Binnenlandsch Nieuws.
bereiden
Er zijn dwazen geweest, die blijde waren, om deze
reden op de kerk te kunnen afgevener zijn kleinen
en onbeholpenen geweest die niet wisten hoe zij zich
redden zoudenen er zijn dom men ge
weest. die anderen hebben nagepraat en
evenmin de waarde van 't eene als van 't andere be
grijpen konden. Maar er zijn er ook geweest en er zijn
er nog. die der kerk. waarin zij onderwezen werden,
liefhadden mei al hun hart ernstige, goedwillende men
schen, wietn 't pijn deed haar te moeten verlaten,, zooals
't hun pijn zou doen 'n goed vriend te moeten verlaten,
omdat men elkander niet meer begreep.
En van die laatsten is 't erg. Niet voor hen. maar
voor de kerk. Want zij hadden in die kerk kunnen wor
den ..zout" en .zuurdeesem." „lichten op den kande
laar.' ..steden boven op "n berg." Maar de Kerk heeft
ze als 'n domme moeder behandeld, niet begrijpende, dat
haar taak alleen was haar kinderen op te voeden,
totdat deze zelf mondig waren geworden. Men leze het
eerste Hoofdstuk van Dr. Ritters „Paedagogische Frag
menten.")
Dit heengaan van zoo velen uit het Kerkelijk verband, is
het gevolg van misverstand aan twee kanten. De moeder
deed verkeerd nooit eens naar de klachten der kinderen
te willen luisteren, de kinderen deden verkeerd hun
moeder in den steek te laten.
En onder die weggeloopen kinderen, die zich in
den loop der jaren, den dubieuzen eerenaam van „Vrij
zinnigen hebben verworven, zijn er velen, die met het
waschwater ook het kindje hebben weg
gespoeld zijn er velen, die met de schaal
ook het ei hebben weggeworpen. Al was
er veel in de kerk en aan de kerk, dat den opbouw
van het zedelijk-godsdienstig leven zelfs niet raakte, haar
hooge taak en roeping was er niet minder om. De
kracht achter haren troon bleeftoch bestaan in het
hooge gebod van Christus, dat zij uit zou gaan om
menschen te vangen, om deze Ie maken tot vrije kinderen
Gods.
Maar de kerk heeft gekwanseld met de door haar
veroverde macht en telkens weer haar net uitgeworpen
aan den kant. die haar-zelf goeddacht, en niet begre
pen, dat zij dit had moeten doen aan den kant door
Christus aangewezen. Haar bloei was bezijden Chris
tus Evangelie, Christus' liefde, Christus vrij
heid. Zij heeft zich uitgebreid buiten Chris-
lartigen
taan. zijn voor de kerk verloren gegaan. Het afbreken
van den steenen tempel, om 'n anderen te bouwen, is
door de kerk niet begrepen. Het voorhangsel door Chris
tus gescheurd, „tracht zij telkens weer te heelen. om
den toegang tot den Vader te blijven behouden als
haar privilegie. Den priester laai zij voor den zoon
'n goed woord doen bij den Vader, terwijl Christus' in
nigst protest was tegen het priesterschap. Alle profetis-
me wordt, evenals in de dagen van Jezaia, evenals in
Christus' lijd, door haar verdacht gemaakt en zoo mo
gelijk gedood. Zoodra Paulus de schellen van de oogen
vielen en hij de fout der kerk inzag, groeide de vijand
schap der kerkelijken zoozeer tegen hem, dat hij moest
vluchten over 'n muur. Toen Luther niet de kerk
ontliep maar slechts haar dwalingen aanwees, stond
men hem naar 't leven. Maximiliaan. een machtig die
naar der kerk, gaf door haar toedoen Huss aan den
vuurdood over. Luther ontkwam er aan, door de ge
trouwheid Van Karei V aan zijn eens gegeven woord,
door de wijsheid van Frederik van Saksen, door zijn
eigen groot-machtig bewustzijn, maar de kerk had zijn
vonnis geteekend. De kerk weet niet van op rechter-
of linkerwang geslagen te wordenzij' geeft als 'l kan den
JL - -
UL IHI1U.I f,
eerst, n slag. die, als haar toeleg gelukt, doodelijk is
Dat hebben Israëls profeten ondervonden en de heiden-
sche wijsgeeren, dat ondervond zoowel Hypathia als
Servodo dat is den Geuzen bewezen en den Gorcumschen
martelaren. De kerk weet niet van een zon, die opgaat
over rechtvaardigen en onrechtvaardigen of van 'n re
gen 'die neerdaalt over boozen en goedenzij dient
niet door liefde, maar heerscht door 'n macht, die zeker
niet uit Christus is. Zij praat over Christus, maar be
grijpt Hem nietzij heet Hem te volgen, maar blijft
op haar eigen enge zijpaadje van conventie en ritueel,
en is bang, bang om .de groote ruime heirbaan te be
treden van vrome vrijheid en vrije vroomheid door
Christus bewandeldwaarop zij ook schapen zou ont
moeten, die tot 'n anderen stal behooren. Zij weet niet,
al predikt zij er eiken Pinksterdag over, |dat Gods
Geest spreekt in duizend talenhet mysterie van den
Paaschmorgen is haar vreemd gebleven tot op dezen
dag.
