Uit het Boevenleven. Onze Hoofdstad. I \]Ar wrt w? Zondag 21 Oct. 19Ü7. 5le Jaargang. No. 4303. DERDE BLAD. or ze bang zijn! Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. IV. „Ziet-u', zei Raffia, even onderbrekend zijn verhaal over gevangenisleven „maar weinigen kennen de ware, de echte jongens van de vlakte. Niet dat ik me weer by, hen zou willen aansluiten, God beware me daarvoor. Dat weet u nu wel, niet waar? Maar zegt u nou eens zelf" viel hy zich in de rede, met zekere kalme bespiegeling terugschikkend op z'n stoel en mij aanziende met een gezicht vanJa, jy praat nu wel heel aardig en heel mooi, over allerlei dingen, maar je snapt er toch eigenlijk nog geen steek, geen zweem van „wat moet iemand als ik beginnen met het geen 'k achter m'n rug heb en terwijl ik toch zoo graag op eerlijke manier m'n brood weer wou ver dienen „Maar je loeft nu toch ook?" zei ik, onwillekeurig kijkend naar z'n gansch niet havelooze kleedij. Ben flauw glimlachje gleed over z'n gelaat. Hij trok de wenkbrauwen op met iets sceptisch-spottends, dacht er even over na of-ie me wel geheel in 't vertrouwen zou nemenstak toen van wal „O, geld verdienen is geen kunst. Dat heb ik u toch vroeger ook al gezegd? Als 'k onderkruiper wil worden, direct, een hand vol zilver. Geen zorg voor mijn kostje. Maar dat verdom ik nou eenmaal. Dat krijgen ze niet van me gedaan! Nooit." Hij blies de grijze, zware wolken uit z'n sigaar met driftig gedoe de kamer in. Er vonkte weer iets in z'n j hartstochtelijke zwarte oogen. De ly'nen van z'n gelaat werden strakker, nijdiger. Hij had even noodig om weer op z'n a-propos te komen, 't Idéé van onderkrui- per te wo'den, wond hem altijd op. Misschien dat op l zoo'n oogenblik in hem nog iets uitgevochten werd van den strijd tusschen geldzucht en loyauteit. 't Kan best wezen, want mijn ex boefje had mij eerlijk bekend: „Zie je, hard werken vind ik prettig I Me inspannen, zoodat ik 's avonds doodmoe ben, dat is je ware. Anders verlang ik niet. Maar dan mot 'k ook behoorlijk betaald worden. Natuurlijk 1" Hoe begreep ik mjjn ex-boef. En hoe voelde ik met hem mee die mogelijkheid om den drang in zich te hebben tot krachtsinspanning, opdat gelijk bij den exuberanten knaap de stalende, tevens afmattende 1 arbeid de lagere passiën zou knotten. Zeker, dat heb ik hem ook gezegd, den jongen met zooveel jaren „bajes" achter den rug: „Weet-je, Raffia, wat voor jou goed, voor jou de redding zou zijn? Een baantje krygon, waar je tegen behoorlijk loon, méér dan flink moet werken, en dan een aardige, stevige meid, als je wettige vrouw Zoo-Iets heel anders dan die Zeedijk-figuren Nou, wat zou-je er van denken Hij peinsde er over. En nog weet ik niet recht, wat ik aan mijn ex boef heb. Hy knikte van ja, dat hij me volkomen gelijk gaf. Maar meende hij 't? „Verdienen" 1 had-ie gezegd, erbij zuchtend ,,'t mocht wat zfin. Wil ik u eens iets vertellen? Laatst komt er bij me zoo'n juffrouw van zoo'n huis... U begrijpt me wel. Die zeit tegen me„Raf, ik heb wat goeds voor je. Jfi bent een sterke jongenjou zullen ze niet zoo gauw van je plaats dringen, wat „Ik stroopte m'n mouwen een eindje op om haar m'n spieren te toonen, maar ze had er al genoeg van ge hoord. „„Nou", zoit de juffrouw, „bij mij kun-je direct tien gulden in de week krijgen, vrij biertjes, nog 't een en ander meer, als je „portier" wilt worden „'t Klonk heel mooi. Portier Nou-ja, dat kennen we. Ik krab mij tens achter de ooren, denk er over na Zeg niet ja en niet neen 't Leek al te mooi „Toevallig kom ik een kennis van me tegen. Wij loopen samen op. Ik verte! 