De verboden Vrucht.
Aurora Leigh.
Dondeidag 27 Feb. 1908.
52e Jaargang. No. 4338.
TWEEDE BLAD.
INGEZONDEN.
Binnenlaiiclscb Nieuws.
FEUILLETON.
Roman van
PAUL OSKAR HöCKER.
Mijnheer de Redacteur!
Mag ondergeteekende even gastvrijheid vragen in
Uw blad voor het volgende?
In het verslag der vergadering, gehouden op 18
Februari jJ. te Haringhuizen, opgenomen in de Schager
Courant van 20 Febr. d. a. v., komen tal van onnauw
keurigheden xoor en 't kan niet dan in 't belang eener
onpartijdige beoordeeling zijn, nauwkeurigheid en waar
heid te betrachten. Hierom het volgende.
Geen der geciteerde gedichten diende, zooals Uw ver
slaggever beweerde, om aan te toonen, dat ouden van
dagen gebrek leden. Hiervoor deden dienst, naast enkele
courantenberichten aanhalingen uit het rapport der
Staatscommissie, ingesteld bij koninklijk besluit van 31
Juli 1895.
Met geen woord is beweerd„Wie te veel eergevoel
bezat om bedeeling aan te nemen, kwam terecht in de
gelederen van het socialisme."
Wel werd gezegd, dat bij het wegnemen der treurige
combinatie van oud en arm de bodem minder gunstig
werd tot ontkieming van 't zaad der ontevredenheid en
als gevolg hiervan 't socialisme misschien minder
welig zou tieren.
Door den inleider zijn de oude mannen en vrouwen
huizen niet slecht genoemd, duidelijk verklaarde hij
gaarne te gelooven, dat de materiöele verzorging er
goed was.
Hij vertelde nog, hoe een der hoofdbestuurders van
den Bond, in het maandblad der vereeniging, de verzorging
in het armenhuis te Rotterdam, aangevallen in „Het
Volk", zoo goed had genoemd, als bij de huidige wijze
van armenzorg mogelijk was.
Gecritiseerd heeft hij ze enkel als oplossing der groote
kwestie, hoe oud en arm te verbannen.
Bij de vermelding van het debat heeft Uw correspon
dent twee zeer belangrijke zaken vergeten:
eerstens, dat de heer Visser zichzelf onbevoegd ver
klaarde tot debatteeren, omdat hjj volslagen onkundig
was op het terrein der inleiding;
vervolgens, om naast de bezwaren, door den heer
Visser geopperd, de weerlegging van den inleider te
plaatsen.
Stellig zou door het gevoerde debat een geheel ander
licht vallen, dan het verslag geeft, zoo Uw correspon
dent het debat had willen vermelden; de eerlijkheid
zou minder zijn tekort gedaan, dan nu het geval is.
Hoor eens, verslaggever van Haringhuizen, laten wij,
als 't niet anders kan, van meening verschillen, maar
eerlijk en nobel blijven in 't kiezen en hanteeren onzer
strijdmiddelen.
U, mijnheer de redacteur vriendelijk dankend,
W. DE BOER.
Kolhorn, 21 Febr. 1908.
Doob
ELIZABETH BARRETT BROWNING.
V.
In dit artikel wensch ik de bespreking van het kUrak-
ttr van de heldin van onzen roman ten einde te brengen.
Veel zal onbesproken moeten blijven; dat is nu een
maal onvermijdelijk. Maar wanneer ik althans op ae
hoofdzijden van het karakter van A. L. voldoend licht
heb laten vallen, acht ik mijn werk in dit opzicht ge
ëindigd.
We waren gebleven by het ontroerend wederzien m
Parijs van de beide vrouwelijke hoofdpersonen uit den
roman.
„Marian, Marian eindelijk zjjt gi) daar eindelek
heb ik U gevonden Ik hield zoo gaat Aurora
voort, haar beide polsen met myn handen omklemd.
„Neen, ik kan, ik wil U niet laten gaan." Zij trachtte
zich los te wringen, zoo wit als een cyclamen, die, door
een rukwind gegrepen, tegen het rasterwerk slaat.
