Binnenlandsch Nieuws. bereiden Er zijn dwazen geweest, die blijde waren, om deze reden op de kerk te kunnen afgevener zijn kleinen en onbeholpenen geweest die niet wisten hoe zij zich redden zoudenen er zijn dom men ge weest. die anderen hebben nagepraat en evenmin de waarde van 't eene als van 't andere be grijpen konden. Maar er zijn er ook geweest en er zijn er nog. die der kerk. waarin zij onderwezen werden, liefhadden mei al hun hart ernstige, goedwillende men schen, wietn 't pijn deed haar te moeten verlaten,, zooals 't hun pijn zou doen 'n goed vriend te moeten verlaten, omdat men elkander niet meer begreep. En van die laatsten is 't erg. Niet voor hen. maar voor de kerk. Want zij hadden in die kerk kunnen wor den ..zout" en .zuurdeesem." „lichten op den kande laar.' ..steden boven op "n berg." Maar de Kerk heeft ze als 'n domme moeder behandeld, niet begrijpende, dat haar taak alleen was haar kinderen op te voeden, totdat deze zelf mondig waren geworden. Men leze het eerste Hoofdstuk van Dr. Ritters „Paedagogische Frag menten.") Dit heengaan van zoo velen uit het Kerkelijk verband, is het gevolg van misverstand aan twee kanten. De moeder deed verkeerd nooit eens naar de klachten der kinderen te willen luisteren, de kinderen deden verkeerd hun moeder in den steek te laten. En onder die weggeloopen kinderen, die zich in den loop der jaren, den dubieuzen eerenaam van „Vrij zinnigen hebben verworven, zijn er velen, die met het waschwater ook het kindje hebben weg gespoeld zijn er velen, die met de schaal ook het ei hebben weggeworpen. Al was er veel in de kerk en aan de kerk, dat den opbouw van het zedelijk-godsdienstig leven zelfs niet raakte, haar hooge taak en roeping was er niet minder om. De kracht achter haren troon bleeftoch bestaan in het hooge gebod van Christus, dat zij uit zou gaan om menschen te vangen, om deze Ie maken tot vrije kinderen Gods. Maar de kerk heeft gekwanseld met de door haar veroverde macht en telkens weer haar net uitgeworpen aan den kant. die haar-zelf goeddacht, en niet begre pen, dat zij dit had moeten doen aan den kant door Christus aangewezen. Haar bloei was bezijden Chris tus Evangelie, Christus' liefde, Christus vrij heid. Zij heeft zich uitgebreid buiten Chris- lartigen taan. zijn voor de kerk verloren gegaan. Het afbreken van den steenen tempel, om 'n anderen te bouwen, is door de kerk niet begrepen. Het voorhangsel door Chris tus gescheurd, „tracht zij telkens weer te heelen. om den toegang tot den Vader te blijven behouden als haar privilegie. Den priester laai zij voor den zoon 'n goed woord doen bij den Vader, terwijl Christus' in nigst protest was tegen het priesterschap. Alle profetis- me wordt, evenals in de dagen van Jezaia, evenals in Christus' lijd, door haar verdacht gemaakt en zoo mo gelijk gedood. Zoodra Paulus de schellen van de oogen vielen en hij de fout der kerk inzag, groeide de vijand schap der kerkelijken zoozeer tegen hem, dat hij moest vluchten over 'n muur. Toen Luther niet de kerk ontliep maar slechts haar dwalingen aanwees, stond men hem naar 't leven. Maximiliaan. een machtig die naar der kerk, gaf door haar toedoen Huss aan den vuurdood over. Luther ontkwam er aan, door de ge trouwheid Van Karei V aan zijn eens gegeven woord, door de wijsheid van Frederik van Saksen, door zijn eigen groot-machtig bewustzijn, maar de kerk had zijn vonnis geteekend. De kerk weet niet van op rechter- of linkerwang geslagen te wordenzij' geeft als 'l kan den JL - - UL IHI1U.I f, eerst, n slag. die, als haar toeleg gelukt, doodelijk is Dat hebben Israëls profeten ondervonden en de heiden- sche wijsgeeren, dat ondervond zoowel Hypathia als Servodo dat is den Geuzen bewezen