Mm mt de Rectaal.
tSsSrUSSS
ix «zs? «rt*
H
si s'iA isssrikrl
▼oor dazen weg inaloeg. Wan! nu zal in de dagen
die komen, bewezen worden, dat tusschen ouder en
kind bestaat:
»-"••• de teerste band van magen.
Daar natuur, geraakt in strijd.
Machtig lijdt,
Wat ze kan en niet kan draden.
(Vondel.)
Hier gaan zielen onder. Hier breken levens.
Ik hoorde 'n jonge moeder van morgen zeggen„Als
ze nu die vrouw ook maar opsluiten!
Ik weet niet wat ik zeggen moet. Ik dacht aan Shake-
speare.
„So it may be honest. it is never good to bring
bad news."
Hoe stonden zulke boodschappers in Israël aange
schreven'?
eet ge nog. wat 'n ontroering er in den lande
was. toen de kleine Marius Boogaerd in den Haag
vermoord werd'? En weet ge nog wat "n verademing er
was, toen Musquetier zijn kennis Marinus de Jong als
den moordenaar aanwees'? Wat waren alle menschen
hem dankbaar!
"Dat heeft alles zoo moeten wezen, zoo moeten
wezen.
Maar arme Musquetier!
Weet ge, hoe 't met Musquetier is afgeloopen?
Het drama van „Kaiser und Galileërherhaalt zich
telkens (Zie Brief 74, JO Febr. '07). Wij weten niets
niets. Oordeelen'? Wij''
..Makrina zei tot haren broeder BasiliosO broe
der, laat ons dezen afgrond niet peilen willen. En
toen, zich buigende over den doode: Dwalende men-
schenziel! moest gij dwalen, zoo zal 't u zeker
ten goede gerekend worden in dien grooten dag, als
de Geweldige komt op de wolken om te oordeelen
over de levende dooden en die dooden die leven.
„O, Mankind, mankind!"
H. d. H.
AANTEEKENINGEN
(1). „Au Bonheur des Dames.'' pag. 307, 308, 506-
511
XVIII.
MetnmorplioseOp hellend vlak.
.Temidden van het Kalverstraat-gewoel, op dat
uurtje tusschen vier en halfzes, had zjj zich plotseling
hoeren toespreken. Half-fluisterend, maar met zoo'n
bekende stem toch„Zoo. Jannegie.
Ze schrok ervan, en keek naar alle kanten om zich
heen, vanwaar die groet kon gekomen zijn. Allemaal
onbekende gezichten waren 't, van de menschen die
daar stapten, drentelden of sloften, in 't hartje van de
groote stad. Ze was nog niet gewoon aan dat „rechts-
houden" en voor zij 't wist, botste ze tegen een kar
aan. De kruier vloekte van nijdigheid. „Zie
waar je staat boerepummel 1" bromde de witkiel, en
spuwde njjdig straaltje-tabakspruim naast zich, op het
asphalt. Toen merkte Jannegie, die nog maar altijd
stond te turen naar wie haar toch zooeven goên-dag
gezdid had, opeens vanwaar 't gekomen was.
Wel, heere-m'ntijd, hoe was 't toch mogelijk
Daar, aan den overkant, voor het raam van zoo'n prach
tig magazijn, waar allerlei dure en schitterende dingen
voor de glazen liggen, stond ze. Dame met bont
mantel aan en een hoed op, waar de wind 't was
dien dag winderig in Amsterdam allerlei linten en
veeren, de een al mooier dan de ander, van deed wap
peren. En daar straks, toen ze haar rakelings voor
bijging, had Jannegie een „rook" in haar neus gekre
gen. Effectief of je over een flesch met eau-de-
cologne, maar dan van je allerfijnste kwaliteit, lag.
