Merflamscbe Brieven. Zondag I Sept. 1907. 5le Jaargang. No. 4287. TWEEDE BLAD. De invloed van den grond op het vetgehalte van de inelk. FEUILLETON O O PIET. Binnenlandsch Nieuws. ^7 mi r oor een in het „Friesch Weekblad" opgenomen ver slag van de algemeene ledenvergadering van de Friesche Maatschappij van Landbouw, waarop de heer MESDAG liet bovenstaande punt inleidde, wordt ons van bevriende zijde plaatsing verzocht. De heer Mesdag, zuivelconsulent in Friesland, begon zyne causerie met de mededeeling, dat dit onderwerp aan de orde was gesteld tengevolge van eene vraag, die van eene der Afdeelingen was ingekomen by' het Dage- lyksch Bestuur der My. In die Afdeeling was men de meening toegedaan, dat de melk der koeien van veehouders op de klei-en zand gronden een hooger vetgehalte had dan de melk die op de veengronden wordt verkregen. En ware dat zoo, dan zou die Afdeeling het wenschelijk achten, bjj het stellen van minimum grenzen met het oog op de fok kerij, rekening te houden met het verschil van grond soort waarop het bedrijf uitgeoefend wordt. By de districts-stierenkeuringen wordt steeds rekening gehouden met het vetgehalte der melk van de moeder der koe, doch naar de grondsoort, waarop het vee ge houden wordt, wordt niet gevraagd. Dat diende toch, indien de meening der Afd. juist is, wel degelijk te geschieden, zoo werd beweerd. Spr. verklaarde ronduit, dat die meening de zijne niet was en ook niet kon zijn. Hij had van een groot aan tal coöperatieve zuivelfabrieken in deze provincie, op zeer verschillende grondsoorten opgericht, de gemiddelde vetgehalten opgevraagd en deze cijfers nauwkeurig nage gaan en met elkaar vergeleken. Doch hjj had evenmin als by vorige onderzoekingen dienaangaande een bepaald verband kunnen vinden tusschen het vetgehatte der melk en de grondsoort waarop de melkgeefsters graas don. Zoo heel groot syn de schommelingen niet. En nu wilde Spr. gaarne toegeven, dat het gemiddelde vetge halte der melk, over een geheel jaar gerekond, nog geen maatstaf is waarnaar men elk vorig of volgend jaar berekenen kan (aanhoudende droogte of aanhoudend nat weer, alsmede vele andere invloeden van allerlei aard, hebben direct invloed op de samenstelling der melk), maar als werkelijk de grondsoorten invloed uitoefenden, (dan moest dit toch wel blyken. Wel werden soms zeer belangrijke verschillen aan een en dezelfde fabriek ge vonden. Spr. haalde als voorbeelden aan de cijfers van de Contröle-vereeniging te Marssum van het jaar 1899, ge durende de lactatie-periode, van 6 beslagen genomen. 1 beslag van 24 koeien, gem. vetgeh. 3.04. 2 24 3.24. 3 11 3-25. 4 27 - lil- 5 30 3.39. 6 20 3.47. Deze verschillen zyn groot, veel grooter zelfs dan die van onderscheidene fabrieken, op verschillende grond soorten werkzaam. Verschillen van 3.25 en 2.92, ja zelfs van 3.24, en 2.79 kwamen voor bij fabrieken op kleigrond gelegen. En als tegenhanger kan dienen de herinnering aan de controle, indertijd door Spr. uitge oefend op de beslagen van de veehouders Keestra te Jelsum (zware klei) en Van der Woude op het Laagland onder Grouw (moergrond). Deze controle, gedurende vyf jaren volgehouden, gaf telkens voor beide beslagen pre cies of nagenoeg gelijke uitkomsten (in 1902 was dit 3.20 wat het gemiddeld vetgehalte der melk betrof. Maar daarom is 't geen onverschillige zaak waar de dieren geweid worden! Het beslag van Keestra leverde per koe en per jaar gemiddeld 511 K.G. melk meer op dan het beslag van