Uit het Boevenleven. Ds verboden vrucht. berichtf Donderdag 12 Maart 1908. 52e Jaargang. No. 4542. TWEEDE BLAD. Binnenlandse!) Nieuws. dat zij tot hare Vertegenwoordigers heeft aangesteld de Heeren Jb. Kistemaker, Kolhorn. Jn. Kreijger Jmzn., Oudesluis. A. Peereboom, J. Smit, Joh. Strooper P. Strijker, J. de Veer Jr., Adr. v. d. Vlies, Abbekerk. Anna Paulowna. 't Zand. Winkel. Schagen. Petten V l> Monsters akkergrond (pl.m. 5 K G.) voor kosteloos scheikundig onderzoek geiieve men franco in behoorlijk emballage direci aan ons Laboratorium aan de fabriek, (Minervahaven) te zenden en niet aan ons kantoor Keizersgracht 473. FEUILLETON. hel tafeltje hernemend, „is nou je gemeenste, je smerig- heftigheid van daar net.... Vindend, dat zoo'n kerel i i ..-I i l:.f l/v,.U nlnt timoni ie Am ricli rliLr Ai-nr 'm lachje snap toch wel, waar je heen XII. Z'n „verleden." „Nou vroeg Luk me een avond of wat later. ..zeg me nou eens ronduit, rovalement, hoe is de ..dok ter' je bevallen"?Vin-je 'm een leuken bliksem ofnee, ik wou juist weieens weten wat iemand van de buitenwacht, zoo een, die met de zaken niks-niemendal heeft uit te staan En hij zat me scherp aan te kijken, om de oogen vanik snap wilt En inderdaad, ik zocht naar geschikte woorden. Ik wist, op dat oogenblik niet hoe 'm te vertellen ..Een ander maaksel dan ik, of de lange of schele Louis, heDat wil-je zeggen Een gannef, maar as-ie niel alte bezopen is. dan merk je toen, as-dat-ie Ik zat na te denken, of de omschrijving, die Luk van den „dokter"' gegeven had. in eenig opzicht overeen kwam met den indruk, dien de kerel van de geruite manteljas bij me had achtergelaten, ook na dat verhaal van de Utreehtsche reis, waarvan wij iets nog lang niet alles gehoord jh ebben. ,.En toch zou-je je leelijk kunnen vergissen, vader," zèi rooie Luk, de pijp van tusschen z'n tanden nemend en 'm uitkloppend, tastend naar het bundeltje tabak om een versche te stoppen. Hij keek me aan met 't gezicht van iemand, |die denktNou verbeeldt jij je vast en stellig, dat je zoo'n geleerde bol bentEn je kijkt, al doe-je nog zoo vriendelijk, toch op ons, jongens van de vlakte neer Maar op 't stuk Van menschenkennis ben ik je de baas, vrindDaar heb je geen kaas van gegeten, met al je theorieën zonder kennis van "menschen en dingen. Waar is, dat ik met Luk kon opschieten zoolang we niet een onderwerp aanroerden dat sommige sna ren in z'n gemoed in beweging brachtHij Jwas zoo uiterlijk een gemoedelijke kerel, en wie 't jiiet geweten had, zou in dat welgedane burgerheertje met z'n net confectiepak, z'n gezonde wangen, lustig-schitte- rende oogen van krachtige vitaliteit en den weiverzorgden, rossigen knevel, niet licht gezocht hebben 't boefje, met aardig strafregister, wat-ie toch wel wis en zeker ste. slampamperJe reinste, vuilste gauwdief, dien jij of ik ons kunnen voorstellen He, dat hadt je niet gedacht, wat? In het koolzwart van Luk's oogen was weer heel wat te lezenBovenal scherpe, felle haat tegen den „dokter'..... Echte minachting... Jaloezie ook al... toorn bij de gedachte, dat die vent, per slot van rekening 1 toch nog „fijner" manieren had dan hij. de kornuiten, de anderen.... En dat ik, van „de buitenwacht," 'tdirect gemerkt had Laat mij dit nog even aanteekenen. Luk en ,de zijnen gaan voor 't meerendeel mank aan zeker eigenaar dig verlangen om, ieder op zijn beurt „meneerig" te doen Ze gaan gebukt onder den last van eene soort kakelbonte, haast-kinderlijke, grove ijdelheid. die zich in tientallen vormen openbaartNaar gelang van de soort, waartoe zij behoorden of behooren in de maatschappij, die hen