En nu zag ze 't duidelijk. Van vergissen was geen
sprake, hoor! Noen, zij zou Karbon niet kennen
uit haar dorp. Karlientje, van den molenaar. De
joligste van al de meiden, die indertijd met haar, Jan
negie, bij meester Hoolboom schoolgingen. Eerst
kwam bjj Jannegie boven de vreugde over weerzien,
haar bestormend, beheerschend, al het andere wegdrin
gend. Toon herinnerde ze zich. Van hoe Kar-
lien altijd met de jongens gestoeid had. En dat
moeder d'r op een goeien dag gezegd had: „Ik verbied
je nou eens en voor al, om met die Karlien van
den mulder te loopen. Dat is geen gezelschap voor
een fesoendelijk meissie.
Jannegie was toen al een jaar van school af en ze
begreep er geen steeek van. Maar moeder voegde
er nog bij, dat als zij haar weer met Karlien zag loopen,
ze Jannegie op d'r „ziel" zou komen. En daarmee
uit.
Toen had ze op een keer, Karlien ontmoetend, rond
uit gezegd, dat d'r moeder niet wou dat ze samen
vriendinnen waren. Karlien was vuurrood gewor
den en had 'r aangekeken met een paar oogen. Ze
had toch zoo'n paar vurige, vinnige, donkere kijkers.
Maar nu was 't puur, of er vlammen uit sloegen.
Ze had zich direct omgedraaid en gezegd, dat Janne
gie, voor haar part, kon. Ja, ze was daar verlegen
om een vriendin.'t Heele dorp kon, voor haar part.
En ze babbelde nog veel meer, maar Jannegie had
toch gezien dat Karlien tranen in de oogen had, want
ze hadden altijd, van klein Kind af, veel van elkaar
gehouden. Zij bleven elkaar dan ook wel eens ont
moeten, de twee meisjes, maar langzamerhand had
Jannegie begrepen, waarom eigenlijk in school. Die
meer van
„Maar mevrouw,u is toch al zoo uitstekend in
gelicht!"
Maar zij had haar doel nog niet bereikt. Hier was
zij zoo echt in haar element. Meermalen keek zij hare
gezelschapsjuffrouw met een van opwinding getuigend
gelaat aan.
Wat Stangenberg verzweeg, voegde zij er aan toe. En
toen hij tamelijk volslagen uitgehoord van de eerste
de beste gelegenheid gebruik maakte, zich te verwij
deren, om in het rooksalon te verdwijnen. gaf zij
aan het achterblijvend gezelschap nog eens een echt
uitvoerige schildering van „het" drama.
Derhalve. Het was begonnen als een heel gewone
onnoozele Casino-geschiedenis. De referendaris van Succo
was gast geweest, adspirant-reserve-officier, en was mei
zijn Compagnie-luitenant in een hevige woordenwisse-
jonge meneer van de aecretarie, met z'n pracbtigen
■knevel en z'n verlakte puntschoenen, die zoo deftig
kraakten op den straatweg. Die lange, slanke, voorname
volontair by den burgemeester.
.Nou ja, ze wisten 't allemaal op het dorp, dat die
's avonds met Karlien wandelde. Op buitenpaden.
En dat de meid mooie cadeautjes van hem kreeg.
Een zilveren armband, een medaillon met 'n „echt
steentje", enz.
Een van de moeders, die nog in de verte familie van
den mulder was, had er met Karlien's vader over ge
sproken. Maar de molenaar was een onverschillige
kerel, die 's morgens otu half acht al naar brandewijn
stonk. Hy zeide, dat ie zich met die oüwewijven
praatjes niet kon inlaten, en dat vrouw Havers maar
„naar d'r eigen biggen most kijken". Toen draaide
ue mulder haar den rug toe. Zoo kreeg ze nou stank
voor dank, en daar Karlien's moeder al net zoo lang
dood was als 't meisje jaren teide, begreep ze, dat er
niks aan te doen viel.
De meneer van de secretarie bleuf met Karlien wan
delen, en Jannegie, die haai', weten we, toch nu en dan
sprak, vertelde op zekeren dag, hoe Karlien haar ver
zekerd had dat de jonge meneer haar trouwen zou.
jnou, hoor
Vast en zeker! Zij zou mevrouw van Hardestein
worden zoodra hij, haar Uiarles ze noemde hem
altijd bij z'n voornaam, en uat is heel natuurlijk, want
ze waren geëngageerd. Karlien had een pracnt van
een ringetje van 'm gekregen de vorige week
Zoodra Charles dan „mondig" zou zijn en meester over
z'n fortuin. Nu was Chaiies nog geen twintig.