Ja. de Kerk heeft veel, onzegbaar veel op haar geweten.
Haar confessies en „formulieren van eenigheid" maken
van den door Christus gemaakten wijn weer waterLa
zarus wordt weer door haar gebonden en tot den dood
£ËU U3 WU1UI IA,1 UW» 11UU» w
terug gewezen: den verdwaalden zoon snijdt zij den
vrijen terugtocht naar den Vader af en het innige gebed
van vergiffenis, omdat „zij niet weten wat zij doen,"
acht zij 't allerminst voor hó4r gebeden.
En om dit alles is zij in minachting gekomen. Haar
roeping, om doo rdienende liefde de meeste te zijn,
heeft zij nooit begrepen. Christus' klacht „O Jeruzalem!
Jeruzalem! Gij, die de profeten doodt en steenigt!" heeft
zij nooit begrepen. Paulus' brief aan de Galaten heeft
zij nooit begrepen, evenmin als I Corinthe XIII, even
min als zoovele andere profetische getuigenissen. Wat
in hóór tuintje niet gekweekt was, moest wel vergiftig
gewas zijn; wat haar snoeimes niet snoeide, groeide in
't wild.
O, onbestijgbare bergen, o, ongekorven wouden, o,
machtige vrije zee, o, ongeteugelde orkaan, die daar
henen vaart op 't bevel van den Eeuwige en Almachtige,
wat is het recht van uw bestaan dubieus!
O, menschenziel. spontaan uitgeschoten leven van het
leven des Eeuwigen, spontaan uitgeschoten vonk van
alle vuur, waarin God brandt, wat zult gij boeten uw
spontaniteit op telkens weer een ander Golgotha!
Arme verdwaasde kerk, die niet wist, dat 't mos
terdzaadje, haar toevertrouwd, groeien moest tot een
en dadelijk daarop dook een panamahoed op.
Jutta week verschrikt terug en bleef onbeweeglijk
naast de deur in het donker staan. Omdat haar toilet
niet geheel voltooid was. want zij had de zijden blouse
steeds over den arm, wilde zij zich niet in het licht
vertoonen.
Daar trof een zacht lachje haar oor. Een slanke
gestalte in licht zomerpak richtte zich op, vlug werd
een been over het muurtje geslagen en in het volgende
oogenblik bleef de bezoeker schrijlings op de balustra
de zitten.
„Dat was ik nu al reeds een paar dagen van plan
:weest. Maar het kwam er nooit toe u, hoog geëerde
me had steeds belet."
Het gelaat kon zij steeds nog maar niet onderschei
den. Maar de stem was haar bekend. Mijnheer Eber-
hard Schneider de kolenbaron, was de wonder
lijke bezoeker.
Jutta was meer verbluft dan verlegen. Zij had den
jongen Sileziër, die al reeds lang vergeefsche moeite
had gedaan om de salonheld te spelen niet als ernstig
genomen.
„Wat wenscht u, mijnheer Schneider?" vroeg zij.
zonder uit haar donker hoekje te voorschijn te ko
men, zoo rustig en zoo onverstdiillig als haar dat mo
gelijk was. Zij had de overtui^lig. dat de jonge man
eigenlijk laf was en dat hij zien tot dit avontuur
kunstmatig had opgewonden en dat hij daarom door
een koelspottenden toon wel spoedig zou zijn weg te
krijgen.
Maar wat nu volgde beroofde haar geheel van haar
bedaardheid.
De kolenbaron, die intusschen ook zijn tweede been
over de balustrade had heengeslagen, stak de beide
handen in de zakken en keek knipoogend naar de plaats
waar zij stond. „Ik weet alles, mijn waarde," izeido
hij. de stem nog meer dempend.
