De verboden Vrucht. Donderdag 23 Jan. 1908. 52e Jaargang. No. 4328. TWEEDE BLAD. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON Roman van PAUJi OSKAR HöCKER. t. Raadsvergadering van Wieringen, gehouden op Zaterdag 18 Januari 1908, des namiddags 2 uur. Afwezig de heer V. Heijblok. Voorzitter de heer Cavaïjé, Burgemeester. Ba opening der vergadering, met de beste wenschen voor 1908, worden de notulen der vorige vergadering door den Secretaris, den heer Bruul gelezen, en onver anderd goedgekeurd. Voorzitter deelde mede: a. dat door den Rijks-Ontvanger te Anna Paulowna en door den Rijks-Betaalmeester te Amsterdam, bij den Gemeente-Ontvanger zijn gestort de sommen van f2173.97 en f292.13. b. dat de heer F. J. Mook voor zijne benoeming als onderwijzer aan de O. L. School te Oosterland heeft bedankt. c. dat door B. en W. ten kantore van den Gemeente- Ontvanger kasverificatie was gehouden en de admini- j stratie in orde was bevonden. De ontvangsten hadden bedragen f 18003.85J, de uit-1 gaven f 17415.42J, alzoo moest in kas zijn en is bevon-1 den de som van f588.43. Ter Jinzage^wordt aangeboden de maandstaat der zee gras-exploitatie over December 1907. Wordt gelezen oen adres van het Visschersfonds „Wie- ring en", waarin wordt verzocht van gemeentewege zich te verzetten tegen de gedeeltelijke drooglegging der Wierinpermeer, of mode te wefken dat er van Ryks- wege schadevergoeding wordt verleend aan de Wie- ringer visschers, voor de groote geldelijke nadoelen welke uit deze drooglegging zullen ontstaan. B. en W. adviseeren, hierop niet in te gaan, daar dit particuliere belangen zijn en geen gemeentebelangen en het Visschersfonds in overweging te geven, zich hier mee bij de hoogere autoriteiten te vervoegen. Da heer Peereboom zegtIs dat wel juist gezien, dat dit particuliere belangen zijn Ik ben vóór droog legging der Wieringermeer, doch die drooglegging zd voor de visscherij grcote schade medebrengen en daar om meen ik, dat hèt nuttig zou zijn als het gemeente bestuur zijn best doet om schadevergoeding voor de visschers te vragen. VoorzitterZulks ligt niet op onzen weg om te doen, doch indien de Regeering ons om inlichtingen vraagt, dan geven wij gaarne advies, en daarom geven wij in overweging zulk een adres aan de Regeering op te zan den. Ditzelfde heb ik ook aan verschillende personen, welke mij hierover kwamen spreken, gezegd. De heer Kuut vindt het voorstel van B. en W. zeer juist, want veronderstel eens, dat er een adres inkwam van 50 boeren, die vroegen om steun om de drooglegging voor te staan, wat moet men dan Voorzitter: Zeker, en een van de beurtschippers b.v De heer KoopsEn een van de tjalkschippers De heer Peereboom is dit volkomen met de heeren eens, maar indien de drooglegging geschiedt, dan ligt er op zee en in de haven een massa hout waardeloos. VoorzitterDaar is niets tegen te zeggen, maar dat zijn persoonlijke- en geen gomeente-belangen. De heer Obreen zegt, dat de Minister in zijne memo rie van toelichting, bij het wetsontwerp gevoegd, wat voorbarig is geweest, door er in te vermelden, dat de j visschers aan de riaukes van de drooglegging geen schade zullen ondervinden, doordat er aan Den Oever een flinke haven zal komen, waarin men ook de schepen van de I Haukes zal kunnen leggen, om van-daar-uit te gaan vis- schen. Maar behalve dit, zijn er voor andere ingezetenen voordeelen en voor weer anderen nadeelen aan verbon denneein b.v. den postschipper, de licht opstekers, de tonnenleggers, enzenz. Deze