De verboden Vrucht.
Donderdag 23 Jan. 1908.
52e Jaargang. No. 4328.
TWEEDE BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON
Roman van
PAUJi OSKAR HöCKER.
t.
Raadsvergadering van Wieringen,
gehouden op Zaterdag 18 Januari 1908, des namiddags
2 uur.
Afwezig de heer V. Heijblok.
Voorzitter de heer Cavaïjé, Burgemeester.
Ba opening der vergadering, met de beste wenschen
voor 1908, worden de notulen der vorige vergadering
door den Secretaris, den heer Bruul gelezen, en onver
anderd goedgekeurd.
Voorzitter deelde mede:
a. dat door den Rijks-Ontvanger te Anna Paulowna
en door den Rijks-Betaalmeester te Amsterdam, bij den
Gemeente-Ontvanger zijn gestort de sommen van
f2173.97 en f292.13.
b. dat de heer F. J. Mook voor zijne benoeming als
onderwijzer aan de O. L. School te Oosterland heeft
bedankt.
c. dat door B. en W. ten kantore van den Gemeente-
Ontvanger kasverificatie was gehouden en de admini- j
stratie in orde was bevonden.
De ontvangsten hadden bedragen f 18003.85J, de uit-1
gaven f 17415.42J, alzoo moest in kas zijn en is bevon-1
den de som van f588.43.
Ter Jinzage^wordt aangeboden de maandstaat der zee
gras-exploitatie over December 1907.
Wordt gelezen oen adres van het Visschersfonds „Wie-
ring en", waarin wordt verzocht van gemeentewege zich
te verzetten tegen de gedeeltelijke drooglegging der
Wierinpermeer, of mode te wefken dat er van Ryks-
wege schadevergoeding wordt verleend aan de Wie-
ringer visschers, voor de groote geldelijke nadoelen
welke uit deze drooglegging zullen ontstaan.
B. en W. adviseeren, hierop niet in te gaan, daar dit
particuliere belangen zijn en geen gemeentebelangen en
het Visschersfonds in overweging te geven, zich hier
mee bij de hoogere autoriteiten te vervoegen.
Da heer Peereboom zegtIs dat wel juist gezien,
dat dit particuliere belangen zijn Ik ben vóór droog
legging der Wieringermeer, doch die drooglegging zd
voor de visscherij grcote schade medebrengen en daar
om meen ik, dat hèt nuttig zou zijn als het gemeente
bestuur zijn best doet om schadevergoeding voor de
visschers te vragen.
VoorzitterZulks ligt niet op onzen weg om te doen,
doch indien de Regeering ons om inlichtingen vraagt,
dan geven wij gaarne advies, en daarom geven wij in
overweging zulk een adres aan de Regeering op te zan
den. Ditzelfde heb ik ook aan verschillende personen,
welke mij hierover kwamen spreken, gezegd.
De heer Kuut vindt het voorstel van B. en W. zeer
juist, want veronderstel eens, dat er een adres
inkwam van 50 boeren, die vroegen om steun om de
drooglegging voor te staan, wat moet men dan
Voorzitter: Zeker, en een van de beurtschippers
b.v
De heer KoopsEn een van de tjalkschippers
De heer Peereboom is dit volkomen met de heeren
eens, maar indien de drooglegging geschiedt, dan ligt er
op zee en in de haven een massa hout waardeloos.
VoorzitterDaar is niets tegen te zeggen, maar dat
zijn persoonlijke- en geen gomeente-belangen.
De heer Obreen zegt, dat de Minister in zijne memo
rie van toelichting, bij het wetsontwerp gevoegd, wat
voorbarig is geweest, door er in te vermelden, dat de j
visschers aan de riaukes van de drooglegging geen schade
zullen ondervinden, doordat er aan Den Oever een flinke
haven zal komen, waarin men ook de schepen van de I
Haukes zal kunnen leggen, om van-daar-uit te gaan vis-
schen. Maar behalve dit, zijn er voor andere ingezetenen
voordeelen en voor weer anderen nadeelen aan verbon
denneein b.v. den postschipper, de licht opstekers, de
tonnenleggers, enzenz. Deze zullen allen schade lijden,
en dez moeten zich wenden tot de Regeering om scha
deloosstelling. Vraagt de Regeering dan bij ns om in
lichtingen, wel, dan geven wfj die gaarne.
