Mm mt de Rectaal. tSsSrUSSS ix «zs? «rt* H si s'iA isssrikrl ▼oor dazen weg inaloeg. Wan! nu zal in de dagen die komen, bewezen worden, dat tusschen ouder en kind bestaat: »-"••• de teerste band van magen. Daar natuur, geraakt in strijd. Machtig lijdt, Wat ze kan en niet kan draden. (Vondel.) Hier gaan zielen onder. Hier breken levens. Ik hoorde 'n jonge moeder van morgen zeggen„Als ze nu die vrouw ook maar opsluiten! Ik weet niet wat ik zeggen moet. Ik dacht aan Shake- speare. „So it may be honest. it is never good to bring bad news." Hoe stonden zulke boodschappers in Israël aange schreven'? eet ge nog. wat 'n ontroering er in den lande was. toen de kleine Marius Boogaerd in den Haag vermoord werd'? En weet ge nog wat "n verademing er was, toen Musquetier zijn kennis Marinus de Jong als den moordenaar aanwees'? Wat waren alle menschen hem dankbaar! "Dat heeft alles zoo moeten wezen, zoo moeten wezen. Maar arme Musquetier! Weet ge, hoe 't met Musquetier is afgeloopen? Het drama van „Kaiser und Galileërherhaalt zich telkens (Zie Brief 74, JO Febr. '07). Wij weten niets niets. Oordeelen'? Wij'' ..Makrina zei tot haren broeder BasiliosO broe der, laat ons dezen afgrond niet peilen willen. En toen, zich buigende over den doode: Dwalende men- schenziel! moest gij dwalen, zoo zal 't u zeker ten goede gerekend worden in dien grooten dag, als de Geweldige komt op de wolken om te oordeelen over de levende dooden en die dooden die leven. „O, Mankind, mankind!" H. d. H. AANTEEKENINGEN (1). „Au Bonheur des Dames.'' pag. 307, 308, 506- 511 XVIII. MetnmorplioseOp hellend vlak. .Temidden van het Kalverstraat-gewoel, op dat uurtje tusschen vier en halfzes, had zjj zich plotseling hoeren toespreken. Half-fluisterend, maar met zoo'n bekende stem toch„Zoo. Jannegie. Ze schrok ervan, en keek naar alle kanten om zich heen, vanwaar die groet kon gekomen zijn. Allemaal onbekende gezichten waren 't, van de menschen die daar stapten, drentelden of sloften, in 't hartje van de groote stad. Ze was nog niet gewoon aan dat „rechts- houden" en voor zij 't wist, botste ze tegen een kar aan. De kruier vloekte van nijdigheid. „Zie waar je staat boerepummel 1" bromde de witkiel, en spuwde njjdig straaltje-tabakspruim naast zich, op het asphalt. Toen merkte Jannegie, die nog maar altijd stond te turen naar wie haar toch zooeven goên-dag gezdid had, opeens vanwaar 't gekomen was. Wel, heere-m'ntijd, hoe was 't toch mogelijk Daar, aan den overkant, voor het raam van zoo'n prach tig magazijn, waar allerlei dure en schitterende dingen voor de glazen liggen, stond ze. Dame met bont mantel aan en een hoed op, waar de wind 't was dien dag winderig in Amsterdam allerlei linten en veeren, de een al mooier dan de ander, van deed wap peren. En daar straks, toen ze haar rakelings voor bijging, had Jannegie een „rook" in haar neus gekre gen. Effectief of je over een flesch met eau-de- cologne, maar dan van je allerfijnste kwaliteit, lag. En nu zag ze 't duidelijk. Van vergissen was geen sprake, hoor! Noen, zij zou Karbon niet kennen uit haar dorp. Karlientje, van den molenaar. De joligste van al de meiden, die indertijd met haar, Jan negie, bij meester Hoolboom schoolgingen. Eerst kwam bjj Jannegie boven de vreugde over weerzien, haar bestormend, beheerschend, al het andere wegdrin gend. Toon