"Sör\r sr
Donderdag 25 Juli 1907.
51ste Ja&igang No. 4276
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 8 ure, worden
ADV ERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meerö ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
EERSTE BLAD.
Bekendmakingen.
Nationale Militie.
Uit en voor de pers.
SGHAGËR
Aliiieci Nioaws-
CODRANT.
Aiicrtcitie- LiiHiivIlil
©CMf.Af5I.SM, ILaaM, 19 4.
Interc. Tdephoon No. 20.
UitgeversTRAPMAN Co.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
GEMEENTE SCHAGEN.
(o)—
Do BURGEMEESTER dor gemeente SCH AGEN brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat by beschikking
van den Minister van Waterstaat d.d., 2 Juli 1907, La.
B., afdeeling Spoorwegen, is bepaald, dat alle per spoor
naar het buitenland te vervoeren runderen door een
geöxamineerden veearts moet. n worden gekeurd, even
als zulks reeds geschiedt mot de dieren, welke naar
België worden uitgevoerd;
dat voor elk te vervoeren stuk rundvee eene afzon
derlijke verklaring van den veearts in duplo noodig is,
welke verklaring slechts gedurende twaalf uren na het
tijdstip van onderzoek geldig is en dat dit onderzoek
ten laste is van den belanghebbende.
Een model-certificaat by geroemde beschikking behoo-
rende, ligt ter secretarie ter kennisneming.
Schagen, den 22 Juli 1907.
De Burgemeester,
H. J. POT.
(o)—
OVERGANG NAAR DE LANDWEER.
De BURGEMEESTER van SCHAGEN herinnert, dat -
volgens art. 3 van de wet van 21 Juni 1901 (St.bl. No.
159) met 1 Augustus a.s. naar de landweer zullen
overgaan de verlofgangers der militie te land, lichting
1899, mot uitzondering van hen die
le. krachtens de eerste zinsnede van art. 127 (oud)
der wet betrekkelijk de nationale militie (art. 113 der
militiewet 1901) voor het laatste jaar van den in art. 6
van die wet vermelden diensttijd of krachtens de derde
zinsnede van voorlaatstbedoeld artikel, hetzij voor hun
geheelen, hetzij voor het onvervuld gedeelte van hun
diensttijd, van den wcrkelijkon dienst bij de militie op
1 Augustus a.s. ontheven zijn;
2o. behooren tot het korps torpedisten of tot de
bereden korpsen
3e. als plaatsvervangers of als nummervorwisselaars
by de militie te land zijn ingelijfd.
De aandacht wordt voorts gevestigd op art. 24 der
Landweerwet 6n 10 der Landweerinstructie I, volgens
welke bopalingen de verlofganger van de landweer zich
binnen dertig dagen na den dag vanzijn overgang naai
de landweer, onder overlegging van zijn zakboekje voor
do militie, bij den Burgemeester zijner woonplaats aan
meldt.
De verlofganger, die buiten het Rijk woont of verbiyf
houdt,of die zich bij zijn vertrek met verlof buiten het Rijk
begeeft, kan, tor vervulling van genoemde verplichting
binnen den aangegeven termijn, zijn zakboekje by aan-
geteekenden brief toezenden aan den Burgemeester zij
ner laatste woonplaats binnen het Rijk.
Schagen, den 20sten Juli 1907.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
_(o)-
Oproeping van Verlofgangers in werkelyken dienst.
De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat de
in deze Gemeente gevestigde verlofgangers, wier namen
hieronder zyn vermeld, bij deze, ieder legen het achter
zijnen naam aangegeven tijdstip, krachtens art. 111 dei
Militiewet 1901, in werkelyken dienst worden opge-
10NONNEKES JOHANNES ELIZA, 12 Augustus 1907,
lichting 1900, 3e Reg. Inf., 2e bat.,4e Lomp., Middelbuig,
TH IE JOHAN DIEDER1CH, 26 Augustus 1907, lich
ting 1903, 8e Reg. Inf., 3e bat3e Comp., Arnhem.
STEEN DIRK, 5 Augustus 1907, lichting 1903, le
Reg. Veld-A., 2e bat., Utrecht.
De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen, dat
zy zich, ieder op den voor hem aangegeven dag, in
uniform gekleed en voorzien van hun verlofpas (zak
boekje) alsmede van al de by hun vertrek met groot
verlof medegenomen voorwerpen van kleeding en
uitrusting by hun korps aanmelden, en wel des
namiddags vóór vier uur (de milicien-telegrafisten vóór
feuilleton.