zullen allen schade lijden, en dez moeten zich wenden tot de Regeering om scha deloosstelling. Vraagt de Regeering dan bij ns om in lichtingen, wel, dan geven wfj die gaarne. De heer Peereboom is dit met den heer Obreen eens, de Minister is te voorbarig geweest, met te zeggende visschers aan de Haukes zullen geen schade lijden, integen deel, de schade zal groot zijn. Spr. echter zou het zeer onbillyk vinden, als visschers op andere plaatsen wel en de onze geen schadevergoeding kregen. Hierna werd het voorstel van B. en W. met algemeens stammen aangenomen. Wordt gelezen oen verzoek van den heer P. Maars, om j de verordening tot wering van invoer van rundvee, schapen en varkens op te heffen, aangezien de besmette- j telijke veeziekte afneemt. Naar aanleiding hiervan hadden B. en W. zich gewend tot den Districts-Veearts te Haarlem om advies, uit we k advies bloek, dat opheffing der verordening sterk werd ontraden, daar de veeziekte nog in de nabijheid heerschte. B en W. stellen dus voor, afwijzend op het adres te beschikken. De heer Hermans vermeent, dat de behoefte aan rund vee en varkens niet zoo groot is. De heeren Koorn en Kuut zijn dit met den heer Her mans eens. Met algeineene stemmen wordt afwijzend beschikt. Naar aanleiding van een verzoek van de Herv. Diaco nie, om verier ging van den tijd, tot ontruiming van de onbe roonbaar verklaarde armenhuizen, hadden B. en W. gecorrespondeerd met de Gezondheidscommissie te Scha- gen, uit welke correspondentie bleek, dat de verlengings ver- om ver- termijn is gesteld op 1 Mei 1908, hetgeen ook door den Raad werd goedgekeurd. Wordt gelezen een adres van de Vereeniging „Ooster landsbelang", waarin werd verzocht, om van gemeente- wege te Oosterland te plaatsen 5 straatlantaarns, nJ. 1 j bij de kaasfabriek, waar tevens de brievenbus aan hangt, 1 bij de school, 1 bij den heer M. Heijblok voor 't Sche pelspaadje, 1 bij den heer C. Maars en 1 bij den hoek van 't kerkhof. B. en W. stellen voor, het verzoek toe te staan, met ingang van 1 Januari 1909. De heer Kuut acht het niet noodig. De heer Koorn zegt: dan konden de bewoners van alle buurten wel eens aankloppen, als wij d i t toestaan. De heer Kuut meent verderde brievenbus kan men in 't donker wel vinden en de boeren, die met hun rijtuig aan de kaasfabriek komen, zijn alle van licht aan hun wagens voorzien. De heer Koops acht het wel noodig, het kan daar soms zeer donker zijn, en overal waar menschen wonen, is een beetje verlichting zeer gewensoht. De Koorn vreest, dat, als de menschen van al de ver schillende buurtjes eens om verlichting aanklopten, dit nog al wat zou kosten. Voorzitter: Volgens onze berekening kost het aan schaffen van iedere lantaarn f 18.— en het jaarlijksch onderhoud f 11.— per stuk. De heer Koops: Het zjjn 22 menschen, die dit vragen omdat zü er behoefte aan gevoelen om aldaar eenige verlichting te krijgen. Zij betalen dóar ook belasting. De heer Kuut: Ja, maar er is geen geld om de kos ten te betalen, wij hebben de gelden meer dan noodig, De heer KoornEn dan had ik er liever grint voor, voor de wegen, want die zijn soms zeer slecht. De heer Kuut: Och, zij hebben maar gauw een oeniging bij elkaar gescharreld en vragen lichting De heer Peereboom zegt: Over één kant beschouwd, heeft Oosterland gelijk, doch een lantaarn bij de school, waar het verkeerspunt is, was genoeg. De heer Hermans is dit m- t den heer Peereboom eens en zag ook gaarne een lantaarn bij het Schepels paadje. De heer Kuut zegtIk geef je de verzekering, dat, eer de vijf lantaarns er zijn, er vier andere adressen inkomen ook om verlichting. De heer Peereboom* Algeheele verlichting vind ik te bezwaarlijk; maar op sommige gedeelten, als bi) de school, of bij de brievenbus, vind ik het wel goed. Zoo laat loopen de menschen daar toch niet en ze kruipen er nog al vroeg in", (te bed gaan, bedoelde spreker, Verslagg.) 