v. d. Woude, en dan wordt er ten slotte toch nog meer boter gemaakt! Maar Spr. werd daardoor versterkt in hetgeen hy thans met zekerheid durft uitspreken: het vetgehalte der melk staat in geen 't minste verband met de grond soort waarop het vee gehouden wordt. Dat vetgehalte zit in, is eene eigenschap van de familie waartoe de koe behoort. De afstamming speelt in dezen een groote rol. Behalve bovenstaande voorbeelden, haalde Spr. nog tal van andere aan, o.a. de opgaven van een beslag van 19 koeien te Workum. Het vetgehalte dier 19 koeien werd over 4 jaron opgege ven en geen dier jaren (1898 t/m 1901) was het vetgehalte van eene koe gelijk, noch minder gelijk van de eene koe aan de andere. Spr. had de koeien in 3 groepen gesplitst, welke groepen alle van weer een anderen stier afstamden. En nu was 't opmerkelijk, na te gaan, hoe veel grooter het vetgehalte der melk van de eene groep koeien dan dat van de andere groep was. Waren deze voorbeelden al eenige jaren oud wat echter aan hunne waarde geen afbreuk deed —Spr. had ze ook van den laatsten tyd aangeteekend. Uit het Jaarverslag van de Coöperatieve Zuivelfabriek te Harich haalde de heer Mesdag o. a. nieuw bewijsmateriaal. Daarin werd medegedeeld dat het hoogste vetgehalte «oo ru6r"V was gewoest3.59- 3.55- 3.41- 3.30 en 3.20 het laagste 2.39- 2.54- 2.77- 2.79. Van oudere o^leI1o ,^as hoogste vetgehalte geweest 3.77, 3.30, 3.17, 3.16, 3.06; het laagste 2.08, 2.37, 2.51, 2.57. Spr. maakte hierby de opmerking dat er ook wel eens beweerd wordt, dat de leeftijd der koe zooveel invloed heeft op het vetgehalte, en dat een ouder dier minder vet in de melk heeft, 't Voren medegedeelde weer- spreekt dat. Spr. echter schrijft dat meerder vetgehalte toe aan het feit, dat als koeien weinig melk goven tegen het eindigen der lactatie-periode, het vetgehalte hoog is. En by het nagaan gedurende 8 jaren van hetzelfde beslag is hem wel gebleken, dat er tengevolge van allerlei omstandigheden kleine schommelingen waargenomen werden, maar van een geregelde afname van het vet- procent der ouder wordende dieren bleek hem nooit iets. Spr. wydde nog enkele oogenblikken uit over de j verschillende invloeden, welke op het meerder of minder 1 vetgehalte der melk invloed uitoefenden. De oorzaken daarvan zijn zoo natuurlijk. Het tijdstip der lactatie-periode is de eerste factor. In de eerste maand dezer periode is het vetgehalte hoog (het hoogst in de biest direct na het kalven), daarna blijft de opbrengst hoog, maar het vetgehalte daalt, terwijl, als 't tegen het einde der lacatie-periode loopt, de opbrengst vermindert, maar het vetgehalte weer toeneemt. Dat is 't gewone verloop. Ook is er in den regel eenig verschil in de morgen- en avondmelk; geregeld op denzelfden tijd melken heeft ook invloed; van de wyze waarop gemolken wordt hangt ook zoo veel af. Wat de voeding betreft, deze heeft geen invloed op het vetgehalte, als er maar steeds goed en voldoende voedsel opgenomen kan worden. Wel lykt het b.v. bij extra-gift van een lijnkoek bij voldoende voeding, in de eerste dagen, alsof die koek vetter melk geeft, maar gaat men met de toediening er van voort, dan keeren de vroeger waargenomen cijfers van het vetgehalte weer terug. Geeft men echter eene onvoldoende hoeveelheid voedsel, dan lydt het dier er in z'n geheele organisme onder, 't Natuurlijk gevolg is dan ook, dat èn de melkgift èn het vetgehalte eerlang verminderen. Het is wel met vrij veel zekerheid te zeggen, dat