Hoe het kwam JV3S£S£ Binnenlaiidsch Nieuws. Gemengd Nieuws. (o) ,1a hoe het kwam!Zeker had niemand ooit gedacht, dat iets dergelijks onder liet dak van mijn heer Thomas Bröslein kon voorkomen; en het aller minst had mijnheer Thomas Bröslein zelf het ver wacht. Want in zijn huis gebeurde jaar in jaar uit niets buitengewoons. Zijne dagen verliepen kalm jn gestadige bezigheid achter den kantoorlessenaar, en wanneer des avonds 0111 negen uur de idcur van den winkel gesloten, gegrendeld en tot meerdere zekerheid nog met een zwaren dwarsbalk bevestigd was, dan scheen in hel huis ulle leven uitgestorven alsof er onder de dikke gewelven geen schepsel meer ademde. Na de vermoeiende dagtaak, legde zich de patroon, de heer Bröslein, ter ruste. Op het andere bed in de groote slaapkamer rustte zijne trouwe levensgezellin Theresia; en in het dakkamertje hoven hel ouderlijke slaapgemak sliep ook reeds het dochtertje, het biuin- oogige, zwartharige Karolientje. Nog een jaar tevoren had Karolientje 111 de kleine, enge alkoof naast de slaapkamer der ouders geslapen. Op zekeren dag echter had mevrouw Bröslein haren man tot zijne niet geringe verrassing aan liet verstand gebracht, dat Lientje geen kind meer, maar wel haast een huwbaar meisje was, en dus nu recht kreeg op eene eigen kamer. Ik herhaal, dal de hcci Bröslein groote oogen opzette, daar lnj mdeidaad niet had bemerkt, dat krachtens een wonderbaar hem onbegrijpelijk proces - de slungelige, hoekige bak-visch zich ontwikkeld had tot-èen allerliefst maagdehjii en dat Karolientje's oogen kort te ivoren nog zoo onnoozel en flets én nietszeggend, eene Verbazingwekkende piepte hadden verkregen, uit welke de ziel eener jonkvrouw SPÈn' zoo kwam het, dat (de kleine, tot dusver ledige, of misschien met allerlei rommel opgevulde dakkamer met de twee gevelvensters veranderd was in een klem meisjesboudoir ofschoon de heer Bröslein met -ver lof gezegd, eigenlijk niet wist wat een boudoir was en dal het van nu af „de jufferskamer werd betiteld. in den achlerbouw van het huis waren in een paar kleine kamers, die elk een venster naar den hof had den de beide bedienden van mijnheer Bröslein in gekwartierd. Leerlingen of volontairs had mijnheer Brös lein sedert jaren niet meer gehad, en wel nadat ei een dezer jeugdige beschermelingen in zijn huis ge storven was. Trouwens niet door (de schuld van Bios- leinwant die arme jongen had typhus gekregen en was daaraan bezweken. Destijds liep de lieer Bröslein ais radeloos rond, liet al de dokters van de stad bij den patiënt komen, schreef aan de ouders van den knaap en zorgde voor hem als voor zijn eigen kind al hetwelk met belette dat de jongen toch overleed. Daarop zwoer mijnheer Bröslein: „Mijn leven lang wil ik zulk jong volk niet meer in mijn huis hebben, /.ij zijn zoo teer als kraakporselein, en als er weer een iets kreeg dan konden de menschen waarachtig nog denken, dat ik ze slecht behandeld had." Mijnheer Bröslein kon in langen, langen tijd het wan hopig gejammer der moeder over de lijkbaar van haren zoon hare éénige hoop niet vergeten; en voort durend meende jhtij in hare oogen het^ verwijt te le zen: „Jij hebt hem in (den dood gejaagd'. Neen zoo was mijnheer Bröslein 'niet. aarlijk geen beul of geen tiran was |hij voor zijne ondergeschikten. Overigens was het overlijden van dien leeiluig in het gansche tijdperk van 's heeren Bröslein s mercantieele werkzaamheid en misschien in zijn gansche leven de éénige grootere, schokkende gebeurtenis. Voor en na vloot het leven in dit grijze jjiuis als een rustig stroompje daarheen. Het scheen wel alsof ter onder het dak van mijnheer Bröslein in het geheel geen hartstocht of con sternatie mogelijk was. Andere patroons plachten als brullende leeuwen door het huis te loopen, man heer Bröslein brulde nooit. Andere patroons schotden hun personeel de huid vol, V- over 's heeren Bröslein s lippen kwam nooit een scheldwoord. In