Uit het Boevenleven.
Onze Hoofdstad.
I
\]Ar wrt w?
Zondag 21 Oct. 19Ü7.
5le Jaargang. No. 4303.
DERDE BLAD.
or ze bang zijn!
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
IV.
„Ziet-u', zei Raffia, even onderbrekend zijn verhaal
over gevangenisleven „maar weinigen kennen de
ware, de echte jongens van de vlakte. Niet dat ik me
weer by, hen zou willen aansluiten, God beware me
daarvoor. Dat weet u nu wel, niet waar? Maar zegt
u nou eens zelf" viel hy zich in de rede, met zekere
kalme bespiegeling terugschikkend op z'n stoel en mij
aanziende met een gezicht vanJa, jy praat nu wel
heel aardig en heel mooi, over allerlei dingen, maar je
snapt er toch eigenlijk nog geen steek, geen zweem
van „wat moet iemand als ik beginnen met het
geen 'k achter m'n rug heb en terwijl ik toch zoo
graag op eerlijke manier m'n brood weer wou ver
dienen
„Maar je loeft nu toch ook?" zei ik, onwillekeurig
kijkend naar z'n gansch niet havelooze kleedij. Ben
flauw glimlachje gleed over z'n gelaat. Hij trok de
wenkbrauwen op met iets sceptisch-spottends, dacht er
even over na of-ie me wel geheel in 't vertrouwen zou
nemenstak toen van wal
„O, geld verdienen is geen kunst. Dat heb ik u
toch vroeger ook al gezegd? Als 'k onderkruiper
wil worden, direct, een hand vol zilver. Geen zorg
voor mijn kostje. Maar dat verdom ik nou eenmaal.
Dat krijgen ze niet van me gedaan! Nooit."
Hij blies de grijze, zware wolken uit z'n sigaar met
driftig gedoe de kamer in. Er vonkte weer iets in z'n j
hartstochtelijke zwarte oogen. De ly'nen van z'n gelaat
werden strakker, nijdiger. Hij had even noodig om
weer op z'n a-propos te komen, 't Idéé van onderkrui-
per te wo'den, wond hem altijd op. Misschien dat op l
zoo'n oogenblik in hem nog iets uitgevochten werd van
den strijd tusschen geldzucht en loyauteit. 't Kan best
wezen, want mijn ex boefje had mij eerlijk bekend:
„Zie je, hard werken vind ik prettig I Me inspannen,
zoodat ik 's avonds doodmoe ben, dat is je ware.
Anders verlang ik niet. Maar dan mot 'k ook behoorlijk
betaald worden. Natuurlijk 1"
Hoe begreep ik mjjn ex-boef. En hoe voelde ik met
hem mee die mogelijkheid om den drang in zich te
hebben tot krachtsinspanning, opdat gelijk bij den
exuberanten knaap de stalende, tevens afmattende 1
arbeid de lagere passiën zou knotten.
Zeker, dat heb ik hem ook gezegd, den jongen
met zooveel jaren „bajes" achter den rug: „Weet-je,
Raffia, wat voor jou goed, voor jou de redding zou zijn?
Een baantje krygon, waar je tegen behoorlijk loon, méér
dan flink moet werken, en dan een aardige, stevige
meid, als je wettige vrouw Zoo-Iets heel anders
dan die Zeedijk-figuren Nou, wat zou-je er van
denken
Hij peinsde er over. En nog weet ik niet recht, wat
ik aan mijn ex boef heb. Hy knikte van ja, dat hij
me volkomen gelijk gaf. Maar meende hij 't?
„Verdienen" 1 had-ie gezegd, erbij zuchtend ,,'t mocht
wat zfin. Wil ik u eens iets vertellen? Laatst komt
er bij me zoo'n juffrouw van zoo'n huis... U begrijpt
me wel. Die zeit tegen me„Raf, ik heb wat goeds
voor je. Jfi bent een sterke jongenjou zullen ze niet
zoo gauw van je plaats dringen, wat
„Ik stroopte m'n mouwen een eindje op om haar m'n
spieren te toonen, maar ze had er al genoeg van ge
hoord.