1 De heer ObreenIs 't ook mogelijk, dat een van de heeren een ander voorstel heeft? De heer KoopsIk ben voor verlichting en dan 2 lantaarns n.1. één bij de school en één bij de brie venbus spr. maakte daar een voorstel van. De heer HermansIk dacht van bij de school en bij 't paadje. De heer Kuut: En ik vind het onnoodig. Voorzitter brengt het voorstel van den heer Koops in rondvraag. Eerat de vraag, of men vóór of tegen ver lichting is Vóór verlichting stemden de heeren Obreen, Hermans, Koops en Peereboom, tegen de heeren Koorn en Kuut. Hierna het voorstel van den heer Koops: Vóór stemden de heeren Obreen, Koops en Hermans, tegen de heeren Koorn, Kuut en Peereboom; zoodat de stemmen staakten en 't adres werd aangehouden tot een volgende vergadering. De heer Peereboom was wel vóór verlichting, doch niet meer dan één lantaarn. Voorz. deelde mede, dat de gemeente-veld wachter, de heer Jb. van Boven, wegens zijne benoeming was vertrokken naar de Haarlemmermeer. Voor de vacante betrekking zullen nieuwe sollicitanten worden opgeroe pen, doch daar de tegenwoordige veldwachters-woning zeer ongeschikt wordt geacht, stellen B. en W. voor, in plaats van vrije woning, in de oproepingsad verter.tie te plaatsen, dat voor vergoeding van huishuur f 52.— wordt gegeven. De heer Kuut vraagt, of 't raadhuis niet geschikt is. Voorz. zegt van niet, dat is veel te klein en men heeft er geen behoorlijke kookplaats. 't Voorstel van B. en W. wordt met algemeene stemmen aangenomen. Voorz. deelde mede, dat op 15 Januari j.1. het aantal kinderen in de Westerlander school bedroeg 102, dus 12 meer dan 't maximum, zoodat aldaar een derde leerkracht moet worden benoemd. B en W. stellen dienaangaande voor, voor de school te Westerland een onderwijzer op te roepen en zoo er zich geen onderwij zer aanmeldt, dan een onderwijzeres te nemen. De heer Kuut: Hoe staat het met de school voor Oosterland Voorz.Daar zijn nu sollicitanten voor, doch de oproepingstermijn is nog niet gesloten. Kunnen wij 72 in 1907 plaats gehad hebbende verlossingen door adressante ver wordt met algemeene nog, of er spoed mee daar geen onderwijzer krijgen, dan doen wjj hetzelfde voorstel voor een onderwijzeres. Het voorstel van B. en W. stemmen aangenomen. De heer Peereboom vraagt gemaakt wordt. Voorz. Ja. Op voorstel van den Minister wordt eene wijziging in bestek en teekening voor een nieuw aan te bouwen lokaal aan de school te Westerland goedgekeurd. In verband met de kosten van dezen bouw, worden eveneens goedgekeurd een suppletoire begrooting in ontvangst en uitgaaf tot een bedrag van f 2128 83, en een staat van af- en overschrijving tot een bedrag van f 386.52. Tot wegwerker wordt wederom voor een jaar benoemd de heer D. Bekendam. De heer Kuut geeft in overweging, deze benoeming een volgenden keer wat vroeger te doen plaats hebben, liefst vóór 1 Januari. Voorzitter zegt, er nota van te zullen nemen. Was ingekomen een adres van mej. M. P. Lanoojj, verloskundige, waarin zij verzoekt, met 't oog op het minder aantal verlossingen, waarvan nog vele door den geneesheer worden