Scüsen mt
De verboden Vrucht.
M
feuilleton.
bondag
52e Jaargang. No.
TWEEDE BLAD.
Sfin^iefrbPe^urPerhing' h°rl°ge- I brel" -ndien rijkspop, zoo maar aan Jaap
XXIV.
„Bobert en Bertram"
Direct had hij, de directeur,
Graag of niet
L/UOVU uuv. het dien middag in de
gaten gekregen dat er met zijn ouden vrind en kame
raad, ex-compagnon Jaap met wien hij nu een maand
of wat geleden „mot" had gekregen iets niet pluis
was Hij zat in triestig-landerige houding daar op het
eenzame bankje, in het wintersche plantsoen. Hjj her
kende den Jaap van vroeger den joligen schavuit
met zijn grollen en grappen ook in nijpendsten nood,
met zijn oolijk-sluwe,lachende oogjes niet meer. Meneer
de directeur - een meester in de kunst der opmerking
van kleinigheden had (dien middag op de wandeling
zijnde) direct bespeurd dat Jaap er ronduit gezegd -
verloopen, vervallen, smerig, armoedig uitzag De
randen van zijn broek waren rafelig, modderig; min
stens een week lang was er geen borstel overgegaan.
De stukken manchet, die bij Jaap te zien waren, deden
sirc^four viazie neusje trekken En ook had hjj
Hij schurkte zich in zijn vervallen, dunne plunje.
Voelde, dat er beter tijd in aantocht was. Dat de
directeur hem noodig had, hem, met zijn veelomvatten
de Juridische kennis en ervaring", vooral met zijn „lef"
om allerlei dingetjes aan te pakken.
Zonder een woord te zeggen, had de wandelaar zijn
ouden vrind te begrijpen gegeven.
Jaap rees van het bankje op. Slofte met zijn vrind
moe, de handen in de zijzakken van zijn oveyjasje.
Hij nad nu ook een sigaar tusschen de lippen. Ze sloe
gen een stil laantje van het plantsoen in.
Ze smoesden druk. Om het andere woord tipte meneer
de directeur asch van zijn sigaar, zoozeer nam het
onderwerp van discours hem in beslag. Jaap knikte
al-maar; nu en dan lachte hjj even. Die gau vdief
van een Barend, „monsieur le directeur" anders ge
zegd was toch nog altijd dezelfde geraffineerde, uit
geslapen, pientere.
In het diepst van hun hart minachtten zij elkaar,
kennend elkanders grenzenlooze gewetenloosheid.
Doch door de verachting heen was boeven-adoratie voor
de sluwheid, waarmee ze hun zaakjes wisten te rege-
armzalig-afwachtend gezicht.
„Het is goed, hoor,Karei", keelstemde nu de directeur,
„Ik zal daedelijk bellen, hoor!"
Weg was de jongen.
En nu Jasperez. met wat ongeduldig norsch gezicht wcrK7-aam waren, een ongunsugen invioea op i i
aanziend, trommelend met de vingers„Hoe is het, "ienstig denken en voelen uitgeoefend hebben He:
ga-je ermee door? Of zal ik den post royeeren?" Qiia naodaiüi-".,.
Adviseur Jaap keek hem nu ook aan.
Boertje dacht. Maar durfde het niet vragen, of die
en kerk onverschillig."
De schrijver geeft toe. dat deze onverschilligheid haar
wordings-geschiedenis heeft, dat de verschillende gees-
tesstroomingen. die sedert de helft der vorige eeuw
werkzaam waren, een ongunstigen invloed op 't gods
dienstig denken en voelen uitgeoefend hebben Het ma
terialisme, dat alle geestelijke verschijnselen uit stof
wisseling verklaarde, achtte al wat naar godsdienst
zweemde, inbeelding. Het positivisme, dat alleen met
kunst, wetenschap en zedelijkheid overleg pleegde, vond
-j-- Kunsi, weienscnau en /x-uviijmrki overleg picegue, voiiu
tachtig gulden, die hy „voor onvermyaelyke o o. goed voor kinderen, geestelijk-onmondigen
etc." gestort had, dan. Hij draaide zyn Pet en hinderlijke volken. Het socialisme beweerde, dat 't
vraagstuk van den godsdienst buiten t vraagstuk der
maatschappelijke nooden lag en keek 't over 't hoofd.
Later deed t erger
handen rond. Dacht ook aan de huur en pacht, die
nu al over zes dagen vervielen.
„Is het dan vast vroeg hjj, meneer den adviseur
strak in de oogen kijkend.