„Laat my voorbij", zeide zij eindelijk. „Ik wil niet",
was mijn antwoord. „Voor dagen en weken heb ik mijn
zuster Marian verloren en haar overal gezocht. Thans
heb ik haar gevonden Werpen wij het brood weg,
waarvoor wij gezwoegd en, gebeden hebbenverkrui
melen wij het en laten wij het ons ontglippen Kan
ik U dan laten ontglippen, U naar wie ik heb gehon
gerd, meer dan men naar brood kan doen? Mistrouw
mij 'toch niet, mijn zuster Marian, beef toch zoo niet;
ik zal U niet deren. Kom mee met mij, waar wij on
gestoord kunnen spreken en samenzijn en niemand ons
zal hinderen. Ik heb een tehuis voor U en voor mij
en voor niemand, niemand anders."
Zoo is ook eens Jezus uitgegaan om verlorenen op
te zoeken en te behouden, waar de wereld hen vertrapt.
Intusschen wil Marian Erle niet met haar meegaan
bij haar thuis is iemand, die haar noodig heeft om dezen
tijd en dien ze niet mag laten wachten.
Dus blijft er niets anders over, dan dat Aurora met
haar meegaat. Zoo maakt zjj kennis met het kind van
Marian. Treffend wordt ons geteekend de tweestrijd,
waarin Aurora komt. Ter eener zijde is ze verrukt
over 't lachende kind en zjjne moeder, die als geheel
opgelost scheen in haar jongetje. Maar ter anderer
zijde „Moet," dacht ik, „het kwade vergoeding vin
den, als ware het heilig als de smart; mag een vrouw
zich tot zonde laten verlokken door dat meestgeliefde
speelgoed der vrouw een kind Daarom zegt zij
dan ook tot die jonge vrouw-moeder (men spreekt
tegenwoordig veel over fUU-mère): „wanneer een vrouw,
door de omheining, waarmee God ware liefde voor on
tucht beveiligt, de hand steekt om een kind, een lief,
lachend kind te stelen, dan is zij geen moeder, maar
een kinderdief; dan is hij een rampzalige wees, maar
geen zoon.
Al haar kussen kunnen hem in later leven het gemis
niet vergoeden van een rein tehuis, een rein hart om
tegen te leunen, van den onbevlekten moedernaam, de
dierbare, heilige nagedachtenis, waaraan hij zich kan
vastklemmen, als aan een anker der hoop, wanneer hij
in deze harde, booze wereld dreigt te gronde te gaan."
Hardl? neen, niet hard! maar streng! En dat terecht,
waar het geldt hoog te houden den standaard der zede
lijkheid, de heiligheid van het huwelijk, de weelde van
het moeder-zijn. Daar is in onzen tijd eene ziekelijke
zucht om de fllle-mère, het meisje-dat-moeder-is, ze moge
dan een Gretchen, Hetty of Geertje of ook Lilia
heeten, op aandoenlijke wijze in de hoogte te steken.
Gelukkig als er dan nog karakters zijn, als Aurora
Leigh, om de gewetens wakker te schudden op dit zeer
gewichtig punt, niet op ruwe, maar hoog-ernstige wijze,
niet koud-ongevoelig, maar Juist uit groote toewijding
en belangelooze liefde.
Met volle gerustheid kan zij dan ook tot Marian zeg
gen „Had ik u niet lief, ik zou zeker niet hier zijn
gekomen." Intusschen, op- dit alles kom ik terug,
als ik over Marian Erle meer in 't bizonder ga spreken.
Gelijk ik reeds vroeger zeide, gaan ze samen naar
Italië, naar Florence, de historische stad. Aurora wijdt
zich aan de ongelukkig-gelukkige moeder en haar kind.
Hoe gevoelt zij zich daar „Ik was naar een ledig nest
teruggekeerd, iets waar elke vogel zich voor wacht.
Hoe klonk mij op dien verlaten grond voortdurend
vaders voetstap in de ooren, hoe hoorde ik nog zijn
stem in die stilte, als hij mij de namen der vogels en
insecten, der boomen en bloemen noemde, de sterren
beelden aanwees, die boven Valdarno verschenen."
„Mijn kind", klonk het telkens; „mijn kind." Als een
vader „mijn kind" zegt, valt het niet moeilijk het heelal
te begrijpen, de wetten te verstaan, die 's levens over
gangen beheerschen."