'm van'tzaakieMoneer, als ik u nou bezweer, dat wanneer ik had aangenomen, den volgenden avond, den eersten van m'n portierschap, dingetjes zouën kunnen gebeurd zijn... met vechten met allerlei Teveel om u te vertellen in 't kort Enfin, wat leert men daaruit? Stel nou, dat ze Raffie hadden geattrappeerd bij zoo'n historie God alleen weet, wat er voor mij zou hebben opgezeten. Natuurlijk denken ze: O, die is er vast en stellig debet aan! Ook wanneer je dood-onschuldig bent. Toevallig ben ik er achter gekomeneen ander maal vlieg je er in vóór dat je 't weet" Toen kwamen we terug op dat gevoel van solidariteit bij de „jongens van de vlakte"naar aanleiding van Raffie's woede bij de gedachte, dat men hem voor onder kruiper wou laten spelen. Vertelde hy me dingen uit het boevenleven van „donkerst Amsterdam", die voor den „outsider" al de aantrekkelijkheid van 't gloednieuwe en gansch-onbekende hebben. Eerlijk en oprecht gemeend, is thans zyn wensch om eerlijken arbeid te zoeken. Maar gegeven 'smans verleden, 'smans temperament, 'smans kennissen-kring en nog enkele factoren meergegeven de gezindheid onzer maatschappij jegens de oolyk-vroolyke Raffie's, is en blijft 't een krachttoer van je bovenste soort! En wel licht zou het „speculeeren" op 'smans aangeboren, sterkontwikkelde ijdelheid een middel zyn om hem te schragen in dien zwaren kamp I „U kent de jongens van de vlakte niet, meneer", had hij gezegd, en op dat oogenblik zag ik in 't lichten van zyn oogen iets opleven van glorie over vroegere schande, verknocht aan boeven-broederzin Anderen term vind ik er niet voor, tot mijn leedwezen, maar ik tracht te geven, ook voor my-zelf, gansch-objectief beeld van myn ex-boef, met de licht- en de schaduwzijde van z'n wezen. ,,U kent ze niet", had Raffie gezegd, „maar dit kan ik u wel verzekeren, als voor den dood zoo bang zyn ze voor „de bajes", en als 'tmoet, dan blijven ze elkaar trouw. En ziende blijkbaar trekje van sceptisch ongeloof op m'n gelaat, onderstreepte hy z'n laatste bewering met energiek tikken op de tafel voor hem. „En trouw kunnen ze voor elkaar zynriep hy nog maals uit. Waarbij er laaie gloed was in het leven van z'n sluwe, expressieve oogon. Eea rioolgang in. Zich wringend, duwend, drukkend door vuil, modder van allerlei soort. Eén gevoel beheerscht hen allenkoortsige, matelooze angst voor de naderende agenten. De zucht naar de heerlijke vrijheid, die b. dreigd wordt. Maar jongens hebben zich by 'tgrachije, vlak by het riool verschanst. Ze worden gesnapt! De politie trekt twee van do drie uit de riool-modder gaten. Ze zyn or gloeiend by 1 jongens niet be seffend wat zy heoben godaan, mee joelend met do massa, die 't „pakken van de boeven" heerlijk vindt—jubelen van pret. Numero-drie was en bleef weg. Waar was-ie? Dat heeft Raffie, myn ex-boef, me toen verteld. Numero-drie had zich, zoo krachtig mogolyk, in do rioolgang naar achteren gedrukt. Zóó wachtte hy 1 Weet ge water gebeurd was? Op zeker oogenblik had hy iets warms gevoeld aan z'n arm. Geen wonder. Hy had z'n arm opengescheurd, van elleboog tot schou der. Het jonge, warme, door den angst feller-geprikkelde, voortgejaagde bloed gutste over z'n kleeren. Het warme, roode levensvocht spoot tegen de modder van do riool- gang. 