„„Nou", zoit de juffrouw, „bij mij kun-je direct tien
gulden in de week krijgen, vrij biertjes, nog 't een en
ander meer, als je „portier" wilt worden
„'t Klonk heel mooi. Portier Nou-ja, dat kennen
we. Ik krab mij tens achter de ooren, denk er over
na Zeg niet ja en niet neen 't Leek al te
mooi
„Toevallig kom ik een kennis van me tegen. Wij
loopen samen op. Ik verte! 'm van'tzaakieMoneer,
als ik u nou bezweer, dat wanneer ik had aangenomen,
den volgenden avond, den eersten van m'n portierschap,
dingetjes zouën kunnen gebeurd zijn... met vechten
met allerlei Teveel om u te vertellen in 't kort
Enfin, wat leert men daaruit? Stel nou, dat ze Raffie
hadden geattrappeerd bij zoo'n historie God alleen
weet, wat er voor mij zou hebben opgezeten. Natuurlijk
denken ze: O, die is er vast en stellig debet aan! Ook
wanneer je dood-onschuldig bent. Toevallig ben ik er
achter gekomeneen ander maal vlieg je er in vóór
dat je 't weet"
Toen kwamen we terug op dat gevoel van solidariteit
bij de „jongens van de vlakte"naar aanleiding van
Raffie's woede bij de gedachte, dat men hem voor onder
kruiper wou laten spelen.
Vertelde hy me dingen uit het boevenleven van
„donkerst Amsterdam", die voor den „outsider" al de
aantrekkelijkheid van 't gloednieuwe en gansch-onbekende
hebben.
Eerlijk en oprecht gemeend, is thans zyn wensch om
eerlijken arbeid te zoeken. Maar gegeven 'smans
verleden, 'smans temperament, 'smans kennissen-kring
en nog enkele factoren meergegeven de gezindheid onzer
maatschappij jegens de oolyk-vroolyke Raffie's, is en blijft
't een krachttoer van je bovenste soort! En wel
licht zou het „speculeeren" op 'smans aangeboren,
sterkontwikkelde ijdelheid een middel zyn om hem te
schragen in dien zwaren kamp I
„U kent de jongens van de vlakte niet, meneer", had
hij gezegd, en op dat oogenblik zag ik in 't lichten van
zyn oogen iets opleven van glorie over vroegere schande,
verknocht aan boeven-broederzin Anderen term
vind ik er niet voor, tot mijn leedwezen, maar ik tracht
te geven, ook voor my-zelf, gansch-objectief beeld van
myn ex-boef, met de licht- en de schaduwzijde van z'n
wezen.
,,U kent ze niet", had Raffie gezegd, „maar dit
kan ik u wel verzekeren, als voor den dood zoo bang
zyn ze voor „de bajes", en als 'tmoet, dan blijven ze
elkaar trouw.
En ziende blijkbaar trekje van sceptisch ongeloof op
m'n gelaat, onderstreepte hy z'n laatste bewering met
energiek tikken op de tafel voor hem.
„En trouw kunnen ze voor elkaar zynriep hy nog
maals uit.
Waarbij er laaie gloed was in het leven van z'n sluwe,
expressieve oogon.
Eea rioolgang in. Zich wringend, duwend, drukkend
door vuil, modder van allerlei soort.
Eén gevoel beheerscht hen allenkoortsige, matelooze
angst voor de naderende agenten. De zucht naar de
heerlijke vrijheid, die b. dreigd wordt. Maar jongens
hebben zich by 'tgrachije, vlak by het riool verschanst.
Ze worden gesnapt!
De politie trekt twee van do drie uit de riool-modder
gaten. Ze zyn or gloeiend by 1 jongens niet be
seffend wat zy heoben godaan, mee joelend met do massa,
die 't „pakken van de boeven" heerlijk vindt—jubelen
van pret.
Numero-drie was en bleef weg.
Waar was-ie?
Dat heeft Raffie, myn ex-boef, me toen verteld.
Numero-drie had zich, zoo krachtig mogolyk, in do
rioolgang naar achteren gedrukt.
Zóó wachtte hy 1
Weet ge water gebeurd was? Op zeker oogenblik had
hy iets warms gevoeld aan z'n arm.
Geen wonder.
