Sclaser CoiriL
KLIMOP.
Amslerdafflsclie Brieven.
rmi/rir
Zondag 27 Oct. 1907.
5le Jaargang. No. 4303.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Sardinische Dorps-roman
VAN
GRAZIA DELEDDA.
had, van het oogenblik af dat zo met elkaar ge
trouwd waren, iets eerbiedigs, op-'n-zekeren-afstand-
houdenas, tegenover haar bewaard. .Dat ljjktvreemd,
maar 't is toch de pure, zuivere waarheid. En 't is
zóó gekomen Hjj was klerk, boekhouder, winkel
bediende, reiziger, zoowat „duvelstoejager" by den ouden
Van Ryn, haar vader. Toen was-ie ook een knappe,
rijzige, vlugge jongen, met leven in de oogen, met keu
rig kuifje, met lenigen tred. Zy de dochter van den
patroon was „doodelijk" van 'm. De zaak ging achteruit;
zoo hard als een paard maar loopen kan. Maar de Van
Rijns droegen het hart hoog Het denkbeeld dat
hü, bediende in de stervende zaak,'t durfde ondernemen
om z'n oogon op te heffen naar de dochter van den
patroon; naar Lize de eenige de erfgename...
Dat was iets onduldbaars, onverdraaglijks voor het
gevoel der Van Rijn3
Toch kwam 't er van.
Mevrouw droeg, duldde 't met zekere gelatenheid,
die deernis afdwingt, deed alsof zij het niet wist. Meneer
was blind voor zulke dingen, zoolang zy niet langs
deftig officieelen Weg tot hem kwamen Alleen
Lize was verliefd, tot over de ooren.
En hij de „groene" jongen wist van de moei
lijkheden. Vroeg haar op 'n keer met kloppend hart,
dood-verlegen, met hoog roode kleur, 't haast niet
durvende uitbrengen of hy of meneer of
haar vader 't heel kwalijk zou nemen als-ie z'n spaar
bankboekje offerde voor de betaling van een wissel,
waarvan hjj, verliefde, zoo stellig wist dat er ernstige
moeilijkheden uit konden ontspruiten Zy', Lize,
zag hem aan met hare toen nog zeer naïeve, niet begrij
pende, vragende oogon.
Beloofde er haar vader den patroon over te
zullen spreken.
Den volgenden ochtend werd Klaas de Wit, de
brave minnaar, de verlegen en naïeve verliefde, op „het
kantoor" geroepen.
Meneer zat daar makkelyk uitgestrekt in z'n
stoel. Hy scheen niet recht te weten, hoe den juisten
toon van aanvang te vinden. Toch lukte 't hem;
zei hy, met zachter manier van spreken dan
Klaas ooit van hem gehoord had:
„Ik apprecieer het, De Wit, dat je toont bolang te
stellen in het wel en wee van de zaak, waar je aan
verbonden bent. Juffrouw Elize heeft me verteld
heeft me gezegd Enfin, ik ik
Toen gaf de patroon blijk van groote zelfoverwinning.
Stak hy, met echte minzaamheid, een van zyn blanke,
vloezige handen naar den „duvelstoejagei" uit.
Die zich haastte om haar, met betoon van eer-
biod en dankbaarheid, te vatten.
De rest ging van zelf.
Klaas offerde z'n spaarduitjes. Deed 't op de manier
van iemand, wien men groote genade bewijst. Was in
de wolken
En de affaire der Yan Ryns ging achteruit.
Op een avond, toen hy, Klaas, verzocht was om terug
te komen na 8 uur de limiet van zijn werktijd,
waarvoor hy in 8 of tien weken geen loon had ontvan
gen bleek 't, hoe zeer 't spande
Kwam de patroon uit den hoek, met zyn vraag, of
Klaas' vader natuurlijk: na deugdelijk onderzoek van
de loopende dingen niet bereid zou zyn wellicht om
,by' te springen."
Lize zat er by en had zich heelemaal over haar bor
duurwerk gebogen. Mevrouw van Rijn leed aan migraine,
hield niet van zulke gesprekken. Klaas, de ver
liefde, wist niet wat te zeggen. Zat daar, telkens
ky'kend eventjes naar z'n aangebeden Lize met kers-
roode kleur.
O, als 't aan hem had gelegen. Dat wisten de Van
Ryntjes ook wel. Maar Klaas z'n vader was van den
sekuren, solieden kant.
