Scüsen mt De verboden Vrucht. M feuilleton. bondag 52e Jaargang. No. TWEEDE BLAD. Sfin^iefrbPe^urPerhing' h°rl°ge- I brel" -ndien rijkspop, zoo maar aan Jaap XXIV. „Bobert en Bertram" Direct had hij, de directeur, Graag of niet L/UOVU uuv. het dien middag in de gaten gekregen dat er met zijn ouden vrind en kame raad, ex-compagnon Jaap met wien hij nu een maand of wat geleden „mot" had gekregen iets niet pluis was Hij zat in triestig-landerige houding daar op het eenzame bankje, in het wintersche plantsoen. Hjj her kende den Jaap van vroeger den joligen schavuit met zijn grollen en grappen ook in nijpendsten nood, met zijn oolijk-sluwe,lachende oogjes niet meer. Meneer de directeur - een meester in de kunst der opmerking van kleinigheden had (dien middag op de wandeling zijnde) direct bespeurd dat Jaap er ronduit gezegd - verloopen, vervallen, smerig, armoedig uitzag De randen van zijn broek waren rafelig, modderig; min stens een week lang was er geen borstel overgegaan. De stukken manchet, die bij Jaap te zien waren, deden sirc^four viazie neusje trekken En ook had hjj Hij schurkte zich in zijn vervallen, dunne plunje. Voelde, dat er beter tijd in aantocht was. Dat de directeur hem noodig had, hem, met zijn veelomvatten de Juridische kennis en ervaring", vooral met zijn „lef" om allerlei dingetjes aan te pakken. Zonder een woord te zeggen, had de wandelaar zijn ouden vrind te begrijpen gegeven. Jaap rees van het bankje op. Slofte met zijn vrind moe, de handen in de zijzakken van zijn oveyjasje. Hij nad nu ook een sigaar tusschen de lippen. Ze sloe gen een stil laantje van het plantsoen in. Ze smoesden druk. Om het andere woord tipte meneer de directeur asch van zijn sigaar, zoozeer nam het onderwerp van discours hem in beslag. Jaap knikte al-maar; nu en dan lachte hjj even. Die gau vdief van een Barend, „monsieur le directeur" anders ge zegd was toch nog altijd dezelfde geraffineerde, uit geslapen, pientere. In het diepst van hun hart minachtten zij elkaar, kennend elkanders grenzenlooze gewetenloosheid. Doch door de verachting heen was boeven-adoratie voor de sluwheid, waarmee ze hun zaakjes wisten te rege- armzalig-afwachtend gezicht. „Het is goed, hoor,Karei", keelstemde nu de directeur, „Ik zal daedelijk bellen, hoor!" Weg was de jongen. En nu Jasperez. met wat ongeduldig norsch gezicht wcrK7-aam waren, een ongunsugen invioea op i i aanziend, trommelend met de vingers„Hoe is het, "ienstig denken en voelen uitgeoefend hebben He: ga-je ermee door? Of zal ik den post royeeren?" Qiia naodaiüi-".,. Adviseur Jaap keek hem nu ook aan. Boertje dacht. Maar durfde het niet vragen, of die en kerk onverschillig." De schrijver geeft toe. dat deze onverschilligheid haar wordings-geschiedenis heeft, dat de verschillende gees- tesstroomingen. die sedert de helft der vorige eeuw werkzaam waren, een ongunstigen invloed op 't gods dienstig denken en voelen uitgeoefend hebben Het ma terialisme, dat alle geestelijke verschijnselen uit stof wisseling verklaarde, achtte al wat naar godsdienst zweemde, inbeelding. Het positivisme, dat alleen met kunst, wetenschap en zedelijkheid overleg pleegde, vond -j-- Kunsi, weienscnau en /x-uviijmrki overleg picegue, voiiu tachtig gulden, die hy „voor onvermyaelyke o o. goed voor kinderen, geestelijk-onmondigen etc." gestort had, dan. Hij draaide zyn Pet en hinderlijke volken. Het socialisme beweerde, dat 't vraagstuk van den godsdienst buiten t vraagstuk der maatschappelijke nooden lag en keek 't over 't hoofd. Later deed t erger handen rond. Dacht ook aan de huur en pacht, die nu al over zes dagen vervielen. „Is het dan vast vroeg hjj, meneer den adviseur strak in de oogen kijkend. Met zwierige handbeweging verwees deze hem naar den directeur. En deze laatste yselyk-ernstig kykend nu„Wanneer je zorgt, dat ik morgen, voor vieren, die vyf-en-twintig bcii,iciui ui nam k>v.UUcu uw ölcu|l CU VCIUUUbUllg. I1UII- 1 J 'a VriiHatr. 