Een flinke Jongeling.
Zondag L1 Aug. 1907.
5Ie Jaargang. No. 42^1.
DERDE BLAD.
Plaatselijk Nieuws.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
7
*7 mi m r r* m wi
dö Secretaris, de heer Jb. de Moor, het zeg, in den mond van een doodgewonen prozaïschen echter onbetaald latende. Zoo stonden dan eindelijk
die als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is
gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
XXXII.
Wel Klaas, wel Klaas 1 - die stalletjes,
Die stalletjes van Schagen!
Wat is daar nu weer mee gebeurd
Dit zult ge allicht vragen
Welnu, die kwestie kwam nu weer
Bij Schagens vroede vaad'ren,
Vroed zijn ze en ze hebben ook
Wel mannenbloed in d' ad'ren,
Althans, C. Asjes dorst de koe
Wel bij de horens pakken,
Al ging de moed wat al te gauw
Hem in de schoenen zakken.
Een paar adressen in den Raad
Was reden om te praten.
Men vroeg: op de Gedempte Gracht
De stalletjes te laten;
't Advies van B. en W. was„neen 1
„Die stalletjes, ze zullen
„De Laan op, waar ze, o zoo mooi,
_'t Gedempt gedeelte vullen!"
Vlij aarz'lend trad nu Asjes op,
Hij krabde zich do ooren
En zei: „o Raad en B. en W.,
„Wilt mij goedgunstig hooren:
„Toen dit voor 't eerst behandeld word,
Was ik te kolven, weet je
„En nu het zóó geloopen is,
„Spijt mij dit wel een beetje.
„Ik vraag verschooning, dat ik nu
„Jelui moot tegenspreken,
„Maar, uit Uw zeggen, net zoo pas,
„Is zonneklaar gebleken:
„De stalletjes gaan naar de Laan.
„Ik zou," zegt Asjes, „meenen,
„Dat het gedempte deel daarvan
„Zich uiterst best zou leenen
„Voor rijtuigberging van hen, die
Bij Langenegger stallen
„Of bij zy'n buurman Van der Horst.
„Die stallingen vervallen
„Als op de Laan de stalletjes
,,'tGedempt gedeelte vullen;
„Ik hoop maar, dat de Heeren nu
„Met mij toch meegaan zullen,
„En dat op de Gedempte gracht,
„Zoo levendig, zoo aardig
„Door stalletjes en marktrumoer,
„(Een plaats als Schagen waardig),
„Die stalletjes nog langen tijd
„Het marktvolk blijven lokken,
„Al zouden een paar winkeliers
„Daarover somtijds mokken."
Maar nu stond Willem Vader op:
„Neen! dat 's de zaak niet Asjes,
,,'t Is al een strijd van langen duur
„En niet maar iets van pasjes,
„Ook niet voor een paar winkeliers,
„Voor Schmalz, Keet of een ander,
„Wanneer je dat beweren wilt,
„Dan spreken wij elkander,
„Ik ondervond het jaren lang
„Toen ik nog winkelierde,
„Als dan zoo'n loelyk stalletje
„De straat voor 't huis ontsierde.
„En dan dat kermis—marktgewoel,
„Moet dit nog mooi ook heeten!
Neen, Asjesman, zoo is het niet,
„Dat moest je beter weten
„En het bezwaar van B. en W.
„Betreft de wagens niet, man!
„Maar 't in- en uitgespan, mijn vriend,
„Daar heeft men zoo'n verdriet van.
„Dan nog is de Gedempte gracht
„Weldra voor varkens noodig,
„Als die met zwijnen is gevuld,
„Zijn menschen overbodig.
„Den luidjes van die stalletjes,
„Och, scheelt het maar een beetje,
„De Laan is dertig passen ver,
„Wel Asjes, man! dat weet je!"
Nu beefde Asjes al temet,
Maar toch hy dorst nog even
En wou het Willem Vader niet
Geheel gewonnen geven.
„Als op de Laan de wagens staan
„Niet vóór, maar achter boomen,
„Dan zal daar geen belommoring
„In de passaat meer komen."
Weer pakte Vader Asjes aan,
„Hü vreest geen concurrentie,
„'t Is heilzaam voor een winkelier,
„Dat was steeds zijn intentie."
