Uit het Boevenleven.
Ds verboden vrucht.
berichtf
Donderdag 12 Maart 1908.
52e Jaargang. No. 4542.
TWEEDE BLAD.
Binnenlandse!) Nieuws.
dat zij tot hare Vertegenwoordigers heeft aangesteld de Heeren
Jb. Kistemaker, Kolhorn.
Jn. Kreijger Jmzn., Oudesluis.
A. Peereboom,
J. Smit,
Joh. Strooper
P. Strijker,
J. de Veer Jr.,
Adr. v. d. Vlies,
Abbekerk.
Anna Paulowna.
't Zand.
Winkel.
Schagen.
Petten
V l> Monsters akkergrond (pl.m. 5 K G.) voor kosteloos scheikundig onderzoek
geiieve men franco in behoorlijk emballage direci aan ons Laboratorium
aan de fabriek, (Minervahaven) te zenden en niet aan ons kantoor Keizersgracht 473.
FEUILLETON.
hel tafeltje hernemend, „is nou je gemeenste, je smerig- heftigheid van daar net.... Vindend, dat zoo'n kerel
i i ..-I i l:.f l/v,.U nlnt timoni ie Am ricli rliLr Ai-nr 'm
lachje
snap toch wel, waar je heen
XII.
Z'n „verleden."
„Nou vroeg Luk me een avond of wat later.
..zeg me nou eens ronduit, rovalement, hoe is de ..dok
ter' je bevallen"?Vin-je 'm een leuken bliksem
ofnee, ik wou juist weieens weten wat iemand
van de buitenwacht, zoo een, die met de zaken
niks-niemendal heeft uit te staan
En hij zat me scherp aan te kijken,
om de oogen vanik snap
wilt
En inderdaad, ik zocht naar geschikte woorden.
Ik wist, op dat oogenblik niet hoe 'm te vertellen
..Een ander maaksel dan ik, of de lange of schele
Louis, heDat wil-je zeggen Een gannef, maar
as-ie niel alte bezopen is. dan merk je toen, as-dat-ie
Ik zat na te denken, of de omschrijving, die Luk
van den „dokter"' gegeven had. in eenig opzicht overeen
kwam met den indruk, dien de kerel van de geruite
manteljas bij me had achtergelaten, ook na dat verhaal
van de Utreehtsche reis, waarvan wij iets nog lang
niet alles gehoord jh ebben.
,.En toch zou-je je leelijk kunnen vergissen, vader,"
zèi rooie Luk, de pijp van tusschen z'n tanden nemend
en 'm uitkloppend, tastend naar het bundeltje tabak
om een versche te stoppen.
Hij keek me aan met 't gezicht van iemand, |die
denktNou verbeeldt jij je vast en stellig, dat je zoo'n
geleerde bol bentEn je kijkt, al doe-je nog zoo
vriendelijk, toch op ons, jongens van de vlakte neer
Maar op 't stuk Van menschenkennis ben ik je de baas,
vrindDaar heb je geen kaas van gegeten, met al
je theorieën zonder kennis van "menschen en dingen.
Waar is, dat ik met Luk kon opschieten zoolang
we niet een onderwerp aanroerden dat sommige sna
ren in z'n gemoed in beweging brachtHij Jwas
zoo uiterlijk een gemoedelijke kerel, en wie 't jiiet
geweten had, zou in dat welgedane burgerheertje met
z'n net confectiepak, z'n gezonde wangen, lustig-schitte-
rende oogen van krachtige vitaliteit en den weiverzorgden,
rossigen knevel, niet licht gezocht hebben 't boefje,
met aardig strafregister, wat-ie toch wel wis en zeker
ste. slampamperJe reinste, vuilste gauwdief, dien
jij of ik ons kunnen voorstellen He, dat hadt je
niet gedacht, wat?
