Hoe het kwam
JV3S£S£
Binnenlaiidsch Nieuws.
Gemengd Nieuws.
(o)
,1a hoe het kwam!Zeker had niemand ooit
gedacht, dat iets dergelijks onder liet dak van mijn
heer Thomas Bröslein kon voorkomen; en het aller
minst had mijnheer Thomas Bröslein zelf het ver
wacht.
Want in zijn huis gebeurde jaar in jaar uit niets
buitengewoons. Zijne dagen verliepen kalm jn gestadige
bezigheid achter den kantoorlessenaar, en wanneer des
avonds 0111 negen uur de idcur van den winkel gesloten,
gegrendeld en tot meerdere zekerheid nog met een
zwaren dwarsbalk bevestigd was, dan scheen in hel
huis ulle leven uitgestorven alsof er onder de dikke
gewelven geen schepsel meer ademde.
Na de vermoeiende dagtaak, legde zich de patroon,
de heer Bröslein, ter ruste. Op het andere bed in de
groote slaapkamer rustte zijne trouwe levensgezellin
Theresia; en in het dakkamertje hoven hel ouderlijke
slaapgemak sliep ook reeds het dochtertje, het biuin-
oogige, zwartharige Karolientje.
Nog een jaar tevoren had Karolientje 111 de kleine,
enge alkoof naast de slaapkamer der ouders geslapen.
Op zekeren dag echter had mevrouw Bröslein haren
man tot zijne niet geringe verrassing aan liet
verstand gebracht, dat Lientje geen kind meer, maar
wel haast een huwbaar meisje was, en dus nu recht
kreeg op eene eigen kamer. Ik herhaal, dal de hcci
Bröslein groote oogen opzette, daar lnj mdeidaad niet
had bemerkt, dat krachtens een wonderbaar hem
onbegrijpelijk proces - de slungelige, hoekige bak-visch
zich ontwikkeld had tot-èen allerliefst maagdehjii en
dat Karolientje's oogen kort te ivoren nog zoo onnoozel
en flets én nietszeggend, eene Verbazingwekkende piepte
hadden verkregen, uit welke de ziel eener jonkvrouw
SPÈn' zoo kwam het, dat (de kleine, tot dusver ledige,
of misschien met allerlei rommel opgevulde dakkamer
met de twee gevelvensters veranderd was in een klem
meisjesboudoir ofschoon de heer Bröslein met -ver
lof gezegd, eigenlijk niet wist wat een boudoir was
en dal het van nu af „de jufferskamer werd betiteld.
in den achlerbouw van het huis waren in een paar
kleine kamers, die elk een venster naar den hof had
den de beide bedienden van mijnheer Bröslein in
gekwartierd. Leerlingen of volontairs had mijnheer Brös
lein sedert jaren niet meer gehad, en wel nadat ei
een dezer jeugdige beschermelingen in zijn huis ge
storven was. Trouwens niet door (de schuld van Bios-
leinwant die arme jongen had typhus gekregen en
was daaraan bezweken. Destijds liep de lieer Bröslein
ais radeloos rond, liet al de dokters van de stad bij
den patiënt komen, schreef aan de ouders van den
knaap en zorgde voor hem als voor zijn eigen kind
al hetwelk met belette dat de jongen toch overleed.
Daarop zwoer mijnheer Bröslein: „Mijn leven lang wil
ik zulk jong volk niet meer in mijn huis hebben, /.ij
zijn zoo teer als kraakporselein, en als er weer een
iets kreeg dan konden de menschen waarachtig nog
denken, dat ik ze slecht behandeld had."
Mijnheer Bröslein kon in langen, langen tijd het wan
hopig gejammer der moeder over de lijkbaar van haren
zoon hare éénige hoop niet vergeten; en voort
durend meende jhtij in hare oogen het^ verwijt te le
zen: „Jij hebt hem in (den dood gejaagd'.
Neen zoo was mijnheer Bröslein 'niet. aarlijk geen
beul of geen tiran was |hij voor zijne ondergeschikten.
Overigens was het overlijden van dien leeiluig in
het gansche tijdperk van 's heeren Bröslein s mercantieele
werkzaamheid en misschien in zijn gansche leven de
éénige grootere, schokkende gebeurtenis. Voor en na
vloot het leven in dit grijze jjiuis als een rustig stroompje
daarheen. Het scheen wel alsof ter onder het dak van
mijnheer Bröslein in het geheel geen hartstocht of con
sternatie mogelijk was. Andere patroons plachten als
brullende leeuwen door het huis te loopen, man
heer Bröslein brulde nooit. Andere patroons schotden
hun personeel de huid vol, V- over 's heeren Bröslein s
lippen kwam nooit een scheldwoord. In de winkels
en woningen van andere kooplieden 'was geraas, gerom
mel en gedreun, - bij mijnheer Bröslein werden de
vaten kalm in den (hlof of in den kelder gerold, de
deksels der kisten zachtjes opengemaakt; ja Zelfs de
stamper in den grooten vijzel stampte als gedempt de
peper de gember en de kaneel. Mijnheel Bioslein
placht met kalme, gedempte stem 'te spreken, en naar
zijn voorbeeld gewende zich zijn gansche omgeving er
aan evenzoo te spreken 'en 'te handelen. Zells zijn grijze
huis scheen in eene sluimering de oogen te luiken.
