De verboden Vrucht. Mm uit de BeduzaaL Uil Den Haag. FEUILLETON. Zondag 21) Dec. 1907. 51 e Jaargang. No. 4321. TWEEDE BLAD. VI. Wie zal het een porsxiuskiet als ondergeteekende euvel duiden, dat hy in deze donkere dagen voor Kerstmis, zijn muskietonaard getrouw, een schier onbe dwingbare neiging in zich voelt om te vliegen naar de oorden, waaruit deSchagor Courant haar raadsverslagen bijeenzamelt? Zy kunnen zonder overdrijving de oorden des lichts genoemd worden. Want het lijdt geen twijfel; uit den geweldigen strijd, die daar rondom Schagen gestreden worde tusschen het licht en de duisternisse, komt het licht zogevierend te voorschijn en muskieten zien het licht altijd eerder dan andere monschon. Toch moeten ook voor deze laatsten do vorderingen dos lichts een opvallend verschijnsel zijn. Bosloot toch niet een gemeenteraad na ampele discussie een omgevallen lamp, die aan vroogere perioden van straal verlichting herinnerde, maar aan wier voet de tand destijds dusdanig geknaagd had, dat zjj, d.w.z. de lamp, „overzij" gevallen was, weer richt te zetten? En had in eene andere gemeente een monsterpetitie aan den gemeenteraad niet het schitterend resultaat, dat met bijna algemeene stemmen besloten werd, mede teneinde voor den vervolge te voorkomen, dat zelfs raadsleden zich op dwaalwegen zouden begeven, den menschen die van de tram komen, hun gang naar het raadhuis te verlichten met drie, geen twee, maar drie lantarenen Mij dunkt, do glans van den nieuwen hoed voor den koetsier van den lijkwagen moet verbleeken by zooveel licht. Een van de lantaarns zal zelfs nu en dan den heelqn nacht doorbranden, opdat geen duisternis heersche bij 't laden in den tram van hot vee dat naar de markt moet. Omarktnacht, schooner dan do dagen, hoe zal hun oog al 't licht verdragen, dat uit uw duisternisse blinkt. Niet overal echter is de overwinning zoo glansrijk en gemakke'ijk. Zagen wy niet in een derde gemeente, dat een raadslid zyn kaarten op tafel wierp, omdat aan zyn eisch om meer licht de voorzitter niet dadelyk wenschte te voldoen Een nieuwe kamp wacht den kiezers. Maar gewis, wat meer dan ooit van de candi- daten gevraagd zal worden, dat is licht. Het licht- vraagstuk zal de verkiezing beheerschen. En wie gelooft er niet, dat uit de duistere diepten van de stembus de meest verlichte candidaat te voorschijn zal treden - Don kerder ziet het er uit in nog een andere gemeente. Daar wydde da raad een heole vergadering aan de vraag, of men al dan niet zou besluiten één, zegge één lantaarn te plaatsen op een punt, waar de menschen, die van 't spoor komen en 't rechte spoor by'ster zyn, met afwisse lende zekerheid in do sloot terecht komen. En 't resul taat was, dat men het aanbrengen van een lantaarn vooralsnog overbodig vond, mede uit overweging, dac, ook al werd besloten er wel oen te plaatsen, daarvan in ieder geval in 'tloopende verlichtingsseizoen geen pro fijt te verwachten is, aangezien de gemeentelijke voort varendheid toch niet zóó ver gedreven kan worden, dat zoo'n lantaarn nog vóór Mei op haar paal zou staan. Voor dit argument voel ik inderdaad veel. Hot „be zint eer gy begint!" is nog steeds een waar spreekwoord en bedachtzaamheid is een deugd, waarvoor ons volk in alle oorden der wereld beroemd is. Maar wat moot het licht zyn in de zielen der vroede mannen, die één enkele lantaarn nog te veel achten voor de menschen, die genoodzaakt zyn in 't donker van den openbaren weg gebruik te maken en daarbij op sommige punten licht het leven er by inschiolon, omdat hun oog in 't zwart heelal de slooten, hekken of tegemoetkomende rijtuigen niet ziet, die hun ongeluk kunnen worden. Een Nurks zou misschien vragen, of hy wel een verlicht standpunt inneemt, die in deze verlichte eeuw de zorg voor de veiligheid