't Kon hem niet schelen, den byna gesnapten inbreker. Hy voelde het leven uit hem wyken, de be zwijmende doezeling van zwakte nabijkomen. Hy duldde 't, terwille van de heerlijke vrijheid. Liever dood dan in de cel... Zóó zei Raffie 't me. En zóó is 't ook. Zóó bang zijn ze voor „de bajes" 1 Eindelijk werd de deerlijk-gewonde verlost. Na uren- Terug naar Lammetje Zondag. Met fabelachtig-schy- nende inspanning van wilskracht klautert de zwaarge- kwetste naar een geheim kamertje, dat de politie by Lammotje nooit vond, hy moest, met een ladder tje, de zoldering door... Maar z'n jasje,-van bloed door weekt, had hy laten liggen, zyn jasje waarin een „kaart van het ziekenhuis". Inbrekertje was, moet men weten, „wandelende patiënt" voor ernstige chronische ziekte. De agenten komen bij Lammetje; vinden bloedjas en gasthuiskaartzoeken vruchteloos naar delinquentje. Wat doen de „jongens van de vlakto" inmiddels?. 't Half-doodgebloede kereltje durfde, begrijpt men, niet naar het Arnsterdamsche gasthuis gaan. Hoè de jongen 't uithield, blijft een raadsel, maar 't is gebeurd. Raffie heeft 't my met namen, data en documenten bewezen. De kameraden, de kornuiten hebben centen by elkaar gelegd. Inbrekertje van het riool-avontuur is langs allerlei vernuftig-gedaehte wegen over Haarlem, per rijtuig een heel eind gebracht, tot by, tot over do Nederlandsche grenzen tot Antwerpen toe. De gestolen duiten, waar ze hun hachje voor hadden gewaagd, werden geofferd, graag en grif voor red ding van den kameraad. Te Antwerpen kwam de tragische ontknooping. Zyn deerlijk-gewonde arm werd onderzocht. Hoe, waar, wanneer hy dat zaakje had opgeloopen? De anaemische, de bloedeloos geworden hersens sche nen aan scherpzinnigheid te hebben ingeboet. Hy verpraatte zich, de jongen. Antwerpseho dokter liet telefoneeren naar Amsterdam. Verband tusschen by Lammetje gevonden bloedjas en gewonden patiënt te Antwerpen werd helder als kristal. Hy was gesnapt 1 Werd uitgeleverd. Alle moeite, vernuft, geld waren vruchteloos geofferd. „Hy kreeg vier jaar 1" vertelde Raffie me, en ook wanneer ik nooit een voet in de Rechtzaalhad gezet, nooit boeven en boefjes had geobserveerd, zou ik op dat moment toch scherp geobserveerd hebben, dat er weemoed, leed, medelijden schrijnden in de oogen van myn ex-boef „Het is ongelooflijk schreef later de hertog De Rohan het is ongelooflijk voor die het niet gezien heeft, maar 3 tot 4 duizend vaartuigen liggen er te Amsterdam to gelijkertijd op de reedetweemaal'sjaars komen er vloten aan van tusschen de 4 en 5 honderd schepen, gedeeltelijk met koren bevracht van Danzig, ge- doeltilijk mot wijn en zout van Frankrijk en Spanje. Buitendien nog een aantal andere uit Indië en de nieuw ontdekte landen, rijk beladen met specerijen en kost baarheden." Wat een heerlijke plaats om er te wonen aan den IJkant, waar de schepen afvoeren en aankwamen bjj honderden, voor een man als Michiel Adriaenszoon do I Ruyter, den admiraal, die zooveel handelsvloten met zijn I krachtigen arm en zyn groot genie volmaakt beveiligd leidde van en naar do verste landdn 1 I Met dankbaren blik zien we vanaf onze hoogte naar weten, al schijnt 't ons toe alsof hy dat ook tamelijk goed kan volgen, weldra den eisch van den O. v.J. mededeelen. En die is niet malsch. Aangezien Z.E.G. vond, dat beklaagde het niet aan nemelijk heeft gemaakt, dat hy Richter niet is, verzocht de heer Officier in verband met art. 369 W. v. Str. aan de rechtbank om uit to maken, dat deze beklaagde wel dezelfde Richter is, dio den 13den September 1904 te Alkmaar is veroordeeld