Tot eensklaps weer, na vele jaren, eene gebeurtenis
uit de lucht viel, die de gansche affaire op hare giond-
vesten deed wankelen.
Wat was het geval'? - Een der twee bedienden, de
heer" Vinzenz, verliet plotseling den dienst. Zondags
middags had hij voor het laatst de winkeldeur gesloten
en gegrendeld en Maandagsmiddags was hij reeds
De**heer patroon Bröslein had namelijk Vinzenz op
Zondag na het middageten voor jien „uitgaansdag een
zakje met twee gulden overhandigd, (\mzenz genoot
bij den patroon kost en inwoning, maar salaris kreeg
hij niet, behalve 's Zondags een „zakgeld Mijnheer
Bröslein zelf had die twee gulden uitgelegd; hij had
goed geteld en kon zich onmogelijk Verrekend hebben
Maandags vroeg gaf Vinzenz, vóór hij in den winkel
ging het zakje iweer in (handen .van den patroon, en toen
waren er nog slechts tachtig kreuzer in. Wel vond
mijnheer Bröslein, dat Vinzenz, die immers in zijn huis
van al het noodige werd voorzien, veel verteerd had,
maar hij zeide er niets van. Hij dacht bij zichzelf.
Als die Vinzenz zulk een grove (verkwister is, dan zal hij
het zelf moeten bezuren. Op die manier zal hij .1 m de
wereld nooit tot een eigen huis en nering brengen.
Een uur later echter vernam mijnheer Bröslein, dat
de heer Vinzenz in eene onfatsoenlijke min of meer
beruchte kroeg aan het einde der stad dien Zondag
avond vijf gulden bij het kaartspel verloren had.
Vijf gulden! Niets meer en hiet minder.
De oude koopman kon natuurlijk öp de vingers uit
rekenen, dat Vinzenz geen vijf gulden van de twee
d. w. z. van zijne 'twee gulden had kunnen verspelen.
De gevolgtrekking lag dus voor |de hand. De heer Vin
zenz had ander, vreemd, blijkbaar op onrechtmatige
wijze verworven geld verspeeld. En dat kon geen ander
geld wezen, dan geld van Bröslein.
Mijnheer Bröslein beefde bij dez egedachte om
zijne eigen woorden te bezigen „tot in het fundament
van zijne ziel". Hij sidderde in werkelijkheid nog meer
dan Vinzenz zelf, toen hij tot dezen jonkman
/C1'vinzenz, pak je bundel. Ik zal je oen getuigschrift
schrijven!, en dan ga je fap staanden voet mijn huis uit.
Je weet zeker zeil het best waarom.
En hij verwaardigde hem niet meer met een nuk.
De heer Bröslein was er de man niet naar, om tle
vloeken en te razen en de spullen van Vinzenz te gaan
doorsnuffelen. Hij huiverde reeds bij de bloote gedachte,
dat hij nog iets vinden zou. Hij wilde er mets meer
van weten. Die vijf gulden gaf hij er aan - en mocht
de drommel den deugniet halen. Maar nu ook geen
verdere onthullingen meert Daar zou hij ziek van zijn
geworden.
En Vinzenz pakte zonder tegenspraak zijn biezen.
Hij moest wel een erg slecht geweten hebben gehad,
om zoo geen enkel woord van protest in het midden
te brengen
Dit was
achtig niet!"
En met recht. Hij stal 'niet .Hij was een deugdzame
jongen, zoodat het schier onbegrijpelijk leek, dat hij
zoo bleek was. Een oiigeluk komt echter nooit alleen.
Nauwelijks was de heer Bröslein over dezen onvei-
hoedsellen slag wat heengekomen, of daar trof er hem
een tweede.
Er was eene week ver loopen, toen de postbode hem
een brief zonde ronderteekening ter (hand stelde. Zondei
naamteekening, wel te verstaan. „li\y vriend, stond
er onder. Maar wat die onbekende 'vriend te belichten
had, was alles behalve vriendelijk.