Eens bezocht zij het landhuisje in de bergen, waar
zij met huar vader had gewoond. Hoe was alles ver- i geslagen. Het
anderdGeen steen was er zooals hij vroeger geweest koetsier in de
was. Haastig keerde zij terug naar Florence. „Dit graf-
bezoek was mij voldoende. Ik wilde vaders noch moe
ders graf meer zien; ik wilde niet onderzoeken of het
mos het werk van den steenhouwer reeds had uitge-
wischt, ik wilde mijn bloemen er niet op strooien; zij
konden de lucht toch niet geuriger, de aarde niet
bloeiender maken. Mijn dooden leven te hoog, om zoo
laag naar hen te zien. De gedachte was mij liever, dat
zij nu en dan mijn graf hier, dit leven, dit wordende
leven bezochten, en tot mijn troost en bemoediging een
enkele der minst welriekende paradijsbloemen op mij
deden neervallen, want ware de bloem te rijk aan
geur, zij zou mij gewis van vreugde hebben doen
sterven."
't Is hier tenslotte de plaats om iets te zeggen om
trent hare godsdienstige begrippen. Aurora Leigh is een
vrome vrouw in den goeden zin van het woord. De
kracht zit hier niet in veelheid van leerstukken en
nauwkeurigheid van leerstellingen, maar de vroomheid,
die we hier aantreffen is echt innig, warm, uitgaande
van het hart en gaande tot het hart.
Merkwaardig is de wijze waarop hare ouders elkander
leeren kennen. Haar vader was in Florence om Da
Vinci's waterkeering te bestudeeren. Toevallig staat hij
eens op het groote plein van de Santissima, als hem
een processie voorbijtrok, met banieren, kruisen, psalm
gezang. De stoet ging naar het kerkgebouw, waar de
hostie hem wachtte. „Daar, op eens, in die lange rij
van zingende priesters en jonkvrouwen, trof zijn oog
een gelaat, dat, als ten toon van hemelsche muziek, in
zijn ziel een echo wakker riep, die hoofd en hart voor
altijd vervulde. Zoo, zoo ontving ook hij in die eigen
ure het heilig Sacrament der liefde."
Iemand, die zoo kan spreken, kent vroomheid uit
eigen ervaring. Hjj is een „bezetene", niet door onreine
geesten, maar door heiligen geest. Hjj kijkt hoog boven
zijn medemenschen uit, zonder het te weten en te
wenschen, door de innerlijke noodzakelijkheid van een
waarlijk meerder-zijn.
Is 't niet zoo met Aurora Leigh? Heeft het weinige,
dat wij nu en vroeger konden meedeelen, 't ons niet
duidelijk laten zien en gevoelen ook
Voor heden genoegt
Pastorie Anna Paulowna, 28 Febr. '08.
TOXOPEüS.
Haringbuizen.
Dat er iets bizonders gebeurde, stond bij mij vast.
Zoodra dan ook de hevigste windstooten naar mijn
gedachte voorbij waren, en 't even wat luwde, toog ik
er op uit om te zien, wat 't was geweest, die harde smak
waarvoor al de huisgenooten opsprongen.
Pannen, pannenDat was te begrijpen. Maar bjj
den heer W. Kooijman was meer gebeurd. De Westkant
van het boerenhuis, die geheel uit gegalvaniseerde
golfplaten bestaat, had het begeven. De groote dorsch-
deuren waren ingewaaid. en de heele kap, die ook
samengesteld is uit zulke platen, werd opgenomen en
aan stukken en brokken weggeslingerd. Hoe verbazend
groot de kracht van den storm wel geweest is, is niet
te gissen, maar als ^ve zoo ongeveer een derde deel van
die kap terugvinden op de speelplaats van de openbare
school, die zeker meer dan 25 M. van Kooijman's huis
verwijderd is, dan begrijpen we, dat ze niet geraamd
kan worden. Een plaat is tot op 700 M. afstand weg
gewaaid.
Voor zoover in 't donker bij lantaarnlicht te zien
was, waren alle schapen, die in de schuur van Kooij
man hun nachtverblijf hadden, ongedeerd gebleven; ze
liepen op 't erf. Een paar kalvers lagen onder platen
en balken en stroo voor wind en regen veilig. De
koeien en paarden hadden geen letsel, de stal was
dicht gebleven tn 't vee stond rustig, toen we in de
schuur inspectie hielden.