Met zwierige handbeweging verwees deze hem naar
den directeur.
En deze laatste yselyk-ernstig kykend nu„Wanneer
je zorgt, dat ik morgen, voor vieren, die vyf-en-twintig bcii,iciui ui nam k>v.UUcu uw ölcu|l CU VCIUUUbUllg. I1UII-
1 J 'a VriiHatr. 6n dorstend naar gerechtigheid, steenen voor
En de Kerkja, de kerk deed misschien nog
t meest van alles, 't ergst van alles, om hare leden
van zich te vervreemden, door degenen, die in onbevan-
genheidt ot haar kwamen om steun en vertroosting, hon-
gulden heb, dan garandeer ik je aanstaanden Vrijdag
voor twaalven. Althans, voegde hy er, met iets
zalvende, by „voorzoover de mensch met zekerheid.
Niet waar?"
Natuurlijkbeaamde boertje, op wien dit blyk van
Directeurtje was bly, dat-ie Jaap weer by zich had. I
Hij raakte in een fideele bui en stelde voor, ergens er I geloovige nederigheid en besef van dos menschen broos
-,a- w—1 inUrnir maaVto Nou, dan vertrouw ik
Lil i l O 111 COll UUWIW - - - -"D- u
eentje te pakken." Langzamerhand ontdooide, bekwam I heid goeden indruk maakte.
n -J F 'erop. Zooals afgesproken, heeren
de bleeke man van het bankje.
In duister hoekje van afgelegen buiten café zaten ze
dien middag wel tot zes uur. In do vier sluwe
gannef-oogjes tintelde, schitterde het nu, dat het een
lust was.
En toen, eindelijk, meneer de directeur Jaap een
„kopstuk" op afrekening u i in mindering natuurlijk
toestak, werd er gehanddrukt met groote innigheid:
Den volgenden ochtend zou de compagnieschap worden
hersteld. Zou Jaap er, als adviseur en adjunct directeur,
presentabel uitzien. Daar moest meneer de patroon-
compagnon voor zorgen.
En toen het dikke meneertje, dien middag, naar huis
maalde en zeurde het toch door zijn ietwat
directeur viezig neusje
het direct in de gaten gekregen, dat op het smerige
vest, waar men tegen aankeek, wijl de overjas, by ge- trippelde maald
Meneer de directeur zoog, terwijl hy dat alles in een Komt be8t terecht« troostte hy zich di0 k j
oogwenk had nagegaan, hevig aan zyn sigaar. Hy ver- geld waard. Haal ik er tienmLl uit! Neen met
traagde zyn pas en bleef zyn ouden vrind en kameraad dien vent gaik in zee! en in blijde verruk'kine
De directeur was een trok hü, dubbp, z00 hard a,8 ^W00Unlijk
Hij zou gaan
brood aan te bieden en ze ongetroost weg te zenden.
Misschien moet ik hier 'n woord van verklaring
zeggen, om duidelijk te maken, waarom zoovelen zich
door de kerk voelden teleurgesteld en teruggewezen.
De belijdende kerken en die zijn er heel wat in Ne
derland kunnen zich geen godsdienst denken zonder
vastgestelde kerkleerdit is haar fout. Een naar ver
troosting zoekend hart, een peirfzende ziel is als een
Za knipoogden tegen elkaar, meneer de directeur en I ~Z" T-
Jaap, van het bankje, uit het winterplantsoen, men' schreeuwt naar de waterstroomenen
weet nog wel.
„En dus. morgen. zei de adviseur, vermanend
een wijsvinger opheffend. „Stellig! Om tien uur ben
ik hier op kantoor!" verzekerde boertje, en op dat
moment was hij in zyn ziel overtuigd, dat de zeshonderd
gulden er Vrijdag, voor twaalven.
Zag, terwijl hjj het trapje afst rempelde, niet, hoe de
twee philantropen de patroon en de geleerde advi
seur— elkaar, van uitbundige jool over het nieuwe
slachtoffer, stompen gaven en klappen op het dik van
de beenen die soms raak aankwam. Maar ze voelden
de pjjn niet eens, in hpt voorzicht van de vyf-en-twintig
Japie maar aldoor fixeeren w UllülfUOUl w»**Vj v* vllu^
klein, dikkig, ineengedrongen kereltje met heel korte, knevels 'wanneer hy bedacht op hoe 'n aartsgoocheme
driftig-voortstappende beentjes en een aanzwellend manier Jaap hem al direct, in dat zaakje van dien boer
buikje. Zijn kogelrond hoofd met verdacht roode wan- ujt Knollendam had geadviseerd.