In het koolzwart van Luk's oogen was weer heel
wat te lezenBovenal scherpe, felle haat tegen den
„dokter'..... Echte minachting... Jaloezie ook al...
toorn bij de gedachte, dat die vent, per slot van rekening
1 toch nog „fijner" manieren had dan hij. de kornuiten, de
anderen.... En dat ik, van „de buitenwacht," 'tdirect
gemerkt had
Laat mij dit nog even aanteekenen. Luk en ,de
zijnen gaan voor 't meerendeel mank aan zeker eigenaar
dig verlangen om, ieder op zijn beurt „meneerig" te
doen Ze gaan gebukt onder den last van eene soort
kakelbonte, haast-kinderlijke, grove ijdelheid. die zich
in tientallen vormen openbaartNaar gelang van
de soort, waartoe zij behoorden of behooren in de
maatschappij, die hen uitgeworpen heeftIJdelheid.
die getoond wordt door dikke, blinkende horlogeket
tingen prachtige, zwaargehakte pantoffels, opzich
tige vesten over vetbuiken vanzie je wel, hoe goed 't
me gaat!Maar ik ben ook een linke jongen
IJdelheid, loerend uit hevig-aangepunte knevels en
zwierig-poenige coiffure van glimmende haren IJdel
heid in 't toonen hoeveel „drank" een mensch naar
binnen kan gieten zonder „kachel" te wordenOf
't er naar maakt, dat de meiden je achterna
toch eigenlijk niet waard is om zich „dik" over 'm
te makenBang. dal-ie zich, in mijn oogen, jnog
bespottelijk zou maken, hij, de l»oef, van wien ik
toch zooveel wist
„Neen," zei Luk, „ik zal je dal nog wel eens later
in de puntjes vertellen, als-je er lust in hebt om 't te
hooren, maar ik zeg je nog eens: Er komen hier arme
bliksems genoeg, dj edoor den nood, doordat ze an
ders van honger moeten „verrekken"'t Een of
anderEn danzoetjesaan gewoon raken om
Zie-je, dat's heel wat andersMaar die beroerde
fielt, die lammeling met z'n kwasi-deftige snuit. Kwa-
si
Ik voelde, dat Luk, die dit alles met voor hem on
gewone rustigheid zei, door andere gedachten werd be
stormd Door den dikken, veltig-gelen tabakswalm
heen kwam de boef met z'n grof, rood gezicht ,van
ruwe .lijnenmet z'n zinnelijk-flikkerende zwarte oogen,
met tfen walgelijken foezelstank uit z'n adem, tot dicht
vlak bij me
„As k zelf niet wist," fluisterde hij me in, nu door
niemand willende gehoord worden, „wat 't beteekent
om een goed wijf gehad te hebbenGehèdEn
dat je daar goed voor geweest benEn dat je dan
naar den bliksem gaatOmdat ze ze
Er stond één van de vrinden naast hem.
Luk schrok er van
Wist zich te beheerschenMet groote kracht
Maar in die paar seconden had ik in de oogen
hoe je
loopen, dag en nachtOok welhoe 'n onverschil
lige snuit je kunt opzetten als de officier me daar
effetjes een jaar of vijf tegen je staat te eischen in een van den verdierlijkten boef iets gezien, dat wakker riep
AOA/lAonm/tOTi xmrt Kal loArcfo mzvlzvlnAflAn in miin Of-
aandoeningen van het teerste mcxledoogen in mijn ge
moed.
Versch brood.
Omtrent het voorschrift, dat men zich van versch
u.j „_r brood te onthouden heeft, lezen wij in het Mbl tegen
hoor je wel, als 'k mij niet schamen 'zou om vergeleken j de Vervalschingen
te worden met dien fielt!.... He oorsprong van dit verbod is zeer duidelijk; ve-
En hij keek me aan met oogen. die zeiden: Durf len zoo jong als oud, hebben zich meermalen aan
't eens een seconde in twijfel te trekkenI versch brood een indigestie gegeten. Maar het is meer
Ik geloofde hem volgens m'n innigste overtuiging, dan zeker, dat er dan ook naar gegeten is, en er hoe-
i was er zeker van. dat rooie Luk op dat oogenblik veelheden zijn verorberd, die men van oudbakken brood
„zaakie", dat „bedorven" lijkt
Ik zou d elijst nog kunnen aanvullen met velerlei
Luk was dan bepaald een tikje jaloersch op de fijne
manieren van den „dokter".