geworden. Richtor-Walters-Rauch. etc. heeft nog 't een en ander in onvervalscht Moffrikaansch tegen te pruttelen, waarna de jeugdige advocaat Mr. Offers als raadsman het woord begint te voeren. En waarachtig, het is diens schuld niet als ze beklaagde voor Richter gaan uitschtlden by de te wachten uitspraak. Want hy tornde zoo hard aan de afgelegde getuigen verklaringen als hy maar kon. Om aan zijn rede nog de plaats, naar het huis, aan de Prins-Hendrikkade, wat kracht by te zetten, haalde pleiter een droevig eens door dien grooten zeeheld bewoond. i voorval aan plaats der handeling: Groot Mokum Daar dichtbij ontmoet ons warend oog ook den waar een man verdronken was, die door zijne familie 1 Schreierstoren, e9n gedenkstuk uit Amsterdam's rijkste I werkelijk eenparig weid herkend en betreurd. En ziet, dagen, zoo genoemd naar de vele duizenden vrouwen, moeders en kinderen, die do eeuwen door vanaf dio plaats den vertrekkenden schepen en schepelingen een laatsten groet kwamen brengen. Ja, Amsterdam werd rijk toen, altijd rijker en zyn kooplieden werden machtige mannen. Eén zelfs durfde het onderstaan Lodewyk de Goer i om in 1645 geheel op eigen kosten een oorlogsvloot uit te rusten van 32 schepen, bemand met 3000 koppen en een eigen admiraal. Deze vloot was het, die den oorlog tusschen Dene marken en Zweden ten gunste van het laatste rijk deed uitvallen. Maar niet alleen de kooplieden, ook de Bürgemeeste- ren der stad aan het IJ durfden een toon aanslaan en j daden doen, Koningen waardig. Het was nog in den tijd, dat hoogadellijke personen schroomden de hand te reiken aan niet-adellyken. Een Duitsche Prinses, uit haar rijtuig stappende om een bezoek te brengen aan Burgemeesteren van Amster dam, durfde de tor hulp uitgestoken hand van een dezer vroede vaderen niet aannemen eer deze haar had verze kerd, dat hij wel van adel was. „Mevrouw" zeide met een fijn lachje de machtige regent „Mevrouw, wees gerust, we zyn de Koningen van het land 1" Wat schitterende tyd, die bloeitijd van Amsterdam! Voorwaar, voorwaar mocht Vondel zingen 'tis of hy het gedicht heeft, ziende van onze plaats af naar de stad i nauwelijks zyn een paar dagen verloopen of do „weduwe" krygt uit een andere plaats een brief van haren qpring- levenden echtgenoot. Zoo schromelijk had meh zich dus vergist bij de vermeende herkenning. Officieele bewijsstukken ontbreken spreker weliswaar, maar het geval is toch destijds in de couranten druk besproken. Spieker meent dan ook, dat op de afgelegde getuigen verklaringen geen veroordeeling voor zyn cliënt zal kunnen volgen. Op het verzoek om nog meer gotuigen te hooren, besliste de rechtbank dat daarvoor naar hare meening geen termen waren, dusbastaOnderzoek gesloton. Mocht de rechtbank uitmaken dat Richter, Richter is, dan kan hy altijd nog in hooger beroep gaan Kinderw cttenzaakje. Volgt een kinderwettenzaakje contra Pieter Cornehs Tesselaar uit den Rijper weg (gemeente Sint Maarten.) Zyn verdediger Mr. A. P. H. de Lange, zal er wel meer van hebben weten te vertellen dan wy, want die mocht er by zyn en wy niet. ii. Toen vertelde Raf me van dien inbraaknacht. Met hun drieën hadden ze 'tplan beraamd. Een pracht van 'n inbraak. Geen stofje aan de lucht... Alles veilig. 