De heer Peereboom is dit met den heer Obreen eens,
de Minister is te voorbarig geweest, met te zeggende
visschers aan de Haukes zullen geen schade lijden, integen
deel, de schade zal groot zijn. Spr. echter zou het zeer
onbillyk vinden, als visschers op andere plaatsen wel
en de onze geen schadevergoeding kregen.
Hierna werd het voorstel van B. en W. met algemeens
stammen aangenomen.
Wordt gelezen oen verzoek van den heer P. Maars, om j
de verordening tot wering van invoer van rundvee,
schapen en varkens op te heffen, aangezien de besmette- j
telijke veeziekte afneemt.
Naar aanleiding hiervan hadden B. en W. zich gewend
tot den Districts-Veearts te Haarlem om advies, uit
we k advies bloek, dat opheffing der verordening sterk
werd ontraden, daar de veeziekte nog in de nabijheid
heerschte. B en W. stellen dus voor, afwijzend op het
adres te beschikken.
De heer Hermans vermeent, dat de behoefte aan rund
vee en varkens niet zoo groot is.
De heeren Koorn en Kuut zijn dit met den heer Her
mans eens. Met algeineene stemmen wordt afwijzend
beschikt.
Naar aanleiding van een verzoek van de Herv. Diaco
nie, om verier ging van den tijd, tot ontruiming van de
onbe roonbaar verklaarde armenhuizen, hadden B. en W.
gecorrespondeerd met de Gezondheidscommissie te Scha-
gen, uit welke correspondentie bleek, dat de verlengings
ver-
om ver-
termijn is gesteld op 1 Mei 1908, hetgeen ook door den
Raad werd goedgekeurd.
Wordt gelezen een adres van de Vereeniging „Ooster
landsbelang", waarin werd verzocht, om van gemeente-
wege te Oosterland te plaatsen 5 straatlantaarns, nJ. 1
j bij de kaasfabriek, waar tevens de brievenbus aan hangt,
1 bij de school, 1 bij den heer M. Heijblok voor 't Sche
pelspaadje, 1 bij den heer C. Maars en 1 bij den hoek
van 't kerkhof.
B. en W. stellen voor, het verzoek toe te staan, met
ingang van 1 Januari 1909.
De heer Kuut acht het niet noodig.
De heer Koorn zegt: dan konden de bewoners van
alle buurten wel eens aankloppen, als wij d i t toestaan.
De heer Kuut meent verderde brievenbus kan men
in 't donker wel vinden en de boeren, die met hun
rijtuig aan de kaasfabriek komen, zijn alle van licht
aan hun wagens voorzien.
De heer Koops acht het wel noodig, het kan daar
soms zeer donker zijn, en overal waar menschen wonen,
is een beetje verlichting zeer gewensoht.
De Koorn vreest, dat, als de menschen van al de ver
schillende buurtjes eens om verlichting aanklopten, dit
nog al wat zou kosten.
Voorzitter: Volgens onze berekening kost het aan
schaffen van iedere lantaarn f 18.— en het jaarlijksch
onderhoud f 11.— per stuk.
De heer Koops: Het zjjn 22 menschen, die dit vragen
omdat zü er behoefte aan gevoelen om aldaar eenige
verlichting te krijgen. Zij betalen dóar ook belasting.
De heer Kuut: Ja, maar er is geen geld om de kos
ten te betalen, wij hebben de gelden meer dan noodig,
De heer KoornEn dan had ik er liever grint voor,
voor de wegen, want die zijn soms zeer slecht.
De heer Kuut: Och, zij hebben maar gauw een
oeniging bij elkaar gescharreld en vragen
lichting
De heer Peereboom zegt: Over één kant beschouwd,
heeft Oosterland gelijk, doch een lantaarn bij de
school, waar het verkeerspunt is, was genoeg.
De heer Hermans is dit m- t den heer Peereboom
eens en zag ook gaarne een lantaarn bij het Schepels
paadje.
De heer Kuut zegtIk geef je de verzekering, dat,
eer de vijf lantaarns er zijn, er vier andere adressen
inkomen ook om verlichting.