Hij bonsde plotseling met een van zijn vuisten op de
tafel, dat ze allemaal naar ons keken, denkend, dat
er „mot" op komst was
„Ik zal hier den dood aan drinken," zei Luk, en
hij hield z'n borrel vlak vóór zich, „op staanden voet,
was
•o
Zooals ik zei enkele dingen maakten Luk geestdrif
tig, zonder dat je kondt peilen, als oningewijde. ?wat
daar nu achter schooiOude herinneringen, die plot
seling boven kwamen drijvenprikkeling van licht-
ontvankelijke geraaktheid, met flauw restantje van nog
niet ganschelijk gesmoord gevoel van eigenwaarde
„Een mengelmoes," een „ratjetoe," een mixtum-com-
positum van dit en nog meer.Tot ijdelheid vergroeid
eergevoelTot wreede, wilde woestheid verworden
onstuimigheid, die zich wellicht eenmaal in liefde voor
waarheid en rechtvaardigheid had kunnen openbaren
Van al deze aandoeningen en eigenschappen had ik
al meenen te ontwaren in het vurig, bewegelijk zwart
van die soms dreigende, soms angstwekkend-wreede
dan weer doodsch-onverschillig kijkende, dan weer van
grof-zinnelijke genietingszucht flikkerende oogen van den
boef. i
„Jij kent den „dokter" niet," vertelde Luk me, een
voudig cmdat je 'm volgens een verkeerden maatstaf
beoordeelt."
Hij had nu de beenen over elkaar gelegd, in rustig-
doceerend gepraat. Hij had de wenkbrauwen gefronst, i
en onwillekeurig nam hij zonder 't zelf te weten i
zonder zweem van aanstellerij de „pose" aan van
één, die deftig wil zijn
Maar in Luk's kring vindt men verrassend-plotselinge
contrasten en overgangen.
De deftig-praterij duurde maar een paar minuten
Toen was 't of 't Luk zelf de keel uithing.
Hij riep, met heesch-ongeduldig geluid „aanneme!
Vooruit dan!" mij, met een wenk van de oogen vragend
„wat 't zijn zou
Toen ik hem wilde betoogen, dat 't werkelijk „mijn
beurt" was in zulke dingen van „ceremonieel in de
kroeg" en om den schijn te vermijden van „zich te
laten kennen" aan een „rondje," was Luk heel precies
en daarmee had men tegenover hem bepaald voorzichtig
te zijnWat niet wegnam, dat hij met de meeste
bereidwilligheid de zilverstukjes opstreek, die 'k hem nu
en dan in de hand stopte voor het „tijdverlies"
't Was kostelijk om te observeeren hoe hij zoo'n „kop
stuk" of „pop" opborg. Tusschen het praten door, de
oogen eventjes sluitend. als iemand, die denkt: Les
affaires sont les affairesWat me toekomtEn
Luk was, ondanks z'n overgroote fijngevoeligheid ju
enkele dingen, wat dit aangaat, stellig in z'n goddelijk
recht
„Diezelfde kerel, met z'n fijne manieren," vertelde
Luk mij dan, nu weer z'n lossig-vadsige houding aan
Ik
uitsprak, wal hem in de ziel leefde
En dat scheen hij want Luk kon scherp zien,
dat had ik meermalen bespeurd tot z'n voldoening
te merken aan de wijze, waarop 'k van ja knikte.
Hij werd ineens bedaarder. Z'n gezicht ontspande,
't Was me, of eene zonderlinge aandoening over den
boef kwam
Nu sprak hij zachterWel eens schuchter rond
kijkend. want hij wou niet dat iedereen 't hoorde.
„Kijk eens hier," zei Luk, zijn eigen verteedesring
willende wegpraten door knarserig-norsch spreken, maar
altijd op gedempten toon. „as-je eene goeie, brave vrouw-
hebt, die nacht en dag voor je werkt, en je hebt een
vader, die alles doet om je door 'de wereld te hel
pen Als je dan maar je pooten hoeft uit te ste
ken om je brood te kunnen verdienenEn met
nog een stukkie kaas, en een stukkie worst en voor
mijn part een stukkie ham óók nog er opLuk
werd gaandeweg driftiger „dan noem ik jou leen
fielt, een ploert, een schooier, als je dan je centen
en die van je vrouw en van je vader verdondert,
verzuipt, weet ik wat al, en je klauwen dan nog uitsteekt
naar andermans goedAlleen maar om
Even pufte Luk zware wolken uit z'n pijptoen,
uiterlijk heel-rustig als eigenlijk spijt hebbend over z'n
niet begeeren zou.
Het versche brood is zoo smakelijk en gemakkelijk
te gebruiken, dat men het niet bij de gewone hoe
veelheid laat.
In plaats van twee boterhammen eet het kind er
drie of vier nog buiten rekening gehouden, dat versch
brood minder gemakkelijk snijdt en licht dikkere sne
den geeft.