Zij fronste d ewenkbrauwen zonder te begrijpen.
„Jawel, alles. Voor mij kunt ge geen coniedie spe
len."
Er lag iets stuitends-vertrouwelijks in zijn gansche
manier van optreden.
Jutta was tot aan den deurpost teruggeweken. „Ik
heb u reeds eenmaal gevraagd, wat u wilt mijnheer
boom des levens, waarin alle vogelen des hemels nes
telen konden, alle. De Kerk eischte. dat men een
bepaalde soort veeren zou dragen en'de vogel, die dit niet
deed, werd ,van haar takken verjaagd, of vloog uil
zichzelf weg.
Ja, men moe' wel in de dialectiek en in de scholastiek
bedreven zijn, om van de kerk veel goeds te kunnen
zeggen. Luther kon het niet en Zwingli kon het niet.
en Lessing kon het niet. en de „Zwijndrechtsche Nieuw
lichters'' konden t niet. Generaal Booth ontliep haar
en pastoor Sehoemakers zei haar de gehoorzaamheid
op. De Vrije Gemeente te Amsterdam wordt door haar
verketterd, evenals Ds. Bahler. evenals ieder, die naar
Christus' rijke parabel zelfstandig zich op het pad be
geeft maar t huis des Vaders, naar t hart des Vaders,
waar hij liefde en zaligheid vinden kan.
Waar is dan die boom. dien Christus heeft willen
planten? Waar is dan dat Koninkrijk dooi Jezus be
doeld? Weet men het dan nu hog niet, dat God niet zal
worden aangebeden noch te Jeruzalem, noch op den
GerizimWeet men het dan nu nog niet, dat men
dit doen zal in Geest en in Waarheid? Of weet men
niet. dat de Geest vrij is en gaat waarheen hij wil? Is
't Pinksterwonder zóó moeilijk te verstaan?
I Maar in weerwil van dit alles, in weerwil van hef
i feit, dat de kerk haar plicht verzaakte en de oekume-
I nische zaligsprekingen van Christus in kamertjes op-
i sloot, haar hooge taak en roeping is er niet minder om.
De kracht achter haren troon is blijven bestaan in het
hooge gebod van Christus, dat zij uit zou gaan, om
menschen te vangen, om deze le! maken tot vrije kinderen
I Gods.
De kerk deed zeer verkeerdmaar die haar den rug
toekeerden niet minder.
Peccavi
Wat zullen wij winnen ih Wh strijd, dien we o;it-
loopen? Menig groot man gaf ons 'n beter voorbeeld.
Blijf op uw post, zoolang 't mogelijk is, totdat men
«r u afdringt. Maar niet eer. Hel woord van Savonarola,
dat ,,'t nageslacht ons oordeelcn zal," is aan menigeen,
die getrouw bleef, roemrijk bevestigd. Merula's naam
wordt niet vergeten, Wijnke Claesdochter blijft in her
innering, en al heeft men Luther ten slotte moeten
oplichten, om zijn leven te redden, weggeloopen
i s h ij n i e t. Zijn herhaalde aankloppen aan het geweten
en 't gezond verstand des volks, heeft hem eindelijk
gehoor doen verkrijgen. De kerk heeft toen we" "enigszins
getracht haar brood te zuiveren van den dogmatieken
zuurdeesem, maar 't is haar niet gelukt. En al heeft
het brood van Lutheranen en 'Hervormden in den loop
der tijden denzelfden bijsmaak gekregen, Luther zelf
is daar niet minder om. De kerk 'heeft ons wel teleurge
steld, maar Luther niet Van Luther leven wij nog al
tijd leefl onze ziel. Zijn heldenw oordL.'t Is niet veilig noch
raadzaam iets tegen 't geweten te doenHier sta ikIk
kan niet anders!" mag 'n levensparool zijn voor alle
tijden en voor alle menschen Het protesteerend be
wustzijn tegen elke geestelijke overheersching, dat op
Golgotha met den dood werd betaald, dat wurgpalen
en brandstapels niet telde, dat in hamerslagen weerklonk
over het plein van de slotkapel te Wittenberg en te
Worms zich uitsnikte in de aandoenlijke klacht: „Ik
kan niet anders! God helpe mij!' datzelfde bewustzijn
leeft nog en uit zich 'hier in luidruchtig verzet en daar
in 'n stil en bedroefd wegsluipen uit 'n vaderlijk en
lief tehuis, dat door het binnenkomen van telkens on
waarachtiger elementen zoovelen vreemd en vijandig ge
worden is.
