I'
i
UIT DEN HAAG.
I
De verboden Vrucht.
feuilleton.
Donderdag 16 Jan. 1908.
52e Jaargang. No. 4326.
TWEEDE BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
PAUL OSKAR HöCKER.
lichtgrijze oogen.
VII.
Het zal, meen ik, een kleine tien jaar geleden zijn,
dat de gevierde dokter-dichter Frederik van Eeden in
Rotterdam een Nutslezing hield over het onderwerp:
„Waarvan leven wij?" De „roode draad", die door de
voordracht liep, was nogal dik en het zoo bij uitstek
fatsoenlijke" Rotterdamscho Nutspubliek, dat op zoo'n
vuurdoop allerminst voorbereid was, zat zich zoo vreese
lijk te ergeren, dat Let eens voor al besloot, liever vooi
't Nut te bedanken, dan ooit ^eer naar den rooden
dichtep te gaan luisteren. De pijnlijke momenten, die de
hoorders beleefd hadden en de oorzaak daarvan, waren
ras in het heele land bekend en in de „waereld" was
Eeden lievelingsdichter af. Hij behoorde voortaan tot het
dat men niet serieus neemt. laren verlie-
-1_ »A0^1(
genre rooien, aar men mei
pen, waarin men hem op zijn best als een goedigen gek
beschouwde. Totdat nu voor eenigen tijd geleden met
een artikel van den heer Van Eeden in het tijdschrift
„De Gids" bleek, dat hij na eenige jaren levenspraktijk
tot de poovere conclusie was gekomen, dat wij 't met de
Christelijke liefde onmogelijk zoo nauw kunnen nemen
en dat een regeering van een verlicht despoot ongeveer
't beste is, wat we hier op dit ondermaansche mogen
verwachten.
Twee dingen zijn daarbij W01 merkwaardig. Eerstens,
dat het groote publiek, dat nog geen jaar geleden niet
de minste notitie nam van de „sociologische ervaringen"
van den heer Van Eeden, of 't moest wezen, dat men
zich min of meer verkneukelde ovor de merkbare mis
lukkingvan zjjn stichting Walden, hem, nu hy zulke
„bruikbare" theorieën verkondigt, op eens inhaalt als een
eerste rangs denker en econoom, naar wiens woord te
liysteren, ieder zij aangeraden.
*- de tweede plaats, dat een man, als Van Eeden,
ïervai A hnawnnsche-
i, in
aan te nemen, tioe ui nu.»..,
zooveel smartelijke overpeinzingen er toe komt,
-i"^iv^rHAAlir.fir van an(
looflijk, wat ervaringen zakenmenschen hier in dat op
zicht hebben. De betaling van de meest alledaagsche be
hoeften blijft eerst maandenlang en ten slotte heelemaal
achterwege. Hoe 't dan gaat met betaling van wat niet
eiken dag opnieuw noodig is, laat zich denken. Voor
eenigen tijd moest bij mij aan den overkant iemand, die
een cbiquebenedenhuis bewoonde, verhuizen om de af
doende reden, dat zoowel gas- als waterleiding, wegens
wanbetaling afgesloten waren. En de melkboer uit de
buurt zag met den klant een vordering van bijkans 50
gulden verdwijnen. Zoo ken ik een commies aaneen der
regeeringsbureaux, van wiens tractement maandelijks
vijf-en-zeventig gulden wordt ingehouden voor betaling
van schulden, waaronder een vordering van een banket
bakker, bij wien in drie maanden maar even voor.
tachtig gulden was versnoept.
Het is geen fantasie, maar pure werkelijkheid, wat
ik vertel. Een onberispelijk heertje gaa* mij eiken dag
voorbij, wiens inkomen naar ik weet, nog geen duizend
gulden bedraagt. Hij bewoont een villahuis (wat hem
alleen haast zjjn halve tractement moet kosten) en
maakt zoo voor en na bureautijd met een prachthond,
half zoo groot als hij zelf, wandelingetjes als waarvan
ik U in mijn vorigen brief schreef. Of wel, mevrouw
benut zich de noodzakelijke uitstapjes van Bruno om
de buren immer te verrassen met hare nieuwste
creaties op 't gebied van reuzenhoeden. En afwisselend
komen bij den chef van de administratie, waar ons
heertje in functie is, de leveranciers van mevrouw en
mevrouvs zelf allerlei jammerklachten houden: de
eersten over de slechte betalingen van mevrouwtje en
met verzoek om een gedeelte van het tractement in te
houden, en de laatste over de snoodheid van de eersten
en met de bede om een voorschot op het honorarium
van manlief en of nog niet eens aanleiding kan worden
gevonden zijn tractement te verhoogen, als wanneer alle
lijden uit zou zijn.
