De verboden Vrucht. Aurora Leigh. Dondeidag 27 Feb. 1908. 52e Jaargang. No. 4338. TWEEDE BLAD. INGEZONDEN. Binnenlaiiclscb Nieuws. FEUILLETON. Roman van PAUL OSKAR HöCKER. Mijnheer de Redacteur! Mag ondergeteekende even gastvrijheid vragen in Uw blad voor het volgende? In het verslag der vergadering, gehouden op 18 Februari jJ. te Haringhuizen, opgenomen in de Schager Courant van 20 Febr. d. a. v., komen tal van onnauw keurigheden xoor en 't kan niet dan in 't belang eener onpartijdige beoordeeling zijn, nauwkeurigheid en waar heid te betrachten. Hierom het volgende. Geen der geciteerde gedichten diende, zooals Uw ver slaggever beweerde, om aan te toonen, dat ouden van dagen gebrek leden. Hiervoor deden dienst, naast enkele courantenberichten aanhalingen uit het rapport der Staatscommissie, ingesteld bij koninklijk besluit van 31 Juli 1895. Met geen woord is beweerd„Wie te veel eergevoel bezat om bedeeling aan te nemen, kwam terecht in de gelederen van het socialisme." Wel werd gezegd, dat bij het wegnemen der treurige combinatie van oud en arm de bodem minder gunstig werd tot ontkieming van 't zaad der ontevredenheid en als gevolg hiervan 't socialisme misschien minder welig zou tieren. Door den inleider zijn de oude mannen en vrouwen huizen niet slecht genoemd, duidelijk verklaarde hij gaarne te gelooven, dat de materiöele verzorging er goed was. Hij vertelde nog, hoe een der hoofdbestuurders van den Bond, in het maandblad der vereeniging, de verzorging in het armenhuis te Rotterdam, aangevallen in „Het Volk", zoo goed had genoemd, als bij de huidige wijze van armenzorg mogelijk was. Gecritiseerd heeft hij ze enkel als oplossing der groote kwestie, hoe oud en arm te verbannen. Bij de vermelding van het debat heeft Uw correspon dent twee zeer belangrijke zaken vergeten: eerstens, dat de heer Visser zichzelf onbevoegd ver klaarde tot debatteeren, omdat hjj volslagen onkundig was op het terrein der inleiding; vervolgens, om naast de bezwaren, door den heer Visser geopperd, de weerlegging van den inleider te plaatsen. Stellig zou door het gevoerde debat een geheel ander licht vallen, dan het verslag geeft, zoo Uw correspon dent het debat had willen vermelden; de eerlijkheid zou minder zijn tekort gedaan, dan nu het geval is. Hoor eens, verslaggever van Haringhuizen, laten wij, als 't niet anders kan, van meening verschillen, maar eerlijk en nobel blijven in 't kiezen en hanteeren onzer strijdmiddelen. U, mijnheer de redacteur vriendelijk dankend, W. DE BOER. Kolhorn, 21 Febr. 1908. Doob ELIZABETH BARRETT BROWNING. V. In dit artikel wensch ik de bespreking van het kUrak- ttr van de heldin van onzen roman ten einde te brengen. Veel zal onbesproken moeten blijven; dat is nu een maal onvermijdelijk. Maar wanneer ik althans op ae hoofdzijden van het karakter van A. L. voldoend licht heb laten vallen, acht ik mijn werk in dit opzicht ge ëindigd. We waren gebleven by het ontroerend wederzien m Parijs van de beide vrouwelijke hoofdpersonen uit den roman. „Marian, Marian eindelijk zjjt gi) daar eindelek heb ik U gevonden Ik hield zoo gaat Aurora voort, haar beide polsen met myn handen omklemd. „Neen, ik kan, ik wil U niet laten gaan." Zij trachtte zich los te wringen, zoo wit als een cyclamen, die, door een rukwind gegrepen, tegen het rasterwerk slaat. „Laat my voorbij", zeide zij eindelijk. „Ik wil niet", was mijn antwoord. „Voor dagen en weken heb ik mijn zuster Marian verloren en haar overal gezocht. Thans heb ik haar gevonden Werpen wij het brood weg, waarvoor wij gezwoegd en, gebeden hebbenverkrui