-ar, nncfuur veel t6
gen werdy^S d^orTen 7oër zyn postuur veel te
gen wera gesieru meneer hechtte aan dat sieraad,
Bv" Onnn fl Qf mfiFUriU. TilflTl ZHtfill HcH" 6011 Cl&K Of Z0S lstöf in 4WV11 «ivi wiivvu. t/ii uwi uuwu v»v v*»vx ivfvmu
zwaren knevel, maar meneer he k d van zyn heV Vleine muffe kantoorlokaaltje van oude stad de adviseur Jaap, de nobele geldschieters, wegens oplich- maakt en in het leven behoudt. Over dingen als ritus,
wyl het 'timposante, indruk- of vreeswekkende van zyn bet Kleine, mu^ ,ug naar rug gekeerd. De direc- ting terecht stonden, „nu nooit, in al dien tyd op de dogmata, sabbath is de mensch naar 't woord un
„„„„„v,;;,,!,,™ wat vai-hnnede. hetgeen rn sommige um twee over «maai, iug naai e„Qa«„»,ta irat-aman Hot man TT «lochts wilde n ukken? I11c.™ „1
pop.
En de katachtige jongen met de groene oogen danste
met hen rond in het muffe kantoortje. W«nt hjj zou
van den buit eerlijk een pop krijgen.
Hjj had er toch ook het zijne toe bijgedragen naar de
mate van zjjn krachten.
vroeg de voorzitter der Rechtbank,
of wat later meneer de directeur en
En waart gy".
waar een maand
evenmin als nu de dorst van zoo'n hert gelescht zou
kunnen worden met een geschilderde bron of 'n geschil
derden stroom, evenmin kan 'n waarachtig naar troost
en vrede smachtend hart tevreden gesteld worden door
de leerstukken van eenige kerk. Elke dogmatiek, hoe
ruim ook. belemmert de vrije beweging van elke tot
vrijheid geroepen ziel. Elke dogmatiek is in haar beginsel
despotisch. Paulus doceerde den Galatiërs dan ook„Staat
in de vrijheid en wordt niet wederom met het juk
der dienstbaarheid bevangen." (1). Elke kerk, hoe goed
ook in haar bedoelingen, zondigt in hare dogmata tegen
Christus en zijn Evangelie, door iets wat buiten 'n
mensch staat als hooger te erkennen dan wat binnen in
hem woont en troont. Toen Christus op een Sabbath 'n
man zag. die arbeidde, zeide hij tot dien man: „Zalig
zijt gij, indien gij weet wat gij doet; maar wee u, als
ge 't niet weet." Maar Hij sloot dien man niet uit,
omdat hij de voorschriften der Joodsche kerk niet na
kwam integendeel, hij sprak hem zalig, indien hij
wat hij deed, deed met bewustheid. Ritus en dogmata
zijn bijzaken voor elk college; zij houden innerlijk de
leden niet bijeen. Dit doet alleen de geest, die levend
verschyning wat verhoogde, hetgeen
standigheden voor hem van waarde Kon zyn Zyn oo en
uitpuilend van vorm, hadden een onnaspeurlyke expres
sie. Meestal kreeg men, ze ziende, den indruk van iets
doodsch. met killen weerschijn van blik Wond de
directeur zich over het een of ander op; werd speciaal
'tin hebzucht geprikkeld, dan kwam er vuur in
Iets ging dan tintelen in het zwart van die oogen, doch
het was zeer voorbijgaand, en weldra had hij, als recht-
oolf'^rj wano hftr-
van
zak en j weer zyn zelfbedwang her-
geaard man
wonnen.
Terwijl hy, dien middag, voortstapte, had-ie al een
heele reeks v%n vernuftige calculatiön in het kogelronde
kopje gemaakt Hy wist op zyn duimpje, wat-ie aan
Jaap aan den verloopen, triestigen man op het
bankje in het winterplantsoen had En dat Jaap,
zyn ouwe vrind en kameraad, nu juist zonder werk
was, trof toch bijzonder aardig, toevallig
„He!" liet meneer de directeur zich ontvallen, toen-ie
- J TTOn
{J VV Uö V1U1 0 v
teur in een soort van bureau stoel, die verdacht kraakte
by de geringste beweging die hij maakte, de adjunct,
de adviseur in een nederigon zetel, van riet, waarin
hij kunstig met zijn corpus moest manoeuvreeren om
niet de voegen te doen uiteenbarsten.