Dus ruim een jaar geduld. Dan werd hij ergens
burgemeester.Ze zouden m een mooie villa wonen.
Jannegie zou kamenier by de jonge mevrouw Van
Hardestein worden. O jé I nou ja, Kamenier, maar
als een vriendin. Karlien zou niks grootsch doen.
Eu dan zou Jannegie eens kijken, hoe jaloersch ze
allemaal op 't dorp waren. Best, ze mochten haar nu
niet groeten. 't Kon Katlieu geen steek schelen.
Nog ander-half-jaar.
Jannegie vertelde 't, al hijgend van opwinding.
Dacht dat ze in het dorp grcote oogen zouden zetten.
Maar ze vergiste zich. Meiden, die wat ouder waren dan
zij, sloegen zich, al schaterend, op de heupen van de
joo), over haar onnoozelheid. Zoo'n kind nog, om zich
door die slet alles op de mouw te laten spelden. En
toen haar moeder te hooren kreeg, dat ze toch nog met
Karlien omging, liep ze Jannegie met een pantoffel
achterna.
Zij kon niet gelooven, dat Karlien haar bedroog.
Maar een klein poosje later werd 't toch anders.
Karlien was weg. Waarheen wist niemand te ver
tellen. En de jonge meneer van de secretarie was,
op zekeren ochtend, door een heel voornamen bejaarden
meneer, mot een pels aan, gehaald. In 't dorp wist men
dat 't zijn papa was. Maar de burgemeester wou aau
niemand zeggen, waar de volontair nu heen was.
En als de naam van Karlien gonoemd werden, persten
de moeders in het dorp de lippen opeen, fronsten de
wenkbrauwen en sloften weg, alsof er over iets heel
geheimzinnigs en droevigs gerept werd. Eu eigenlijk
was dat ook 't geval. Alleen de mulder, de vader
van Karlien, scheen er zich niks van aan te trekken...
Stonk nog vroeger dan anders naar brandewijn.
Dat alles ging Jannegie door 'thoofd Herinnerde
zij zich in enkele seconden Terwijl ze daar herkende
't gezicht van Karlien, onder dien breeden, wuivenden,
wapperenden staatsiehoed De verleiding was haar
te sterk De spontane, om te gaan naar het bekende
gezicht uit 't dorp, daar aan dén overkant, in de drukke
Kalverstraat Voor zij 't eigenlijk zelve wist, lag
haar roode, grove werkhand op het glacé, waarmee
Karlien getooid was Zag zij, hoe de dochter van den
mulder, in die vier jaren dat ze haar niet gezien had,
veranderd was Dikker geworden, ja Maar met
zoo'n vreemde kleur, rose, afgewisseld door onnatuur
lijk wit En van die rare randjes om de oogen
En in de oogen iets vermoeids. Iets waar 't nog-naieve
natuurkind uit de dorpsstreek in gevoelde veinzerij van
gelukkig-zijn Net-precies als in den glimlach van
dat geverfde gezicht. Maar ;.oo prachtig was dat bont,
breed, kostbaar, lekker— warm En wat 'n ket
ting, met die lange dunne schakels, om haar hals
En wat 'n snoezig-fluweelen zakje, dat ze aan d'r arm
droeg De gravin, Ambachtsvrouw fh Jannegie's
dorp, kon er met geen mogelijkheid chiquer uitzien 1
En zij voelde zich daar in de Kalverstraat, dien mid
dag - sjovel, armoedig, nederig, akelig-minnetjes, met
haar manteltje, dat zes gulden vijftig gekost had
En die hoed van twee-zestig En ze merkte wel,
dat Kaïlien haar monsterde, van top tot teen Ze
schaamde zich over haar plunje Toen heeft Karlien
haar oude vriendin onder den arm genomen, en samen
liepen ze 'n eindje op. Alles was bij haar anders ge
worden Tot haar spraak toe, die iets had gekregen
van vond Jannegie zooals „de lui in de Komedie"
spreken, met van die rollende r's en sissende s'n
Maar deftig, aardig, vond ze 'ttoch wel En toen
Karlien haar, in den lunchroom, tracteerde op taartjes