Klein vergeleken bij dat ongeval, is het overige wat
te constateeren valt. Van 't arbeidershuis tegenover
den heer Schenk zijn bijna alie pannen aan de voorzü
afgewaaid. Ook van de kaasfabriek Westkant. Op 't eind
van de dorpsstraat is een der hooge esschenboomen
omgegooid. Bij den heer Jonker waaiden de twee
schoorsteenen van 't dak.
Jfieuwe Niedorp.
De harde wind van Zaterdagavond j 1. heeft zijn
invloed terdege doen gelden.
In N. Niedorp 't volgende nieuws dien aangaande:
a. bij den gemeenteveldwachter D. Pool Nz. woei
het bovenstuk van den schoorsteen zijner woning af,
gelukkig zonder iemand te deren. Alleen enkele pan
nen zijn jammerlijk gesneuveld.
b. Op de boerenbehuizing des heeren D. v. d. Stok
woei de (zinken)schoorsteen terdege scheef.
c. In 't Westeinie woei een boom om; in de Sak
steeg ook eenige dito's.
d. Het in aanbouw zijnde huisje van den heer H. de
Jong in den Oosterweg bekwam veel schade. De kap
geraakte er af; muren beschadigd.
e. Een ligtent van „Het Witte Kruis" geraakte aan
de rol. De patiënte was er gelukkig niet in. De tent
werd belangrijk gehavend.
f. Dokter Maats, met rijtuig onder weg, had 't onge
luk, dat dit door den harden wind tegen 'n boom werd
paard geraakte in den onderwal, de
«.uowsioi iu uo sloot, waar hij aan den anderen kant
weer uit kroop. Gelukkig liep dit ongeval zonder
persoonlijke ongelukken af.
Nieuwe Niedorp.
Op 22 Februari 1905 had de eerste proefmaling
plaats met den in den Niedorperpolder, (onder de gemeen
ten Oude- en Nieuwe Niedorp gelegen), geplaatsten
Dieselmotor, geleverd door de Nederlandsche fabriek
van werktuigen en spoorwegmateriaal, met het recht
om na verloop van 3 proefjaren de machine al of niet
aan te nemen. Toen nu na verloop van die drie jaren
de eindproefmaling plaats vond in tegenwoordigheid van
het polderbestuur, voldeed de machine in alle opzichten
ruimschoots en onmiddellijk na deze eindproefmaling
accepteerde het bestuur den Dieselmotor dan ook.
Gegarandeerd was een olie-verbruik van 8 K.G. ruwe
olie per uur.
Bij 't proefmalen in 1905 was de kracht en de water
opvoering boven de garantie en 't olieverbruik 73/, K.G.
per uur, ter wij) bij deze eindproefmaling 't olieverbruik
per uur nog iets minder dan 7V4 K.G was en de
kracht der machine grooter was dan in den beginne
welk een en ander door den Ingenieur werd toegeschre
ven aan het meer beloopen zijn der machine.
Voor leverancier en polderstuur beiden voorzeker aan
gename resultaten.
Langedjjk.
We kunnen uit goede bron verzekeren, dat de te
stichten R.-K. bijzondere school aan den Langedjjk
niet enkel voor meisjes zal worden ingericht, zooals
de geruchten liepen, inaar ook voor jongens. Er wordt
gerekend op een 270 tal kinderen. EÏr zuilen daardoor
vrjjwat onderwijzers overbodig worden aan de openbare
scholen.
-I oï-
o
18.
,,Ik moest u nog eenmaal zien" zeide Jutta. „Ik
heb u iets te vragen. U moet eens met mijn man
spreken, zoodra hij uit Fajum terug is. Achter zijn
rug om kan ik de opdracht van u niet uitvoeren. Ik mag
het niet wil het ook niet. Maar ik zal mijn man
bewerken en gij moet het mij mogelijk maken
tusschem u eln uw moeder als bemiddelaarster te kunnen
optreden."
Hij bemerkte hare ontroering hij zag ook de nieuws-
g'erige blikken waarmee men hen van alle zijden opnam,
en lachje speelde er om zijn lippen.
„Dus een nieuw programma mevrouw?"
„Gij moogt mij niet misverstaan. Het is alleen een
weinig voorzichtigheid en daar kan de zaak ook
niet onder lijden, integendeel, daaruit kan slechts goeds
voortkomen."