Hy had z'n arm opengescheurd, van elleboog tot schou
der. Het jonge, warme, door den angst feller-geprikkelde,
voortgejaagde bloed gutste over z'n kleeren. Het warme,
roode levensvocht spoot tegen de modder van do riool-
gang. 't Kon hem niet schelen, den byna gesnapten
inbreker. Hy voelde het leven uit hem wyken, de be
zwijmende doezeling van zwakte nabijkomen. Hy
duldde 't, terwille van de heerlijke vrijheid. Liever
dood dan in de cel...
Zóó zei Raffie 't me. En zóó is 't ook.
Zóó bang zijn ze voor „de bajes" 1
Eindelijk werd de deerlijk-gewonde verlost. Na uren-
Terug naar Lammetje Zondag. Met fabelachtig-schy-
nende inspanning van wilskracht klautert de zwaarge-
kwetste naar een geheim kamertje, dat de politie
by Lammotje nooit vond, hy moest, met een ladder
tje, de zoldering door... Maar z'n jasje,-van bloed door
weekt, had hy laten liggen, zyn jasje waarin een
„kaart van het ziekenhuis". Inbrekertje was, moet men
weten, „wandelende patiënt" voor ernstige chronische
ziekte.
De agenten komen bij Lammetje; vinden bloedjas en
gasthuiskaartzoeken vruchteloos naar delinquentje.
Wat doen de „jongens van de vlakto" inmiddels?.
't Half-doodgebloede kereltje durfde, begrijpt men, niet
naar het Arnsterdamsche gasthuis gaan. Hoè de jongen 't
uithield, blijft een raadsel, maar 't is gebeurd.
Raffie heeft 't my met namen, data en documenten
bewezen.
De kameraden, de kornuiten hebben centen by elkaar
gelegd.
Inbrekertje van het riool-avontuur is langs allerlei
vernuftig-gedaehte wegen over Haarlem, per
rijtuig een heel eind gebracht, tot by, tot over do
Nederlandsche grenzen tot Antwerpen toe.
De gestolen duiten, waar ze hun hachje voor hadden
gewaagd, werden geofferd, graag en grif voor red
ding van den kameraad.
Te Antwerpen kwam de tragische ontknooping.
Zyn deerlijk-gewonde arm werd onderzocht. Hoe,
waar, wanneer hy dat zaakje had opgeloopen?
De anaemische, de bloedeloos geworden hersens sche
nen aan scherpzinnigheid te hebben ingeboet.
Hy verpraatte zich, de jongen. Antwerpseho dokter
liet telefoneeren naar Amsterdam.
Verband tusschen by Lammetje gevonden bloedjas
en gewonden patiënt te Antwerpen werd helder als
kristal.
Hy was gesnapt 1
Werd uitgeleverd.
Alle moeite, vernuft, geld waren vruchteloos geofferd.
„Hy kreeg vier jaar 1" vertelde Raffie me, en ook
wanneer ik nooit een voet in de Rechtzaalhad gezet,
nooit boeven en boefjes had geobserveerd, zou ik op
dat moment toch scherp geobserveerd hebben, dat er
weemoed, leed, medelijden schrijnden in de oogen van
myn ex-boef
„Het is ongelooflijk schreef later de hertog De
Rohan het is ongelooflijk voor die het niet gezien
heeft, maar 3 tot 4 duizend vaartuigen liggen er te
Amsterdam to gelijkertijd op de reedetweemaal'sjaars
komen er vloten aan van tusschen de 4 en 5 honderd
schepen, gedeeltelijk met koren bevracht van Danzig, ge-
doeltilijk mot wijn en zout van Frankrijk en Spanje.
Buitendien nog een aantal andere uit Indië en de nieuw
ontdekte landen, rijk beladen met specerijen en kost
baarheden."
Wat een heerlijke plaats om er te wonen aan den
IJkant, waar de schepen afvoeren en aankwamen bjj
honderden, voor een man als Michiel Adriaenszoon do
I Ruyter, den admiraal, die zooveel handelsvloten met zijn
I krachtigen arm en zyn groot genie volmaakt beveiligd
leidde van en naar do verste landdn 1
I Met dankbaren blik zien we vanaf onze hoogte naar
weten, al schijnt 't ons toe alsof hy dat ook tamelijk
goed kan volgen, weldra den eisch van den O. v.J.
mededeelen. En die is niet malsch.