's Avonds zeven uur, half acht komt Raffie by Lam metje Zondag, z'n toenmalige hospita, hoort van de zaak. Tegen tienen zou 't gebeuren. Maar de „speurneuzen" hadden lont geroken. In de vunzige, luwe duisternis van een Amsterdamsch Achtergrachtje van zwoelen herfstavond kruipen ze voort Voelend, alhaast, de buit, de vette Plotseling, het onraad in z'n schrikkelyksten vorm. Wel acht agenten, toestroomend van alle kanten Gekraak van politie-laarzen, geklink van politie-hel- men Uitbarsting van onweer aan onbuwolkt-ge- dachten hemel. Toen de nijpende, de keel-dichtsnoerende, de vernuft- wettende, de zenuwen-prikkelende, de wild- en woest- makende angst van de drie inbrekers voor de naderende „cel"-.. Wilde vlucht in den zwarten zwoelen avond... Van onze hooge verblijfplaats blikken we op het ruime IJ en den breeden Amstel aan onze voeten, en aan onzen geest gaan in lange ry voorbij tal van beelden uit het verre verleden, waarin deze beide wateren en Am sterdam nauw vereenigd zyn. In dit verband dwalen onze blikken onwillekeurig af naar hel Centraal-station, waarin we weten, dat in een der wachtkamers eene mooie groote kaart van Amster dam een der wandvlakken vult en waar boven deze treffende woorden van Vondel staan geschreven: Aan d' Amstel en aan 't IJ daar doet zich heerlyk open Zy, die als Keizerin de Kroon draagt van Europen. Mooi gedacht van den architect, deze versiering, zoo als alle versiering aan en in het Centraal-station mooi gedacht is. En welk een waarheid Ja, aan d' Amstel en aan 't IJ dankt Amsterdam, dat het vóór eenige eeuwen de grootste, do rykste, de Keizerin der steden van Europa was en dat Maximiliaan I haar in 1489 zyn Keizerskroon als helmstuk boven het wapen schonk. De Amstel was het begin van Amsterdam's opkomst, het IJ verhief de stad tot de eerste onder haars gelij ken. In 1204 stichtte Gysbrecht II, heer van Amstel, ter vervanging van zyn door de Kennemers verwoest kasteel te Ouderkerk, eene nieuwe sterkte aan don mond van de rivier, om welke sterkte zich heel spoedig visschers gingen vestigen, die onder de veilige hoede van hun Heer en diens veste rustig hun bedryf konden uitoefe nen. Door het aanleggen van dyken langs den Amstel en het maken van een dam met sluis op do plaats, waar thans de Vygendam ligt, werd eene veilige haven ver kregen voor de visschersschuiten, die zich wilden bergen voor storm en vloed. Hiermee was de grond gelegd voor de plaats, die eens zoo'n belangryke rol zou spelen in onzen handel, in onze geschiedenis. De visschers werden kooplieden, die de plaatsen aan en om de Zuiderzee met hunne waien bevoeren en het zelfs al heel spoedig waagden verdere streken op te zoeken. Reeds vóór 1274 kwamen de luiden uit Amstel- redamme in de Oostzee en te Lubeck. We lezen zelfs, dat Gysbrecht III het opnam voor zyn Amsterdammers tegen de Lubeckers, die een Amsterdamsch schip hadden aangehouden als verdacht van zeeroof. In 1275 kreeg Amsterdam hoewel toen nog niet tot Holland behoorende van graaf Floris V zyn eerste handvest, bestaande in tolvrijheid door heel hot grave- lyk gebied. De groote-handol, toen reeds, van Amsterdam, ryke vruchten afwerpende ook voor Fleer en Graaf, zal wel i niet vreemd geweest zyn aan hot schenken van dit voorrecht. I Het gewichtig perkament, 'voorzien van 's Graven zegel in roode was afgedrukt, wordt nog bewaard inde zoogenaamde IJzeren Kapel van de Oude Kerk, waar meer belangrijke stukken en handvesten van Amsterdam be rusten. i De getrouwe afbeelding van het stuk, die ik dit schrijvende voor me heb, wekt toch eigenaardige ge dachten op uit dat grys velleden met zyn toestanden, waarin we ons onmogelijk meer juist kunnen indenken. Graaf Floris V der Keerlen God moet zeker een i man