„O ja ik begrijp het wel. Maar hel is tegen onze
afspraak. Gij overrompelt mij. Weet gij dat?
Zij haalde diep adem. Zoo kan het toch niet verder
gaan."
„U gelooft dus, dat de weg tot het hart der oude
dame in Königsberg steeds nog voert door de Suc-
co'sche overmacht? Een ander pad is niet te vinden?"
oorloopig niet. Dat is treurig, dat geef ik toe. Maar
uw brief alleen zou daaraan bepaald niets verande
ren."
„Hij is u dus niet naar den zin?"
„Ik vrees dat zij, aan wie dezen brief is geadres
seerd, hem niet zal begrijpen."
Zij hield den brief besluiteloos in de hand en hij
greep daarnaar.
„Geef hem mij dan maar terug."
„Neen. Wat wilt ge er mee aoenf'
„Verscheuren."
„Zoo en alle goede voornemens weer in den wind
slaan."
„Zijn die dan werkelijk goed geweest?"
Zij keek hem ernstig aan. Nu, nu ik dezen brief heb
gelezen, kan ik daar zelf aan twijfelen."
„Ik zeide het u immers reeds vooruit: ik kan mijn
moeder niet naderen in het gewaad van den verloren
zoon. Voor die rol heb ik geen talent en ik heb ook
geen lust te pogen het te leeren. Vragen en bedelen kan
ik niet meer. Dat was toen. Nu kan ik alleen eisclien."
„Daarom hebt ge een hulp noodig een goede en
eerlijke verdediger van uw belangen. Die in het zoo
genaamde vijandelijke kamp invloed en stemming beeft.
In elk geval meer invloed dan ik."
„En wie moet dat zijn?"
„Mijn man."
„Neef Gustaaf. Zoo, zoo."
„Het zal veel strijd kosten. Dat weet ik, een geducht
zwaren strijd. Maar de overwinning is bepaald aan on
zen kant. Want uw zaak is leen rechtvaardige. En dat
staat bij inij muurvasteerlijk en rechtvaardig i s mijn
man."
„Hij Was het niet tegenover mij mevrouw. Toen niet.
Geloof dat van mij, mevrouw."
„Hij wist toen niet alles. Hij had niet een voldoend
overzicht over alles. Hij zag het niet in het rechte
i licht. Maar nu zult ge met elkaar praten, als man
tegenover man en de laatste onduidelijkheid .uit
de wereld helpen. En dan sta ik er voor in, gij zult
vrede met elkaar sluiten."
I Hij keek mismoedig voor zich heen en stak de vuis
ten diep in de zakken.
„Dat is geheel tegen onze afspraak mevrouw.
„Ja, het is ongehoorzaam van mij, ik mocht geen
i vrede tusschen jelui stichten. Maar wanneer ik daartoe
nu gedrongen word. Ik kan het mij niet meer
voorstellen, dat er vijandschap tusschen u beiden moet
bestaan."
„Die bestaat immers ook niet. Het is voor uw man
alleen een genoegdoening, dat hij een officieel recht
heeft, mij te verloochenen."
„Maa rverlooehenen wil IK u niet. En onoprecht
tegen mijn man te züju al is het ook maar in gedachten,
dat kan ik niet over mij verkrijgen. Dus bid ik u, hetp
mÜ-" a IT
VVie wordt daar nu mee gediend, mevrouw? Uw
man evenmin als ik."
..Doe het dan, omdat ik er u om bid. Is het dan
werkelijk zooveel verlangd?"
Zeer veel, mevrouw. Alle tegenzin ja alle boosheid
'èn alle toorn zoo op eenmaal te verloochenen, alleen
omdat een goedhartige, jonge vrouw met een paar vrien
delijke woorden, en een lief glimlachje daarom vraagt?
Omdat een vriendin u daarom vraagt.
"Een vriendin?" n
Ja. Een oprechte vriendin."
"Dat is een mooi woord, mevrouw van Succo. Maar
ook' een groot en ernstig. Een vriend heb ik in mijn lang
en wisselend leven nog nooit bezeten."
Het zal niet'alleen een woord zijn. Ik zal het u
door een daad toonen."
Zij had hem haar hand geboden en hij nam die aan
en hield die vast.
