Al
nst
DTI
lai
ïscb
nB
rieve
D.
De verboden Vrucht.
Zwarte, feklenrde en muit Men
BLOUSES,
CostnüroKen raai 13.50.
VITRAGES
VoorjaarS' en
SoliedeNaaimachines vanaf f20 tot f40.
FEUILLETON.
MADRAS VOOR SERRES
Glasgordijnen en aigepaste Gordijnen,
Schagen. J. H. SCHENE,
Groote sorteering zwarte en gekleurde Zomermantels.
Zondag \z April 1908.
52e Jaargang. No. 4351.
TWEEDE
BLAD.
bericht de ontvangst der nieuwste
Handschoenen, Corsets,
Ceintuurs, Chales, Katoen
en Lusterrokken.
Linnen, Lancaster en Katoen
Gordijnen met bijpassende
Franjes
Kapok en Veeren Bedden, alle soorten Matras
sen, Ledikanten en Dekens worden tegen scherp
concurreerendeprijzen spoedig geleverd.
SenmersSteW°Ud 6n d6 ^die^ild^
Over April grappen en laffertjen.
CXXXVII
Ik weet wel,ik kom wat laat met mijn brief
over Aprilgrappen; maar men denke niet, dat ik er
zelf een wil debiteeren of op de een erf andere ma
nier de lezers bij den neus wil nemen. Eerlijk gezegd,
houd ik over 't geheel niet van goedkoope aar
digheden of van iets te vertellen, wat dan later blijkt
maar 'n „grapje" te zijn geweest Vertrouwen en licht
geloovigheid staan even ver van elkander als geestig
heid en spitsvondigheid; evenals zij vaak met elkaar
verward worden; en op die verwarring, baseert de grap
penmaker zijn succes. *t Is mogelijk, dat 'n geestig
mensch 'n grappenmaker zou kunnen zijn, maar dat
'n grappenmaker ook 'n geestig mensch zou wezen,
is 11 besliste onmogelijkheiddaarvoor blijft hij ge
woonlijk te laag bij den grond; en 't is mij al wel
honderdmaal gebleken, dat 'n geestigheid, 'n werke
lijk pittige gedachte geen toegang kon verkrijgen tot
"t hoofd van 'n grappenmaker. Hij begrijpt alleen woord
spelingen, ajs ze 11 beetje dubbelzinnig zijn, hij be
grijpt aardigheden, die zelfs op haar kant er niet door
kunnen, hij heeft in verdachte en gewaagde uitdruk
kingen 'n dol plezier; maar 'n geestigheid, zoo fijn
als kantwerk, kan hij niet begrijpen of waardeeren.
Geestigheden, die ten allen tijde en onder alle om
standigheden waarde hebben, zooals er zoovele voor
komen m onze klassieken Ilias, Bijbel, Aurora Leigh,
Shakespeare en andere gaan hem voorbij zonder
eenigen indruk op hem te maken Er moet 'n grof
handvatsel aan zijn en anders kan hij 't niet vatten,
waarschijnlijk omdat hij zelf
t Is met geestigheden als met spreekwoorden; nis
zij niet kort, niet z i n r ij k en niet pittig zijn,
deugen ze niet. Latinisten weten;
„Omne epigramma sit instar apis, sit aculeus illi,
Sint sua mella, sit et corporis, exigui.",
wlat in 't Hollandsch zeggen WilEen spreekwoord moet,
evenals de bij, hebben: een angel, honig, en 'n klein
lichaam. En wat voor 'n spreekwoord geldt, geldt ook
voor alles* wat aanspraak wil maken op geestigheid.