geweest zyn met een helderen blik, een goed ver stand en een warm hart voorde welvaart van zyn land, dat hy zoo met milde hand voorrechten schonk aan „luiden" en „poorters". Na den Amstel, die aan de visschersschuiten zoo'n veilige ligplaats gaf, kwam het breede, diepe IJ als een i ustige inham van de groote zee aan machtiger schepen j dan visschersschuiten eene ligplaats bieden. In 1475 rustten de Amsterdammers reeds een handels vloot uit van niet minder dan 50 schepen op Spanje alleen. Elk jaar nam de handel toe en daarmee de grootheid der sfad. Aan d'Amstel en aan 'tij, daar doet zich heerlyk open Zy, die als Keizerin de kroon draagt van Europon. Wat waat'ren worden niet beschaduwd door haar zeilen Op welke markten gaat Zy niet haar waren veilen Wat volken ziet zy niet beschijnen door de maan, Zy, die zelf wetten stelt den ganschen Oceaan Zy breidt haar vleugels uit door aanwas veler zielen, En sleept de wereld in met overladen kielen. Ziting van Dinsdag 22 October 1907. Richter alias Walters. hadden we nou volgens afspraak, 14 Daar geleden we nou volgens afspraak, 14 dagen gemaakt, allereerst Richter alias Walteis weer op 't eerozeteltje. Sinjeur was nog geen haar veranderd, kon hy in zyn vloeiend Hoogduitsch ook nog even erg als vroeger. Je zoudt haast het voorbeeld van do Egmondsche werkvrouw volgen, die over eene Duitsche dame die het Kurhaus bezocht, volgender wjjze redeneerde „En toen begon ze met d'r Duitsch te koeterwaele en toe zaide ik „verrèkk". Voor zoover het Richters doel is om de rechtsgeleerde heeren aan 't lijntje te houden, bereikt het mannetje zijn oogmerk wel, maar wat betreft zyn toeleg om als monsieur Walters den dans te ontspringen, gaat het hem nog niet erg voor den wind. Het was zoowaar gelukt een Antwerpensche getuige, Maria Adriana van Hurck, huisvrouw van Adriaan Melis, te vinden, te dagvaarden en hier te krijgen. Maar, al was het de bedoeling van Richter om van deze getuige a décharge voordeel te hebben, waar is het, dat ze j meer in zyn nadeel, dan in zyn voordeel sprak. Volgens haar had hy in 1904 ten haren huizo een paar nachten 1 vertoefd en een poosje later nog eens een dag. Ze stonden toen echter wel verwonderd, dat het heerschap i weer kwam aanzeilen, 't was niet erg mooi gogaan. Beklaagde beweert er vier dagen en nachten achtereen te zijn geweest. Hoe dit ook zy, dit staat vast, dat op een goedendag in de couranten druk over een diefstal werd g -sproken en de waardige heer Richter ten huize van zyne zeer welbespraakte hospita werd gearresteerd. By die gelegen heid kwam een heele voorraad goederen, die Richter onder zijne berusting had, voor den dag, waaronder een massa zijden artikelen, meerendeels foulards sommige gemerkt Nicolaas Mossel Co. Die artikelen had de gochemert den een of ander weten afhandig te maken. De O. v. J. had niet veel geloof kunnen hechten aan de beweringen van Rudolf Richter. Z.E.G. begreep wel, dat als Richter er eens toe mocht overgaan, verslag van zyn leven te geven, hy dan zich j terdege vroolyk zal maken over het toezicht op gevan genen in Utrecht. En ook over de rechtbank te Alkmaar, die hy zoo kostelijk aan 't lijntje hield, al is het hem i tot nu loe nog niot gelukt, hier te ontvluchten. Wy zyn gehouden om ook getuigen a décharge voor beklaagden op te roepen in gevallen als hier. Waar het voor een gevangene zelf moeilijk is om met succes vanuit Alkmaar Antwerpensche getuigen op te sporen, is hem door ons de behulpzame hand