van den openbaren weg een zaak acht, die de gemeente niet zelf ter hand heeft te nemen, maar die zy ter al- of niet- behartiging aan het onvol prezen z.g. particulier initiatief kan overlaten, en of bijge val ook een der raadsleden heeft voorgerekend, dat het mogelyk voordeeligor zou kunnen zyn, om cq. de be grafeniskosten van de uitteraard weinige slachtoffers voor gemeenterekening te nemen. De stryd, die by de gemoederen in beweging houdt, is hier sinds j?ar en dag volstreden. Als hier het ver- lichtingsvraagstuk aan de orde is, dan is dat geenszins ter beslissing van de vraag, of er al dan niet straatver lichting zal zyn en zoo ja, of die dan in iedere buurt maar geregeld en betaald moet worden door hen die er korter of langer wonen, maar dan is het ter meerdere volmaking van de openbare verlichting. Sinds wy de electrische booglampen kennen, die ons in staat stellen een vijfhonderd meter ver behoorlijk te zien wat ons in den weg komt, zyn de gaslantaarns zeer in de achting Roman van PAUL OSKAR HöCKER. 1 o— Zij zalen voor het beroemde visch-restaurant van Basso- Brégaillon op de kade te Marseille in de met rood en wit gestreept linnen afgeschoten veranda-ruimte, waar do .gejaagde, bonte, opgewonden druk doemde be drijvigheid van het maatschappelijk leven op een zon- nigen Februari-dag in alle schakeeringen en taferee- lcn voorbij gleed: schreeuwende straatventers en kran tenjongens, levendig handelende beursbezoekers, hoog- beladen vrachtwagens, puffende auto's, ploegen haven arbeiders, wielrijders, negers, matrozen, touristen, laar zenpoetsers, bedelaars, straatzangers, spelende kinderen en (blaffende handen. Een frisschc, versterkende zee-reuk lag in de lucht. Op smalle stalletjes, kraampjes, tusschen de met potten Alpen-viooltjes bezette balustraden van de restauratie- veranda en den openbaren weg waren de eetlust op wekkende schaaldieren uitgespreid, oesters in met zee wier bedekte druipende manden, mosselen van verschil lende soorten, reuzen zeekreeften en zeotongen. De met witte schorten getooide bedienden brachten den gasten de („vruchten der zee" zoo direct van de straat, ver lokkelijk (opgediend met groente en citroen. Alle tafels waren bezet. Meestal door luid pratende en smakelijk etende hoeren uit den welvarenden koopmansstand van Marseilllp. De weinige dames, die hier het ontbijt ge bruikten, schenen toeristen uit vreemde landen te zijn. Ten minste dit vermoedde Jutta. Zij had voor alles oogen, en op hare levendige wijze maakte zij haren echtgenoot steeds weer op jdit en dat opmerkzaam, liet was voor haar hier een ongekend tooneel met voort durend afwisselende tafcreelcn in de dicht bezetlc eet zalen aan haar rechterhand het groot-stccdsche ele gante leven, dat evenwel bet achteloozo Zuid-Fransche in doen en laten niet verloochende, en aan haar lin ker zijde: de verwarde slraaltooneeltjes op het ruime havenplein, waarvan de achtergrond werd gevormd door liet maslboiseh der op de baren dobberende groote zeilschepen. Mijnheer Van Succo knikte en lachte. Dikwijls een weinig uit de hoogte. Hij was niet zoo schielijk in gedaald. In vergelijking met die schitterende booglam pen, zyn ze dan ook tot niet veel meer nut, dan ons te verhoeden, dat wy tegen de lantaarnpaal zouden loopon. Toch, waarvoor, mag men vragen, is al dat licht noo dig Er is hier veel lichtheid en veel ook, wat 't licht niet verdragon kan; velen zyn ware of virmeende lich ten en vele anderen wenschen niet gezien te worden velen zyn op grooten afstand al te ruiken en anderen hebben roodhaar. De straatverlichting zou hier dan ook geen reden tot klagen geven, ware het niet, dat ieder huis, of het mooi of leelyk, groot of klein is, in't Voor hout of in den Bagynenhoek staat, een waar hondennest is. Het schynt