Daarna kwam Buis ook uit den hoek
Met kranig redeneeren:
„Geen kraam op de Gedempte gracht,
„Dat doen wij niet, mijn'heeren
„Men ziet. de étalages niet,
„Vandaar veelvuldig klagen;
„Zie t' Alkmaar en te Purmerend,
„'tls nergens als in Schagen.
En, die bewoners van Rensgas
"En van het Noord; dat kleingoed,
"Die kunnen komen op de Laan
"Als 't voor hun zaakjes zijn moet"
Nog vroeg heer Asjes even 't woord.
Hij zei: „de meeste vrouwen
„Gaan langs de Hooge- en Lagezü
„Om winkels te beschouwen."
Weer baste Buis den spreker aan:
„Hot dempen, dat wü deden
„Daar aan de Laan, was voor 't verkeer
„En niet om kleinigheden,
„Zooals 't belang van Van der Horst,
„Of Langenegger's wenschen,
„Wat weegt bü 't algemeen belang,
't Belang van een paar menschen
Toen Roggeveen zü'n machtig woord
Nog tegen Asjes richtte,
Zag men, dat deze voor den stroom
Der redeneering zwichtte,
Heer Asjes raakte aan den grond,
Hü stemde alleen nog tegen.
Maar voortaan zal hü, vóór hy praat,
Wel ernstig overwegen:
Of hü ook soms met B. en W.
In meening kan verschillen,
Dan zal hü, als verstandig man,
Veel liever zwügen willen. T A A P
2e C'oóp. Vereeniging.
- Vergadering van de 2e Coöperatieve Vereeniging
tot aankoop van Veevoeder enz. te Schagen, op
dag 8 Augustus 1907, des morgens 11 uur, in het lokaal
van den heer J. Vader Az. to Schagen. I
Na opening der vergadoring door den Voorz
heer C. Asjes, volgt do lezing der notulen en de g
Jteuring daarvan.
Daarna leest
jaarverslag.
W,or^. me®o°deeld, dat alle leveranciers aan
hunnen verplichtmgen hebben voldaan. De Ruhrorter
Ui efabriek leverde beide partüen lynkoeken.
oA, a5n'al geleverde koeken bedroog 459.732 K.G. en
K G Amerikaansche Lünkoek, te zamen 505.982
I Vorig jaar was dit cüfer 542.138 K.G., dat is 36.256
K.Cj. meer.
j Door de groote droogte van vorig jaar was er evenwel
in Augustus een vóórlevering geweest van 36.816 K.G.,
dus was de geleverde hoeveelheid zoo ongeveer gelük
vorige jaren.
De totale ontvangst bedroeg f53163.21, de uitgaaf
fo2,46.87, dus het saldo f416.34. Hier moest nog af de
Januarikorling van f 177.98, dus in kas bleef f238.36.
Aan lynstof werd ontvangen f74.28 voor 902 K.G. en
vorig jaar f88.33, of dit jaar f 14.05 minder.
De ^gewone ontvangsten der vereeniging bedroegen
f 601.70J, waaronder een batig saldo der vorige rekening
van f 126.20 en een reservefonds van f243.991. Uitge
geven was f 362.94J.
De vergadering van den Bond van vereenigingen tot
aankoop van veevoeder werd wederom bezocht. De
meeste vereenigingen waren over haar leveranciers te
vreden on kon dus genoemde bond nog weinig doen.
igarenhandeiaar„voor een duppie van de vier, wat
voor weer het is, kan me niks verdraaien." Dat haar
van me zuster is zijn brood gewordenze komen
erop in zijn winkel koopen, "een ieder wil 't wel 'reis
van dichtbij bekijken. Nou kè' je begrijpen hoe 't blon
de Jiaar van Daatje Zijlstra mij koud liet. Ze wou
juist 'r mee beginnen en vroeg mij, of door de rooie
lampekap 'r haar geen „gekke' kleur had. Maar daar
was ik dadelijk bij. 'k zei: „\Ya kan 't me schele, wé
voor kleur van haar je hebt. Voor mijn part verf je
je v,t groen." Toen wist ze 't meteen. Maar de moe
der. die had nog moed...; moeders, die zetten dóór.
'k Was er niet kwaad om hoor 'k weet wat mijn moe-
tier heeft moeten doen, voor de vier bezorgd waren.