uitgeworpen heeftIJdelheid. die getoond wordt door dikke, blinkende horlogeket tingen prachtige, zwaargehakte pantoffels, opzich tige vesten over vetbuiken vanzie je wel, hoe goed 't me gaat!Maar ik ben ook een linke jongen IJdelheid, loerend uit hevig-aangepunte knevels en zwierig-poenige coiffure van glimmende haren IJdel heid in 't toonen hoeveel „drank" een mensch naar binnen kan gieten zonder „kachel" te wordenOf 't er naar maakt, dat de meiden je achterna toch eigenlijk niet waard is om zich „dik" over 'm te makenBang. dal-ie zich, in mijn oogen, jnog bespottelijk zou maken, hij, de l»oef, van wien ik toch zooveel wist „Neen," zei Luk, „ik zal je dal nog wel eens later in de puntjes vertellen, als-je er lust in hebt om 't te hooren, maar ik zeg je nog eens: Er komen hier arme bliksems genoeg, dj edoor den nood, doordat ze an ders van honger moeten „verrekken"'t Een of anderEn danzoetjesaan gewoon raken om Zie-je, dat's heel wat andersMaar die beroerde fielt, die lammeling met z'n kwasi-deftige snuit. Kwa- si Ik voelde, dat Luk, die dit alles met voor hem on gewone rustigheid zei, door andere gedachten werd be stormd Door den dikken, veltig-gelen tabakswalm heen kwam de boef met z'n grof, rood gezicht ,van ruwe .lijnenmet z'n zinnelijk-flikkerende zwarte oogen, met tfen walgelijken foezelstank uit z'n adem, tot dicht vlak bij me „As k zelf niet wist," fluisterde hij me in, nu door niemand willende gehoord worden, „wat 't beteekent om een goed wijf gehad te hebbenGehèdEn dat je daar goed voor geweest benEn dat je dan naar den bliksem gaatOmdat ze ze Er stond één van de vrinden naast hem. Luk schrok er van Wist zich te beheerschenMet groote kracht Maar in die paar seconden had ik in de oogen hoe je loopen, dag en nachtOok welhoe 'n onverschil lige snuit je kunt opzetten als de officier me daar effetjes een jaar of vijf tegen je staat te eischen in een van den verdierlijkten boef iets gezien, dat wakker riep AOA/lAonm/tOTi xmrt Kal loArcfo mzvlzvlnAflAn in miin Of- aandoeningen van het teerste mcxledoogen in mijn ge moed. Versch brood. Omtrent het voorschrift, dat men zich van versch u.j „_r brood te onthouden heeft, lezen wij in het Mbl tegen hoor je wel, als 'k mij niet schamen 'zou om vergeleken j de Vervalschingen te worden met dien fielt!.... He oorsprong van dit verbod is zeer duidelijk; ve- En hij keek me aan met oogen. die zeiden: Durf len zoo jong als oud, hebben zich meermalen aan 't eens een seconde in twijfel te trekkenI versch brood een indigestie gegeten. Maar het is meer Ik geloofde hem volgens m'n innigste overtuiging, dan zeker, dat er dan ook naar gegeten is, en er hoe- i was er zeker van. dat rooie Luk op dat oogenblik veelheden zijn verorberd, die men van oudbakken brood „zaakie", dat „bedorven" lijkt Ik zou d elijst nog kunnen aanvullen met velerlei Luk was dan bepaald een tikje jaloersch op de fijne manieren van den „dokter". Hij bonsde plotseling met een van zijn vuisten op de tafel, dat ze allemaal naar ons keken, denkend, dat er „mot" op komst was „Ik zal hier den dood aan drinken," zei Luk, en hij hield z'n borrel vlak vóór zich, „op staanden voet, was •o Zooals ik zei enkele dingen maakten Luk geestdrif tig, zonder dat je kondt peilen, als oningewijde. ?wat daar nu achter schooiOude herinneringen, die plot seling boven kwamen drijvenprikkeling van licht- ontvankelijke geraaktheid, met flauw restantje van nog niet ganschelijk gesmoord gevoel van eigenwaarde „Een mengelmoes," een „ratjetoe," een mixtum-com- positum van dit en nog meer.Tot ijdelheid vergroeid eergevoelTot wreede, wilde woestheid