't Zij zoo. Velen zijn als dwalende schapen, (die
geen herder hebben. Ze hebben geen geestelijk thuis meer,
en de een werpt daarvan de schuld op dei ander.
„De onderlinge zamenkomsten," waarvan de ap stel aan
ried, ze niet na te laten, raken in verval. Een groot
getal dergenen, die teleurgesteld werden, houden, naar
t woord van de Genestet,
„Kerk in Gods natuur
en rooken dan sigaren."
Er zijn onder die allen ik zeg weer wat de Ge
nestet zei yele „Jan Raps," die de kerk bespotten
en vooral van dominees „ontelbare anecdoten" weten
te vertellen. Dit doet de kerk geen kwaad en de do-
minees kunnen er wel tegen, maar
Er zijn er ook, stiller en eenvoudiger, die in hun j
kleinen kring trachten te heelen wat anderen gescheurd I
hebben, die telkens weer in ieder gesprek en bij elke i
gelegenheid getuigenis geven van het nooit stervend be
wustzijn der ziel. Maar die de hoop, dat de kerk zich
nog eenmaal bekeeren zou, in droefheid hebben opge
geven en haar aan haar lot hebben over gelaten.
En dit is zij mogen hel weten uit het boekje
van Ds. Colenbrander en enkele hunner mogeii 't ver
staan uit deze regelen dit is fout, dit is zonde en
jammer, voornamelijk daarom, dat „zij handelen in
strijd met het karakter en de behoeften van ons volk."
Want ons volk is van huize uit 'n godsdienstig volk,
'n volk met 'n traditie van strijden om des geloof?
wil, 'n polk van pieteit, dat in zijn kerkgebouwen met
hun hooge punttorens gedachten neerlegde van psal
menden lof en aanbidding van het hoogere:
„Die hoghe tore die daer staet,
Wijst ons onse erve daerbove,
Daer dingle Gode love,
Daer wi nae sele poge." (2.).
Ons volk is een god dienstig volk, dat aan zijn kerk
gehecht isen zij, die dit niet kunnen of willen be
grijpen, zullen telkens weer ervaren, wat Ds. Colen
brander in den aanvang van zijn boekje zegt, dat zij
om die reden door het volk „niet worden gesteund en
niet worden vertrouwd."
Ik laat hier eenige regels uit het boekje volgen
„Die bieede schare, welke onder den naam van „het
volk" saamgevat pleegt te worden, woont voor verreweg
het grootste deel op het platteland en voelt zich daar
om van nature tot aanbidding gedrongen. Stedelingen
krijgen slechts een klein stukje van den prachtigen
hemelt e zien, aanschouwen nooit den aangrijpenden
dageraad en houden hun gasvlammen voor belang
rijker dan de sterren. Hun valt het daarom moeilijk
uit hunne omgeving lot God op te klimmen. Maar dor
pelingen verkeeren dagelijks in de nabijheid van den
Oneindige. Vandaar ook hun spreekwoordelijken eisch,
dat „de kerk in het midden moet blijven." Maar vandaar
ook, dat 'l hun moeilijk valt kerkelijk-onversehilligen
als leidslieden te eerbiedigen, en veeleer geneigd zijn
hun den rug toe le keeren, die hun kerk den rug
toe keeren."
Begrepen
't Woord is duidelijk, en jde klacht ernstig genoeg, om
er naar te luisteren.
Op de vraag wat er dan gedaan moet worden, kun
nen heel wat antwoorden gegeven worden. Weest voor
zichtig! Bedrieg uzelven en anderen niet. Laat ons
bovenal geen voorwaarde stellen van kerkelijke belang
stelling die Inoet spontaan zijn. Liefde en belangstelling
maken, gaat niet. Wie 't beproeft, komt bedrogen uit.
Ook 'n candidaat voor dezen of genen hoogen zetel
kan zwak' genoeg bevonden worden, om over de ker
kelijke brug carrière te willen maken. Waakt daar
tegen. Wij willen alleen God-zoekende mannen, eerlijk
en getrouw.
Iets laten vallen van onze eischen kunnen wij niet.
Wat dan?
Op deze vraag geeft de heer Colenbrander een breed
antwoord, waarvan het meest kenmerkende is
„dat de Vrijzinnigen zelf, individueel, persoonlijk moeten ver
anderen. (Ik cursiveer.)