De groote fout is wel de „stand". Half Den Haag leeft
minstens op dubbele hoogte van zijn stand. Zeer zeker
is in dat opzicht veel te laken, maar om niet onbillijk
te worden, moeten wij erkennen, dat het hier een maat-
- n n-jorlarI
achttien gulden per stuk en fauteuils vier en dertig
gulden per stuk. Een stel gordijnen voor maskeering
van de schuifdeuren kostte f56. En zoo voort.
Alles moest natuurlijk passen bij kleur van het be
hang dat van den huisbaas was en op zijn mooist
acht cent per rol gekost had. Een groen rieten serre
ameublement, dat ergens in een uitverkoop stond was
niet van zijn gading. Hjj verlangde witgelakte serre-
ameubels; dat stond veel fijner. Het resultaat was,
zooals zich denken laat, dat hij per slot van rekening
geen geld meer had voor een noodzakelijke keukenuit
rusting. En waar de belastingcentjes vandaan moeten
komen, die van al dat moois èn aan het rijk èn aan de
gemeente betaald moeten worden is mij een raadsel.
Als zoo huwelijksbootjes van wal gestooten worden,
dan is het niet zoo'n wonder meer, dat hier „entre
nous" nog al eens van een schipbreuk gerept wordt.
Natuurlijk is niet ieder Hagenaar zooals de menschen
waarvan ik u vertelde. Maar het zijn echte Haagsche
typen wier manier van leven voor een echten Hagenaar
niets verwonderlijks heeft. Zóó zijn onze manieren.
D. H. B.
Verschrikkelijk
In de branderij van den heer C. Th. Windhorst
aan den Noordvestsingel te Schiedam liepeergistermor
gen een brandersknecht, door den zich op een oogen-
blika ldaar bevindenden stoom misleid, 'in den boe-
renbak gevuld met
1 ciiuan gvruiu »(vi heete spoeling. Over het geheele
lichaam met brandwonden bedekt, werd de ongeluk
kige per brancard naar het ziekenhuis overgebracht
Ook een oordeel over ons land.
Kon men dezer dagen lezen hoe het publiek in
Frankrijk wordt ingelicht betreffende een hongersnood,
die in ons land zou heerschen, waardoor de Hagenaars
gedwongen zijn honden te eten, in een Zwitsersohe
vereeniging van kaasmakers hield de voorzitter, de heer
-- - J/»» KjvaI/1 tron
En in
tS, aai eeu mail,
na al zjjn ervaringen nog, niet geleerd heeft, hoe wensche'
't is, in zjjn oordeel de mogelijkheid van dwaling
Hoe kan iemand, mag men vragen, die
mtgj trimt. om
lyk
schappelijk kwaad kan heeten, waartegen voor ieder j Schmutz een voordracht, waarin een ander beeld van
individueel de strijd wel eens moeilijk is. Het komt land wordt ten toon gesteld. De heer S.. die ons land
- t1 «-flt-ovonhacw* h^/rvrht en
's-Gravenhage bezocht, en
1I1U1V 1UUOD1 uu w
dan ook dikwijls voor, dat overigens heel geschikte I hjdens het zuivel congres te a-u.awuuugv
menschen het kwaad niet altijd baas kunnen blijven. den landbouwstand op zijn Zondags heeft gezien, ver-
Ik herinner mij, toen ik hier nog niet lang woonde, ,e", dat onze koestallen netter zijn ingericht, dan de
dat een kennis collega rnjj vertelde dat 't zoo jammer meeste woonkamers in de Zwitsersche boerderijen; o.m.
was, dat ik den vorigen avond niet op 't verjaarfeest zijn de vloeren met linoleum bedekt. De kaas wordt
van zijn vrouw was geweest. Hij deed een schoon ver- gemaakt in de fabrieken onder leiding van directeuren
haal van hetgeen er alzoo was geschied, van de visite, en ofschoon de Nederlandsche boeren minder per L
die er geweest was, hoelang en hoeveel en velerlei wijn melk ontvangen dan hunne Zwitsersche collega's zijn
na zooveei smarieiyae v<di|<»,Aus...