de winkels en woningen van andere kooplieden 'was geraas, gerom mel en gedreun, - bij mijnheer Bröslein werden de vaten kalm in den (hlof of in den kelder gerold, de deksels der kisten zachtjes opengemaakt; ja Zelfs de stamper in den grooten vijzel stampte als gedempt de peper de gember en de kaneel. Mijnheel Bioslein placht met kalme, gedempte stem 'te spreken, en naar zijn voorbeeld gewende zich zijn gansche omgeving er aan evenzoo te spreken 'en 'te handelen. Zells zijn grijze huis scheen in eene sluimering de oogen te luiken. Tot eensklaps weer, na vele jaren, eene gebeurtenis uit de lucht viel, die de gansche affaire op hare giond- vesten deed wankelen. Wat was het geval'? - Een der twee bedienden, de heer" Vinzenz, verliet plotseling den dienst. Zondags middags had hij voor het laatst de winkeldeur gesloten en gegrendeld en Maandagsmiddags was hij reeds De**heer patroon Bröslein had namelijk Vinzenz op Zondag na het middageten voor jien „uitgaansdag een zakje met twee gulden overhandigd, (\mzenz genoot bij den patroon kost en inwoning, maar salaris kreeg hij niet, behalve 's Zondags een „zakgeld Mijnheer Bröslein zelf had die twee gulden uitgelegd; hij had goed geteld en kon zich onmogelijk Verrekend hebben Maandags vroeg gaf Vinzenz, vóór hij in den winkel ging het zakje iweer in (handen .van den patroon, en toen waren er nog slechts tachtig kreuzer in. Wel vond mijnheer Bröslein, dat Vinzenz, die immers in zijn huis van al het noodige werd voorzien, veel verteerd had, maar hij zeide er niets van. Hij dacht bij zichzelf. Als die Vinzenz zulk een grove (verkwister is, dan zal hij het zelf moeten bezuren. Op die manier zal hij .1 m de wereld nooit tot een eigen huis en nering brengen. Een uur later echter vernam mijnheer Bröslein, dat de heer Vinzenz in eene onfatsoenlijke min of meer beruchte kroeg aan het einde der stad dien Zondag avond vijf gulden bij het kaartspel verloren had. Vijf gulden! Niets meer en hiet minder. De oude koopman kon natuurlijk öp de vingers uit rekenen, dat Vinzenz geen vijf gulden van de twee d. w. z. van zijne 'twee gulden had kunnen verspelen. De gevolgtrekking lag dus voor |de hand. De heer Vin zenz had ander, vreemd, blijkbaar op onrechtmatige wijze verworven geld verspeeld. En dat kon geen ander geld wezen, dan geld van Bröslein. Mijnheer Bröslein beefde bij dez egedachte om zijne eigen woorden te bezigen „tot in het fundament van zijne ziel". Hij sidderde in werkelijkheid nog meer dan Vinzenz zelf, toen hij tot dezen jonkman /C1'vinzenz, pak je bundel. Ik zal je oen getuigschrift schrijven!, en dan ga je fap staanden voet mijn huis uit. Je weet zeker zeil het best waarom. En hij verwaardigde hem niet meer met een nuk. De heer Bröslein was er de man niet naar, om tle vloeken en te razen en de spullen van Vinzenz te gaan doorsnuffelen. Hij huiverde reeds bij de bloote gedachte, dat hij nog iets vinden zou. Hij wilde er mets meer van weten. Die vijf gulden gaf hij er aan - en mocht de drommel den deugniet halen. Maar nu ook geen verdere onthullingen meert Daar zou hij ziek van zijn geworden. En Vinzenz pakte zonder tegenspraak zijn biezen. Hij moest wel een erg slecht geweten hebben gehad, om zoo geen enkel woord van protest in het midden te brengen Dit was achtig niet!" En met recht. Hij stal 'niet .Hij was een deugdzame jongen, zoodat het schier onbegrijpelijk leek, dat hij zoo bleek was. Een oiigeluk komt echter nooit alleen. Nauwelijks was de heer Bröslein over dezen onvei- hoedsellen slag wat heengekomen, of daar trof er hem een tweede. Er was eene week ver loopen, toen de postbode hem een brief zonde ronderteekening ter (hand stelde. Zondei naamteekening, wel te verstaan. „li\y vriend, stond er onder. Maar wat die onbekende 'vriend te belichten had, was alles behalve vriendelijk. Dij meent" zoo schreef dc anonymus „dut uw" huis een heiligdom is: Gij jaagt menschen weg, die u trouw hebben