6n dorstend naar gerechtigheid, steenen voor En de Kerkja, de kerk deed misschien nog t meest van alles, 't ergst van alles, om hare leden van zich te vervreemden, door degenen, die in onbevan- genheidt ot haar kwamen om steun en vertroosting, hon- gulden heb, dan garandeer ik je aanstaanden Vrijdag voor twaalven. Althans, voegde hy er, met iets zalvende, by „voorzoover de mensch met zekerheid. Niet waar?" Natuurlijkbeaamde boertje, op wien dit blyk van Directeurtje was bly, dat-ie Jaap weer by zich had. I Hij raakte in een fideele bui en stelde voor, ergens er I geloovige nederigheid en besef van dos menschen broos -,a- w—1 inUrnir maaVto Nou, dan vertrouw ik Lil i l O 111 COll UUWIW - - - -"D- u eentje te pakken." Langzamerhand ontdooide, bekwam I heid goeden indruk maakte. n -J F 'erop. Zooals afgesproken, heeren de bleeke man van het bankje. In duister hoekje van afgelegen buiten café zaten ze dien middag wel tot zes uur. In do vier sluwe gannef-oogjes tintelde, schitterde het nu, dat het een lust was. En toen, eindelijk, meneer de directeur Jaap een „kopstuk" op afrekening u i in mindering natuurlijk toestak, werd er gehanddrukt met groote innigheid: Den volgenden ochtend zou de compagnieschap worden hersteld. Zou Jaap er, als adviseur en adjunct directeur, presentabel uitzien. Daar moest meneer de patroon- compagnon voor zorgen. En toen het dikke meneertje, dien middag, naar huis maalde en zeurde het toch door zijn ietwat directeur viezig neusje het direct in de gaten gekregen, dat op het smerige vest, waar men tegen aankeek, wijl de overjas, by ge- trippelde maald Meneer de directeur zoog, terwijl hy dat alles in een Komt be8t terecht« troostte hy zich di0 k j oogwenk had nagegaan, hevig aan zyn sigaar. Hy ver- geld waard. Haal ik er tienmLl uit! Neen met traagde zyn pas en bleef zyn ouden vrind en kameraad dien vent gaik in zee! en in blijde verruk'kine De directeur was een trok hü, dubbp, z00 hard a,8 ^W00Unlijk Hij zou gaan brood aan te bieden en ze ongetroost weg te zenden. Misschien moet ik hier 'n woord van verklaring zeggen, om duidelijk te maken, waarom zoovelen zich door de kerk voelden teleurgesteld en teruggewezen. De belijdende kerken en die zijn er heel wat in Ne derland kunnen zich geen godsdienst denken zonder vastgestelde kerkleerdit is haar fout. Een naar ver troosting zoekend hart, een peirfzende ziel is als een Za knipoogden tegen elkaar, meneer de directeur en I ~Z" T- Jaap, van het bankje, uit het winterplantsoen, men' schreeuwt naar de waterstroomenen weet nog wel. „En dus. morgen. zei de adviseur, vermanend een wijsvinger opheffend. „Stellig! Om tien uur ben ik hier op kantoor!" verzekerde boertje, en op dat moment was hij in zyn ziel overtuigd, dat de zeshonderd gulden er Vrijdag, voor twaalven. Zag, terwijl hjj het trapje afst rempelde, niet, hoe de twee philantropen de patroon en de geleerde advi seur— elkaar, van uitbundige jool over het nieuwe slachtoffer, stompen gaven en klappen op het dik van de beenen die soms raak aankwam. Maar ze voelden de pjjn niet eens, in hpt voorzicht van de vyf-en-twintig Japie maar aldoor fixeeren w UllülfUOUl w»**Vj v* vllu^ klein, dikkig, ineengedrongen kereltje met heel korte, knevels 'wanneer hy bedacht op hoe 'n aartsgoocheme driftig-voortstappende beentjes en een aanzwellend manier Jaap hem al direct, in dat zaakje van dien boer buikje. Zijn kogelrond hoofd met verdacht roode wan- ujt Knollendam had geadviseerd. -ar, nncfuur veel t6 gen