En aan Klaas z'n moeder kostte 't duivelsche moeite
om gedaan te krijgen, dat de eenvoudige baas een
bezoek bracht aan den zinkendon, dalenden patroon,
terwille van zoon Klaas.
Toch gebeurde dat.
Zaten die twee uren-lang met elkaar te redeneeren.
Klaas senior was als bet er op aan kwam taai.
Had „lak" aan de voornaamheid van de VanRyn's.
Zei, toen-ie van de visite thuis kwam dat ze
voor zijn part „stikken konden". Hy had waarachtig
niet opgepot, gespaard, krom gelegen, om z'n centjes ten
slotte te zien verdwijnen in de kas van zoo'n deftig-
doenden armoedzaaier. Klaas Senior was echt nijdig,
dien avond. Verdrietig, dat zyn zoon zich verslinger
de aan de dochter van zoo een die naar den kelder
ging. Nydig, dat-ie de zaak, met zijn nuchter-practi-
schen blik slecht inzag. Nijdig, vooral uit liefde voor
zyn jongen.
Toen Kwam de moeder.
Zij maakte vader duidelijk, dat Klaas, hun jongen,
toch zoo echt, zoo zielsveel hield van het meisje. Zij
keek hem aan met de oogen, die in vroeger d."gen
ook hem in d'r macht hadden bezeten.
Hy, oude Klaas, zat te juffen, te trekken aanzijn
pjjpje. 't Stormde in hem, 't kostte hem meer om te
weigeren dan hy wel wou laten blijken.
„Luister nou eens, vrouw," zei hy eindelyk „waar
achtig, die Van Ryn's houden het geen jaar moer, motte
o
11
Paulu dronk koffie, 'wiesch zich len luisterde naar he
gepraat der oude vrouw, die hem vertelde, dat zij
sedert zeven jaar met oen buurman procedeerde om
het recht van een overweg over een Lanka.
Zeven jaar, mijn zoon! De |advocaten alleen hebben
mij reeds meer dan 2300 .scudi afgeperst. Maar het gaa.
om de eer, begrijpt u. Om het proces te winnen zw
ik zelfs gaan bedelen."
Hierna gin" Paulu het dorp in. Maar het gebabbe
der oude vrouw, de afwezigheid van zijn vriend, d<
blikken der zeven oude jonge-juffrouwen met de zwar
wenkbrauwen hadden hem ontmoedigd. Hij slenterde
het dorp rond en overlegde, of fiij bij den rector, diei
hij nog niet eens kende, oen bezoek zou afleggen. I)
lucht was bedekt met wolken, het kleine dorp in ver
eeliiking waarvan zijn eigen dorp wel een stad geleek
Ijv er uit als een hol met bedelaars. De mannen keer
den van de velden terug, zij reden op kleine witt<
of zwarte paarden en schenen van verre te Komen
zwijgend en moede als trekkende ruiters
Langzamerhand omhulde de vertwijfeling met haa
killen "sluier het hart van Paulu.
Waarheen ben ik getrokken, om het geluk te zoc
ken'" dacht hij en richtte zijne schreden naar 't kerkjf
tusschen de roLsen. „Is het mogelijk, dat ik hier het
geld vind,, juist hierf'
wjj nou ons goeie, kostelijke geld, waar jij en ik uit
onzen mond voor hebben uitgespaard, daarvoor uitgeven?
Zeg nou eens eorlyk."
Maar zy, do moeder, legde haar arm op zyn schouder,
zy drukte haar wang tegen z'n lippen. Ze waren om
aen drominul niot jong meer. Al by de dertig jaar
getrouwd.
Maar by kon daar niet tegen op, Klaas Senior. Hy
klopte z'n tabakspijpje met driftig getik leeg en bleef
voor zich uit turen.
Maar moeder had, voor haar jongon, het pleit ge
wonnen.
Hjj hielp de Van Rjjn's, die de hulp aanvaardden met
zekere neerbuigende gratie.
Doch de tjjden veranderen.
Klaas Senior had het goed ingezien.
De zaak liep spaak.
Heel kort nadat ze getrouwd waren: Junior en Lize.
En van do grootheid, de deftigheid der Van Rjjn's was
niets meer over. Niets, dan wat hangen bleef in het
gezin van de jonge lieden. Daarvoor moest men bet
teere, zwakke, timide, fjjngevoelende karakter hebben
van Klaas junior.
Hjj bleef in Lize, zjjne vrouw, zien de dochter van
den patroon. Hjj had alles opgeofferd om haar en d'r
ouders te helpen, te redden. Hjj moest voor alles zor
gen, opkomen.