Aangezien Z.E.G. vond, dat beklaagde het niet aan
nemelijk heeft gemaakt, dat hy Richter niet is, verzocht
de heer Officier in verband met art. 369 W. v. Str. aan
de rechtbank om uit to maken, dat deze beklaagde wel
dezelfde Richter is, dio den 13den September 1904 te
Alkmaar is veroordeeld geworden.
Richtor-Walters-Rauch. etc. heeft nog 't een en ander
in onvervalscht Moffrikaansch tegen te pruttelen, waarna
de jeugdige advocaat Mr. Offers als raadsman het woord
begint te voeren.
En waarachtig, het is diens schuld niet als ze beklaagde
voor Richter gaan uitschtlden by de te wachten uitspraak.
Want hy tornde zoo hard aan de afgelegde getuigen
verklaringen als hy maar kon. Om aan zijn rede nog
de plaats, naar het huis, aan de Prins-Hendrikkade, wat kracht by te zetten, haalde pleiter een droevig
eens door dien grooten zeeheld bewoond. i voorval aan plaats der handeling: Groot Mokum
Daar dichtbij ontmoet ons warend oog ook den waar een man verdronken was, die door zijne familie
1 Schreierstoren, e9n gedenkstuk uit Amsterdam's rijkste I werkelijk eenparig weid herkend en betreurd. En ziet,
dagen, zoo genoemd naar de vele duizenden vrouwen,
moeders en kinderen, die do eeuwen door vanaf dio
plaats den vertrekkenden schepen en schepelingen een
laatsten groet kwamen brengen.
Ja, Amsterdam werd rijk toen, altijd rijker en zyn
kooplieden werden machtige mannen.
Eén zelfs durfde het onderstaan Lodewyk de Goer i
om in 1645 geheel op eigen kosten een oorlogsvloot
uit te rusten van 32 schepen, bemand met 3000 koppen
en een eigen admiraal.
Deze vloot was het, die den oorlog tusschen Dene
marken en Zweden ten gunste van het laatste rijk deed
uitvallen.
Maar niet alleen de kooplieden, ook de Bürgemeeste-
ren der stad aan het IJ durfden een toon aanslaan en j
daden doen, Koningen waardig.
Het was nog in den tijd, dat hoogadellijke personen
schroomden de hand te reiken aan niet-adellyken.
Een Duitsche Prinses, uit haar rijtuig stappende om
een bezoek te brengen aan Burgemeesteren van Amster
dam, durfde de tor hulp uitgestoken hand van een dezer
vroede vaderen niet aannemen eer deze haar had verze
kerd, dat hij wel van adel was.
„Mevrouw" zeide met een fijn lachje de machtige
regent „Mevrouw, wees gerust, we zyn de Koningen
van het land 1"
Wat schitterende tyd, die bloeitijd van Amsterdam!
Voorwaar, voorwaar mocht Vondel zingen 'tis of
hy het gedicht heeft, ziende van onze plaats af naar
de stad i
nauwelijks zyn een paar dagen verloopen of do „weduwe"
krygt uit een andere plaats een brief van haren qpring-
levenden echtgenoot. Zoo schromelijk had meh zich
dus vergist bij de vermeende herkenning. Officieele
bewijsstukken ontbreken spreker weliswaar, maar het
geval is toch destijds in de couranten druk besproken.
Spieker meent dan ook, dat op de afgelegde getuigen
verklaringen geen veroordeeling voor zyn cliënt zal
kunnen volgen. Op het verzoek om nog meer gotuigen
te hooren, besliste de rechtbank dat daarvoor naar hare
meening geen termen waren, dusbastaOnderzoek
gesloton. Mocht de rechtbank uitmaken dat Richter,
Richter is, dan kan hy altijd nog in hooger beroep
gaan
Kinderw cttenzaakje.
Volgt een kinderwettenzaakje contra Pieter Cornehs
Tesselaar uit den Rijper weg (gemeente Sint Maarten.)
Zyn verdediger Mr. A. P. H. de Lange, zal er wel meer
van hebben weten te vertellen dan wy, want die mocht
er by zyn en wy niet.
ii.
Toen vertelde Raf me van dien inbraaknacht.
Met hun drieën hadden ze 'tplan beraamd.
Een pracht van 'n inbraak. Geen stofje aan de lucht...
Alles veilig.
's Avonds zeven uur, half acht komt Raffie by Lam
metje Zondag, z'n toenmalige hospita, hoort van de
zaak.