Gevaarlijke Serum.
Door den heer prof. Ritzema Bos is onlangs, pp
een vergadering van verschillende landbouwvereenigingen
aan den Langedijk en omstreken, de aandacht geves
tigd op het Rijksserum, ter verdelging van ratten, die
alhier zooveel schade aan de groenten velden aanrichten,
en tot wier bestrijding honderden guldens worden uit
gegeven. Er werd daarbij verzekerd, dat het geen gevaar
voor besmetting bij de menschen oplevert.
Op een schriftelijk ingesteld onderzoek, door den
burgemeester van Oud-Karspel, den heer Kroon, is even
wel door het .Staatstoezicht op de volksgezondheid
geantwoordt dat het middel bacillen bevat, die ziek
teverschijnselen kunnen teweegbrengen, die doen den
ken aan Febris tvphoïdea. Alle voorzichtigheid wordt
dan ook te dezen opzichte aangeraden.
Een bloemrjjke lijkrede.
In het Predikbeurtenblad voor Dordrecht en Omstre
ken komt in een lijkrede, gehouden bij het graf van een
godsdienstonderwijzer, de volgende dichtenijke uiting
voor:
„Hier kon hij helaas zijn emiritaat niet neme», daar
er geen penning pensioen aan zijn ambt was verbonden,
en moest hij wel blijven arbeiden, daarin voortdurend
gesteund door bevriende predikanten van hier en el
ders Maar wat onz ekerk hem niet kon geven, heeft zijn
God hem uit genade geschonken. Hij trad toe en maakte
hem voor goed emeritus met een pensioen, zooals geen
kerk ter wereld haren dominee kan geven. Want pl
geven enkele groote gemeenten haren leeraars 't volle
traktement als pensioen, toch houdt dit op met den
dood, terwijl deze leviet thans in de ruste zijns Heeren
ingegaan, dus na zijn dood de kroon der eere draagt
in het Goddelijk rijksgebied en wel eeuwiglijk en al
toos." - Herv.
Zuivelfabrieken en electriciteft in de
plattelandsgemeenten.
Het Deensche blad Maskinkonsulenten geeft in over
weging het denkbeeld om zuivelfabrieken in te rich
ten als electrische oentralen. De vraag doet zich namelijk
voor op welke wijze de landbouw kon geholpen worden
aan electriciteit, voor verlichting, maar vooral voor
kracht, wijl men meer en meer wenscht de mensche-
lijke en dierlijke kracht, door motorische te doen ver
vangen. De zuivelfabrieken zijn wegens hare versprei
ding in landbouwende streken, en ligging dicht bij de
dorpen hiertoe het meest aangewezen, \ooral uit een
economisch oogpunt schijnt dit denkbeeld zeer prac-
tisch. Een zuivelfabriek heeft namelijk veel meer stoom
voor verwarming, verhitting van de melk. en reiniging van
het vele vaatwerk, noodig dan kracht voor het drij
ven van de weinige machines. De overvloedige kracht
kon daarom goedkoop in electriciteit worden omgezet
en aan de omwonenden worden verkocht.
Ongeluk of misdaad
Men meldt uit Den Dungen aan de 's-H.b. Ct.
In den afgeloopen nacht heeft onder de gemeente
St. Michiels-Gestel een hoogst ernstig ongeluk plaats
f'had. Door de extra-stoomtram van 's-Bosch naar
indhoven, die 11 uur 10 uit 's-Bosch vertrok, werd
in de Hoogstraat onder St Michiels-Gestel de 26-jarige
landbouwersknecht H. van RixteL uit die gemeente, die
op de tramlijn lag, overreden. De dood trad terstond
in. De machinist had nog met zoo'n kracht geremd,
dat de tram ontspoorde, doch het mocht het niet
gelukken het ongeluk te voorkomen. Den ongelukkige
werd de hals afgereden en werden armen en beenen
verbrijzeld. Het was huiverig om te zien. Kort nadat het
ongeluk had plaats gehad waren de burgemeester /en
de veldwachters Van Run en Tielemans ter plaatse
door welke beide laatsten het lijk per voertuig naar
het lijkhuisje te St. Michiels-Qestel tot nader onderzoek
werd overgebracht
Misbruik van sterken drank heeft hier wellicht weder
een rol gespeeld.