Hy, adviseur, had de wenkbrauwen hoog-opgetrokken
en wist een gezicht te trekken, zoo ernstig, zoo plech
tig, zoo stroef en streng, dat boertje, die op een derden
stoel midden in het vertrek zat, met de roode
knuisten wrijvend over glimmende pantalon-knieën, er
puur-verlegen van werd.
Met angstig-aiwachtenden blik van den eenen meneer
i uü "Rn rnirra
gedachte gekomen, dat men U slechts wilde plukken Christus „heer", en wie hem knechten wil zich daar-
Dat al die beweringen van overschot voor onkosten, aan {e onderwerpen, heeft noch Christus, noch Paulus
taxatie, moeite, en weet ik al wat me er, niets dan begrepen. Ons uitwendig leven kan ons nooit aan Chris
««AWTiTAn/loolis mnrnn 9" I i__ 1 i *1 I r
bedriegelyke praatjes, voorwendsels waren?
Boertje, als getuige voor den rechter staande, knikte
van neen Was vuurrood van schaamte Zoodat
ik „kassian" had met den stumper.
En zoowel het zwaarlijvige directeurtje als de nu
weer in zijn gedetineerden staat wat triestig-
uitziende adviseur moesten toch lachen, op dat mo
ment
tus verbinden. Al kozen wij twaalf mannen uit om
ons te volgen, al keerden wij de tafels der wisselaars om,
al droegen wij de stigmata Van Christus aan ons lichaam,
al zouden wij 'n doctorstitel behalen in de verklaring
der meest duistere dogmatiek en het „Credo quia absur-
i dum" tot het parool van ons leven verheffen, 't zijn
allemaal dingen aan den buitenkant, die met ons ziele-
leven, met onze innigste vereeniging met God en Chris-
naar dën'anderen turende. terwyl hy over zyn ruige ting de pose van verongelijkten, van onschuldig-ver-
kin streek. Vooral de ooren spitsend wanneer de dachte, doodeerlijke zakenmannen aangenomen
directeur, met rustig welbehagen in zyn krakenden v-x
Met zeldzame behendigheid hadden zij, staande de zit- tus njets te maken hebben Zie SÏark. II: 27 en 28. Lu-
vlak bjj het bankje was gekomen. En met de punt van
zyn stok tikte hy den ander tegen zyn schouder
Het was of er een glans van verrassing kwam over
het bleeke, verweerde gezicht van den man En
dadelijk instinctmatig beseffend met wondervlugge
intnitie, de situatie voor hem en den wandelaar; snap
pend met wonderbaar vlug instinct, waarom de ander
by ziin bankje stilstond trok Jaap zyn kale jas recht,
schoof hij zijn vuile manchetten in de mouwen draaide
hij zyn laarzen, dat de afgetrapte hakken, en zoo, ver
dwenen Duwde hy tegen den verregenden flam
bard, om er een soort van vorm aan te geven Pro
beerde hy een vroolyk gezicht te trekken
Wel allemachtig!" riep hy uit. Maar de directeur
xhield zich van den leuken
n.-LI
van het
kant
bureau „Fides"
Zoog maar aan zyn sigaartje
Terwyl
tkrlUL -
geen spier op zyn gezicht vertrok.
„Gaat het goed vroeg hy eindelijk, op zyn horloge
kykend, als iemand die geen tijd heeft voor lange ge
sprekken
i ^to^nti e 6 toT hem ger i cSe vr aa|
varr oucvui v
stoel terugleunend, met sleutels rinkelde, als of-ie zoo-
meteen een brandkast zou gaan openen.
De adviseur klokte een3 met de tong, trok de wenk
brauwen nog wat hooger op. Sloeg toen met de
vlokke hand op een blad papier dat voor hem lag, en
zei, niet zonder keelgeluid dat goed paste by den
geaffecteerden toon van zyn praten„Zooals ik je zeg,
Jaspersz, het komt in orde. Of liever, het is orde.
De post is goedgekeurd. Maaar. Maaar.
Boertje verschoot van den schrik. Hij grabbelde naar
zyn pet en bromde iets.
vVat zè-je?" vroeg meneer de directeur opeens,
hard, streng-autoritair sprekend.
En hakkelend, aarzelend, biteuterd kwam het er by
boertje toen uit. Hoe hy aan „Fides", het kantoor
van „assurantiën, hypotheken, enz. enz." nu toch al,
voor dat postje van zeshonderd pop, die hy had aange
vraagd, laat 's kyken. Veertig. En zestien
gulden dertig. En achttien. En drie gulden vier-
en-twintig. Ja, het liep toch al naar de tachtig
guldetjes.