er verband bestaat tusschen den bodem waarop en het klimaat waarin het bedrijf wordt uitgeoefend, en het productievermogen van het vee, maar Spr. vindt het onaannemelijk, dat wij in eene beperkte omgeving van ééne provincie dergelijke invloeden zouden kunnen be merken. De vele contröle-vereenigingen, welke in de laatste jaren in deze provincie zyn opgericht, hebben het bewy's geleverd, dat door rationeels teeltkeus van den fok ker en goede, verstandige verpleging van het vee, op alle grondsoorten over 't algemeen veel kan verbeterd worden aan het vetgehalte der melk. Wij hebben het evenwel nog op lange na niet zoover gebracht, dat wij behoeven te denken, dat het eenige wat ons nog te doen staat, isletten op de grondsoort waarop het vee weidt. Een hoofdfactor zal dit trouwens nooit worden. Met het verschil in grondsoort by het bepalen van het aantal punten bjj de districtskeuringen behoeft geen rekening te worden gehouden. Vak MAX DREYER. 22. De herfst bracht in zekeren zin een verademing. Op een goeden nacht aanvaardde d eherfst zijn heerschappij en het den noordenwind gieren over zee en land. Regenbuien volgden elkaar nu overvloedig op. c zee-aal vangst, die in dezen tijd van het jaar wat geld aan het land moest brengen, werd dool"d(; telkens bedorven; - de aanhoudende natheid bedreig de den aardappelenoogst, vooral nu de zomer de knol len zoo rijkelijk had laten gedijen. ,- Het kwam er dus nu op aan, '"P",16'1, J, door met alle man aan den veldarbeid deel te ne men en uit de aarde te bergen, wat te berge - Reeds hier en daar vertoonde zich de ziekte in a,,SrSp ijverig mede bij het aardappel-rooien. Moeder Weetgoed bond haar een grof voor. Zoo stapte zij gewichtig, een wak ui de haml houdende, over de akkers, en gevoelde «ch gelukkig, als zij van oom Riet een goedkeurenden blik mocht °PDie8had met zijn huis te doen De sto.men p.ad- den ziiii dak ceducht gehavend. Verscheidene pannen w^ren afgewaaid en op verschillende plekk regen door. Mochten de aardappelrooiers schui- een kletterende bui de vlucht nemen e g len, - hij stoorde er zich met aan en bleef opzijn h üls avonds waren allen blijde als zij in de warme k Deze herfst bracht Ellen eene tele"rst^d ghijl Hink kwam niet thuis. Het overgangsexamen had hy fli.^ afgelegd, maar nu was ^"^"^rjjjnschen handels- onderwijzer aangeboden bij «n Hii had raad. die een landgoed in de Mark bezat H.j had die betrekking dadelijk aanvaard de jongens, die h onderwijs moest geven, waren lot den winter op land, daarna zouden zij naar Berlijn 8 Ewald en zijn vader waren er zeer mede in hun CIV. Zijdelings is in de vergaderzaal van Amsterdams vroe- de mannen de Lex Hein ze ter sprake gebracht, die 'n paar jaren geleden in Duitschland en ook daar- buiten zooveel monden en heel wat pennen in jbe- weging heeft gebracht. De heer Posthumus Meijes heeft bij de vele veranderingen, en zoo men hoopt, verbete ringen, die telkens en steeds maar door aan het Beurs gebouw plaats hebben, voorgesteld, om de tegelta bleaux, die in de voorhal prijken en nu zullen weg- gebroken worden, om ze elders 'n plaats in te rui men, idit laatste niet te doen. Ze zijn leelijk, zei hij, en wie ze goed bekijkt, vindt ze profaan. De heer Simons meende zelfs het woord „afschuwelijk" ver staan te hebben en vond het raadzaam zich niet te gaan bewegen op h'et aesthetisch terrein van den kun stenaar. De heer Meijes echter liet zich hierdoor niet afschrikken en vond „dat zulke dingen hij