De heer Peereboom* Algeheele verlichting vind ik
te bezwaarlijk; maar op sommige gedeelten, als bi) de
school, of bij de brievenbus, vind ik het wel goed. Zoo
laat loopen de menschen daar toch niet en ze kruipen
er nog al vroeg in", (te bed gaan, bedoelde spreker,
Verslagg.) 1
De heer ObreenIs 't ook mogelijk, dat een van de
heeren een ander voorstel heeft?
De heer KoopsIk ben voor verlichting en dan 2
lantaarns n.1. één bij de school en één bij de brie
venbus spr. maakte daar een voorstel van.
De heer HermansIk dacht van bij de school en
bij 't paadje.
De heer Kuut: En ik vind het onnoodig.
Voorzitter brengt het voorstel van den heer Koops in
rondvraag. Eerat de vraag, of men vóór of tegen ver
lichting is
Vóór verlichting stemden de heeren Obreen, Hermans,
Koops en Peereboom, tegen de heeren Koorn en Kuut.
Hierna het voorstel van den heer Koops:
Vóór stemden de heeren Obreen, Koops en Hermans,
tegen de heeren Koorn, Kuut en Peereboom; zoodat
de stemmen staakten en 't adres werd aangehouden
tot een volgende vergadering. De heer Peereboom was
wel vóór verlichting, doch niet meer dan één lantaarn.
Voorz. deelde mede, dat de gemeente-veld wachter,
de heer Jb. van Boven, wegens zijne benoeming was
vertrokken naar de Haarlemmermeer. Voor de vacante
betrekking zullen nieuwe sollicitanten worden opgeroe
pen, doch daar de tegenwoordige veldwachters-woning
zeer ongeschikt wordt geacht, stellen B. en W. voor, in
plaats van vrije woning, in de oproepingsad verter.tie
te plaatsen, dat voor vergoeding van huishuur f 52.—
wordt gegeven.
De heer Kuut vraagt, of 't raadhuis niet geschikt is.
Voorz. zegt van niet, dat is veel te klein en men
heeft er geen behoorlijke kookplaats.
't Voorstel van B. en W. wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
Voorz. deelde mede, dat op 15 Januari j.1. het aantal
kinderen in de Westerlander school bedroeg 102, dus
12 meer dan 't maximum, zoodat aldaar een derde
leerkracht moet worden benoemd. B en W. stellen
dienaangaande voor, voor de school te Westerland een
onderwijzer op te roepen en zoo er zich geen onderwij
zer aanmeldt, dan een onderwijzeres te nemen.
De heer Kuut: Hoe staat het met de school voor
Oosterland
Voorz.Daar zijn nu sollicitanten voor, doch de
oproepingstermijn is nog niet gesloten. Kunnen wij
72 in 1907 plaats gehad hebbende
verlossingen door adressante ver
wordt met algemeene
nog, of er spoed mee
daar geen onderwijzer krijgen, dan doen wjj hetzelfde
voorstel voor een onderwijzeres.
Het voorstel van B. en W.
stemmen aangenomen.
De heer Peereboom vraagt
gemaakt wordt. Voorz. Ja.
Op voorstel van den Minister wordt eene wijziging
in bestek en teekening voor een nieuw aan te bouwen
lokaal aan de school te Westerland goedgekeurd.
In verband met de kosten van dezen bouw, worden
eveneens goedgekeurd een suppletoire begrooting in
ontvangst en uitgaaf tot een bedrag van f 2128 83, en een
staat van af- en overschrijving tot een bedrag van
f 386.52.
Tot wegwerker wordt wederom voor een jaar benoemd
de heer D. Bekendam.
De heer Kuut geeft in overweging, deze benoeming
een volgenden keer wat vroeger te doen plaats hebben,
liefst vóór 1 Januari. Voorzitter zegt, er nota van te
zullen nemen.
Was ingekomen een adres van mej. M. P. Lanoojj,
verloskundige, waarin zij verzoekt, met 't oog op het
minder aantal verlossingen, waarvan nog vele door den
geneesheer worden gedaan, hare jaarwedde te willen
verhoogen. Van de
geboorten, waren 45
richt.