herinnerde ze zich. Van hoe Kar- lien altijd met de jongens gestoeid had. En dat moeder d'r op een goeien dag gezegd had: „Ik verbied je nou eens en voor al, om met die Karlien van den mulder te loopen. Dat is geen gezelschap voor een fesoendelijk meissie. Jannegie was toen al een jaar van school af en ze begreep er geen steeek van. Maar moeder voegde er nog bij, dat als zij haar weer met Karlien zag loopen, ze Jannegie op d'r „ziel" zou komen. En daarmee uit. Toen had ze op een keer, Karlien ontmoetend, rond uit gezegd, dat d'r moeder niet wou dat ze samen vriendinnen waren. Karlien was vuurrood gewor den en had 'r aangekeken met een paar oogen. Ze had toch zoo'n paar vurige, vinnige, donkere kijkers. Maar nu was 't puur, of er vlammen uit sloegen. Ze had zich direct omgedraaid en gezegd, dat Janne gie, voor haar part, kon. Ja, ze was daar verlegen om een vriendin.'t Heele dorp kon, voor haar part. En ze babbelde nog veel meer, maar Jannegie had toch gezien dat Karlien tranen in de oogen had, want ze hadden altijd, van klein Kind af, veel van elkaar gehouden. Zij bleven elkaar dan ook wel eens ont moeten, de twee meisjes, maar langzamerhand had Jannegie begrepen, waarom eigenlijk in school. Die meer van „Maar mevrouw,u is toch al zoo uitstekend in gelicht!" Maar zij had haar doel nog niet bereikt. Hier was zij zoo echt in haar element. Meermalen keek zij hare gezelschapsjuffrouw met een van opwinding getuigend gelaat aan. Wat Stangenberg verzweeg, voegde zij er aan toe. En toen hij tamelijk volslagen uitgehoord van de eerste de beste gelegenheid gebruik maakte, zich te verwij deren, om in het rooksalon te verdwijnen. gaf zij aan het achterblijvend gezelschap nog eens een echt uitvoerige schildering van „het" drama. Derhalve. Het was begonnen als een heel gewone onnoozele Casino-geschiedenis. De referendaris van Succo was gast geweest, adspirant-reserve-officier, en was mei zijn Compagnie-luitenant in een hevige woordenwisse- jonge meneer van de aecretarie, met z'n pracbtigen ■knevel en z'n verlakte puntschoenen, die zoo deftig kraakten op den straatweg. Die lange, slanke, voorname volontair by den burgemeester. .Nou ja, ze wisten 't allemaal op het dorp, dat die 's avonds met Karlien wandelde. Op buitenpaden. En dat de meid mooie cadeautjes van hem kreeg. Een zilveren armband, een medaillon met 'n „echt steentje", enz. Een van de moeders, die nog in de verte familie van den mulder was, had er met Karlien's vader over ge sproken. Maar de molenaar was een onverschillige kerel, die 's morgens otu half acht al naar brandewijn stonk. Hy zeide, dat ie zich met die oüwewijven praatjes niet kon inlaten, en dat vrouw Havers maar „naar d'r eigen biggen most kijken". Toen draaide ue mulder haar den rug toe. Zoo kreeg ze nou stank voor dank, en daar Karlien's moeder al net zoo lang dood was als 't meisje jaren teide, begreep ze, dat er niks aan te doen viel. De meneer van de secretarie bleuf met Karlien wan delen, en Jannegie, die haai', weten we, toch nu en dan sprak, vertelde op zekeren dag, hoe Karlien haar ver zekerd had dat de jonge meneer haar trouwen zou. jnou, hoor Vast en zeker! Zij zou mevrouw van Hardestein worden zoodra hij, haar Uiarles ze noemde hem altijd bij z'n voornaam, en uat is heel natuurlijk, want ze waren geëngageerd. Karlien had