hier veel meer „stand" te zyn, om hon den dan om kinderen te hebben. Menigeen, die zelf nooit iets van don slager onder den neus krygt, houdt niettemin een hond zoo groot als een kalf en hot komt wel voor, dat iemand zyn schoenlapper niet betalen kan, omdat hy voor 'tgeld een hondezweep gekocht heeft. De aandachtige lezer zal zich reeds afgevraagd hebben, waar al die Azor's en Mimi's en Fanni's en hoe de mormels verder aangesproken worden, in die hulzen zon der „achteruit" of met erven zoo groot als een tafel, hunne afgewerkte diné's verstoppen. Juist lezer, hier zijn wy er. Honden plegen zich weinig te geneeren. Zonder blikken of blozen verlagen zy de publieke straat tot een openbaar closet. En in die volkomen veront- achtzaming van alle welgevoegelykheid en alle openbare gezondheids- en veiligheidsbelangen schynen zy door hunne meosters en meesteressen opgovood te worden. Twee,- drie- of meermalen per dag, al naar de educatie meer of minder streng geweest is, worden die fabriekon- van-uitwerpselen „uitgelaten", om, hetzy op eigen gele genheid, hetzy aan de hand of onder toezicht van huis- genooten, eon wandeling te doen en eirst dan terug to komen, als ze van een onaangenamen last ontheven zyn, een last, die, zoo hy al niet gezegd kan worden op een andermans schouder te zyn afgewenteld, in ieder geval de andore wandelaars erg hiniorlyk „n nadeelig kan zyn. Het is gewoon enorm, wat in dat opzicht door sommige exemplaren gepresteerd wordt. Je ziet er niet op, maar je ziet er tegen, zou Multatuli zeggen. Som- migo dotaties nemen bepaald het karakter aan van een hunnebed of, waar de kost dunner geweest is, van een moderne rystebryberg. Om ongelukken te voorkomen, is dan ook doorvoering van de booglampvor.ichting tot in de verste achterbuurten een gebiedende eisch. Tsnzy, wat nog beter zou wezen, de raad, op 'tvoorboeld van hetgeen in den Wienngerwaardschen gomeenteraad werd voorgesteld,mocht besluiten,dat alle honden in huis moe ten blyven. Dat was nog eens een oplossfng. Maar daarvcor moet een gemeenteraad andere kwaliteiten hebben, dan die waarover de Haagsche kan beschikken. In afwachting van de toepassing van dat radikaal mid del, zou alvast voelverbetoring in den toestand gebracht kunnen worden, door zooveel mogelyk werkloozen, die er hier ook by duizenden zyn, in dienst te nomen voor het opruimen van de gevolgen van zooveel bandeloos heid. Alleen, die er iets voor voelen, zouden er werk aan kunnen hebben. Is het eigenlijk niet bespottelijk, dat een politieagent de ééno dienstmaagd moot bekeu ren, omdat ze na halfnegen een kleedje op straat staat uit te kloppen en mot de andere eon praalje maakt, onderwyl zy bezig is een lobbes van een hond even te laten verpoozen, die voor veel meer dan zeven kleedjes vuil op straat brengt? Op alle plaatsen,, waar menschen tezamen komen, vindt ge tegenwoordig plakkaten, de een nog grooter en mooier dan de andere, met op schriften als: hoest toch niet; spuw alleen in een zak flaconnetje; wasch je handen behoorlijk, enz, enz., en de dokters, die al -dat moois opstellen, schynen er geen oogenblik aan te denken, dat het effect van al die goede zorgen voor de gezondheidsbelangen van het grocte pu bliek gelyk nul moet blyven, zoo zy de meid nog drie maal per dag met de honden de straat opsturen. Als iemand in een urinoir staat met de punten van zijn schoenen naar den uitgang gericht, dan zyn de politie agenten er by als de kippen om zoo'n man aan do justi tie over te leveren. En terecht. Maar waarom is er dan nergens een gebod om honden, die onder soortgelijke omstandigheden op de openbare straat aangetroffen worden, op te brengen, of, zooals de term in de Kinderwetten luidr, „ter boaohikking van de regeering te stellen Welk kloek raadslid neemt eens