Maar hjj bleef geljjk gezegd tegen haar opzien,
Was doods bang, dat zjj, door nietigste kleinigheid
gevoelen zou haar maatschappelyken achteruitgang.
Zjjn trots was om haar, in alle opzichten, te laten
bljjven wie ze was. En wanneer zjj hun kind het
blonde, mooie meisje opvoedde in begrippen, die hjj
niet kon goedkeuren. in-standsvooroordeelen van
valsche deftigheid en zoo meer, dan zweeg hjj. bang
om haar te kwetsen. Zjjn illusie was 't, dat het kind
zou worden geljjk zjj 't hebben wou. Veel fjjner,
voornamer, natuurlijk dan hjj, de vader dan
Klaas Junior 't had kunnen opvoeden.
Toen is hjj plotseling gestorven. Te vroeg om hen achter
te laten geheel onbezorgd.Hjj had gewerkt,gewroet zoolang
en zooveel hjj kon. Maar de dood overviel hem plotse
ling. Toen bleven moeder Lize en het meisje
achter.
Toen kwamen booze dagen. Grootvader was gestorven
en grootmoeder bemoeide zich niet met het kind. Een
heel klein, heel schraal kapitaaltje was voor Lize over
om met haar dochter een poos van te leven. Toen
de vader stierf, was het kind even over de twaalf
begon 't op te groeien. Lize heeft toen overlegd wat
ermee te beginnen. Als je die beiden zag wandelen,
zoo, dan leek het wel een aardig spannetje. Lize,
ondanks haar veertig, zag er nog kranig uit. En zjj
wist haar dochter aardig te kleeden, de weduwe. '1
Kind was eon kittig, ,vlug, parmantig-voortstappend
meisken.
De heereri keken om. Zjj begon al de aandacht te
trekken. Nu moet men wel nagaan hoe de zaken ston
den. De grootmoeders waren dood. En Lize moest maar
zien hoe ze met het sommetje, door armen Klaas Junior
voor haar achtergelaten, een poos rond kon komen.
Toen is 't op een nattigen Hollandschen Juli-
achtermiddag gebeurd, dat zjj, in een melksalon ont
moette, een vriendin dame met reusachtigen veeren-
hoed die haar te behartigen adviezen gaf. Waarna
moeder Lize 'n heelen tjjd zat te peinzen over wat de
elegante modieuze vriendin haar had geraden. En zjj
en het kind beloofden,dat ze's avonds nog een wandeling
door de drukke straten zouden maken. 't Was toch
zulk een heerljjk, zoel weer. Zonde om thuis te
bljjven.
Ik heb zien terecht staan beschuldigd van diefstal,
by herhaling gepleegd, in bazars en van andere winkel
uitstallingen, een heel jonge deern, met bleeke door
schijnende wangen, met ingezonken oogen Er ging
van haar uit een geur van patscholi, van parfums der
groote stad in haar uithoeken van zedelijk verderf
Ik heb gezien de deernis van den rechter, die tebehan-
len kreeg het geval van de zoo jonge dievegge, die toch
steeds uitging in gezelschap van haar moeder.
Gehoord heb ik, aanschouwen deed ik, het vertoon van
verontwaardiging, door Lize aan den dag gelegd, toen
ze haar onschuld bezwoer. Verzekerde dat zjj alles
gedaan had om haar kind „het goede voor te houden.
Ik zag terwjjl de weduwe dat zei de expressie in de
zachte, i jjdende, droevige oogon van het meisje, dat we
gens diefstal terecht stond. En terug denkend
aan sommige dingen, die ik ter opheldering van dit
geval hier heb genoemd, ging er door mjjn ziel op dat,
oogenblik een siddering, van leed en van mededoo-
gen.
MAiTRE CORBEAÜ.
CXII.
Over dobbelen, risico, oordeel, en verlies,
dot winst kan zijn.
De finanliëele toestand in Nederland wij kunnen
gerust zeggen: de Ondergang der Nederlandsche finan-
tiën heeft heel wat harten ontroerd en heel wat
pennen in beweging gebracht. Hebt ge verleden week
het artikel „Dobbelen" gelezen in ide „Nieuwe Rot
terdammer""' Dat was over (het jjammeren en klagen dat
er gedaan wordt, om verloren anillioenen en oneerlijke
bankiers. Maar de „Nieuwe Rotterdammer" noemt al
dat klagen: leugen en zelfbedrog, ten komt tot de over
tuiging cn zegt dit met zoovele woorden, dat wij geen
medelijden behoeven te hebben met den verliezer,
maar met den speler. Want „het verliezen is geen
zonde, maar het spelen."
