemeente te bevorderen.
Waar de heeren T. Swaag c.s. bij de candidaatstelling
van den heer Kistemaker het oordeel van hun candidaat
niet hebben ingewonnen
waar zy zeer goed haddon kunnen begrijpen, dat deze
nimmer partij wenschte te zyn tegenover den heer P.
de Zeeuw, met wien hy als buurman op goeden voet
leeft;
waar zy evenmin de verkiezing van den heer Kistemaker
mogelijk kunnen achten tegenover den heer Spaans, daar
in dit geval Kolhorn meer leden naar den Raad zou
afvaardigen dan de overige dorpen der gemeente, wat
niemands goedkeuring zou kunnen wegdragen en waar
door gebroken werd met een oude traditie
betwijfelen zy den ernst dezer candidaatstelling en keu
ren zy haar ten sterkste af, te meer daar de heeren
T. Swaag c.s. eene stemming noodig maken, die voor
de gemeente volkomen nuttelooze uitgaven medebrengt.
K. BREEBAART Dz. J. A. KALF.
L. W. VAN DER MEER. J. BOOD IJz.
P. PLOEGER W. DE BOER.
Ken succes 1
De Sociaal-Democraten hebben by de Statenverkiezin
gen een groot succes behaald.
Zy hadden in Friesland 3 zetels, thans 8
Groningen 1 zetel 4
Overysel 1 „2
Utrecht 0 „1
N.-Holland 1 „4
6 19
een winst dus van 13 zetels!
Wicringcii.
De stemming voor twee leden van den gemeenteraad
zal gehouden worden op Zaterdag 6 Juli 1907.
Hoogwoud, 27 Juni 1907.
In plaats van wijlen den heer C. Pypor Sr. is tot
president-Kerkmeester benoemd de heer S. Glas, kerk
meester der Ned. Herv. Gemeente.
Candidaatstelling.
Bij enkele candidaatstelling (1 lijst) zijn Dinsdag te
Callanlsoog lot lid van den Gemeenteraad herkozen
de Jicercn C. Hoogsehagen en J. Rademaker-