openlijk zijn vroegere scherpe veroordeelir.g van anderer
levensopvatting en zyn met felheid gepredikte overtui
ging te her roepen, zonder schroom opnieuw met de groot
ste beslistheid zjjn levensbegrippen als zoovele orakelen
de maatschappij in slingeren. Men zou het allerminst
verwachten van een man, die in zyn nieuw dichtwerk
„Minnestral", Dante in den mond legt
Hoe anders o, hoe anders eeuwige Vader! zjjn
«F ïidnlfi mensch, die
er gedronken was enz. Nog geen week later vroeg hy
mij geld ter loen. Kort daarna was het de verjaardag
van een der leden van het Koninklijk huis. Er waren
heel wat feestelijkheden en veel volk op de been. Bij
't gesprek daarover, den volgenden morgen, vroeg „ik
hem, of hij 's avonds nog de stad in geweest was en
't antwoord luidde: „Neen, 't was overal zoo vol; we
konden toch nergens zitten." In mijn landelijke onnoozel-
heid meende ik, dat hij de banken in 't Voorhout be
doelde, en zei„ja, die bai.ken zaten 's middags al vol."
Maar „ik vergiste mij zeer. „Neen", verbeterde hij, ik
bedoel bjj Riche of in Centraal" (een paar eerste rangs
smulgelegenheden). Hij wist, dat ik met zijn financieele
omstandigheden te goed bekend was om niet te weten,
dat het meer de leegte dan de volte was geweest, die
hem thuis gehouden had. Nochtans hield hij zich groot.
-■»1
O li Ut) (illUvlO -O J UUUl buuiu e -
TTW«mrairiAn is Uw bestaan, dan d' jjdele mensch, die i Zoü»n man j8 meer te beklagen, dan te bespotten
Lwe werelden,is uw °esia^ Een lnstltuut, dat echt Haagsch mag heeten en van
U W C TT W
enkele jaren leeft, bevatten kan. i isen lu'iuuh u.i ovm, H
Wat zijn nu de gedachten, die ik als heilige de standophouderij een gevolg is, is dat van de
heb verkondigd, mij meer als spinsels van een 1 betalende logé's." T- ai« rinm ziin natuurliik
uw w llö
'gen waan? Af wat ik eens als wezen heb geheeld, in
donkeren gruwel of in lichte pracht, wat is het meer
dan schijn Gjj booze waan, die ons zóó insluit, dat wij
U niet zien, die ons zóó boeit, dat wij U niet gevoelen,
wel zyt gü meer dan alle smart te vreezen. Wat fol-
t'ring in de laagste hellekringen, die 'k boven uwe
schijnvreê niet verkoor!
En nü nu ligt mijn aardsche leven daar, een vol
geschreven boek, dat ik doorblader in deze rust van
smarteloos bestaan. En achgeen blad of 't laat rnjj on
voldaan, geen daad, die 'k niet wou herdoen, en geen
woord zonder den wanklank van onwetenheid."
Maar ik wou 't eigenlijk minder hebben over Van
Eeden, dan wel over toestanden, die mi) aan 't tekst
woord van zijn Nutslezing„Waarvan leven wy her
innerden. Met die „wjj" bedoel ik dan: wij, Haagsche
menschen de goeden niet te na gesproken. Ik dacht
dezer dagen toevallig een sla-
L/UtOitiiiuu ivgw S In een stad als deze zijn natuurlijk
veel menschen, die hun inkomen pogen te vinden of te
vermeerderen door een gedeelte van hunne woning al
of niet gemeubileerd en met of zonder pension te ver
huren aan menschen zonder gezin, Indisch gasten e. d.
Daarin zit zeker niets verkeerds. Maar wie 't doet
bewijst meteen zijn minderen „stand". Daarom kunnen
menschen van stand geen „menschen" houden.
En om nu toch de voordeelen van 't pension-houden
te kunnen genieten, die zij dikwijls evenmin kunnen
ontberen als alle anderen, die kamers verhuren, houden
standsmenschen „betalende logé's", d. w. z. zij hebben
een of meer personen in huis en aan tafel, die daar
voor behoorlijk betalen, maar die voor 't oog van de
wereld logé's zijn.
