een Boerenknecht, een Slagersleerling, is v a Kerstnacht. Dienstbode, Boerenknecht Boerenknecht kaasmaker SCHAGEN, Specialiteit in bij Kon. esl. van 28N op Donderdag 2b Dee. 1907 (2en Kerstdag) Hoofdprijs ter waarde m -1 (lulden. Groenteveilingen, AANBIDDING. 'II iD het Noorderkwartier. Burgerlijke Stand. afgewisseld door Voordrachten te 't Zand, Na afloop vrij Bal. prijs per Lot 60 Cent. Trekt 8 Febr. a.s. A. VAN TWUIJVER, Het Vischwater in de Banne en den Polder Schagen, in 24 perc. 1908 Boek- 1008 handel, Drukkerij en Binderij, Schagen, Laagzijde. o. BTJRQER. Broek op Langeiuiyk. Aardappelen graafjes ronde RiMizeiibloemkool Roode kool >olo kool Uien 1 0.65 per 17$ K.G. •0.50 - 5.50 100 stuks •3.80 3.40 0 85 50 K.G. f 0.45 a 0.40 a 8.- a 3.- a - 2.— a 0.60 a Winkel, 20 Dec. 1907. Kool f 0.a f0. per 100 stuks. Peren 10.a 10. por mand. Uien f 0.— a f 0.— per baal. Spruitkool f 0. per mand. Boter f 0.55 a f 0.per pond. Kaas fdl.90 per stuk. Wortelen f0.30 per zak. Dorp oord-Schar wou (le. 19 Dec. Reuzenbloemkool lesrt. f 0.— a fO.—2e f0.~ afO. Bloemkool fO.- a (0.—. Nep f0.—af0—Uien f 0.75 a 1 0.90. Drielingen f 0.— a f 0. Roode kool f2. a f5.75. Witte kool fl.— a f 1.60 Gele kool f 1.50 a f 4 D.W. fl.50 a f3.— Aanvoer stuks. 20 Dec. Bloemkool le srt.f0.a fO.Reuzenbloemkool les. fO.-afO, 2e fO.- a fO.-. Gele koolf 1.50 a f3.50 Roode kool f2.— a f5.50 Nep 10.- a fO.—Uien f0.80 a f0.90. Witte kool fJ.a fl.60 Aanvoer stuks. D.W. f 1.50 a f3.-. 21 Dec Bloemkool le srt. f 0.- a f 0. ,Reuzenbloomkool los.fO at 0 -,2e f 0.— af 0.— Gele kool f2.— a f4-. Nep fO.— a fO.- Uien f 0.90 a f 1.Roode Kool fl.50 a f5 50 Witto kool fl.a f 1.50. Aanvoer stuks D.W. fl.50 a f3.—. „Nieuw Leven", station Noord-Schnrwoude, 18 Dec. Gewone uienf 0.70 a f 0 90 p.50 K.G.gewone nepf 0.— a fO. per 50 K.G. Iteode kool, 1ste soort, f 4.75 a f 5.—, 2de soort f4.— a f 4 50, kleinere f2.90 a f3.75. Gele kool f 4.— a f4 25 por 100, 2de soort f 3 50 a f3.75, kleinere f2.10 a f3.—. D. W. kool f 3.— a f 3.50, 2de soort f2.50 a f 2.75, kleinere f 1.60 a f2.— per 100. 19 Dec. Uien f 0.80 a f-0.90 per 50 K.G. Roode kool, 1ste st., f 4.75 a f 5.—2de s. f 4.— a f 4.50, kleinere f 2.— a f 2.90. Gele kool, 1ste s., f 3.75 a f 4.—, 2de s. f 3.25 a f 3.50, kleinere f 1.80 a f3.-. D.W. kool, 1ste s., f3.- a f 3.25, 2de s. f 2.50 a f 2.75, kleinere f 1.50 a f 2.— 20 Doe. Uien f 0.90 a f 0.95 per 50 K.G. Roode kool, 1ste st., f 4.75 a f 5.— 2de s. f 4.25 a f 4.50, kleinere f 2.— a f 4.—. Gele kool, 1ste s., f 4.25 a f 4.50, 2de s. f 3 75 a f4—, kleinere f3.- a f3.50. D.W. kool, 1ste s., f3.— a f 3.50, 2de s. f 2 50 a f 2,75, kleinere f L— a f 2.—. „Zonder schoonheid geen aanbidding, zonder aanbidding geen vroomheidDe schoonheid van een toegewijd menschenhart gaat boven elke andere, en daarom zal onze hoogste aanbidding steeds daar zijn, waar ons de hoogste toewijding te aanschouiven wordt jeven." (Brief CXIX). Van wat zich ooit als Schoonheid openbaarde Aan 't uitverkoren volk, dat Schoonheid mint, En slechts in haren tempel vrede vindt, Zijt Gij het schoonst van wat ooit was op aarde. De Schoonheid, waar gestaag mijn ziel op zint, Erkont in U geheel haar volle waarde Gij zijt de som van wat zij zich vergaarde, Haar tempel zelf, waar zaligheid begint. Waar Gij verschijnt, daar stijgt de zon ten trans, In Uwe Schoonheid heb ik God gevonden, En zaligheid is 'tdeel van wie U ziet. Maar wat Uw Schoonheid derft is zonder glans, En wat zich van U keert, verkeert in zonde. Waar G jj U w Licht niet spreidt, daar is de Hemel niet. H. d. H. Kerstmis 1907. IV. Boer, pas1) je dicke duyten Een vrij man betaalde in vroegere eeuwen en ook nog in het begin van de grafelijke