en den Gorcumschen martelaren. De kerk weet niet van een zon, die opgaat over rechtvaardigen en onrechtvaardigen of van 'n re gen 'die neerdaalt over boozen en goedenzij dient niet door liefde, maar heerscht door 'n macht, die zeker niet uit Christus is. Zij praat over Christus, maar be grijpt Hem nietzij heet Hem te volgen, maar blijft op haar eigen enge zijpaadje van conventie en ritueel, en is bang, bang om .de groote ruime heirbaan te be treden van vrome vrijheid en vrije vroomheid door Christus bewandeldwaarop zij ook schapen zou ont moeten, die tot 'n anderen stal behooren. Zij weet niet, al predikt zij er eiken Pinksterdag over, |dat Gods Geest spreekt in duizend talenhet mysterie van den Paaschmorgen is haar vreemd gebleven tot op dezen dag. Ja. de Kerk heeft veel, onzegbaar veel op haar geweten. Haar confessies en „formulieren van eenigheid" maken van den door Christus gemaakten wijn weer waterLa zarus wordt weer door haar gebonden en tot den dood £ËU U3 WU1UI IA,1 UW» 11UU» w terug gewezen: den verdwaalden zoon snijdt zij den vrijen terugtocht naar den Vader af en het innige gebed van vergiffenis, omdat „zij niet weten wat zij doen," acht zij 't allerminst voor hó4r gebeden. En om dit alles is zij in minachting gekomen. Haar roeping, om doo rdienende liefde de meeste te zijn, heeft zij nooit begrepen. Christus' klacht „O Jeruzalem! Jeruzalem! Gij, die de profeten doodt en steenigt!" heeft zij nooit begrepen. Paulus' brief aan de Galaten heeft zij nooit begrepen, evenmin als I Corinthe XIII, even min als zoovele andere profetische getuigenissen. Wat in hóór tuintje niet gekweekt was, moest wel vergiftig gewas zijn; wat haar snoeimes niet snoeide, groeide in 't wild. O, onbestijgbare bergen, o, ongekorven wouden, o, machtige vrije zee, o, ongeteugelde orkaan, die daar henen vaart op 't bevel van den Eeuwige en Almachtige, wat is het recht van uw bestaan dubieus! O, menschenziel. spontaan uitgeschoten leven van het leven des Eeuwigen, spontaan uitgeschoten vonk van alle vuur, waarin God brandt, wat zult gij boeten uw spontaniteit op telkens weer een ander Golgotha! Arme verdwaasde kerk, die niet wist, dat 't mos terdzaadje, haar toevertrouwd, groeien moest tot een en dadelijk daarop dook een panamahoed op. Jutta week verschrikt terug en bleef onbeweeglijk naast de deur in het donker staan. Omdat haar toilet niet geheel voltooid was. want zij had de zijden blouse steeds over den arm, wilde zij zich niet in het licht vertoonen. Daar trof een zacht lachje haar oor. Een slanke gestalte in licht zomerpak richtte zich op, vlug werd een been over het muurtje geslagen en in het volgende oogenblik bleef de bezoeker schrijlings op de balustra de zitten. „Dat was ik nu al reeds een paar dagen van plan :weest. Maar het kwam er nooit toe u, hoog geëerde me had steeds belet." Het gelaat kon zij steeds nog maar niet onderschei den. Maar de stem was haar bekend. Mijnheer Eber- hard Schneider de kolenbaron, was de wonder lijke bezoeker. Jutta was meer verbluft dan verlegen. Zij had den jongen Sileziër, die al reeds lang vergeefsche moeite had gedaan om de salonheld te spelen niet als ernstig genomen. „Wat wenscht u, mijnheer Schneider?" vroeg zij. zonder uit haar donker hoekje te voorschijn te ko men, zoo rustig en zoo onverstdiillig als haar dat mo gelijk was. Zij had de overtui^lig. dat de jonge man eigenlijk laf was en dat hij zien tot dit avontuur kunstmatig had opgewonden en dat hij daarom door een koelspottenden toon wel spoedig zou zijn weg te krijgen. Maar wat nu volgde beroofde haar geheel van haar bedaardheid. De kolenbaron, die intusschen ook zijn tweede been over de balustrade had heengeslagen, stak de beide