bedoel de die tableaux beter op hun plaats zouden zijn in 'n museum of hier of daar op 'n zolder. Als jer dan menschen zijn, die voor deze eigenaardige kunst richting wat gevoelen, dan kunnen zij ze daar nog altijd gaan bekijken. De meeste menschen vinden ze leelijk, om niet te zeggen ergerlijk, en daarom stel ik voor, ze weg te breken ert ze niet weer te plaatsen." Zoo sprak de heer Posthumus Meijes en toen de heeren Van Gigh en Simons en Harmens aanrieden, om in deze met groote omzichtigheid te werk te gaan, „want dat het verwijderen van een werk onzer meest bekende kunstenaars een daad kon zijn van vèr strek kende beteekenis," toen antwoordde de heer Meijes daarop, dat hij 't gevoelen uitsprak van half Amster dam en dat die tegeltableaux niet in den smaak val len. De raad zal er op terug komen, want de zaak is uitgesteld; maar het kan 'n muisje met 'n staartje worden. Want ofschoon elk subjectief gevoelen recht heeft op eerbiediging, zoo zal 't toch velen .voorko men, dit niet al te ernstig door te drijven bij 'n zoo publiek geval als 'n beursversiering, bij 'n zoo geheel op zichzelf staand onderwerp als kunst. Als 'n versie- ring ten slotte blijkt 'n ontsiering te we zen, zooals bijvoorbeeld dat statue op den Dam, goed, laat men het dan wegnemen: maar als 't 'n soort van willekeurig en preutsch gedoe wordt, laten we idian naar het woord des heeren |Harmsen, schik, maar Ellen kon zich niet zoo goed in haar lot schikken. Maar haar werk en de vreugde over oom Piets goedkeuring daarover, troostten haar. lieden had de regen zich een langere rust vergund, maar daarvoor in plaats woei er dan ook een ijzige wind uit het noorden. „Noord-noord-oost ten noorden. Winterlucht. En dat op" één Oetober." Vader Weetgoed schudde naargeestig het hoofd, toen hij opstond en het weer gadesloeg. Het was tijd, de slecht sluitende vensters van zijn schuur met mos toe te stoppen, opdat zijne zeldzame diertjes het er niet te kwaad zouden .krijgen. Het was een zeer bijzondere dag voor dit oord Jim en Joem moesten afscheid nemen van hunne jacht- gronden. Morgen vertrokken zij naar de stad Greifs- wald waar het gymnasium hen onder de scholieren zou opnemen. 's Avonds brachten oom Piet en Ellen, aan de pasto- rie een bezoek. De jongens zetten een stemmig gezicht, het heim wee wierp nu al zijn schaduw over hen. Maar de tegenwoordigheid van oom Piet, die op de oude ma nier met hen turnde en door den tuin vloog, gat hen toch hunne vroolijke onstuimigheid terug. „U komt toch ook eens te Greifswald?' zoo be stormden zij hem. „Het duurt nog zoo lang tot de Kerstvacantie "Twaalf weken!" „En u hebt toch al den tijd." „Vader zegt het ook." „Waartoe moeten wij zooveel leeren Èn zij namen oom Piet terzijde, om hem hunne nooden toe te vertrouwen. „Grieksch en al dat gespuis! Wij willen toch niet worden als vader. "Wii willen geen dominee worden.' ',Zoo iets, dat men altijd tijd heeft. Pieter Brand streelde, even glimlachende hunne boi- stelige hoofden. Daarna wees hij hun op Herman, hun ouderen broeder, een ferm student, die nu in zijn derde studiejaar was en met de najaarsvacantie uit Greifswald was overgekomen. Maar als gewoonlijk had oom Piet weer wat te critiseeren. „Maar doet me het genoegen en wordt met tzoo als' die!" De jongens knarsetandden van afschuw. „Zoo'n buffel! Zoo'n miercnvreler!" Een heele serie dierennamen werd nu volgemaakt om de min toegejuichte eigenschappen van denstu- dent aan te duiden. dit voorstel Meijes