een pracnt van een ringetje van 'm gekregen de vorige week Zoodra Charles dan „mondig" zou zijn en meester over z'n fortuin. Nu was Chaiies nog geen twintig. Dus ruim een jaar geduld. Dan werd hij ergens burgemeester.Ze zouden m een mooie villa wonen. Jannegie zou kamenier by de jonge mevrouw Van Hardestein worden. O jé I nou ja, Kamenier, maar als een vriendin. Karlien zou niks grootsch doen. Eu dan zou Jannegie eens kijken, hoe jaloersch ze allemaal op 't dorp waren. Best, ze mochten haar nu niet groeten. 't Kon Katlieu geen steek schelen. Nog ander-half-jaar. Jannegie vertelde 't, al hijgend van opwinding. Dacht dat ze in het dorp grcote oogen zouden zetten. Maar ze vergiste zich. Meiden, die wat ouder waren dan zij, sloegen zich, al schaterend, op de heupen van de joo), over haar onnoozelheid. Zoo'n kind nog, om zich door die slet alles op de mouw te laten spelden. En toen haar moeder te hooren kreeg, dat ze toch nog met Karlien omging, liep ze Jannegie met een pantoffel achterna. Zij kon niet gelooven, dat Karlien haar bedroog. Maar een klein poosje later werd 't toch anders. Karlien was weg. Waarheen wist niemand te ver tellen. En de jonge meneer van de secretarie was, op zekeren ochtend, door een heel voornamen bejaarden meneer, mot een pels aan, gehaald. In 't dorp wist men dat 't zijn papa was. Maar de burgemeester wou aau niemand zeggen, waar de volontair nu heen was. En als de naam van Karlien gonoemd werden, persten de moeders in het dorp de lippen opeen, fronsten de wenkbrauwen en sloften weg, alsof er over iets heel geheimzinnigs en droevigs gerept werd. Eu eigenlijk was dat ook 't geval. Alleen de mulder, de vader van Karlien, scheen er zich niks van aan te trekken... Stonk nog vroeger dan anders naar brandewijn. Dat alles ging Jannegie door 'thoofd Herinnerde zij zich in enkele seconden Terwijl ze daar herkende 't gezicht van Karlien, onder dien breeden, wuivenden, wapperenden staatsiehoed De verleiding was haar te sterk De spontane, om te gaan naar het bekende gezicht uit 't dorp, daar aan dén overkant, in de drukke Kalverstraat Voor zij 't eigenlijk zelve wist, lag haar roode, grove werkhand op het glacé, waarmee Karlien getooid was Zag zij, hoe de dochter van den mulder, in die vier jaren dat ze haar niet gezien had, veranderd was Dikker geworden, ja Maar met zoo'n vreemde kleur, rose, afgewisseld door onnatuur lijk wit En van die rare randjes om de oogen En in de oogen iets vermoeids. Iets waar 't nog-naieve natuurkind uit de dorpsstreek in gevoelde veinzerij van gelukkig-zijn Net-precies als in den glimlach van dat geverfde gezicht. Maar ;.oo prachtig was dat bont, breed, kostbaar, lekker— warm En wat 'n ket ting, met die lange dunne schakels, om haar hals En wat 'n snoezig-fluweelen zakje, dat ze aan d'r arm droeg De gravin, Ambachtsvrouw fh Jannegie's dorp, kon er met geen mogelijkheid chiquer uitzien 1 En zij voelde zich daar in de Kalverstraat, dien mid dag - sjovel, armoedig, nederig, akelig-minnetjes, met haar manteltje, dat zes gulden vijftig gekost had En die hoed van twee-zestig En ze merkte wel, dat Kaïlien haar monsterde, van top tot teen Ze schaamde zich over haar plunje Toen heeft Karlien haar oude vriendin onder den arm genomen, en samen liepen ze 'n eindje op. Alles was bij haar anders ge worden Tot haar spraak