gedaan, hare jaarwedde te willen verhoogen. Van de geboorten, waren 45 richt. B. en W. stellen voor, Mej. Lanooij van iedere ge boorte, waarvan zij de verlossing niet heeft verricht, f5 te verstrekken voor tegemoetkoming in haar levens onderhoud, daar ambtenaren, welke van hunne betrek king moeten leven, behoorlijk gesalarieerd hehooren te worden. De heer Koorn vindt dit niet goed en acht verhooging van salaris beter. De heer Hermans vraagt: Weet dokter (de heer Koops) hier geen mouw aan te passen? De heer Koops: Ik niet, maar wat bedoel tU hiermee? Indien U zich wat nader en duidelijker wilt uitdrukken, kan ik u wel antwoorden. De heer Hermans: Ja, bijvoorbeeld, dat u de menschen wat meer naar de juffrouw zendt. De heer Koops: De geneeskunst en de menschen zijn allebei vrij. De heer HermansZeker, dat is waar, maar doet u evenals uwe voorgangers; deze verwezen de menschen naar de juffrouw; die waren er liever vrij van, omdat 't niet zoo'n mooi vak was. De heer KoopsIk vind 't juist een mooi vak en ieder die mij haalt, moet f20 geven, dat weten de menschen vooruit. De heer KuutEn 't moet ook de gemeente nog meer kosten. De heer Koops: Juist de menschen, die mij halen, jagen de gemeente op kosten. De heer HermansDan kunnen wij er ons wel bij neerleggen De heer Peereboom't Is anders opmerkelijk, dat de minstgegoeden gebruik van den dokter maken en de meergegoeden de juffrouw halen. De heer KoopsWou u 't mij dan verbieden De heer PeereboomVolstrekt niet. De heer Obreen zegt, dat de juffrouw zoo geen bestaan kan vinden; ook is aan de betrekking geen pensioen verbonden, zoodat zij toch wel iets moet hebben om ook voor haar ouden dag te kunnen zorgen. De heer Hermans is hier voor, want zij mist zoo doende veel. De heer Koorn wil echter liever haar salarid verhoo gen, want voor iedere verlossing, die zij niet doet, f 5 te geven, klinkt hem wat vreemd in de ooren. Als men nu eens om haar kwam, kon zij wel zeggen: Nou, ga maar naar den dokter hoor, ik krijg evengoed f5. De heer Obreen meent, dat dergelijke handelwijze niet in den aard van de juffrouw ligt, zoo zal zij niet doen. Het voorstel van B. en W. wordt met v\jf tegen een stem aangenomentegen stemde de heer Koorn. Namens B. en W. stelde de Voorzitter voor, aan de schoolbibliotheek te Hipp f15 by te dragen, aangezien voor die te Oosterland f 10 bijgedragen wordt. De heer Kuut vraagt, oi dit doorloopend is, waarop de Voorzitter toestemmend antwoordt. De heer Koorn zegtJa, maar dan moeten wij 't voor Westerland ook hebben. De heer KuutNog niet hoor, want daar is geen verlichting, maak eerst maar 'n adresje klaar voor verlichting, 't kost toch al een hoop geld en 't geeft niets, wjj hadden wel plaatsen om 't beter te besteden. De heer PeereboomWe zjjn met Oosterland begonnen en zjjn er nu aan vast. De heer HermansTe Oosterland worden goede boeken uitgegeven, want het scheelt mij veel wat de kinderen lezen, en d i e boeken lezen mijn kinderen gaarne. Het voorstel van B. en W. wordt met algemeene stemmen aangenomen. Rondvraag. De heer Kuut zegt: Wij hebben zooeven den wegwerker benoemd, maar ik zou wel eens weten willen, hoe het met den dokter staat, want de gemeente geneesheer heeft toch zjjn ontslag al. Voorzitter: De doodschouw, waarin jaarlijks door B. en W. voorzien wordt, is geregeld en die komt alleen voor rekening der gemeente. Niemand meer het woord verlangende, sluit Voorzitter de vergadering. Alkmaar. S.elende op het ijs, geraakte Zaterdagmiddag kwart voor vijf