melen wij het en laten wij het ons ontglippen Kan ik U dan laten ontglippen, U naar wie ik heb gehon gerd, meer dan men naar brood kan doen? Mistrouw mij 'toch niet, mijn zuster Marian, beef toch zoo niet; ik zal U niet deren. Kom mee met mij, waar wij on gestoord kunnen spreken en samenzijn en niemand ons zal hinderen. Ik heb een tehuis voor U en voor mij en voor niemand, niemand anders." Zoo is ook eens Jezus uitgegaan om verlorenen op te zoeken en te behouden, waar de wereld hen vertrapt. Intusschen wil Marian Erle niet met haar meegaan bij haar thuis is iemand, die haar noodig heeft om dezen tijd en dien ze niet mag laten wachten. Dus blijft er niets anders over, dan dat Aurora met haar meegaat. Zoo maakt zjj kennis met het kind van Marian. Treffend wordt ons geteekend de tweestrijd, waarin Aurora komt. Ter eener zijde is ze verrukt over 't lachende kind en zjjne moeder, die als geheel opgelost scheen in haar jongetje. Maar ter anderer zijde „Moet," dacht ik, „het kwade vergoeding vin den, als ware het heilig als de smart; mag een vrouw zich tot zonde laten verlokken door dat meestgeliefde speelgoed der vrouw een kind Daarom zegt zij dan ook tot die jonge vrouw-moeder (men spreekt tegenwoordig veel over fUU-mère): „wanneer een vrouw, door de omheining, waarmee God ware liefde voor on tucht beveiligt, de hand steekt om een kind, een lief, lachend kind te stelen, dan is zij geen moeder, maar een kinderdief; dan is hij een rampzalige wees, maar geen zoon. Al haar kussen kunnen hem in later leven het gemis niet vergoeden van een rein tehuis, een rein hart om tegen te leunen, van den onbevlekten moedernaam, de dierbare, heilige nagedachtenis, waaraan hij zich kan vastklemmen, als aan een anker der hoop, wanneer hij in deze harde, booze wereld dreigt te gronde te gaan." Hardl? neen, niet hard! maar streng! En dat terecht, waar het geldt hoog te houden den standaard der zede lijkheid, de heiligheid van het huwelijk, de weelde van het moeder-zijn. Daar is in onzen tijd eene ziekelijke zucht om de fllle-mère, het meisje-dat-moeder-is, ze moge dan een Gretchen, Hetty of Geertje of ook Lilia heeten, op aandoenlijke wijze in de hoogte te steken. Gelukkig als er dan nog karakters zijn, als Aurora Leigh, om de gewetens wakker te schudden op dit zeer gewichtig punt, niet op ruwe, maar hoog-ernstige wijze, niet koud-ongevoelig, maar Juist uit groote toewijding en belangelooze liefde. Met volle gerustheid kan zij dan ook tot Marian zeg gen „Had ik u niet lief, ik zou zeker niet hier zijn gekomen." Intusschen, op- dit alles kom ik terug, als ik over Marian Erle meer in 't bizonder ga spreken. Gelijk ik reeds vroeger zeide, gaan ze samen naar Italië, naar Florence, de historische stad. Aurora wijdt zich aan de ongelukkig-gelukkige moeder en haar kind. Hoe gevoelt zij zich daar „Ik was naar een ledig nest teruggekeerd, iets waar elke vogel zich voor wacht. Hoe klonk mij op dien verlaten grond voortdurend vaders voetstap in de ooren, hoe hoorde ik nog zijn stem in die stilte, als hij mij de namen der vogels en insecten, der boomen en bloemen noemde, de sterren beelden aanwees, die boven Valdarno verschenen." „Mijn kind", klonk het telkens; „mijn kind." Als een vader „mijn kind" zegt, valt het niet moeilijk het heelal te begrijpen, de wetten te verstaan, die 's levens over gangen beheerschen." Eens bezocht zij het landhuisje in de bergen, waar zij met huar vader had gewoond. Hoe was alles ver- i geslagen. Het anderdGeen steen was er zooals hij vroeger geweest koetsier in de was. Haastig keerde zij terug