Is het dus de hoeveelheid voedsel of de verschheid
van het brood, die tot het ongemak leidt'? Het publiek
aarzelt niet en geeft de schuld aan de verschheid van
het brood.
Een leerling van prof. Lehmann te München heeft
zich de moeite gegeven, dat vraagstuk eens grondig te
onderzoeken. Hij heeft eerst vergelijkenderwijze zeer
versch en oudbakken brood uit het oogpunt van speek -
selvermenging onderzocht, ten opzichte van vochtdee-
len en van het zoutzuur en de pepsine, die in de maag
aanwezig zijn.
De vergelijkende tabellen van deze operaties zijn zoo
aan elkaar gelijk, dat er geen verschil te constateeren
valt.
Het eenige verschil is, dat een versch brood minder
gekauwd behoeft te worden om het gevoel te krij
gen, dat het voldoende vermaald is. Op dat oogenblik
heeft het slechts de helft speeksel genomen, die het
oudbakken brood bij volledige kauwing zou hebben
geëischt, welk laatste brood ook den dubbelen tijd zal
vorderen. Maar dit verschil in speekselvermenging schijnt
geen invloed te hebben op de inwerking van hel maag
sap op het brood. Tusschen goed gekauwd versch en
oud brood is in dit opzicht geen verschil op te merken,
volgens den proefnemer.
Deze liet vervolgens 200 gr. brood zoo uit den oven
nemen doojr 4 personen (een daarvan had een gevoelige
maag)deze groote hoeveelheid brood werd goed ge
kauwd en zonder uitzondering goed verdragen.
Het schijnt dus dat het verbod van versch brood
overdreven is, en het zou derhalve de voorkeur ver
dienen om te profiteeren van de oogenblikken dat het
brood zoo lekker is, echter onder voorbehoud, van
niet meer te eten dan de gewone hoeveelheid, 50 to'
150 gr.
In de hygiëne zijn veel tradities, die moeilijk te be
strijden zijn en op losse gronden berusten. Het is de
taak der moderne hygiëne mei de oude sleur zooveel
mogelijk te breken op grond van nieuwe en juist geble
ken gegevens.
Treurig.
Te Winschoten is gevankelijk binnengebracht de 23-
jarige wees Helena Johanna Pragt van Weerdingermond
(Gron.) verdacht van het vergiftigen van twee water
putten aldaar. Beklaagde heeft bekend.
Een nieuwe neus.
Uit Venray wordt aan de Geld. geschreven:
Verleden jaar schreef ik u. hoe d ekleine Jean Kemps
door prof. Narrath in het bezit was gekomen van een
nieuwen neus, toen zijn eigen voorgevel door een paard
was afgebeten. De geheele operatie is een kunststuk
f;weest van chirurgische vaardigheid. Maarde
leine Jean is van een echt stevig ras, van een soort,
wier huid door weelderigen haartooi de gehardheid
verraadt.
De nieuwe neus is ongelukkig genoeg moeten gesne
den worden uit een der armspieren van den kleinen,
patiënten nu vertoont het aangezette stuk een prach
tige begroeiing van donkerbruine harenen het is te
voorzien, dat binnen een paar jaar, menige dandy zou
wenschen onder den neus te hebben, wat Jean erop
heeft.
Eervol uit den strQd.
In den te Groningen gehouden tooneelwedstrijd, be
haalde de rederijkerskamer „West Frisia", te Hoorn, 5
prijzen, en wel:
den len prijs voor hel blijspel „De twee Invaliden,"
bestaande in een verg. zilv. medaille, geschonken door
de regelingscommissie en f75.
den 3en prijs voor het drama „Galeotto," bronzen
med. geschonken door den heer R. P. Dojes, lid der
Eerste Kamer, en f50,.
den prijs voor de beste uitspraak, zilveren medaille,
geschonken door jhr. mr. E. J. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer, burgemeester van Groningen.
De heer Jacques Wilson behaalde bovendien twee
personeele prijzen voor besten tooneelspeler, n.1. één
voor het drama en één voor het blijspel.
Poging tot brandstichting.