Op die manier tracht men elkaar zand in de oogen te
strooien. Voor het plegen van dergelijke fopperij komen
vooral deftige, maar onbemiddelde weduwen, leeraren,
dokters, officieren e.d. in aanmeiking. Zonder twijfel leg
gen de standsbegrippen van die menschen hun een ar
moede op, die dikwijls smartelijker gevoeld zal worden,
dan de armoede in achterbuurten. En, met een variatie
aan die woorden, toen my
gers- z.g. contraboekje in handen kwam. Vrij algemeen
hebben hier de klanten van slager, kruidenier, enz. zoo'n uai, Hl
J nn'9 er bÜ Ter' op hot bekende spreekwoord, kunnen wij wel zeggen
Alrloinari«
LlUUUUlI Llioi
boekje, waarin al het geleverde met den prijs er Dy ver-
meld is en waarin alle betalingen afgeschreven worden, „zoo de grooten zingen, piepen de kleinen
„Hi onnrfon klani. Kalfsfri- Zoo herinner ik my van een vorig jaar, dat iemana
Het was
maanc
boekje vaneen vrij goeden xiam. a,w-...
candeau biefstuk, ossehaas e. d. waren schering en in- ging trouwen, die zooveel als schrijver aan oen der de
slag. Edoch, het boekje begon met September 1907 en.... partementen was. Zyn tractement was niet lang te
„i lovtnrs was betaald, hoezeer voren op f800 gebracht en kan naar de tegenwoordige
regeling nooit hooger klimmen dan tot f 1100. Hjj had
zelf geen cent, maar deed nog al een goed huwelijk in
dez-n zin, dat zijn bruid duizend gulden mee ten hu
welijk bracht, waarvoor zy zich „een aangenaam nestje
konden maken." Nu kan iemand van zyn positie zich
voor duizend gulden ongetwyfeld keurig netjes instal-
leeren. Maar de wyze waarop in dit geval het bedrag
besteed werd, was inderdaad kluchtig. Het eerste meu
belstuk dat gekocht werd, nam al dadelijk schier het
halve „nestje" in beslag. Het was een piano van drie
honderd gulden. Die niet direct noodig was, want man
noch vrouw konden er een noot op spelen. De verdere
M =£-
Ö1KJO OOjvi. 1 -
nog geen cent van al dat lekkers was betaald, hoezeer
ndelyksche afrekening by 't gebruik van die boekjes
-0.1 is. Ik weet, dat de slager, die 't vleesch geleverd
heeft, een jonge man is, uio i»,t I,"
noemenswaard fortuin zyn zaak in een der
Hoe moet de man op die
muui
regel is. Ik weet, dat de slager, die 't vieescu gojo»o.a
--.r- man ia. die nog betrekkelyk kort gele-
JUird fo
buitenwyken heeft opgezet.
zyn eigen verplichtingen voldoen,
1 rvr/vot wap.h-
den zonder
alshy ettelyke maanaen, WülilüLLU JC»i wii «u..0,
ten op betaling van betgeen hy leverde? En er zyn wel
veel erger gevallen. Een winkelier in heerenmode artike
len vertelde my nog kort geloden van een ryk man,
aanwien hy een besten klant had gehad, maar die in vier
en een half jaar niets betaalde. Op aller onderdanigste
manier verzocht hem eindelyk de winkelier om ov r
eenig bedrag te mogen beschikken, over welk rechtma
tig verzoek de klant zoo verstoord was, dat h(j betaalde,
maar met de boodschap er by, dat hy voortaan van een
ander kocht. Zoo doen somm'ge ryken. En vele niet-ry-
ken nemen dezelfde allures aan, echter met dit verschil,
dot ze zoo mogelyk heelemaal niet betalen. Het is onge
zij toch zeer "welgesteldvelen zijn millionnairs.
Was het maar waar!
Arme schippers.
In Friesland heerscht onder een deel der schippers-
bevolking groote armoede. Vele schepen zijn overval
len door de strenge vorst, zonder hun bestemming te
kunnen bereiken, op de reis ingevroren. Wel is, toen
er goed ijs was. meermalen als baanveger of als prijs-
winner bij hardrijderijen een goed daggeld gemaakt,
maar sedert den ingevallen dooi zijn allen zonder
verdiensten.
Naar wederopening der scheepvaart wordt door de
schippers zeer verlangd.
Onder het zand.
De rijksveldwachter-jachtopziener De W. werd Vrij
dagnacht ongeveer vier uur in het duih te Katwijk
gevonden, bedolven onder het zand, nagenoeg geheel
bewustèloos. Donderdagmorgen was hij uitgegaan om
konijnen te delven, Omstreeks 12 uur 's morgens, toen
hij bezig was met delven, stortte het zand over hem
heen, zoodat hij dus ongeveer 16 uur tot aan zijn schou
ders onder het zand was begraven. Toen De W. Don
derdagavond niet thuis kwam, zijn helmplanters naar
hem gaan zoeken, die hem omstreeks vier uur in den
morgen in boven omschreven toestand vonden
Gedoemde werkeloosheid.