regeering in Hol land, d. i. omstieeKS 1000 j. n. C. hoegenaamd geen belasting. Het stond hem echter vrij, geschenken aan den vorst te geven, die daartoe dikwijls eene aanvraag, bede genaamd, liet doen. Alle belastingen werden opgebracht door de onvrijen; zij betaalden voor het gebruik van den grond schot en lot, g r o n d c ij n s (pacht) en t i e n den; boven dien h o o f d c ij n s, keurmede (successie-belasting) vroongeld (heerengeld) en nog vele andere op brengsten. De graven begonnen spoedig meer en ook zwaar der heden tc vragen en in den tijd van Karei V waren de beden geregelde inkomstenbelastingen geworden, op 't laatst zelfs tot den tienden penning toe. Import, (1. i. accijns, op allerlei artikelen, werd eveneens ge lieven, bovendien h a a r d s t e e g e 1 d, r u i t er geld, boomgeld, oor geld, en hoofdelijk en o m- ij passen=betalen. Uit een oud versje. slag, naar gelang de landskas leeger was. De geestelijkheid, de kloosters en de edelen waren van ai deze lasten vrijgesteld. Lang bleef dit privilegie der voornamen gchundhuald lot eindelijk in 1553 Karei V alle voorrechten op het stuk dor belastingen afsehalte. Deze maatregel gaf eenige verlichting aan den alles betalenden boerenstand. Sinds <lc 13e eeuw kwam veel land van lieverlede in handen van de stedelingen, die door handel (pn scheepvaart rijk werden. Zij gaven het aan de boeren in pacht. Erfpacht was de oudste vorm. Later kwam |dc t ij d p a c h t meer en meer in zwang, hoewel de huur- boeren zicli hiertegen eeuwenlang Hardnekkig hebben verzet. Nog in 1658 gaven de Staten van Holland en West Friesland hiertegen een streng plakkaat. Hierin werd aan de huurders verboden de landen langer te behouden dan partijen waren overeengekomen. Kerst langzamerhand werd met de oude overtuiging gebroken en zegevierde de wederzijdsche contractvrijheid bij het huren en verhuren der landerijen. Na afloop van de eerste 20 jaren van den bloedigen tachtigjarigen oorlog was het in Holland op het siuk van belastingen, door verval der zware tienden wel wat verbeterd, maar rooskleurig was de toestand nog geenszins. De boeien waren verplicht belasting te betalen van huizen, schuren en andere gebouwen, van. rundvee en paarden, van tuinen, bezaaide landen, boomgaarden en nossehen, kortom van alles, waar maar eenig inkomen oi vrucht van te trekken was. Bovendien betaalde men dubbele waaggelden van kaas en boter n.1. aan stad en provincie, uitvoerrechten bijv. 11 pet. op boter en 12 pet. op kaas, en verdei' belastingen van slachtvee, broodkoren, wol, zout, turf, olie, lijnkoeken, dienstboden enz.; daarbij kwamen nog de invoerrechten op graan en andere artikelen, ütdn alies nog niet genoeg was, kwamen daarbij nog de niet onaanzienlijke waterschaps-, dijks- en polderlasten Een treurig overblijfsel van al deze hatelijke en in halige belastingen vormen nog altijd de beruchte „wik- en weegloonen,doch we hopen, dat een krachtige op positie van den boerenstand, dit laatste staaltje van sle dend wang leerlang zal vernietigen. Toen in 1713 de runderpest haar vernielingswerk be gon en in 1731 de paalworm de zeeweringen vernietig de, kon de boerenstand niet meer aan al die verplich tingen (voldoen. liet kwam in Noord-Holland zoover, dat velen het land lieten liggen. Dan werd er „spade gestoken," een sym bolische handeling, waaruit bleek, dat men het land ver liet. In de banne van Schagen, welks landen om hunne vruchtbaarheid beroemd waren, zoodat zij tegen f 3000 per bunder en meer verkocht waren, was in 1743 wel derde deel „spade gestoken"! Het aantal huizen ver minderde van 533 in 1632 tot 384 in 1749. In de Zijpe waren perceelen, die als stuivers- en rosenobleslanden