en witte-port Menschlief, twee van „zulke bommen
van glazen" mocht ze drinken, en dat kost toch maar
twee dubbeltjes 't stuk Toen werd Jannegie lang
zamerhand vroolijker, Joliger. De port steeg haar naar
't hoofd. De nogfrissche waigen van het dorpskind
werden bloedrood Haar nog-heldere oogen kregen
een koortsgloed Karlien had er pret in Toen
kwam zoo'n fijn stads-meneertje naar Karlien toe, en
ze groette hem lachend z^had willen
d« .Pn- Sa, metVtar man
dacht had toen haalde meneer, als sceptisch ge
worden man van ervaring, de schouders op
'tOude, oude liedje 1
Een klein poosje later heb ik Jannegie, de frisch-
naïeve meid uit het boeredorp weer^zien zitten met Kar
lien. Nu zag ze er al heel anders uit Karnen nau
tiaar „opgeknapt", dat moet gezegd ™rden
In nog geen zes maanden tyd. t Was Kranig i Ml
wist motie glaasjes port ook al aardig om te gaan-
Die wipte ze om alsof 't zoo maar niets beduidde
Haar steenroode, frissche, door zuivere lucht gemaak
Kr - die Karlien véél te „boersch" vond -begon
nu ook al naar het rose over te neigen En t hel
dere in de kijkers van de deern begon al te veranderen
in dat schitterende, dat onrustig-febnele, met tikje-
vermoeid erin. Neen, 'i moet gezegd, sinds dien
middag van het weerzien inde Kalverstraat was er
metamorphose gekomen in Jannegie s uiterlyk, dat men
er versteld van moest staan. Karlien had eer van
d'r werk. En toen daar in den lunchroom een
paar jongelui, zoo hall-canco.ieerend, naar de twee
vriendinnen toe kwamen. wel, toen ontdekte ik geen
spoor van verlegenheid by Jeannette, voorheen Jannegie
Integendeel, nu wist zy van een der huppelende,
welgemutste jongelui in een ommezien nog een „portje
te kryg-'i. De kellner, die haar al zoo goed kende,
snapte direct haar knipoogje. Kwam al met 't glaas
je port aanwippen. Haar, Jeannette, op zijn beurt
toewenkend, als ouwe-kennis.
Soms doet de „groote stad" haar verwoestingswerk
met bijzondere snelheid. Nauw anderhalf jaar nadat,
merkwaardige weerzien in de Kalverstraat zag ik
terechtstaan een jonge vrouw, opzichtig gekleed, met
rauw-heesche grogstem brutaal-uitdagenden oogopslag,
beschuldigd van iemand, inet wien ze op een herfst
avond een toertje met rijtuig gemaakt had Vondel
park-kwartier en zoo bestolen te hebben. Eenige
maanden slechts waren noodig geweest om van naïef-
frissche Jannegie te maken een der gore, gevaarlijke
nachtvlinders der groote stad. Van 't helder-eerlyke
en rustige der groote, kinderlijke, grijze oogen was
nu merkte ik met weemoed heelemaal niets moer
over. En 't zeggen is, dat Karlien zich nu toch, op
haar beurt, veel te voornaam, in haar sfeer, voelt om
nog iets te willen te maken hebben met een meid, die
door de politie gepakt is, verdacht en beschuldigd van
gemeenen diefstal. Neen, daar moet Karlien niks
van hebben. En inderdaad in de Hechtzaal heb ik
't gezien binnen enkele maanden heeft „donkerst
Amsterdam" een friscb en jong, zuiver menschenleven
onherroepelijk vernield. Als in zoovele dergelijke,
tragische gevallen Waarin, wie plotseling aan 't da
len, aan 't zinken gaalveel dieper en sneller val doet
dan de geraffineerde, de voor donkerst-stadsleven aan
gelegde zooals Karlien, van don Mulder, die nu,
als door een van haar kennissen naar Jeannetje geïn
formeerd wordt, met zekere walging en verontwaardi
ging den neus optrekt, 't doekje, met patschoulie be
strooid, beruikend.