OOM PIET.
Van
MAX DREYER.
12.
„Heeft u dat boek, waar dat in staat?" vroeg de
oude levendig.
„Neen, maar u kunt mij gelooven, dat het zoo is.
Dat komt daardoor, omdat zij gelooven, dat er eene
zielsverhuizing bestaat. Weel u, wat dat iszeide
Ellen. u
Het professorenbloed deed zich bij haar gelden.
O jaantwoordde Johan Weefgoed, niet zonder
tróts' Daarover staal een en ander in een boek, dat
mijnheer Brand mij heeft gegeven."
Nu dan ziet u 'Wel, tot welk een onzin men kan
kómen met zulke jdierengeschiedenissen
Onzin, mijn kind? Laat u dat van mij zeggen, er
zijn veel menschen tmet een rattenzjel, waarom zou
pon muis dan niet eeni menschenziel kunnen hebben
G^ z^t hatelijk vader Weetgoed. U maakt afschu
welijke grappen. Gij smaadt het evenbeeld Gods!
Dat laatste kwam er met al den pathos van be
ledigd ïlfbewusTzij?! uit, wat de oude met een sld
,ce c„ 8ing ec„ pa.r
hedenmorgen getuige was geweest van hare ™akhe^
en dat trok haar weer naar hem terug. Want noe
ziek zij zich pok gevoeld had, toch had het haai
getroffen, hoe lxizorgd hij voor haar was geweest.
„Ik heb u nog niet bedankt, vader Weetgoed.
ÓDat'u vanmorgen zoogoed jegens mij is geweest!
een uur), cf, indien dit met het oog op den duur dei-
reis niet mogelyk is, zoo spoedig doenlyk daarna. Zy, die
binnen het Ryk woonplaats hebben, behoeven hun reis
niet eerder aan te vangen dan op don dag voor de op
komst bepaald.
I Het is in het algemeen wenschelyk, dat de opgeroe-
penen zich op den laatsten dag vóór hun vertrek naar
i het korps, des voormiddags tusschen 10 en 12 uur, ter
Gemeentesecretarie aanmelden, voorzien van hun zak-
j boekje, ten einde zoo noodig in het bezit te worden
gesteld van de vereischte vervoerbewyzen en de passage
biljetten en tot het desgewenscht in ontvangst nemen
van daggeld, een en ander voor zooveel zy daarop recht
hebben, en tevens om, zoo zy die gewenscht achten,
inlichtingen to bekomen aangaande de reis.
De verlofgangers echter, voor de laatste maal met
groot-verlof vertrokken na 15 Maart 1904, die alleen
per spoor- of tramweg moeten reizen en in wier zak
boekje aanwezig is een op wit papier gedrukt en met
rooden inkt ingevuld vervoerbewys, behoeven zich niet
ter Gemeentesecretarie aan te melden, doch begeven
zich rechtstreeks naar het station van vertrek en stel
len aldaar hun zakboekje ter hand aan den stations
beambte, met de uitgifte van plaatsbewijzen belast. De
verlofgangers behooren er op indachtig te zyn, dat hun
het zakboekje wordt teruggegeven, alsmede de strook
van het vervoerbewys, aangezien deze strook hun ge
durende de reis moet dienen als plaatsbewijs.
Verlofgangers, die, hoewel hun reis aanvangende per
spoor- of tramweg, een gedeelte van het traject moeten
afleggen per stoomboot of die op hunne reis van één
of meer veren moeten gebruik maken, moeten zich
steeds naar de Gemeentesecretarie begeven tot het in
ontvangst nemen van de vereischte vervoerbewyzen en
passagobiljetten.
Het is noodig zich ten minste een half uur vóór het
vertrek van den trein of tram aan het station te be
vinden.
Ingeval ziekte of gebreken de opkomst mochten ver
hinderen, moet hiervan zoodra doenlyk door overlegging
van eene op gezegeld papier geschreven en gelegaliseer
de geneeskundige verklaring ter Gemeentesecretarie
blyken. Geldt het verlofgangers, aan wie wegens onver
mogen eene ongezegelde verklaring is afgegeven, dan
kan deze aldus, ter verzending aan wien behoort, ter
Gemeentesecretarie worden ingeleverd. Betreft het ver
lofgangers, aan wie, in verband met eene vorige oproe
ping in werkelyken dienst, door denzelfden genees
kundige reeds eene vorklaring is uitgereikt, dan kan
ook voor niet-onvermogenden met eene ongezegeldo en
niet-gelegaiisoerde verklaring worden volstaan. Na hun
herstel vervoegen zy zich onverwijld bjj hun korps.
Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan deze
oproeping, wordt, na daartoe verstrekte machtiging van
den Minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd.
Hy, die zonder geldige reden zich te laat bij het korps
aanmeldt, maakt zich strafschuldig.
Het niet-ontvangen eener byzondere oproeping ontheft
een verlofganger geenszins van zyne verplichting tot
opkomst in werkelyken dienst, daar de openbare ken
nisgeving eenig en alleen alsbewys geldt, dat hy behoor
lijk is opgeroepen.
Denveilofgangers, die, opgrond van kostwinnerschap,
vermeenen in de termen te verkeeren tot het erlangen
van ontheffing van bovenbedoelden werkelyken dienst,
wordt in hun belang aangeraden daartoe spoedig aan
de Koningin het verzoek te doen. Dat verzoek kan op
ongezegeld papier worden geschreven en moet recht
streeks aan Hare Majesteit worden gezonden. Frankee
ring is niet noodig. Op geljjke wyze moet worden
gehandeld met aanvragen hetzy om ontheffing, hetzy
om een geldige vergoeding. Wenscbt men echter alleen
voor eene geldelijke vergoeding in aanmerking te komen,
dan kan deze by ongezegeld en ongefrankeerd verzoek
schrift aan den Minister van Oorlog worden gevraagd.
Overigens wordt ten deze verwezen naar de afzonder-
lyko publicatie betrekkelijk „Kostwinners", en kunnen
zoo noodig nadere inlichtingen mondeling worden
geviaagd ter Gemeentesecretarie, eiken werkdag tus-
sehen 10 en 12 uur voormiddags.
Schagen, den 24sten Juli 1907.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
Ook bij zeer vele gemeenteraadsverkiezingen is de
triomf der Sociaal-Democraten voortgezet. Een van de
meest frappante uitslagen is wel de verkiezing van den
priester-socialist dr. j. v. d. Brink tot lid van den
gemeenteraad te Breda.
„Het Volk" juicht natuurlijk.
Hij krijgt nu, zegt het blad, de gelegenheid, door
practischen arbeid te toonen, wat er aan is van de
legende, door de Roomsche priesters over het socia
lisme in Brabant verspreid.
Minder goed zijn de Katholieke bladen te spreken.
Een paar staaltjes:
De Noord-Brabanter: „Hij is dan na heel wat strijd
eindelijk aan het station waar hij wezen wil, de on
gelukkige, die het woelige politieke strijdbestaan in het
kamp van den vijand verkozen heeft met verzaking
van den dienst, waartoe God hem in zijn heiligdom
geroepen had.
„De eerste socialist in de Gemeenteraden van Noord-
Brabant, nog wel een afgedwaald priester-socialist.
„Er is aan onze zijde hard gewerkt om de deur
voor den socialist dicht te houden, maar men heeft
den toegang in weerwil van onze krachtsinspanning
weten te forceeren.
„Of het socialisme dan zoo sterk is in Breda? Neen.
Maar gelegenheden als daar thans geboden worden, zijn
welkom aan ontevredenen en dwarsdrijvers om de par
tijen van orde te contrarieeren. En of ze dan met
hun onedel bedrijf enorm veel kwaad doen aan de
goede zaak, is een ding, dat hen koud laat, ze krij
gen hun zin."
„En wat Van den Brink nu zelf betreft. Zij', die
inderdaad eenige verwachting op hem gebouwd hebben,
zullen zich spoedig bedrogen zien. Als buitenstaanders
zijn woelwaters als hij en consorten menschen met
veel praats; eenmaal binnen op hun hooge plaats, ziet
men ze spoedig in de practijk in al hun zwakheid
en onbeholpenheid."
„Het Centrum"
„Dat men den heer Van den Brink niet geko-zen heeft
als Katholiek priester is duidelijk.
„Men koos hem als socialist, als oproerig pries-
t e r, als man van het verzet tegen de overheid, aan
wie hij weleer zoo plechtig gehoorzaamheid beloofde.
„De verkiezing van dezen jammerlijk verdoolde in
de residentie van zijn bisschop, is een diepbedroevend
feit.