De correspondent te St. Michiels-Gestel van de 's-H.b.
Ct. meldt nog, dat de ongelukkige jonge man ireeds
overleden was, toen men hem onder de wagens uit
haalde.
Door den inmiddels ontboden geneesheer dr. K. Ver
zijl werden ook nog een paar messteken geconstateerd,
één in de zij, en één in het hoofd, terwijl het Jijk
sonder jas was, en met slechts één schoen en sok.
Is hier misdaad of een ongeluk in het spel? Dit zal
nader onderzoek moeten uitmaken.
Zóó zat het in elkaar!
Dezer dagen ontleenden wij aan Land en Volk een
berichtje, dat minister Kraus, buiten den directeur ge
neraal der posterijen en telegrafie om, ambtenaren van
dat dienstvak bij zich ontbood. De directeur-generaal
zou daarop aan alle ambtenaren van het hoofdbestuur
der posterijen en telegrafie een circulaire hebben ge
zonden, waarin werd gelast, onmiddellijk van elke ont
bieding bij den minister aan den directeur-generaal kennis
te geven, en na afloop van het onderhoud met den mi
nister, aan den directeur-generaal verslag uit te bren
gen. Een kwartier na de uitreiking werd de circulaire
echter weer teruggehaald.
Het Vaderland vult het verhaal met het volgende
aan:
„De zaak is, dat de minister en niet precies in
den laatsten tijd van zijn bewind, doch toen juist min
der dan vroeger slechts enkele malen de een of
andere aangelegenheid rechtstreeks besprak met den
hoofdambtenaar aan wien de zaak ter behandeling was
opgedragen. Dit geschiedde bijv. indien het een spoed-
eischende zaak gold, of indien het een aangelegenheid
betrof, waarover herhaalde besprekingein noodig waren
De eerste maal werd de betrokken ambtenaar aan ont
boden via den directeur-generaal, voor de daaropvol
gende conferenties niet meer, hetgeen dan ook een on-
noodige omslag zou zijn geweest."
En wat nu de circulaire van den directeur-genet-
raal aangaat: „W/at de feiten betreft, is het medegedeelde
juist."
„Op zichzelf vervolgt dan het blad zit in zulk
een circulaire uiet veel kwaad, De chef der betrokken
afdeeling behoort op de hoogte te blijven van wat er
gebeurt, en ten allen tijde de geheele onder zijn be
heer staande administratie te kunnen overzien. De ma
nier waarop n.1. buiten den minister om, was
verkeerd, doch men behoeft daarbij nog niet te den
ken aan kwade trouw."
„Wat zijt ge toch een kleine, moedige vrouw," zeide
hij in groeiend e verbazing haai' in de oogen kijkend.
En hij hoorde haa rvoorstellen aan reeds half
ontwapend.
Toen zij Menahouse verlieten en buiten in de allee
heen en weer liepen, was het internationale hotelgezel-
schap een sensatie en babbelthema rijker.
Men had zich voor de pikante, levendige jonge
Duitsche, die niets bezat van haar in -doo rs nee - onelega n te
landgenooten, reeds verbazend geïnteresseerd. Nog meer
werd dat het geval nu zij geraakte tot buitensporig
heden, met een ander man connecties had aangeknoopt.
Want dat daar in afwezigheid van haar heer gemaal
dingen werden afgespeeld, die niet door den beugel
konden, dat stond als een paal boven water. Een paar
Amerikaansche dames vonden de brutale manier waar
op deze jonge Duitsche haar romannetje afspeelde,
schandelijk maar dat verhinderde niet, dat zij met
nog meer spanning en belangstelling de afwikkeling ga
desloegen.
Jutta had door den groom haar witte parasol van
haar kamer laten halen, en wandelde zonder hoed en
handschoenen met den Egyptenaar in den zonneschijn.
Zij waren beiden zoo verdiept in hun gesprek, dat zij
de hen volgende blikken der hotelgasten niet meer
zagen. Zij merkten niet eens op, dat de verschillende-
paartjes, die zij telkens tegenkwamen, alleen om hen
te spionneeren daar waren.