Dus maar schrappen vroeg de directeur plotseling
Tegelijk schelde hy. D.w.z. hy j
medelydend-onverschillig toontje
van den vent, van wien hy toch alles, het fy'nste, het
naadje van de kous, wist, maakte hem kriegel.
x-ab-b-onH aan ziin verkleurde
„Jawelzei
hy, trekkend aan zyn
knevels
Maar op dat oogenblik ontmoette zyn blik dien van
den wandelaar. Ze hadden, samen, teveel doorgemaakt;
kenden elkaar te goed, van haver tot gort, dan dat ze
elkaar „smoesjes" hoefden te vertellen
Onwillekeurig glimlachte ook de directeur van het
bureau. In Jaap's oogen vonkte bet van zekere welge-
humeurde joligheid
Roman van
PAUL OSKAR HöCKER.
Maar nu tintelde het van jolig leedvermaak in de
sluwe schavuitenoogjeq. Nu durf ik wedden
maakten zij in de bank der beklaagden en met
ettelyke maanden gevangenisstraf voor de borst reeds
hunne berekeninghoe zy het straks zouden aanleggen
Want al vliegen er nog tienduizend boertjes aldus in,
voor de sluwe vogelaars van dit allooi blijft er altyd
nog buit genoeg te graaien over
MAïTRE CORBEAU.
CXXXI.
Naar aanleiding van „WEEST GEWAARSCHUWD"!
door B. W. Colenbrander.
'n Paar weken geleden kreeg ik 'n boekje in handen,
datt ot titel droeg „Weest gewaarschuwd!" door
B. W. Colenbrander, emeritus Ned. Herv. Pred. te 's-Gra-
venhage. Het boekje was gericht aan „de Kerkelijk-on-
verschillige vrijzinnigen
erg kwaad kijkend. Tegelijk schelde ny. l>.w.z. ny De schrijver zegt, dat dit boekje zijn geboorte dankt
liet,in een oud,verroest voorwerp een klepeltje schuchter- aan n treurige ervaring, n.I. deze, dat „de Staatkundig-
kinderachtig geluidje maken. Vrijzinnigen, in weerwil van alle belangstelling, toewij-
Een magere jongen met katachtige bewegingen en ding en ijver, die zij bij verkiezingen betoonen, toch
groene oogen kwam binnen. „Karei, zyn er veel 1 nooit genoeg overwinningen .behalen, om met Kracht
menschen achter?" vroeg de adviseur, zonder van zyn te kunnen regeeren. Blijkbaar, zegt hij, worden zij door
het volk niet voldoende gesteuncl en" luister goed!
„niet voldoende vertrouwd.
papieren op te zien.
„Al negen,meheer," zei de klerk.die om zijn van bui-
ten-geleerd lesje niet eens meer ginnegapte.
Maar achter den rug van boertje trok-ie tegen meneer
den adviseur (zyn zwager) toch een gezicht van.
„De beron mot derekt weg, heit ie gesèd", vervolgde
de klerk, al-maar grimassen makend.
Maar boertje keek om en hjj trok dadelijk een effen,
Naar des schrijvers oordeel is daarvan de voornaam
ste oorzaak deze: ,,Het grootste deel der ontwikkelde
Vrijzinnigen, en daarónder de meeste leiders der schare,
is, in strijd met het voorbeeld van de grondleggers
onzer Staatsregeling en ook in strijd met het karakter
en de behoeften van ons volk, ten aanzien van godsdienst
kas VI15). Des menschen geweten staat boven elke
kerkleer, en waar wijsheid en gezond verstand gedron
gen worden naar de instemming van een «dogmatiek,
daar worden hart en geweten bezoedeld en zullen haar
spiegels moeilijk Gods beeld te aanschouwen geven.
Wajit 't zijn alleen „reinen" van hart, die God zullen
zien.