naar Florence. „Dit graf- bezoek was mij voldoende. Ik wilde vaders noch moe ders graf meer zien; ik wilde niet onderzoeken of het mos het werk van den steenhouwer reeds had uitge- wischt, ik wilde mijn bloemen er niet op strooien; zij konden de lucht toch niet geuriger, de aarde niet bloeiender maken. Mijn dooden leven te hoog, om zoo laag naar hen te zien. De gedachte was mij liever, dat zij nu en dan mijn graf hier, dit leven, dit wordende leven bezochten, en tot mijn troost en bemoediging een enkele der minst welriekende paradijsbloemen op mij deden neervallen, want ware de bloem te rijk aan geur, zij zou mij gewis van vreugde hebben doen sterven." 't Is hier tenslotte de plaats om iets te zeggen om trent hare godsdienstige begrippen. Aurora Leigh is een vrome vrouw in den goeden zin van het woord. De kracht zit hier niet in veelheid van leerstukken en nauwkeurigheid van leerstellingen, maar de vroomheid, die we hier aantreffen is echt innig, warm, uitgaande van het hart en gaande tot het hart. Merkwaardig is de wijze waarop hare ouders elkander leeren kennen. Haar vader was in Florence om Da Vinci's waterkeering te bestudeeren. Toevallig staat hij eens op het groote plein van de Santissima, als hem een processie voorbijtrok, met banieren, kruisen, psalm gezang. De stoet ging naar het kerkgebouw, waar de hostie hem wachtte. „Daar, op eens, in die lange rij van zingende priesters en jonkvrouwen, trof zijn oog een gelaat, dat, als ten toon van hemelsche muziek, in zijn ziel een echo wakker riep, die hoofd en hart voor altijd vervulde. Zoo, zoo ontving ook hij in die eigen ure het heilig Sacrament der liefde." Iemand, die zoo kan spreken, kent vroomheid uit eigen ervaring. Hjj is een „bezetene", niet door onreine geesten, maar door heiligen geest. Hjj kijkt hoog boven zijn medemenschen uit, zonder het te weten en te wenschen, door de innerlijke noodzakelijkheid van een waarlijk meerder-zijn. Is 't niet zoo met Aurora Leigh? Heeft het weinige, dat wij nu en vroeger konden meedeelen, 't ons niet duidelijk laten zien en gevoelen ook Voor heden genoegt Pastorie Anna Paulowna, 28 Febr. '08. TOXOPEüS. Haringbuizen. Dat er iets bizonders gebeurde, stond bij mij vast. Zoodra dan ook de hevigste windstooten naar mijn gedachte voorbij waren, en 't even wat luwde, toog ik er op uit om te zien, wat 't was geweest, die harde smak waarvoor al de huisgenooten opsprongen. Pannen, pannenDat was te begrijpen. Maar bjj den heer W. Kooijman was meer gebeurd. De Westkant van het boerenhuis, die geheel uit gegalvaniseerde golfplaten bestaat, had het begeven. De groote dorsch- deuren waren ingewaaid. en de heele kap, die ook samengesteld is uit zulke platen, werd opgenomen en aan stukken en brokken weggeslingerd. Hoe verbazend groot de kracht van den storm wel geweest is, is niet te gissen, maar als ^ve zoo ongeveer een derde deel van die kap terugvinden op de speelplaats van de openbare school, die zeker meer dan 25 M. van Kooijman's huis verwijderd is, dan begrijpen we, dat ze niet geraamd kan worden. Een plaat is tot op 700 M. afstand weg gewaaid. Voor zoover in 't donker bij lantaarnlicht te zien was, waren alle schapen, die in de schuur van Kooij man hun nachtverblijf hadden, ongedeerd gebleven; ze liepen op 't erf. Een paar kalvers lagen onder platen en balken en stroo voor wind en regen veilig. De koeien en paarden hadden geen letsel, de stal was dicht gebleven tn 't vee stond rustig, toen we in de schuur inspectie hielden. Klein vergeleken bij dat ongeval, is het overige wat te constateeren valt. Van 't