werdy^S d^orTen 7oër zyn postuur veel te gen wera gesieru meneer hechtte aan dat sieraad, Bv" Onnn fl Qf mfiFUriU. TilflTl ZHtfill HcH" 6011 Cl&K Of Z0S lstöf in 4WV11 «ivi wiivvu. t/ii uwi uuwu v»v v*»vx ivfvmu zwaren knevel, maar meneer he k d van zyn heV Vleine muffe kantoorlokaaltje van oude stad de adviseur Jaap, de nobele geldschieters, wegens oplich- maakt en in het leven behoudt. Over dingen als ritus, wyl het 'timposante, indruk- of vreeswekkende van zyn bet Kleine, mu^ ,ug naar rug gekeerd. De direc- ting terecht stonden, „nu nooit, in al dien tyd op de dogmata, sabbath is de mensch naar 't woord un „„„„„v,;;,,!,,™ wat vai-hnnede. hetgeen rn sommige um twee over «maai, iug naai e„Qa«„»,ta irat-aman Hot man TT «lochts wilde n ukken? I11c.™ „1 pop. En de katachtige jongen met de groene oogen danste met hen rond in het muffe kantoortje. W«nt hjj zou van den buit eerlijk een pop krijgen. Hjj had er toch ook het zijne toe bijgedragen naar de mate van zjjn krachten. vroeg de voorzitter der Rechtbank, of wat later meneer de directeur en En waart gy". waar een maand evenmin als nu de dorst van zoo'n hert gelescht zou kunnen worden met een geschilderde bron of 'n geschil derden stroom, evenmin kan 'n waarachtig naar troost en vrede smachtend hart tevreden gesteld worden door de leerstukken van eenige kerk. Elke dogmatiek, hoe ruim ook. belemmert de vrije beweging van elke tot vrijheid geroepen ziel. Elke dogmatiek is in haar beginsel despotisch. Paulus doceerde den Galatiërs dan ook„Staat in de vrijheid en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen." (1). Elke kerk, hoe goed ook in haar bedoelingen, zondigt in hare dogmata tegen Christus en zijn Evangelie, door iets wat buiten 'n mensch staat als hooger te erkennen dan wat binnen in hem woont en troont. Toen Christus op een Sabbath 'n man zag. die arbeidde, zeide hij tot dien man: „Zalig zijt gij, indien gij weet wat gij doet; maar wee u, als ge 't niet weet." Maar Hij sloot dien man niet uit, omdat hij de voorschriften der Joodsche kerk niet na kwam integendeel, hij sprak hem zalig, indien hij wat hij deed, deed met bewustheid. Ritus en dogmata zijn bijzaken voor elk college; zij houden innerlijk de leden niet bijeen. Dit doet alleen de geest, die levend verschyning wat verhoogde, hetgeen standigheden voor hem van waarde Kon zyn Zyn oo en uitpuilend van vorm, hadden een onnaspeurlyke expres sie. Meestal kreeg men, ze ziende, den indruk van iets doodsch. met killen weerschijn van blik Wond de directeur zich over het een of ander op; werd speciaal 'tin hebzucht geprikkeld, dan kwam er vuur in Iets ging dan tintelen in het zwart van die oogen, doch het was zeer voorbijgaand, en weldra had hij, als recht- oolf'^rj wano hftr- van zak en j weer zyn zelfbedwang her- geaard man wonnen. Terwijl hy, dien middag, voortstapte, had-ie al een heele reeks v%n vernuftige calculatiön in het kogelronde kopje gemaakt Hy wist op zyn duimpje, wat-ie aan Jaap aan den verloopen, triestigen man op het bankje in het winterplantsoen had En dat Jaap, zyn ouwe vrind en kameraad, nu juist zonder werk was, trof toch bijzonder aardig, toevallig „He!" liet meneer de directeur zich ontvallen, toen-ie - J TTOn {J VV Uö V1U1 0 v teur in een soort van bureau stoel, die verdacht kraakte by de geringste beweging die hij maakte, de adjunct, de adviseur in een nederigon zetel, van riet, waarin hij kunstig met zijn corpus moest manoeuvreeren om niet de voegen te doen uiteenbarsten. Hy, adviseur, had de wenkbrauwen hoog-opgetrokken en wist een gezicht te trekken, zoo ernstig, zoo plech tig, zoo stroef en streng, dat boertje, die op een derden stoel midden in het vertrek zat, met de roode knuisten wrijvend