Tegen tienen zou 't gebeuren. Maar de „speurneuzen"
hadden lont geroken.
In de vunzige, luwe duisternis van een Amsterdamsch
Achtergrachtje van zwoelen herfstavond kruipen ze
voort Voelend, alhaast, de buit, de vette
Plotseling, het onraad in z'n schrikkelyksten vorm.
Wel acht agenten, toestroomend van alle kanten
Gekraak van politie-laarzen, geklink van politie-hel-
men Uitbarsting van onweer aan onbuwolkt-ge-
dachten hemel.
Toen de nijpende, de keel-dichtsnoerende, de vernuft-
wettende, de zenuwen-prikkelende, de wild- en woest-
makende angst van de drie inbrekers voor de naderende
„cel"-.. Wilde vlucht in den zwarten zwoelen avond...
Van onze hooge verblijfplaats blikken we op het ruime
IJ en den breeden Amstel aan onze voeten, en aan
onzen geest gaan in lange ry voorbij tal van beelden uit
het verre verleden, waarin deze beide wateren en Am
sterdam nauw vereenigd zyn.
In dit verband dwalen onze blikken onwillekeurig af
naar hel Centraal-station, waarin we weten, dat in een
der wachtkamers eene mooie groote kaart van Amster
dam een der wandvlakken vult en waar boven deze
treffende woorden van Vondel staan geschreven:
Aan d' Amstel en aan 't IJ
daar doet zich heerlyk open
Zy, die als Keizerin
de Kroon draagt van Europen.
Mooi gedacht van den architect, deze versiering, zoo
als alle versiering aan en in het Centraal-station mooi
gedacht is.
En welk een waarheid Ja, aan d' Amstel en aan 't
IJ dankt Amsterdam, dat het vóór eenige eeuwen de
grootste, do rykste, de Keizerin der steden van Europa
was en dat Maximiliaan I haar in 1489 zyn Keizerskroon
als helmstuk boven het wapen schonk.
De Amstel was het begin van Amsterdam's opkomst,
het IJ verhief de stad tot de eerste onder haars gelij
ken.
In 1204 stichtte Gysbrecht II, heer van Amstel, ter
vervanging van zyn door de Kennemers verwoest kasteel
te Ouderkerk, eene nieuwe sterkte aan don mond van
de rivier, om welke sterkte zich heel spoedig visschers
gingen vestigen, die onder de veilige hoede van hun
Heer en diens veste rustig hun bedryf konden uitoefe
nen.
Door het aanleggen van dyken langs den Amstel en
het maken van een dam met sluis op do plaats, waar
thans de Vygendam ligt, werd eene veilige haven ver
kregen voor de visschersschuiten, die zich wilden bergen
voor storm en vloed.
Hiermee was de grond gelegd voor de plaats, die eens
zoo'n belangryke rol zou spelen in onzen handel, in onze
geschiedenis.
De visschers werden kooplieden, die de plaatsen aan
en om de Zuiderzee met hunne waien bevoeren en het
zelfs al heel spoedig waagden verdere streken op te
zoeken. Reeds vóór 1274 kwamen de luiden uit Amstel-
redamme in de Oostzee en te Lubeck. We lezen zelfs,
dat Gysbrecht III het opnam voor zyn Amsterdammers
tegen de Lubeckers, die een Amsterdamsch schip hadden
aangehouden als verdacht van zeeroof.
In 1275 kreeg Amsterdam hoewel toen nog niet tot
Holland behoorende van graaf Floris V zyn eerste
handvest, bestaande in tolvrijheid door heel hot grave-
lyk gebied.
De groote-handol, toen reeds, van Amsterdam, ryke
vruchten afwerpende ook voor Fleer en Graaf, zal wel i
niet vreemd geweest zyn aan hot schenken van dit
voorrecht.
I Het gewichtig perkament, 'voorzien van 's Graven
zegel in roode was afgedrukt, wordt nog bewaard inde
zoogenaamde IJzeren Kapel van de Oude Kerk, waar meer
belangrijke stukken en handvesten van Amsterdam be
rusten.
i De getrouwe afbeelding van het stuk, die ik dit
schrijvende voor me heb, wekt toch eigenaardige ge
dachten op uit dat grys velleden met zyn toestanden,
waarin we ons onmogelijk meer juist kunnen indenken.