het zesjarig jongetje van zekeren G. wonende aan het Luttik—Oudorp, ineen bijt onder het ijs om de scheepswerf en machinefabriek „'t Hondsbosch." Toen het kind werd opgehaald, was het leven reeds geweken. Alkmaar. Wegens ongesteldheid van den heer Dr. O. Schreu ders, leeraar in de Oude Talen aan het Gymnasium, is de waarneming zijner betrekking opgedragen aan den heer Dr. M. Boas te Amsterdam. Stolpen. Alhier gaf j.1. Zondag in 't lokaal van den heer J. Nobel de rederijkerskamer „Nooit gedacht" een open bare uitvoering. Opgevoerd werd„Er is maar één", tooneelspel in drie bedrijven en tot nastukje. „Het zwaard van Damo- cles", blijspel in één bedrijf. In aanmerking genomen 't nog korte bestaan dezer Kamer, moeten wij erkennen, dat er tamelijk wel ge speeld is. Wel valt er zoo hier en daar nog wat te polijsten, doch met eenigen goeden wil zjjn die nog iet wat ruwe plekken wel weg te krijgen Met genoegen zullen wjj een volgende uitvoering wederom bij wonnen. Het traditioneele bal besloot ook hier den avond. Te 't Waarland (Harenkarspel) werd Zondag 19 Januari j.1. in 't lokaal van den heer A. van Ophem eene uitvoering gegeven, door de rederijkerskamer „Ons Genoegen". Eerst werd opgevoerd„De plichtvergeten vader", drama in drie bedrijven. 't Liep goed van stapel; treffend werd bijv. gespeeld 't tooneeltje tusschen den hardvochtigen, onvermurw- baren huisbaas en zijnen in dieptreurige omstandig heden verkeerenden huurder, prachtig als oude man gegrimeerd, waarna, als de spanning op 't hoogst is, de patroon van des huurders kleinzoon, 'n indrukwek kende verschijning, als redder optreedt. Ook die bejaarde huurder speelde best en zijn zoon Bruno en ook zijn kleinzoons weerden zich mede ver dienstelijk. Aandoenlijk was verder 't verhaal van dien Bruno, zeer bedriegelijk als bedelaar vermomd en door zijn ouden, half bi inden vader aanvankelijk niet herkend, waarin we hem al zijne verkeerde, zijn vader veel ver driet veroorzakende handelingen berouwvol hooren erkennen, totdat vader en zoon elkaar ten hoogste ge roerd in de armen vallen, 'n Hartelijk applaus weer klonk aan 't einde. 't Nastukje: „Men kan geen boer wijs maken, hoe een soldaat aan den kost" komt, een blijspel nog wel met zang en in twee bedrijven, had mede veel succes, 't Is 'n aardig ding, waarin door de militairen wel de meeste klucht wordt aangebracht. Ze wisten, zooals een goed soldaat dat kan, al heel gauw de hartjes van de jonge dames (uit het publiek) te stelen; die gichelden tenminste dat het een lust was om te zien. Ook 't kasteleintje was eenig en zijn knecht wist mede herhaaldelijk den lachlust in hooge mate op te wekken. 'n Gezellige, flink geslaagde uitvoering was 't. Jammer, dat er zoo weinigen van waren komen profiteeren. Met 't gebruikelijke bal na werd een en ander besloten. Moord te Amersfoort. De berichtgever van het Hbld. deelt aangaande den Woensdagavond gepleegden doodslag nog mede: Het lijk van den bijna zestigjarigen Gerrit van Drie is naar Utrecht overgebracht om gerechtelijk te worden geschouwd. Daarheen is ook geleid zijn 37-jarige zoon, tegen wien zeer ernstige vermoedens zijn gerezen. Deze bleef tot het oogenblik waarop hij het politiebureau verliet ten stelligste ontkennen, iets anders te weten, dan dat hij bij zijn thuiskomst zijn vader op den vloer van het armelijke huisje vond liggen. Er zijn echter verschillende getuigen, die hem met zijn vader in diens huis hebben zien gaan en kort daarop hem heftig hebben hooren praten