over glimmende pantalon-knieën, er puur-verlegen van werd. Met angstig-aiwachtenden blik van den eenen meneer i uü "Rn rnirra gedachte gekomen, dat men U slechts wilde plukken Christus „heer", en wie hem knechten wil zich daar- Dat al die beweringen van overschot voor onkosten, aan {e onderwerpen, heeft noch Christus, noch Paulus taxatie, moeite, en weet ik al wat me er, niets dan begrepen. Ons uitwendig leven kan ons nooit aan Chris ««AWTiTAn/loolis mnrnn 9" I i__ 1 i *1 I r bedriegelyke praatjes, voorwendsels waren? Boertje, als getuige voor den rechter staande, knikte van neen Was vuurrood van schaamte Zoodat ik „kassian" had met den stumper. En zoowel het zwaarlijvige directeurtje als de nu weer in zijn gedetineerden staat wat triestig- uitziende adviseur moesten toch lachen, op dat mo ment tus verbinden. Al kozen wij twaalf mannen uit om ons te volgen, al keerden wij de tafels der wisselaars om, al droegen wij de stigmata Van Christus aan ons lichaam, al zouden wij 'n doctorstitel behalen in de verklaring der meest duistere dogmatiek en het „Credo quia absur- i dum" tot het parool van ons leven verheffen, 't zijn allemaal dingen aan den buitenkant, die met ons ziele- leven, met onze innigste vereeniging met God en Chris- naar dën'anderen turende. terwyl hy over zyn ruige ting de pose van verongelijkten, van onschuldig-ver- kin streek. Vooral de ooren spitsend wanneer de dachte, doodeerlijke zakenmannen aangenomen directeur, met rustig welbehagen in zyn krakenden v-x Met zeldzame behendigheid hadden zij, staande de zit- tus njets te maken hebben Zie SÏark. II: 27 en 28. Lu- vlak bjj het bankje was gekomen. En met de punt van zyn stok tikte hy den ander tegen zyn schouder Het was of er een glans van verrassing kwam over het bleeke, verweerde gezicht van den man En dadelijk instinctmatig beseffend met wondervlugge intnitie, de situatie voor hem en den wandelaar; snap pend met wonderbaar vlug instinct, waarom de ander by ziin bankje stilstond trok Jaap zyn kale jas recht, schoof hij zijn vuile manchetten in de mouwen draaide hij zyn laarzen, dat de afgetrapte hakken, en zoo, ver dwenen Duwde hy tegen den verregenden flam bard, om er een soort van vorm aan te geven Pro beerde hy een vroolyk gezicht te trekken Wel allemachtig!" riep hy uit. Maar de directeur xhield zich van den leuken n.-LI van het kant bureau „Fides" Zoog maar aan zyn sigaartje Terwyl tkrlUL - geen spier op zyn gezicht vertrok. „Gaat het goed vroeg hy eindelijk, op zyn horloge kykend, als iemand die geen tijd heeft voor lange ge sprekken i ^to^nti e 6 toT hem ger i cSe vr aa| varr oucvui v stoel terugleunend, met sleutels rinkelde, als of-ie zoo- meteen een brandkast zou gaan openen. De adviseur klokte een3 met de tong, trok de wenk brauwen nog wat hooger op. Sloeg toen met de vlokke hand op een blad papier dat voor hem lag, en zei, niet zonder keelgeluid dat goed paste by den geaffecteerden toon van zyn praten„Zooals ik je zeg, Jaspersz, het komt in orde. Of liever, het is orde. De post is goedgekeurd. Maaar. Maaar. Boertje verschoot van den schrik. Hij grabbelde naar zyn pet en bromde iets. vVat zè-je?" vroeg meneer de directeur opeens, hard, streng-autoritair sprekend. En hakkelend, aarzelend, biteuterd kwam het er by boertje toen uit. Hoe hy aan „Fides", het kantoor van „assurantiën, hypotheken, enz. enz." nu toch al, voor dat postje van zeshonderd pop, die hy had aange vraagd, laat 's kyken. Veertig. En zestien gulden dertig. En achttien. En drie gulden vier- en-twintig. Ja, het liep toch al naar de tachtig guldetjes. Dus maar schrappen vroeg de directeur plotseling Tegelijk schelde hy. D.w.z. hy j medelydend-onverschillig toontje van den vent, van wien