Graaf Floris V der Keerlen God moet zeker een i
man geweest zyn met een helderen blik, een goed ver
stand en een warm hart voorde welvaart van zyn land,
dat hy zoo met milde hand voorrechten schonk aan
„luiden" en „poorters".
Na den Amstel, die aan de visschersschuiten zoo'n
veilige ligplaats gaf, kwam het breede, diepe IJ als een
i ustige inham van de groote zee aan machtiger schepen j
dan visschersschuiten eene ligplaats bieden.
In 1475 rustten de Amsterdammers reeds een handels
vloot uit van niet minder dan 50 schepen op Spanje
alleen.
Elk jaar nam de handel toe en daarmee de grootheid
der sfad.
Aan d'Amstel en aan 'tij,
daar doet zich heerlyk open
Zy, die als Keizerin
de kroon draagt van Europon.
Wat waat'ren worden niet
beschaduwd door haar zeilen
Op welke markten gaat
Zy niet haar waren veilen
Wat volken ziet zy niet
beschijnen door de maan,
Zy, die zelf wetten stelt
den ganschen Oceaan
Zy breidt haar vleugels uit
door aanwas veler zielen,
En sleept de wereld in
met overladen kielen.
Ziting van Dinsdag 22 October 1907.
Richter alias Walters.
hadden we nou volgens afspraak, 14
Daar
geleden
we nou volgens afspraak, 14 dagen
gemaakt, allereerst Richter alias Walteis weer
op 't eerozeteltje.
Sinjeur was nog geen haar veranderd,
kon hy in zyn vloeiend Hoogduitsch ook nog even erg
als vroeger.
Je zoudt haast het voorbeeld van do Egmondsche
werkvrouw volgen, die over eene Duitsche dame die
het Kurhaus bezocht, volgender wjjze redeneerde
„En toen begon ze met d'r Duitsch te koeterwaele en
toe zaide ik „verrèkk".
Voor zoover het Richters doel is om de rechtsgeleerde
heeren aan 't lijntje te houden, bereikt het mannetje zijn
oogmerk wel, maar wat betreft zyn toeleg om als
monsieur Walters den dans te ontspringen, gaat het
hem nog niet erg voor den wind.
Het was zoowaar gelukt een Antwerpensche getuige,
Maria Adriana van Hurck, huisvrouw van Adriaan Melis,
te vinden, te dagvaarden en hier te krijgen. Maar, al
was het de bedoeling van Richter om van deze getuige
a décharge voordeel te hebben, waar is het, dat ze j
meer in zyn nadeel, dan in zyn voordeel sprak. Volgens
haar had hy in 1904 ten haren huizo een paar nachten 1
vertoefd en een poosje later nog eens een dag. Ze
stonden toen echter wel verwonderd, dat het heerschap i
weer kwam aanzeilen, 't was niet erg mooi gogaan.
Beklaagde beweert er vier dagen en nachten achtereen
te zijn geweest.
Hoe dit ook zy, dit staat vast, dat op een goedendag
in de couranten druk over een diefstal werd g -sproken
en de waardige heer Richter ten huize van zyne zeer
welbespraakte hospita werd gearresteerd. By die gelegen
heid kwam een heele voorraad goederen, die Richter
onder zijne berusting had, voor den dag, waaronder een
massa zijden artikelen, meerendeels foulards sommige
gemerkt Nicolaas Mossel Co. Die artikelen had de
gochemert den een of ander weten afhandig te maken.
De O. v. J. had niet veel geloof kunnen
hechten aan de beweringen van Rudolf Richter.
Z.E.G. begreep wel, dat als Richter er eens toe mocht
overgaan, verslag van zyn leven te geven, hy dan zich
j terdege vroolyk zal maken over het toezicht op gevan
genen in Utrecht. En ook over de rechtbank te Alkmaar,
die hy zoo kostelijk aan 't lijntje hield, al is het hem
i tot nu loe nog niot gelukt, hier te ontvluchten.
Wy zyn gehouden om ook getuigen a décharge voor
beklaagden op te roepen in gevallen als hier. Waar het
voor een gevangene zelf moeilijk is om met succes
vanuit Alkmaar Antwerpensche getuigen op te sporen,
is hem door ons de behulpzame hand geboden, vervolgt
spreker.