De menschen moeten en mogen niet spelen. „Wij
moeten het spelen niet laten, omdat wij er bij ver
liezen kunnen, maar omdat het spelen slecht is." „Wij
moeten in de koers!ijst van de beurs geen kans op groote
winsten zien. Let op de beurs en op de koersen als ge
over geld te beschikken hebt, dat belegd moet wor
De mannen waren met het bouwen van de hutten
gereed gekomen; de menschen gingen naar de kerk,
waar de rector de Vesper las. Paulu bleef staan, om
naar de vrouwen te kijken, van wie eenigen in spijt
van hare armoedige kleed ij, zeer schoon waren. Daar
op ging hij in de kerk en nam plaats bij het eenige
beeldhouwwerk, dat de Maagd, op wolken zittende, voor
stelde; de wolken waren van zwart hout en rond als
kogels; de Maagd met muts en rok zag er uit als
een afgodsbeeld uit de alleroudste tijden. Paulu kende
de heiligen der Sardinische dorpskerkjes, Zoodat dit niet
veel indruk op hem maaktedoch opeens herinnerde! deze
Maagd hem aan de hciligen-bcelden in Zana's achter
kamer, en er ging hein een gedachte door het hoofd.
Maar met ontzetting verjoeg hij die gedachte van zich.
Neen, tot veel kon hij komen, bij de vuile woekeraars
laten verkocpen, en kon hij het aanzien dat de oude
kon hij zich verootmoedigen, ook kon hij het huis
grootvaders, de arme Donna Rachel©, de ongelukkige
Rosa uit het oude nest verjaagd werden; maar zich
verlagen cn een verdachte vrouw om geld vragen
nooit, nooit.
„Liever sterven," dacht hij en boog het hoofd. De
gedachte aan zelfmoord had niets verschrikkelijks meer
voor hem.
„Wanneer ik dood ben, zal oom Zua de familie
redden. Hij haat mij, en om mij le kwellen, wil hij
ons niet helpenmaar als ik dood ben
Annesa's kleine gestalte dook in het halfduister dei-
kerk voor zijn geest op; meer dan aan het leed der
beide grootvaders en aan de smart van zijn moeder,
dacht hij aan Annesa's vertwijfeling en hij na<m zich
voor, haar van zijn rampzalig besluit te verwittigen.
„Zoo 4zal zij zich voorbereiden en zieh later niet
verraden. Zij zal niet laten blijken, dat wij elkaar be
mind hebben en dan kan zij nog altijd met Ganlinc
trouwen. Neen, ik wil h'aar niet ten gronde richten,
arme Annesa, mijn liefste!"
Brandende tranen rolden hem langs de wangen; om
zijn smart le volbergen, kuiclde hij neder, aetlc zijn
den, maar bindt uwe finentieele positie niet aan koer
sen vast. Wie dag aan dag naar fondsnolceringen kijkt,
raakt zijn evenwicht kwijt. V\ ie ncrliest wil terug winnen,
en wie wint wil meer winnen. Wie speelt zet zijn
g.uuvdsrust en zijn geluk op het spel. Het is honderd
maal gezegd en honderdmaal in dan wind geslagen."
„Nederland heeft in de afgeloopen week een treurig
figuur gemaakt tegenover het buitenland. Ons land is
in opspraak geweest. Wij moeten ons schamen."
„Och, dat schaamte en schande ons deze maal een
beetje wijs mochten maken!"
Aldusde Nieuwe Rotterdammer; en zoo eenmaal op
don grond liggend, ontwapend en ontdaan van elk
middel van verweer, overdekt met wonden en schram
men, zoo aangehoord, is er Veel waars in dia woorden
en dal verwijt. Dat vervloekte spelen heeft al wat men
schen ten onder gebracht. „Wie verliest wil terugwin
nen en wie wint, wil meer winnen." Er is nooit 'n
grens. Ja toch, aan dien éénen kant, waar alles óp is.
Maar aan den winnenden cn nog iets ibezittenden kant is
geen grens. En of honderd anderen zieh al te pletter
nepen tegen dien muur, geeft maar weinig; ieder wil
't zelf beproeven en komt er evenals de rest niet af
zonder 'n bebloeden kop. „Leeringen wekken, voor
beelden strekken" zegt het spreekwoord, maar nooit
heeft nog een droevig voorbeeld zulk 'n strekking ge
had, dat 't anderen van een dwaze daad terughield.