geboden, vervolgt spreker. Twee getuigen zyn opgeroepen, verschillende omstandigheden niet. De ander verscheen, doch was tamelijk bezwarend voor Richter. De heer Officier heeft dan ook veel bewijzen, dat j beklaagde wel degelijk Richter is. I Den 29sten November 1904 is Richter uitgebroken uit j de gevangenis te Utrecht. Over Amersfoort ging hy naar Amsterdam in den avond van 29 of den morgen van 30 November. En toen ging het van Amsterdem naar Antwerpen. Hy kon dus best op 1 December in Antwerpen zyn, waar j hy den 3den December wegens diefstal werd ingerekend. 1 Dan laten zyne opgaven als Walters wat den geboorte datum betreft, ook nogal eenige speling. Te Haarlem bijvoorbeeld gaf hy op 2 November jarig te zyn, volgens zyne te Alkmaar gedane opgave valt die heuglijke dag op den 2den December. En hedenmorgen ontving Mr. Cno- pius eon brief uit Antwerpen, volgens welken depseudo- Walters den 2den Juli zyn geboortedag zou vieren Komiek is ook, dat de 14 dagen, die hij eerst in Ant werpen heette vertoefd te hebben, later tot 8 dagen zyn geslonken en nu zelfs als sneeuw voor de zon ver smolten zijn tot de 4 dagen, die beklaagde thans ge- liefde op te geven. Die inkrimping van don tyd, dien hy opgaf te Ant werpen verblijf te hebben gehouden, is wel opvallend, i Ook zal hy moeten erkennen, dat er door de justitie waarlijk geen moeite is gespaard in zyne strafzaak, al zal sinjeur wellicht met da resultaten niet bijzonder tevreden zijn. De tolk, mijnheer Leydesdorf, leeraar in 't Duitsch aan het gymnasium te Alkmaar kon hem namelijk j in 't Duitsch, want van 2ollands«b wil Bichter niet Hen vervolg van het vorige. Het volgende houdt eng verband met dat tegen Tesselaar en werd in 't openbaar behandeld, omdat, de beklaagde boven de 18 jaren was, terwijl Tesselaar nog maar een 17-jarig „kind" is. Deze in het openbaar op tredende beklaagde had den leeftijd van 21 jaren bereikt en heet Jan Blokdijk, is geboren te Den Helder en woont te St. Maarten. 't Was in den nacht van 16 op 17 September j.1., dat de hier volgende heldendaden werden bedreven in de herberg van Klaas Kos te Tuitjenhorn. 't Was kermis daar in 't dorpje en zwierende paren dansten rond in grooten getale. Gezellige vroolykheid heerschte alom. „Nei, ik wil 't niet hewwe," weerklinkt daar eens klaps in de alledaagsche kermissleur, by dikke rook- en stofwolken, die in Kos' herberg in wilde doellooze vaart over de hoofden en hoofdjes van de als palinkjes dooreenkrioelende hossende volksmassajagen. Wat willen ze daar niet hebben Wel, een jongen uit I Warmenhuizen wou dansen met een zuster van den jongenheer Leek. Zus wou wel, maar toen kwam Tesselaar, „het kind", en wilde zulks niet dulden. Als j zij dansen wou, goed, maar dan niet met Warmen- huizenders, maar met joöns van Tutjehorn of zooEen klopparty volgde nu en toen de politie er Tesselaar uit wilde doen, waarvoor waarlijk wel motieven waren, verzette Jan Blokdyk zich daartegen en bemoeilijkte de dienaren der wet dermate, dat de O. v. J. 4 dagen ge vangenisstraf tegen hem eischte. Drie dames uit Oosterblokker. Drie ouwe moedertjes uit Oosterblokker, te weten Brechtjo Klaver, ego van P. Gons, Trijntje Stapel, J. Dekker's huisvrouw en Neel Jongejan, de dierbare wederhelft van Dirk van Meurs, moesten nu do zitting j ereis eventjes opluisteren. Ze waren allemaal netjes I „gehuld" en „gesuikerschopt". j Tryn was op 29 Juni te inenten geweest de pok- 1 ken hadden zich in 't dorp voorgedaanToen vroeg een