Men meldt uit Den Helder
De visschers, die zich op de reede van Tessel ge
regeld bezighouden met de garnalenvangst zijn tot werk-
loisheid gedoemd. De petroleum van het gestrande
stoomschip „Turbo" verontreinigt het water dermate,
dat de garnalen, die de laatste dagen werden aange
bracht, voor de consumptie totaal ongeschikt waren. De
Tesselsche visschers hebben daarom dan ooik; de vis-
scherij reeds gestaakt en die van Nieuwediep en Wie-
ringen zullen wel moeten volgen, omdat zij voor hun
vangst geen markt kunnen vinden. Meer dan 160 vaartui
gen en bijna 500 visschers zijn hierdoor buiten ver
diensten, wat voor de visschersgezinnen een groote
ramp is. Gevreesd wordt ook nlog dat de haringvisscherij
die spoedig begint, van de petroleum de nadeelige ge
volgen zal kunnen ondervinden, als niet dadelijk wordt
ingegrepen, 't Wordt noodig geacht het wrak te ver
branden, teneinde de zich daarinn nog bevindende pe
troleum te vernietigen. Belanghebbenden hebben zich,
om dat te bevorderen, met de eigenaars der Lading
in verbinding gesteld. Het belang van honderden eischt,
dat tot het nemen van den gevraagden maatregel zoo
spoedig mogelijk worde overgegaan.
Aardig spaarcentje
In de vorige week heeft inen te Tilburg ziekere juf
frouw van H. dood op haar bed gevonden. Toen het
lijk uit het bed was genomen, vond men in het bed nog
een bedrag van f36.000. De juffrouw leefde zeer ka
rig. D. v. N.
Ken sanatorium afgebrand.
Men meldt uit Nijmegen:
hei sanatorium Berkenoord pan
I1UUU Ï1UUI» aunuv.. w.
meubelen werden niet in een of ander magazyn gekocht, Zaterdagmorgen is nei sanatorium oemeuumu p„„
maar naar patroon besteld by de firma Allan Co., een den Graatscheweg alhier afgebrand. De brand is om-
firma, die uitsluitend fijnere kwaliteiten meubelen le- streeks 10 uur op den zolder ontstaan. De oorzaak is
vett. Met de stalen voor het bekleedsel der meubelen onbekend.
kwam hy op zyu bureau om zyn medeambtenaren te De brand werd ontdekt door een voorbijgaand weg-
bevestigen in de overtuiging, hoe goed hy wist wat werker. Vijf brandspuitwagens waren tijdig aanwezig,
u:'nn br,af\nn hom zijn stoelen, meen ik, De patiënten werden ondergebracht in het paviljoen.
hier „ton" is.
Velen hunner hielpen met het uitdragen van meube
len enz. De waterkranen werden met vuurbakken ont
dooid. De burgemeester was tegenwoordig. Er vielen
geen ongelukken voor.
De verkouden haan.
't Hanengeslacht behoeft in wat hier medegedeeld
wordt, geen décadentie te zien.
De Gallische haan draagt de Phrygische muts met
trots, met waardigheid, met gratie, enz. enz.
n Amsterdamsdie haan 't feit is historisch
draagt een slaapmuts.
Uit de achterramen van een huizenblok in een onzer
buitenwijken is het dier dagelijks te zien.
Cantecleer met een mutsje op; och, en hij stapt
nu niet trotsch, en niet met waardigheid, en niet met
gratie, enz. enz., want hij is verkouden. En daórom
kreeg hij '1 mutsje op.
Maar waakzaam is hij gebleven, zijn plicht vervul
lend zoo goed als 't gaat. Eiken ochtend klinkt schor-
rig 't geluid uit de muts over den hanekop.
Een oud schoolkind.
Naar het „Nieuwe Schoolblad" meedeelt, ontving
een schoolopziener onlangs volgend briefje:
Aan den Schoolopziener in het arrt
Mijnheer,
Ter beantwoording op uw schrijven betreffende het
niet naar school zenden van mijn dochtermoet
ik u melden, dat zij van voornemen is in korten tijd_
te trouwen, en haar aanstaande echtgenoot is er erg
op tegen, dat zij de school nog zou bezoeken. Daarbij
is zij reeds goed op dc hoogte met de Hollandsche,
Fransche, Duitsche en Engelsehe taal, alsook met mu
ziek en huishoudelijke bezigheden, en daar zij in April
reeds den ouderdom van 30 jaar bereikt had, acht ik zelf
ook onnoodig er bij haar langer op aan te dringen.
Verblijve enz.
De redactie teekent hierbij aan:
De bedoelde jonge dame kwam nog als schoolplichtig-
kind op een der lijsten A voor, omdat 187* veranderd
was in 189*. Het ontvangen van zulk een humoristisch
briefje geeft nog eens een aangename afwisseling bij
al het onaangename van werken met registers, die niet
in orde zijn.