Dij meent" zoo schreef dc anonymus „dut
uw" huis een heiligdom is: Gij jaagt menschen weg,
die u trouw hebben gediend. Maar kijk toch eens den
heer Adalbert op de vingers! Hoe hij s avonds in zijne
kamer bijeenkomsten heelt met meisjes en met wat
voor meisjes. Dat is tpc-h licoi wat slimmci nog.
Mijnheer Bröslein's handen beefden ten Ikonden het onl-
zetlende schrijven nauwelijks vasthouden. Welk een
giftige hoon sprak er uil deze regels. „Gij meent dat
uw Huis een heiligdom is
De lieer Bröslein had dit weliswaar niet geineend.
Maar dat zijn huis eerbaar, betamelijk en onberispelijk
was, daarvan was hij tot 'op den huidigen dag vast over-
tuigd geweest. En nu leek het hem alsof zijn huis eens
klaps oezoedeld was en besmet, en alsof' hij zelf, zijn
gezin, en alles wal daarmee samenhing, geschandvlekt
waren geworden.
Kan tiet waar zijn?... Dc heer Bröslein keek Adat-
bert eens zijdelings aan, maar wendde terstond den
bLik weder at. Deze jongeling niet zijn zoo goedmoedige,
zoetsapjiige, liuasl schaapachtige gezicht
En locli, de betichting luidde zoo beslist. Met meisjes,
Hemclscho genade met meisjes!.... De keukenmeid
Marianne was vijftig jaar oud. Zou Adalbert met haat'
bijeenkomsten houden?... Onmogelijk. Maar als hol
niel mei Marianne was, dan moest er een vreemde
het huis binnendringen.
De heer Bröslein voelde zich ineens onder roovers
en bandieten. Hij was aan de heidenen overgeleverd,
in zijn eigen huis.
,Uw vriend!"... Wie kon dal wezen?
de
had
der
hem üi dit geloof nog versterkte,
moer bekende handselirift. Dit handschrift «moest hij ïecds
vroeger onder zijn oogen gehad hebben. Maar waar
Van wien was het afkomstig'?
Op dit oogenblik herinnerde hij zich niet meer den
snooden Vinzenz, noch diens gekrabbel in de boeken.
Had liij daaraan gedacht, dan zou het hem niet moei
lijk zijn geweesl, den briefschrijver te raden. Maar hij
was van don schrik geheel zijn hoofd kwijt, zoodal
hij niet zag en begreep wat toch ieder ander in zijn
geval zou gezien en begrepen hebben.
En wederom kon mijnheer Bröslein geen brok door
zijn keel krijgen.
Den brief had hij eerst zorgvuldig weggesloten, maar
toen 's avonds weer te .voorschijn gehaald en verbrand,
opdat het document in niemands handen zou vallen, de
schande van zijn huis niet verder' ruchtbaar worden
zou. llein zeil leek alles :om hem heen verontreinigd.
En 's avonds, toen in huis alles ingeslapen was, ver
rees de heer Bröslein van zijn leger en sloop als op
kattenvoeten de gang door naar (liet kamertje van Adal
bert. Het venster was donker, 's Heeren Bröslein s hart
bonsde, toen hij het oor aan het sleutelgat hield fan
luisterdeStilleNeen, het was niet stilV an
uit het kamertje was een diep, regelmatig snorken le
vernemen. Adalbert sliep.
Als een inbreker sloop de heer Bröslein naar zijn
bed terug.
„Waar ben je geweest?" vroeg mevrouw ihercsia.
„Nergens," antwoordde de heer Bröslein. „Slaap maar.
Den volgenden nacht wachtte hij langer, totdat zijne
vrouw vast ingeslapen was. Toen 'toog hij weer uit spion-
neeren. Maar Adalbert snorkte.
„Wat spook je toch door het huis, bid ik je? zoo
begroette hem zijne wederhelft, toen hij terugkwam.
Want mevrouw Theresia had scherpe boren.
„Vraag niets, maar slaap," antwoordde fluisterend de
man, terwijl hij zich nederlegde. En daar hij zag dat
zijn vrouw hem beloerde, verschoof hij de verdere
navorsohingen tot den Zaterdag, den éénigen dag in de
week, op welken hij 's avonds een glas bier placht
te drinken in „Het Witte Paard."
Zijn plan was vastgesteld. Op Idien avond zou there
sia hem niet in het Verhoor Inemen. Anders bleef hij eiken
Zaterdag rustig tot middernacht in „Heti \V itte Paard
maar ditmaal zal hij er (op spelden. Om tien uur reeds
stond hij op en ging inaar huis. Alles was voorbereid.
Niemand had gemerkt, hoe hij het slot en de scharnieren
van de Jiuisdeur met olie besmeerd had, opdat zij
niet zouden knarsen. Niemand had terg in iets.