arbeidershuis tegenover den heer Schenk zijn bijna alie pannen aan de voorzü afgewaaid. Ook van de kaasfabriek Westkant. Op 't eind van de dorpsstraat is een der hooge esschenboomen omgegooid. Bij den heer Jonker waaiden de twee schoorsteenen van 't dak. Jfieuwe Niedorp. De harde wind van Zaterdagavond j 1. heeft zijn invloed terdege doen gelden. In N. Niedorp 't volgende nieuws dien aangaande: a. bij den gemeenteveldwachter D. Pool Nz. woei het bovenstuk van den schoorsteen zijner woning af, gelukkig zonder iemand te deren. Alleen enkele pan nen zijn jammerlijk gesneuveld. b. Op de boerenbehuizing des heeren D. v. d. Stok woei de (zinken)schoorsteen terdege scheef. c. In 't Westeinie woei een boom om; in de Sak steeg ook eenige dito's. d. Het in aanbouw zijnde huisje van den heer H. de Jong in den Oosterweg bekwam veel schade. De kap geraakte er af; muren beschadigd. e. Een ligtent van „Het Witte Kruis" geraakte aan de rol. De patiënte was er gelukkig niet in. De tent werd belangrijk gehavend. f. Dokter Maats, met rijtuig onder weg, had 't onge luk, dat dit door den harden wind tegen 'n boom werd paard geraakte in den onderwal, de «.uowsioi iu uo sloot, waar hij aan den anderen kant weer uit kroop. Gelukkig liep dit ongeval zonder persoonlijke ongelukken af. Nieuwe Niedorp. Op 22 Februari 1905 had de eerste proefmaling plaats met den in den Niedorperpolder, (onder de gemeen ten Oude- en Nieuwe Niedorp gelegen), geplaatsten Dieselmotor, geleverd door de Nederlandsche fabriek van werktuigen en spoorwegmateriaal, met het recht om na verloop van 3 proefjaren de machine al of niet aan te nemen. Toen nu na verloop van die drie jaren de eindproefmaling plaats vond in tegenwoordigheid van het polderbestuur, voldeed de machine in alle opzichten ruimschoots en onmiddellijk na deze eindproefmaling accepteerde het bestuur den Dieselmotor dan ook. Gegarandeerd was een olie-verbruik van 8 K.G. ruwe olie per uur. Bij 't proefmalen in 1905 was de kracht en de water opvoering boven de garantie en 't olieverbruik 73/, K.G. per uur, ter wij) bij deze eindproefmaling 't olieverbruik per uur nog iets minder dan 7V4 K.G was en de kracht der machine grooter was dan in den beginne welk een en ander door den Ingenieur werd toegeschre ven aan het meer beloopen zijn der machine. Voor leverancier en polderstuur beiden voorzeker aan gename resultaten. Langedjjk. We kunnen uit goede bron verzekeren, dat de te stichten R.-K. bijzondere school aan den Langedjjk niet enkel voor meisjes zal worden ingericht, zooals de geruchten liepen, inaar ook voor jongens. Er wordt gerekend op een 270 tal kinderen. EÏr zuilen daardoor vrjjwat onderwijzers overbodig worden aan de openbare scholen. -I oï- o 18. ,,Ik moest u nog eenmaal zien" zeide Jutta. „Ik heb u iets te vragen. U moet eens met mijn man spreken, zoodra hij uit Fajum terug is. Achter zijn rug om kan ik de opdracht van u niet uitvoeren. Ik mag het niet wil het ook niet. Maar ik zal mijn man bewerken en gij moet het mij mogelijk maken tusschem u eln uw moeder als bemiddelaarster te kunnen optreden." Hij bemerkte hare ontroering hij zag ook de nieuws- g'erige blikken waarmee men hen van alle zijden opnam, en lachje speelde er om zijn lippen. „Dus een nieuw programma mevrouw?" „Gij moogt mij niet misverstaan. Het is alleen een weinig voorzichtigheid en daar kan de zaak ook niet onder lijden, integendeel, daaruit kan slechts goeds voortkomen." „O ja ik begrijp het wel. Maar hel is tegen onze afspraak. Gij overrompelt mij. Weet gij dat? Zij haalde diep adem. Zoo kan het toch niet