handen in de zakken en keek knipoogend naar de plaats waar zij stond. „Ik weet alles, mijn waarde," izeido hij. de stem nog meer dempend. Zij fronste d ewenkbrauwen zonder te begrijpen. „Jawel, alles. Voor mij kunt ge geen coniedie spe len." Er lag iets stuitends-vertrouwelijks in zijn gansche manier van optreden. Jutta was tot aan den deurpost teruggeweken. „Ik heb u reeds eenmaal gevraagd, wat u wilt mijnheer boom des levens, waarin alle vogelen des hemels nes telen konden, alle. De Kerk eischte. dat men een bepaalde soort veeren zou dragen en'de vogel, die dit niet deed, werd ,van haar takken verjaagd, of vloog uil zichzelf weg. Ja, men moe' wel in de dialectiek en in de scholastiek bedreven zijn, om van de kerk veel goeds te kunnen zeggen. Luther kon het niet en Zwingli kon het niet. en Lessing kon het niet. en de „Zwijndrechtsche Nieuw lichters'' konden t niet. Generaal Booth ontliep haar en pastoor Sehoemakers zei haar de gehoorzaamheid op. De Vrije Gemeente te Amsterdam wordt door haar verketterd, evenals Ds. Bahler. evenals ieder, die naar Christus' rijke parabel zelfstandig zich op het pad be geeft maar t huis des Vaders, naar t hart des Vaders, waar hij liefde en zaligheid vinden kan. Waar is dan die boom. dien Christus heeft willen planten? Waar is dan dat Koninkrijk dooi Jezus be doeld? Weet men het dan nu hog niet, dat God niet zal worden aangebeden noch te Jeruzalem, noch op den GerizimWeet men het dan nu nog niet, dat men dit doen zal in Geest en in Waarheid? Of weet men niet. dat de Geest vrij is en gaat waarheen hij wil? Is 't Pinksterwonder zóó moeilijk te verstaan? I Maar in weerwil van dit alles, in weerwil van hef i feit, dat de kerk haar plicht verzaakte en de oekume- I nische zaligsprekingen van Christus in kamertjes op- i sloot, haar hooge taak en roeping is er niet minder om. De kracht achter haren troon is blijven bestaan in het hooge gebod van Christus, dat zij uit zou gaan, om menschen te vangen, om deze le! maken tot vrije kinderen I Gods. De kerk deed zeer verkeerdmaar die haar den rug toekeerden niet minder. Peccavi Wat zullen wij winnen ih Wh strijd, dien we o;it- loopen? Menig groot man gaf ons 'n beter voorbeeld. Blijf op uw post, zoolang 't mogelijk is, totdat men «r u afdringt. Maar niet eer. Hel woord van Savonarola, dat ,,'t nageslacht ons oordeelcn zal," is aan menigeen, die getrouw bleef, roemrijk bevestigd. Merula's naam wordt niet vergeten, Wijnke Claesdochter blijft in her innering, en al heeft men Luther ten slotte moeten oplichten, om zijn leven te redden, weggeloopen i s h ij n i e t. Zijn herhaalde aankloppen aan het geweten en 't gezond verstand des volks, heeft hem eindelijk gehoor doen verkrijgen. De kerk heeft toen we" "enigszins getracht haar brood te zuiveren van den dogmatieken zuurdeesem, maar 't is haar niet gelukt. En al heeft het brood van Lutheranen en 'Hervormden in den loop der tijden denzelfden bijsmaak gekregen, Luther zelf is daar niet minder om. De kerk 'heeft ons wel teleurge steld, maar Luther niet Van Luther leven wij nog al tijd leefl onze ziel. Zijn heldenw oordL.'t Is niet veilig noch raadzaam iets tegen 't geweten te doenHier sta ikIk kan niet anders!" mag 'n levensparool zijn voor alle tijden en voor alle menschen Het protesteerend be wustzijn tegen elke geestelijke overheersching, dat op Golgotha met den dood werd betaald, dat wurgpalen en brandstapels niet telde, dat in hamerslagen weerklonk over het plein van de slotkapel te Wittenberg en te Worms zich uitsnikte in de aandoenlijke klacht: „Ik kan niet anders! God helpe mij!' datzelfde bewustzijn leeft nog en uit zich 'hier in luidruchtig verzet en daar in 'n stil en bedroefd wegsluipen uit 'n vaderlijk en lief tehuis, dat door het binnenkomen van telkens on waarachtiger elementen zoovelen vreemd en vijandig ge worden is. 