„Vooreerst om hen zelf, want 't is nu eenmaal on
mogelijk van brood alleen te leven."
„En bovendien om 't opkomend geslacht."
„De vrijzinnigen dienen zich op de hoogte te stellen
van den jongsten tijd met de jongste wetenschap. Zij
moeten hun kennis van de geschiedenis opfrisschen,
om in te zien, dat godsdienst «en kerk twee geweldige
tnachten zijn, die. verkeerd toegepast, staat en maat
schappij tot 'n vloek, doch goed toegepast beiden tot 'n
zegen kunnen worden."
„Doen zij dit niet en gaan zij op den dwaalweg
der onverschilligheid voort, dan zal de noodlottige dag
komen en die gloort reeds waarin ontwikkeld
te zijn hetzelfde zal beteekenen als onkerkelijk, en ook
andersomdan zal kerkelijk en onontwikkeld geacht
worden synoniem te zijn." En dat is 'n groote
leugen, 'n groote leugen. „En dan zal tevens
blijken, dat ons volk in plaats van broodeloos te leven,
zich neg liever voedt met oud of desnoods beschim
meld brood."
Augustinus had gelijk, toen hij zeide, dat wij: on
rustig blijven Zoolang wij geen rust hebben gevonden
in God.
Tertulianus had gelijk, loen hij zeide, dat onze ziel
van nature christin is.
De mensch is aangelegd, om te vereeren en te aan
bidden. En wie dit niet gevoelt is 'n vreemdeling op
de paden van het menschelijk hart.
Vandaar de waarschuwende roep door Colenbrander
geuit:
„WEEST GEWAARSCHUWD 1"
Ik heb het kleine boekje met veel belangstelling
gelezen, en naar aanleiding ervan met blijdschap dezen
brief geschreven (3).
H. <L H.
NOTES
(1). Galaten 5: 1.
(2). De hooge toren, die daar staat
Wijst ons onze erve daarboven,
Waar de englen Gode loven,
Waar wij pogen heen te zeilen.
De hooge punttoren heeft de beteekenis van als 'n
opgestoken vinger naar den hemel te wijzen.
3. Het boekje is verkrijgbaar bij J. A. F. van der
Meer van Kuffeler te 's-Gravenhage. Laan van Meer-
dervoort 133. De prijs ervan is vijf cenl. Bij tientallen
aanmerkelijk minder.
Ik raad ieder vrijzinnige aan het te lezen. Misschien
zet 'n enkel lezer wei, evenals ik, hier en daar de
bekentenisPeccavi
H. d. H.
Holland-o lie .M inlsrliappy van Landbouw.
Men meldt uit Amsterdam
Maandagmorgen hield de Hollandsche Maatschappij
idering onder
van Landbouw haar 89ste algemeene veri
loco-voorzitterschap van den heer K. Breebaart Jzn.,
in Krasnapolsky.
De vergadering openend, brengt de loco-voorzitter
allereerst warme woorden van hulde aan de nagedach
tenis van wijlen den voorzitter jhr. Repelaer, Wiens
overlijden een zeer groot verlies is voor de Holland
sche Maatschappij. Vervolgens memoreert hij de
openingsrede der in September 1907 te 's-Gravenhage
gehouden internationale landbouwtentoonstelling.
Aan de orde kwam daarna de belangrijke kwestie
over het mond en klauwzeer. Door het hoofdbestuur
werd de volgende motie voorgesteld, om ter kennis
van de Regeering te brengen.
„De algemeene vergadering enz.
overwegende dat de ervaring in het afgeloopen jaar
heeft geleerd, dat de wettelijke maatregelen tot het te
gen gaan van de verspreiding van het mond- en klauw
zeer niet in alle opzichten doeltreffend zijn gebleken
spreekt haar vertrouwen uit
dat de Regeering zich die gedane ervaring zal i
ten nutte maken om zoo spoedig mogelijk lot een her
ziening dezer wettelijke voorschriften over te gaan."
In zijn zeer uitgebreide toelichting zegt het hoofdbe- j
stuur dat de opinie der veehouders aldus is saam te
vatten: erkentelijkheid voor de belangstelling en den
goeden wil door de regeering betoond, maar onvol
daan omdat het nut van deze maatregelen in geen ver
houding stond tol den last en het ongerief die zij aan
dc veehouders hebben veroorzaakt. Er is genoeg reden
tot klagen, hetgeen het Hoofdbestuur meent te "moeten
Schneider?" vroeg zij scherp.