gediend. Maar kijk toch eens den heer Adalbert op de vingers! Hoe hij s avonds in zijne kamer bijeenkomsten heelt met meisjes en met wat voor meisjes. Dat is tpc-h licoi wat slimmci nog. Mijnheer Bröslein's handen beefden ten Ikonden het onl- zetlende schrijven nauwelijks vasthouden. Welk een giftige hoon sprak er uil deze regels. „Gij meent dat uw Huis een heiligdom is De lieer Bröslein had dit weliswaar niet geineend. Maar dat zijn huis eerbaar, betamelijk en onberispelijk was, daarvan was hij tot 'op den huidigen dag vast over- tuigd geweest. En nu leek het hem alsof zijn huis eens klaps oezoedeld was en besmet, en alsof' hij zelf, zijn gezin, en alles wal daarmee samenhing, geschandvlekt waren geworden. Kan tiet waar zijn?... Dc heer Bröslein keek Adat- bert eens zijdelings aan, maar wendde terstond den bLik weder at. Deze jongeling niet zijn zoo goedmoedige, zoetsapjiige, liuasl schaapachtige gezicht En locli, de betichting luidde zoo beslist. Met meisjes, Hemclscho genade met meisjes!.... De keukenmeid Marianne was vijftig jaar oud. Zou Adalbert met haat' bijeenkomsten houden?... Onmogelijk. Maar als hol niel mei Marianne was, dan moest er een vreemde het huis binnendringen. De heer Bröslein voelde zich ineens onder roovers en bandieten. Hij was aan de heidenen overgeleverd, in zijn eigen huis. ,Uw vriend!"... Wie kon dal wezen? de had der hem üi dit geloof nog versterkte, moer bekende handselirift. Dit handschrift «moest hij ïecds vroeger onder zijn oogen gehad hebben. Maar waar Van wien was het afkomstig'? Op dit oogenblik herinnerde hij zich niet meer den snooden Vinzenz, noch diens gekrabbel in de boeken. Had liij daaraan gedacht, dan zou het hem niet moei lijk zijn geweesl, den briefschrijver te raden. Maar hij was van don schrik geheel zijn hoofd kwijt, zoodal hij niet zag en begreep wat toch ieder ander in zijn geval zou gezien en begrepen hebben. En wederom kon mijnheer Bröslein geen brok door zijn keel krijgen. Den brief had hij eerst zorgvuldig weggesloten, maar toen 's avonds weer te .voorschijn gehaald en verbrand, opdat het document in niemands handen zou vallen, de schande van zijn huis niet verder' ruchtbaar worden zou. llein zeil leek alles :om hem heen verontreinigd. En 's avonds, toen in huis alles ingeslapen was, ver rees de heer Bröslein van zijn leger en sloop als op kattenvoeten de gang door naar (liet kamertje van Adal bert. Het venster was donker, 's Heeren Bröslein s hart bonsde, toen hij het oor aan het sleutelgat hield fan luisterdeStilleNeen, het was niet stilV an uit het kamertje was een diep, regelmatig snorken le vernemen. Adalbert sliep. Als een inbreker sloop de heer Bröslein naar zijn bed terug. „Waar ben je geweest?" vroeg mevrouw ihercsia. „Nergens," antwoordde de heer Bröslein. „Slaap maar. Den volgenden nacht wachtte hij langer, totdat zijne vrouw vast ingeslapen was. Toen 'toog hij weer uit spion- neeren. Maar Adalbert snorkte. „Wat spook je toch door het huis, bid ik je? zoo begroette hem zijne wederhelft, toen hij terugkwam. Want mevrouw Theresia had scherpe boren. „Vraag niets, maar slaap," antwoordde fluisterend de man, terwijl hij zich nederlegde. En daar hij zag dat zijn vrouw hem beloerde, verschoof hij de verdere navorsohingen tot den Zaterdag, den éénigen dag in de week, op welken hij 's avonds een glas bier placht te drinken in „Het Witte Paard." Zijn plan was vastgesteld. Op Idien avond zou there sia hem niet in het Verhoor Inemen. Anders bleef hij eiken Zaterdag rustig tot middernacht in „Heti \V itte Paard maar ditmaal zal hij er (op spelden. Om tien uur reeds stond hij op en ging inaar huis. Alles was voorbereid. Niemand had gemerkt, hoe hij het slot en de scharnieren van de Jiuisdeur met olie besmeerd had, opdat zij niet zouden knarsen. Niemand had terg in iets. De heer Bröslein trilde van zenuwachtigheid, toen hij de deur weder afsloot, en jhij sloop door de donkere gang