toe, die iets had gekregen van vond Jannegie zooals „de lui in de Komedie" spreken, met van die rollende r's en sissende s'n Maar deftig, aardig, vond ze 'ttoch wel En toen Karlien haar, in den lunchroom, tracteerde op taartjes en witte-port Menschlief, twee van „zulke bommen van glazen" mocht ze drinken, en dat kost toch maar twee dubbeltjes 't stuk Toen werd Jannegie lang zamerhand vroolijker, Joliger. De port steeg haar naar 't hoofd. De nogfrissche waigen van het dorpskind werden bloedrood Haar nog-heldere oogen kregen een koortsgloed Karlien had er pret in Toen kwam zoo'n fijn stads-meneertje naar Karlien toe, en ze groette hem lachend z^had willen d« .Pn- Sa, metVtar man dacht had toen haalde meneer, als sceptisch ge worden man van ervaring, de schouders op 'tOude, oude liedje 1 Een klein poosje later heb ik Jannegie, de frisch- naïeve meid uit het boeredorp weer^zien zitten met Kar lien. Nu zag ze er al heel anders uit Karnen nau tiaar „opgeknapt", dat moet gezegd ™rden In nog geen zes maanden tyd. t Was Kranig i Ml wist motie glaasjes port ook al aardig om te gaan- Die wipte ze om alsof 't zoo maar niets beduidde Haar steenroode, frissche, door zuivere lucht gemaak Kr - die Karlien véél te „boersch" vond -begon nu ook al naar het rose over te neigen En t hel dere in de kijkers van de deern begon al te veranderen in dat schitterende, dat onrustig-febnele, met tikje- vermoeid erin. Neen, 'i moet gezegd, sinds dien middag van het weerzien inde Kalverstraat was er metamorphose gekomen in Jannegie s uiterlyk, dat men er versteld van moest staan. Karlien had eer van d'r werk. En toen daar in den lunchroom een paar jongelui, zoo hall-canco.ieerend, naar de twee vriendinnen toe kwamen. wel, toen ontdekte ik geen spoor van verlegenheid by Jeannette, voorheen Jannegie Integendeel, nu wist zy van een der huppelende, welgemutste jongelui in een ommezien nog een „portje te kryg-'i. De kellner, die haar al zoo goed kende, snapte direct haar knipoogje. Kwam al met 't glaas je port aanwippen. Haar, Jeannette, op zijn beurt toewenkend, als ouwe-kennis. Soms doet de „groote stad" haar verwoestingswerk met bijzondere snelheid. Nauw anderhalf jaar nadat, merkwaardige weerzien in de Kalverstraat zag ik terechtstaan een jonge vrouw, opzichtig gekleed, met rauw-heesche grogstem brutaal-uitdagenden oogopslag, beschuldigd van iemand, inet wien ze op een herfst avond een toertje met rijtuig gemaakt had Vondel park-kwartier en zoo bestolen te hebben. Eenige maanden slechts waren noodig geweest om van naïef- frissche Jannegie te maken een der gore, gevaarlijke nachtvlinders der groote stad. Van 't helder-eerlyke en rustige der groote, kinderlijke, grijze oogen was nu merkte ik met weemoed heelemaal niets moer over. En 't zeggen is, dat Karlien zich nu toch, op haar beurt, veel te voornaam, in haar sfeer, voelt om nog iets te willen te maken hebben met een meid, die door de politie gepakt is, verdacht en beschuldigd van gemeenen diefstal. Neen, daar moet Karlien niks van hebben. En inderdaad in de Hechtzaal heb ik 't gezien binnen enkele maanden heeft „donkerst Amsterdam" een friscb en jong, zuiver menschenleven onherroepelijk vernield. Als in zoovele dergelijke, tragische gevallen Waarin, wie plotseling aan 't da len, aan 't zinken gaalveel dieper en sneller val