„Een feit, dat de verbittering bewijst van onze te
genstanders, maar tevens de Katholieken aanspoort eens
ernstig le overwegen, of ook zij zeiven niet in ge
breke zijn.
„Niet natuurlijk wat hun bedoeling, wat hun be
ginsel .betreft.
„Maar wèi wat aangaat hun organisatie, hun actie,
hun voorbereiding."
De jongste Verkiezingen.
In het weekblad „De Kroniek" schrijft de heer P.
L.) T.(ak) onder het motto„Wees u zelf, sprak ik
)tot iemand..."
„De nederlaag der liberalen bij de stemmingen voor
de Prov. Staten hebben ook den linkervleugel der com
binatie, de vrijzinnig-democraten, zwaar getroffen. Zij
moesten zich wel voorstellen, dat indien er nog een
reden kon gevonden worden voor de massa der kie
zers om liberaal te stemmen, het hun aanwezigheid
in de coalitie moest zijn, welke er de aantrekkelijk
heid van zou uitmaken. Hun sociaal-ethisch program
was immers het zout in den liberalen pot. Het is
nu gebleken, dat die voorstelling een waan was. Hun
aantrekkingsvermogen bleek geringer te zijn dan vroe
ger, en zij hebben te bedenken, dat een sociaal-strevende
partij, die in deze tijden invloed op de kiezers verliest,
een fout moet hebben, die met haar wezen zelf, en
niet alleen met tijdelijke indrukken van haar optre
den heeft te maken.
Indien het gebeurde bij de stemmingen voor de Prov.
Staten nog niet duidelijk genoeg sprak, kwamen de
Raadsverkiezingen er nog sterkeren nadruk op leggen.
Zij werden wederom veelal door de vrijzinnig-demo
craten gestreden in hetzelfde compromitteerende bond
genootschap, dat hen in den strik van blanco ving.
Do combinatie van blanco is gebleken voor den
linkervleugel beslist verzwakkend te werken.".
De schrijver heeft zich reeds afgevraagd of men bij
deze partij: dan nooit wijs zou worden, immers, zegt hij
„De beteekenis van eene krachtige democratische
groep in de burgerij is in den huldigen stand der
zaken niet te miskennen. Maar kracht is alleen te
„Dat ik uw hoofd heb vastgehouden! Wat is
daarvoor nu te bedanken!"
„Ik geloof, dat oom Piet toch erg boos op mij
was
„Meent u dat?"
„Heelt hij er niets over tegen u gezegd?"
„Neen."
„Ik dacht maar zoo, omdat hij: omdat hij m
de boot zich volstrekt niet om mij heeft bekommerd."
„Ja, mijn kind, dat beetje spuwen, daar geven we
hier niets om. En als iemand aan het roer zit
„Ja, ja, dan heeft men geen tijd, zich om wat anders
te bekommeren, dan heeft men alleen oog voor de
bool en den koers!"
„Wat een goed stuurman ook past."
"Én dat is oom? Niet waar, dat is hij?"
',Of hij dat is!"
„Alles kan hij; en alles weet hijZeg eens verwonde-
ren de menschen er zich niet over, dat zulk een be-
ichaafd en geleerd man hier zoo in hun midden
leeft?"
„Verwonderen zoo iets doen de menschen. hier
niet."
„Wat doen zij dan?"
„Zij: .hebben hem noodig."
„Ja, hij helpt een ieder, dien hijkent. En niet waar,
zi] loopen allen hoog met hem?"
„Hoog met hem loopen zoo iets doen zij: ook
niet."
„Maar zij houden toch allen van hem!
„De meesten zijn hem vijandig gezind!"
„Dat is niet waar! Waarom?"
„Dankbaarheid maakt vijandig."
„Dat begrijp ik niet."
„Dat zult ge wel leeren begrijpen."
„Dat zegt u alleen maar, omdat u de menschen
niet moogt lijden. Moogt u mij ook wel lijden?"
„Ja."
„Ben ik dan geen mensch?"
„Gij moet er nog eerst een worden."
„Och kom. Over zeven maanden ben ik al veer
tien."
I Dat kwam er zoo trotsch uit, dat het elke verdere
behandeling van dit .geschilpunt afsneed.