verder gaan." „U gelooft dus, dat de weg tot het hart der oude dame in Königsberg steeds nog voert door de Suc- co'sche overmacht? Een ander pad is niet te vinden?" oorloopig niet. Dat is treurig, dat geef ik toe. Maar uw brief alleen zou daaraan bepaald niets verande ren." „Hij is u dus niet naar den zin?" „Ik vrees dat zij, aan wie dezen brief is geadres seerd, hem niet zal begrijpen." Zij hield den brief besluiteloos in de hand en hij greep daarnaar. „Geef hem mij dan maar terug." „Neen. Wat wilt ge er mee aoenf' „Verscheuren." „Zoo en alle goede voornemens weer in den wind slaan." „Zijn die dan werkelijk goed geweest?" Zij keek hem ernstig aan. Nu, nu ik dezen brief heb gelezen, kan ik daar zelf aan twijfelen." „Ik zeide het u immers reeds vooruit: ik kan mijn moeder niet naderen in het gewaad van den verloren zoon. Voor die rol heb ik geen talent en ik heb ook geen lust te pogen het te leeren. Vragen en bedelen kan ik niet meer. Dat was toen. Nu kan ik alleen eisclien." „Daarom hebt ge een hulp noodig een goede en eerlijke verdediger van uw belangen. Die in het zoo genaamde vijandelijke kamp invloed en stemming beeft. In elk geval meer invloed dan ik." „En wie moet dat zijn?" „Mijn man." „Neef Gustaaf. Zoo, zoo." „Het zal veel strijd kosten. Dat weet ik, een geducht zwaren strijd. Maar de overwinning is bepaald aan on zen kant. Want uw zaak is leen rechtvaardige. En dat staat bij inij muurvasteerlijk en rechtvaardig i s mijn man." „Hij Was het niet tegenover mij mevrouw. Toen niet. Geloof dat van mij, mevrouw." „Hij wist toen niet alles. Hij had niet een voldoend overzicht over alles. Hij zag het niet in het rechte i licht. Maar nu zult ge met elkaar praten, als man tegenover man en de laatste onduidelijkheid .uit de wereld helpen. En dan sta ik er voor in, gij zult vrede met elkaar sluiten." I Hij keek mismoedig voor zich heen en stak de vuis ten diep in de zakken. „Dat is geheel tegen onze afspraak mevrouw. „Ja, het is ongehoorzaam van mij, ik mocht geen i vrede tusschen jelui stichten. Maar wanneer ik daartoe nu gedrongen word. Ik kan het mij niet meer voorstellen, dat er vijandschap tusschen u beiden moet bestaan." „Die bestaat immers ook niet. Het is voor uw man alleen een genoegdoening, dat hij een officieel recht heeft, mij te verloochenen." „Maa rverlooehenen wil IK u niet. En onoprecht tegen mijn man te züju al is het ook maar in gedachten, dat kan ik niet over mij verkrijgen. Dus bid ik u, hetp mÜ-" a IT VVie wordt daar nu mee gediend, mevrouw? Uw man evenmin als ik." ..Doe het dan, omdat ik er u om bid. Is het dan werkelijk zooveel verlangd?" Zeer veel, mevrouw. Alle tegenzin ja alle boosheid 'èn alle toorn zoo op eenmaal te verloochenen, alleen omdat een goedhartige, jonge vrouw met een paar vrien delijke woorden, en een lief glimlachje daarom vraagt? Omdat een vriendin u daarom vraagt. "Een vriendin?" n Ja. Een oprechte vriendin." "Dat is een mooi woord, mevrouw van Succo. Maar ook' een groot en ernstig. Een vriend heb ik in mijn lang en wisselend leven nog nooit bezeten." Het zal niet'alleen een woord zijn. Ik zal het u door een daad toonen." Zij had hem haar hand geboden en hij nam die aan en hield die vast. Gevaarlijke Serum. Door den heer prof. Ritzema Bos is onlangs, pp een vergadering van verschillende landbouwvereenigingen aan den Langedijk en omstreken, de aandacht geves tigd op het Rijksserum, ter verdelging van ratten, die alhier zooveel schade aan de groenten velden aanrichten, en tot wier bestrijding honderden guldens worden uit gegeven. Er werd daarbij