De heer Bröslein trilde van zenuwachtigheid, toen
hij de deur weder afsloot, en jhij sloop door de donkere
gang en voorzichtig tastend de trap op, om niet te
stommelen en geen geraas te maken.
Behoedzaam sloeg hij den weg in naar het achter
huis, en schier op handen icn voeten kroop hij tot aan
Adalbert's deur. Zijn adem stokte, zijn hart popelde, zijn
knieën knikten. In Adalbert's kamertje was licht.
De heer Bröslein drukte zijn oor tegen de deur en
luisterde. Nu hoorde hij geen Isnorken. Nu was er van
uit het kamertje eene gedempte stem te vernemen
neen, twee stemmen.
„Mijn liefste schat" hoorde 'hij de hem welbekende
stem van Adalbert zeggen «wat is je zoo opeens
overkomen? Wat be'teekent dat? Wil jje mij laten ster
ven?"
Even bleef het stil. Toen kwam er eene andere stem
„Neen, Adalbert. Maar wees verstandig. Ik kom met
meer terug. Sedert Vinzenz is Heengegaan, ben ik zoo
bang, alsof er spoken in het huis rondgingen En als
mij iemand zag, dan zou ik het niet overleven. Pijnig
mij dus niet. Spreek rond ten open! Verman jezelt Je
zult ei' niet om ont'noofd of gehangen worden.
„Neen neen!" antwoordde Adalbert, en zijne stem
kreeg iets huilerigs. ,„Ik heb icen vreeselijk voorgevoel,
dat ik je nooit meer zou 'weerzien!'
De heer Bröslein w(as op ihet 'punt van in onmacht te
vallen. De brief had dus niet gelogen. Adalbert hield
bijéénkomstenMajar wie wie was het dan toch,
die er bij hem kwam Want ofschoon do luisteraar
de woorden luid gehoord, kon hij de stem niet oiuleivj
scheiden, noch den zin ei' van vatten, zóó ontdaan
was hij.
Hij richtte zich op. Nu was het oogenblik daar tot
handelen. Hel was hom' temoede 'alsof hij zich verman
de tot iets verschrikkelijks, tot iets als een mooid,
toen hij met bevende hand oprees en aan de deur klopte.
Hadde hij vermoed met welk leeric ontzetting dat klop
pen de beide luidjes, die daar in ide kamer waren, vei -
vulde, metj welk een mamelooze ontzetting dan zou
hij liever op de vlucht geslagen zijn.
Maar de heer Bröslein handelde onder een onweer-
staanbaren drang, en hij bemerkte niet eens, dat liet
sleutelgat plotseling donker geworden was. Iemand had
daar binnen de kaars uitgeblazen. De deur echter werd
niet geopend. j
Daar viel den. heer (Bröslein onwillekeurig in, wat lnj
wel eens gehoord of gelezen had, en zonder zeil te
weten wat hij sprak, klopte hij nogmaals en zei de
„Adalbert in naam van de wet, aoe open.
Na deze aanmaning worden weifelende schreden hoor
baar, het slot piepte en /ie deur ging open. En nu was
weer aan den heer Brö.slein de beurt om te scm ik-
lein den indruk van een onheilspellend weerlichten.
Eindelijk vatte het tiende houtje vuur de pit van de
kaars Word aangestoken (en (in de kamer was hel licht.
„Zoo zoo? Wie heb je hier bij je, Adalbert?'
trachtte de heer Bröslein op zijnen gestrengsten toon
te zeggen. „Spreek! Wie? Wal is dat hier? In
mijn buis?"
En nu deed Adalbert datgene, waart od hij reeds eene
week tevoren groote roeping had gevoeld. Hij viel op
zijne knieën, en, naar bij menigmaal in de komedie
van een op heeterdaad betrapten misdadiger had ge
hoord, huilde hij in onuitsprekelijken angsl en benauwd
heid „Genade, lieer patroon! Genade!"
Deh eer Bröslein begon met den vernietigden jon
gen man reeds medelijden te voelen. Hij aarzelde nu
ook niet langer om fbinnen te treden. Hij stapte over den
drempel, stond slil en keek tin het kamertje rond.
En wal zag 'hij?
llij dc kleine kachel, achler welke zij beschutting
tegen een aanval scheen te willen zoeken, stond Eraulein
Karlinehen, des heeren Bröslein's dochtertje.
Stom, zijn eigen oogen niel vertrouwend, staarde
de vader haar aan. Geen toorn en ergernis spraken er
uil zijn gelaat, maar slechts (eene ontzaglijke,, eenegren-
zenlooze verbazing. Een vermoeden, wie hij bij Adalbert
■zou hebben kunnen aantreffen, was nooit in hem op
gekomen. Maar dat hij zijne Jeigen dochter daar vinden
zou, dil zou hij allerminst, jdit zou hij in der eeuwig
heid niet geraden hebben.