met tact en vooral met groofe om zichtigheid behandelen, want dan loopt er veel schoons gevaar van te vallen onder sloopershandeii. De heer Simons sprak waarheid, toen hij opmerk te, .dat, indien dit voorstel om die reden zou wor den aangenomen en d.'ie tegeltableaux om die reden naar n zolder moesten verhuizen, men dan iets deed „van vèr strekkende beteekenis." Dan moeten die heerlijke beelden, die nu achter het Rijksmuseum staan, die discuswer- per en die andere groep, ook naar dien zolder; dan mogen we onze musea wel eens nakijken, of er niets in siaat van Michel Angelo of Van Phiaias, want dat kan dan ook geen dienst meer doen; dan loopen ver scheidene werken van Keinbrandt ook gevaar naar dien zolder te verhuizen en het afgietsel van „L aö k o o n en zijn zonen, vóór hel Paviljoen te Haarlem, kan aan gruizels geslagen worden. Dan kunnen we 'n brief schrijven aan Rodin, dat t nu welletjes is en iuj zijn hamer wel neer üan leggen, en mag ik aan mijn vrienden-schilders meedeeieii, dat ze hun „mo dellen wel al kunnen zeggen, 'want dat\V>s 't 1'ho- mas van Aquino niet, die n kleur kreeg, toen hij zijn polsen bloot zag.' ...'t Is 'n délicaat geval en moei lijk om er in n krant over te schrijven, maar ik vrees zeer, dat, indien dit voorstel om die reden er door ging, onze pers niet minder dan de Duitsche voor n paar jaren, 'n stapelplaats zal worden van allerlei betamelijke en onbetamelijke grappen. Wat moet er iji den Paus dan toch wel omgaan, als hij zijn oogen opslaat naar den koepel van den Sinte Pieter? Of als hij daar in 'n zijwand de schepping ziet van Adam, den bijna goddelijken menseh, die door de aanraking van den vinger Gods leven bekomt? Of is ook hier „den reinen alles rein?" Men zou 't zoo zeggen. Maar dan mogen de Heinzes en de Meijes wei oppassen, dat men het tweede gedeelte van deze spreuk„u n d den Sc li wei n en ist alles Schwein," niet op hen gaat toepassen. En daarvoor bestaat dan toch wel eenig gevaar. Bezie dezelfde kwestie op n ander terrein. Daar was 'n familie, waar nog al eens godsdienstige liederen gezongen werden, en omdat de kinderen de den aan muziek, werd dit gezang soms begeleid [door vioolspel. Maar eens was er iemand ten bezoek, die ook voor godsdienstig wilde doorgaan, en di ezich aan die violen meer dan ergerde. Het was 'n vrouw en zij kon haar ergernis niet verkroppen en zei het. Er werd 'n enkel woord van excuus gezegd en fatsoenshalve er over gezwegen. Maar latere bespreking bracht aan het licht, dat die vrouw nooit anders 'n viool gezien had of hooien bespelen dan in kroegen en danshuizen; en toen ze nu later tot 'n meer ordelijk leven was overgegaan, achtte zij alles, wat haar aan die vroegere periode herinnerde, uit den booze. n Concert kon zo niet genieten, want dat begreep ze niet en de heele 150ste Psalm moet haar wel 'n gruwel geweest zijn; want als ze 'n viool zag, moest ze wel denken aan „dronken Sientje" die met ,veel heupgewiegel en drukke gesticulaties zong„Denk je, dat ik er niet dansen kan? Ik kan dansen voor alle man!" En misschien stond die braaf geworden juf frouw wel gek te kijken, dat de jeugdige violist zoo nu en dan niet eens 'n streek achter den kam gaf; want toen zij nog „in haar jaren" was, hoorde dat erbij. Ze zal dit wel niet verlangd hebben, want zoe nen zal, na den inslag," dien zij ontvangen Jiad, ook wel iets booswichtigs voor haar gekregen heb ben. Natuurlijk! Als ik voor Adja op tafel dekte, zou die me ook gek