tot zulk een hoogst nuttig gebod hot initiatief? De hon denplaag heeft hier ernstige nadeelige gevolgen, èn met het oog op de openbare voiligheid èn ten opzichte van de openbare gezondheid, èn met betrekking tot de op voeding der jeugd. Wie t-r ons van verlost, verdient de dankbaarheid van alle woldenkenden en zal ongetwijfeld door het nageslacht geösrd worden met een monument. In den vorm van oen hunnebed. d. H. B. XVI. Waarborgsom. Juffrouw Hendriks deed toen de lange, schrale meneer voor haar stond, mot critischen blik de Kamer inspec teerend, die de juffrouw nu al bij de acht weken had leeg staan haar uiterste best om niet te laten mei-ken, hoe goor en s'moezelig haar schort was De meneer was op een heel ongewoon uur versche- nen. Zij had gedacht,, dat het Mientje, d'r jongere zuster, was, -die 's morgens nogal eens kwam oploo- pen om een „bakje troost" te halen. Ze had aan het traptouw getrokken en door do gang geschreeuwd: „Ben-jij hot, Mien?" Geen antwoord volgde. Slechts da Wolk-en als zijne vrouw. En vooral tegenover het buitenlandsche legde hij zelfs een zekere geringschat ting aan den dag. Met" een groot-en mate van trots legde hij den nadruk op zijn Pruisen-dom, ook tegen over zijne vrouw, die uit de Rijn-provincie, uit Co- blenz kwam en in wier familie tijdens de groote om wenteling „een druppel Fransch bloed" was geraakt. Do tegenstelling van landaard had zich in hun jonge huwelijk reeds dikwijls doen gevoelen en kwam nu op hun eerste groote reis nog duidelijker uit. Overigens kwam het bij Jutta's humoristischcn aanleg en bij bet beschaafd en terughoudend karakter van haren man ook bij een groot verschil van meening nooit tot een onverkwikkelijk debat. De rondom zittende Marseillanen, die met ocsterslur- pen of met het omslachtig verorberen der saffraan gele pasteitjes druk bezig waren, letten dan ook niet op het Duilsche paar. Misschien daarom ook al piet, dewijl Jutta's verschijning in oen romantisch land niets opvallends bezat. Zij had donkerbruin haar en donker blauwe, bijna naar blauw-grocn zweomende oogen met groote pupillen. Haar fijne, slanke, driest naar voren springende neus bezat iets Parijs-achtigs. Maar een statig lieer van middelbaren leeftijd, die binnen in de zaal der restauratie zat van kop tot teen een Pruisisch landjonker of een officier bui ten dienst had ons paarije reeds geruimen tijd ga deslagen. Het was hem duidelijk geworden, dat iiij den rijzigen, slanken Duitscher met den blonden kei- zer-knevel en het licht grijzende haar kende. Een rech ter of een regceringsraad of zoo iets dergelijks. Hier of daar in een Casino of bij de manoeuvres in Oost- Pruisen had hij hem ontmoet, toen hij zelf inog jn dienst (was. Alleen twijfelde hij er nog aanof Jiet typische en geestige vrouwtje wel werkelijk zijne vrouw was. De voetvrije rok van het Engelsch reiskleed was namelijk aanmerkelijk hooger, dan men dat bij de vrouwen-toorislen uit Duitschland gewoonlijk zag; en de coquet omgeslagen hoed verried zonder tegenspraak Nizza als plaats van herkomst, meesmuilend zeide hij tot zich zeiven: „Zoo geheel getrouwd, plechtig, op stadhuis enzoovoort, ziet dat lieve schaap er zekerlijk niet !uit Intusschen had de landsman hem toch ook ont dekt en groette beleefd en zonder eenigerlei be schroomdheid, terwijl hij eenige woorden blijkbaar van opheldering tegen zijne dame sprak. Eon minuut later had de „voorstelling" plaats, die eiken (twijfel verdreef. „Je vergunt me, Julia: Ritmeester van Stangenberg. Mijne vrouw." „Mevrouw"' Met ongedekten hoofde kuste bij haar de Jiand. „Dat treft aller heerlijkst. De eerste lands- een statig kuchje, met deftig-geposeerd keelgeluid. Toen dacht jui aan d'r belastingZij had verleden Za terdag zoo n papiertje roet „aanmaning erop in huis