B. en W. stellen voor, Mej. Lanooij van iedere ge
boorte, waarvan zij de verlossing niet heeft verricht,
f5 te verstrekken voor tegemoetkoming in haar levens
onderhoud, daar ambtenaren, welke van hunne betrek
king moeten leven, behoorlijk gesalarieerd hehooren te
worden.
De heer Koorn vindt dit niet goed en acht verhooging
van salaris beter.
De heer Hermans vraagt: Weet dokter (de heer Koops)
hier geen mouw aan te passen?
De heer Koops: Ik niet, maar wat bedoel tU hiermee?
Indien U zich wat nader en duidelijker wilt uitdrukken,
kan ik u wel antwoorden.
De heer Hermans: Ja, bijvoorbeeld, dat u de menschen
wat meer naar de juffrouw zendt.
De heer Koops: De geneeskunst en de menschen zijn
allebei vrij.
De heer HermansZeker, dat is waar, maar doet u
evenals uwe voorgangers; deze verwezen de menschen
naar de juffrouw; die waren er liever vrij van, omdat
't niet zoo'n mooi vak was.
De heer KoopsIk vind 't juist een mooi vak en
ieder die mij haalt, moet f20 geven, dat weten de
menschen vooruit.
De heer KuutEn 't moet ook de gemeente nog meer
kosten.
De heer Koops: Juist de menschen, die mij halen,
jagen de gemeente op kosten.
De heer HermansDan kunnen wij er ons wel bij
neerleggen
De heer Peereboom't Is anders opmerkelijk, dat de
minstgegoeden gebruik van den dokter maken en de
meergegoeden de juffrouw halen.
De heer KoopsWou u 't mij dan verbieden
De heer PeereboomVolstrekt niet.
De heer Obreen zegt, dat de juffrouw zoo geen bestaan
kan vinden; ook is aan de betrekking geen pensioen
verbonden, zoodat zij toch wel iets moet hebben om ook
voor haar ouden dag te kunnen zorgen.
De heer Hermans is hier voor, want zij mist zoo
doende veel.
De heer Koorn wil echter liever haar salarid verhoo
gen, want voor iedere verlossing, die zij niet doet, f 5 te
geven, klinkt hem wat vreemd in de ooren. Als men
nu eens om haar kwam, kon zij wel zeggen: Nou, ga
maar naar den dokter hoor, ik krijg evengoed f5.
De heer Obreen meent, dat dergelijke handelwijze
niet in den aard van de juffrouw ligt, zoo zal zij niet doen.
Het voorstel van B. en W. wordt met v\jf tegen een
stem aangenomentegen stemde de heer Koorn.
Namens B. en W. stelde de Voorzitter voor, aan de
schoolbibliotheek te Hipp f15 by te dragen, aangezien
voor die te Oosterland f 10 bijgedragen wordt.
De heer Kuut vraagt, oi dit doorloopend is, waarop
de Voorzitter toestemmend antwoordt.
De heer Koorn zegtJa, maar dan moeten wij 't voor
Westerland ook hebben.
De heer KuutNog niet hoor, want daar is geen
verlichting, maak eerst maar 'n adresje klaar voor
verlichting, 't kost toch al een hoop geld en 't geeft
niets, wjj hadden wel plaatsen om 't beter te besteden.
De heer PeereboomWe zjjn met Oosterland begonnen
en zjjn er nu aan vast.
De heer HermansTe Oosterland worden goede boeken
uitgegeven, want het scheelt mij veel wat de kinderen
lezen, en d i e boeken lezen mijn kinderen gaarne.
Het voorstel van B. en W. wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
Rondvraag. De heer Kuut zegt: Wij hebben zooeven
den wegwerker benoemd, maar ik zou wel eens weten
willen, hoe het met den dokter staat, want de gemeente
geneesheer heeft toch zjjn ontslag al.
Voorzitter: De doodschouw, waarin jaarlijks door
B. en W. voorzien wordt, is geregeld en die komt alleen
voor rekening der gemeente.
Niemand meer het woord verlangende, sluit Voorzitter
de vergadering.
Alkmaar.