doet dan de geraffineerde, de voor donkerst-stadsleven aan gelegde zooals Karlien, van don Mulder, die nu, als door een van haar kennissen naar Jeannetje geïn formeerd wordt, met zekere walging en verontwaardi ging den neus optrekt, 't doekje, met patschoulie be strooid, beruikend. MAiTRE CORBEAU. Hef flsom?elnk fe Weencnnoor. In ons vorig nummer meldden wy dat e Wooner moor een geheeie familie, bestaande uit \yf personBn' i. /vArooirf vrtrcironbron is. Wii moor üoii 7 door het «s geraakt en verdronken is. Wy vernemen thans dat niet vyf maar 3 menschen zyn verdronken nl de jonge landbouwer Steur, diens vrouw eneenonge! Hot Bchfnaar Steur laat een kindi« Schagerbrug, Naar men ons mededeelde schijnen er ernstige plan nen by het gemeentebestuur van Zype te bestaan om het nieuwe raadhuis niet te plaatsen op de plaats waar nu het oude staat, maar op het terrein tegenover de burgemeester. Het oude raadhuis zou dan verkocht worden. Draadlooze telegrafie. Uit Vlissingeu schryft men aan de Midd. Ct. Hoe nuttig de inrichting der draadlooze telegrafie aan boord van stoomschepen is, bleek vanmorgen weer eens. Tengevolge van vliegend stormweer op zee moest de 1 Dinsdagnacht van hier vertrokken nachtboot „Koningin Regentes", op een goed uur afstand van Queenboro even ten anker komen. Per radio-telegram werd daarvan kennis gegeven. Zoo heel leuk werd vanmorgen aan boord van de hier aan de ponton liggende dagboot met de opvaren den dier nachtboot een gesprek gevoerd. Kan 't nog mooier Een tegenvaller. De vermenging van het zeewater met de groote hoe veelheden petroleum, afkomstig van het verongelukte stoomschip „Turbo", heeft belangrijke schade berok kend aan de Texelsche garnalenvisschers. By het op haler der netten, moesten deze door de petroleumlaag worden getrokken. Toch werden de garnalen nog ge kookt, doch by 't proeven van hot artikel bleek dat de petroloum ze ongeschikt had gemaakt voor de verzen ding. n.i. ue huwde zuster. Het echtpaar bteur laat een kindje van 10 maanden achter. <»Prov- Gr. <Jrt.«, Slaapwandelaar Dinsdagnacht is door de politie te Bassenhtim een Leidsch student aangehouden, die geheel in nachtgewaad en barrevoets rondliep. De student gaf verwarde ant- woorden, zoodat men het beter achtte hem in bewaring te houden en de familie van het geval in kennis te stellen. Ook de stationschef te Leiden maakte melding van een persoon, die in nachtgewaad op het station te Leiden rondliep. (L. D.) Een gemoedelijke boel. Toen onlangs raadsvergadering zou worden gehouden in de gemeente Echteld, naby Tiel, waren slechts drie van de zeven raadsleden aanwezig. De voorzitter, de burgemeester, opent de vbrgadoring. De drie aanwezige raadsleden zwygen. De secretaris maakt den voorzitter attent op het be paalde by artikel 48 der Gemeentewet, n.1., dat do Raad niet mag beraadslagen of besluiten, zoo niet da grootste helft van het by art. 4 (derzelfde wetj bepaald getal leden tegenwoordig is. De voorzitter: „Dat is niets, dan laten wo er nader hand nog maar een byteekenen op de presentielijst. In deze vergadering werd een voordracht opgemaakt, bedoeld by art. 7 der Zetterswet, een onderwyzeiosofit! slag verleend enz. (Yad)N I Een redding. Te Harderwijk vermaakten zich Woei sdaginidd-.g.'