guviogen, wal ur nog noon geixsurd was... Ze liau n.i.jU gcwaeiit op ae „waarscauwuig en de centjes uun naar het belastingkantoor georaent. Eigenlijk was nci zonüe van eten stuiver die-jo ermee kwijt bent, maar liet allerergst is wet, dat een mejnscii, altnans te Amsterdam, z n halven oentend moet opoiteien Door net verschrikkelijke wachten tile-mukmi, Jobs geduld pebben. jui sioeg den schrik om 't hart. De aanmaning kwam haar piots voor oogenAlten had nog gistermiddag gewaarschuwd: „zorg nou voor de betasung... Au- ueis knjg-je een dwangbevel... Dan ken-je vijftien stuivers extra neerleggenEn hol schandaal voor wie zoo n deurwaarder oij je zien binnen gaanDaar badl-jO liet nou al. De lange, senrate meneer in het zwart, met zijn streng bieek gezicnt en zijn gtuisie- lonaeii bril zag er precies uit ats een deurwaarder Juiirouw Hondriks, die van li-et hoofd tot de voeten heelde, wou reeds een klagelijk relaas beginnen over haai tegenspoed; liet wekenlang leegstaan van naar kamer, de moeite, voor een alleenstaande vrouw, 0111 in deze harde tijden het hoofd hoven water te houden... zij daclit zoo bij zielizeilals ik nou heel erg vriendelijk tegen hem ben, misschien vait liet dan nog wel mee Lafft-ie dat papiertje rusten ioen zei de bezoeker eensklaps op zeer-afgemeten toon: „U hebt hier kamers te buur, oemerk ik?' Jut veranderde als tiet blad op een boom; trok dadelijk een blij-zoelsappig gezichtjeDuwde haar werksetiort mui (verdachte spatjes en vlokjes bezaaid, naar ach teren.Voelde zich een heel'ander meiisch gewor den. Trippelde meneer vooruit. Begon at dadeujk te roemen -ue verdiensten van haar kamers... Luchtig, netjes, aardige stand, met solide meubeltjes Heuseh niet duur En zij hoorde hot statige, deftig-bedachlzame. kra ken van meneer's laarzen achter naar, do gang nu doorzij stonden in de voorkamer, waar een mild najaarszomietje de stofjes dood dansen en dwarrelen; scheen op de fluweelen meubeltjes en sehaikscho glimp jes tooverde op de portretten van oudere en jongere teden dei- familie Hendriks, waarmee .de wand gestol- feerd was Zwijgend monsterde de meneer ik- beide vertrekken. Vroeg daarna, wal „de naaste prijs" was voor „volledig pension" Viel zichzelf in de rede door to vragen, mei shengen nadruk, juf aanziend met den buk van zedemeester, die doorpeilen wil het diepst van 's menschen wezen,: „Is hel hier rustig"... ,in alle opzichten kalm?" En toen jut zich gereedmaakte om meneer te doordringen van het ui ter ma te-kalme harer woning, sneed hij ue ontboezeming weer af door met korte tusschenpoozen, klemmend de letters latende rollen de r's; als rechter van instructie tegenover „taaie" verdachten, te zeggen: „Zoo stil, dat een man van studio hier kan werken'?.Geen kinderen?... Geen ru moerige visite 's avonds Geen druk gelui aan de deur?... Is hier vroegtijdig, zooals het betaamt, alles ter ruste?" En de strenge oogen spiedden door de brillcgiazenJuf had af-maar geknikt, onstuimig en met een lachje van: o-gunst, als u mij beter kende, zoudt u het niet vragenMaar beteedigd durfde zij zich niet toonen, want de meneer leek een pracht exemplaar van huurderEu over de zes weken had za de kamers leegstaanToen spraken zij over den prijs. Even trok de meneer d-e wenkbrauwen op, het scheen hem niet mee ,t© vallen„Ik zal u eens iels zeggen zeide hij, nu zachter, woeker toon aan slaand dan zij nog van hem gehoord hadiets zalvends, gemoedelijk-vriendelijks was er in zijn pra ten Om zich heen ziend, als vreesde hij, dat iemand hem beluisteren kon, zoodat juf er al van „verschoot" en dachtwat zal er, in vredesnaam, nou komen „In streng vertrouwen" ging hij voort, de oogen neer slaand Juf s vleezige vingertjes plukten al ongeduldig, bib berig aan den rand van het smoezelige werkscliort Toen