verzekerd, dat het geen gevaar voor besmetting bij de menschen oplevert. Op een schriftelijk ingesteld onderzoek, door den burgemeester van Oud-Karspel, den heer Kroon, is even wel door het .Staatstoezicht op de volksgezondheid geantwoordt dat het middel bacillen bevat, die ziek teverschijnselen kunnen teweegbrengen, die doen den ken aan Febris tvphoïdea. Alle voorzichtigheid wordt dan ook te dezen opzichte aangeraden. Een bloemrjjke lijkrede. In het Predikbeurtenblad voor Dordrecht en Omstre ken komt in een lijkrede, gehouden bij het graf van een godsdienstonderwijzer, de volgende dichtenijke uiting voor: „Hier kon hij helaas zijn emiritaat niet neme», daar er geen penning pensioen aan zijn ambt was verbonden, en moest hij wel blijven arbeiden, daarin voortdurend gesteund door bevriende predikanten van hier en el ders Maar wat onz ekerk hem niet kon geven, heeft zijn God hem uit genade geschonken. Hij trad toe en maakte hem voor goed emeritus met een pensioen, zooals geen kerk ter wereld haren dominee kan geven. Want pl geven enkele groote gemeenten haren leeraars 't volle traktement als pensioen, toch houdt dit op met den dood, terwijl deze leviet thans in de ruste zijns Heeren ingegaan, dus na zijn dood de kroon der eere draagt in het Goddelijk rijksgebied en wel eeuwiglijk en al toos." - Herv. Zuivelfabrieken en electriciteft in de plattelandsgemeenten. Het Deensche blad Maskinkonsulenten geeft in over weging het denkbeeld om zuivelfabrieken in te rich ten als electrische oentralen. De vraag doet zich namelijk voor op welke wijze de landbouw kon geholpen worden aan electriciteit, voor verlichting, maar vooral voor kracht, wijl men meer en meer wenscht de mensche- lijke en dierlijke kracht, door motorische te doen ver vangen. De zuivelfabrieken zijn wegens hare versprei ding in landbouwende streken, en ligging dicht bij de dorpen hiertoe het meest aangewezen, \ooral uit een economisch oogpunt schijnt dit denkbeeld zeer prac- tisch. Een zuivelfabriek heeft namelijk veel meer stoom voor verwarming, verhitting van de melk. en reiniging van het vele vaatwerk, noodig dan kracht voor het drij ven van de weinige machines. De overvloedige kracht kon daarom goedkoop in electriciteit worden omgezet en aan de omwonenden worden verkocht. Ongeluk of misdaad Men meldt uit Den Dungen aan de 's-H.b. Ct. In den afgeloopen nacht heeft onder de gemeente St. Michiels-Gestel een hoogst ernstig ongeluk plaats f'had. Door de extra-stoomtram van 's-Bosch naar indhoven, die 11 uur 10 uit 's-Bosch vertrok, werd in de Hoogstraat onder St Michiels-Gestel de 26-jarige landbouwersknecht H. van RixteL uit die gemeente, die op de tramlijn lag, overreden. De dood trad terstond in. De machinist had nog met zoo'n kracht geremd, dat de tram ontspoorde, doch het mocht het niet gelukken het ongeluk te voorkomen. Den ongelukkige werd de hals afgereden en werden armen en beenen verbrijzeld. Het was huiverig om te zien. Kort nadat het ongeluk had plaats gehad waren de burgemeester /en de veldwachters Van Run en Tielemans ter plaatse door welke beide laatsten het lijk per voertuig naar het lijkhuisje te St. Michiels-Qestel tot nader onderzoek werd overgebracht Misbruik van sterken drank heeft hier wellicht weder een rol gespeeld. De correspondent te St. Michiels-Gestel van de 's-H.b. Ct. meldt nog, dat de ongelukkige jonge man ireeds overleden was, toen men hem onder de wagens uit haalde. Door den inmiddels ontboden geneesheer dr. K. Ver zijl werden ook nog een paar messteken geconstateerd, één in de zij, en één in het hoofd, terwijl