bekend ston den, omdat zij voor dien 1 ut telen prijs gekocht wa ren. In de Hugowaard konden de hofsteden nauwe lijks in koop opbrengen, wat zij aan betimmering ge kost hadden. In 1728 kon men in de Wormer het land niet kwijt en in de Schermer kon het zijn lasten niet opbrengen. De Belmermeer was in 1717 geheel yer- laten. Zelfs was men in 1684 van plan de Hugowaard weer onder te laten loopen. Vele boeren verlieten het Noorderkwartier, zelfs in die mate, dat de bevolking van vele dorpen tot (de helft slonk. Best land bleef braak liggen, of vervuilde geheel en al. Zelfs waren er plakkaten noodig pm het overdragen van land aan onvermogenden te keer te gaan. Tot zulk een toestand was het gekomen, vooral door de enorm zware lasten, die op de schouders der be klagenswaardige boeren rustten. Eerst de vat der Republiek door de Fransche om wenteling in 1798 was het begin van betere toestan den. Voor de vroegere verpanding kwam de grondbe lasting in plaats. Met de invoering hiervan kregen we ons kadaster. Het was de machtige keizer Napo leon I, Idie tot de samenstelling hiervan in 1810 bevel gaf. Eerst in 1832 was dit reuzenwerk voltooid. De personeele belasting verving hoofdgeld, familiegeld, haardsteegeld, schoorsteengeld, koffie- .en theegeld, bezaaide landen-, rundvee-, paarden- en zout- belasting; die op dienstboden, meubelen en rijtuigpaar- den bleven afzonderlijk gehandhaafd. Ook moesten toen nog betaald worden accijnzen op zout zeep, turf, steenkool, dranken, gemaal, geslacht; succes sierechten, waaggelden, zegel- en invoerrechten. In de 19e eeuw drukten op 'den boerenstand het meest de belastingen op het gemaal en het geslacht. De be lasting iop het gemaal Was f 1.40 van 1 mud larwe en f0.40 van 1 mud rogge. Sommige steden hieven hierop nog vele opcenten o.a. Haarlem 350 opcenten op tarwe en 83 op rogge. Deze hatelijke belasting in 1822 ingevoerd werd in 1855 afgeschaft, terwijl in 1865 aan de gemeenten ver boden werd, dezen accijns langer te heffen. De accijns op geslacht, insgelijks in 1822 ingevoerd, bedroeg 10 pet. voor rundvleesch en 8 pet. voor var kens- en s cnapevleesch. De laatste werden in 1852 afgeschaft, doch de accijns op rundvleesch bleef tot heden bestaan. Wat er thans aan belastingen moet opgebracht wor den, achten wij algemeen voldoende bekend waarom wij van dit minder verkwikkelijk stukje historie thans maar afstappen. Lezer, waar blijft nu toch „die goede oude tijd?" D. E1. LANDMAN. Martha is acht jaar. Zij peinst. Droevige gedachten die zij niet kan doorgronden, drukken haar zieltje. Haar moeder is gestorven; het kinderlijk waarom stuit op dat mysterie. Nog meer onverklaarbare zorgen houden haar bezig. Haar vader, die vroeger zoo har telijk was, schijnt in het geheel niet meer op haar te letten. Zou het haar zwarte jurk zijn, die hem angst aanjaagt? llij hield zooveel van de lichte kleuren, waarin zij altijd was getooid. Zij denkt aan de spelen van verleden jaar; aan de sterke armen, haar van den grond oplichtten, aan die groote sprongen, die haar den adem be namen, maar haar tegelijk deden schateren van lachenDan keek zij naar haar moeder, die met een half toegevend en half angstig oog die spelen volgde. Daarna zette haar vader haar hijgend op den vloer en bevrijdde haar gezichtje van den gouden haarbos, die er overheen hing; hij draa'ide de golvende lokken en bracht ze in een knoop boven haar hoofd samen, uitroepende r „Zie (eens, of dat niet het sprekend evenbeeld van haar moeder is." En dan drukte hij een langen, teederen kus op den tengeren hals Dat alles is lang voorbij, geheel uit. Waarom? Zij vraagt het zichzelf telkens tevergeefs af. Kinderen, die zeer worden bemind, ontwikkelen