en den verslagene hebben hoo ren uitroepen„ik zal me verdedigen zoo lang ik kan." De verslagene was een dier menschen die geen vak verstaan en alles aanpakken of van de liefdadigheid leven; ook was hij een bekend strooper en maakte hij veel misbruik van sterken drank, hetgeen gewoonlijk he- vige huiselijke twisten ten gevolge had. Woensdagochtend nog moet hij hebben getracht, zijn Vrouw te mishandelen, die daarop vluchtte naar een anderen zoon, wonen de aan den Leurderweg. Wel opmerkelijk is, dat hij bij1 dien twist uitriep: „Mijn tijd zit er vandaag op, maar jou maak ik eerst dood." „Het verwisselde" kind. Men herinnert zich het langdurige proces over het kind Vermij, dat in het Binnengasthuis te Amsterdam „verwisseld" zou zijn geworden, hetgeen, zooals ten slotte in hoogste instantie werd uitgemaakt, onwaar is gebleken. Wij deejden reeds mede, dat inmiddels de echtelie den Vermij overleden zijn en een achtenswaardige fa milie uit de Jan Juykenstraat te Amsterdam het kind tot zich genomen had. Deze heeft thans aan de Ko ningin toestemming verzocht om het kind ook haren geslachtsnaam te mogen geven. Vermeldenswaardig is, dat dit echtpaar, dat tien ja ren kinderloos gebleven is en om die reden het kindje als het zijne aannam, eenigen tijd daarna verblijd werd met de geboorte van een eigen dochtertje. N. v. d. D. Hooggeboren eenden. Een inzender in De Ned. Jager, verhaalt van een door hem gedane waarneming, hoe jonge eenden, jn een hooggeplaatst nest uitgebroed, de aarde bereiken. „Op een verlaten ooievaarsnest, geplaatst op een paal plm. 8 meter boven den grond en omgeven van struikgewas, had een eend zich tot broeden gezet. Op zekeren morgen hoorde ik de eend, op het naastliggend weiland Staande, onophoudelijk roepen en zag ik de kopjes der jonge eendekuikens zich herhaaldelijk ver- toonen aan en buigen over den rand van het ooievaars nest. Eindelijk liet één zich vallen, kwam door de tak ken heen ongedeerd op den grond en liep naar de moe der. Successievelijk, maar niet zoo heel spoedig, volg den de andere. Eejn paar bleven even, bewusteloos, op den grond liggen, doch kwamen spoedig bij en spoedden zich daarop ook tot de steeds doorroepende moeder. Een bleef in de takken hangen en moest door mij worden verlost. Er waren er zeven. Onmiddellijk nadat de zevende zich bij de moeder gevoegd had, hield deze met lokken op en stapte gevolgd door haar kroost met spoed naar de naastbijgelegen sloot." Door de olifanten. Het blijkt aan het N. v. D. nader, dat Berjé, de jonge man, die Woensdagochtend in den cireus-Schumann te Amsterdam door een der olifanten zoo deerlijk werd toegetakeld niet voor de eerste maal in circussen was werkzaam geweest, evenmin voor de eerste maal met olifanten had omgegaan. Hij was o.a. geruimen tijd verbonden aan den „Novello-Troup," om de olifanten te verzorgen. Het ongeluk moet hem dan ook zijn overkomen, door een kwaadaardige bui van den groo- tem olifant, die zóó nijdig was, dat op het angstgeschreeuw van Berjé de andere stalknechts in den stal bij Carré niet durfden naderen om den ongelukkige te bevrij den, zoodat hij zich alleen moest loswringen uit zijn benarde positie en daarna bewusteloos geraakte. Zijn toestand is nog altijd zeer zorgwekkend, en het zal de vraag zijn, of de 28-jarige jongeling volkomen zal herstellen. Intusschen heeft vader Berjé de eigenares dier oli fanten, Madlle Marisca Recsey, in rechten aangespro ken en eene vordering tot schadeloosstelling ingesteld. De