Drukte bjj de spoorwegen.
Nu de vaarten gestremd zijn, moet het goederenvervoer
natuurlijk met de spoorwegen plaats hebben. Als be
wijs hoe enorm druk het op het goederenstation S.S. is,
diene, dat er dagelijks ongeveer 20 extra goederentreinen
aankomen en vertrekken, elk een vijftigtal wagens ver
voerende. In dezien tijd komt eerst goed het rangeerter
rein te Maarn tot zijn recht, al wat hier niet kan worden
behandeld, mat naar Maarn om aldaar uitgerangeerd
te worden. De goederenloodsen zijn vol, extra karren
zijn aangenomen om de zendingen regelmatig te kun
nen bestellen. Vele werkloozen zijn aan 't werk ge
steld om 't zij als remmer of hulparbeider dienst te
doen. Utr. Dgbld.
Een Duitscher over onze druiven.
De voorzitter van de Deutscher Pomologen Verein.
geeft in Möllers Deutsche Gartner Zeitung een uit
voerig relaas over de vruchtententoonstelling in Mann-
heim, Waaruit we deze alinea vertalen:
„In tafeldruiven stonden de Hollanders ver vooraan.
Reu zendruiven en reuzenbessen. De keurige eenvoud,
waarmee deze wonderen van den tuinbouw zonder an
dere versiering op het symbool der Hollandsche zui
verheid en netheid: een witte tafelbekleeding, waren
neergeleid, deed haar pronkende pracht nog meer uit
komen. De Hollanders verstaan hun zaakje. In alle
stilte veroveren ze de eene Duitsche markt na de andere
voor hun fruit en groenten. Ook naar Mannheim zijn ze
wel allerminst voor de tentoonstelling gekomen. Hand
in hand met den vertegenwoordiger hunner regeering
aldaar, met wien ze alles overlegden, hebben ze zich
voor hun invoer nieuwe wegen geopend. Het loont de
moeite het systematisch werken na te gaan, waarmee
zij stapje voor stapje hun fruitteelt, hun handelsver-
eenigingen, hun ooftmarken en veilingen en niet het
minst hun fruituitvoer met goed gevolg vooruitbrengen.
De Veldbode
De verkiezing van een diaken.
In een klein stadje van ons vreedzame vaderland
viel onlangs het volgende voor.
Er was een vacature in het college vaa diakenen
der Ned. Herv. Gemeente. In het bedoelde stadje is
de keuze van personen niet groot. Men keek eens rondom
zich, stak de hoofden bij elkaar, en vond, dat zekere
meneer X. wel geschikt was. Hij was wel geen hoog
vlieger, maar men kende hem als een bruikbaar en
bedaard mensch, meegaand, ten minste volstrekt geen
dwarsdrijver of man van al te onafhankelijke denkwijze.
De een wist dat te bevestigen, omdat hij met hem in het
bestuur eener liefdadigheidsvereeniging zat, de andere
omdat hij met hem kegelde, de derde omdat hij een
whistavondje met hem hyd, enz. Alleen: men moest er
niet te veel drukte van maken, anders zou X. (niet
willen. Maar eenmaal verkozen, zou hij, geloofde men,
niet weigeren.
De verkiezing werd daarop in alle stilte voorbereid, van
vriend op vriend het wachtwoord overgegeven, en het
resultaat was,, dat X. met groote meerderheid uit da
bus kwam.
Een der diakenen, die voor zijn verkiezing had ge-
geijverd, spoedde zich naar den gekozene, om hem
van zijn verkiezing kennis te geven, en hem geluk
te wenschen.
X., die van het geval niets wist, ontving de mededee-
ling met duidelijke kenteekenen van verlegenheid.
En je neemt natuurlijk aan? zeide de diaken.
Ik zou wel willen, was het antwoord, maar er is
één bezwaar
En dat is?
Dat ik Roomsch ben
Tableau(Vad.)
Roman van
o
6.
In dit
oogenblik stak zijn buurman met een wind-
lucifer zijn kort Engelsch tabakspijpje aan. Bij het
opflikkeren van den kleinen J
1"H/wvrvio hAArPn
vlam werden de gezien
ten van het groepje heeren flauwtjes
verlicht.
Jutta schrikte er van.