MAiTRE CORBEAU.
Hef flsom?elnk fe Weencnnoor.
In ons vorig nummer meldden wy dat e Wooner
moor een geheeie familie, bestaande uit \yf personBn'
i. /vArooirf vrtrcironbron is. Wii
moor üoii 7
door het «s geraakt en verdronken is. Wy vernemen
thans dat niet vyf maar 3 menschen zyn verdronken
nl de jonge landbouwer Steur, diens vrouw eneenonge!
Hot Bchfnaar Steur laat een kindi«
Schagerbrug,
Naar men ons mededeelde schijnen er ernstige plan
nen by het gemeentebestuur van Zype te bestaan om
het nieuwe raadhuis niet te plaatsen op de plaats waar
nu het oude staat, maar op het terrein tegenover de
burgemeester. Het oude raadhuis zou dan verkocht
worden.
Draadlooze telegrafie.
Uit Vlissingeu schryft men aan de Midd. Ct.
Hoe nuttig de inrichting der draadlooze telegrafie
aan boord van stoomschepen is, bleek vanmorgen weer
eens.
Tengevolge van vliegend stormweer op zee moest de 1
Dinsdagnacht van hier vertrokken nachtboot „Koningin
Regentes", op een goed uur afstand van Queenboro
even ten anker komen.
Per radio-telegram werd daarvan kennis gegeven.
Zoo heel leuk werd vanmorgen aan boord van de
hier aan de ponton liggende dagboot met de opvaren
den dier nachtboot een gesprek gevoerd.
Kan 't nog mooier
Een tegenvaller.
De vermenging van het zeewater met de groote hoe
veelheden petroleum, afkomstig van het verongelukte
stoomschip „Turbo", heeft belangrijke schade berok
kend aan de Texelsche garnalenvisschers. By het op
haler der netten, moesten deze door de petroleumlaag
worden getrokken. Toch werden de garnalen nog ge
kookt, doch by 't proeven van hot artikel bleek dat de
petroloum ze ongeschikt had gemaakt voor de verzen
ding.
n.i. ue
huwde zuster. Het echtpaar bteur laat een kindje van
10 maanden achter. <»Prov- Gr. <Jrt.«,
Slaapwandelaar
Dinsdagnacht is door de politie te Bassenhtim een
Leidsch student aangehouden, die geheel in nachtgewaad
en barrevoets rondliep. De student gaf verwarde ant-
woorden, zoodat men het beter achtte hem in bewaring
te houden en de familie van het geval in kennis te
stellen. Ook de stationschef te Leiden maakte melding
van een persoon, die in nachtgewaad op het station te
Leiden rondliep. (L. D.)
Een gemoedelijke boel.
Toen onlangs raadsvergadering zou worden gehouden
in de gemeente Echteld, naby Tiel, waren slechts drie
van de zeven raadsleden aanwezig.
De voorzitter, de burgemeester, opent de vbrgadoring.
De drie aanwezige raadsleden zwygen.
De secretaris maakt den voorzitter attent op het be
paalde by artikel 48 der Gemeentewet, n.1., dat do
Raad niet mag beraadslagen of besluiten, zoo niet da
grootste helft van het by art. 4 (derzelfde wetj bepaald
getal leden tegenwoordig is.
De voorzitter: „Dat is niets, dan laten wo er nader
hand nog maar een byteekenen op de presentielijst.
In deze vergadering werd een voordracht opgemaakt,
bedoeld by art. 7 der Zetterswet, een onderwyzeiosofit!
slag verleend enz. (Yad)N I
Een redding.
Te Harderwijk vermaakten zich Woei sdaginidd-.g.'èSjj.
aantal jongons op de ysschotsen naby de kust.
Een viertal dreef op een klein stuk y» een 6 a 700»
meter in zee. Drio jongens sprongen eindelyk in 't wat-1* j
en konden, door tot aan den hals in 't water telo-p-n,"
de kust bereiken.