Er moest een eereteeken bestaan voor fatsoenlijke
ouders, die vier dochters zonde rvermogen netjes aan
den man kunnen brengen.
„Daatje," zeit mama Zijlstra, „zing nog eens |dat
mooie lied van je weet wèl."
Toen wist ik al precies hoe laat het was. Mijn oud
ste zuster Lina. die 't laatsteadieu, vaarwel we moeten
scheiden, in de huwelijksboot werd toegezonden, had
wat je noemt als bijzonder kenmerk „een lieve stem."
Natuurlijk, een kamer-stem, een dilettante, van mijn
wieg tot aan 'r afvaart heb ik daar thuis van genoten.
Ze had een mezzo-sopraantje, dat 's morgens vroeg frisch
Nog werd gemeld, dat de pogingen om te komen tot klonk maar tegen den avond, juist als ze 't op fami
de oprichting van een coöperatieve lünkoekfabriek niet
waren geslaagd en dat de gecombineerde commissie uit
Medemblik, Schermer en Züpe wel spoedig zou worden
ontbonden.
Het jaarverslag wordt onder dankzegging aan den
secretaris, goedgekeurd.
Aan de orde is nu de rekening en verantwoording, na
gezien door de heeren A. Koorn, H. Rezelman en Jb.
Stammes Jz. De cy'fers waren in het jaarverslag reeds
meegedeeld, zoodat de goedkeuring volgde.
Aan de beurt van aftreding als commissaris was de
heer D. Smit te Schagen, niet herkiesbaar; in diens
plaats werd gekozen de heer P. Henneman te Schagen.
De heer Jb. de Moor die als administrateur moest af
treden, werd wederom herkozen met nagenoeg alge
meens stemmen.
Tot Commissie voor het nazien der rekening van
1907 1908 werden gekozen de heerenJb. Stammes,
liefeestjes kon gebruiken, beslagen was. Muzikaal was
ze heelemaal niet, maar een pianomeester en een zang
juffrouw (arme stumperds) die hadden er die zes lied
jes 'met piano-begeleiding ingepompt.
Onze piano, een kapitaal stuk, was op afbetaling ge
pocht. Acht jaar heeft mijn arme vader aan d iepiano
afbetaald en toen-ie dan eindelijk, eindelijk eigendom
was geworden, nam mijn zus met de lieve stem 'm mee
als huwelijkscadeau. Een ouder is een opofferend beestje,
wét? Die zes liedjes, begeleid op de afbetalingspiano
hebben mij voorgoed van de bewondering voor „lieve
stemmen" genezen. Zeg eens zelf, als je de jongste
en penigste broer bent in een gezin van vijf kinderen
en je hoort jaar-in jaar-uit niet alleen dezelfde liedjes,
maar ook dezelfde bewondering van de toehoorders.
Als ze
„J'ai un secret, un grand secret,
Mais je ne l'ose pas dire"
1"Grnotes0SchagenBakk°r AZ'' Kr6il BarSing6rh0rn 8ezon§en had> luidde het onveranderlijk: „Wa
De i„ 'aleuk Franseh mopje." Dan zei zus, verlegen
rondvraag leverde niets op, zoodat de vergaderingu
gesloten werd. >>ja.- --
,'t is
ook
at een
doend
verdraaid
nog 'reis
Door
BERNARD CANTER. -
o—
„Nee, zie je, je mot niet denken, dat ik mij zoo
heel 'gau w laai inpalmen, 'k Heb zelf zusters gehad,
\ier stuks, die ^allemaal getrouwd zijn en ik weet dus,
dat je op je hoede moet wezen voor de vrouwen. De
eerste, jdie me wou inpikken, was Daatje Zijlstra. Ze
vinden 'r allemaal een mooi meisje met een lief bakkesje,
maar daar kijk ik nou eerst heelkendal niet maar. Wat
kan me dat schele. Wat heb je aan een paar mooie
blauwe oogen en een fijn figuurtje en kleine voeten
en 'blond, zwaar haar en een lieve stem. Als ik een
vrouw neem, moet ak een vrouw voor mijn gemak
hebben die me geen last bezorgt door allerlei aan
bidders en waarop ik niet jaloersch behoef te zijn.