S.elende op het ijs, geraakte Zaterdagmiddag kwart
voor vijf het zesjarig jongetje van zekeren G. wonende
aan het Luttik—Oudorp, ineen bijt onder het ijs om de
scheepswerf en machinefabriek „'t Hondsbosch." Toen
het kind werd opgehaald, was het leven reeds geweken.
Alkmaar.
Wegens ongesteldheid van den heer Dr. O. Schreu ders,
leeraar in de Oude Talen aan het Gymnasium, is de
waarneming zijner betrekking opgedragen aan den
heer Dr. M. Boas te Amsterdam.
Stolpen.
Alhier gaf j.1. Zondag in 't lokaal van den heer
J. Nobel de rederijkerskamer „Nooit gedacht" een open
bare uitvoering.
Opgevoerd werd„Er is maar één", tooneelspel in
drie bedrijven en tot nastukje. „Het zwaard van Damo-
cles", blijspel in één bedrijf.
In aanmerking genomen 't nog korte bestaan dezer
Kamer, moeten wij erkennen, dat er tamelijk wel ge
speeld is. Wel valt er zoo hier en daar nog wat te
polijsten, doch met eenigen goeden wil zjjn die nog iet
wat ruwe plekken wel weg te krijgen
Met genoegen zullen wjj een volgende uitvoering
wederom bij wonnen.
Het traditioneele bal besloot ook hier den avond.
Te 't Waarland (Harenkarspel) werd Zondag 19
Januari j.1. in 't lokaal van den heer A. van Ophem eene
uitvoering gegeven, door de rederijkerskamer „Ons
Genoegen".
Eerst werd opgevoerd„De plichtvergeten vader",
drama in drie bedrijven.
't Liep goed van stapel; treffend werd bijv. gespeeld
't tooneeltje tusschen den hardvochtigen, onvermurw-
baren huisbaas en zijnen in dieptreurige omstandig
heden verkeerenden huurder, prachtig als oude man
gegrimeerd, waarna, als de spanning op 't hoogst is,
de patroon van des huurders kleinzoon, 'n indrukwek
kende verschijning, als redder optreedt.
Ook die bejaarde huurder speelde best en zijn zoon
Bruno en ook zijn kleinzoons weerden zich mede ver
dienstelijk. Aandoenlijk was verder 't verhaal van dien
Bruno, zeer bedriegelijk als bedelaar vermomd en door
zijn ouden, half bi inden vader aanvankelijk niet herkend,
waarin we hem al zijne verkeerde, zijn vader veel ver
driet veroorzakende handelingen berouwvol hooren
erkennen, totdat vader en zoon elkaar ten hoogste ge
roerd in de armen vallen, 'n Hartelijk applaus weer
klonk aan 't einde. 't Nastukje: „Men kan geen boer
wijs maken, hoe een soldaat aan den kost" komt, een
blijspel nog wel met zang en in twee bedrijven, had
mede veel succes, 't Is 'n aardig ding, waarin door de
militairen wel de meeste klucht wordt aangebracht. Ze
wisten, zooals een goed soldaat dat kan, al heel gauw
de hartjes van de jonge dames (uit het publiek) te
stelen; die gichelden tenminste dat het een lust was
om te zien.
Ook 't kasteleintje was eenig en zijn knecht wist mede
herhaaldelijk den lachlust in hooge mate op te
wekken.
'n Gezellige, flink geslaagde uitvoering was 't. Jammer,
dat er zoo weinigen van waren komen profiteeren. Met
't gebruikelijke bal na werd een en ander besloten.
Moord te Amersfoort.
De berichtgever van het Hbld. deelt aangaande den
Woensdagavond gepleegden doodslag nog mede:
Het lijk van den bijna zestigjarigen Gerrit van Drie
is naar Utrecht overgebracht om gerechtelijk te worden
geschouwd. Daarheen is ook geleid zijn 37-jarige zoon,
tegen wien zeer ernstige vermoedens zijn gerezen. Deze
bleef tot het oogenblik waarop hij het politiebureau
verliet ten stelligste ontkennen, iets anders te weten,
dan dat hij bij zijn thuiskomst zijn vader op den
vloer van het armelijke huisje vond liggen. Er zijn echter
verschillende getuigen, die hem met zijn vader in diens
huis hebben zien gaan en kort daarop hem heftig
hebben hooren praten en den verslagene hebben hoo
ren uitroepen„ik zal me verdedigen zoo lang ik
kan."