hy toch alles, het fy'nste, het naadje van de kous, wist, maakte hem kriegel. x-ab-b-onH aan ziin verkleurde „Jawelzei hy, trekkend aan zyn knevels Maar op dat oogenblik ontmoette zyn blik dien van den wandelaar. Ze hadden, samen, teveel doorgemaakt; kenden elkaar te goed, van haver tot gort, dan dat ze elkaar „smoesjes" hoefden te vertellen Onwillekeurig glimlachte ook de directeur van het bureau. In Jaap's oogen vonkte bet van zekere welge- humeurde joligheid Roman van PAUL OSKAR HöCKER. Maar nu tintelde het van jolig leedvermaak in de sluwe schavuitenoogjeq. Nu durf ik wedden maakten zij in de bank der beklaagden en met ettelyke maanden gevangenisstraf voor de borst reeds hunne berekeninghoe zy het straks zouden aanleggen Want al vliegen er nog tienduizend boertjes aldus in, voor de sluwe vogelaars van dit allooi blijft er altyd nog buit genoeg te graaien over MAïTRE CORBEAU. CXXXI. Naar aanleiding van „WEEST GEWAARSCHUWD"! door B. W. Colenbrander. 'n Paar weken geleden kreeg ik 'n boekje in handen, datt ot titel droeg „Weest gewaarschuwd!" door B. W. Colenbrander, emeritus Ned. Herv. Pred. te 's-Gra- venhage. Het boekje was gericht aan „de Kerkelijk-on- verschillige vrijzinnigen erg kwaad kijkend. Tegelijk schelde ny. l>.w.z. ny De schrijver zegt, dat dit boekje zijn geboorte dankt liet,in een oud,verroest voorwerp een klepeltje schuchter- aan n treurige ervaring, n.I. deze, dat „de Staatkundig- kinderachtig geluidje maken. Vrijzinnigen, in weerwil van alle belangstelling, toewij- Een magere jongen met katachtige bewegingen en ding en ijver, die zij bij verkiezingen betoonen, toch groene oogen kwam binnen. „Karei, zyn er veel 1 nooit genoeg overwinningen .behalen, om met Kracht menschen achter?" vroeg de adviseur, zonder van zyn te kunnen regeeren. Blijkbaar, zegt hij, worden zij door het volk niet voldoende gesteuncl en" luister goed! „niet voldoende vertrouwd. papieren op te zien. „Al negen,meheer," zei de klerk.die om zijn van bui- ten-geleerd lesje niet eens meer ginnegapte. Maar achter den rug van boertje trok-ie tegen meneer den adviseur (zyn zwager) toch een gezicht van. „De beron mot derekt weg, heit ie gesèd", vervolgde de klerk, al-maar grimassen makend. Maar boertje keek om en hjj trok dadelijk een effen, Naar des schrijvers oordeel is daarvan de voornaam ste oorzaak deze: ,,Het grootste deel der ontwikkelde Vrijzinnigen, en daarónder de meeste leiders der schare, is, in strijd met het voorbeeld van de grondleggers onzer Staatsregeling en ook in strijd met het karakter en de behoeften van ons volk, ten aanzien van godsdienst kas VI15). Des menschen geweten staat boven elke kerkleer, en waar wijsheid en gezond verstand gedron gen worden naar de instemming van een «dogmatiek, daar worden hart en geweten bezoedeld en zullen haar spiegels moeilijk Gods beeld te aanschouwen geven. Wajit 't zijn alleen „reinen" van hart, die God zullen zien. Di't is *t waarin de kerk faalde en zondigde. Zij heeft 't gebaar verheerlijkt en de gezindheid over 't hoofd gezien.'t woord tot sacrament gemaakt, het terrein der zaligheid afgebakend, niet willende begrijpen, dat Gods heiligen berg langs wel duizend wegen kan beklommen worden. Zij stelt het Koninkrijk der Hemelen alleen toe gankelijk langs het bruggetje, dat zij timmerde, en elke andere brug is volgens haar gebouwd op leugen en bedrog. Zij heeft haar formulieren in boeken neergelegd en wie daarvan afwijkt, die Ik kan 't korter zeggenLees Van Dr. A. H. de Hartog „de Redelijkheid der Religie," en daar vindt ge in de Inleiding dit veelzeggende woord„Was im Buche steht lasst sich getrost nach Haase tragen." Wat ging er in dien worstelenden mensch om, toen nij die woorden citeerde? Wat