Di't is *t waarin de kerk faalde en zondigde. Zij heeft
't gebaar verheerlijkt en de gezindheid over 't hoofd
gezien.'t woord tot sacrament gemaakt, het terrein der
zaligheid afgebakend, niet willende begrijpen, dat Gods
heiligen berg langs wel duizend wegen kan beklommen
worden. Zij stelt het Koninkrijk der Hemelen alleen toe
gankelijk langs het bruggetje, dat zij timmerde, en elke
andere brug is volgens haar gebouwd op leugen en
bedrog. Zij heeft haar formulieren in boeken neergelegd
en wie daarvan afwijkt, die
Ik kan 't korter zeggenLees Van Dr. A. H. de Hartog
„de Redelijkheid der Religie," en daar vindt ge in
de Inleiding dit veelzeggende woord„Was im Buche
steht lasst sich getrost nach Haase tragen." Wat ging
er in dien worstelenden mensch om, toen nij die woorden
citeerde? Wat zal de kerk antwoorden als straks weer
een harer grootste denkers, door Christus' geest aan
gegrepen van zelf te moeten zoeken en zelf te moe
ten vinden, zeggen zal: Ik kan niet meer? Luthers
woord is waarheid:
„Wass Gott hat angefangen,
Dass wird er auch volenden."
Daar is geen menschenziel in gevaar, wanneer zulk
'n pot overkookt,t is alleen maar schuim, dat verloren
gaat't goud blijft behouden. De kerk zit om zulke
maimen verlegenlaat zij ze waardeeren en 't woord
van Gladstone zich herinneren „to t>e v?ise in time."
De kerk moet niet beproeven wate rin haar wijn te
doen, wanneer de menschen voor haar wijn bedanken
zij moet zuiveren wijn schenken, en niet 'n mixtum
van dogmatische gegevens, waar 't hoofd over aan 't
tobben slaat en die 't hart evemnin vreugde als vrede
-o—
19.
Het geblaf en gekrijsch wekte hen spoedig uit hun
gedachtenroes op. Zij beklommen den eersten zand
heuvel en keken rondom zich.
Het lager bevond zich in een ketelachtige verdieping
van het «dal, en zeer dicht aan den rand van de
woestijn. Tenten, van lappen vervaardigd, omgaven in
een wijden kring een vrije verzamelplaats. De tenten
waren in het midden open. In lompen gehuld,
lag het Nomadenvolk op den naakten heidegrond in
de zon. Hier en daar was een vuur aangemaakt. Baar
dige, bruine gezellen hokten daar rondom. De «vrou
wen liepen zonder sluiers Vurige donkere oogen schit
terden uit de bruin egezichten. Bij al de uiterlijke er
barmelijkheid lag in de houding van dit volk een plech
tige waardigheid, die door de witte, lang golvende ge
waden nog verhoogd werd. En er waren, vooral onder de
ouden, klassiek schoone koppen.
Niemand uit de schilderachtige troepen verroerde
zich.
Maar aan de andere zijd evan het lager verhief zich
een geducht alarm en tegelijkertijd wervelde een stof
wolk omhoog.
De beide wandelaars hadden het in het algemeen
niet bemerkt, hoe de Bedouinenkinderem, nauwelijks
hun aalmoes ontvangen hebbend, met groote snelheid
,andere richting waren ingeslagen.
Een karavaan naderde het lager van den anderen
kant uit Abu-Roasch.
Zij konden d,o gezichten der ruiters niet onder
scheiden, maar wisten reeds dat er Duitsehers onder hen
waren.
Zij hoorden een paar uitroepen in haar moedertaal
en dadelijk daarop herkende Jutta een paar stemmen
Het was het gezelschap, dat Van Ue kazerne terug kw'am.
„Hoe jammer," zeide Jutta.
En om nu niet dat onaangename gezelschap te ont
mofeten, sloeg zij haar metgezel voor, den terugweg
te aanvaarden.
Maar de scherpe oogen van juffrouw von Wehl had
den het paar evenwel reeds gezien. Ook de lorgnet van
mevrouw von üruhsen spiedde reeds onderzoekend naar
het paar.
„Dat is toch ongehoord," meende mevrouw v. Druh
sen.
De dames die by haar waren, meenden dat /ook
en de heeren glimlachten. Heel opgewonden kwam
Jutta thuis.
Zij had den Egyptenaar nog een eindweegs «weg
gebracht. Den schimmel had hij bij den stal overgeno
men, maar niet bestegen. Hij had den teugel los over
den aim geslagen en het mooie dier liep gehoorzaam
naast hem. Succo had de handen in de zakken gesto
ken, en zinnend keek hij onder het voortgaan over
het groene Nijldal daar voor hem.
Er was niets groots of verhevens tusschen hen ge
schied. Hunne zielen hadden alleen voeling met elkaar
gevonden.
En als goede kameraden waren zij van elkander
weggegaan. Met een vasten handdruk
In de eenzaamheid van den avond dien zij niet in de
froote hal doorbracht, waar gemusiceerd werd, maar
ij een prettig boek op haar kamer, verwijlden haar
gedachten noch bij haar man, noch bij haar boek.