en voorzichtig tastend de trap op, om niet te stommelen en geen geraas te maken. Behoedzaam sloeg hij den weg in naar het achter huis, en schier op handen icn voeten kroop hij tot aan Adalbert's deur. Zijn adem stokte, zijn hart popelde, zijn knieën knikten. In Adalbert's kamertje was licht. De heer Bröslein drukte zijn oor tegen de deur en luisterde. Nu hoorde hij geen Isnorken. Nu was er van uit het kamertje eene gedempte stem te vernemen neen, twee stemmen. „Mijn liefste schat" hoorde 'hij de hem welbekende stem van Adalbert zeggen «wat is je zoo opeens overkomen? Wat be'teekent dat? Wil jje mij laten ster ven?" Even bleef het stil. Toen kwam er eene andere stem „Neen, Adalbert. Maar wees verstandig. Ik kom met meer terug. Sedert Vinzenz is Heengegaan, ben ik zoo bang, alsof er spoken in het huis rondgingen En als mij iemand zag, dan zou ik het niet overleven. Pijnig mij dus niet. Spreek rond ten open! Verman jezelt Je zult ei' niet om ont'noofd of gehangen worden. „Neen neen!" antwoordde Adalbert, en zijne stem kreeg iets huilerigs. ,„Ik heb icen vreeselijk voorgevoel, dat ik je nooit meer zou 'weerzien!' De heer Bröslein w(as op ihet 'punt van in onmacht te vallen. De brief had dus niet gelogen. Adalbert hield bijéénkomstenMajar wie wie was het dan toch, die er bij hem kwam Want ofschoon do luisteraar de woorden luid gehoord, kon hij de stem niet oiuleivj scheiden, noch den zin ei' van vatten, zóó ontdaan was hij. Hij richtte zich op. Nu was het oogenblik daar tot handelen. Hel was hom' temoede 'alsof hij zich verman de tot iets verschrikkelijks, tot iets als een mooid, toen hij met bevende hand oprees en aan de deur klopte. Hadde hij vermoed met welk leeric ontzetting dat klop pen de beide luidjes, die daar in ide kamer waren, vei - vulde, metj welk een mamelooze ontzetting dan zou hij liever op de vlucht geslagen zijn. Maar de heer Bröslein handelde onder een onweer- staanbaren drang, en hij bemerkte niet eens, dat liet sleutelgat plotseling donker geworden was. Iemand had daar binnen de kaars uitgeblazen. De deur echter werd niet geopend. j Daar viel den. heer (Bröslein onwillekeurig in, wat lnj wel eens gehoord of gelezen had, en zonder zeil te weten wat hij sprak, klopte hij nogmaals en zei de „Adalbert in naam van de wet, aoe open. Na deze aanmaning worden weifelende schreden hoor baar, het slot piepte en /ie deur ging open. En nu was weer aan den heer Brö.slein de beurt om te scm ik- lein den indruk van een onheilspellend weerlichten. Eindelijk vatte het tiende houtje vuur de pit van de kaars Word aangestoken (en (in de kamer was hel licht. „Zoo zoo? Wie heb je hier bij je, Adalbert?' trachtte de heer Bröslein op zijnen gestrengsten toon te zeggen. „Spreek! Wie? Wal is dat hier? In mijn buis?" En nu deed Adalbert datgene, waart od hij reeds eene week tevoren groote roeping had gevoeld. Hij viel op zijne knieën, en, naar bij menigmaal in de komedie van een op heeterdaad betrapten misdadiger had ge hoord, huilde hij in onuitsprekelijken angsl en benauwd heid „Genade, lieer patroon! Genade!" Deh eer Bröslein begon met den vernietigden jon gen man reeds medelijden te voelen. Hij aarzelde nu ook niet langer om fbinnen te treden. Hij stapte over den drempel, stond slil en keek tin het kamertje rond. En wal zag 'hij? llij dc kleine kachel, achler welke zij beschutting tegen een aanval scheen te willen zoeken, stond Eraulein Karlinehen, des heeren Bröslein's dochtertje. Stom, zijn eigen oogen niel vertrouwend, staarde de vader haar aan. Geen toorn en ergernis spraken er uil zijn gelaat, maar slechts (eene ontzaglijke,, eenegren- zenlooze verbazing. Een vermoeden, wie hij bij Adalbert ■zou hebben kunnen aantreffen, was nooit in hem op gekomen. Maar dat hij zijne Jeigen dochter daar vinden zou, dil zou hij allerminst, jdit zou hij in der eeuwig heid niet geraden hebben. Het dochtertje keek den vader aan. Hare bruine oogen zwommen