zal de kerk antwoorden als straks weer een harer grootste denkers, door Christus' geest aan gegrepen van zelf te moeten zoeken en zelf te moe ten vinden, zeggen zal: Ik kan niet meer? Luthers woord is waarheid: „Wass Gott hat angefangen, Dass wird er auch volenden." Daar is geen menschenziel in gevaar, wanneer zulk 'n pot overkookt,t is alleen maar schuim, dat verloren gaat't goud blijft behouden. De kerk zit om zulke maimen verlegenlaat zij ze waardeeren en 't woord van Gladstone zich herinneren „to t>e v?ise in time." De kerk moet niet beproeven wate rin haar wijn te doen, wanneer de menschen voor haar wijn bedanken zij moet zuiveren wijn schenken, en niet 'n mixtum van dogmatische gegevens, waar 't hoofd over aan 't tobben slaat en die 't hart evemnin vreugde als vrede -o— 19. Het geblaf en gekrijsch wekte hen spoedig uit hun gedachtenroes op. Zij beklommen den eersten zand heuvel en keken rondom zich. Het lager bevond zich in een ketelachtige verdieping van het «dal, en zeer dicht aan den rand van de woestijn. Tenten, van lappen vervaardigd, omgaven in een wijden kring een vrije verzamelplaats. De tenten waren in het midden open. In lompen gehuld, lag het Nomadenvolk op den naakten heidegrond in de zon. Hier en daar was een vuur aangemaakt. Baar dige, bruine gezellen hokten daar rondom. De «vrou wen liepen zonder sluiers Vurige donkere oogen schit terden uit de bruin egezichten. Bij al de uiterlijke er barmelijkheid lag in de houding van dit volk een plech tige waardigheid, die door de witte, lang golvende ge waden nog verhoogd werd. En er waren, vooral onder de ouden, klassiek schoone koppen. Niemand uit de schilderachtige troepen verroerde zich. Maar aan de andere zijd evan het lager verhief zich een geducht alarm en tegelijkertijd wervelde een stof wolk omhoog. De beide wandelaars hadden het in het algemeen niet bemerkt, hoe de Bedouinenkinderem, nauwelijks hun aalmoes ontvangen hebbend, met groote snelheid ,andere richting waren ingeslagen. Een karavaan naderde het lager van den anderen kant uit Abu-Roasch. Zij konden d,o gezichten der ruiters niet onder scheiden, maar wisten reeds dat er Duitsehers onder hen waren. Zij hoorden een paar uitroepen in haar moedertaal en dadelijk daarop herkende Jutta een paar stemmen Het was het gezelschap, dat Van Ue kazerne terug kw'am. „Hoe jammer," zeide Jutta. En om nu niet dat onaangename gezelschap te ont mofeten, sloeg zij haar metgezel voor, den terugweg te aanvaarden. Maar de scherpe oogen van juffrouw von Wehl had den het paar evenwel reeds gezien. Ook de lorgnet van mevrouw von üruhsen spiedde reeds onderzoekend naar het paar. „Dat is toch ongehoord," meende mevrouw v. Druh sen. De dames die by haar waren, meenden dat /ook en de heeren glimlachten. Heel opgewonden kwam Jutta thuis. Zij had den Egyptenaar nog een eindweegs «weg gebracht. Den schimmel had hij bij den stal overgeno men, maar niet bestegen. Hij had den teugel los over den aim geslagen en het mooie dier liep gehoorzaam naast hem. Succo had de handen in de zakken gesto ken, en zinnend keek hij onder het voortgaan over het groene Nijldal daar voor hem. Er was niets groots of verhevens tusschen hen ge schied. Hunne zielen hadden alleen voeling met elkaar gevonden. En als goede kameraden waren zij van elkander weggegaan. Met een vasten handdruk In de eenzaamheid van den avond dien zij niet in de froote hal doorbracht, waar gemusiceerd werd, maar ij een prettig boek op haar kamer, verwijlden haar gedachten noch bij haar man, noch bij haar boek. Zij volgden den paria van den huize Succo maar zijn van de wereld gescheiden nieuwe thuis aan den Nijl bij den eersten Succo, dien zij werkelijk be greep en door wien zij zich