merkte zij, dat een vredig lachje kwam op het baardeLooze gezicht van den meneer... „Ik ben ge woon," vertelde hij „van het mijne w-eg te geven aan wie nooddruft lijden Dat is immers ons alter plicht. Ik bezit niet veel, maar genoeg, zelfs meer dan dat om behoorlijk, naar de mate van mijn bescheiden be hoeften, te kunnen levenWat ik kan uitzuinigen, is voor anderen, die er naar snakken... Zoovelen ko men in deze dagen tot mijHelaas slechts zeer enkelen kan ik helpenAlaar" .en nu gingen de wenkbrauwen weer omhoog en werd de toon van zijn stem scherper, dreigender haast: ook uw plicht is het om daartoe bij te dragen wat in uw vermogen is. Vergeet dat niet!" „Ja, ziet uzei juf, en wou beginnen met memoer uit te leggen, wat er alzoo voor haar „kwam kijken," doch hij werd er blijkbaar on geduldig onder; viel haar in de rodeHad zijnglan- zonden ho-oge-hoed opgezetzei kortaf, zijn hand schoenen aantrekkend„Enfin, -dat moot ieder voor zich weten. Ik heb u mijn opvatting over die dingen in hot 'kort duidelijk gemaalit, opdat er geen misver stand tusschen ons zij. Ik zal de kamers dan voor twee maanden hurenVeertig gulden, alles en alles inbjegrepen Juf wou over hot vuur, dat ze altijd apart-berekende iets zeggen, maar zijn blik maakte haar sprakeloos Wanneer hij haar aanzag, dan was het of uit die oogen tot haar gezegd werd: Schaamt gij u niet?... Hoeft de Mammon u dermate in zijn klauwen, fiat ge terwijl ik in uw eisch toestem nog extraatjes eruit wilt knijpen?... Juf knikte, zweeg... Was ver heden (sedert vijf dagen." „Wij zijn alleen -op de doorreis hier in Marseille," zeide 'mijnheer Van Succo. ,„W|ij willen morgen met do („Holstein" naar Alexandrie." „Ik dito." Blijde verrassing. Men was nu dadelijk vertrouwe lijker jegens elkander. Mijnheer van Stangenberg moest nu aan tafel mee plaats nemen. Dadelijk bij den aan vang van het onderhoud bleek: dat hij sedert twee jaren niet meer in dienst was had ter wille van een majoraats-erfenis kort voor de bevordering tot majoor zijn ontslag aangevraagd. „Ik veronderstel, mevrouw: huwelijksreis?" vroeg hij toen lachend. Zij schudde het hoofd en wendde zich tot haren echtgenoot. „Guus, is het niet verschrikkelijk?" Deze merkte lachend op: „Van deze verdenking kun- veiren." nen wij ons namelijk reeds sedert drie jaren niet vui- „Ik ben verpletterd en neem alles terug. En is het dus al zoo lang geleden, dat wij elkaar ontmoet hebben, mijjnheer Van Succo?" „Het was bij de Keizer-manoeuvres in Oost-Pruisen Dus zoo ongeveer ieen lustrum." „Juist. Waart u toen niet geplaatst bij de Konings- grenadieren „Luneburg de Commandant is een verre neef van mij." „Ei, jawel, de lange Luneburg. Gij laagt toen in Lasditen, dicht bij mijn vlek, een half dozijn slaven, en op een paar lieflijke avonden met kikker-concert en Oost-Pruisischen mei-wijn gaf het een lang kaart spel." Hij lachte. „Waarbij de lange Luneburg zoowel u als mij een aardigian stuiver afwon." „Dat klopt." „Ziezoo, nu ben ik thuis. Ja, mevrouw, imijn- heer uw gemaal moest do zaak namelijk altijd eerst van den juridischen, ten tweede van den moreelen en ten derde van den bloedverwantschappelijken kant bezien. Wij hebben ons altijd kostelijk vermaakt om zijne voor de vuist weg gehouden bcloogingc-n." „Guus, neen, kijk eens aan, heb je bij de militairen onder verdenking gestaan een humorist te zijn?" plaag de mevrouw Jutta. „In het burger-leven niet, mevrouw?" „O! De waardigheid van hot ambt!" Zij zette een grappig bekommerd gezicht. En vooral sedert mijn schat opper-procureur-generaal is geworden „Oppor Hm. Ja, wat venangt men dan (nog meer? Hij ging op de luchtige spreekwijze der jong vrouw in, wendde zich dan echter met welgemeende verbazing tot den jurist: „Overigens schijnt mij dat lo zijn een bevordering