verworden onstuimigheid, die zich wellicht eenmaal in liefde voor waarheid en rechtvaardigheid had kunnen openbaren Van al deze aandoeningen en eigenschappen had ik al meenen te ontwaren in het vurig, bewegelijk zwart van die soms dreigende, soms angstwekkend-wreede dan weer doodsch-onverschillig kijkende, dan weer van grof-zinnelijke genietingszucht flikkerende oogen van den boef. i „Jij kent den „dokter" niet," vertelde Luk me, een voudig cmdat je 'm volgens een verkeerden maatstaf beoordeelt." Hij had nu de beenen over elkaar gelegd, in rustig- doceerend gepraat. Hij had de wenkbrauwen gefronst, i en onwillekeurig nam hij zonder 't zelf te weten i zonder zweem van aanstellerij de „pose" aan van één, die deftig wil zijn Maar in Luk's kring vindt men verrassend-plotselinge contrasten en overgangen. De deftig-praterij duurde maar een paar minuten Toen was 't of 't Luk zelf de keel uithing. Hij riep, met heesch-ongeduldig geluid „aanneme! Vooruit dan!" mij, met een wenk van de oogen vragend „wat 't zijn zou Toen ik hem wilde betoogen, dat 't werkelijk „mijn beurt" was in zulke dingen van „ceremonieel in de kroeg" en om den schijn te vermijden van „zich te laten kennen" aan een „rondje," was Luk heel precies en daarmee had men tegenover hem bepaald voorzichtig te zijnWat niet wegnam, dat hij met de meeste bereidwilligheid de zilverstukjes opstreek, die 'k hem nu en dan in de hand stopte voor het „tijdverlies" 't Was kostelijk om te observeeren hoe hij zoo'n „kop stuk" of „pop" opborg. Tusschen het praten door, de oogen eventjes sluitend. als iemand, die denkt: Les affaires sont les affairesWat me toekomtEn Luk was, ondanks z'n overgroote fijngevoeligheid ju enkele dingen, wat dit aangaat, stellig in z'n goddelijk recht „Diezelfde kerel, met z'n fijne manieren," vertelde Luk mij dan, nu weer z'n lossig-vadsige houding aan Ik uitsprak, wal hem in de ziel leefde En dat scheen hij want Luk kon scherp zien, dat had ik meermalen bespeurd tot z'n voldoening te merken aan de wijze, waarop 'k van ja knikte. Hij werd ineens bedaarder. Z'n gezicht ontspande, 't Was me, of eene zonderlinge aandoening over den boef kwam Nu sprak hij zachterWel eens schuchter rond kijkend. want hij wou niet dat iedereen 't hoorde. „Kijk eens hier," zei Luk, zijn eigen verteedesring willende wegpraten door knarserig-norsch spreken, maar altijd op gedempten toon. „as-je eene goeie, brave vrouw- hebt, die nacht en dag voor je werkt, en je hebt een vader, die alles doet om je door 'de wereld te hel pen Als je dan maar je pooten hoeft uit te ste ken om je brood te kunnen verdienenEn met nog een stukkie kaas, en een stukkie worst en voor mijn part een stukkie ham óók nog er opLuk werd gaandeweg driftiger „dan noem ik jou leen fielt, een ploert, een schooier, als je dan je centen en die van je vrouw en van je vader verdondert, verzuipt, weet ik wat al, en je klauwen dan nog uitsteekt naar andermans goedAlleen maar om Even pufte Luk zware wolken uit z'n pijptoen, uiterlijk heel-rustig als eigenlijk spijt hebbend over z'n niet begeeren zou. Het versche brood is zoo smakelijk en gemakkelijk te gebruiken, dat men het niet bij de gewone hoe veelheid laat. In plaats van twee boterhammen eet het kind er drie of vier nog buiten rekening gehouden, dat versch brood minder gemakkelijk snijdt en licht dikkere sne den geeft. Is het dus de hoeveelheid voedsel of de verschheid van het brood, die tot het ongemak leidt'? Het publiek aarzelt niet en geeft de schuld aan de verschheid van het brood. Een leerling van prof. Lehmann te München heeft zich de moeite gegeven, dat