zich en bloeien als bloemen in de zon. Maar als de heilige vlam, de straal van teederheid uitbluscht, dan trekt het hart van de arme kleinen zich terug en verwelkt. Martha beklaagt zich, .geheel verlaten. De onschuldige, zij weet niet, dat liefde on der de slagen van de smart dikwijls heel blinde weer wraak neemt. De wreede dyphtheritis had haar maar heel even aangeraakt, en het kind had het doodelijk gif bij haar moeder overgeplant. Dat was de misdaad, die de vader niet kon vergeven. Hij nam dei' arme kleine ook kwalijk, dat zij nooit over de afwezige sprak. Dat was niet de schuld van zijn dochtertje, maar de zijne. Hetgeen hij voor vergeten aanzag, was niets dan enkel kinderlijke bedeesdheid. Martha verzweeg haar leed, omdat hij de brooze bron van haar bekentenissen niet had weten te vangen. Zoo leefden die twee, ge schapen om eikaars gemeenschappelijk deed te ver zachten, gescheiden door een misverstand. De moeder was in het voorjaar gestorven. De maan den waren voorbijgegaan. Kerstmis naderde; Kerstmis, het gezegende feest van de jeugd. Het woord alleen bracht Martha een lauwe, eenige lucht in herinnering, den warmen geur van den denneboom, waar duizend kleine kaarsjes aan schitterden. Met gesloten oogen zag Martha, in het diepst Van haar herinnering, nagemaakte steenen, noten van goud, kleine metalen schijfjes en arabesken van klatergoud. Onbewust neuriede zij het geliefde refrein Mijn mooie denneboom, koning van de wouden, Wat houd ik van uw tooi!? Haar lied eindigde in een snik, niemand zou voortaan den kerstboom' gereed maken. Martha wist, dat het feest eentonig en langzaam zou voorbijgaan, volgens den treurigen regel van lederen dag. Haar gouvernante zou haar geen les geven, dat was alles. Miss zou lange brieven schrijven, die naar gindsch nevelachtig eiland zouden gaan, en het kind zou zich stil houden, om haar niet te storen. Toch koesterde de wees een geheime hoop, dringend als een idéé fixe, lieflijk als de nadering van geluk. Haar moeder had haar niet geleerd, maar doen ge- looven, dat het Kerstkindje met den goddelijken vre depalm en het gezang van heilig welbehagen in de menschen, ook gaven meebrengt voor de kinderen. Zij zou evenals vroeger bij den haard haar schoentje neer zetten. Jezus zou haar niet vergeten, omdat haar moer der in den hemel waken zou. Natuurlijk zou zij haar Martha aan dein Verheven Boodschapper .aanbevelen, zij zou Hem voor de kleine verlatene een brief mede geven, misschien wel een mooi stuk speelgoed, uitgeko zen tusschen de schatten van den hemel. Tinnen kwa men in de oiogen van het kind door de herinnering aan al de teedere zorg, de uitgezochte en heerlijke ver rassingen, waarvan moeders alleen het geheim weten. Martha putte in deze gemeenschap met een doode een opgetogenheid, een geheimzinnige vreugde. De kamer van Martha, een klein nestje van rosé creton, gaf toegang tot die van miss; het kind slaapt er alleen. In den Kerstnacht staat zij behoedzaam op. De maan werpt haar ontastbare stralen helder in de lucht zij dringen langzaam als een gaas van zilver door de dunne gordijnen voor de ramen; de helderheid van het oneindige bezoekt döze kinderkamer. Martha lijkt, zoo staande in haar lange, witte nachtjapon, met het blonde haar om haar heengolvend, op een wezen, dat uit de melancholieke streken van de maan is verschenen, op den engel van de vroege smarten. Zij het haar kleine schoentje voor den haard, waar- »van het vuur begint te dooven; een diepe zucht, op gerezen uit het diepst harer ziel, ontsnapt haar lippen: „Mama Daarna gaat zij aarzelend weer naar bed, zij werpt een blik op de kerstrozen, die zij gemaakt heeft om haar kamertje mee te versieren voor