Frits van Succo geraakte hoe langer hoe meer in
een plechtige stemming. Wat voor een wondervolle vrouw
was dat
Sedert hun eerste ontmoeting aan boord, had hij
zich reeds menigmaal met dit raadsel bezig gehou
den,! oen hij het karakter van deze jonge vrouw ter
beoordeeling kreeg. Hij had eigenschappen in haar ont
dekt, die hem geheel onvereen igbaar leken met den
gew onen geest van den huize Succo. Eigenschappen, die
hij bij vrouwen nog maar zeer zelden had ontmoet.
Zij schijnt vóór alles een sterk ontwikkeld rechtvaar
digheidsgevoel bij alle vrouwelijke zachtheid een
gouden waarheidsliefde, die verfrisschend en hartver
kwikkend op hem werkte.
Zij spraken niet meer over de kwestie zelf zij
waren onverzien aan het filosofeeren geraakt.
Wat zich in de drie jaar van haar huwelijk in
het hart van Jutta onbewust als aanklagingsmateriaal
tegen de Succo's had opgestapeld, dat hoorde Frits nu
in levendige woorden en onder vurige gebaren van haar
lippen stroomen.
„Die Succo's en menschen van hunnen aard leven in
een zelfgemaakte gevangenis. Zij kijken naar rechts en
naar links, naar Doven en naar beneden, steeds met
de vrees, hier of daar aanstoot te geven. Zoo binden zij
zich zelf vast zien zich eeuwig achter de tralies,
die door hun eigen afhankelijkheid, overal rondom hen
zijn opgetrokken en zij voelden bij eiken stap, dien zij
doen, duizend rechters tegenover zich, inplaats van al
leen als zoodanig te erkennenzichzelf."
Jutta was het, alsof haar hart groot, alsof haar blik
ruimer werd. De laatste onduidelijkheid, de laatste on
vrijheid verdween. Het was haar een echte weldaad,
nu eindelijk eens over al deze dingen met zichzelf in
het reine te komen.
VV at was zij het lot dankbaar, dat juist haar en nu
nu zij in een soort zielecrisis verkeerde dezen fa-
meuzen man had doen leeren kennen. De laatdun
kende spot aan haar man. verbonden aan een zekere
handige praatkunst, di ezich aan haar steeds als onlo
gisch had bewezen, wanneer zij haar innerlijk gevoelen
had willen volgen, had haar reeds zoo dikwijls pan
het twijfelen gebracht. Maar wat Frits van Succo haar
nu vrijmoedig als zijn levensbekentenis en levensopvat
ting blootlegde, dat versterkte haar er nog meer in, dat
zij trots alle beweringen van haar man op den rech
ten weg geweest was.
„Ja. weg met die ellendige, laffe menschen vrees en
niet de nog afschuwelijker, laffer vrees voor prin
cipes. v
Dat kwam zoo trotseh, zoo kamplustig van haar
lippen alsof zij tegenover een vijandig kamp stond,
dat enkel uit Succo s was gerecruteerd. En toen lachte
Jutia hartelijk.
yyanne,el" nu oom Bodo maar eens hier was. Wan
neer hij mij hier zoo zag in complot met u. En
wanneer ik hem dan nog eens alles zeggen kon, wat
mij al zoolang op het harte drukt."
Hij richtte zich omhoog en lachtte even. „Ja, dat
wenschte ik ook. Het zoo niet veel helften, absoluut
met. Maar het was evenwel een weldoende verlichting
van het gemoed."
Zij hadden zonder er veel bij te denken de hoofdallee
verlaten, het stof ontvliedend, dat de karavanen land-
dauers, autos omhoog wierpen. Zij sloten zich ook niet
aan bij de bonte stroom, die na den aankomst .van
lm nC£25ch?. tram de richtinS naar de pvramiden
nam. Ongedacht waren zij in hun levendig gesprek in
ren snel wandeltempo geraakt. Nadat zij een oaar maal
langs den achterkant van het hotel waren gewandeld
en de renbaan waren afgemarcheerd, wandelden zij op
den rand van de woestijn verder.
Daar plotseling bij een kleine inham verscholen ach-
P^f zandheuvels vielen een paar honden hen
luidblaffend aan, en tegelijkertijd waren zij omringd
door een schaar van halfnaakte bronskleurige kinderen
De kleine schavuiten hielden de handen op, onophou
delijk jammerend om een aalmoes.
Zij waren in cfe nabijheid van een Bedouinenkamn
geraakt.
(Wordt vervolgd.]