Integendeel, 't schijnt wel juist andersom te zijn. Als
er één schaap over dc brug gaat, volgen er meer: al
zou het eerste er zijn pooten op breken of er afrollen
en verdrinken. Voorbeelden!? Waarschuwingen!? Ze
hebben bijna altijd 'n tegenovergestelde uitwerking van
wat zij bedoelen. Wat?! „Een schip op strand, pen
baken in zee"? Ja, voor "n zeeman misschien; in wer-
kelijken zin. Maar als beel.d 'voor ons leven, om te be
houden en te redden? 't Mocht wat! Waarschuwen?!
Menschen, doet 't toch niet! Waarschuwen tegen het
doen van 'n daad heeft tot strekking, dat de daad te
eer gedaan wordt. Menschenkenners weten dit dan ook
wel. Toen de schrijver van [het paradijsverhaal Kaïn door
God had laten waarschuwen, dat de zonde aan de
deur lag, gereed hem als 'n wild dier te bespringen,
maar dat hij er over heerschen moest, toen sloeg Kaïn
'n oogenblik later, in 't volgende vers reeds, zijn broe
der dood. En zoo is de mensch gebleven tot op
dezen dag. Wie waarschuwt tegen 'n gevaar, werkt 't
noodlot in de hand. Niet met opzet, niet met booze
bedoeling; integendeel, met de beste bedoeling gewoon
lijk; maar 't einde is: noodlot.
En zoo heeft nu de Nieuwe Rotterdammer ons ge
waarschuwd tegen het gevaar van te dobbelen. Dat
hebben trouwens alle welmeenende menschen gedaan,
zelfs paedagogen van professie. Maar 't heeft weinig
gebaat. En in weerwil van onze bewustheid van men-
sehelijke koppigheid waar die van 'n ezel niets bij
is vragen we onszelven af, hoe dit toch mogelijk
is. Hoe komt 't, dat bijna alle menschen zich wagen
aan kans? Dat „bijna" kon ik weglaten, want 't is
overbodig; omdat niet „bijna alle menschen", maar
beslist „alle menschen" mede spelen in de loterij
van het leven. Of zoudt ge denken, dat de beurs en de
speculatieve fondsen daar genoteerd en verhandeld, de
eenige borden zijn, waar wij ons geluk, ons voordeel op
beproeven? 't Gaat misschien op 'Monte-Caiio 'n beetje
vlugger dan aan een ombre-tafeltje; 'maar de kans van
winnen of verliezen is dezelfde. Als ge wilt gaan trou
wen en daarvoor zoekt tiaar n 'ruimer gesalarieerde be
trekking, dan zal ieder dit billijken. Maar als vijf jaar
later de nieuwe zaak geliquideerd wordt en ge zit met
uw vrouw en drie bloedjes van kinderen honger le
lijden, dan zegt ook ieder: "Was je maar in je vroegere
betrekking gebleven! Altijd dat veranderen! Altijd dat
meer willen hebben't Is 'verkeerdEfn 't onuitgesproken
verwijt is: Waarom hebt ge -u gewaagd aan die gevaar
lijke kans? 't Heele loven schijnt mij ééne groote
speculatie te zijn, en ik ben niet in staat te zeggen
wat niet speculatief is. Vier, vijf jaren geleden waren
Russische papieren geen speculatieve-, maar beleggings
fondsen. Wat zijn het nu? En om welke reden heeft
men er toen zijn geld ingestoken? Wat is handel en
koopmanschap in olie, graan, tabak, 'koffie anders dan
speculatie? Is daar geen risico aan verbonden? Ga de
Zaanstreek maar eens langs en hoor eens wat men
u daar vertellen kan van onmetelijke fortuinen, die
te gronde gegaan zijn; niet door Topeka's, niet door
Steeltjes, maar door mot en schimmel, door overpro
ductie. idoor 't invoeren van 'n nieuw artikel, zoodat men
met 't oude zitten bleef. Was daar speculatie vreemd
aan? Is er iets waar gjeen risico aan verbonden is?