vraagstuk eens grondig te onderzoeken. Hij heeft eerst vergelijkenderwijze zeer versch en oudbakken brood uit het oogpunt van speek - selvermenging onderzocht, ten opzichte van vochtdee- len en van het zoutzuur en de pepsine, die in de maag aanwezig zijn. De vergelijkende tabellen van deze operaties zijn zoo aan elkaar gelijk, dat er geen verschil te constateeren valt. Het eenige verschil is, dat een versch brood minder gekauwd behoeft te worden om het gevoel te krij gen, dat het voldoende vermaald is. Op dat oogenblik heeft het slechts de helft speeksel genomen, die het oudbakken brood bij volledige kauwing zou hebben geëischt, welk laatste brood ook den dubbelen tijd zal vorderen. Maar dit verschil in speekselvermenging schijnt geen invloed te hebben op de inwerking van hel maag sap op het brood. Tusschen goed gekauwd versch en oud brood is in dit opzicht geen verschil op te merken, volgens den proefnemer. Deze liet vervolgens 200 gr. brood zoo uit den oven nemen doojr 4 personen (een daarvan had een gevoelige maag)deze groote hoeveelheid brood werd goed ge kauwd en zonder uitzondering goed verdragen. Het schijnt dus dat het verbod van versch brood overdreven is, en het zou derhalve de voorkeur ver dienen om te profiteeren van de oogenblikken dat het brood zoo lekker is, echter onder voorbehoud, van niet meer te eten dan de gewone hoeveelheid, 50 to' 150 gr. In de hygiëne zijn veel tradities, die moeilijk te be strijden zijn en op losse gronden berusten. Het is de taak der moderne hygiëne mei de oude sleur zooveel mogelijk te breken op grond van nieuwe en juist geble ken gegevens. Treurig. Te Winschoten is gevankelijk binnengebracht de 23- jarige wees Helena Johanna Pragt van Weerdingermond (Gron.) verdacht van het vergiftigen van twee water putten aldaar. Beklaagde heeft bekend. Een nieuwe neus. Uit Venray wordt aan de Geld. geschreven: Verleden jaar schreef ik u. hoe d ekleine Jean Kemps door prof. Narrath in het bezit was gekomen van een nieuwen neus, toen zijn eigen voorgevel door een paard was afgebeten. De geheele operatie is een kunststuk f;weest van chirurgische vaardigheid. Maarde leine Jean is van een echt stevig ras, van een soort, wier huid door weelderigen haartooi de gehardheid verraadt. De nieuwe neus is ongelukkig genoeg moeten gesne den worden uit een der armspieren van den kleinen, patiënten nu vertoont het aangezette stuk een prach tige begroeiing van donkerbruine harenen het is te voorzien, dat binnen een paar jaar, menige dandy zou wenschen onder den neus te hebben, wat Jean erop heeft. Eervol uit den strQd. In den te Groningen gehouden tooneelwedstrijd, be haalde de rederijkerskamer „West Frisia", te Hoorn, 5 prijzen, en wel: den len prijs voor hel blijspel „De twee Invaliden," bestaande in een verg. zilv. medaille, geschonken door de regelingscommissie en f75. den 3en prijs voor het drama „Galeotto," bronzen med. geschonken door den heer R. P. Dojes, lid der Eerste Kamer, en f50,. den prijs voor de beste uitspraak, zilveren medaille, geschonken door jhr. mr. E. J. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, burgemeester van Groningen. De heer Jacques Wilson behaalde bovendien twee personeele prijzen voor besten tooneelspeler, n.1. één voor het drama en één voor het blijspel. Poging tot brandstichting. Onder de jongelieden in het dorpje Bruchem, 4>ij Zaltbommel, bestaat reeds geruimen tijd ontevreden heid, zich uitende in baldadigheid. De een zegt, dat de oorzaak gelegen is in het optreden van den predikant, die het vorige jaar weigerde jongelieden aan te nemen, daar zij de kermis en het