èSjj. aantal jongons op de ysschotsen naby de kust. Een viertal dreef op een klein stuk y» een 6 a 700» meter in zee. Drio jongens sprongen eindelyk in 't wat-1* j en konden, door tot aan den hals in 't water telo-p-n," de kust bereiken. De 12 jarige A. K. bleef alleen achter. Waagde hy zich in 't water, dan was verdrinken het gevolg, daar hy het hoofd niet boven zou kunnen houden. De schots, waarop hy zich bevond, was langzamerhand kleiner ge worden; door schreeuwen en wuiven gaf hy den op wal staanden jnenschen te kennen in welk gevaar hij verkeerde. De vischkoopman Jan van Bysteren begaf zich daarop gedeeltelijk ontkleed in het ijskoude water en smaakte het genoegen, den jongen uit zyn hachelijke positie te verlossen. Met gejuich werden redder en geredde door de samen gestroomde menigte ontvangen. Huis ingestort Men meldt uit B rgon op Zoom dato 7 Januari Hodenavond, om 10 uur 55, had alhier in de Wassaf naarstraat eene instorting plaats van een in aanbouw zy'nd huis. Drie werklieden waren op dat uur nog in het gebouw werkzaam, toen plotseling de bovenverdie ping instortte en de werklieden door het neerstortende puin werden bedolven. De slag. dien de instorting ver oorzaakte, was geiyk aan het derailleeren van een snel trein. Onmiddellijk liepen de buren naar buiten om te zien, wat de oorzaak van dezen slag was. Men hoorde het hulpgeroep der bedolvenen, spoedig was een hunner bevrijd en toog men aan het werk om de twee anderen te verlossen, wat dan ook met den tweeden gelukte. Beiden hadden slechts lichte kneuzingen bekomen, die door dr. Kreus werden verbonden. Niet zoo gemakkelijk ging de redding met den derden, Noordhuizen, 35 jaar, timmerman van beroep. Met ver eende krachten werd aan zy'ne bevrijding gewerkt, hoe wel geen geluid meer tot de redders doordrong. Onge veer te 2 uur had men'"den puinhoop zoover verwijderd, dat men ook hem vond. Een balk had hem echter by den .val onmiddellijk het leven benomen, zoodat de dokter slechts den dood kon constateeren. Het lyk werd naar het stedelijk gasthuis gebracht. Hy laat eene vrouw met 5 jeugdige kinderen achter. De Ned. Uerv. Kerk enrliet Veo-Maltliiisianisine. De Algemeens Synode der Ned. Herv. Kerk heeft zich naar de N. C. meldt tot'alle kerkeraden dier kerk gericht met een schrijven betreffende het Neo-Malthu- sianisme. De Synode wekt in dit schrjj en den kerke raden op te doen wat zy kunnen om „deze als een kanker voortvretende zonde te weerstaan." „Bekwame geneesheeren", zoo heet het in dit schry- ven, „waaronder mannen van Europeeschen naam, wezen reeds openlyk op de gevaren welke de Neo- Maltbusiaansche practyken voor de gezondheid met zich brengen. „Roeping der kerk is het zeer zeker, op de godsdien- s t i g- zed el ij ke zyde van deze dingen te wyzen Inderdaad staan wjj hier voor een openbaringsvorm van den goest die steeds ontkent; die in hot bestaan en niet in de zonde, welke het bestaan ontadelt, den vloek ziel; die de wetten, door God aan Zyn bezielde schepping inge- schapen, trapt, driest ingaande tegen het woord: Weest (Genesis^ 28) vermen'^vu^'^ G en vervult de aarde. J „Spotten de Neo Malthusiaansche praktijken met de apostolische leering, dat onze lichaamsleden van ChriB- if I- VI15)> zü stellen, in zekere omstan- u j dle,ZH aanwenden schuldig tegenover het zesde gebod van 'sHeerenWet: Gy zult niet doodslaan.' satisfactie uit," meende de kolenbaron. „Hoogst