't Zij zoo. Velen zijn als dwalende schapen, (die geen herder hebben. Ze hebben geen geestelijk thuis meer, en de een werpt daarvan de schuld op dei ander. „De onderlinge zamenkomsten," waarvan de ap stel aan ried, ze niet na te laten, raken in verval. Een groot getal dergenen, die teleurgesteld werden, houden, naar t woord van de Genestet, „Kerk in Gods natuur en rooken dan sigaren." Er zijn onder die allen ik zeg weer wat de Ge nestet zei yele „Jan Raps," die de kerk bespotten en vooral van dominees „ontelbare anecdoten" weten te vertellen. Dit doet de kerk geen kwaad en de do- minees kunnen er wel tegen, maar Er zijn er ook, stiller en eenvoudiger, die in hun j kleinen kring trachten te heelen wat anderen gescheurd I hebben, die telkens weer in ieder gesprek en bij elke i gelegenheid getuigenis geven van het nooit stervend be wustzijn der ziel. Maar die de hoop, dat de kerk zich nog eenmaal bekeeren zou, in droefheid hebben opge geven en haar aan haar lot hebben over gelaten. En dit is zij mogen hel weten uit het boekje van Ds. Colenbrander en enkele hunner mogeii 't ver staan uit deze regelen dit is fout, dit is zonde en jammer, voornamelijk daarom, dat „zij handelen in strijd met het karakter en de behoeften van ons volk." Want ons volk is van huize uit 'n godsdienstig volk, 'n volk met 'n traditie van strijden om des geloof? wil, 'n polk van pieteit, dat in zijn kerkgebouwen met hun hooge punttorens gedachten neerlegde van psal menden lof en aanbidding van het hoogere: „Die hoghe tore die daer staet, Wijst ons onse erve daerbove, Daer dingle Gode love, Daer wi nae sele poge." (2.). Ons volk is een god dienstig volk, dat aan zijn kerk gehecht isen zij, die dit niet kunnen of willen be grijpen, zullen telkens weer ervaren, wat Ds. Colen brander in den aanvang van zijn boekje zegt, dat zij om die reden door het volk „niet worden gesteund en niet worden vertrouwd." Ik laat hier eenige regels uit het boekje volgen „Die bieede schare, welke onder den naam van „het volk" saamgevat pleegt te worden, woont voor verreweg het grootste deel op het platteland en voelt zich daar om van nature tot aanbidding gedrongen. Stedelingen krijgen slechts een klein stukje van den prachtigen hemelt e zien, aanschouwen nooit den aangrijpenden dageraad en houden hun gasvlammen voor belang rijker dan de sterren. Hun valt het daarom moeilijk uit hunne omgeving lot God op te klimmen. Maar dor pelingen verkeeren dagelijks in de nabijheid van den Oneindige. Vandaar ook hun spreekwoordelijken eisch, dat „de kerk in het midden moet blijven." Maar vandaar ook, dat 'l hun moeilijk valt kerkelijk-onversehilligen als leidslieden te eerbiedigen, en veeleer geneigd zijn hun den rug toe le keeren, die hun kerk den rug toe keeren." Begrepen 't Woord is duidelijk, en jde klacht ernstig genoeg, om er naar te luisteren. Op de vraag wat er dan gedaan moet worden, kun nen heel wat antwoorden gegeven worden. Weest voor zichtig! Bedrieg uzelven en anderen niet. Laat ons bovenal geen voorwaarde stellen van kerkelijke belang stelling die Inoet spontaan zijn. Liefde en belangstelling maken, gaat niet. Wie 't beproeft, komt bedrogen uit. Ook 'n candidaat voor dezen of genen hoogen zetel kan zwak' genoeg bevonden worden, om over de ker kelijke brug carrière te willen maken. Waakt daar tegen. Wij willen alleen God-zoekende mannen, eerlijk en getrouw. Iets laten vallen van onze eischen kunnen wij niet. Wat dan? Op deze vraag geeft de heer Colenbrander een breed antwoord, waarvan het meest kenmerkende is „dat de Vrijzinnigen