Oranjefeest te Zaltbommel hadden bezochtanderen wijten het aan het wijzigen der politieverordening, waardoor des Zondags de eenige herberg in dit dorpje te vijf uur namiddags moet geslo ten zijn. Hoe 't zij,, ontevredenheid bestaat en balda digheid is het gevolg. Zoo werden reeds bij de heeren Van Bergeik en Van Genderen ruiten ingegooid, ter wijl nu ook getracht is, de pastorie in brand te steken. In een houten zomerhuisje, vaststaande aan de pasto rie, waren, eenige bossen stroo geplaatst, waarbij een bran dend kaarsjeverder waren ook tegen de ramen bossen stroo gezet. Mevrouw hoorde het knappen van bran dend hout en waarschuwde den dominee, die op on derzoek uittrok en het vuur bijtijds bemerkte. Inwen dig was het zomerhuisje reeds geblakerd en hier en daar verkoold. Ds. Zijlstra doofde het vuur en gaf den volgenden morgen het zaakje in handen der politie. Er werd ook een brief gevonden met het dreigement, dat bij mislukking, de poging herhaald zou worden. Het mocht tot heden niet gelukken de daders op te spo ren. Poging fot oplichting. De H. Ct. vernam van een behendige poging lot oplichting; die in practijk wordt gebracht Iemand ontving van een effectenkantoor?) leenigen tijd geleden een brief, waarin hem werd medegedeeld, dat het kantoor op zijn naam een speculatiezaak had gedaan in laten we zeggen Steels en hem nu de afrekening zond met het saldo van f 400, in goed Neder- landsch Bankpapier, met verzoek om de bijgevoegde kwitantie onderteekend terug te zenden. De bevoorrechte, in zijn schik, behield de f400. Maar na eenigen tijd volgde een tweede brief, hem berichtende, dat het kantoor in zijn stilzwijgend toe stemmen en toezenden van de geteekende kwitantie het bewijs had gevonden, dat de klant aan die wijze van zaken doen zijn goedkeuring had verleend, en daarom een tweede affaire had gedaan, ditmaal laten we zeggen in Intern. Rumeensche petroleum, maar daar nu f 780 op had verloren, blijkens de weer bijgevoegde nota, en nu verzocht, dat verliessaldo bij te passen. Weigering van den klant bedreiging met rechts vervolging door het kantoorsommatie per deurwaar der. Roman van PAUL OSKAR llöCKEK. o 22. Sueco verwenschte deze onaangename gedachten. Wat duivel, van wie was hier sprake'? Van de eene of andere winkeljuffer'? Het was toch mevrouw Jutta van Succo, wier eer werd aangetast. Maar waren dan positie, naam en rang geen borgstelling'? De nietswaardige kletspraat van Stangenberg schoot hem door het hoofd al de groote schandaal-processen der laatste jaren dat waren ook grootheden, die inen voor onaantastbaar had gehouden. Prinsessen met gekroonde hoofden waren gevallen. En zoo ongelooflijk schenen eerst deze afdwalingen te zijn. Deze vrouwen legden haar gansche leven haar eer, haar familiegeluk, het welzijn harer kinderen, den naam harer ouders en broeders, haar positie, alles, alles in de weegschaal. Dikwijls voor één uu rvan genot, één minuut van vergeten Hoe schandelijk hoe onbegrijpelijk! Of ook slechts hoe ziekelijk, gemeen! De verboden vrucht! Daar was hij weer midden in de theorieën van Stangenberg, die niemand bepaald aanklaagden, maür steeds met wereldwijze laksheid verontschuldigden. Het raadsel vrouw. Hij was niet in staat om toilet te maken en hoven in de eetzaal aan het diner deel te nemen, alsof er niets bijzonders was gel>eurd. Van de canapé' greep hij weer zijn hoed en stormde naar buiten. In de hal ontmoette hij den oberkellner. Hij sloeg in het gesprek met dezen, scherp acht op zichzelf. Terwijl de man hem berichtte wat zijn vrouw zooal deed, vermande hij zich om een heel gewoon gezicht te zetten