De Russen zijn zoo ongeveer 30 pet. gekelderd, en
wat zijn de huizen waard ie Hilversum, Baarn, Den
Haag en waar ge maar wilt, die 'jaren geleden gebouwd
zijn en nog leeg staan? Hoeveel biedt gij voor uw ge
nezing als ge ziek zijf en 'n doctor laat komen? Of
is uw speculatie niet om gezond le worden? Eilieve,
verstandige menschen speculeeren niet aan de beurs:
maar verstandige menschen nemen ook geen drankjes
of pillen in. Er is 'bij zoo'n dokter en apotheker, evenals
aan de beurs, minstens t-ven veel /kans om 't af te leggen
als er boven op te komen. Is uw speculatie niet om
gelukkig te worden en hebben ialle menschen die kans
niet gewaagd? Gewaagd? Dit vraag ik niet eens. Dit is
geen verwijt; zij moesten, zoo goed als gij en ik.
En hoeveel procent heeft het geluk gevonden? Er
is geen daad, geen handeling, die geen speculatie tot
basis heeft, ook al is 'n mensch zich daarvan niet al
tijd bewust.Er was 'n.huis te huur in de Kalverstraat,
dat vier duizend gulden (huur doet. Iemand met eenig
kapitaal huurt het voor vijftien jaar en laat er voor
vijftien duizend gulden in vertimmeren. In 't huur
contract werd de bepaling opgenomen, dat de huurder
het voor 'n bepaalde som over vijftien jaar zou kunnen
koopen,indien hij dit begeerde. Is dil speculatie of
niet
Amerika doet zaken met Europa, Wie van die beide
speculeert niet? Is 't inslaan van goederen geen spe
culatie op vraag er naar? Eln is 't 'toen niet mogelijk, dat
de koopman er mee blijft zitten? Wordt dit artikel
niet geschreven om geplaatst te Ivordan en beslaat niet
de mogelijkheid, dat ik 't terug ontvang? Is er iets
zonder risico? Frederik van Eeden heeft geen Ame-
rikaantjes gekocht cn waar zijn ïiu zijn dubbeltjes?
We beoordeelen elkaar en we vcroordeelen elkaar,
hoed op den grond, ondersteunde een elleboog met
zijn ééne hand en leunde met het hoofd op de andere
Een koorgezang, weifelend en onbeschrijfelijk treu
rig, liet zieh in het kerkje ihooren, en klonk als verwij
derd dof gerommel des donders, en werd onderbroken
door een melancholisch klokgelui en door het gezucht
en gesnik van kerkgangers.
De mannen, die bij het altaar knielden, hadden een
klagend, eentonig lied ingezet, dat als heimwee klonk
hunne diepe stemmen schenen uit de verte te komen
en de vrouwen, die achter ia de kerk op den grond
zaten, respondeerden in gillende tonen, en boven alles
uit, klonk de stem dergene, die de leidster van het
koor scheen te zijn; haar stem klonk hoog en zang
rijk, als de klank van teen klok.
De schemering nam toe, de beide waskaarsen op
het altaar verlichtten ter nauwernood de groep man
nen die in zwart en wit, in een naargeestig duister we!
spoken geleken. Zijn leven lang kon Paulu dit uur
niet meer vergeten.
Dit ruwe, treurige gezang herinnerde hem aan ziji:
droevige, woeste jeugd. Al lang vergeten gestalten traden
hem weer voor den geest, idoken op uit dit schemerlich'
in de kerk, grepen hem aan, schudden hem heen en
weer en voegden hem vele zonderlinge dingen toe. Hij
zag de gezichten van knechten, die vele jaren aaneen
in zijn huis gediend hadden; hij hoorde zijn min, hoe zi
de kleine Annesa waschte en (kleedde cn een kinderliedje
zong, om haar zoet te houden
Kam, kam het haar,
Het zij-blonde haar
Daarna zweeg de stem, de min verdween; in haa
plaats zat nu de dikke pastoor Virdis, den zakdoe!
in de hand houdende, en langzaam liep Rosa over der.
hof. Donna Kalnia, de arme overledene, doorschijnen:!
en wit als een spook, 'zat in de zon on trachito ,to
vergeefs, zich le warmen.
En de aandachtige bezoekers in fiet kerkje, dat in he!
fantastisch schemerlicht een geheimzinnigen indruk
maakte, vervolgden hun mclancholischen lofzang; het
maar altijd ten onrechte, altijd verkeerd. 0*ze onwetend
heid maakt ons wreed. „Oordeelt ee n tr e c h t v a a r-
dig oordeel' is n hooge les, maar „Oordeelt
ga n schel ijk niet" staat nog hooger.