Twee getuigen zyn opgeroepen,
verschillende omstandigheden niet. De ander verscheen,
doch was tamelijk bezwarend voor Richter.
De heer Officier heeft dan ook veel bewijzen, dat j
beklaagde wel degelijk Richter is.
I Den 29sten November 1904 is Richter uitgebroken uit j
de gevangenis te Utrecht.
Over Amersfoort ging hy naar Amsterdam in den
avond van 29 of den morgen van 30 November. En
toen ging het van Amsterdem naar Antwerpen. Hy
kon dus best op 1 December in Antwerpen zyn, waar j
hy den 3den December wegens diefstal werd ingerekend. 1
Dan laten zyne opgaven als Walters wat den geboorte
datum betreft, ook nogal eenige speling. Te Haarlem
bijvoorbeeld gaf hy op 2 November jarig te zyn, volgens
zyne te Alkmaar gedane opgave valt die heuglijke dag
op den 2den December. En hedenmorgen ontving Mr. Cno-
pius eon brief uit Antwerpen, volgens welken depseudo-
Walters den 2den Juli zyn geboortedag zou vieren
Komiek is ook, dat de 14 dagen, die hij eerst in Ant
werpen heette vertoefd te hebben, later tot 8 dagen
zyn geslonken en nu zelfs als sneeuw voor de zon ver
smolten zijn tot de 4 dagen, die beklaagde thans ge-
liefde op te geven.
Die inkrimping van don tyd, dien hy opgaf te Ant
werpen verblijf te hebben gehouden, is wel opvallend,
i Ook zal hy moeten erkennen, dat er door de justitie
waarlijk geen moeite is gespaard in zyne strafzaak,
al zal sinjeur wellicht met da resultaten niet bijzonder
tevreden zijn.
De tolk, mijnheer Leydesdorf, leeraar in 't Duitsch
aan het gymnasium te Alkmaar kon hem namelijk
j in 't Duitsch, want van 2ollands«b wil Bichter niet
Hen vervolg van het vorige.
Het volgende houdt eng verband met dat tegen
Tesselaar en werd in 't openbaar behandeld, omdat, de
beklaagde boven de 18 jaren was, terwijl Tesselaar nog
maar een 17-jarig „kind" is. Deze in het openbaar op
tredende beklaagde had den leeftijd van 21 jaren bereikt
en heet Jan Blokdijk, is geboren te Den Helder en
woont te St. Maarten.
't Was in den nacht van 16 op 17 September j.1., dat
de hier volgende heldendaden werden bedreven in de
herberg van Klaas Kos te Tuitjenhorn. 't Was kermis
daar in 't dorpje en zwierende paren dansten rond in
grooten getale. Gezellige vroolykheid heerschte alom.
„Nei, ik wil 't niet hewwe," weerklinkt daar eens
klaps in de alledaagsche kermissleur, by dikke
rook- en stofwolken, die in Kos' herberg in wilde
doellooze vaart over de hoofden en hoofdjes van de als
palinkjes dooreenkrioelende hossende volksmassajagen.
Wat willen ze daar niet hebben Wel, een jongen uit
I Warmenhuizen wou dansen met een zuster van den
jongenheer Leek. Zus wou wel, maar toen kwam
Tesselaar, „het kind", en wilde zulks niet dulden. Als
j zij dansen wou, goed, maar dan niet met Warmen-
huizenders, maar met joöns van Tutjehorn of zooEen
klopparty volgde nu en toen de politie er Tesselaar uit
wilde doen, waarvoor waarlijk wel motieven waren,
verzette Jan Blokdyk zich daartegen en bemoeilijkte de
dienaren der wet dermate, dat de O. v. J. 4 dagen ge
vangenisstraf tegen hem eischte.
Drie dames uit Oosterblokker.