Onder de jongelieden in het dorpje Bruchem, 4>ij
Zaltbommel, bestaat reeds geruimen tijd ontevreden
heid, zich uitende in baldadigheid. De een zegt, dat
de oorzaak gelegen is in het optreden van den predikant,
die het vorige jaar weigerde jongelieden aan te nemen,
daar zij de kermis en het Oranjefeest te Zaltbommel
hadden bezochtanderen wijten het aan het wijzigen
der politieverordening, waardoor des Zondags de eenige
herberg in dit dorpje te vijf uur namiddags moet geslo
ten zijn. Hoe 't zij,, ontevredenheid bestaat en balda
digheid is het gevolg. Zoo werden reeds bij de heeren
Van Bergeik en Van Genderen ruiten ingegooid, ter
wijl nu ook getracht is, de pastorie in brand te steken.
In een houten zomerhuisje, vaststaande aan de pasto
rie, waren, eenige bossen stroo geplaatst, waarbij een bran
dend kaarsjeverder waren ook tegen de ramen bossen
stroo gezet. Mevrouw hoorde het knappen van bran
dend hout en waarschuwde den dominee, die op on
derzoek uittrok en het vuur bijtijds bemerkte. Inwen
dig was het zomerhuisje reeds geblakerd en hier en
daar verkoold. Ds. Zijlstra doofde het vuur en gaf
den volgenden morgen het zaakje in handen der politie.
Er werd ook een brief gevonden met het dreigement,
dat bij mislukking, de poging herhaald zou worden. Het
mocht tot heden niet gelukken de daders op te spo
ren.
Poging fot oplichting.
De H. Ct. vernam van een behendige poging lot
oplichting; die in practijk wordt gebracht
Iemand ontving van een effectenkantoor?) leenigen
tijd geleden een brief, waarin hem werd medegedeeld,
dat het kantoor op zijn naam een speculatiezaak had
gedaan in laten we zeggen Steels en hem nu de
afrekening zond met het saldo van f 400, in goed Neder-
landsch Bankpapier, met verzoek om de bijgevoegde
kwitantie onderteekend terug te zenden.
De bevoorrechte, in zijn schik, behield de f400.
Maar na eenigen tijd volgde een tweede brief, hem
berichtende, dat het kantoor in zijn stilzwijgend toe
stemmen en toezenden van de geteekende kwitantie het
bewijs had gevonden, dat de klant aan die wijze van
zaken doen zijn goedkeuring had verleend, en daarom
een tweede affaire had gedaan, ditmaal laten we
zeggen in Intern. Rumeensche petroleum, maar daar
nu f 780 op had verloren, blijkens de weer bijgevoegde
nota, en nu verzocht, dat verliessaldo bij te passen.
Weigering van den klant bedreiging met rechts
vervolging door het kantoorsommatie per deurwaar
der.
Roman van
PAUL OSKAR llöCKEK.
o
22.
Sueco verwenschte deze onaangename gedachten. Wat
duivel, van wie was hier sprake'? Van de eene of andere
winkeljuffer'?
Het was toch mevrouw Jutta van Succo, wier eer
werd aangetast. Maar waren dan positie, naam en
rang geen borgstelling'?
De nietswaardige kletspraat van Stangenberg schoot
hem door het hoofd al de groote schandaal-processen
der laatste jaren dat waren ook grootheden, die
inen voor onaantastbaar had gehouden. Prinsessen met
gekroonde hoofden waren gevallen.
En zoo ongelooflijk schenen eerst deze afdwalingen
te zijn. Deze vrouwen legden haar gansche leven
haar eer, haar familiegeluk, het welzijn harer kinderen,
den naam harer ouders en broeders, haar positie, alles,
alles in de weegschaal. Dikwijls voor één uu rvan
genot, één minuut van vergeten
Hoe schandelijk hoe onbegrijpelijk! Of ook slechts
hoe ziekelijk, gemeen! De verboden vrucht!
Daar was hij weer midden in de theorieën van
Stangenberg, die niemand bepaald aanklaagden, maür
steeds met wereldwijze laksheid verontschuldigden.
Het raadsel vrouw.
Hij was niet in staat om toilet te maken en hoven
in de eetzaal aan het diner deel te nemen, alsof er
niets bijzonders was gel>eurd.
Van de canapé' greep hij weer zijn hoed en stormde
naar buiten.
In de hal ontmoette hij den oberkellner. Hij sloeg
in het gesprek met dezen, scherp acht op zichzelf.
Terwijl de man hem berichtte wat zijn vrouw zooal
deed, vermande hij zich om een heel gewoon gezicht
te zetten Maar toch leek het hem of de ober hem zeer
nieuwsgierig en inet zeker leedvermaak aankeek.