„Wanneer ik nu zeg: belooning voor mijn twij
gen?"
Hij lachte kort en leelijk en zijn stem sloeg daarbij
over.
„Ik ben niet van plan raadseltjes op te lossep. Bo
vendien is het hier geen ingang."
Zij wendde zich vlug van hem af en tastte in de
kamer naar een stoel, waarop zij wist, dat een mantel
Z1J H
Nog steeds lachte hij op zijn beleedigende manier.
„Laat dat toch, mevrouwtje dat is zeer mooi
zoo
Hij had in de duisternis ook haar anderen arm ge
grepen en schoof zich met haar verder de kamer in.
Zij geloofde dat hij dronken was. Angst en afschuw
streden in haar binnenste.
„Ik vraag u wat ge wilt."
Hij stoorde zich niet aan den toon, waarop dit werd
gezegd. Met triomfeerenden overmoed, zonder dal hij
het lachen liet, zeide hij„Ah ziet ge nu zijt
ge in mijn hand! Wat, zal ik nu eens rondvertellen?
Van die kleine ontmoetinkjesEn zoo intiem in
dit costuum maar zoo slecht ben ik niet. Ik babbel
niet. Maar ge moet lief en verstandig zijn. Ja, wilt
ge lief zijn
Neen, die man was !niet dronken, die was waanzinnig.
Want wat zijn woorden aanduidden, beteekenden, was
zoo ongelooflijk, zoo infaam, zooals nog nooit in haar
leven tot haar gesproken was.
Een paar seconden stond zij hulpeloos daar. Zij
zag m het schemerlicht het doodsbleeke gelaat voor haar.
Het liefst had zij daarop geslagen. Maar een soort
lichamelijke lamheid hield haar daarvan terug. Met een
nxk was zij op eenmaal los en ijlde rondom de ta
fel naar de deur, die op de gang uitkwam en waar
zich behalve de knop voor het electrische licht,
de bel voor het hotelpersoneel bevond. Op weg naar
de deur trok zij in alle haast haar blouse aan.
Hij volgde haar, maar stootte zich in de duisternis
hevig tegen de tafel. Een karaf rinkelde, een glas
viel om, rolde op den grond en was in (scherven.
In hetzelfde oogenblik had Jutta hel licht opge
draaid.
„Verlaat oogenblikkelijk mijn kamer,' riep zij.
„God, stel u zoo niet aan. dat is toch alleen maar
sc) veris!"
„De kamer uit. En langs denzelfden weg. Dadelijk.
Dadelijk. Of ik roep de bedienden."
Hij had geen houding genoeg, om nu nog over
moed te huichelen. Dat hij zich zoo geblameerd had
hinderde hem en zoodoende trachtte hij de meerdere
te spelen.
„Dwaze, kleine vrouw zijt gij. Een heel dwaze kleine
vrouw. Waarachtig."
Maar als ge nu alarm maken wilt, wat mij betreft,
kunt ge uw gang gaan. Mij kan het niemendal sche
ien. Dan hebben de luidjes in het hotel nog een aar
digheidje meer."
Nu belde zij lang en aanhoudend.
De kolenbaron wachtte de komst van den Arabier,
die als kamerdienaar dienst deed, niet af maar ver
dween vlug door de verandadeur.
Haastig liep Jutta achter hem aan, wierp de deur
in 't slot, draaide den sleutel om en liet het gordijn
zakken.
Met knikkende knieën stond zij daar, geheel hulpe
loos en verward, toen er op de deur geklopt werd.
De Arabier was er.
Zij kon nauwelijks spreken. Zonder te weten wat,
gaf zij de een of andere opdracht, maar zeide op
hetzelfde oogenblik, dat het niet noodig was en bracht
den stil aan de deur wachtenden zwarte door een hand-
beweginga an het verstand, dat zijn hulp verder over
bodig was.
Toen zij weder alleen was, probeerde zij bij zich
zelf te overleggen, wat er dan toch wel eigenlijk ge
beurd was, hoe de scène zich had afgespeeld.
Maar zij kon zich alleen maar enkele woorden
herinneren. Slechts dat eene was haar duidelijk: hel
recht om op te treden als hij had gedaan, had fret
jonge mensch geput uit de praatjes die er over haar
liepen in verband met Frits van Succo.
Zij stampte toornig met den voet.