zelf, individueel, persoonlijk moeten ver anderen. (Ik cursiveer.) „Vooreerst om hen zelf, want 't is nu eenmaal on mogelijk van brood alleen te leven." „En bovendien om 't opkomend geslacht." „De vrijzinnigen dienen zich op de hoogte te stellen van den jongsten tijd met de jongste wetenschap. Zij moeten hun kennis van de geschiedenis opfrisschen, om in te zien, dat godsdienst «en kerk twee geweldige tnachten zijn, die. verkeerd toegepast, staat en maat schappij tot 'n vloek, doch goed toegepast beiden tot 'n zegen kunnen worden." „Doen zij dit niet en gaan zij op den dwaalweg der onverschilligheid voort, dan zal de noodlottige dag komen en die gloort reeds waarin ontwikkeld te zijn hetzelfde zal beteekenen als onkerkelijk, en ook andersomdan zal kerkelijk en onontwikkeld geacht worden synoniem te zijn." En dat is 'n groote leugen, 'n groote leugen. „En dan zal tevens blijken, dat ons volk in plaats van broodeloos te leven, zich neg liever voedt met oud of desnoods beschim meld brood." Augustinus had gelijk, toen hij zeide, dat wij: on rustig blijven Zoolang wij geen rust hebben gevonden in God. Tertulianus had gelijk, loen hij zeide, dat onze ziel van nature christin is. De mensch is aangelegd, om te vereeren en te aan bidden. En wie dit niet gevoelt is 'n vreemdeling op de paden van het menschelijk hart. Vandaar de waarschuwende roep door Colenbrander geuit: „WEEST GEWAARSCHUWD 1" Ik heb het kleine boekje met veel belangstelling gelezen, en naar aanleiding ervan met blijdschap dezen brief geschreven (3). H. <L H. NOTES (1). Galaten 5: 1. (2). De hooge toren, die daar staat Wijst ons onze erve daarboven, Waar de englen Gode loven, Waar wij pogen heen te zeilen. De hooge punttoren heeft de beteekenis van als 'n opgestoken vinger naar den hemel te wijzen. 3. Het boekje is verkrijgbaar bij J. A. F. van der Meer van Kuffeler te 's-Gravenhage. Laan van Meer- dervoort 133. De prijs ervan is vijf cenl. Bij tientallen aanmerkelijk minder. Ik raad ieder vrijzinnige aan het te lezen. Misschien zet 'n enkel lezer wei, evenals ik, hier en daar de bekentenisPeccavi H. d. H. Holland-o lie .M inlsrliappy van Landbouw. Men meldt uit Amsterdam Maandagmorgen hield de Hollandsche Maatschappij idering onder van Landbouw haar 89ste algemeene veri loco-voorzitterschap van den heer K. Breebaart Jzn., in Krasnapolsky. De vergadering openend, brengt de loco-voorzitter allereerst warme woorden van hulde aan de nagedach tenis van wijlen den voorzitter jhr. Repelaer, Wiens overlijden een zeer groot verlies is voor de Holland sche Maatschappij. Vervolgens memoreert hij de openingsrede der in September 1907 te 's-Gravenhage gehouden internationale landbouwtentoonstelling. Aan de orde kwam daarna de belangrijke kwestie over het mond en klauwzeer. Door het hoofdbestuur werd de volgende motie voorgesteld, om ter kennis van de Regeering te brengen. „De algemeene vergadering enz. overwegende dat de ervaring in het afgeloopen jaar heeft geleerd, dat de wettelijke maatregelen tot het te gen gaan van de verspreiding van het mond- en klauw zeer niet in alle opzichten doeltreffend zijn gebleken spreekt haar vertrouwen uit dat de Regeering zich die gedane ervaring zal i ten nutte maken om zoo spoedig mogelijk lot een her ziening dezer wettelijke voorschriften over te gaan." In zijn zeer uitgebreide toelichting zegt het hoofdbe- j stuur dat de opinie der veehouders aldus is saam te vatten: erkentelijkheid voor de belangstelling en den goeden wil door de regeering betoond, maar onvol daan omdat het nut van deze maatregelen in geen ver houding stond tol den last en het ongerief die zij aan dc veehouders hebben veroorzaakt. Er is genoeg reden tot klagen, hetgeen het