ook g.'heel begrepen ge voelde. En zij schrok er nu aiiet weer over, toen zij dat zich zelf bekende. Het openhartige gesprek tusschen haar en neef Succo had haar gelouterd, had op haar leven een heel nieuw licht laten schijnen. Een opdracht had zij uit te voeren, een zware op- drachtj dat wist zij. Zij had voor hiar man een zeer moeilijke biecht af te leggen. Of neen, geen d>ie :ht was het een ernstige afrekening. Hij zou eerst be paald boos zijn, hij zou slechts trots zien, waar een eer lijke overtuiging in haar liefde bestond. Maar wanneer zij dan de rechte woorden vond, om tot zijn hart te spreken, wanneer zij het werkelijk zoo ver bracht, dat hij dezen kleinzieligen haat overwon: wat zou het dan een heerlijke overwinning zijn. Slechts deze enkele maal zou hij haar toegeven, zou hij zoo groot zijn, dat hij zich van het vooroordeel zou los maken, dat zijner onwaardig was Ja, hij moest het. Zij verdroeg de gedachte niet: Frits van Succo zou gelijk hebben, als hij haar inan met dc andere Succo's over een kam schoor Neen, hij zou, hij moest achting voor hem hebben. Hij zou hem achten kunnen. Want zij zelf wilde immers tot haar man opzien. Aan het slot van deze gedachteiuveks had zij den vollen zielevrede weer. En in de half doorwaakte uren vand ezen nacht verdween de laatste onvrijheid van haar. Toen zij aan haar toilet bezig was, werd er op de deur geklopt. Men bracht haar een telegram. Het kwam uit Alexandriëeen tijding van haar vader dat haar het hoteladres in Caïro meldde „Ben 3 Maart 's avonds acht uur Shepheard. Ver heug me op 't wederzien. Duizend groeten aan je beiden. Vader." Zij jubeld ebijna. Beter bericht kon haar niet berei ken. Eindelijk, eindelijk zou zij haar vader weder hebben. Hij was altyd haar groothartige vriend, haar verstandige raadgever geweest Nog nooit had zij aan hem zooveel behoefte gehad als tegenwoordig. Haar vader was ook de eenige mensch, behalve de Succo'sche sfeer, die haar man imponeerde. Had zij hem onder haar bondgenooten, dan kon alles, alles goed worden. Zij verscheen heden in een heel andere tstemming dan gister in de ontbijtzaal; nu blij-verwaehtend en stralend. Vandaag had zij e rgcen behoefte aan me vrouw von Druhsen en 'haar aanhang te ignoreeren. Zij voeld ezich zoo vrij en ongedwongen, zij zag hen wer kelijk niet. Terwijl zij de haar toegezonden brieven en eouran ten doorvloog, e rwas ook een prentbriefkaart van haar man bij, liet zij den hotelier komen. Zij vroeg hem of hij ook wist, wanneer het gezel schap dat een toer door Fa juni maakte terug te ver wachten was? Was het niet in het plan van Cook opge nomen, dat men vanavond met de stoomboot aan de lange brug van Bulak kon 'aankomen? En kon zij iemand krijgen, die daar met haar heenging? Zij wilde dan haar man van de landingsplaats afhalen. De hotelhouder meende, dat het zeer onzeker zou zijn, of zij hem daar zou aantreffen. Cook hield voor de gasten in Bedracheïn uit Menahouse altijd een rijtuig disponibel. Het was onverstandig om op den terugweg uit Fajum een bezoek aan de Apisgraven en de pyrami- den te verbinden. .iutla was ontgoocheld. „Dan komen de heeren eerst laat in den avond hier aan?" „Op z'n vroegst om half acht. Het kan ook wel half negen worden. Dat hangt ervan af, hoelang de hee ren onderweg blijven pauzeeren. De voorstelling van haar vader niet direct bij zijn aankomst in Caïro te kunn en begroeten, was Jutta zeer smartelijk. Hij wist immers nog niet eens, dat zij daar niet meer logeerden. Zij zou tenminste een telegram naar zijn hotel kun nen zenden hem in ieder geval haar adres kunnen opgeven. Hij zou zich dan bepaald telefonisch (met haar laten verbinden en zij vond dan gelegenheid hem welkom te heeten en hem