de ontvangst van den goddelijken gast. De arme kleine slaapt niet, op de wijzerplaat, die ver licht wordt door do maan, vervolgt de wijzer geregeld zijn loop, het wordt hoe langer hoe stiiler in huis. Moe, verstijfd, laat zij haar hoofdje eindelijk op haar kussen rusten. Indien zij hem zoo bespiedt, komt hij misschien niet. Zij sluimert in en droomt van het paradijs. Weldra werpt de bleeke morgenschemering haar licht in de kamer. Martha kleedt zich half aan, herinnert zich en daar gaat zij op de teenen Helaas! het schoentje is nog leeg. Jeziik heeft de wees 'niet bezocht. Hij is naar de woningen gegaan van (gelukkige kinderen, die nooit huilen. „Wat heb ik gedaan?" snikt de onschuldige. „Lieve Jezus, heb ik niet lederen dag tot u gebeden? O, Mama! hebt u Hem niets voor mij gegeven?" ,Wan- die hopend'roept het kind te midden van haar tranen: „Moe der, hebt gij mij ook vergeten! dat is niet waar, dat is niet (mogelijk Een meisje uit Bretagne, een eenvoudig landmeisje, opgegroeid op het goed van de familie, diende in hel huis van Martha. Zij was zeer trouw, een beetje lang zaam, boel eenvoudig, maar groot van hart. Zij werd altijd door de andere dienstboden uitgelachen, unaar onder de ergste spotternijen bleef zij kalm; aan haar verwij derden geboortegrond denkend. Zij was van teeder medelijden vervuld voor de kleine wees, zij voelde het, dat het kind aan hetzelfde heim wee leed. Anne-Marie, die altijd het eerst op was, hoorde de klacht van het kind; zij hield haar oor tegen de deur, luisterde een oogenhlik en trad toen zacht de kamer binnen. Martha lag voor den haard op de knieën te snikken. Zij keerde zich om, zag het meisje uit Bretagne en haar tranen vloeiden met vernieuwde hevigheid, liet dienstmeisje, wier eigen oogen verduisterd waren door tranen, wilde het kind oppakken, maar dit verzette zich zóó, dat het boerinnetje haar weer moest loslaten. „Wat is er, mijn arm, klein schatje?" vroeg zij. Ge troffen, door die stem, die welluidend werd door het medelijden, dat er in schuilde, hield Martha op met huilenzij wendde haar hoofd om en over haar schou ders zegt zij tot de dienstbode: „Ach, mijn arme Anne-Marie, ik heb veel verdriet, maar je zoudt het toch niet begrijpen." En zonder booze bedoeling, voeg de zij er bij, zooals zij; het de anderen hoorde doen „Je bent te onnoozel, mijn arm meisje." Toch ging er langzaam een licht voor de vreemde linge op, alles kreeg voor haar betcekenis, dit huilen de kind, dat, voordat de dag nog was aangebroken, was opgestaan, de wanhoop in het gezicht van het ledige kerstschoentje, de herinnering aan het vorig Kerst feest. Zij fluisterde: ,,Het is omdat er geen geschenk in is, is het niet, lieveling?" En in een opwelling van hartstochtelijk meegevoel nam zij de kleine, tengere gestalte in haar armen, verwarmende haar verstijfde vingertjes, koesterende de wees tegen haar borst; heel zachtjes fluisterde zij haar troostwoordjes in, in het dialect van Bretagne spre kende, dat een geheimzinnige bekoring aan de onbe duidende woorden gaf. Toen zij eindelijk merkte, dat Martha wat kalmer was, zei ze: „U moet nog een beetje ga£tn slapen, jongejuffrouw Martha, de kleine Jezus komt niet, als kinderen te vroeg opstaan." „Anne-Marie, ik weet zeker, dat Hij niet meer zal komen." „Wel ja, zeker zal hij komen." Én het dienstmeisje nam haar toevlucht tot een on- schuldigen leugen. „Ik herinner mij, dat Hij verleden jaar op zijn minst een uur later is gekomen." Het kind wilde niets liever dan haar geloof behou den, gewillig liet het zich door de liefkoozende han den van het boerenmeisje instoppen en sliep in. Anijc- Marie sloeg haar gade, nu en dan snikte zij nog in haar slaap, telkens