rechtbank te Amsterdam gaf toestemming, pm op de beide olifanten beslag te leggen. Dit geschiedde dan ook gisterenavond, toen een deurwaarder met twee getuigen en een klerk zich aan den cjrcus-Schumann vervoegde, om de hand op de beide dieren te leggen. Niettemin blijven zij inmiddels bij: de voorstellingen optreden. o 8. Op het zonnedek bleef Jutta eensklaps als verblind Half rechts in de verte hoog boven het zwarte land vertoonde zich een vuurroode, gloeiende ke gel van reusachtige afmeting. Mijn God - wat is dat?" vroeg zij beschroomd. JJe ge-uniformde bij het Sextantenhuis lachte. „De Etna, juffertje!" ,:Zoo, is dat daar ginds dan Sicilië? „Jawel. Hier rechts Messina daar links ligt Reg- „O werkejijk al die lichten. „Nog een kwartiertje, juffrouw, dan gaat de zon op Zij keek nu rondom. Het fonkelde en flonkerde nt aan dien hemel; ster bij ster, en de Mejkweg was bui tengewoon helder Er was geen wolkje te zien. „Ei wij hebben dus nu mooi weer! nep zij •verrast uit. Dat is hier altijd zoo, juffrouw: was het van ie •voren slecht, dan is het hier passabel, was het van te voren goed, dan wordt het hier miserabel. Zij lachte. „Houden wij dit weer nu tot Egypte Daar hebben we nu niet precies een contract van, juffertje. Kaap Spartivento is ook weer een criuek punt." „Waar ligt die?" „Dat is cle zuidelijke spits van Italië. „Spartivento. Hm. Dat beteekent immers keer-wind, Intusschen was er nog een heer op het zonnedek geklommen, een der Engelschen, die bij het diner aan de kapiteinstafel zaten. Hij weid vrij haastig gevolgd door een dame, of liever door een wandelenden bun del pelsmantels en plaids. „Verrukkelijk, inderdaad!" riep de heer de dame toe. „We hebben het juiste oogenblik getroffen!" „Het zou vreeselijk geweest zijn om te laat te ko men. Rijst de zon hier altijd zóó?" Maar onmiddellijk lachte de vreemde dame om haar eigen vraag Ook Jutta vertrok den mond tot een glimlach; wanneer de zon zoo was opgegaan, dan had men dal toch moeten merken. De man bij den sextant grijnsde. Zij stonden nu een poos zwijgend tegen de borst wering en staarden naar de Etna. Het gloren van don dageraad werd intusschen ster- ker „Komt mr. Succo niet?" vroeg de jonge Engelsche eensklaps, zich naar de trap wendende. „Ik riep hem hij was in het bad." In hetzelfde oogenblik hoorde men iemand driftig naderen, die met een paar sprongen do trap opsteeg. Jutta's hart bleef een oogenblik stilstaan van ont roering. Zij wist hetdat was de Egyptenaar." Even als overdag was Frits van Succo gekleed in een praetisch sporteostuum met korten broek en loeren slopkousen Daarover droeg hij een langen tot over de enkels reikenden Engelschen reismantel. Goeden morgen" zeide hij opgewekt, zonder de muls af te nemen. Huiverend van de koude, knoopte hij den open mantel toe. Stijve vormelijkheden van gezegden schenen er tus schen deze menschen niet te bestaan. Jutta hennneide zich dat die dame als lady Salmour haar was aangeduid. De 'drie spraken niet meer dan hoog noodig. Wat is dat?" vroeg de lady haar ouderen geleider, wijzende links naar iets wat op oen havenstad jge- loek Ik weet het niet. Mr. Succo u?" "Reggia," zeide Jutta onwillekeurig, terwijl de ge vraagde nog naar de plaats zocht. Daarop werden er tusschen hen in het Engelsen nog een paar korte vragen en antwoorden gewisseld. Bij een woord, dat zij niet goed uitsprak, keek do „Egyptenaar" haar opmerkzamer aan en vervolgde het gesprek in het Fransch. Blijkbaar herinnerde hij zich de ontmoeting