het Jijk sonder jas was, en met slechts één schoen en sok. Is hier misdaad of een ongeluk in het spel? Dit zal nader onderzoek moeten uitmaken. Zóó zat het in elkaar! Dezer dagen ontleenden wij aan Land en Volk een berichtje, dat minister Kraus, buiten den directeur ge neraal der posterijen en telegrafie om, ambtenaren van dat dienstvak bij zich ontbood. De directeur-generaal zou daarop aan alle ambtenaren van het hoofdbestuur der posterijen en telegrafie een circulaire hebben ge zonden, waarin werd gelast, onmiddellijk van elke ont bieding bij den minister aan den directeur-generaal kennis te geven, en na afloop van het onderhoud met den mi nister, aan den directeur-generaal verslag uit te bren gen. Een kwartier na de uitreiking werd de circulaire echter weer teruggehaald. Het Vaderland vult het verhaal met het volgende aan: „De zaak is, dat de minister en niet precies in den laatsten tijd van zijn bewind, doch toen juist min der dan vroeger slechts enkele malen de een of andere aangelegenheid rechtstreeks besprak met den hoofdambtenaar aan wien de zaak ter behandeling was opgedragen. Dit geschiedde bijv. indien het een spoed- eischende zaak gold, of indien het een aangelegenheid betrof, waarover herhaalde besprekingein noodig waren De eerste maal werd de betrokken ambtenaar aan ont boden via den directeur-generaal, voor de daaropvol gende conferenties niet meer, hetgeen dan ook een on- noodige omslag zou zijn geweest." En wat nu de circulaire van den directeur-genet- raal aangaat: „W/at de feiten betreft, is het medegedeelde juist." „Op zichzelf vervolgt dan het blad zit in zulk een circulaire uiet veel kwaad, De chef der betrokken afdeeling behoort op de hoogte te blijven van wat er gebeurt, en ten allen tijde de geheele onder zijn be heer staande administratie te kunnen overzien. De ma nier waarop n.1. buiten den minister om, was verkeerd, doch men behoeft daarbij nog niet te den ken aan kwade trouw." „Wat zijt ge toch een kleine, moedige vrouw," zeide hij in groeiend e verbazing haai' in de oogen kijkend. En hij hoorde haa rvoorstellen aan reeds half ontwapend. Toen zij Menahouse verlieten en buiten in de allee heen en weer liepen, was het internationale hotelgezel- schap een sensatie en babbelthema rijker. Men had zich voor de pikante, levendige jonge Duitsche, die niets bezat van haar in -doo rs nee - onelega n te landgenooten, reeds verbazend geïnteresseerd. Nog meer werd dat het geval nu zij geraakte tot buitensporig heden, met een ander man connecties had aangeknoopt. Want dat daar in afwezigheid van haar heer gemaal dingen werden afgespeeld, die niet door den beugel konden, dat stond als een paal boven water. Een paar Amerikaansche dames vonden de brutale manier waar op deze jonge Duitsche haar romannetje afspeelde, schandelijk maar dat verhinderde niet, dat zij met nog meer spanning en belangstelling de afwikkeling ga desloegen. Jutta had door den groom haar witte parasol van haar kamer laten halen, en wandelde zonder hoed en handschoenen met den Egyptenaar in den zonneschijn. Zij waren beiden zoo verdiept in hun gesprek, dat zij de hen volgende blikken der hotelgasten niet meer zagen. Zij merkten niet eens op, dat de verschillende- paartjes, die zij telkens tegenkwamen, alleen om hen te spionneeren daar waren. Frits van Succo geraakte hoe langer hoe meer in een plechtige stemming. Wat voor een wondervolle vrouw was dat Sedert hun eerste ontmoeting aan boord, had hij zich reeds menigmaal met dit raadsel bezig gehou den,! oen hij het karakter van deze jonge vrouw ter beoordeeling