Zij volgden den paria van den huize Succo maar
zijn van de wereld gescheiden nieuwe thuis aan den
Nijl bij den eersten Succo, dien zij werkelijk be
greep en door wien zij zich ook g.'heel begrepen ge
voelde.
En zij schrok er nu aiiet weer over, toen zij dat zich
zelf bekende. Het openhartige gesprek tusschen haar en
neef Succo had haar gelouterd, had op haar leven een
heel nieuw licht laten schijnen.
Een opdracht had zij uit te voeren, een zware op-
drachtj dat wist zij. Zij had voor hiar man een zeer
moeilijke biecht af te leggen. Of neen, geen d>ie :ht
was het een ernstige afrekening. Hij zou eerst be
paald boos zijn, hij zou slechts trots zien, waar een eer
lijke overtuiging in haar liefde bestond. Maar wanneer zij
dan de rechte woorden vond, om tot zijn hart te
spreken, wanneer zij het werkelijk zoo ver bracht, dat
hij dezen kleinzieligen haat overwon: wat zou het dan
een heerlijke overwinning zijn.
Slechts deze enkele maal zou hij haar toegeven, zou
hij zoo groot zijn, dat hij zich van het vooroordeel zou
los maken, dat zijner onwaardig was
Ja, hij moest het. Zij verdroeg de gedachte niet: Frits
van Succo zou gelijk hebben, als hij haar inan met dc
andere Succo's over een kam schoor Neen, hij zou,
hij moest achting voor hem hebben. Hij zou hem achten
kunnen. Want zij zelf wilde immers tot haar man
opzien.
Aan het slot van deze gedachteiuveks had zij den
vollen zielevrede weer. En in de half doorwaakte uren
vand ezen nacht verdween de laatste onvrijheid van
haar.
Toen zij aan haar toilet bezig was, werd er op de
deur geklopt. Men bracht haar een telegram.
Het kwam uit Alexandriëeen tijding van haar vader
dat haar het hoteladres in Caïro meldde
„Ben 3 Maart 's avonds acht uur Shepheard. Ver
heug me op 't wederzien. Duizend groeten aan je
beiden. Vader."
Zij jubeld ebijna. Beter bericht kon haar niet berei
ken.
Eindelijk, eindelijk zou zij haar vader weder hebben.
Hij was altyd haar groothartige vriend, haar verstandige
raadgever geweest
Nog nooit had zij aan hem zooveel behoefte gehad als
tegenwoordig.
Haar vader was ook de eenige mensch, behalve de
Succo'sche sfeer, die haar man imponeerde.
Had zij hem onder haar bondgenooten, dan kon alles,
alles goed worden.
Zij verscheen heden in een heel andere tstemming
dan gister in de ontbijtzaal; nu blij-verwaehtend en
stralend. Vandaag had zij e rgcen behoefte aan me
vrouw von Druhsen en 'haar aanhang te ignoreeren. Zij
voeld ezich zoo vrij en ongedwongen, zij zag hen wer
kelijk niet.
Terwijl zij de haar toegezonden brieven en eouran
ten doorvloog, e rwas ook een prentbriefkaart van
haar man bij, liet zij den hotelier komen.
Zij vroeg hem of hij ook wist, wanneer het gezel
schap dat een toer door Fa juni maakte terug te ver
wachten was? Was het niet in het plan van Cook opge
nomen, dat men vanavond met de stoomboot aan de
lange brug van Bulak kon 'aankomen? En kon zij iemand
krijgen, die daar met haar heenging? Zij wilde dan haar
man van de landingsplaats afhalen.
De hotelhouder meende, dat het zeer onzeker zou
zijn, of zij hem daar zou aantreffen. Cook hield voor
de gasten in Bedracheïn uit Menahouse altijd een rijtuig
disponibel. Het was onverstandig om op den terugweg
uit Fajum een bezoek aan de Apisgraven en de pyrami-
den te verbinden.
.iutla was ontgoocheld. „Dan komen de heeren eerst
laat in den avond hier aan?"
„Op z'n vroegst om half acht. Het kan ook wel
half negen worden. Dat hangt ervan af, hoelang de hee
ren onderweg blijven pauzeeren.
De voorstelling van haar vader niet direct bij zijn
aankomst in Caïro te kunn en begroeten, was Jutta zeer
smartelijk. Hij wist immers nog niet eens, dat zij daar
niet meer logeerden.