Leer dót van mij een mooie vrouw een dure vrouw.
Driekje was de mooiste van 'mijn vier zusters en moord-
tooneelen zijn er bij ons thuis voorgevallen, .omdat
ze de dure zus in huis was. Lina, die groote voeten;
had, was tevreden met elk paar schoenen en kousen.
Ze zorgde er wel voor, dat 'r voeten zoo weinig mo
gelijk te zien kwamen. Maar Driekje, die moest fijne,
dure schoentjes met hooge hakken hebben en kousen
met loogjes, want die had de gewoonte,
om, wéér ze ook kon, haar mooie voeten
en fijne enkels te loonen en als 't regend
dankte ze dén hemel en ze moest noodzakelijk ieen
boodschap doen. Nu, heur voetjes hebben haar wer
kelijk naar de trouwkamer gedragen.
Die eene zwager van mij js er op ingeloopen. rk
Heb dien vent zijn ongeluk zien ingaan en als je nou
bij ze komt is er altoos ruzie. Hij wil niet, dat ,ze
voetvrij draagt, waar 'k hem schoon gelijk in geef, want
dat is niks voor een fatsoenlijke getrouwde vrouw en
zij laat zich liever scheiden, dan dat ze heur voeten
verbergt. Toen ik nu bij de familie Zijlstra op bezoek
kwam en plotseling brak de veter van Daatjes schóen
en ik zag meteen dat zij lage chevreau-leer schoentjes
met Fransche hakken en zijden veters droeg, was ik
al gewaarschuwd.
„Pas op je tellen," zei ik tegen mij zelf, „spiegel
je aan je zwager." Een vrouw met mooi blond haar
is tyog wèl zoo gevaarlijk. Néém' dót van mij aan.
Dat weet ik nou weer door mijn zuster .Christien.
Die was je ware casque d'or, maar wjjt je dat
kost en wót je daarmee hebt uit te staan man 't is
niet Je zeggen. Je vrouw zit altoos met los haar
niet 'alleen thuis, maar bij alle gelegenheden, dat 't
eventjes gaat, breekt 'r een kam of valt er een haar
speld uil of ze krijgt zware hoofdpijn, wordt werke
lijk bleek en maakt heur haar los. Natuurlijk moeten
er toeschouwers en toeschouwsters zijn, die wèl en
deugdelijk overtuigd worden, dat 'r haar écht is, dat
't ook niet met waterstof-superoxyd of henné is ge
bleekt. Zoo gek kan 't niet loopen, of ze weet 't ge
sprek op 't haar te brengen. Vervelend man bór
vervelend. En thuis vindt je overal staaltjes van dat
prachtige goudblonde haar op je schrijftafel, in je
boeken, Isoms in je bord en altoos op je jas. Hoe
den kost het je kerel hoeden! Mijn arme vader
heeft er wat voor moeten zweeten om dót op te bren
gen. Daarbij kreeg ze, mijn zuster Christien dan, de
gewoonte om altoos plotseling met 'r hoofd te schud
den. 't Vervelendste waren 'r aanbidders bij ons thuis.
Die kerels sloegen allemaal aan 't dichten. Van 'r vijf
tiende jaar kreeg ze prentbriefkaarten, brieven, manu
scripten, heele cahiers met gedichten beschreven toe
gestuurd. En daarin werd zij herheerlijkt, een
gouden fee, een tooverprinses, de koningin
van 1 fairy-land en ik weet al wat meer
genoemd. Daar was geen deugd, of zij scheen
haar te bezitten en dat alleen omdat ze, wat wij
broers en zusters noemden, een hooiberg op 'r sche
del djroeg. Voor den drommel mot je je niet er
geren, als je een zuster hebt, die eigenlijk den hce-
len dag weinig anders doet, dan 'r haar opmaken en
'r haar weer uitmaken; die in alles een groot woord
heeft; die pen jammerlijke scène maakt, omdat Ize
geen rooien hoed of een groenen mantel krijgt; van wie
je overal kammetjes, haarspelden, soms bundeltjes uit
gekamd haar vindt, die ze te lui of te onachtzaam was
om weg te brengen waar 't hoorde, en te hoort
zoo'n wérkelijk weinig beminnelijk wezentje verafgo
den, noemen met alle namen uit de diehter-glorioso.