Drie ouwe moedertjes uit Oosterblokker, te weten
Brechtjo Klaver, ego van P. Gons, Trijntje Stapel,
J. Dekker's huisvrouw en Neel Jongejan, de dierbare
wederhelft van Dirk van Meurs, moesten nu do zitting
j ereis eventjes opluisteren. Ze waren allemaal netjes
I „gehuld" en „gesuikerschopt".
j Tryn was op 29 Juni te inenten geweest de pok-
1 ken hadden zich in 't dorp voorgedaanToen vroeg
een buurvrouw, Marytje genaamd, waar de reis alzoo
i heen was geweest. Nou, naar 't raadhuis, inenten 1
En kletsen Marytje-buur zei toen tegen Brecht: nou, we konne ök
M. Y.
(Wordt vervolgd.)
wel heenegaan jij en ik en Neel
Dokter had Tryn wel erg „'pikt" maar 't most
toch beure
Maar Brecht had de bokkepruik op en 's morgens te
zes uur dien dag ai mot met Trynbuur, die moest
hooren, dat ze 't is zonde dat ze een spek
dief was en een zakdoek van een ander had gestolen.
Brecht je was later te venten geweest en trof, zooals ze
zegt, tüuiskomende 's avonds de drie dames al kwaad
sprekende aan.
En toen hadden ze woorden gekregen en weer over
't vermiste spek getwist, dat bjj J. Commandeur was
gestolen.
Trijntje Stapel werd beleedtgd door Brecht, die haar van
den diefstal beschuldigde, doch door den 0. v. J. ver
eerd werd met een eisch tot f 2 boete of 2 dagen hecht.
Negen diefstallen.
Een vrij treurige figuur maakte de 36-jarige opperman
Jacob de Haan uit Enkhuizen.
Die had, te beginnen in Februari j.1., niet minder dan
9 diefstalletjes gepleegd. Diverse artikelen waren van
zyn gading. 5 zak aardappelen, een gieter, een goeie
40 kalk- en cementzakken, een kaakmand, een houten
hamer, 2 paar klompen en een [oude baleinen bezem,
een hoeveelheid haver, benevens een paar planken.
De meesten der bestolenen want hy hield zich lang
niet by één slachtoffer! woonden in Avenhorn.
Beklaagde bekende en wendde armoede voor. De O.v. J.
achtte het bewijs geleverd en eischte 4 maanden ge
vangenisstraf tegen De Haan.
Verzet tegen de politie.
De 44-jarige arbeider Jacob Simonsuit Enkhuizen, die
zich op 22 September j.1. aldaar vry hevig tegen de
politie verzette, werd deswege door den O. v. J. opge
knapt met een eisch tot 14 dagen gevangenisstraf.
Een kloppartijtje.
Dirk de Vries en Jac. G. Honig, ook al uit Enkhuizen,
ranselden daar den 21sten September Jacobus Renswat
af. Wegens mishandeling werd tegen De Vries f 10
boete of 10 dagen hechtenis en tegen Honig f 7 boete
of 7 dagen hechtenis geëischt.
Een bekend zaakje.
Isaac Denneboom, een Israëlietisch veekoopman uit
Amsterdam, kreeg met zyn stadgenoot en collega, den
De eene kon door 32-jarigen Alexander Cohen, mot wien hy vroeger altyd
goeie vrienden was, den 12den September eensklaps
twist op de markt te Schagen en wel om een beuzela-
rytje. Niettemin takelde Denneboom den ander zoo toe,
dat de heer Officier wegens mishandeling f 15 boete of
10 dagen hechtenis eischte. Wegens een fout in de dag
vaarding verzocht beklaagde vernietiging daarvan. Dit
zal dan ook geschieden. Isaac zal denken't Mocht me
nog ereis helpen I
Nog een kloppartij.
Klaas Kossen en Jan Plakman, een paar jongelui uit
Schagen, verweerden zich met de kermis te Schagerbrug
in de herberg van mej. de wed. Swartlnof danig. Ze
haddon het met de politie agenten v. d. Vroede en Koo-
ger te kwaad en maakten het zoo bont, dat Mr. Cnopius
heden deswege tegen Kossen 14 dagen gevangenisstraf
eischte en tegen Flakman 7 dagen gevangenisstraf.
Nog zoo iets.
Dirk van Leeuwen uit Anna Paulowna had den 22
September j.1. ruzie met zyn dorpsgenoot Ferdinand Cor-
neüssen. Hy had zyn dochtertje om geld uitgestuurd,
dat hy nog van Cornelissan kon vangen. Zy kwam toon
met leege handen terug. Toen ging Dirk zelf heen,
kreeg heel gauw twist met Ferdinand, sloeg dezen wat
af, en werd door den O. v. J. bedacht met een eisch tot
f7 boete of 7 dagen hechtenis.
Uitspraken heden over 8 dagen.