Zooveel was te begrijpen: Jutta had bericht gekregen,
dat haar vader dien avond in Shepheard's-hotel iwas
afgestapt, en zij had de bedoeling om aan den steiger
der boot te Cairo het binnenkomen der Cooksche rei
zigers, onder wie zij bepaald haar man meende te
zullen zien, af te wachten.
Maar daaraan knoopte Succo direct weer een lee-
lijke verdenking vast. Het kwam haar misschien zeer
gelogen, dat het eerste weerzien niet onder vier oogen
plaats had. Want natuurlijk zou zij dadelijk haar vader
meebrengen, aan wien zij een goede hulp had.
Of zij soms reeds bang was'? Of zij reeds tot zichzelf
had gezegd, dat de babbelaars in het hotel, alles wel
aan haar man zouden overbrengen'?
Zij hadden het plan gehad, den volgenden morgen
Menahouse te verlaten en met de menschen, die zij
hier hadden leeren kennen, zouden zij dan bepaald nooit
meer in aanraking komen. Nooit in hun leven meer'
Hoe gemakkelijk was het toch voor een avontuur
lijke \touw, op zulk een reis in een vreemd land
den echtgenoot te bedriegen 1
Hij had bijna wel kunnen weenen over deze vree-
selijke onzekerheid, deze gruwelijke zenuwmartelende
verdenking.
Een der kellners kwam, en vroeg hem of hij nog
wenschte te dineeren. Voor de laatkomers werd steeds
in (het restaurant opgedragen.
„Goed. Ja. Ik kom!"
Maar de lepel beefde in zijn hand en toen hij wijn
inschonk, goot hij over het glas.
Hij at bijna niemendal, en dronk haastig een paar
glazen leeg.
Met een rood hoofd en een sigaret tusschen de tril
lende lippen, ging hij naar de hal en begroette de be
kenden. die zich intusschen van uit de groote eetzaal
naar hier hadden begeven en elkaar aan de kleine
Arabische tafeltjes terugvonden De heeren in frack of
smoking, de dames allen in schitterend avondtoilet.
Hij ging van groep tot groep. Men vroeg hem naar
Fajum en gaf hem een beschrijving van eigen tochten,
en hier en daar moest hij in een zachte fauteuil plaats
nemen. De muziek speelde, men dronk mokka, overal
werd gebabbeld en geflirt.
Als in een spiraal geraakte hij over allerlei groepjes
tot mevrouw von Druhsen, die met haar aanhang in
het midden troonde. Hij had haar eerst alleen uit de
vert ebegroet. Nu kuste hij haar de hand en maakte van
het verlof gebruik, om zich naast haar neer te zetten.
Een hem onbegrijpelijke lafheid had er hem toe ge
bracht, dit oogenblik zoo ver mogelijk te verschuiven.
Nu, nu hij het gesprek moest voeren, had hij weer
alle meesterschap over zichzelf.
Hij leunde gemakkelijk in zijn stoel achterover. Ook
mevrouw von Druhsen lag meer dan zij zat, de Ame-
rikaansche dames gaven daaraan de voorkeur.
Succo zag hoe allen rondom gespannen luisterden
om wat van zijn gesprek met mevrouw von Druhsen
op te vangen. Men deed evenwel alsof men druk met
elkander bezig was. De meesten bezaten daarin (jen
geoefende handigheid. Hij zelf was nu zoo koel en
bedaard, alsof hij de een of andere getuige ondervroeg.
Mevrouw von Druhsen had eerst wat gekrenkts in
haar toon aan den dag gelegd. Maar meer en meer
verdween dat en daar zij hoorde, hoe gevat de onge
lukkige man over de treurige afdwaling van zijn
vrouw sprak, verdubbelde zij haar ijver, om alles,
ook het geringste aan hem mee te dealen.
„Aan boord kon ik het u niet zeggen, mijnheel' van
Succo. Daar geloefde ik er zelf nog niet aan, dat het
werkelijk waar kon zijn. Maar u zult zich herinneren,
hoe op de overvaart van Alexandrië naar hier ik een
toespeling heb gemaakt, en dan meermalen voor uw
J vertrek naar Fajum."
O ja, aan toespelingen had zij het niet laten ont
breken.
Maar nu was er alleen sprake van feiten.