Zij zou tenminste een telegram naar zijn hotel kun
nen zenden hem in ieder geval haar adres kunnen
opgeven. Hij zou zich dan bepaald telefonisch (met
haar laten verbinden en zij vond dan gelegenheid hem
welkom te heeten en hem uiteen te zetten, waarom
zij niet daar was om hem te ontvangen.
Maar het was haar toch pijnlijk te moede. Zij schaam
de zich aan haar vader te moeten berichten, dat Gustaaf
haar in een wildvreemd land, moederziel alleen gelaten
had. Hij zou dus dadelijk raden, dat er onaangenaam-
I heden tusschen hen bestonden, en het minder pret-
tige van haar huwelijksomstandigheden zouden hem da
delijk opvallen. Natuurlijk zou nij vragen, en met twee
drie woorden was alles door de telefoon niet uit ite
leggen en duidelijk te maken. Of hij zou misschien
niets viagen, maar zich zeer bezorgd maken en ach
1 de zaken veel erger voorsteilen dan zij waren.
Dat haar vader niet denzelfden avond nog naar kaar
toe zou komen, dat wist zij. Hij reisde niet voor zijn
genoegen, maar in een verantwoordelijk ambt. Na zijn
aankomst had hij in d eslad waarin zich agenturen be
vonden, steeds zeer gewichtige en dringende zaken af te
handelen, of voorbereidingen te treffen.
Den geheelen dag wachtte zij op een telegram van
haar man. Hij moest ove rde route die hij voor zijn
thuisreis zou nemen, met zichzelf toch reeds in het
reine gekomen zijn.
Geen bericht kwam.
's Middags berichtte haar de hotelhouder, dat de beide
jonge Amerikanen die den tocht meemaakten hadden
getelegrafeerd, dat zij mee gingen naar Sakkarah.
„Dan reizen zij vandaag bepaald mee door naar
Caïro," meende hij.
later trof zij nogmaals den hotelhouder en deze zei
de dat ook de professor uit Heidelberg eenzelfde tele
gram had gezonden.
Alleen haar man zweeg.
Het was haar onbegrijpelijk
Het scheen haar 't verstandigst, zelf naar Bedra
cheïn te rijden. Daa rzou zij haar man toch bepaald
aantreffen, hetzij hij zich bij de Amerikanen aansloot,
of van plan was naar huis te gaan.
....Maar juist naar Bedracheïn.. Neen, dat ging
nu niet, dat wilde zij ook niet. Bovendien was het daar
voor ook reeds te laat. Wanneer zij punctuëel om acht
uur in Shepheards-hotel in Caïro wilde zijn, moest
zij den trein der electrische baan, die even na zeven
uur dicht bij Menahouse vertrok, nemen. Aan het
eindstation aan de lange Nijlbrug, stonden rijtuigen,
verzekerde haar de hotelhouder.
Zij keerde naa rhaar kamer terug, en trok de lichte
zijden blouse uit, die zij den ganschen dag had gedra
gen, om nu een warmere aan te doen, want met
zonsondergang werd het veel killer.
De verandadeur stond nog open. Juist van plan die
te sluiten, kwam haar een heerlijke rozengeur tege-
I moet van den ruiker, dien Achmed haar had ge
bracht waren tallooze knoppen uitgekomen. Zij trad
aangenaam verrast naar buiten, boog zich over de roos
en naaide den zoeten geur met volle teugen in.
N oor een paar oogenblikken verloor zij nu den on
rust. dia haar den ganschen dag het genieten van het
heerlijke zomerweer had belet.
Zij verheugde zich i^ weer over het verbond, dat
zij met Frits v. Succo Imd gesloten en 't vervulde haar
met trotsche vreugde. Zij verheugde zich over den strijd
die haar wachtte,, hoe moeilijk die bepaald ook
zou zijn.
Dat eene wist zij als zeker, dat haar vader haar
zou begrijpen en dat hij zijn invloed zou aanwenden
om Gustaaf voor de goede zaak te winnen.
Binnen drie dagen zou de Egyptenaar bericht heb-
l>en. In het geheel geen bericht zoo had hij ver
langd of de uitnoodiging om met uw man te ko
men praten.. Zij hoopte, het zou de oproep tot ver
zoening zijn.
Uit haar gedachten werd zij opgeschrikt door «een
gedruisch. Een hotelgast liep op den weg, die dicht
langs de veranda voerde. In de schemering kon zij
slechts omtrekken onderscheiden. Zooeven was hij blij
ven staan.
Jutta hoorde een licht krabbelen en krassen pan
den nauwelijks een meter hoogen muur der veranda -s
4