Nu zag zij oom op de hoogte met den ouden hout-
I vester, die blijkbaar weer zijn ambtelijk bericht ge-
bracht had aan den redder in den nood. Zooals Pieter
zcide leed de oude heer aan eene ongeneeslijke ver
warring van tijdstippen waarop iets gebeurde, zoodat
zijne rapporten veel tijd noodig hadden om behoor
lijk ontcijferd te worden en daaruit te komen tot een
behoorlijke opeenvolging der feiten en gebeurtenissen.
1 Oom Piet bracht hem nu bij zijner jongste aan
plantingen van berkeboomen.
Op ide stammen dier boompjes vertoonden zich boos
aardige roestvlekken; daartegen moest de houtvester
hem een middel aan de hand doen.
„Oom!" riep de kleine hem uit de verte toe, en zij
liep zij hen tegemoet.
Pieter knikte vriendelijk terug.
Toen hij met den houtvester naar beneden kwam,
liep zij hem tegemoet.
Do oude Hagen groette het kleine juffertje met zijn
soldatesk-ridderlijke fierheid. Toen vroeg hij Johan
Weetgoed naar diens menagerie.
„O, onze oude Johan," zoo verklaarde Pieter Brand,
„die verbetert de natuur."
„Hoe kan dat?"
„Hij is nu aan de kruisingen. U moet zijn muizen
stoeterij maar eens aanzien. Hij heeft een huismuis
met een woudmuis, en een dwergmuis met een brand-
muis gepaaid of is het juist andersom?"
„Neen, zoo is het," zeide Johan Weetgoed zeer
gewichtig.
„Nu wil hij ratten en muizen paren. En dan al
het mogelijke. Wie weet, waartoe wij nog komen. Zijn
hoogste eerzucht is een afstammeling van een laarzen
knecht en een wilde eend."
XX.
„Je moet bepaald zwemmen leeren, Ellen!"
„Dat wil ik gaarne," zeide zij gewillig. Maar de
angst voor de zee deed haar harlje toch onstuimig
ontwikkelen door op eigen beginsel te durven staan
tegen ieder en tegen allen. Maar nu Het beginsel,
ter kwader ure in het program geknutseld, dwingt hen
om allerlei goede dingen voor de arbeiders tot stand
te brengen, maar het kapitaal te sauveeren. Gaan ze
nu in liet eerste wat te ver, dan zegt hun rechterzijde
pas op, we doen het kapitaal zeer. En komt hun
devotie voor het kapitalisme He; sterk aan den dag,
dan loopen ze liet gevaar, dat de arbeiders hun wa
ren aard goed komen te zien, en dat hun politieke
toekomst daarmee in gevaar raakt. Het gevolg daar-'
van is, dat zij: in eigen kring dikwerf over punten
van beteekenis groot verschil van meening toonen, en
dat hun sociale maatregelen de verbittering van Stork
wekken zonder den arbeiders te voldoen."
Wel is nu het besef van verloren eigenwaarde ont
waakt. Dit blijkt, meent T., uit de opwekking van V.
D. om db beginselen klaar en zuiver te stellen tegen
over het conservatisme maar, vraagt hij:
„Komt dat niet wat laat? Als men een jaar of zes
zoo gescharreld heeft, als men bij; een warme verkie
zing als idic ran 1905 heeft gecolporteerd met het
vijf-cents blancoboek van Borgesius, heeft men dan
zijn eigen partij al niet te veel in de war gebracht
om zulk een nieuw optreden van haar te mogen ver
wachten. En het beginsel? Met welken voet moet men
aantreden op dezen nieuwen marsch, met den rech
ter van bescherming van het kapitalisme, of den linker
van de sociale ethiek?"
Komt liet jot klare en vaste voornemens in den
zin van het artikel van V. D. dan belooft de schrij
ver den vrijz.-democraten waardeering, ook van soc.-
dem. zijde
Want werkelijk, al maakt het ons nu en dan een
zegepraal gemakkelijker te behalen, het is niet tot ons
genoegen dat wij goede democratische krachten ineen
bedorven partijleven zoo hebben zien verworden, en
wij; willen nog wel eens wat anders van u getuigen
als het kan dan de verzuchting, die ons nu, als wij
uw scharrelen aanzien, op de lippen komt: arme
tobbers.