O, die verwijten, die massa's verwijten, zonder reden
en met reden, die wij elkander (doen, als er bjj toegelegd
moet worden, als dc boel in t honderd loopt, als
er 'n kink in den kabel kcnnt! Wat getuigen ze van
'n groot gebrek aan zelfkennisWij zouden dit niet
gedaan hebben, en we zouden d a t niet gedaan heb
ben, en als men 't ons gevraagd had, dan zouden
we
't Was op school. De meester stond voor de klas
en sprak over eerlijkheid. Hij veronderstelde, dat er
'n portefeuille verloren was met tienduizend gulden
aan bankpapier er in, en vroeg: Zeg Willem, wat zou
je doen, als jij die portefeuille vond? En Willem ant
woordde: Ik zou 'm aan mijn vader geven.
En jij, Hein? Wat zou jij er meedoen?
Ik zou 'm bij Ide politie bezorgen.
En jij, Karei? En jij, Frits? En jij, Gerrit?
En we sloofden ons allemaal uit, om zoo eerlij-ft
mogelijk te wezen; totdat ten slotte de vraag kwam
aan Sam de Beer, 'n Verslandigen, goeien jongen, van
wien alle jongens veel hielden.
En jij, Sam? Wat zou jij cr mee doen?
En Sam antwoordde: Eerst de portefeuille vinden,
meneer; en dan zal ik u zeggen, wat ik er mee doen
zal.
De meester lachte, en wij Van den wederomstuit. of
schoon we 't niet begrepen, ten minste ik niet. Maar
later heb ik dat antwoord wel begrepen. Het wil dit
zeggenGe moet eerst in 'n geval zitten, om cr over
te kunnen oordeelen. We zouden dit en we zouden
dat,maar we zouden evenals 'nu, dwaas en dom en
eigenzinnig en onnadenkend gedaan hebben, en dón,
evenmin als n u, niet beseffen, dat er 'n groot onder
scheid is tusschen iemand, die taad vraagt on iemand,
die raad geeft; dat 't 'n groot verschil maakt vóór
de balie of achter de balie te zitten. De kwestie js
slechts op welk standpunt men staat, om 'n zaak te
bekijken; maar de zaak zelf stoort zich aan onze sub
jectieve besehouwinkjes niet; die blijft wat ze is.
Wanneer 'n onderneming falicant uitkomt, kunnen
we dit alleen bejammeren; verder gaat ons recht niet.
Een overeenkomst, dat 't ons altijd voor den wind
zou gaan, is er met ons 'niet gesloten; 'n accoord van
voortdurend geluk, niet gemaakt. Wat ons treft, treft
anderen niet minder, of op *n andere manier. Het onge
luk heeft duizend aangezichtenen waar iemand ge
slagen wordt al was 't mijn vijand daar zal ik
médelijden. De schade van den heer Van Eeghen, die
zijn schilderijen moest verkoopen, treft heel Amster
dam, treft heel Nederland. „Waar een lid lijdt, lijden
allen." Mijn eigen dwaasheid boette ik zelf het zwaarst,
maar anderen boetten mede, zooals ik boette voor de
dwaasheid, het opzet van de willekeur van anderen.
„W ij z ij n," naar het woord van George Eliot, wel
„e i 1 a n d e n," individuen, voorwerpen op zichzelf, ge
roepen en verplicht 'n eigen' iweg te gaan, maar wij en
onze wederzijdsche aangelegenheden zijn toch ook zoo
nauw met elkaar verbonden, dat 'w ij wel schakels gelij
ken van eenzelfden keten. Als één schakel loslaat is 't
verband gebroken. Solidariteit wil in den uitersten zin
zeggen: zelfbehoud. En wie met 'n gevoel van welbe
hagen, zelfgenoegzaamheid, Schadenfreude, anderer on
dergang aanziet, moge zich gewaarschuwd weten.
In November 1903 schreef ik in mijn dagboek:
Wee de verdwaasden, die zich steeds verbeelden,
Dat liet bankroet hun huis niet treffen zal,
Die zich inspannen om met hun keel den
Ongelukk'ge nog te geestlen in zijn val.
Slechts dwaasheid acht zich veilig voor de al-
Treft ende slagen van het Noodlotdeelde
Pandora, toen zij de aard bezocht, niel al
Haar kwalen uit, alsof zij vroolijk speelde
Zoo spelend, slaat de wind uw bloemen af,
En aan uw feestdisch neemt een Judas plaats,
Die vriend'lijk sprekend tot uw val besloot.