aankijken; zoo'n dier is gewend van den grond te eten; en hls men voor 'n misdadiger Gods naam noemt, verstaat hij dien niet anders dan (als vloek. Dat kan ook niet anders. Geen ijveriger 'ge heel-onthouder dan 'n bekeerde dronkaard Maar nu moet ik eindigen, omdat ik ziek ben. Mijn plan om naar de „Tentoonstelling van Ambachts werktuigen" te gaan in het Paleis voor Volks vlijt, en daar 'n brief over te schrijven is in 't water gevallen, omdat ik weer opgesloten zit, en zenuwpij nen mij dwingen meer rust te nemen dan mij lief is. Als 't kan, ga ik er morgen of overmorgen heen. H. d. H. Jan, Piet, Klaas enz. Er schynen in ons dierbaar landje verbazend veel Jannen te zyn: zie maar: Jan Salie (denk aan de flauwe saliemelk). Jan Courage (courage is moed.) Jan Klaassen (een malle potsenmaker). Bloö Jan (bloö is bloode of bang). Jan Pak-an (die de handen uit de mouw steekt. Jantje Sekuur en Jantje Precies (beiden hetzelfde.) Jan Stap Netjes (je ziet ze wel op straat). Jan Hen (die zich veel met de huishoudelijke zaken bemoeit). Jan Kyk-in-den-Pot (die graag weet, wat er gegeten wordt). Jan Krediet (wil wel koopen, maar niet betalen). Jan Kontant (is beter, betaalt dadely'k). Jan de Ry'mer (een die prutsversjes maakt). Een Jan (een kellner). Een Jan Plezier (een pretmaker). Jan Rap en Jan Hagel (beteekent beiden kwaadwillig en slecht volk dat niemand met rust kan laten op straat). Jan en Alleman (iedereen en heel de wereld). Jan Kalebas (niemand die onbeduidende praatjes verkoopt). Jan de Wasscher (die het vrouwenwerk doet). Jan de Diender. Jan Company (zoo noemen de Inlanders in Oost-Indië de Nederlandsche Regeering). Janmaat (de Matroos). Hy is Jan (men heeft hem laten verliezen by' het spel.) Hy is boven Jan (heeft een zeker aantal punten behaald). Jongens van Jan de Wit (flinke, ferme jongens, zooals Jan de Witt, een der Raadpensionnarissen van Holland in de 17de eeuw, een flinke kerel was). Een huishouden van Jan Steen (een rommelzoo, zooals de schilder Jan Steen ze gaarne schilderde). Oome Jan (de bank van leening). Een Jantje van Leiden (een uitvluchtje, een smoesje). Een Janboel (een wanordelijke, hopelooze boel). Ook de naam Piet is zeer gebruikelijk, naar het schynt, want hiermede zyn ook nog aardig wat liefelijkheden gevormd, zooals: Piet Lut (een die overal voor staat). Saaie Piet (een droge kerel). Vlugge Piet (een flinkerd). Een heele Piet (nog flinker). Pietje de Voorste (haantje de Voorste). Keuken-Piet (hetzelfde als Jan-kyk-in-den-Pot). Piet de smeerpoes (lange haren, rouwnagels). Piet Snot (hy staat met den mond vol tanden). Pietje Rechtuit (neemt geen blad voor den mond). Pietje Vlieg-op (ia dadely'k aangebrand). Jan, Piet en Klaas (iedereen, de heele wereld). Een houten Klaas en een stijve Klaas, is beiden het zelfde. Nu volgen nog een aantal andere door elkaar: Gngeloovige Thomas (denk aan het Evangelie). Vroolyke Frans (een zieltje zonder zorg). Een Kletshannes. Een Stoffel (over dezen spraken wy al). Een oude Jet (een zeurige tante). Joris Goedbloed. Een Simson (een sterke kerel, denk aan de Philistijnen). De oude Adam (de vroegere gebreken vertoonen zich weer). Een Judas (een verrader), De ware Jacob of de ware Jozef (de goede man op de goede plaats). Een kerel als Kas, een flinkerd. Styve Trien, (die zonder smaak zich kleedt). Dolle Dries (een onbehouwen kerel). Malle Hein (een grappenmaker). Een Ka (een by-de-handje). Arme Job. (Denk aan het bybel-verhaal). Een slimme Hans (beteekent: een domoor). Opgedirkte Kee (bont toegetakeld met lintjes en strikjes). Benjamin (de jongste lieveling). Den brave Hendrik (een zoeterd. Zindelijke Neel (overdreven netjes). Nieuwsgierige Aagje. Bleue Gerrit (bleu is verlegen). August de Domme (de paljas in het paardenspel). Klein Davidje (denk aan den grooten Koning uit het Oude Testament). Luie Klaas (hy is een looper van luien Kees). Holle-bolle-Gy's (een schrok-op). Robertus Nurks (een stekelig mensch). Bedrijvige Martha (een ijverige huishoudster.) Jozef de Droomer (denk aan het Bijbelverhaal.) Razende Roeland (nog erger dan dolle Dries). Symen betaalt (in 't bekende spel is Sy'men de een voudige boer, die voor de kosterf" opdraait.) G. G J. M. (Enkh. Crt.) Lijsterbessen. Men schrijft uit Friesland In de gemeente Gaasterland doet men veel aan lys- tervangen met strikken. Menig arbeider verdiende daar mede een flinke wintertering. Verleden jaar was de vangst slecht, nu staat het er nog minder voor. De lijs terbessen zyn het aas, dat men in de strikken hangt en ln Gaasterland, waar men tal van deze boomen vindt, is by'na geen bes te vinden. Tijdens den bloei hebben nachtvorsten den oogst voorgoed bedorven. Men heeft nu gepoogd deze bessen van elders te beko men, zelfs in het buitenland, doch ook daar is de oogst schaarsch. De prijs is daardoor ontzaglijk hoog, f 5 per H.L. en menig vanger ziet daartegen op. De verpachting der bosschen zal dit jaar wel minder opbrengen. Kolhorn. Als bode, loopen de van het Hulpkantoor Kolhorn naar de tramhalte Barsingerhorn en omgekeerd, is tegen 1 Oct. aangesteld de heer P. Pool, tram-postbode te Kolhorn. Daar wonen oudjes. Oudeschoot en omgeving, vlak by Oranjewoud is wel een gezond plekje! Daar wonen G. Veldkamp oud 93 jaar, de drie gezusters Hielkema, oud 95, 93 en 90 jaar, weduwe Leemburg en J. de Jong (te Gaast) elk ruim 90, C. Hoekstra, J. Buwalda, C. Stolberg, R. de Jong, wed. Balstra, wed. J. Heida. allen tusschen de 80 en 90. Te Mildam en Oranjewoud wonen 9 oudjes, die tusschen de 80 en 90 jaar zyn, en dat op zoo'n kleine bevolking Door steenen gedood. Te Heerlen is een mijnwerker in de „Oranje Nassau" bedolven onder vallend gesteente. De man was onmid dellijk dood. Paling en reiger. Een werkman te Nibbikswoud vond 's morgen een reiger dood liggen op het weiland, met een paling in den bek. Dit laatste beest had zich met het grootste gedeelte van het lichaam om den nek van den vogel gedraaid, en zoo den reiger gewurgd. -(o)- „Ja," zeide oom Piet, die nu toch trachtte |de bedilzucht der tweelingen wat aan banden te leggen, „naar men zegt, is hij vroeger toch een even groote deugniet geweest als jelui. En nu Voor dit toekomstbeeld werden de beide bengels toch even verbijsterd. Maar daarna schudden zij woest hunne hoofden. Neen neen neen! „De stad, de stad! Jelui weet niet, wat zulk |een stad is! En school-lessenEn strenge reglementen! En de directeur! En onregelmatige werkwoorden! En de leeraren! En regelmatig strafwerk!" De arme kleine kerels rilden van schrik. Zij klemden zich nu aan oom Piet vjst |en die drukte hen zoo teeder aan zich, dat hunne ribben er van kraakten. „Denkt er altijd aan, dat jelui mij nog hebt!" En nu smeekten zij hem dringend, dat hij .toch vooral naar Greifswald zou komen om hen te jhel- pen bij het Latijn en Grieksch en ook tegen den di recteur en al die massa leeraren. En hij moest Ellen ook meenemen. En Ellen bleef ook niet lang meer hier, die moest immers ook