Als je met lui kennis maakt en ze hooren je naam,
komen ze op eens uit hun onverschilligheid en ide
vraag luidt stereotypZoo is die dame, met
dat mooie, goud-blonde haar jóuw zusterOp
eens ben je de belangstelling waard niet om je
zelf maar omdat je zuster, overigens een onaange
naam type, nu toevalligerwijze blond haar heeft in
plaats van bruin of zwart. Dat hing mij eindelijk zoo
de keel uit, dat gebruikt worden als bruggetje naar je
zuster met 't mooie haar, dat ik ten laatste een af
doend .middel gebruikte. Zoodra er weer een dichter
lijk jongeling zich aan mij opdrong, zei 'k dadelijk: „Ja,
maar 't is niet echt„Oooooo
Dan was ik van 'm af. Dat hebben ze mijn vader
'reis verteld. Wat die toen op mij te keer ging,. „Kwa
jongen, mot je je zuster de kroon van het hoofd
nemen'Je weet toch blms goed, dat 't 'reenige
uitzet is
Nu, heelemaal ongelijk had-ie ook weer met en k
had met den goeien man te doen. En ze heeft wer
kelijk door 'r haar een man gekregen en die is nog
dol'op 'r... Ze kan dien kwant geen grooter plei-
zier doen, dan in gezelschap hoofdpijn krijgen niet cle
obligatoire aflating van den haardos of zooals hij zeit:
,,'t (Neerstroomen van den gouden waterval." En dal,
mopje
vindt u werkelijk?" en vader,
leuk" en moeder „Toe Door, zing nou
dat pndere van
Ohé le pelit piou-piou."
Zit daar nu eens bij en wéét, dat je zus het liedje
voor de zeshonderdvijftigste maal zingt; dat je vader
's (morgens wéér één gulden op de piano heeft (af
betaald, terwijl hij al drie jaar loert op een gelegen-
heidje om een oude schrijfmachine te koopen, die hij
hoognoodig in zijn zaak heeft, en dat je moeder geen
woord méér Fransch kent, dan juist
„Ohé, le petit piou-piou"
en (wordt dan later „verliefd" op een ander meisje
ook met een „lieve stem"een leuk liedje|en
het andere, minder leuke, dat 'r achter schuilt.
En daarom heb ik Daatje Zijlstra, dat mooie, lieve,
begaafde meisje stil laten schieten. Mijn zusters, die
hadden elk wót mooismaar Daatje had alles bij
mekaargoudblond haar, mooie voetjes, een lieve
slemetc.etc.en daarom ben ik zoo wijs
geweest mij van den domme te houden. Ajuus I
N. Crt.
vandaag de twee nog jonge zakenmannen terecht wegens
het verkoopen van goederen van hunne crediteuren,
terwyl zü wisten, dat 't faillissement niet kon worden
voorkomen. Een en ander werd beneden de waarde
verkocht en datomdat zy' zich bang maakten.
De O. v. J. vond het bewüs geleverd, behoudens het
ten laste gelegde wat do bus carbolineum betreft,
daarvoor zal denkely'k vryspraak moeten volgen. Overi
gens had Haasbroek, de deurwaarder, hen terdege
gewaarschuwd.
Spreker wees er op, hoe gewoonlük in zulke zaken
de grootere leveranciers en fabrikanten maar moeten
wachten, als 't failliet op komst is en hoe eerst de
vriendjes, knechten, enz. nog aan 't voorspeen liggen
met de betaling.
De heer Officier hoopt echter, dat met deze strafzaak
een voorbeeld zal gesteld worden voor anderen.
De eisch luidde tegen eiken beklaagde een maand
gevang, met verzoek om vrüspraak ten opzichte van
het ten laste gelegde met de straks bedoelde bus
carbolineum.
Volgen een negental beklaagden uit Heer Hugowaard.
Het zy'n Petrus Wester, Petrus Beers, Antonius Groot,
Cornelis Bruin, Piet Beers Kz., Pieter Beers Az., Pieter
Tromp, Dirk Tromp en Jan Beers, allen arbeiders van
ruim 20-jarigen leeftüd, die in den laatsten nacht van
de kermis in „De Zwaan" niet verkozen te vertrekken
uit het lokaal van den kastelein S. Klaver, toen ze
daartoe bü herhaling door de politie werden aangezocht,
omdat het sluitingsuur aangebroken was 3 uur des
morgens.