Maar toch leek het hem of de ober hem zeer nieuwsgierig en inet zeker leedvermaak aankeek. Zooveel was te begrijpen: Jutta had bericht gekregen, dat haar vader dien avond in Shepheard's-hotel iwas afgestapt, en zij had de bedoeling om aan den steiger der boot te Cairo het binnenkomen der Cooksche rei zigers, onder wie zij bepaald haar man meende te zullen zien, af te wachten. Maar daaraan knoopte Succo direct weer een lee- lijke verdenking vast. Het kwam haar misschien zeer gelogen, dat het eerste weerzien niet onder vier oogen plaats had. Want natuurlijk zou zij dadelijk haar vader meebrengen, aan wien zij een goede hulp had. Of zij soms reeds bang was'? Of zij reeds tot zichzelf had gezegd, dat de babbelaars in het hotel, alles wel aan haar man zouden overbrengen'? Zij hadden het plan gehad, den volgenden morgen Menahouse te verlaten en met de menschen, die zij hier hadden leeren kennen, zouden zij dan bepaald nooit meer in aanraking komen. Nooit in hun leven meer' Hoe gemakkelijk was het toch voor een avontuur lijke \touw, op zulk een reis in een vreemd land den echtgenoot te bedriegen 1 Hij had bijna wel kunnen weenen over deze vree- selijke onzekerheid, deze gruwelijke zenuwmartelende verdenking. Een der kellners kwam, en vroeg hem of hij nog wenschte te dineeren. Voor de laatkomers werd steeds in (het restaurant opgedragen. „Goed. Ja. Ik kom!" Maar de lepel beefde in zijn hand en toen hij wijn inschonk, goot hij over het glas. Hij at bijna niemendal, en dronk haastig een paar glazen leeg. Met een rood hoofd en een sigaret tusschen de tril lende lippen, ging hij naar de hal en begroette de be kenden. die zich intusschen van uit de groote eetzaal naar hier hadden begeven en elkaar aan de kleine Arabische tafeltjes terugvonden De heeren in frack of smoking, de dames allen in schitterend avondtoilet. Hij ging van groep tot groep. Men vroeg hem naar Fajum en gaf hem een beschrijving van eigen tochten, en hier en daar moest hij in een zachte fauteuil plaats nemen. De muziek speelde, men dronk mokka, overal werd gebabbeld en geflirt. Als in een spiraal geraakte hij over allerlei groepjes tot mevrouw von Druhsen, die met haar aanhang in het midden troonde. Hij had haar eerst alleen uit de vert ebegroet. Nu kuste hij haar de hand en maakte van het verlof gebruik, om zich naast haar neer te zetten. Een hem onbegrijpelijke lafheid had er hem toe ge bracht, dit oogenblik zoo ver mogelijk te verschuiven. Nu, nu hij het gesprek moest voeren, had hij weer alle meesterschap over zichzelf. Hij leunde gemakkelijk in zijn stoel achterover. Ook mevrouw von Druhsen lag meer dan zij zat, de Ame- rikaansche dames gaven daaraan de voorkeur. Succo zag hoe allen rondom gespannen luisterden om wat van zijn gesprek met mevrouw von Druhsen op te vangen. Men deed evenwel alsof men druk met elkander bezig was. De meesten bezaten daarin (jen geoefende handigheid. Hij zelf was nu zoo koel en bedaard, alsof hij de een of andere getuige ondervroeg. Mevrouw von Druhsen had eerst wat gekrenkts in haar toon aan den dag gelegd. Maar meer en meer verdween dat en daar zij hoorde, hoe gevat de onge lukkige man over de treurige afdwaling van zijn vrouw sprak, verdubbelde zij haar ijver, om alles, ook het geringste aan hem mee te dealen. „Aan boord kon ik het u niet zeggen, mijnheel' van Succo. Daar geloefde ik er zelf nog niet aan, dat het werkelijk waar kon zijn. Maar u zult zich herinneren, hoe op de overvaart van Alexandrië naar hier ik een toespeling heb gemaakt, en dan meermalen voor uw J vertrek naar Fajum." O ja, aan toespelingen had zij het niet laten