nog zoo veel leeren en daarbij schit terden hunne oogen van pleizier, bij de gedachte dat zij niet alleen door dat leeren geplaagd zouden wor den. En nu wendden zij zich eensklaps tot Ellen en vroe gen haar, wanneer zij oom Piet zou verlaten. Het was Ellen of zij een slag ontving. Deze toe komst had zij somtijds wel vaag in hare Idroomen zien aangeduid maar een vaste gedachte daarom trent had zij nog verre van zich weten te houden. Nu werd haar het feit zoo pardoes voor oogen ge plaatst. Angstig-vragend keek zij oom Piet aan. Die zeide rustig en kalm: „Met Kerstfeest vindt ge haar (nog hier." Met Kerstfeest vindt jelui haar nog hier. En tot Kerstfeest zijn nog twaalf weken! Zeker, zij zou eigenlijk in oom Lodewijk's huis dat feest doorbrengen, om ook met het nieuwe jaar naar Genève op de kostschool te gaan. Met de Kerstvacantie wilde oom Piet haar dus toch nog bij haar hebben. Dat was een verademing voor haar. Maar daarna hoorde zij weer: Met Kerstvacantie vindt jelui haar nog hier. En dan dan Dat ging haar niet uit de gedachte. Zoo jdikwijls zij er zich over heen wilde zetten, kwam het weer terug. En op dezen avond beleefde zij dan ook geen vreugde. Maar oom Piet, die zeer goed voelde hoe zij in stilte weende, bewaarde zijn kalmte. „Het wordt tijd, dat wij daaraan denken, jij en ik. En ik geloof, dat' het goed is, dat met open oogen te bezien, zoowel voor jou als voor mij. De avond kroop voort. Na het eten kwam ook mees- ter Karsten. En nu kwam er voor Ellen eene nieuwe ontroering. Hij vertelde van zijn Ewald, dat die nog op het landgoed van den handelsraad was, en als tref- I fend nieuwtje, dat de vrouw van den handelsraad zich dóór hem liet schilderen. En zij was opgetogen over I zijn talent. Begin November gingen zij dan naar Ber- lijn. Ewald zou daar ook in het groote huis wonen, i Het was toch een buitengewoon geluk voor zijn ion gen. i „Hm," merkte dominee Wjllers op, „begin Novem- I ber de colleges beginnen toch in Oetober." „Stel je nu niet zoo aan, Karei Christiaan!" (riep oom Piet uit, „collegesEn dat in het eerste kwar- j taal!" Mevrouw Brigitte vond, dat het voor de jongens tijd was, naar bed te gaan; zij omhelsden oom Piet har telijk en onstuimig en zij waren pas tevreden ,toen oom Piet ieder een bosje haar had uitgerukt. „Laat jelui je door niemand op den kop zitten. Oog om oog en twee tanden voor één!" Dat was zijn afscheidsspeech. Toen kwam Ellen aan de beurt. Hier had nu een bijna (schuw afscheid nemen plaats. De jongens sche nen te begrijpen, dat zij geen kind meer was en hiel den zich dan nu ook bedaard. Zij hadden gevraagd, dat hun moeder hen dezen avond nog eens in slaap zou zingt^, zooals dat vroe ger Steeds gebeurde. Dit zacht gezang klonk uit het aangrenzende vertrek door tot de huiskamer en het werd Ellen wee te moede, toen zij dat hoorde. Zn dacht nu aan haar eigen afscheid en zij kon hare tra nen niet langer bedwingen. Zij wischte hare tranen af en keek naar oom. Die keek strak voor zich' heen loen zocht zij troost in vader Karsten's zachte oogem En J? den glans dezer oogen ontwaardde zij Ewald's blik. Ewald was toch schoon hoe gaarne iwilde zij weer met hem wandelen, hand in hand. Of hij wel |evenveei dacht aan haar, als zij aan hem? „Met Kerstmis komt Ewald toch thuis? vroeg zij fluisterend aan zijn vader. „Ja, met Kersttijd komt hij." Kerstvacantie. En dadelijk na do Kerstvacantie moest zij in den vreemde,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5