Vroeger was er dat sluituur niet en waren ze soms
tol, 6 uur toe in de herberg, maar nu dit jaar had de
Burgemeester het dienstig geoordeeld een sluituur en
wel 's morgens 3 uur, te bepalen. Deze maatregel stond
den heeren erg tegen en ze sarden de politie op schan
delijke wy'ze, wel meer dan een uur lang.
De ryksveldwachters C. v. d. Molen uit Noord-Schar-
vvoude en A. van Keulen uit Alkmaar, benevens de
gemeenteveldwachter P. Haster, wisten eindelyk de
heele club er toch uit te kry'gen, maar verbaal volgde
en dat is heusch geen wonder. Bovendien hebben Groot,
Wester en P. Beers Kz. zich nog aan wederspannigheid
schuldig gemaakt. By' de behandeling dezer strafzaak
waren alle beklaagden absent.
De O. v. J. eischte tegen Wester en Groot elk 14
dagen gevangenisstraf, tegen P. Beers Klz. 10 dagen en
tegen de 6 anderen elk 5 dagen gevangenisstraf.
Later kwamen 8 van de 9 beklaagden opdagen, juist
zoowat te 12 ure het uur waarop ze trouwens waren
gedagvaard zoodat de zaak toen in haar geheel ten
tweede male werd behandeld.
Alleen Wester was nu absent. De argumenten, waar
mee de 8 heeren beklaagden achtereenvolgens te hunner
verdediging op de lappen kwamen, waren van niet veel
beteekenis.
De 0. v. J. vond het volstrekt geen wonder, dat de
politie dien nacht het geduld verloor. Z.E.G. vond het
optreden van die 9 jongens zóó laakbaar, dat hü de zes
der beklaagden,waartegen hü straks 5 dagen gevang,
per stuk requireerde, nu elk met een eisch van 7 dagen
vereerde, dus ze kregen er twee daagjes by', terwü'1
de eisch tegen de heeren Wester, Groot en Beers onver
anderd bleef.
Een 48-jarige bedelaar, vroeger varensgezel, en thans
rondzwervende zonder vaste woonplaats, Lucas Yolkers
genaamd, werd vervolgens wegens op 19 Juni j.1. te
Enkhuizen gepleegde bedolarü opgeknapt met een eisch
tot 2 dagen hecht, en opzending rykswerkinrichting
voor 2 jaar en 8 maanden.
Hy' wou asjeblieft niet zoo lang en kon wel metsel
werk krü'gen, zooals hy' opgeeft, by zü'n broer. Want
Lucas kan metselen ookHü gaf op 's Presidenten
verzoek broer's adres op en do rechtbank zal nu verder
een en ander overwegen. Later hoort Lucus wel meer
van 't zaakje.
We hebben zoowaar een kinderwettenzaakje overge
slagen, maar 't hindert niet, want daar kunnen we im
mers, omdat de deuren dan dicht gaan, niets van
vertellen.
Zitting van Dinsdag 6 Aug. 1907.
Een schildersfirma, die op de flesch is, werd ons heden
't eerst gepresenteerd. Het zyn de compagnons-schilders:
Johannes Pater, 24 jaren oud, geboren te Hoer Hugowaard,
en wonende te Alkmaar, en zün confrater Dirk Kiewitt,
die den leefty'd van 23 jaren heeft bereikt.
Zij hadden te Alkmaar een ververszaakje, doch '1 wou
niet best marcheeren met de affaire, zoodat ze langza
merhand in geldely'ke moeily'kheden kwamen.
Zóó ver kwam het met de finma Pater en Kiewitt,
dat ze, door hun grootsten en lastigsten schuldeiseher
den verfhandelaar Tollens uit Rotterdam, danig in 't
nauw gebracht zynde, op het idee kwamen failliet te
gaan.
Op den 21sten April ging Pater in verband hiermede
naar den Alkmaarschen deurwaarder H. J. Haasbroek
en sprak over de groote financiëele moeilükheden, waarin
de firma verkeerde.
Toen de deurwaa der het een en ander van den stand
van zaken hoorde, vond hü het 't beste, om faillissement
aan te vragen. Pater zelf ook.