Bij een blik op tafel naar haar uurwerk, zag zij
de karaf. Het viel haar in, dat zij zich ijlings moest
toeschrijven aan de zeer ulteenloopende en vooraf
tegenstrijdige maatregelen, in verschillende d elen van
ons land genomen.
Bij de discussie stelt de afgevaardigde van Modem,
blik voor de woorden; „In alle opzichten' uil dc moli?
te schrappen. De afgevaardigde van Weslland wil strem
ger maatregelen zien toegepast op den landbouwer zelf
dte ddwijls nog probetrt te knoeien.
De afd Alkmaar wenscht goede transportwagens om
de besmetting tegen te gaan Hoorn acht het afmaken
van vee. dat alreeds aan de betere hand was. onge-
wenscht. Liever wil zij den boer met hooge boeten
dan met het afmaken van het vee gestraft zien. Over-
flakkee is van meening dat het kwaad juist school
in het direct verspreiden van ingevoerd vee, in plaats
van dat in quarantaine te houden. Men wenscht de
aandacht van de politie op dit feit te vestigen
afgevaardigde van Rijnsaterwoude zou gaarne zien, dat
de landbouwers zelf werden gekend bij de samenstelling
van de nieuwe wet. De afgevaardigde van Amsterdam
stelt voor de discussie te staken en liever het nieuwe
wetsontwerp af te wachten.
Bij de voortzetting der beraadslagingen over de
motie van het hoofdbestuur betreffende het tnond- en
klauwzeer, constateerde ten slotte de heer K Czn. de
Boer. namens het hoofdbestuur sprekend, dat niemand
ter vergadering zich tegen maatregelen van regeerings-
wege verklaard heeft De motie moge voor de regeering
een aanmoediging zijn, bij de samenstelling van een
nieuwe wet
De motie van het hoofdbestuur wordt daarna zon
der stemming aangenomen, zonder toevoeging van hel
amendement.
Vervolgens komt aan de orde de verkiezing van een
secretaris-penningmeester.
De heer S. C. Korteweg, die als zoodanig aftreedt
en zich niet herkiesbaar heeft gesteld wordt met war
me woorden van hulde door den heer De Bie. namens
het hoofdbestuur toegesproken, die hem een herinnerings
album aanbiedt. (Daverend applaus.)
De heer Korteweg dankt geroerd voor de hulrti-
^a de pauze worden allereerst de tijdens den rust
tijd gehouden stemmingen bekend gemaakt.
Tot voorzitter der Maatschappij wordt met 534 stem
men gekozen mr. C. P. Zaaijer te Rotterdam, en tot
secretaris-penningmeester met 84 stemmen, de heer A.
Korteweg. (oud-burgemeester van Barendrecht) te 's-Gra
venhage.
Vervolgens werden door de heer K. Czn. de Boer
eenige mededeelingen gedaan namens het hoofdbestuur
omtrent hetgeen het hoofdbestuur deed naar aanlei
ding van het te Beverwijk genomen "besluit inzake de
Landbouwongevallenwet. Er is eene commissie ge
vormd, die met afgevaardigden van andere Lanctbouw-
maatschappijen een Permanent Comité tot bestudeering
van dit vraagstuk uitmaakt. Overigens is het wachten
op de houding door de nieuwe regeering in dit opzicht
aan te nemen.
Daarna wordt de discussie geopend naar aanleiding
van het rapport van de 'Commissie in zake oprichting
van een eigen blad. De Commissie is van meening, dat
dit weekblad niet kan gemist worden. De afgevaar
digde van Alblasserdam zegt dat het weekblad te ge
leerd is voor de boeren. Het moet eenvoudiger en
begrijpelijker zijn.
De afgevaardigde van Haarlem heeft ook beden
kingen tegen den inhoud. Zij gaat te hoog voor de
boeren en is bovendien niet onpartijdig.
De heer K. de Boer (namens het hoofdbestuur)
spreekt tevens als mede-onderteekenaar van het rap
port. De commissie is overtuigd dat het uitgeven van
een eigen orgaan een financiëele mislukking zou zijn.
De begrooting van de Hoeksche Waard voor een eigen
orgaan, raakt kant noch wal. De heer Korteweg betoogt
dat het uitgeven van een eigen orgaan niet alleen fi
nancieel, maar ook moreel een ramp zou zijn.