schudde het dienstmeisje het hoofd. „Nu is het goed, maar zij moet toch wakker worden en wat dan?" Het arme meisje met weinig verstand begaafd, ver trok. Zij liep de gang door en de vier hooge trappen op, die naar haar zolderkamertje voerden; daar opende zij een klein kistje van geschilderd hout. Zij aarzelde een oogenhlik, als voor een zware opoffering. In haar hand liet zij haar Bretonsch kruis glijden, het gouden kruis, waarboven een hart is aangebracht. Het was een zeldzame schat, het eenige laatste aandenken van Yvon, die op zee stierf bij een hevigen, nachtelij ken storm. Zij staat pp, haar ziel droevig door weer opgewekte herinneringen en zij sluit het ledige doosje. Hijgend treedt zij de kamer weer binnen, waar het weesje nog rust; met een bewogen blik vergewist zij er zich van, dat zij nog slaapt, en legt dan stilletjes haar liefde-offer in het kleine schoentje. Met kloppend hart en oogen vochtig door een heel pijnlijke en Je gelijk zeer liefelijke gewaarwording, hield zij even stil, haar handen over haar borst gekruist. Een mannenstem met ruwe, platte uitspraak, roept „Jij, die altijd vroeg opstaat, hadt er voor kunnen zorgen, idie kachels aan te maken, maar je hebt er niet aan gedacht, je bent te onnoozel, arme meid!" Gemeente Anna Paulowna. Ingeschreven van 13—20 December 1907. Geboren Pieter, z. v. Jan Rietvink en Elisabeth Borst. Overleden Oornelia Goudsblom, 32 jaar, echtgenoote van Cornelis Egmond. Trijntje Dekker, 79 jaar, echt genoote van Pieter Huiberts. Gemeente Zijpe. Ingeschreven van 18—20 Dec. 1907. GeborenPetrus Johannes, z. v. Johannes Louwe en Martha zit rechtop in haar sneeuwwitte dekens; geheel Catharina Maria Klaver. haar wezen gespannen in sterk verlangen. Ondertrouwd, Getrouwd en Overleden: Geene. Advertentie». Wordt gevraagd; bij G. NOOT te Koegrap, Helder. Er biedt zich aan: goed bekend met den Motor. Br fr. lett. P, Bureau van dit Blad. gevraagd, tegeu 2 Februari, bij Jb SCHRIKKEN, Anna Paulowna GEVRAAGD, met Kerstmis: een bij D. BAS, Burghorn, Scbagen. gevraagd, goed kunnende melken, om met 2 Februari in dienst te tre den, bij S (CROON, ?chagon. .pvraard, goed kunnende melken, fegen 2 Februari, bij G. BAKKER, Burghorn, Behagen. gevraagd, om met 1 Febr. 1908 in dienst te tredec, aan da Kaasfabriek „de Volharding" te Heer Hugowaard. Gegadigden kunnen zich hiervoor aan melden vóór of op 2 Januari a.s., bij den Directeur, den heer W. VAN8LOOTEN Sr., bij wien verdere inlichtingen zijn te bekomen. Heer Hugowaard, 11 Dec. 1907. De Secretaris, K. PLOEGER. Gevraagd: bij W. KOOIJ, Oudkarspel. te geven door de Harmoniekapel „KUNSTZIN" te KOEGRAS, in het lokaal van den Heer P. RUIS onder directie van den heer C.F.W.Wernecke. F.ntréc 50 Cent. Aanvang 7$ uur Voorts een groot aantal DAMES- en HEEREN-RIJWIELEN. Totaal 1000 Prijzen. Noord, Schagen. Het Dagelijksch Bestuur van de Banne en den Polder Schagen is voorne mens op Zaterdag 4 Januari 1908 des middags ten 12 ure, in het Raad- huis aldaar, in het openbaar, om contant geld, bij opbod te verpachten: Inlichtingen worden verstrekt door den Opzichter J. KEESMAN Cz. De voorwaarden liggen ter inzage bij den Secretaris des Polders, op de Laan te Schagen dagelijks van 912 uur. Het Dagelijksch Bestuur voornoemd Jb. STAMMES, Voorz. W. VADER, Secr. fijn PORSELEIN, GLAS en KRIST AL. Naamkaartjes, de nieuwste modellen en verschillende grijzen. De echte filnlzhuizer Almanakken, 50, 25, 15 en 12% Cent. lilncht-^Vlmiinjili Uilenspiegel 6 Cent. fortefeuille Almanak 10 Cent. Winkel-Agenda's, Zak-Agenda's, Rekenpapier en -boeken, beste inkten, enz., enz. Scheurkalenders 20 cent. Aanbevelend,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 7