De 12 jarige A. K. bleef alleen achter. Waagde hy
zich in 't water, dan was verdrinken het gevolg, daar
hy het hoofd niet boven zou kunnen houden. De schots,
waarop hy zich bevond, was langzamerhand kleiner ge
worden; door schreeuwen en wuiven gaf hy den op
wal staanden jnenschen te kennen in welk gevaar hij
verkeerde.
De vischkoopman Jan van Bysteren begaf zich daarop
gedeeltelijk ontkleed in het ijskoude water en smaakte
het genoegen, den jongen uit zyn hachelijke positie te
verlossen.
Met gejuich werden redder en geredde door de samen
gestroomde menigte ontvangen.
Huis ingestort
Men meldt uit B rgon op Zoom dato 7 Januari
Hodenavond, om 10 uur 55, had alhier in de Wassaf
naarstraat eene instorting plaats van een in aanbouw
zy'nd huis. Drie werklieden waren op dat uur nog in
het gebouw werkzaam, toen plotseling de bovenverdie
ping instortte en de werklieden door het neerstortende
puin werden bedolven. De slag. dien de instorting ver
oorzaakte, was geiyk aan het derailleeren van een snel
trein. Onmiddellijk liepen de buren naar buiten om te
zien, wat de oorzaak van dezen slag was. Men hoorde
het hulpgeroep der bedolvenen, spoedig was een hunner
bevrijd en toog men aan het werk om de twee anderen
te verlossen, wat dan ook met den tweeden gelukte.
Beiden hadden slechts lichte kneuzingen bekomen, die
door dr. Kreus werden verbonden.
Niet zoo gemakkelijk ging de redding met den derden,
Noordhuizen, 35 jaar, timmerman van beroep. Met ver
eende krachten werd aan zy'ne bevrijding gewerkt, hoe
wel geen geluid meer tot de redders doordrong. Onge
veer te 2 uur had men'"den puinhoop zoover verwijderd,
dat men ook hem vond. Een balk had hem echter
by den .val onmiddellijk het leven benomen, zoodat de
dokter slechts den dood kon constateeren.
Het lyk werd naar het stedelijk gasthuis gebracht.
Hy laat eene vrouw met 5 jeugdige kinderen achter.
De Ned. Uerv. Kerk enrliet Veo-Maltliiisianisine.
De Algemeens Synode der Ned. Herv. Kerk heeft zich
naar de N. C. meldt tot'alle kerkeraden dier kerk
gericht met een schrijven betreffende het Neo-Malthu-
sianisme. De Synode wekt in dit schrjj en den kerke
raden op te doen wat zy kunnen om „deze als een
kanker voortvretende zonde te weerstaan."
„Bekwame geneesheeren", zoo heet het in dit schry-
ven, „waaronder mannen van Europeeschen naam,
wezen reeds openlyk op de gevaren welke de Neo-
Maltbusiaansche practyken voor de gezondheid met zich
brengen.
„Roeping der kerk is het zeer zeker, op de godsdien-
s t i g- zed el ij ke zyde van deze dingen te wyzen Inderdaad
staan wjj hier voor een openbaringsvorm van den goest
die steeds ontkent; die in hot bestaan en niet in de
zonde, welke het bestaan ontadelt, den vloek ziel; die
de wetten, door God aan Zyn bezielde schepping inge-
schapen, trapt, driest ingaande tegen het woord: Weest
(Genesis^ 28) vermen'^vu^'^ G en vervult de aarde. J
„Spotten de Neo Malthusiaansche praktijken met de
apostolische leering, dat onze lichaamsleden van ChriB-
if I- VI15)> zü stellen, in zekere omstan-
u j dle,ZH aanwenden schuldig tegenover het
zesde gebod van 'sHeerenWet: Gy zult niet doodslaan.'
satisfactie uit," meende de kolenbaron.
„Hoogst pijnlijk voor de familie," zeide de gezelschaps
juffrouw.
De jonge Sileziër deed weder een poging, zijn mo
nocle op zijn plaats te zetten. „Ik herinner mij, «dal
Münchhqff bij zijn regiment kon blijven, doch later
toch maar zijn ontslag nam."