in glinsterende tranen, en hare roode lippen beefden. En vóór nog de hoer 'Bröslein een enkel woord had kunnen uitbrengen, was Adalbert op de knieën naar hem loégekropen, had zijne beencn omklemd en riep oj) jammerlijken toon: t „Dood mij. heer patroon jaag mij als een hond 'de "Vlétlr uit! maar doe Karlinehen geen kwaad! Ik kan zonder haar niet leven!" Nu eindelijk was mijnheer Bröslein weer tot zichzelf gekomen, en met gedempte, zacht sussende stem, alsof hij vreesde, dat de jongeling van angst zou sterven, nog vóór hij aan het einde van zijne redevoering ge ls. SDrak hii doe je loe.Ii zoo? Waar van gezegd? Zoo Achter mijn geen barbaar, die niet voor •ede vatbaar isEn nu 'laat je mij van dc heele wereld zulke schandaleuse brieven krijgen?... Als ft dan niet anders kan - in Godsnaam, neem haar dan Het kamertje van Adalbert was waarlijk te klein om de zee van vreugde en geluk te bevatten, die zich na de onverwachte wending van mijnheer Bröslein daarin uitstortte, de zielen der beide jongelieden op- Wanneer een der leden ontrouw wordt aan zijn' eed, heeft hij dit met den Idipod te boeten en ten teeken. (lat de broeders den verrader diep verachten, elen zij stukjes van liet lichaam van den vermoorde in elkanders hijzijn op De president prest Chineczeil lot het lidmaatschap der vereeniging en eischt zelfs bijdragen voor zijne kar van de meubelfabrieken. Als aan dien eisch niet wordt voldaan, wordl de fabriek gcboycol; geen lid der vereeniging mag er werken en als een der leden dat gebod overtreedt, trekt de vereeniging op liejn al 0111 hem le straffen. (Voor teen groot deel zullen dan ook de dikwerf voorkomende vechtpartijen tussehen de chi- neesche meubelmakers daar ter slede moeten worden toegeschreven aan liet oplreden der vereeniging Jiong lli Tiong. Onlangs werd ie Semarang een Chineesche meubel maker vermoord. De hoofdman der Kong Hi Tiong werd als dc dader aangewezen, maar de landraad moest hem vrijspreken wegens gebrek aan voldoend bewijs; waarschijnlijk is de vermoorde Chinees een verrader van het genootschap geweest. Onze handel met Itelgië. Men schrjjft aan de N. R. Crt: Ondanks het tamelijk erg heersohen van het mond en klauwzeer in ons land, was in de Vorige maand onze handel in r.undvoe met België zeer levendig. De groote veemarkton te Anderlecht (Brussel), Gent en Antwerpen waren vaak schraal voorzien van goed vee en daar de prijzen hoog waren, werden er weinig zakon gedaan. Om in de bohoefte van slacht- en fokvee te voorzien, bezochten Vlaamsche kooplieden onze veemarkten te Rotterdam, Leeuwarden, Zwolle en Gorinchem en deden daar aanzienlijke inkoopen. Vooral vette ossen waren in de maand September zeer gezocht, alsmede zware slieren bestemd voor de slachtbank. Gent en Antworpen vroegen de meeste ossen, terwijl de stieren meest naar de slachthuizen van Gent werden gezonden. Ingevoerd werden uit ons land 980 vette ossen, die een gezamenlijk gewicht hadden van 489.294 K.G., dus gemiddeld circa 500 K.G. en 764 stieren met een gewicht van 352,5t2 K.G. of gemiddeld 461 K.G. Ook naar kalveren was veel vraag. Van de 661 kalve ren in België ingevoerd, kwamen er 657 uit ons land en slechts 4 uit Frankrijk. Daardoor was onze invoer, hoewel lager dan in de maand Augustus van dit jaar, toch aanzienlijker dan in de maand September van het vorige jaar, toen de gezondheidstoestand van ons vee uitstekend was. De geheele invoer in België bedroeg in de vorige hief, in alle hoekjes en gaatjes drong en, al hooger maand"6379 rundoren tegen 5718 in de maand Septem en hooger golvend, zelfs den iheer Brö.slein bijna had ul--4- i-™™i overstelpt, toen zijne handen door ontelbare kussen van gloeiende Jippen bedekI en door lieete tranen uit iwee paren oogen besproeid werden Het kamertje was te klein, en die zee van geluk en vreugde, die er plotseling in opwelde, steeg in weinige minuten eenige treden hooger, tot in de slaapkamer van het