G. L. v. d. Zwaag.
Het Kamerlid G. L. v. d. Zwaag schrijft in het
jongste nummer van het socialistisch weekblad „De
Klok," waarvan hij redacteur is, het volgende: „Het
zal mij ondoenlijk' zijn alle aanvallen en kritiek te
beantwoorden naar aanleiding van de aanneming mijner
benoeming tot lid der Gedeputeerde Staten. Niet alleen
anarchistische bladen houden zich hiermede bezig. Toe
vallig las ik iin de wachtkamer te Heerenveen een
Katholiek blaadje, le Sneek uitgegeven, waarin ik op
zeer Christelijk ziehtmoedige wijze werd onder han
den genomen, terwijl men mij vertelde, dat ook de
bekende Folkertsma, te Drachten, in zijn blaadje „De
Zevenwouden," in dichtmaat nog wel, eenige liefelijk
heden aan mijn adres had opgenomen, waarbij o.a.
mijn inkomen tot boven dat van een minister wordt
opgevoerd. En zoo zullen er nog wel eenige zijn en nog
komen. ,Op dat alles in te gaan, zelfs voor zoover
het min of meer noodzakelijke kritiek betreft, zou ge
lijk staan met het bevechten van een hydra; ik zal er
mij gerust niet aan wagen. Maar voor wezenlijk be
langstellenden onder onze lezers diene, dat ik zeer
goed gevoel, beide betrekkingen niet naast elkander
te kunnen waarnemen, zooals het behoort. Bij de» eerst
volgende Kamer-verkiezing, die misschien spoediger
komt, dan men denkt, zal ik eene keuze doen. Stel
ik mij dan weer voor de Kamer disponibel, dan be
dank ik voor Gedeputeerde, of omgekeerd. Wie beter
vond, dat ik zoo maar één twee, drie, als Kamerlid
bedankte, zonder te weten, of ik als "Gedeputeerde be
kwaam en geschikt zal zijn, mag mij naar hartelust
veroordeelen, maar vrage zich hierbij dan toch ook
eens al, of het algemeen belang gediend zou zijn met
den omslag en de kosten eener Kamerverkiezing in
dit district, misschien voor een zetel van eenige maan
den levensduur. Voor „De Klok" zal ik trachten een
geschikte redactie te vinden, waardoor het blad, blij
vende in dezelfde richting als thans, eerder beter dan
slechter er op zal worden, zoodat ook onze lezers, naar ik
hoop, er niet bij; zullen verliezen. Voor medewerking,
voor meer zelfs dan mij; ten deel mocht vallen, al
zij; dankbaar de hulp van enkelen erkend, houd ik
mij: aanbevolen."
—0—
kloppen.
„Haal dan je zwempak!"
Hij, was zoo beslist in alles. En zijne woorden klon
ken zoo onherroepelijk. Zij ging dadelijk heen en
dwong zich zelve een opgeruimd gezicht te zetten. Zij
wildle haar angst niet laten blijken, hij zou haar niet
minachten dat vreeselijke zou niet weder gebeuren
nooit, nooit weder!
Toen hij haar nakeek, verduisterde zijn blik.
Het was voor het eerst, dat haar geslacht hem zorg
haarde.
Hij had tot nu niets dan het kind in haar gezien
natuurlijk, was zij dat ook. Voor den drommel!
hij wierp zijn hoofd norsch omhoog het was mis
schien maar beter, dat het niet zoo bleef.
Een kind is een kind het doet er niet toe, jon
gen of meid.
En wanneer hij met Joem en Jim ging baden, Irok
hij toch ook een badcostuum aan. Een volgend .naai
moesten Joem en Jim ook mee, die waren al flinl«e
zwemmers en konden dus Ellen tot voordoek! dienen.
Enzij zou er toch ook wel schik in krijgen, als
zij maar eerst eens goed zag, hoe die twee kleine
zeehonden in het water hunne dolle kunststukjes zou
den uithalen.
Toen de kleine weder hij: hem terugkwam was er
van bezorgdheid geen spoor meer te vinden. Opge
wekt nam hij de kleine bij de hand en wandelde
zoo met haar naar het strand.
Hier wees hij haar een inham in het duin.
„Zie zoo, kleintje, nu ga je je daar verkleedcn."
Hij zelf liep een duin verder, ontkleedde zich schie
lijk en schoot dadelijk in zijn zwempak 'en rende toen
de branding in en zwom heen en weder, maakte daar
bij eenige oefeningen, en bleef zelfs een tijdlang onder
water, zoodat Ellen, die er naar stond te kijken, nu
toch wel bang werd.
(Wordt vervolgd.)