Mevr. van Druhsen maakt ehet zich in haar leun-
indruk gek
ling geraakt. Dt jonge, officier, ten slotte hevig ver
toornd. had hem „in dienst" weggezonden, maar Suco
weigerde te gehoorzamen, daardoor ontstond er een
ongehoord schandaal in een aanval van woede diende
Succo van antwoord en in het bijzijn der kameraden
sloeg hij zijn meerdere in het gelaat. Nu sprongen
de omstanders toe, overweldigden hem en dreven hem
het .casino uit, nog voor de officier tijd had gehad
zijn wapen te grijpen.
Nu herinnerden de Dresdener apotheker en wereld
reiziger, alsmede diens buurman zichdat zij inder
tijd daarover in de dagbladen had gelezen. Doch door
hunne bewering ontstond verwarring, want zij haal
den er een paar dergelijke gevallen van „vreemden"
bij. Die zaak was ook al zoo lang geleden
De buurman van den apotheker, een jong, rijk Sileziër,
Schneider geheeten, dien men dadelijk den bijnaam
„Kolenbaron" had gegeven, gaf zich alle moeite
evenwel te vergeefs om zijn monocle in het oog
vast te zetten. „Het was een mijnheer van Miinch-
hoff.
„Niet v a n," verbeterde de barones, „alleen Münch-
hoff.
„En toen is het een duel geworden?" vroeg de apo
theker.
t „Neen. de raad van eer heeft het niet geduld, om
dat de jonge man toch dadelijk in voor-arrest werd
gehouden en onmiddellijk gevonnist werd."
De Sileziër had een bon-vivant-lachje aangenomen.
„Bepaald wel een geschiedenis met een of andere juf
fer Niet waar'?
Mevrouw van Druhsen trok de wenkbrauwen op en
kuchte een paar malen.
„Bijzonderheden willen we liever achterwege laten."
Nu begonnen ook de anderen te kuchen.
„In ieder geval sloten gevangenis en degradatie elke
stoel zoo gemakkelijk mogelijk. „Ik had dadelijk al den
;kregen, dat het met
Caïro niet sloot."
En het gesprek ging
Bij de deur van net rooksalon ontmoette mijnheer
dezen mister Succo uit
op dezelfde wijze voort.
Stangenberg weder het echtpaar Succo. Jutta bemerkte
zeer goed, dat hij een weinig verlegen was: omdat
hij al was het dan ook buiten zijn schuld,
door die onbekende dame in het babbelpraatje was be
trokken. Jutta glimlachte.
Hel onderwerp Werd evenwel door hen niet jmeer
aangeroerd.
„Moet je niet dadelijk naar de hut, om toilet te
maken?" vroeg Succo aan zijne vrouw.
Dit voorwendsel kwam haar zeer goed gelegen. Zij
l>egreep wel, dat haar echtgenoot van Stangenberg na
der wilde vernemen, wat de anderen wel al zoo van
liet geval hadden opgesomd. Want het oordeel der
menschen was voor hem het richtsnoer boven alles.
„Ja, het wordt langzamerhand tijd. Maar laat je niet
storen, Guus. Ik ga wat op het dek wandelen."
Jutta had er behoefte aan eens flink zee te snuiven.
De zon was nevelig ondergegaan. Het donker gekleurde
water zag er ongezellig uit. Voor zoover het uit het
kajuitvenster stralend licht reikte droegen de golven
witte schuimkammen; verder op was alles zwart en
dof.
Toen Jutta later, om in haar hut te komen, jhet
bovenste promenadedek achter de commandobrug be
trad, ontmoette zij den kapitein. Haar echtgenoot had
zich reeds bij de aankomst aan boord aan hem voor
gesteld. Intusschen had de kapitein van den betaal
meester vernomen, dat de mevrouw uit hut uo. één
de dochter was van den zeer invloedrijken inspec
teur Plaschke, de rechterhand van den directeur-gene
raal. Hij sprak haar dus aan en ïioodigde haar en haren
men uit, ten alien tijde en naar welgevallen gebruik
te maken van de anders voor het publiek ontoegan
kelijke commandobrug.