echtpaar Bröslein, waarheen 'mijnheer Thomas Bröslein de dochter, die onder tranen lachte, en den heer Adalbert, wiens hart van zaligheid dreigde te har sten. heen geleidde. En zoo kwam het om aan den titel dezer kleine dat ber van hot vorige jaar. Daarvan kwamen uit ons land 4627 runderen tegen 4106 in de maand September van het vorige jaar. In België werden toegelaten 1826 Nederlandsche melk en kalfkoeien. Wegens het reageeren op de inspuiting werden eenige runderen verdacht van tuberculose naar ons land teruggezonden. Ook kwamen in de quarantaine stallen te Esschen een paar gevallen van mond- en klauwzeer voor bij runderen uit ons land afkomstig. Ook deze runderen werden naar Nederland terug ge zonden; terwijl de andere koeien in observatie gehouden worden en het grenskantoor tijdelijk gesloten werd voor den invoer van Nederlandsch vee om de stallen te geschiedenis trouw te blijven zoo kwam het, kort na het eerstvolgende carnaval het oude uithang- bunnen ontsmetten bord, waarop dertig jaren lang hi sierlijk gekrulde La- In de 9 eerste maanden van dit 113on nin tij 11,sein letters de firma „Thomas Bröslein" geprijkt had, werd afgenomen en vervangen door een nieuw en nog veel fraaier kunstwerk van dien aard, op hetwelk (le gansche stad lot de duisternis inviel het op schrift lezen kon: „Thomas Bröslein en Schoonzoon." Zes maanden gevangenisstraf voor inelk- verknoeiïng. De politierechter van het Westminster politiehof ver staat geen gekscheren, wanneer 'tgaat om den verkoop van vervalschte of bedoiven levensmiddelen. Zaterdag der vorige week verscheen voor hem, mr. Horace Smith, een melkverkooper, Edward Hughes genaamd, onder be schuldiging melk te hebben verkocht niet alleen van I Jl Jl jaar werden uit ons land naar België gezonden 39,747 runderen tegen 35,865 in hetzelfde tijdvak van 1906 en 38,595 in 1905. Onze invoer is dus sinds 1905 toegenomen. België, dat voor eenige jaren maandelijks honderd duizenden kilogram varkensvleesch naar Engeland zond, moet tegenwoordig in ons land ter markt komen om in zijne behoeften van varkens te voorzien. In de vorige maand werden weder in ons land voor Belgische reke ning opgekocht ruim 47,000 varkens, die geslacht werden en daarna langs de grenskantoren tegen een invoerrecht van 15 francs per 100 kilogram in België gevoerd wer den. Aan verseh rundvieesch zonden we 4313 kilogram, aan conserven 36.375 K.G., aan hammen, gerookt spek. en worsten 84.070 K.G. Zooals wü boven reeds opmerkten, gaat de uitvoer van geslachte varkens uit België sterk achteruit. De Belgische prijzen staan te hoog om op de vreemde markten, vooral op de Londensche markt te kunnen verschijnen. Daarenboven ondervindt België te Londen ondeugdelijke samenstelling, maar schadelijk voor de gezondheid tevens en van een ongewone smerigheid. de concurrentie van Nederland en Denemarken, die zich Edward was zijn melk aan 'f. vonten, toen hy een in- byna geheel van de Londensche varkensvleeschmarkt specteur van den gezondheidsdienst van Westminster hebben meester gemaakt. In de 9 eerste maanden van tegen bet lijf liep, die uit een groote kan een monster *905 verzond België nog 2.415.335 K.G. vleescb, in nam en onmiddellijk waarnam dat de melk zeer fniil 1906 1.007.150 K.G. en dit jaar was het gedaald tot was. De groote kan en een kleine kan werden in.be- slag genomen mèt den inhoud en de aan den genees kundigen dienst van Westminster verbonden scheikun dige kwam tot de ervaring, dat het vocht een dik be zinksel had van allerlei afval en vuil, afkomstig uit een onreinen stal of van de straat, terwijl roet op de opper vlakte dreef. De melkverkooper wees als zijn leveran- jaar was het gedaald 514,537 K.G. Onze handel in woivee met België was in de vorige maand niet zoo levendig als anders. Door hetheerschen van het mond- en klauwzeer onder het rundvee, heeft de Belgische minister van landbouw het Doodig geoor deeld den vrijen invoer van