Het voorstel van Hoeksche Waard om nog eens
aan de commissie op te dragen pogingen te doen tol
oprichting van een eigen orgaan, vindt geen ondersteu
ning. De groote meerderheid verklaart zich voor het
voorstel van het hoofdbestuur om het Landbouw-\Yeek-
blad te bestendigen.
De heer Visser van de afd. Rijswijk, licht het voor
stel dier afdeeling om op veetentoonstellingen de ras
sen afzonderlijk te houden, nader toe. De voorzitter zegt
de aandacht hierop te zullen vestigen.
De afgevaardigde van het Weslland vestigt er de
aandacht op, dat de vervuiling van vele stallen oorzaak
is van vele ziekten.
De heer Bos, zuivelconsulent, stemt met den vorigen
spreker in. Inderdaad is het reinhouden der omgeving
van zeer grooten invloed, op het zuivel. Het hoofdbe
stuur verklaart zich bereid, de zaak onder de oogen "le
zien.
De voorzitter, de vergadering sluitende, huldigt nog
maals den afgedreden secretaris-penningmeester, den heer
S. C. Korteweg. voor diens ijver gedurende de 11
jaar van zijn mandaat.
Daarna bracht de heer Löhnis, hoofdinspecteur van
den Landbouw de vergadering dank voor zijn benoe
ming tot eere-lid der Maatschappij. In het bijzonder
wees spreker op de nieuwe wijze van werken, het
samengaan der 1 andbouwvereenigingen met de regee
ring, doch tegenover de daadwerkelijke belangstelling
der regeering diene te staan het krachtig opleven van
het particulier initiatief.
Nadat den loco-voorzitter dank was gebracht voor
der leiding der vergadering, werd deze gesloten.
Anna Pnulowna.
Bij Kon. besluit is benoemd tot dijkgraaf van den
Vnna Paulownapolder de heer C. Waiboer Rz.
Kaasfabriek, Burgerbriig
De kaasfabriek met boet en erf aan dc BiirgerbruÉ
■s in publieke veiling, gehouden ten overstaan van
nolarts Vrijburg op Woensdag j.1. in eigendom over
gegaan op den heer H. Bregman aldaar voor f 1641
Nog meer christelijkheid.
In Friesland is een bond opgericht van christelijke
werklieden aan zuivelfabrieken.
klaar maken om den trein nog te halen.
Zeven uur.
Wanneer Gustaaf direct over Caïro was gekomen,
had hij nu reeds hier moeten zijn.
Dat zij hem nu niet kon spreken. Dat hij er niet
was om haar te beschermen.
Toen zij dadelijk daarop de vestibule doorging, waatj
in de hotelgasten in frack en gezelschapstoilei
op het teeken stonden te wachten om te gaan dineeren,
moest zij haar best doen om niet in weenen uit te
barsten.
Zij kwam zichzelf als beschimpt voor. Het was haar
nu, alsof zij onder de blikken der gasten spitsroe
den liep.
Zooveel menschenkcnnis had de ritmeester van Stan-
genberg nog wel, om in den loop van de eerste dagen
te begrijpen, dat er in het huwelijk van mijnheer van
Succo een wanklank heerschte.
Succo was volstrekt niet gedrukt. Integendeel hij was
opgewekt en voor alle indrukken blijkbaar zeer vat
baar. Stangenberg werd meermalen herinnerd aan hun
vroolijk leven in Oost-Pruisen toen Succo een lopgf
wekt ejongeman was geweest. Maar er klonk nu uit
alles een misnoegde toon, die den ritmeester niet (>nl*
Stangenberg en Succo hadden zich samen bij Cook
voor deze reis doen inschrijven, dus werd het steeds
zoo ingericht, dat zij niet van elkaar behoefden
scheiden. En hoe vroolijk en onderhoudend Succo zich
op deze reis ook voordeed, de ritmeester liemerkte h«
goed. dat hij zich tot deze opgeruimdheid moest dwin
gen. En eens was dat zeer opvallend. Stangen bert
had bij hun eerste ontmoeting direct beleefd gevraagd
naar het welwaren van mevrouw en Succo had daar
op zeer plichtmatig zijn dank gebracht. Maar scden
dat oogenblik was er niet mee rover Jutta gesproken-
Gedurende den eersten dag zelfs met geen enkel woord-
En Stangenberg was het spoedig genoeg duidelijk,
zijn reisgenoot vermeed dit thema met opzet en nu
sneed ook elke mogelijkheid af om er over te kuiiW
beginnen.
(Wordt vervolgd.)