Het dochtertje keek den vader aan. Hare bruine
oogen zwommen in glinsterende tranen, en hare roode
lippen beefden.
En vóór nog de hoer 'Bröslein een enkel woord had
kunnen uitbrengen, was Adalbert op de knieën naar
hem loégekropen, had zijne beencn omklemd en riep
oj) jammerlijken toon:
t „Dood mij. heer patroon jaag mij als een hond
'de "Vlétlr uit! maar doe Karlinehen geen kwaad!
Ik kan zonder haar niet leven!"
Nu eindelijk was mijnheer Bröslein weer tot zichzelf
gekomen, en met gedempte, zacht sussende stem, alsof
hij vreesde, dat de jongeling van angst zou sterven,
nog vóór hij aan het einde van zijne redevoering ge
ls. SDrak hii
doe je loe.Ii zoo? Waar
van gezegd? Zoo Achter mijn
geen barbaar, die niet voor
•ede vatbaar isEn nu 'laat je mij van dc heele wereld
zulke schandaleuse brieven krijgen?... Als ft dan niet
anders kan - in Godsnaam, neem haar dan
Het kamertje van Adalbert was waarlijk te klein om
de zee van vreugde en geluk te bevatten, die zich
na de onverwachte wending van mijnheer Bröslein
daarin uitstortte, de zielen der beide jongelieden op-
Wanneer een der leden ontrouw wordt aan zijn' eed, heeft
hij dit met den Idipod te boeten en ten teeken. (lat de
broeders den verrader diep verachten, elen zij stukjes
van liet lichaam van den vermoorde in elkanders hijzijn
op De president prest Chineczeil lot het lidmaatschap
der vereeniging en eischt zelfs bijdragen voor zijne
kar van de meubelfabrieken. Als aan dien eisch niet
wordt voldaan, wordl de fabriek gcboycol; geen lid
der vereeniging mag er werken en als een der leden
dat gebod overtreedt, trekt de vereeniging op liejn al
0111 hem le straffen. (Voor teen groot deel zullen dan ook
de dikwerf voorkomende vechtpartijen tussehen de chi-
neesche meubelmakers daar ter slede moeten worden
toegeschreven aan liet oplreden der vereeniging Jiong
lli Tiong.
Onlangs werd ie Semarang een Chineesche meubel
maker vermoord. De hoofdman der Kong Hi Tiong
werd als dc dader aangewezen, maar de landraad moest
hem vrijspreken wegens gebrek aan voldoend bewijs;
waarschijnlijk is de vermoorde Chinees een verrader
van het genootschap geweest.
Onze handel met Itelgië.
Men schrjjft aan de N. R. Crt:
Ondanks het tamelijk erg heersohen van het mond
en klauwzeer in ons land, was in de Vorige maand onze
handel in r.undvoe met België zeer levendig. De groote
veemarkton te Anderlecht (Brussel), Gent en Antwerpen
waren vaak schraal voorzien van goed vee en daar de
prijzen hoog waren, werden er weinig zakon gedaan.
Om in de bohoefte van slacht- en fokvee te voorzien,
bezochten Vlaamsche kooplieden onze veemarkten te
Rotterdam, Leeuwarden, Zwolle en Gorinchem en deden
daar aanzienlijke inkoopen. Vooral vette ossen waren
in de maand September zeer gezocht, alsmede zware
slieren bestemd voor de slachtbank.
Gent en Antworpen vroegen de meeste ossen, terwijl
de stieren meest naar de slachthuizen van Gent werden
gezonden. Ingevoerd werden uit ons land 980 vette
ossen, die een gezamenlijk gewicht hadden van 489.294
K.G., dus gemiddeld circa 500 K.G. en 764 stieren met
een gewicht van 352,5t2 K.G. of gemiddeld 461 K.G.
Ook naar kalveren was veel vraag. Van de 661 kalve
ren in België ingevoerd, kwamen er 657 uit ons land en
slechts 4 uit Frankrijk. Daardoor was onze invoer,
hoewel lager dan in de maand Augustus van dit jaar,
toch aanzienlijker dan in de maand September van het
vorige jaar, toen de gezondheidstoestand van ons vee
uitstekend was.