De verslagene was een dier menschen die geen vak
verstaan en alles aanpakken of van de liefdadigheid
leven; ook was hij een bekend strooper en maakte hij
veel misbruik van sterken drank, hetgeen gewoonlijk he-
vige huiselijke twisten ten gevolge had. Woensdagochtend
nog moet hij hebben getracht, zijn Vrouw te mishandelen,
die daarop vluchtte naar een anderen zoon, wonen
de aan den Leurderweg. Wel opmerkelijk is, dat hij bij1
dien twist uitriep: „Mijn tijd zit er vandaag op, maar
jou maak ik eerst dood."
„Het verwisselde" kind.
Men herinnert zich het langdurige proces over het
kind Vermij, dat in het Binnengasthuis te Amsterdam
„verwisseld" zou zijn geworden, hetgeen, zooals ten
slotte in hoogste instantie werd uitgemaakt, onwaar
is gebleken.
Wij deejden reeds mede, dat inmiddels de echtelie
den Vermij overleden zijn en een achtenswaardige fa
milie uit de Jan Juykenstraat te Amsterdam het kind
tot zich genomen had. Deze heeft thans aan de Ko
ningin toestemming verzocht om het kind ook haren
geslachtsnaam te mogen geven.
Vermeldenswaardig is, dat dit echtpaar, dat tien ja
ren kinderloos gebleven is en om die reden het kindje
als het zijne aannam, eenigen tijd daarna verblijd werd
met de geboorte van een eigen dochtertje.
N. v. d. D.
Hooggeboren eenden.
Een inzender in De Ned. Jager, verhaalt van een
door hem gedane waarneming, hoe jonge eenden, jn
een hooggeplaatst nest uitgebroed, de aarde bereiken.
„Op een verlaten ooievaarsnest, geplaatst op een paal
plm. 8 meter boven den grond en omgeven van
struikgewas, had een eend zich tot broeden gezet. Op
zekeren morgen hoorde ik de eend, op het naastliggend
weiland Staande, onophoudelijk roepen en zag ik de
kopjes der jonge eendekuikens zich herhaaldelijk ver-
toonen aan en buigen over den rand van het ooievaars
nest. Eindelijk liet één zich vallen, kwam door de tak
ken heen ongedeerd op den grond en liep naar de moe
der. Successievelijk, maar niet zoo heel spoedig, volg
den de andere. Eejn paar bleven even, bewusteloos,
op den grond liggen, doch kwamen spoedig bij en
spoedden zich daarop ook tot de steeds doorroepende
moeder. Een bleef in de takken hangen en moest door
mij worden verlost. Er waren er zeven. Onmiddellijk
nadat de zevende zich bij de moeder gevoegd had,
hield deze met lokken op en stapte gevolgd door haar
kroost met spoed naar de naastbijgelegen sloot."
Door de olifanten.
Het blijkt aan het N. v. D. nader, dat Berjé, de jonge
man, die Woensdagochtend in den cireus-Schumann
te Amsterdam door een der olifanten zoo deerlijk werd
toegetakeld niet voor de eerste maal in circussen was
werkzaam geweest, evenmin voor de eerste maal met
olifanten had omgegaan. Hij was o.a. geruimen tijd
verbonden aan den „Novello-Troup," om de olifanten
te verzorgen. Het ongeluk moet hem dan ook zijn
overkomen, door een kwaadaardige bui van den groo-
tem olifant, die zóó nijdig was, dat op het angstgeschreeuw
van Berjé de andere stalknechts in den stal bij Carré
niet durfden naderen om den ongelukkige te bevrij
den, zoodat hij zich alleen moest loswringen uit zijn
benarde positie en daarna bewusteloos geraakte. Zijn
toestand is nog altijd zeer zorgwekkend, en het zal
de vraag zijn, of de 28-jarige jongeling volkomen zal
herstellen.
Intusschen heeft vader Berjé de eigenares dier oli
fanten, Madlle Marisca Recsey, in rechten aangespro
ken en eene vordering tot schadeloosstelling ingesteld.