in stormpas. Niet waar?" bouwereerd. De meneer dacht even na. Toen knoopte hy zijn jas weer openHaalde er een portefeulle uit Glinsterende oogjes van juf traentten te loeren tus schen allerlei papieren, waarin hij scharreldeMa neer legde een „briefje" van rijt-an-twinlig op tafel. „Als waarborg" zei bij, de portefeuille met groot ver toon van oinsiaehligneid en omzichtigheid opber gend Nog weer voelend en tastend, of-ie wal goed ui den jaszak zat... Zoodat juf dacht: nou, die neeft ze hoor!... Dat kan een mensch toch maar direct merken!... „Geen kwestie van, hoor!" zei ze, en wil de hem het „papiertje" teruggeven. Maar hij maakte statig-afwerende handbeweging... „Wij kennen elkaar niet, zei hij rustig, „u mij niet en ik u nietDat is zoo lyijne (gewoonte „Maar meneer," zei juf, wier wangen nu gloeiden van opwinding over zoo'n „juweel van een huurder." „Maar dat kunt u toch aan het eind van de maand netalenMet de „verschotjes" voegde zij er bij, in een bui van, na haar weeklagen over al de zorgen der tijden, toch niet voor zoo „krimp" te worden aan gezien.Aldus was juf nu eenmaal; wel op de centjes gesteld, maar erg, ook, op d'r „ponteneur" Van jongs afaan al Hij aarzelde een oogenblikToen ging hij de gang in, naar de trap, belovend nog denzelfden avond te zullen komen. Zijn koffers, boeken, schrijfbureau enz. zouden aan het eind van de week volgen Juf vond alles best. Bleef zitten turen op liet „briefje" van vijf-en-twintigHet was haar als leefde zij in een droomMaar toen kwam de gedachte bij haar op: Van-avond komt-ie!En zij ging als de wind zoo snel aan haar werk Er was heel wal te doen En zoo'n man moest -een goeden indruk krijgen van de boel, anders was-jo hem in een oogenblik kwijt... Eon juweel van een huurder was het.Juist een, zoo als juf zich altijd gedroomd had Den volgenden ochtend al in de vroegte schel de de nieuwe huurder. „Ik wenschte u' zei hij, «1- v ooit lezend Mn een van de drie dikke boeken, die liij, onder zijn arm, had meegenomen „toch maar eene maand vooruit te betalenik merk dat u, niet waar, het geld „Weineen!" riep juf uit, vuurrood van verlegenheid en terwijl haar trots zegevierde over al het andere „ik bon niet rijk, ziet-uGut neenMaar om nu te zeggen „Beste juffrouw" zei-de de commensaal, „geen val- sche schaamte! Ik heb duidelijk bemerkt... Ik ben diep met u begaan" En wie goed gezien had, zou bemerkt hebben het aartssluw ge-fonkel van zijn sluwe grijze oogen Juf beefde ervan en haar wangen leken wel pioenrozen. Zoo was ze nog nooit in d'r zwak getast „Ik heb het op het moment heelemaal niet noodig!" riep zij uit, alle voorzichtigheid vergetend „ik kan het best voorschieten. Heel best Toen veranderde hij als bij tooverslag. „Dan," zei hij, en elk woord striemde op haar neer „dan had-u het niet van mij mogen aannemen, waar ik u heb toevertrouwd, dat anderen, in nooddruft ver- keerend „Maar, meneer, u wou 't toch zelfToch abso luut 't Was juf of zij -door den grond zou zinken. „Ik verzocht u," zei commensaal, al-spelend met de kostbare, geheimzinnige roodleercn portefeuille „hier te komen, teneinde u een volle maand vooruit te geven. Ik dacht u daarmee een wat-daad te bewijzenIk bemerk, dat 'k me vergist heb, voor de zooveelsto maal in mijn te-ven, maai* dan neem ik de vijf-en- twintig gulden ook terugAls u 't dan inderdaad niet noodig hebtDan weet ik een adres, waar men honger lijdt en daar gaat ;'t geld heen Juf had een oogenblik lust om er iets tegen in te brengen, maar weer fascineerde de slrengen blik van den meneer haarEn zich eclit, wezenlijk schamend over haar hebzucht, om geld aan te nemen van den weldoener, terwijl zij 't toch kon harden tot eind van de maand, bracht zij hem -de „waarborgsom" (te rug En de meneer liet haar, niet onduidelijk, mer ken, dat hij bedroefd was, over die karakterfout, welke hij in Juf ontdekt had „Hoe is 't nu 'toch mogelijk!" riep de voorzitter der rechtbank uit, die te vonnissen had over den aarts- gpslepen gauwdief, die bij Juf, na drie weken logies en eten te hebben genoten, nog terwijl ze uit was haar linnenkast geplunderdhad; er allerlei geldje om isieraden uit had gestolen„Hoe is 't nu toch mogelijk, dat jelui, menschen van leeftijd en ervaring, ie telkens opnieuw laat bedotten door dergelijke op lichters?... 