De Egyptenaar, dien zij zich als een blonden, io
vialon landsman, had voorgesteld, was gebruind, hij
had een glad geschoren gezicht en groote verstandige
Het was Flits van Suceo de door haar echtgenoot
n erloochende neef. Dat bracht haar gemoed nu in opstand
Mat haar echtgenoot haar van zijn brutale daad gezegd
had, stemde niet overeen met den persoonlijken in
druk, dien zij van hem gekregen had.
Toch was er van haar echtgenoot reeds zooveel
korpsgeest op haar overgegaan, dat zij merkte: dat
hare sympathie voor Achmed's heer en gebieder snel
eenige graden daalde.
En hare eerste gedachte washoe zij het spoedigst
ongemerkt van d<- commandobrug zich kon verwij
deren.
De heeren praatten zoo druk, dat geen hunner naar
haar omkeek, toen zij zich naar ae trap keerde.
Maar nog op de onderste trede talmde zij en luister
de nog even.
„Jutta?" klonk het roepend uit het halfdonker voor
haar. Haar man stond in de deur hunner hut; hij
de hand. „Het eerste trom-
van kleeding verwis-
om haar rnaii te ontzien? Om maar niet opnieuw het
hatelijk onderwerp aan te roeren, wat hem bijna den
geheelen dag reeds bedorven had? Of deed zij het,
om den goeden indruk niet te verliezen, die in haar
gemoed nog worstelde met haar veroordeel?
Terwijl zij de hut binnen traden, sprak zij, een weinig
druk doende, alleen over de uilnoodiging van den
kapitein en over diens wewillendheid.
Maar in het geheim ergerde zij zich over zich zelve
en hare zonderlinge innerlijke bevangenheid
De eetzaal was slechts hier en daar bezet. Ook de
plaats naast Jutta was ledig: zij had het dus goed voor
speld. De Silezische kolenbaron was ook niet erg
spraakzaam en legde een sterken afkeer aan den dag
jegens de visch- en vleeschgereohten; ook de
rechter-president en de Heidelbergsche professor ver
toonden dezelfde verschijnselen. Daardoor had
mijnheer van Stangenberg, die naast de jonge vrouw-
zat, geheel alleen te zorgen voor het tafelgesprek.
Reeds bij het tweede gerecht van het inderdaad vor
stelijk diner, hetwelk nog werd opgeluisterd door de
1- <lo 1/orv
hield de klink nog
petsignaal. Men moest dus snel van kleeaing vei
selen Waar heb je toch al dien tijd gezeten?"
„Ik? O, ik ben even op de commandobrug ge
weest."
^ij wist zelf niet, waarom zij hem niet dadelijk iets
zeide over hare ontmoeting met zyn neef. Zweeg zy,
SICIIJK UlliCl, Itvinvm u
ruischende muziek van de kapel,hadden de glazen,
die op tafel stonden, reeds vreemdsoortige kleine ver
schuivingen uitgevoerd; hier en daar had men al een
verdacht gilletje gehoord, de stewards brachten nu
de stonnblokken, waarin de glazen en flesschen wer
den vastgezet. Het schip rolde geweldig. De eerste
slachtoffers verlieten reeds in allerijl de eetzaal. Eens
klaps haalde het schip over voor een paar minuten
draaide de schroef vrij in de lucht en tegelijk hoorde
men een kletterend gekraak. Alle flesschen en glazen
vielen uit de stoa-mblokken.
„Dat noemt men 'nu een voorjaarsreis naar het eeuwig
zonnige zuiden!" merkte Succo op. pijnlijk lachende.
„Als ik wist, dat ik zonder ongeval het dek bereikte,
ging ik toch liever naar boven," zeide mevrouw van
Druhsen.
Jutta verbaasde zich over haar man. Een licht zweet
stond er op zijn voorhoofd; maar hij verziunelde al
zijn wilskracht, om zijn zenuwen meester te blijven. Zoo
dikwijls de rechterzijde van het schip, waar de
tafel stond, daalde, sloot hij de oogen en klemde hij
de tanden vast op elkander.
Voor de salonpassagiers scheen er wel geen ander
onderwerp ter bespreking dan: zeeziekte, het slingeren
van het schip, enz. Tot een geruststelling werd betoogd
dat men in den loop van den nacht onder de beschut
ting der kust van Corsica zou komen: dan zou de on
rustige beweging van het schip wel afnemen.
„W ie zich zoolang dapper houdt, is dus gered," zeide
de ritmeester, Jutta s echtgenoot in het geheim van ter
zijde aanziende.
Wederom werd er een vervaarlijk gerinkel gehoord.
„Voor honderd mark porselein kapot!" meende een
ingewijde. Maar de muziekkapel blies lustig door. Her
haaldelijk zag men een paar tafelgenooten uit de zaal
verdwijnen.