Kiewitt wou er maar tusschen uit en had daarom
een betrekking gezocht als schildersknecht te Amsterdam.
Pater zag er geen licht in, alleen den boel recht te
houden en schreef aan de firma Tollens, dat zijn com
pagnon zich uit de zaken terugtrok en hy zelf nu ook
met de geschiedenis verlegen raakte.
Wel had de deurwaarder, hoorende dat Kiewitt naar
Amsterdam wou, er op gewezen, dat dan voor dozen
volmacht aan hem (deurwaarder) moest worden gegeven,1 staanbaar gebrom en gemompel.
Nu komt Aris Knecht van Winkel aangestapt. Jon
gens, jongenswat hééft hü 'm om I Het saluut,
dat hy' met bevalligen zwier den E. A. hoeren brengt,
is zeer onzeker en 'tis maar goed, dat hy' niet zonder
hulp voorkomt. Ondersteund door een paar stevige
ambtenaarsarmen, weet de 44-jarige beklaagde het tot
het welbekende bankje te brengen.
Staan is echter in de heerschende omstandigheden
een heelen toer voor den man.
Hü wordt beschuldigd, in den nacht van 22 op 23
Mei, of omstreeks dien ty'd, van zy'n dorpsgenoot den
heer Jan By'1 uit de weide te Limmerschouw een schaap
te hebben gestolen. Na voorlezing van 't bevelschrift
van verwyzing ontkent beklaagde, die schandelyk dron
ken is, voor zoover zy'n dubbelslaande tong hem den
dienst niet weigort, den diefstal te hebben gepleegd,
't Is jammer voor hem, dat er zoo'n regiment getuigen,
10 man wel en allen present is opgeroepen, want
telkens als er een gedaan heeft, moet Aris overeind.
En wat hij dan op de vraag, of hy iets te zoggen
heeft, vertelt, gaat moerendeels verloren in een onver-
om met het faillissement klaar te komen, maar die
volmacht is niet gekomen. Haasbroek vroeg de firman
ten nadrukkelük, of ze geld hadden, maar de inlich
tingen, die hü van de beide beklaagden kreeg, waren
van dien aard, dat hü zich gedrongen gevoelde, hen aan
Ons tot het getuigenverhoor bepalende, krügen we al3
no. 1 den bestolene. Hy wii eerst schadeloosstelling voor
zy'n schaap ten bodrage van f32 50 en daar meerdere
getuigen op de zitting het schaap eene waarde van
ruim f30 toekennen, bestaat daartegen geen bezwaar.
te raden, op 22 April al reeds failliet-verklaring aan te De President neemt genoegen met Byl's eisch.
vragen om maar zoo spoedig mogelyk den boel by de
rechtbank aanhangig te krügen.
En vooral mochten ze niets verkoopen, of aan den
boedel onttrekken.
Kiewitt, hoorende dat Pater aan Tollens had geschre
ven, ging, zooals hü zegt, daarom niet naar Haasbroek
om dezen volmacht tè verstrekken, want hü dacht dat
door Pater's schry'von de zaak wel in orde gekomen
was!
Daar verscheen al heel gauw Tollens' reiziger, de heer
Adrianus Cornelis Teesing, naar aanleiding van Pater's
scl ryven, over 't vertrekken van Kiewitt. Die vroeg,
of 't tweetal failliet was. 't Antwoord luidde ontken
nend, maar Teesing vond 't toch dienstig, om met de
Verder verklaart, deze dat er in zy'ne weide op Lim-
meischouw elf schapen en een lam liepen; op Zondag
19 Mei j.1. tolde hy' ze er alle nog. Vry'dag 24 Mei ech
ter kreeg hü tyding van P. Helder dat er een der
s hapen vermoedely'k by den heer A. Slooves in 't land
was. Een onderzoek leidde echter niet tot 't vinden
van 't eene ontbrekende schaap.
Toen deed By'1 aangifte by den brigadier-titulair C. v.
d. Hulst, en door de bemoeiingen der politie is het
scha p den 30sten Mei ontdekt, waarby' het zeker een
voordeel was, dat het schaap eenige kenteekenen had.