Hoofdbestuur meent te "moeten Schneider?" vroeg zij scherp. „Wanneer ik nu zeg: belooning voor mijn twij gen?" Hij lachte kort en leelijk en zijn stem sloeg daarbij over. „Ik ben niet van plan raadseltjes op te lossep. Bo vendien is het hier geen ingang." Zij wendde zich vlug van hem af en tastte in de kamer naar een stoel, waarop zij wist, dat een mantel Z1J H Nog steeds lachte hij op zijn beleedigende manier. „Laat dat toch, mevrouwtje dat is zeer mooi zoo Hij had in de duisternis ook haar anderen arm ge grepen en schoof zich met haar verder de kamer in. Zij geloofde dat hij dronken was. Angst en afschuw streden in haar binnenste. „Ik vraag u wat ge wilt." Hij stoorde zich niet aan den toon, waarop dit werd gezegd. Met triomfeerenden overmoed, zonder dal hij het lachen liet, zeide hij„Ah ziet ge nu zijt ge in mijn hand! Wat, zal ik nu eens rondvertellen? Van die kleine ontmoetinkjesEn zoo intiem in dit costuum maar zoo slecht ben ik niet. Ik babbel niet. Maar ge moet lief en verstandig zijn. Ja, wilt ge lief zijn Neen, die man was !niet dronken, die was waanzinnig. Want wat zijn woorden aanduidden, beteekenden, was zoo ongelooflijk, zoo infaam, zooals nog nooit in haar leven tot haar gesproken was. Een paar seconden stond zij hulpeloos daar. Zij zag m het schemerlicht het doodsbleeke gelaat voor haar. Het liefst had zij daarop geslagen. Maar een soort lichamelijke lamheid hield haar daarvan terug. Met een nxk was zij op eenmaal los en ijlde rondom de ta fel naar de deur, die op de gang uitkwam en waar zich behalve de knop voor het electrische licht, de bel voor het hotelpersoneel bevond. Op weg naar de deur trok zij in alle haast haar blouse aan. Hij volgde haar, maar stootte zich in de duisternis hevig tegen de tafel. Een karaf rinkelde, een glas viel om, rolde op den grond en was in (scherven. In hetzelfde oogenblik had Jutta hel licht opge draaid. „Verlaat oogenblikkelijk mijn kamer,' riep zij. „God, stel u zoo niet aan. dat is toch alleen maar sc) veris!" „De kamer uit. En langs denzelfden weg. Dadelijk. Dadelijk. Of ik roep de bedienden." Hij had geen houding genoeg, om nu nog over moed te huichelen. Dat hij zich zoo geblameerd had hinderde hem en zoodoende trachtte hij de meerdere te spelen. „Dwaze, kleine vrouw zijt gij. Een heel dwaze kleine vrouw. Waarachtig." Maar als ge nu alarm maken wilt, wat mij betreft, kunt ge uw gang gaan. Mij kan het niemendal sche ien. Dan hebben de luidjes in het hotel nog een aar digheidje meer." Nu belde zij lang en aanhoudend. De kolenbaron wachtte de komst van den Arabier, die als kamerdienaar dienst deed, niet af maar ver dween vlug door de verandadeur. Haastig liep Jutta achter hem aan, wierp de deur in 't slot, draaide den sleutel om en liet het gordijn zakken. Met knikkende knieën stond zij daar, geheel hulpe loos en verward, toen er op de deur geklopt werd. De Arabier was er. Zij kon nauwelijks spreken. Zonder te weten wat, gaf zij de een of andere opdracht, maar zeide op hetzelfde oogenblik, dat het niet noodig was en bracht den stil aan de deur wachtenden zwarte door een hand- beweginga an het verstand, dat zijn hulp verder over bodig was. Toen zij weder alleen was, probeerde zij bij zich zelf te overleggen, wat er dan toch wel eigenlijk ge beurd was, hoe de scène zich had afgespeeld. Maar zij kon zich alleen maar enkele woorden herinneren. Slechts dat eene was haar duidelijk: hel recht om op te treden als hij had gedaan, had fret jonge mensch geput uit de praatjes die er over haar liepen in verband met Frits van Succo. Zij stampte toornig met den voet. Bij een blik op tafel naar haar uurwerk, zag zij de karaf. Het viel haar in, dat zij zich ijlings moest toeschrijven