De geheele invoer in België bedroeg in de vorige
hief, in alle hoekjes en gaatjes drong en, al hooger maand"6379 rundoren tegen 5718 in de maand Septem
en hooger golvend, zelfs den iheer Brö.slein bijna had ul--4- i-™™i
overstelpt, toen zijne handen door ontelbare kussen van
gloeiende Jippen bedekI en door lieete tranen uit iwee
paren oogen besproeid werden
Het kamertje was te klein, en die zee van geluk en
vreugde, die er plotseling in opwelde, steeg in weinige
minuten eenige treden hooger, tot in de slaapkamer
van het echtpaar Bröslein, waarheen 'mijnheer Thomas
Bröslein de dochter, die onder tranen lachte, en den
heer Adalbert, wiens hart van zaligheid dreigde te har
sten. heen geleidde.
En zoo kwam het om aan den titel dezer kleine
dat
ber van hot vorige jaar. Daarvan kwamen uit ons land
4627 runderen tegen 4106 in de maand September van
het vorige jaar.
In België werden toegelaten 1826 Nederlandsche melk
en kalfkoeien. Wegens het reageeren op de inspuiting
werden eenige runderen verdacht van tuberculose naar
ons land teruggezonden. Ook kwamen in de quarantaine
stallen te Esschen een paar gevallen van mond- en
klauwzeer voor bij runderen uit ons land afkomstig.
Ook deze runderen werden naar Nederland terug ge
zonden; terwijl de andere koeien in observatie gehouden
worden en het grenskantoor tijdelijk gesloten werd voor
den invoer van Nederlandsch vee om de stallen te
geschiedenis trouw te blijven zoo kwam het,
kort na het eerstvolgende carnaval het oude uithang- bunnen ontsmetten
bord, waarop dertig jaren lang hi sierlijk gekrulde La- In de 9 eerste maanden van dit
113on nin
tij 11,sein letters de firma „Thomas Bröslein" geprijkt
had, werd afgenomen en vervangen door een nieuw en
nog veel fraaier kunstwerk van dien aard, op hetwelk
(le gansche stad lot de duisternis inviel het op
schrift lezen kon: „Thomas Bröslein en Schoonzoon."
Zes maanden gevangenisstraf voor inelk-
verknoeiïng.
De politierechter van het Westminster politiehof ver
staat geen gekscheren, wanneer 'tgaat om den verkoop
van vervalschte of bedoiven levensmiddelen. Zaterdag
der vorige week verscheen voor hem, mr. Horace Smith,
een melkverkooper, Edward Hughes genaamd, onder be
schuldiging melk te hebben verkocht niet alleen van
I Jl Jl
jaar werden uit ons
land naar België gezonden 39,747 runderen tegen 35,865
in hetzelfde tijdvak van 1906 en 38,595 in 1905.
Onze invoer is dus sinds 1905 toegenomen.
België, dat voor eenige jaren maandelijks honderd
duizenden kilogram varkensvleesch naar Engeland zond,
moet tegenwoordig in ons land ter markt komen om
in zijne behoeften van varkens te voorzien. In de vorige
maand werden weder in ons land voor Belgische reke
ning opgekocht ruim 47,000 varkens, die geslacht werden
en daarna langs de grenskantoren tegen een invoerrecht
van 15 francs per 100 kilogram in België gevoerd wer
den. Aan verseh rundvieesch zonden we 4313 kilogram,
aan conserven 36.375 K.G., aan hammen, gerookt spek.
en worsten 84.070 K.G.
Zooals wü boven reeds opmerkten, gaat de uitvoer
van geslachte varkens uit België sterk achteruit. De
Belgische prijzen staan te hoog om op de vreemde
markten, vooral op de Londensche markt te kunnen
verschijnen. Daarenboven ondervindt België te Londen
ondeugdelijke samenstelling, maar schadelijk voor de
gezondheid tevens en van een ongewone smerigheid. de concurrentie van Nederland en Denemarken, die zich
Edward was zijn melk aan 'f. vonten, toen hy een in- byna geheel van de Londensche varkensvleeschmarkt
specteur van den gezondheidsdienst van Westminster hebben meester gemaakt. In de 9 eerste maanden van
tegen bet lijf liep, die uit een groote kan een monster *905 verzond België nog 2.415.335 K.G. vleescb, in
nam en onmiddellijk waarnam dat de melk zeer fniil 1906 1.007.150 K.G. en dit jaar was het gedaald tot
was. De groote kan en een kleine kan werden in.be-
slag genomen mèt den inhoud en de aan den genees
kundigen dienst van Westminster verbonden scheikun
dige kwam tot de ervaring, dat het vocht een dik be
zinksel had van allerlei afval en vuil, afkomstig uit een
onreinen stal of van de straat, terwijl roet op de opper
vlakte dreef. De melkverkooper wees als zijn leveran-
jaar was het gedaald
514,537 K.G.