kreeg. Hij had eigenschappen in haar ont dekt, die hem geheel onvereen igbaar leken met den gew onen geest van den huize Succo. Eigenschappen, die hij bij vrouwen nog maar zeer zelden had ontmoet. Zij schijnt vóór alles een sterk ontwikkeld rechtvaar digheidsgevoel bij alle vrouwelijke zachtheid een gouden waarheidsliefde, die verfrisschend en hartver kwikkend op hem werkte. Zij spraken niet meer over de kwestie zelf zij waren onverzien aan het filosofeeren geraakt. Wat zich in de drie jaar van haar huwelijk in het hart van Jutta onbewust als aanklagingsmateriaal tegen de Succo's had opgestapeld, dat hoorde Frits nu in levendige woorden en onder vurige gebaren van haar lippen stroomen. „Die Succo's en menschen van hunnen aard leven in een zelfgemaakte gevangenis. Zij kijken naar rechts en naar links, naar Doven en naar beneden, steeds met de vrees, hier of daar aanstoot te geven. Zoo binden zij zich zelf vast zien zich eeuwig achter de tralies, die door hun eigen afhankelijkheid, overal rondom hen zijn opgetrokken en zij voelden bij eiken stap, dien zij doen, duizend rechters tegenover zich, inplaats van al leen als zoodanig te erkennenzichzelf." Jutta was het, alsof haar hart groot, alsof haar blik ruimer werd. De laatste onduidelijkheid, de laatste on vrijheid verdween. Het was haar een echte weldaad, nu eindelijk eens over al deze dingen met zichzelf in het reine te komen. VV at was zij het lot dankbaar, dat juist haar en nu nu zij in een soort zielecrisis verkeerde dezen fa- meuzen man had doen leeren kennen. De laatdun kende spot aan haar man. verbonden aan een zekere handige praatkunst, di ezich aan haar steeds als onlo gisch had bewezen, wanneer zij haar innerlijk gevoelen had willen volgen, had haar reeds zoo dikwijls pan het twijfelen gebracht. Maar wat Frits van Succo haar nu vrijmoedig als zijn levensbekentenis en levensopvat ting blootlegde, dat versterkte haar er nog meer in, dat zij trots alle beweringen van haar man op den rech ten weg geweest was. „Ja. weg met die ellendige, laffe menschen vrees en niet de nog afschuwelijker, laffer vrees voor prin cipes. v Dat kwam zoo trotseh, zoo kamplustig van haar lippen alsof zij tegenover een vijandig kamp stond, dat enkel uit Succo s was gerecruteerd. En toen lachte Jutia hartelijk. yyanne,el" nu oom Bodo maar eens hier was. Wan neer hij mij hier zoo zag in complot met u. En wanneer ik hem dan nog eens alles zeggen kon, wat mij al zoolang op het harte drukt." Hij richtte zich omhoog en lachtte even. „Ja, dat wenschte ik ook. Het zoo niet veel helften, absoluut met. Maar het was evenwel een weldoende verlichting van het gemoed." Zij hadden zonder er veel bij te denken de hoofdallee verlaten, het stof ontvliedend, dat de karavanen land- dauers, autos omhoog wierpen. Zij sloten zich ook niet aan bij de bonte stroom, die na den aankomst .van lm nC£25ch?. tram de richtinS naar de pvramiden nam. Ongedacht waren zij in hun levendig gesprek in ren snel wandeltempo geraakt. Nadat zij een oaar maal langs den achterkant van het hotel waren gewandeld en de renbaan waren afgemarcheerd, wandelden zij op den rand van de woestijn verder. Daar plotseling bij een kleine inham verscholen ach- P^f zandheuvels vielen een paar honden hen luidblaffend aan, en tegelijkertijd waren zij omringd door een schaar van halfnaakte bronskleurige kinderen De kleine schavuiten hielden de handen op, onophou delijk jammerend om een aalmoes. Zij waren in cfe nabijheid van een Bedouinenkamn geraakt. (Wordt vervolgd.]

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5