aan de zeer ulteenloopende en vooraf tegenstrijdige maatregelen, in verschillende d elen van ons land genomen. Bij de discussie stelt de afgevaardigde van Modem, blik voor de woorden; „In alle opzichten' uil dc moli? te schrappen. De afgevaardigde van Weslland wil strem ger maatregelen zien toegepast op den landbouwer zelf dte ddwijls nog probetrt te knoeien. De afd Alkmaar wenscht goede transportwagens om de besmetting tegen te gaan Hoorn acht het afmaken van vee. dat alreeds aan de betere hand was. onge- wenscht. Liever wil zij den boer met hooge boeten dan met het afmaken van het vee gestraft zien. Over- flakkee is van meening dat het kwaad juist school in het direct verspreiden van ingevoerd vee, in plaats van dat in quarantaine te houden. Men wenscht de aandacht van de politie op dit feit te vestigen afgevaardigde van Rijnsaterwoude zou gaarne zien, dat de landbouwers zelf werden gekend bij de samenstelling van de nieuwe wet. De afgevaardigde van Amsterdam stelt voor de discussie te staken en liever het nieuwe wetsontwerp af te wachten. Bij de voortzetting der beraadslagingen over de motie van het hoofdbestuur betreffende het tnond- en klauwzeer, constateerde ten slotte de heer K Czn. de Boer. namens het hoofdbestuur sprekend, dat niemand ter vergadering zich tegen maatregelen van regeerings- wege verklaard heeft De motie moge voor de regeering een aanmoediging zijn, bij de samenstelling van een nieuwe wet De motie van het hoofdbestuur wordt daarna zon der stemming aangenomen, zonder toevoeging van hel amendement. Vervolgens komt aan de orde de verkiezing van een secretaris-penningmeester. De heer S. C. Korteweg, die als zoodanig aftreedt en zich niet herkiesbaar heeft gesteld wordt met war me woorden van hulde door den heer De Bie. namens het hoofdbestuur toegesproken, die hem een herinnerings album aanbiedt. (Daverend applaus.) De heer Korteweg dankt geroerd voor de hulrti- ^a de pauze worden allereerst de tijdens den rust tijd gehouden stemmingen bekend gemaakt. Tot voorzitter der Maatschappij wordt met 534 stem men gekozen mr. C. P. Zaaijer te Rotterdam, en tot secretaris-penningmeester met 84 stemmen, de heer A. Korteweg. (oud-burgemeester van Barendrecht) te 's-Gra venhage. Vervolgens werden door de heer K. Czn. de Boer eenige mededeelingen gedaan namens het hoofdbestuur omtrent hetgeen het hoofdbestuur deed naar aanlei ding van het te Beverwijk genomen "besluit inzake de Landbouwongevallenwet. Er is eene commissie ge vormd, die met afgevaardigden van andere Lanctbouw- maatschappijen een Permanent Comité tot bestudeering van dit vraagstuk uitmaakt. Overigens is het wachten op de houding door de nieuwe regeering in dit opzicht aan te nemen. Daarna wordt de discussie geopend naar aanleiding van het rapport van de 'Commissie in zake oprichting van een eigen blad. De Commissie is van meening, dat dit weekblad niet kan gemist worden. De afgevaar digde van Alblasserdam zegt dat het weekblad te ge leerd is voor de boeren. Het moet eenvoudiger en begrijpelijker zijn. De afgevaardigde van Haarlem heeft ook beden kingen tegen den inhoud. Zij gaat te hoog voor de boeren en is bovendien niet onpartijdig. De heer K. de Boer (namens het hoofdbestuur) spreekt tevens als mede-onderteekenaar van het rap port. De commissie is overtuigd dat het uitgeven van een eigen orgaan een financiëele mislukking zou zijn. De begrooting van de Hoeksche Waard voor een eigen orgaan, raakt kant noch wal. De heer Korteweg betoogt dat het uitgeven van een eigen orgaan niet alleen fi nancieel, maar ook moreel een ramp zou zijn. Het voorstel van Hoeksche Waard om nog eens aan de commissie op te dragen pogingen te doen tol oprichting van een eigen