schapen en lammeren uit ons land te verbieden. Nederlandsch wolvee mag wol cier aan een boer te Walworth, die zich reeds meer dan ingevoerd worden, maar alleen als het bestemd is voor eens wegens hetzelfde feit te verantwoorden heeft gehad "e slachtbank en bovendien moet het rechtstreeks ver en hü meende, dat er, daar het een mistige morgen was zonden worden naar de slachthuizen der groote steden, toen hij betrapt werd, misschien eep enkel vlokje roet Peze belemmerende bepalingen van invoer zijn oorzaak, in zijn melk zou gevallen zijn. Het Openbaar Ministerie eischte ue maximum straf, zes maanden gevangenisstraf, waartoe de melkhandelaar door den rechter veroordeeld werd. Ken drama onder den zeespiegel. De diepten van de reedo te Cherbourg zijn het too- neel geweest van een aangrijpend drama. dat onze invoer in September lager was dan in de vorige maanden. Ingevoerd werden in het geheel 8062 schapen. Daarvan kwamen uit ons land 1774 schapen met een gewicht van 93.595 kilogr. Uit Argentinië kwamen 5675 schapen, uit Duitschland 478, uit Oostenrjjk-Hongarije 135. Uruguay, dat de vorige maand 1750 schapen naar België zond, voerde in September geen wolvee in. Opmerkelijk is het, dat België tegenwoordig zooveul IJl CIJ^cu. Mijnheer Biöslein ademde verlicht, toen de gedaante ken. Vóór hem gaaple de zwarte ingang tot eene nog van Vinzenz 1.1 de Prager Gasse m de r.cht.ng van het zwartere duisternis, zoodat hij onwillekeurig terugdeinsde Hij had een gevoel alsof iemand hem legen den grond zou slaan, Lidion hij '1 waiigde binnen te treden. En zijn slem beefde dan ook, toen hij beval „Adalbert, maak licht!" station verdwenen was. Hij liet dien middag zijn eten staan, en ook 's namiddags en 's avonds kon hij geen brok naar binnen krijgen. Het was een M te hevige schok voor hein geweest. Want de lieer Bröslein was ccn door-en-door rechtschapen en onkreukbaar mensch, wien elke ongerechtigheid een gruwel was. De tweede bediende, met name (Adalbert, liep in den winkel rond zoo wit als een doek. Ook hem had hel gebeurde hevig geschokt. Zijn geweten was wel is waar zuiver en rein; maar toch, wanneer dc patroon hem het vroeger bijna al zyn wolvee kocht in de aangren zende landen Nederland en Duitschland. De invoer uit ons land, die in de 9 eerste maandon nog 27 812 bedroeg, is gedaald tot 19.597, die van Duitschland, welke in de 3 eerste kwartalen van 1905 ken, dat in den ketting van een ducdalf was vastge raakt, uitgerust met de noodige duikertoestellen. De duiker Louis Leraière trok zyn pak aan, groop het seintouw en begaf zich te water. Hy bediende zich niet, zooals te doen gebruikelijk van een ladder, maar n0K 45^884 was, bedraagt thans niet meer dan 6584. liet zich langs een ketting afglijden. Daar deze echter Ook do Duitsche lammeren zijn in België niet meer schuin omlaag liep, maakte de duiker een dl aaiende be- gez0CpG Vroeger kwamen iedere maand gewoonlijk de weging om de ketting heen; de caoutchoucbuis, die de jjelft van de ingevoerde lammeren uit Duitschland, thans lucht moet toevoeren en die aan het boveneind van den jever(; Nederland circa 90 percent van den geheelen in- helm is bevestigd, barstte, en op het oogenblik, dat Lemièfe op den bodem aankwam, trok hij heftig aan jmt waarschuwingstouw. LDe mïnnen irf de sloep begrepen, dat er' iets haperde, en trokken uit alle macht aan het hijschtouw, om don die van Duitschland 7126 duiker weer op te halen; maar daar zy grooten weer-1 stand voelden, trokken zij hoe langer hoe harder tot dorps-nistorie. het touw brak. Een kre.it van afgrijzen ontsnapte hun Men schrijft uit Friesland keel. Lemière was onherroepelijk verloren. In sommige dorpen is het, vooral by het korten der De havendirectie zond zoo spoedig mogelijk een ande-dagen en het langer worden der nachten, de gewoonte ren duiker, die constateerde, dat Lemière's voet onder onder de jongelieden, om, inzonderheid in den nacht den bek van