ont breken. Maar nu was er alleen sprake van feiten. Hij wilde alles, alles, alles weten, en zoo hoorde hij dan ook, wat hem voor een paar minuten het hart liad doen stil staan: zijn vrouw had Frits van Succo zelfs hier ontvangen. De bouquet rozen was zijn voorbode geweest. Ja, hier in het hotel, daar aan dat tafeltje waar nu die roodblonde Amerikaansche zat daler hadden zij het eerst met elkaar gesproken. De barones had zich dat alles heel nauwkeurig laten vertellen. Hel paar was immers overal opgevallen, men had natuurlijk overal belang in hen gesteld. Veel meer nog zich over hen verbaasd. Er was dus gaen enkele leemte in het bericht Slechts op hun eenzame wandelingen had men hen niet kunnen vergeaellen. Mevrouw von Druhsen kon in zooverre alleen spre ken over het oogenblik, dat zij de beide .menschen bij het Bedouïnenleger had ontmoet. Maar verder Ja die zandwoestijnen van Libyë hadden geen ge tuigen. Succo voelde het met groeienden toorn, met groeien- den afkeer; er lag zooveel leelijks, zooveel boosheid, en lust tot het gemeene in deze schildering ondanks al het vertoon van hooge moraliteit. „En ik hoor dat alles aan ik hoor dat alles zoo rustig aan, alsof het 't huwelijk en de eer van een ander gold!" zeide hij tot zichzelf. Was het hem dan al reeds onverschillig geworden"? Een van de portiers stond plotseling voor hem: Mr. Succo moest even aan de telefoon komen, men riep hem op uit Cairo. Hij sprong op. Hij verontschuldigde zich bij me vrouw von Druhsen en volgde den man. Toen hij de telefooncel instapte, zag hij nog juist, dat juffrouw von Wehl de gezelschapsdame, zijn plaats naast mevrouw von Druhsen had ingenomen en zeer druk met deze redeneerde. Een diepe mannenstem klonk uit het toestel: „Hallo, mijn jongen. Gustaaf, ben jij het?" Kapitein Plaschke was het, zijn schoonvader. „Ik groet je, ouwe jongen. Ben je terug uit de woestijn'? Jelui beiden bent ware we reldreizigers geworden. Zeg, Jutta is hier bij me, zij wil met den laatsten trein naar Gizeh terug. Ik laat haar evenwel niet gaan. Hoe zou je het vinden, als jij ook maar hierheen kwaamt?" „Dat gaat niet, papa. Ik ben doodmoe aangekomen." „Nu, dan zien wij elkaar morgen. Ik heb voor tien uur een paar conferenties. Maar om twaalf uur a, ben Nu mijn jongen je neemt ik weer vrij. Hoe'? het mij niet kwalijk?" „Wel neen. Wanneer Jutta er de voorkeur aan geeft van nacht bij u te blijven mij goed." „Zij is boven in mijn kamer en pakt mijn koffers uit. Zal ik haar roepen'?" „Niet noodig. Wij zien elkaar toch morgen vroeg." „Goed. Ik zet haar om negen uur in de hotelautomo biel en zij brengt jou later in triomf mee terug. Af gesproken Alles goed? Tot ziens dan Gustaaf." Van uit de spreekcel begaf Succo zich na een poosje te hebben rondgewandeld, weer naar zijn kamer. En hier werd hij aangegrepen door een groote on rust. Plotseling betrapte hij zich erop, hoe hij Jutta's kof fers, haar kast, haar handtasch opende. Hij kwam zich zelf zoo jammerlijk voor maar hij kon die onzeker heid niet langer verdragen. In de lade van de schrijftafel lag haar brieventasch. Zij was gesloten. Een paar seconden aarzelde hij. Dan rukte hij haar los: het onsterke slot was bij den eersten ruk feeds los gescheurd. De tasch l>evatte een korten brief van hem aan zijn vrouw. Van Frits van Succo. De bijlage waarvan sprake was, lag er niet bij. Hij doorsnuffelde nog eens alles, ook haar toiletdoos. De bijlage was niet te vinden. Dus die had Jutta vernietigd, of bij zich. In de overhoop gehaalde kamer bracht Succo een ellendigen pacht door. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5