uiteen te zetten, waarom zij niet daar was om hem te ontvangen. Maar het was haar toch pijnlijk te moede. Zij schaam de zich aan haar vader te moeten berichten, dat Gustaaf haar in een wildvreemd land, moederziel alleen gelaten had. Hij zou dus dadelijk raden, dat er onaangenaam- I heden tusschen hen bestonden, en het minder pret- tige van haar huwelijksomstandigheden zouden hem da delijk opvallen. Natuurlijk zou nij vragen, en met twee drie woorden was alles door de telefoon niet uit ite leggen en duidelijk te maken. Of hij zou misschien niets viagen, maar zich zeer bezorgd maken en ach 1 de zaken veel erger voorsteilen dan zij waren. Dat haar vader niet denzelfden avond nog naar kaar toe zou komen, dat wist zij. Hij reisde niet voor zijn genoegen, maar in een verantwoordelijk ambt. Na zijn aankomst had hij in d eslad waarin zich agenturen be vonden, steeds zeer gewichtige en dringende zaken af te handelen, of voorbereidingen te treffen. Den geheelen dag wachtte zij op een telegram van haar man. Hij moest ove rde route die hij voor zijn thuisreis zou nemen, met zichzelf toch reeds in het reine gekomen zijn. Geen bericht kwam. 's Middags berichtte haar de hotelhouder, dat de beide jonge Amerikanen die den tocht meemaakten hadden getelegrafeerd, dat zij mee gingen naar Sakkarah. „Dan reizen zij vandaag bepaald mee door naar Caïro," meende hij. later trof zij nogmaals den hotelhouder en deze zei de dat ook de professor uit Heidelberg eenzelfde tele gram had gezonden. Alleen haar man zweeg. Het was haar onbegrijpelijk Het scheen haar 't verstandigst, zelf naar Bedra cheïn te rijden. Daa rzou zij haar man toch bepaald aantreffen, hetzij hij zich bij de Amerikanen aansloot, of van plan was naar huis te gaan. ....Maar juist naar Bedracheïn.. Neen, dat ging nu niet, dat wilde zij ook niet. Bovendien was het daar voor ook reeds te laat. Wanneer zij punctuëel om acht uur in Shepheards-hotel in Caïro wilde zijn, moest zij den trein der electrische baan, die even na zeven uur dicht bij Menahouse vertrok, nemen. Aan het eindstation aan de lange Nijlbrug, stonden rijtuigen, verzekerde haar de hotelhouder. Zij keerde naa rhaar kamer terug, en trok de lichte zijden blouse uit, die zij den ganschen dag had gedra gen, om nu een warmere aan te doen, want met zonsondergang werd het veel killer. De verandadeur stond nog open. Juist van plan die te sluiten, kwam haar een heerlijke rozengeur tege- I moet van den ruiker, dien Achmed haar had ge bracht waren tallooze knoppen uitgekomen. Zij trad aangenaam verrast naar buiten, boog zich over de roos en naaide den zoeten geur met volle teugen in. N oor een paar oogenblikken verloor zij nu den on rust. dia haar den ganschen dag het genieten van het heerlijke zomerweer had belet. Zij verheugde zich i^ weer over het verbond, dat zij met Frits v. Succo Imd gesloten en 't vervulde haar met trotsche vreugde. Zij verheugde zich over den strijd die haar wachtte,, hoe moeilijk die bepaald ook zou zijn. Dat eene wist zij als zeker, dat haar vader haar zou begrijpen en dat hij zijn invloed zou aanwenden om Gustaaf voor de goede zaak te winnen. Binnen drie dagen zou de Egyptenaar bericht heb- l>en. In het geheel geen bericht zoo had hij ver langd of de uitnoodiging om met uw man te ko men praten.. Zij hoopte, het zou de oproep tot ver zoening zijn. Uit haar gedachten werd zij opgeschrikt door «een gedruisch. Een hotelgast liep op den weg, die dicht langs de veranda voerde. In de schemering kon zij slechts omtrekken onderscheiden. Zooeven was hij blij ven staan. Jutta hoorde een licht krabbelen en krassen pan den nauwelijks een meter hoogen muur der veranda -s 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5