Een paar malen achter elkander rolde nu het schip
zoo hevig, dat de barones zich vertwijfeld met de rech
terhand vastklemde aan haren tafelbuur, den Heidel-
ixji'ger professor.
„O God, wat word ik raar!" riep er weer een. Dit
kreet werd meteen Üat signaal voor een algemeein
vlucht.
Enkele oogenblikken later zat Jutta moederziel-alleen
met mijnheel- van Stangenberg aan tafel. Ook haar
echtgenoot was verdwenen. Zij wisten beiden niet, hoe
dat alles zoo schielijk was gegaan. In ieder geval was
het komisch.
„Het is wel harteloos," zeide de ritmeester, „dat geef
ik toe, het zou den schijn hebben alsof men zich
verheugt in eens anders verdrietelijkheden. Maar ik
kan er niets tegen doen; het werkt op iemands lach
spieren."
Jutta moest insgelijks lachen.
„Het kwam zoo onverwacht!" riep zij uit. „Maar ik
moet nu toch heusch naar mijn man zien."
„Neen, neen. neen, toch niet! Volg den raad van
een oud-gediende, mevrouw, het is practischer en ede
ler. dat echtgenooten in den toestand van zeeziekte
zich volstrekt niet om elkaar bekommeren."
„Gij zijt werkelijk harteloos."
„Vraag excuus. Eerstens helpt alle toespraak toch
niets. En danontneemt het iemand de illusie."
Zij dreidge hem weer met hare oogen, maar moest
toch ook weder lachen. Hij verheugde er zich blijk
baar over, dat hij het pleit gewonnen had en schonk
twee glazen champagne in: een uit Succo's fleseh en
een uit de zijne. „Men kan zich zijn verguld zelfbe
drog niet te lang bewaren, mevrouw, want het houdt
iemand jong."
„Ik ben evenwel niet meer jong genoeg, om mij
aan de zelfmisleiding over te geven, dat u van deze om
standigheid misbruik zoudt willen maken."
„Zeer goed." Hij lachte. .„Laten wij vrede sluiten,
mevTouw. Gelijk gij ziet, zijn wij beiden aan tafel de
eenige zee-vasten; gedurende den storm moeten wij dus
niet elkanders gezelschap tevreden zijn."
„Is u van plan, al dien tijd u over mijn man vroolijk
te maken?"
„Maar mevrouw?!"
Door dezen samenloop van omstandigheden ontstond
er tusschen hen als spoedig een zekere vertrouwelijk
heid. Natuurlijk maakte hij haar het hof en liet zij:
het zich welgevallen. Ten eersten: was van Stangenberg
werkelijk zeer charmant en ten tweede: ongevaar
lijk. Zij nam zich voor hem dat te zeggen. Maar zij;
liet dat toch nog: wanneer hij vijf dagen lang een prettig
tafelbuur wilde zijn, dan mocht hij tot belooning wel
een weinigje op haar verliefd geraken.
Op haar man viel nu niet te trekenen.
Hij had zich door twee kellners naar de hut laten
brengen; liet zich uitkleeden en te bed leggen.
Toen zij in de hut kwam zien, hoe haar man het
maakte, was daar ook nog een kellner, bezig met het
in orde brengen van het tweede bed. De man was
blijkbaar er over verbaasd dat „de mevrouw" van zee
ziekte Verschoond bleef.
„Om Gods wil, laat mij alleen, Jutta!" kreunde haar
man. toen zij bij zijn bed kwam. „Ik wil niet be
klaagd worden en ik wil ook niet, dat gijer naar
kijkt... o God!"
Zij keerde zich terstond om. „Maar kan ik u mis
schien ook nog een of ander brengen, Guus?"
„Neen, neen. Maar niets meer vragen. En overigens
zijn de bedienden er om me te helpen. Het is zoo
iets onverkwikkelijks."
Zij ging dus. Tamelijk verlucht. Hij was werkelijk
veel netter, dan zij het zich had voorgesteld. Ook bij
hare latere bezoeken had zij alleen deze ééne opmer
king: hij gevoelde het zelf dat een gezond mensch de
zeeziekte niet als iels heldhaftigs kon opnemen, en
hij was te wel opgevoed, dan dat hij in dezen toe
stand door zijne vrouw gezien wilde worden. Misschien
was het alleen ijdelheid en schaamte zij beschouw
de het als fijngevoeligheid. Ook tegenover den ritmees
ter tirukte zij zich zoo uit.
(Wordt vervolgd.]