De rechtbank te Amsterdam gaf toestemming, pm
op de beide olifanten beslag te leggen. Dit geschiedde
dan ook gisterenavond, toen een deurwaarder met twee
getuigen en een klerk zich aan den cjrcus-Schumann
vervoegde, om de hand op de beide dieren te leggen.
Niettemin blijven zij inmiddels bij: de voorstellingen
optreden.
o
8.
Op het zonnedek bleef Jutta eensklaps als verblind
Half rechts in de verte hoog boven het zwarte
land vertoonde zich een vuurroode, gloeiende ke
gel van reusachtige afmeting.
Mijn God - wat is dat?" vroeg zij beschroomd.
JJe ge-uniformde bij het Sextantenhuis lachte.
„De Etna, juffertje!"
,:Zoo, is dat daar ginds dan Sicilië?
„Jawel. Hier rechts Messina daar links ligt Reg-
„O werkejijk al die lichten.
„Nog een kwartiertje, juffrouw, dan gaat de zon op
Zij keek nu rondom. Het fonkelde en flonkerde nt
aan dien hemel; ster bij ster, en de Mejkweg was bui
tengewoon helder Er was geen wolkje te zien.
„Ei wij hebben dus nu mooi weer! nep zij
•verrast uit.
Dat is hier altijd zoo, juffrouw: was het van ie
•voren slecht, dan is het hier passabel, was het van te
voren goed, dan wordt het hier miserabel.
Zij lachte. „Houden wij dit weer nu tot Egypte
Daar hebben we nu niet precies een contract van,
juffertje. Kaap Spartivento is ook weer een criuek
punt."
„Waar ligt die?"
„Dat is cle zuidelijke spits van Italië.
„Spartivento. Hm. Dat beteekent immers keer-wind,
Intusschen was er nog een heer op het zonnedek
geklommen, een der Engelschen, die bij het diner aan
de kapiteinstafel zaten. Hij weid vrij haastig gevolgd
door een dame, of liever door een wandelenden bun
del pelsmantels en plaids.
„Verrukkelijk, inderdaad!" riep de heer de dame
toe. „We hebben het juiste oogenblik getroffen!"
„Het zou vreeselijk geweest zijn om te laat te ko
men. Rijst de zon hier altijd zóó?"
Maar onmiddellijk lachte de vreemde dame om haar
eigen vraag
Ook Jutta vertrok den mond tot een glimlach;
wanneer de zon zoo was opgegaan, dan had men dal
toch moeten merken. De man bij den sextant grijnsde.
Zij stonden nu een poos zwijgend tegen de borst
wering en staarden naar de Etna.
Het gloren van don dageraad werd intusschen ster-
ker
„Komt mr. Succo niet?" vroeg de jonge Engelsche
eensklaps, zich naar de trap wendende.
„Ik riep hem hij was in het bad."
In hetzelfde oogenblik hoorde men iemand driftig
naderen, die met een paar sprongen do trap opsteeg.
Jutta's hart bleef een oogenblik stilstaan van ont
roering. Zij wist hetdat was de Egyptenaar."
Even als overdag was Frits van Succo gekleed in
een praetisch sporteostuum met korten broek en loeren
slopkousen Daarover droeg hij een langen tot over
de enkels reikenden Engelschen reismantel.
Goeden morgen" zeide hij opgewekt, zonder de
muls af te nemen. Huiverend van de koude, knoopte hij
den open mantel toe.
Stijve vormelijkheden van gezegden schenen er tus
schen deze menschen niet te bestaan. Jutta hennneide
zich dat die dame als lady Salmour haar was aangeduid.
De 'drie spraken niet meer dan hoog noodig.
Wat is dat?" vroeg de lady haar ouderen geleider,
wijzende links naar iets wat op oen havenstad jge-
loek
Ik weet het niet. Mr. Succo u?"
"Reggia," zeide Jutta onwillekeurig, terwijl de ge
vraagde nog naar de plaats zocht.
Daarop werden er tusschen hen in het Engelsen
nog een paar korte vragen en antwoorden gewisseld.
Bij een woord, dat zij niet goed uitsprak, keek do
„Egyptenaar" haar opmerkzamer aan en vervolgde het
gesprek in het Fransch. Blijkbaar herinnerde hij zich
de ontmoeting met haar bij de kinderen van den kok
uit Marseille.