Zoo spelend, valt uw lief Geluk in 'f graf
Ten laatsteen waar gij argeloos niets kwaads
Vermoedde, schuilt 'n giftige slang, uw graf."
Nederland maakt 'n zeer moeilijken tijd door, een
tijd van beproevingen, vooral op finantieel gebied, zooals
in geen jaren is voorgekomen. En dit is heel erg. Maar
't is niet het ergste, "t Ergste is als men verliest:
zijn energie, zijn levenskracht, zijn hoop, zijn blijd
schap, zijn 'moed. 't Ergste is 'als men (bij de pakken neer
gaat zitten; als men 'gaat meenen, dat de zon van den
voorspoed nu nooit meer rijzen zal. Al wat materieel
verloren ging, kan met inspanning en vlijt weer terug
verdiend worden. En zoo niet, welnu
„Hoeft gij geen kleeren nochte kost
Van goede liên te prachen,
Wat scheelt 't u, hoe de wereld kost
Daar Heracliet om schreien most
Most Democriet om lachen."
Poot.
Er zijn wel andere dingen te verliezen dan rijks
daalders en bankjes, dingen, die voor geen millioenen
terug te koopen zijn; en wie eenmaal zoo'n schade
leed, och, die stapt gemakkelijk over 't mindere heen.
Ja, leed en verlies zijn machtige opvoeders. En
dan vergeeft 't mij, vrienden, ik spot met niemands
leed, maar ik geloof, dat tegenspoed en verdriet
nuttig en noodig voor ons zijn. ,\\e moeten tot bewust
heid 'gebracht worden van wat wij eigenlijk zijn, en
daartoe is voorspoed niet in staat. Wie altijd gewonnen
heeft en altijd wint, die verliest ten slotte zichzelven;
maar wie soins ook verliest in weerwil van alle be
rekeningen, die kan tot klaarheden komen, die hem
anders verborgen zouden zijn gebleven. Herinnert ge u,
wat ik in mijn honderdsten brief van Gion vertelde?
Weet ge tot welke overtuiging Job kwam?
Wat zullen w ij doen als ,'de tegenspoed cn het nood
lot bij ons aankloppen? Wat zal ons woord dan
zijn?
H. d. H.
(h)
was alsof een Nomadenvolk daar buiten voorbijtrok
en op de rotsvlakte een vaderlandsch lied aanhief, een
vaarwel aan het verloren vaderland.
Paulu voelde dit eigenaardig heimwee, dat in het
karakter van het Sardinische volk besloten ligt; ook hij
had dikwijls gedroomd van een verwijderd land, van
een plaats des vredes en der vreugde, en wat
hij toch voelde nooit te 'zullen bereiken. De dorst naar
genot, naar avonturen misschien overgeërfd had
hem seder zijne kinderjaren gedreven op een pad, dat
eigenlijk niet het zijne was.
De zeven zusters van Ballore waren zeer gesticht
door Paulu's houding onder de Vesper. Maar Ballore,
dicd oor den brand nogal gehavend was, vermoeid en
slecht geluimd van den brand was ''teruggekomen, vond
Paulu zeer terneer gedrukt en dacht:
„Iiij moet er wel vreeselijk aan toe zijnHij, die niet
aan God gelooft, stelt zich aan, alsof hij bad, alleen
om de zuster van den rector te vermurwen."
En hij vroeg zich af, of hij er niet kwaad aan gedaan
had, Paulu uit te noodigen.
„Hoe moet hij het geld teruggeven?" dacht hij. „Hij
bezit toch niets meer. Ik zaReen mooie rol spelen bij den
rector en bij diens zuster."
In »l;e kamer, waarin het groote hemelbed stond en
waar nu ook de (tafel ivoor de gasten gedekt stoncf, waren
de beide vrienden alleen gebleven en keken zij elkaar
nu aan.
„Willen wij uitgaan?" vroeg Ballore.
Maar Paulu, die wel merkte, dat zijn vriend slecht
geluimd was, antwoordde:
„Waarheen willen wij gaan? Naar (de vrouw, aan' wie jij
me wilt voors'ellen? Maar daartoe is't te laat.'s Avonds
brengt men geen bezoeken om geld."
„Wanneer het zijn moet, waarom iniet? Maar misschien
is het beier, morgen te .gaan. Ach, Wat ben ik vermoeid.
Het scheelde niet veel, of het vuur had ine ingehaald
en me als een boom geroosterd. Maar wij hebben
den brand weteu tc stuitenHot vloog als'eon tiui-