Zij maakte van deze uitnoodiging dadelijk gebruik. Als
gasten van den eersten .officier bevonden zich daar
ook nog een paar heeren. In het Duitsch .Voerden
zij een levendig gesprek met elkaar.
Op de brug zelve was het donker, en men /ag
alleen eikaar s schaduw zeer flauw, zoodat op een paar
meters afstand van herkennen geen sprake was. Maar van
daar uit overzag men de verschillende hel verlichte
dekken.
Jutta werd toch even verrast door de verbazende
Bzee," had juist
ren opgemerkt.
Jutta kon het gesprek der heeren vrij goed volnen
voor zoover de windvlagen dat natuurlijk gedoogden'
Een dier heeren scheen een grappige schildering ,te
geven van het Arabische volk.
Men moet zidi goed voorstellen: het zijn kinderen
gebleven, zeide hy levendig. „Zij hebben alle ondeug
den van onopgevoede kinderen maar óók alle deug
den Een eenvoudig, oorspronkelijk volkje. Ik zou mijne
Arabische arbeiders niet gaarne verruilen tegen Euro-
peesche. Trots hun byna fabelachtige morsigheid
Die ongekunsteldheid, die bereidwilligheid, die werk-
raamheid en hun snaaksche aard, eerzucht te kwee-
ken. Neen, ik kom met mijn zwartjes voortreffelijk
„De vreemdelingen bezondigen zich veel aan hen
aude de kapitein op eenigszins nadenkenden loon
tenminste in grootere steden, in de havens Het be
derf komt van Europa."
Brengt u den zomer daar ook door?" vroeg einde
lijk weer de kapitein.
hoede ja^r i.f Bedi-achcfn bf Cah^Ntot vë^rar^Mcm
Jutta leunde°nu me^tet'ëmierf ofl^bafetade en
aPi^\=^rrrÈineainde >,S
Ik kan u vertellen, mijne hre,fnP ik heb^di^n
Arabischen bediende den kleinen Achmed Een h^n
?oeSrdoS"0ïïel1S.„hJ"jl„ VS'0'" 'I
brandend eergierig en trotsch. En u kui/më'^gdoï
ven, met zijne fnne ODinerkinoen n:; ju
Duitsch en F-ngelsch P- l^c^aamT dëJ u?dbraakt.,™t
dikwijls menigen beschaafden - Europan" de"
ook eens Laten vertellen, kapitein/' moet u
„Een karaktertrek van Achmed?"
en in het hotef' ^r^ë-a^duar^ meeSenomen.
heeren-gezelschap omsingelen if gr<?°' luidruchtig
groep gerokte £nüemeë Te n 'nLPië,SeÜng wn
hem uitvoeren, terwijl ze de in™ ^ogerdans rondom
k» in
ëcëTkahn f?nPt bete^keaen: mijn Achmed bleef
vr^L hii rnii n^a ?j blJkwam en hem bevrijdde,
-«onderlij, AA nTonjl I
|iSL*at!rhuiJ hSi
„Kostelijk!"
Ïüeriiefs e0 meisiefIlgCn er waren daar twee
verzocht Arhtri^a - Zeven eu 'le«en iaal' ht,ls I
Ci fT- M'3-T" m
w
Achmed." geven, zeide mijn kleine
on"hemete ze^'m ÏÏVS dm sprek^ io.grtredeJ
med allerliefst Tond geschiedenis van Ach-
genonièn?"' ï^g dc^kapitei,"11 aa"
Hij liestuëri'T'iminc^uEh"1^1 0,111 hvm slecht
is hij kok en incisie Tng 1,1 Hedradiein. Daar
rijknecht. In ieder gUal *ik t S€crutaris' groom ef
iligen kleinen bov m'j <>P den zwarthoof-
Bedrachèïn T dt! °P Cea rots verlaten."
deker. Dat was hrt s'LT.'".- de zi-l uil ,laar Iiaf
Pyrainieden van Sakkarak* aan dl'" Nii' voor
briek de vice-koninklijkc suikerfa-
-"aK ThS." he' dorp *l{ is bezienswaard
(Wordt vervolgd.)