met haar bij de kinderen van den kok uit Marseille. „Ik ben een Duitsche," zeide zij lachend. Nu lachte hij ook. „Dan had ik het gisteren ge makkelijker kunnen hebben." En zich weder tot zijne bekenden wendende, ver telde hij hen in het Engelsch, dat hij de jonge dame den vorigen dag voor een Fran?aise had gehouden en zich ingespannen had, zich correct in die taal uit te druk ken. De Engelsche dame bewonderde zijne taalkennis. Ineen weinig gewrongen Duitseh zeide zij nu tot Jutta: wie langen tijd aan den Nijl leeft, zou er nog toe kunnen komen, Arabisch te moeten leeren, alleen reeds ter wille der bedienden. Jutta kwam er nu toe een geregeld gesprek met den „Egyptenaar" te voeren niettegenstaande een geheime stem haar er tegen waarschuwde. „Ik hoorde u eer gisteren toevallig een en ander verhalen van uw Ara- bischen boy, Achmed. Dat gaf mij een geheel nieuw beeld van dat ras daar." Hij was verbaasd, maar behield toch zijn onbezorgde opgewektheid. Zij spraken over Egypte, en de beide anderen mengden zich af en toe in het gesprek. Intusschen had de dag zich baan gebroken de electrische lampen aan boord werden gedoofd. Een scherp, grillig schijnsel schoot langs het water, on middellijk toenemend in kracht daarna allen verblin dend de zon ging op. Het wonderbaarlijke kleurenspel op den tot ver bene den met sneeuw bedekten Etna duurde nog een paar seconden. Dan was het dag-helder. Een prachtige, schitterende dag scheen aan te bre ken „Dat weten maar zeer weinigen aan boord," zeide de Engelsche, „wat voor een plechtige morgen dat is van af het zonnedek overzag men nu liet geheeie schip. Nergens was eenig leven te zien. „Is het voor een Duitscher niet erg moeilijk in Egypte zich in te leven?" vroeg Jutta na een poos zwiigens. „Niet moeilijker dan ergens elders. Wanneer men eerst maar de nationaliteitsziekte heeft overwonnen. „Dat is?" Hij lachte. „Het heimwee, dame." „O Men moet dus eosmopolitietisch gaan ge voelen, om in de wereld buiten zijn vaderland te kunnen gedijen?" „Ja, dat moet men." ..Dus met alles achter zich breken?" Hij herhaalde de bevestiging, kalm en in niets eenige ontroering verradende. Zij werd steeds meer vermetel. Een ongekende aan drang dreef haar daar toe. „U heeft zeker ook wel iemand in Duitschland achtergelaten?" vroeg zij, zonder hem aan te zien, nog steeds schouwende naar de rijzende zon. Een paar minuten talmde hij „Niemand!" klonk het ijzig van zijn lippen voorgewend ijzig naar het haar toescheen. Lady Salmour had haar arm gelegd op den schou- de rvan den ouderen heer en sprak met hem op fluis terenden toon. Zij scheen hem iets te vragen omtrent de jonge Duitsche. Haar buurman haalde onverschil lig de schouders op. Jutta ontging niets. Als bij toe val liet zij haar blik dwalen over het gelaat der vreemde dame. Zij had een buitengewoon teere, zacht roode huid en prachtige blauwe oogen met lange, don kere wimpers. Een helder, trotsch en toch innemend „Engelsch' gezicht. Jutta schatte haar op ongeveer dertig jaren maar evengoed kon zij ook ouder zijn. liet frissche Ivan haar wezen en van haar tint misleidde hierin wel eemgszins. Daar heel in de diepte, op het voordek, zag men nu een paar derde-klasse-menschen zich bewegen: de kapelmeester, die nu op zwarte stoffen-pantoffels liep en een roode Fes opgezet had. De kleine Mar- seillaanschen, liepen elk aan een kant van hem. „Daar zijn uwe vriendinnen 1" zeide de lady lachend tot Succo. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5