orgaan, vindt geen ondersteu ning. De groote meerderheid verklaart zich voor het voorstel van het hoofdbestuur om het Landbouw-\Yeek- blad te bestendigen. De heer Visser van de afd. Rijswijk, licht het voor stel dier afdeeling om op veetentoonstellingen de ras sen afzonderlijk te houden, nader toe. De voorzitter zegt de aandacht hierop te zullen vestigen. De afgevaardigde van het Weslland vestigt er de aandacht op, dat de vervuiling van vele stallen oorzaak is van vele ziekten. De heer Bos, zuivelconsulent, stemt met den vorigen spreker in. Inderdaad is het reinhouden der omgeving van zeer grooten invloed, op het zuivel. Het hoofdbe stuur verklaart zich bereid, de zaak onder de oogen "le zien. De voorzitter, de vergadering sluitende, huldigt nog maals den afgedreden secretaris-penningmeester, den heer S. C. Korteweg. voor diens ijver gedurende de 11 jaar van zijn mandaat. Daarna bracht de heer Löhnis, hoofdinspecteur van den Landbouw de vergadering dank voor zijn benoe ming tot eere-lid der Maatschappij. In het bijzonder wees spreker op de nieuwe wijze van werken, het samengaan der 1 andbouwvereenigingen met de regee ring, doch tegenover de daadwerkelijke belangstelling der regeering diene te staan het krachtig opleven van het particulier initiatief. Nadat den loco-voorzitter dank was gebracht voor der leiding der vergadering, werd deze gesloten. Anna Pnulowna. Bij Kon. besluit is benoemd tot dijkgraaf van den Vnna Paulownapolder de heer C. Waiboer Rz. Kaasfabriek, Burgerbriig De kaasfabriek met boet en erf aan dc BiirgerbruÉ ■s in publieke veiling, gehouden ten overstaan van nolarts Vrijburg op Woensdag j.1. in eigendom over gegaan op den heer H. Bregman aldaar voor f 1641 Nog meer christelijkheid. In Friesland is een bond opgericht van christelijke werklieden aan zuivelfabrieken. klaar maken om den trein nog te halen. Zeven uur. Wanneer Gustaaf direct over Caïro was gekomen, had hij nu reeds hier moeten zijn. Dat zij hem nu niet kon spreken. Dat hij er niet was om haar te beschermen. Toen zij dadelijk daarop de vestibule doorging, waatj in de hotelgasten in frack en gezelschapstoilei op het teeken stonden te wachten om te gaan dineeren, moest zij haar best doen om niet in weenen uit te barsten. Zij kwam zichzelf als beschimpt voor. Het was haar nu, alsof zij onder de blikken der gasten spitsroe den liep. Zooveel menschenkcnnis had de ritmeester van Stan- genberg nog wel, om in den loop van de eerste dagen te begrijpen, dat er in het huwelijk van mijnheer van Succo een wanklank heerschte. Succo was volstrekt niet gedrukt. Integendeel hij was opgewekt en voor alle indrukken blijkbaar zeer vat baar. Stangenberg werd meermalen herinnerd aan hun vroolijk leven in Oost-Pruisen toen Succo een lopgf wekt ejongeman was geweest. Maar er klonk nu uit alles een misnoegde toon, die den ritmeester niet (>nl* Stangenberg en Succo hadden zich samen bij Cook voor deze reis doen inschrijven, dus werd het steeds zoo ingericht, dat zij niet van elkaar behoefden scheiden. En hoe vroolijk en onderhoudend Succo zich op deze reis ook voordeed, de ritmeester liemerkte h« goed. dat hij zich tot deze opgeruimdheid moest dwin gen. En eens was dat zeer opvallend. Stangen bert had bij hun eerste ontmoeting direct beleefd gevraagd naar het welwaren van mevrouw en Succo had daar op zeer plichtmatig zijn dank gebracht. Maar scden dat oogenblik was er niet mee rover Jutta gesproken- Gedurende den eersten dag zelfs met geen enkel woord- En Stangenberg was het spoedig genoeg duidelijk, zijn reisgenoot vermeed dit thema met opzet en nu sneed ook elke mogelijkheid af om er over te kuiiW beginnen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 6