pijnlijk voor de familie," zeide de gezelschaps juffrouw. De jonge Sileziër deed weder een poging, zijn mo nocle op zijn plaats te zetten. „Ik herinner mij, «dal Münchhqff bij zijn regiment kon blijven, doch later toch maar zijn ontslag nam." Mevr. van Druhsen maakt ehet zich in haar leun- indruk gek ling geraakt. Dt jonge, officier, ten slotte hevig ver toornd. had hem „in dienst" weggezonden, maar Suco weigerde te gehoorzamen, daardoor ontstond er een ongehoord schandaal in een aanval van woede diende Succo van antwoord en in het bijzijn der kameraden sloeg hij zijn meerdere in het gelaat. Nu sprongen de omstanders toe, overweldigden hem en dreven hem het .casino uit, nog voor de officier tijd had gehad zijn wapen te grijpen. Nu herinnerden de Dresdener apotheker en wereld reiziger, alsmede diens buurman zichdat zij inder tijd daarover in de dagbladen had gelezen. Doch door hunne bewering ontstond verwarring, want zij haal den er een paar dergelijke gevallen van „vreemden" bij. Die zaak was ook al zoo lang geleden De buurman van den apotheker, een jong, rijk Sileziër, Schneider geheeten, dien men dadelijk den bijnaam „Kolenbaron" had gegeven, gaf zich alle moeite evenwel te vergeefs om zijn monocle in het oog vast te zetten. „Het was een mijnheer van Miinch- hoff. „Niet v a n," verbeterde de barones, „alleen Münch- hoff. „En toen is het een duel geworden?" vroeg de apo theker. t „Neen. de raad van eer heeft het niet geduld, om dat de jonge man toch dadelijk in voor-arrest werd gehouden en onmiddellijk gevonnist werd." De Sileziër had een bon-vivant-lachje aangenomen. „Bepaald wel een geschiedenis met een of andere juf fer Niet waar'? Mevrouw van Druhsen trok de wenkbrauwen op en kuchte een paar malen. „Bijzonderheden willen we liever achterwege laten." Nu begonnen ook de anderen te kuchen. „In ieder geval sloten gevangenis en degradatie elke stoel zoo gemakkelijk mogelijk. „Ik had dadelijk al den ;kregen, dat het met Caïro niet sloot." En het gesprek ging Bij de deur van net rooksalon ontmoette mijnheer dezen mister Succo uit op dezelfde wijze voort. Stangenberg weder het echtpaar Succo. Jutta bemerkte zeer goed, dat hij een weinig verlegen was: omdat hij al was het dan ook buiten zijn schuld, door die onbekende dame in het babbelpraatje was be trokken. Jutta glimlachte. Hel onderwerp Werd evenwel door hen niet jmeer aangeroerd. „Moet je niet dadelijk naar de hut, om toilet te maken?" vroeg Succo aan zijne vrouw. Dit voorwendsel kwam haar zeer goed gelegen. Zij l>egreep wel, dat haar echtgenoot van Stangenberg na der wilde vernemen, wat de anderen wel al zoo van liet geval hadden opgesomd. Want het oordeel der menschen was voor hem het richtsnoer boven alles. „Ja, het wordt langzamerhand tijd. Maar laat je niet storen, Guus. Ik ga wat op het dek wandelen." Jutta had er behoefte aan eens flink zee te snuiven. De zon was nevelig ondergegaan. Het donker gekleurde water zag er ongezellig uit. Voor zoover het uit het kajuitvenster stralend licht reikte droegen de golven witte schuimkammen; verder op was alles zwart en dof. Toen Jutta later, om in haar hut te komen, jhet bovenste promenadedek achter de commandobrug be trad, ontmoette zij den kapitein. Haar echtgenoot had zich reeds bij de aankomst aan boord aan hem voor gesteld. Intusschen