het anker beklemd zat. De ongelukkige j'van Zondag op Maandag, een en ander uit te halon, werd bevrijd en opgehaald, maar de verstikking had j wat het daglicht niet altijd verdragen kan. Een stukje voer. In de vorige maand bedroeg de invoer '2514 lam meren, waarvan er 2005 uit ons land kwamen en slechts 429 uit Duitschland en 80 uit Luxemburg. In de 9 eerste maanden bedroeg onze invoer 20.687 lammeren heer Adalbert sleepte zich in het donker nanr 1 het tafeltje, alsof hij naar hut schavot ging. Van schrik leken hem al zijne beenderen 'te klapperen en al zijne gewrichten te kraken. Zijnehanden grepen naar liet lucifersdoosje, haalden hel et,'ne stokje na liet andere er uit en wrevwn het. Het eé ne kopje na liet andere vloog weg, en in het kamef'tje verspreidde zich de haar werk reeds verricht. De doodstrijd van den duiker, die door zyn met lood bezwaarde uitrustingsstukken in de onmogelijkheid was, iets tot zijn eigen redding te ondernemen, moet vraese- lyk geweest zijn. Ken geheim (ihineeseli genootschap. To Semarang is volgens de „Locomotief' ccn geheim chineesch genootschap werkzaam, dat tde plaats zijner vergaderingen zorgvuldig verborgen houdt, maar, het blad meent, loch (reeds lnj de politie in den kijker is geloopen. De vereeniging draagt den naam Kong Hi Tiong en telt hoofdzakelijk Macaoërs onder hare le den. Genoemd blad kwam van deze in liet duister werkende congregatie het volgende te weten. De hoofd man is een uit China ontvlucht misdadiger, wien het in zijn eigen land te warm, werd onder do voeten. Sinkeh's zeggen, dat hij Sn (zijn goede dagen een roover- hoofdman. is geweest en dat hij hoogstwaarschijnlijk opgehangen zou zijn geweest als hij niet bijtijds de plaat gepoetst had. Dit heerschap iieefl zich thans te Semarang gevestigd als meubelmaker, maar schijnt, als president der geheime vereeniging. een soort van ter rorisme utt te oefenen onder de Macao-Chineezcn. De £jkutvi onwillekeurig aankeek, dan was 'them alsof hij in diens wantrouwen las, en het scheelde reuk van"phospliorus en zwavel was op de knieën gevallen en had De kleine vinl, uitgeroepen: „Ik" steel niet, meneer de patroon. Waar- der uitdoofden,maakten'op'dem 'wIchtenó'en WBrös I als echter dezer dagen in het rustige dorpje Exmorra werd uitgehaald, zal zeker wel tot de uitzonderingen behooren. Toen namelijk al de dorpers zaclitkens in Morpheus' armen rusttep, werd de nachtelijke stilte plotseling verbroken door een statig klokgeklep. Na tuurlijk moest or brand zyn, en spoedde al wat kon naar buiten om te zien, waar het woedend element zyn offer vroeg. Wat echter het wonderlijke was. nergens was eenig onraad merkbaar, en het wonderlijkste van alles: dat Piet de klokluider den sleutel van den toren in zyn broekzak had. Spoedig was de weg over het kleine kerkhof afgelegd en dè deur geopend, maar wie schetst de verbazing, als men tot de ontdekking komt, dat het klokketouw slap neerhangt, terwyl het toch van boven altijd maar dóór klinkt: „bim, bam; bim, bami" Zouden er dan foch spoken zyn? Tenslotte gry'pt men moed, en waagt, al is het met kloppend hart, de reis naar omhoog, om daar te ontdekken dat oen ander touw aan den klepel bevestigd is en door de galmgaten naar buiten loopt, om ten slofte in een schuurtjo terecht te komen. Nu is het geheim opgelost en de oorzaak van het nachtrumoer ontdekt. Alleen wordt er tot nóg toe vergeefs gezocht naar hen, die niet veel pf hij leden der vereeniging zweren, dat zij nimmer het ge- don stouten moed hadden voor dit wondeilyk avor nootschap zullen verraden; bij de cedsplechtigheid iworilt 111 ",en ftnlon Octobernacnt. een (huppel bloed uit een Kier vingers van den novice en Ken oudje. eend ruppel bloed van den president in een beker Dinsdag werd de heer K. B. Keur, te Modemblik, 102 arak gemengd, waarna beiden uit dien beker drinken, jaar oud. ittfcjtii lift .L

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 10