De tweede getuige Pieter Helder, beweert hü woont
dicht bü de weide waarin By'Ts schapen liepen dat
hy op 22 Mei j.1. nog al de schapen en het lam heeft
beklaagden af te spreken, dat zy' de goederen der firma gc-zien doch den volgenden dag ontbrak er één schaap.
Tollens, die nog niet waren aangebroken, maar terug j Daarom zond hü niet de schoolkinderen van A. Slooves
zonden. Dat geschiedde, en wel voor een bedrag van eon boodschap daarover aan Byl, maar vreezende, dat
f 178.—, want betalen, ze zeiden hot rondweg, kondon die kinderen het bericht niet zouden overbrengen, zond
ze niet. Dienzelfden dag, dat Teesing kwam, vertoonde Heldor er zü'n werkman heen, doch onderzoek bleof
zich bü de beklaagden ook zekere Klaas Roos, eenvruchtelooshet schaap was in de landorüen niette
Alkmaarsch brandstoffenhandelaar, die f 30.— aan hen i Beklaagde nog iets te zeggen vraagt de President,
had geleend, waarvan hy nog f 11.— had te vorderen.„Ge... ge... kocht en vér... kocht!" stamelt de
Hü raakte ten slotte met een bus carbolineum op sjouw, aangesprokene.
die door bemiddeling van den schildersknecht, thans
reiziger Antoon Bakker uit Alkmaar, betrokken was
van diens naamgenoot, den verfhandelaar Bakker uit
Rotterdam.
Die bus zou Roos voor 't tweetal verkoopen en de
opbrengst zou in mindering van de f 11.— worden
afgetrokken. Die opbrengst was ongeveer gelük de
waarde, waarop men die bus carbolineum stelt, n.1. f8.
Ook de Alkinaarsche koopman Albertus Meüboom,
kwam bü beklaagden over betaling spreken, want hy
had nog een ruime tachtig gulden van hen te vorderen
en meer dan eens zonder succes een wissel op hen
getrokken.
Met al dat gescharrel vond den 2en Mei j.1. failliet
verklaring plaats door de rechtbank te Alkmaar en
werd Mr. A. Prins curator.
't Actief was f 42.50, 't passief f 1500.—.
Toen deze advocaat de zaak eens had overzien en
inventaris had opgemaakt, schreef hü een brief aan den
Officier van Justitie en zoodoende kwam deze strafzaak
,in de wereld.
In 't laatst van April hebben beklaagden hun heele
schildersboetje ook nog maar opgeruimd; ze verkochten
Derde getuige is de 45-jarige arbeider Dirk Dekker,
die een tijd lang knecht was by' Bül. Hü geeft eene
boschrüving van het schaap, dat hem~blykbaar goed
i bekend was, want later heeft hy het uit wel 80 andere
herkend.
Vierde getuigeJohan Nicolaas Kok, een landbouwer
uit de Beemster. Deze heef- den 28sten Mei te Purme
rend schapen gekocht van zekeren L. Bakker, doch 2
dagen later kwamen er al menschon bü hem om naar
schapen te ky'ken en werd 't vermiste dier in een
groote massa schapen loopende, by' hem herkend.
De President vraagt, of er bü dat kü'ken naar zyn
schapen ook een zekere J. Leien aanwezig was. 1 >it
weet Kok niet te zeggen.
Beklaagde nog iets Ja münheereen daalder
aan gewonnenMeer weet Aris niet.
Vüfde getuige Lourens Bak kor, koopman te Purmerend.
Heeft op 23 Mei to Schagen op do markt van Simon
van Wieringen het gestolen schaap gekocht en het
beest den 28-ten Mei to Purmerend verkocht aan
J. N. Kok.
Zesde getuige, Simon van Wieringen, een 45-jarig
Alkmaarsch koopman, bowoert op 23 Moi te Schagen 2
het voor f 25.— aan den wagonmaker Pannekeet, die schapen te hebben gekocht van Johannes Kramer, maar
't heel gauw afsloopte, wegvoerde en daai na direct in hetzelfde uur alweer te h- bben verkocht aan Lourens
betaalde. Bakker.
Eon enkele kleine vordering betaalde het tweetal nog, Duidelük heeft Simon dion dag gezien, dat Kramer
de grootere rekeningen van fabrikanten en handelaars de twee schapen en 't oene is dat van Byl van