„Ik ben een Duitsche," zeide zij lachend.
Nu lachte hij ook. „Dan had ik het gisteren ge
makkelijker kunnen hebben."
En zich weder tot zijne bekenden wendende, ver
telde hij hen in het Engelsch, dat hij de jonge dame den
vorigen dag voor een Fran?aise had gehouden en zich
ingespannen had, zich correct in die taal uit te druk
ken.
De Engelsche dame bewonderde zijne taalkennis. Ineen
weinig gewrongen Duitseh zeide zij nu tot Jutta: wie
langen tijd aan den Nijl leeft, zou er nog toe kunnen
komen, Arabisch te moeten leeren, alleen reeds ter
wille der bedienden.
Jutta kwam er nu toe een geregeld gesprek met den
„Egyptenaar" te voeren niettegenstaande een geheime
stem haar er tegen waarschuwde. „Ik hoorde u eer
gisteren toevallig een en ander verhalen van uw Ara-
bischen boy, Achmed. Dat gaf mij een geheel nieuw
beeld van dat ras daar."
Hij was verbaasd, maar behield toch zijn onbezorgde
opgewektheid. Zij spraken over Egypte, en de beide
anderen mengden zich af en toe in het gesprek.
Intusschen had de dag zich baan gebroken de
electrische lampen aan boord werden gedoofd. Een
scherp, grillig schijnsel schoot langs het water, on
middellijk toenemend in kracht daarna allen verblin
dend de zon ging op.
Het wonderbaarlijke kleurenspel op den tot ver bene
den met sneeuw bedekten Etna duurde nog een paar
seconden. Dan was het dag-helder.
Een prachtige, schitterende dag scheen aan te bre
ken
„Dat weten maar zeer weinigen aan boord," zeide
de Engelsche, „wat voor een plechtige morgen dat is
van af het zonnedek overzag men nu liet geheeie
schip. Nergens was eenig leven te zien.
„Is het voor een Duitscher niet erg moeilijk in
Egypte zich in te leven?" vroeg Jutta na een poos
zwiigens.
„Niet moeilijker dan ergens elders. Wanneer men
eerst maar de nationaliteitsziekte heeft overwonnen.
„Dat is?"
Hij lachte. „Het heimwee, dame."
„O Men moet dus eosmopolitietisch gaan ge
voelen, om in de wereld buiten zijn vaderland te kunnen
gedijen?"
„Ja, dat moet men."
..Dus met alles achter zich breken?"
Hij herhaalde de bevestiging, kalm en in niets eenige
ontroering verradende.
Zij werd steeds meer vermetel. Een ongekende aan
drang dreef haar daar toe.
„U heeft zeker ook wel iemand in Duitschland
achtergelaten?" vroeg zij, zonder hem aan te zien, nog
steeds schouwende naar de rijzende zon.
Een paar minuten talmde hij „Niemand!" klonk het
ijzig van zijn lippen voorgewend ijzig naar het
haar toescheen.
Lady Salmour had haar arm gelegd op den schou-
de rvan den ouderen heer en sprak met hem op fluis
terenden toon. Zij scheen hem iets te vragen omtrent
de jonge Duitsche. Haar buurman haalde onverschil
lig de schouders op. Jutta ontging niets. Als bij toe
val liet zij haar blik dwalen over het gelaat der
vreemde dame. Zij had een buitengewoon teere, zacht
roode huid en prachtige blauwe oogen met lange, don
kere wimpers. Een helder, trotsch en toch innemend
„Engelsch' gezicht.
Jutta schatte haar op ongeveer dertig jaren maar
evengoed kon zij ook ouder zijn. liet frissche Ivan
haar wezen en van haar tint misleidde hierin wel
eemgszins.
Daar heel in de diepte, op het voordek, zag men
nu een paar derde-klasse-menschen zich bewegen: de
kapelmeester, die nu op zwarte stoffen-pantoffels
liep en een roode Fes opgezet had. De kleine Mar-
seillaanschen, liepen elk aan een kant van hem.
„Daar zijn uwe vriendinnen 1" zeide de lady lachend tot
Succo.
(Wordt vervolgd.)