buurvrouw, Marytje genaamd, waar de reis alzoo i heen was geweest. Nou, naar 't raadhuis, inenten 1 En kletsen Marytje-buur zei toen tegen Brecht: nou, we konne ök M. Y. (Wordt vervolgd.) wel heenegaan jij en ik en Neel Dokter had Tryn wel erg „'pikt" maar 't most toch beure Maar Brecht had de bokkepruik op en 's morgens te zes uur dien dag ai mot met Trynbuur, die moest hooren, dat ze 't is zonde dat ze een spek dief was en een zakdoek van een ander had gestolen. Brecht je was later te venten geweest en trof, zooals ze zegt, tüuiskomende 's avonds de drie dames al kwaad sprekende aan. En toen hadden ze woorden gekregen en weer over 't vermiste spek getwist, dat bjj J. Commandeur was gestolen. Trijntje Stapel werd beleedtgd door Brecht, die haar van den diefstal beschuldigde, doch door den 0. v. J. ver eerd werd met een eisch tot f 2 boete of 2 dagen hecht. Negen diefstallen. Een vrij treurige figuur maakte de 36-jarige opperman Jacob de Haan uit Enkhuizen. Die had, te beginnen in Februari j.1., niet minder dan 9 diefstalletjes gepleegd. Diverse artikelen waren van zyn gading. 5 zak aardappelen, een gieter, een goeie 40 kalk- en cementzakken, een kaakmand, een houten hamer, 2 paar klompen en een [oude baleinen bezem, een hoeveelheid haver, benevens een paar planken. De meesten der bestolenen want hy hield zich lang niet by één slachtoffer! woonden in Avenhorn. Beklaagde bekende en wendde armoede voor. De O.v. J. achtte het bewijs geleverd en eischte 4 maanden ge vangenisstraf tegen De Haan. Verzet tegen de politie. De 44-jarige arbeider Jacob Simonsuit Enkhuizen, die zich op 22 September j.1. aldaar vry hevig tegen de politie verzette, werd deswege door den O. v. J. opge knapt met een eisch tot 14 dagen gevangenisstraf. Een kloppartijtje. Dirk de Vries en Jac. G. Honig, ook al uit Enkhuizen, ranselden daar den 21sten September Jacobus Renswat af. Wegens mishandeling werd tegen De Vries f 10 boete of 10 dagen hechtenis en tegen Honig f 7 boete of 7 dagen hechtenis geëischt. Een bekend zaakje. Isaac Denneboom, een Israëlietisch veekoopman uit Amsterdam, kreeg met zyn stadgenoot en collega, den De eene kon door 32-jarigen Alexander Cohen, mot wien hy vroeger altyd goeie vrienden was, den 12den September eensklaps twist op de markt te Schagen en wel om een beuzela- rytje. Niettemin takelde Denneboom den ander zoo toe, dat de heer Officier wegens mishandeling f 15 boete of 10 dagen hechtenis eischte. Wegens een fout in de dag vaarding verzocht beklaagde vernietiging daarvan. Dit zal dan ook geschieden. Isaac zal denken't Mocht me nog ereis helpen I Nog een kloppartij. Klaas Kossen en Jan Plakman, een paar jongelui uit Schagen, verweerden zich met de kermis te Schagerbrug in de herberg van mej. de wed. Swartlnof danig. Ze haddon het met de politie agenten v. d. Vroede en Koo- ger te kwaad en maakten het zoo bont, dat Mr. Cnopius heden deswege tegen Kossen 14 dagen gevangenisstraf eischte en tegen Flakman 7 dagen gevangenisstraf. Nog zoo iets. Dirk van Leeuwen uit Anna Paulowna had den 22 September j.1. ruzie met zyn dorpsgenoot Ferdinand Cor- neüssen. Hy had zyn dochtertje om geld uitgestuurd, dat hy nog van Cornelissan kon vangen. Zy kwam toon met leege handen terug. Toen ging Dirk zelf heen, kreeg heel gauw twist met Ferdinand, sloeg dezen wat af, en werd door den O. v. J. bedacht met een eisch tot f7 boete of 7 dagen hechtenis. Uitspraken heden over 8 dagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 9