't Gaat mij te hoog!" Juf knikte eerbiedig-droevig van ja; van dat edel achtbare groot gelijk hadEn zij kon niets inbren gen tot verdediging van tiaar onnoozelheid Zij moest hot verduren, dat do beklaagde haar deftige px- co-mmcnsaat juf zat aante kijken met spottend lacherig getuur van z'n sluwe, stekende oogen... Ter wijl zij daar stond, o-p de -estrade der getuigen, kwamen haar de woorden van Mien, d'r zus, weer voor den geest. „Ka, je bent een eend!... J-e zult zien, —die vent is een gannef!" Ze had het niet willen, niet kun nen gelooven. Maar toen die historie van het „bankje" aan de orde kwam en op de publieke tribune gegi ebeld werd Gelachen, tot uitbarsting van vroolijlc- heid toe, die de president met hamerslag moest tem peren Toen gloeiden jufs wangen weer als pioen rozen, van matelooze, grondelooze schaamte... MAiTRE CORBEAU. „Zeker is het sneller gegaan, dan ik had mogen verwachten. Heb mij er natuurlijk bovenmatig over verheugd. Maar daar is werk, erg veel werk voor ge daan." I „Waarmede de jonge vrouw niet altijd zoo onvoor waardelijk was ingenomen, niet waar?" De ritmeester kneep een oog toe. Jutta lachte. „Goddank zijn wij nu naar Berlijn ver plaatst. Want de laatste jaren in Schneidemühl vree- selijk. Niet, Guus?" „Wij zijn daarom nu ook met een vorstelijk verlof beloondtien weken." „Dat laat zich hooren. Familie Iaat u thuis niet achter, 'mevrouw?" „Neen." Zij zeide het gejaagd. Er ontstond nu een kleine pauze. Jutta had pijnlijk getroffen, den blik naar de (haven gericht. Stangenberg gevoelde spijt over zijne vraag, die blijk baar onaangename herinneringen had opgewekt. Hij deed zijn best dien indruk Uit te wïsschen. „Denkt 'u ook do gebruikelijke Nijlvaart tot Luxor en Assuan mede te maken?" Jutta was niet bij de zaak. Een groepje in lompen gehuld volkje op straat boeide hare- aandachter wa ren reeds herhaaldelijk bedelaars voorbij g streken, daar onder ook een jong ding, nauwelijks zestien jaar oud, met leen uiterst schamel gekleed kindje. Jutta's blik volgde het kleine schepseltje; haar gelaat verried een stijgende belangstelling Van het gesprek der heeren scheen izij niet veel te verstaan. „Mijn irteisptan is voorloopig bepaald tot Cairo En natuurlijk liet Fajum." „Faju'm is ook mijn doel. Hoe maakt u den tocht, mijnheer Van Succo? In Maart moet het daar helsch warm zijn." „In begin van Maart wil eerst nog mijn schoon vader zich bij ons voegen. Kapitein Plasehke van den Lloyd hij heeft een buitenlandsche inspectie en daar door is hij veel op reis. Wij hebben nu do Riviera achter ons: Mentonc, Monaco, Nizza, Cannes." Succo had zijne stem iets verheven, sprak ook snel ler en scherper, om zijne vrouw weder ter zake te brengen. Maar zij hoorde niets. Haar blik had zich gehecht aan de jonge moeder, die met gebogen hoofd weder over het plein sloop. Het was, alsof van uit dc groote oogen van Jutta een magnetische kracht uitging, want liet meisje bleef eensklaps staan en keek de vreemde dame schuw aan. Geef haar wat, Guus," zeide .Tutta zacht. Dicht bij de veranda stond een politieagent. Beslist aan dezen streng rondki.jkenden politieman was liet toe te schrijven, dal dc gasten bij de balustrade aan de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1907 | | pagina 5