had de kapitein van den betaal meester vernomen, dat de mevrouw uit hut uo. één de dochter was van den zeer invloedrijken inspec teur Plaschke, de rechterhand van den directeur-gene raal. Hij sprak haar dus aan en ïioodigde haar en haren men uit, ten alien tijde en naar welgevallen gebruik te maken van de anders voor het publiek ontoegan kelijke commandobrug. Zij maakte van deze uitnoodiging dadelijk gebruik. Als gasten van den eersten .officier bevonden zich daar ook nog een paar heeren. In het Duitsch .Voerden zij een levendig gesprek met elkaar. Op de brug zelve was het donker, en men /ag alleen eikaar s schaduw zeer flauw, zoodat op een paar meters afstand van herkennen geen sprake was. Maar van daar uit overzag men de verschillende hel verlichte dekken. Jutta werd toch even verrast door de verbazende Bzee," had juist ren opgemerkt. Jutta kon het gesprek der heeren vrij goed volnen voor zoover de windvlagen dat natuurlijk gedoogden' Een dier heeren scheen een grappige schildering ,te geven van het Arabische volk. Men moet zidi goed voorstellen: het zijn kinderen gebleven, zeide hy levendig. „Zij hebben alle ondeug den van onopgevoede kinderen maar óók alle deug den Een eenvoudig, oorspronkelijk volkje. Ik zou mijne Arabische arbeiders niet gaarne verruilen tegen Euro- peesche. Trots hun byna fabelachtige morsigheid Die ongekunsteldheid, die bereidwilligheid, die werk- raamheid en hun snaaksche aard, eerzucht te kwee- ken. Neen, ik kom met mijn zwartjes voortreffelijk „De vreemdelingen bezondigen zich veel aan hen aude de kapitein op eenigszins nadenkenden loon tenminste in grootere steden, in de havens Het be derf komt van Europa." Brengt u den zomer daar ook door?" vroeg einde lijk weer de kapitein. hoede ja^r i.f Bedi-achcfn bf Cah^Ntot vë^rar^Mcm Jutta leunde°nu me^tet'ëmierf ofl^bafetade en aPi^\=^rrrÈineainde >,S Ik kan u vertellen, mijne hre,fnP ik heb^di^n Arabischen bediende den kleinen Achmed Een h^n ?oeSrdoS"0ïïel1S.„hJ"jl„ VS'0'" 'I brandend eergierig en trotsch. En u kui/më'^gdoï ven, met zijne fnne ODinerkinoen n:; ju Duitsch en F-ngelsch P- l^c^aamT dëJ u?dbraakt.,™t dikwijls menigen beschaafden - Europan" de" ook eens Laten vertellen, kapitein/' moet u „Een karaktertrek van Achmed?" en in het hotef' ^r^ë-a^duar^ meeSenomen. heeren-gezelschap omsingelen if gr<?°' luidruchtig groep gerokte £nüemeë Te n 'nLPië,SeÜng wn hem uitvoeren, terwijl ze de in™ ^ogerdans rondom k» in ëcëTkahn f?nPt bete^keaen: mijn Achmed bleef vr^L hii rnii n^a ?j blJkwam en hem bevrijdde, -«onderlij, AA nTonjl I |iSL*at!rhuiJ hSi „Kostelijk!" Ïüeriiefs e0 meisiefIlgCn er waren daar twee verzocht Arhtri^a - Zeven eu 'le«en iaal' ht,ls I Ci fT- M'3-T" m w Achmed." geven, zeide mijn kleine on"hemete ze^'m ÏÏVS dm sprek^ io.grtredeJ med allerliefst Tond geschiedenis van Ach- genonièn?"' ï^g dc^kapitei,"11 aa" Hij liestuëri'T'iminc^uEh"1^1 0,111 hvm slecht is hij kok en incisie Tng 1,1 Hedradiein. Daar rijknecht. In ieder gUal *ik t S€crutaris' groom ef iligen kleinen bov m'j <>P den zwarthoof- Bedrachèïn T dt! °P Cea rots verlaten." deker. Dat was hrt s'LT.'".- de zi-l uil ,laar Iiaf Pyrainieden van Sakkarak* aan dl'" Nii' voor briek de vice-koninklijkc suikerfa- -"aK ThS." he' dorp *l{ is bezienswaard (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 6