Onze handel in woivee met België was in de vorige
maand niet zoo levendig als anders. Door hetheerschen
van het mond- en klauwzeer onder het rundvee, heeft
de Belgische minister van landbouw het Doodig geoor
deeld den vrijen invoer van schapen en lammeren uit
ons land te verbieden. Nederlandsch wolvee mag wol
cier aan een boer te Walworth, die zich reeds meer dan ingevoerd worden, maar alleen als het bestemd is voor
eens wegens hetzelfde feit te verantwoorden heeft gehad "e slachtbank en bovendien moet het rechtstreeks ver
en hü meende, dat er, daar het een mistige morgen was zonden worden naar de slachthuizen der groote steden,
toen hij betrapt werd, misschien eep enkel vlokje roet Peze belemmerende bepalingen van invoer zijn oorzaak,
in zijn melk zou gevallen zijn. Het Openbaar Ministerie
eischte ue maximum straf, zes maanden gevangenisstraf,
waartoe de melkhandelaar door den rechter veroordeeld
werd.
Ken drama onder den zeespiegel.
De diepten van de reedo te Cherbourg zijn het too-
neel geweest van een aangrijpend drama.
dat onze invoer in September lager was dan in de vorige
maanden. Ingevoerd werden in het geheel 8062 schapen.
Daarvan kwamen uit ons land 1774 schapen met een
gewicht van 93.595 kilogr. Uit Argentinië kwamen 5675
schapen, uit Duitschland 478, uit Oostenrjjk-Hongarije
135. Uruguay, dat de vorige maand 1750 schapen naar
België zond, voerde in September geen wolvee in.
Opmerkelijk is het, dat België tegenwoordig zooveul
IJl CIJ^cu.
Mijnheer Biöslein ademde verlicht, toen de gedaante ken. Vóór hem gaaple de zwarte ingang tot eene nog
van Vinzenz 1.1 de Prager Gasse m de r.cht.ng van het zwartere duisternis, zoodat hij onwillekeurig terugdeinsde
Hij had een gevoel alsof iemand hem legen den grond
zou slaan, Lidion hij '1 waiigde binnen te treden. En zijn
slem beefde dan ook, toen hij beval
„Adalbert, maak licht!"
station verdwenen was. Hij liet dien middag zijn eten
staan, en ook 's namiddags en 's avonds kon hij geen
brok naar binnen krijgen. Het was een M te hevige
schok voor hein geweest. Want de lieer Bröslein was
ccn door-en-door rechtschapen en onkreukbaar mensch,
wien elke ongerechtigheid een gruwel was.
De tweede bediende, met name (Adalbert, liep in den
winkel rond zoo wit als een doek. Ook hem had hel
gebeurde hevig geschokt. Zijn geweten was wel is waar
zuiver en rein; maar toch, wanneer dc patroon hem
het vroeger bijna al zyn wolvee kocht in de aangren
zende landen Nederland en Duitschland.
De invoer uit ons land, die in de 9 eerste maandon
nog 27 812 bedroeg, is gedaald tot 19.597, die van
Duitschland, welke in de 3 eerste kwartalen van 1905
ken, dat in den ketting van een ducdalf was vastge
raakt, uitgerust met de noodige duikertoestellen.
De duiker Louis Leraière trok zyn pak aan, groop
het seintouw en begaf zich te water. Hy bediende zich
niet, zooals te doen gebruikelijk van een ladder, maar n0K 45^884 was, bedraagt thans niet meer dan 6584.
liet zich langs een ketting afglijden. Daar deze echter Ook do Duitsche lammeren zijn in België niet meer
schuin omlaag liep, maakte de duiker een dl aaiende be- gez0CpG Vroeger kwamen iedere maand gewoonlijk de
weging om de ketting heen; de caoutchoucbuis, die de jjelft van de ingevoerde lammeren uit Duitschland, thans
lucht moet toevoeren en die aan het boveneind van den jever(; Nederland circa 90 percent van den geheelen in-
helm is bevestigd, barstte, en op het oogenblik, dat
Lemièfe op den bodem aankwam, trok hij heftig aan
jmt waarschuwingstouw.