Hij wilde alles, alles, alles weten, en zoo hoorde
hij dan ook, wat hem voor een paar minuten het hart
liad doen stil staan: zijn vrouw had Frits van Succo
zelfs hier ontvangen.
De bouquet rozen was zijn voorbode geweest.
Ja, hier in het hotel, daar aan dat tafeltje waar
nu die roodblonde Amerikaansche zat daler hadden
zij het eerst met elkaar gesproken. De barones had
zich dat alles heel nauwkeurig laten vertellen. Hel
paar was immers overal opgevallen, men had natuurlijk
overal belang in hen gesteld. Veel meer nog zich over
hen verbaasd. Er was dus gaen enkele leemte in het
bericht Slechts op hun eenzame wandelingen had men
hen niet kunnen vergeaellen.
Mevrouw von Druhsen kon in zooverre alleen spre
ken over het oogenblik, dat zij de beide .menschen
bij het Bedouïnenleger had ontmoet. Maar verder
Ja die zandwoestijnen van Libyë hadden geen ge
tuigen.
Succo voelde het met groeienden toorn, met groeien-
den afkeer; er lag zooveel leelijks, zooveel boosheid,
en lust tot het gemeene in deze schildering ondanks
al het vertoon van hooge moraliteit.
„En ik hoor dat alles aan ik hoor dat alles zoo
rustig aan, alsof het 't huwelijk en de eer van een
ander gold!" zeide hij tot zichzelf.
Was het hem dan al reeds onverschillig geworden"?
Een van de portiers stond plotseling voor hem: Mr.
Succo moest even aan de telefoon komen, men riep hem
op uit Cairo.
Hij sprong op. Hij verontschuldigde zich bij me
vrouw von Druhsen en volgde den man. Toen hij de
telefooncel instapte, zag hij nog juist, dat juffrouw von
Wehl de gezelschapsdame, zijn plaats naast mevrouw
von Druhsen had ingenomen en zeer druk met deze
redeneerde.
Een diepe mannenstem klonk uit het toestel: „Hallo,
mijn jongen. Gustaaf, ben jij het?" Kapitein Plaschke
was het, zijn schoonvader. „Ik groet je, ouwe jongen. Ben
je terug uit de woestijn'? Jelui beiden bent ware we
reldreizigers geworden. Zeg, Jutta is hier bij me, zij
wil met den laatsten trein naar Gizeh terug. Ik laat
haar evenwel niet gaan. Hoe zou je het vinden, als jij
ook maar hierheen kwaamt?"
„Dat gaat niet, papa. Ik ben doodmoe aangekomen."
„Nu, dan zien wij elkaar morgen. Ik heb voor tien
uur een paar conferenties. Maar om twaalf uur
a,
ben
Nu mijn jongen je neemt
ik weer vrij. Hoe'?
het mij niet kwalijk?"
„Wel neen. Wanneer Jutta er de voorkeur aan geeft
van nacht bij u te blijven mij goed."
„Zij is boven in mijn kamer en pakt mijn koffers
uit. Zal ik haar roepen'?"
„Niet noodig. Wij zien elkaar toch morgen vroeg."
„Goed. Ik zet haar om negen uur in de hotelautomo
biel en zij brengt jou later in triomf mee terug. Af
gesproken Alles goed? Tot ziens dan Gustaaf."
Van uit de spreekcel begaf Succo zich na een poosje
te hebben rondgewandeld, weer naar zijn kamer.
En hier werd hij aangegrepen door een groote on
rust.
Plotseling betrapte hij zich erop, hoe hij Jutta's kof
fers, haar kast, haar handtasch opende. Hij kwam zich
zelf zoo jammerlijk voor maar hij kon die onzeker
heid niet langer verdragen.
In de lade van de schrijftafel lag haar brieventasch.
Zij was gesloten. Een paar seconden aarzelde hij. Dan
rukte hij haar los: het onsterke slot was bij den eersten
ruk feeds los gescheurd.
De tasch l>evatte een korten brief van hem aan zijn
vrouw. Van Frits van Succo. De bijlage waarvan sprake
was, lag er niet bij.
Hij doorsnuffelde nog eens alles, ook haar toiletdoos.
De bijlage was niet te vinden.
Dus die had Jutta vernietigd, of bij zich.
In de overhoop gehaalde kamer bracht Succo een
ellendigen pacht door.
(Wordt vervolgd.)