LDe mïnnen irf de sloep begrepen, dat er' iets haperde,
en trokken uit alle macht aan het hijschtouw, om don die van Duitschland 7126
duiker weer op te halen; maar daar zy grooten weer-1
stand voelden, trokken zij hoe langer hoe harder tot dorps-nistorie.
het touw brak. Een kre.it van afgrijzen ontsnapte hun Men schrijft uit Friesland
keel. Lemière was onherroepelijk verloren. In sommige dorpen is het, vooral by het korten der
De havendirectie zond zoo spoedig mogelijk een ande-dagen en het langer worden der nachten, de gewoonte
ren duiker, die constateerde, dat Lemière's voet onder onder de jongelieden, om, inzonderheid in den nacht
den bek van het anker beklemd zat. De ongelukkige j'van Zondag op Maandag, een en ander uit te halon,
werd bevrijd en opgehaald, maar de verstikking had j wat het daglicht niet altijd verdragen kan. Een stukje
voer. In de vorige maand bedroeg de invoer '2514 lam
meren, waarvan er 2005 uit ons land kwamen en slechts
429 uit Duitschland en 80 uit Luxemburg. In de 9
eerste maanden bedroeg onze invoer 20.687 lammeren
heer Adalbert sleepte zich in het donker nanr
1 het tafeltje, alsof hij naar hut schavot ging. Van schrik
leken hem al zijne beenderen 'te klapperen en al zijne
gewrichten te kraken. Zijnehanden grepen naar liet
lucifersdoosje, haalden hel et,'ne stokje na liet andere
er uit en wrevwn het. Het eé ne kopje na liet andere
vloog weg, en in het kamef'tje verspreidde zich de
haar werk reeds verricht.
De doodstrijd van den duiker, die door zyn met lood
bezwaarde uitrustingsstukken in de onmogelijkheid was,
iets tot zijn eigen redding te ondernemen, moet vraese-
lyk geweest zijn.
Ken geheim (ihineeseli genootschap.
To Semarang is volgens de „Locomotief' ccn
geheim chineesch genootschap werkzaam, dat tde plaats
zijner vergaderingen zorgvuldig verborgen houdt, maar,
het blad meent, loch (reeds lnj de politie in den kijker
is geloopen. De vereeniging draagt den naam Kong Hi
Tiong en telt hoofdzakelijk Macaoërs onder hare le
den. Genoemd blad kwam van deze in liet duister
werkende congregatie het volgende te weten. De hoofd
man is een uit China ontvlucht misdadiger, wien het
in zijn eigen land te warm, werd onder do voeten.
Sinkeh's zeggen, dat hij Sn (zijn goede dagen een roover-
hoofdman. is geweest en dat hij hoogstwaarschijnlijk
opgehangen zou zijn geweest als hij niet bijtijds de
plaat gepoetst had. Dit heerschap iieefl zich thans te
Semarang gevestigd als meubelmaker, maar schijnt, als
president der geheime vereeniging. een soort van ter
rorisme utt te oefenen onder de Macao-Chineezcn. De
£jkutvi
onwillekeurig aankeek, dan was 'them alsof hij in diens
wantrouwen las, en het scheelde reuk van"phospliorus en zwavel
was op de knieën gevallen en had De kleine vinl,
uitgeroepen: „Ik" steel niet, meneer de patroon. Waar- der uitdoofden,maakten'op'dem 'wIchtenó'en WBrös
I als echter dezer dagen in het rustige dorpje Exmorra
werd uitgehaald, zal zeker wel tot de uitzonderingen
behooren. Toen namelijk al de dorpers zaclitkens in
Morpheus' armen rusttep, werd de nachtelijke stilte
plotseling verbroken door een statig klokgeklep. Na
tuurlijk moest or brand zyn, en spoedde al wat kon
naar buiten om te zien, waar het woedend element zyn
offer vroeg. Wat echter het wonderlijke was. nergens
was eenig onraad merkbaar, en het wonderlijkste van
alles: dat Piet de klokluider den sleutel van den toren
in zyn broekzak had. Spoedig was de weg over het
kleine kerkhof afgelegd en dè deur geopend, maar wie
schetst de verbazing, als men tot de ontdekking komt,
dat het klokketouw slap neerhangt, terwyl het toch
van boven altijd maar dóór klinkt: „bim, bam; bim,
bami" Zouden er dan foch spoken zyn? Tenslotte
gry'pt men moed, en waagt, al is het met kloppend
hart, de reis naar omhoog, om daar te ontdekken
dat oen ander touw aan den klepel bevestigd is en door
de galmgaten naar buiten loopt, om ten slofte in een
schuurtjo terecht te komen. Nu is het geheim opgelost
en de oorzaak van het nachtrumoer ontdekt. Alleen
wordt er tot nóg toe vergeefs gezocht naar hen, die
niet veel pf hij
leden der vereeniging zweren, dat zij nimmer het ge- don stouten moed hadden voor dit wondeilyk avor
nootschap zullen verraden; bij de cedsplechtigheid iworilt 111 ",en ftnlon Octobernacnt.
een (huppel bloed uit een Kier vingers van den novice en Ken oudje.
eend ruppel bloed van den president in een beker Dinsdag werd de heer K. B. Keur, te Modemblik, 102
arak gemengd, waarna beiden uit dien beker drinken, jaar oud.
ittfcjtii lift .L