Een verhaal, dat te lang duurt kan niet geestig zijn,
loopt zijn doel voorbij, wordt vervelend; en 't is 'n
menschenkennend redenaar, die zijn reden weet te krui
den met korte, pittige gezegden, die nu en dan als
bliksems in zijn toespraak vallen, om zijn gehoor te
doen opschrikken en bij de zaak te houden Lezen
en luisteren is nu eenmaal vervelend, dat -weet ieder,
al is er geen ander* weg om iets wijzer te worden dan
we nu zijn; maar of de verveling in aandacht en be
langstelling kan verkeeren hangt van de honderd ge
vallen negen-en-negentig maal af van den spreker of
van het boek. Een boek, dat verveelt, sticht niet en
doet geen nut, evenmin als 'n spreker, diej
Stil, Hein! Stil jongen' Gooi je eigen glazen
niet in
Stil, Hein?! Waarom? Zegt Shakespeare ook niet:
„Brevety ist he soul of wit."?: „Kortheid is de ziel
van plle geestigheid?"
Jawel, en dat mocht Shakespeare zeggenj jnaar
als ik jou was, zou ik 't er dan nu maar bij laten.
Waarom
Och, waarom dwing je iemand onbeleefd te wor
den? Zet 'n punt en laat ons over iets anders pra
ten
De Aprilgrappen danken haar oorsprong aan een
verhaal uit de Noorsche mythologie. De reus Thjassi,
een winterreus, die de stormen uit het Noorden op
blies en ij zei en sneeuw bracht waar hij verscheen,
was door de Asen, dat zijn de goden, gevangen en
gedood. Zijn heldhaftige dochter, SkadI, de lente
storm trok zijn wapenrusting aan en wreekte haars
vaders dood door bloesems en knoppen geducht door
elkander te schudden en te vernielen Om haar wraak
gevoel te doen bedaren boden de goden haar aan
een echtvriend uit hun midden te kiezen, maar om
dat zij geen Asine was, doch slechts 'n reuzenkind,
zou ziji van de Asen niets anders zien dan de bee-
nen, en daarnaar haar keus moeten bepalen.
Dit voorstel werd aangenomen. Zij zag een paar van de
flinkste beenen en dacht„Dit kan niemand anders dan
Baldr zijn; hij is dus mijn man." De reuzin echter
vergiste zich; het was Niörthr. de God van de lucht,
de zee en de schippers.
De Noorsche volken, waartoe ook wij van huize
uit behooren, hielden deze boert hunner goden in
jaarlijksche gedachtenis met soortgelijke grappen op den
Roman van
PAUL OSKAR HöCKER.
eersten April «n 'I k (fc ge%tx>nt« wt»r wij Ttog
heden ten dage onze Aprilmoppen aan danken.
Of deze Aprilmoppen nu hun historischen oorsprong
getrouw zijn gebleven, mogen de nu-levenden zelf uit
maken. Mij dunkt dat ze tamelijk van dien oorsprong
zijn afgeweken.
De Aprilgrap, als zoodanig moet wezen 'n fopperij i
van zichzclven en niet van anderen. Als mij iets aan-)
nemelijks verteld wordt, dat door mij te goeder
houw wordt geloofd en aangenomen, dan ben ik niet
de Aprilgek, maar dan is de verteller 'n leugenaar
of iemand, die van lafferijen houdt. .Vlaar als mij
iets verteld wordt dat bij 'n seconde nadenken on
aannemelijk is, n onmogelijkheid, en ik zou
t gelooven, dan is t niet de ander die mij fopt.
maar dan fop ik mij zeiven. Want de ander verborg
zijn opzet om mij te foppen niet; hij vertelde mij
'n onwaarheid, 'n onaannemelijkheid Ga ik er dus
op in, dan word ik geen dupe van zijn vertelling,
maar van mijn eigen lichtgeloovigheid en gebrek aan
nadenken. Lichtgeloovigheid nu is heel iets anders dan
vertrouwen. Vertrouwen is 'n deugd lichtgeloovigheid
op zijn zachtst genomen, 'n gebrek. Lichtgeloovigheid
is gelooven zonder nadenken, tegen reden en logica in,
zooveel als „blind-geloof," en dit nu is 't is eeuwen
vóór ons gezegd 'n lichtvaardig geloof.
Uit zulke lichtvaardige eeloovers worden dan ook
de Aprilgekken gerecruteerd. Eenige jaren geleden heb
ben wij ze in legers zien optrekken naar den Dam,
om daar het varken te zien te voorschijn brengen,
dut maanden te. voren van 'n steiger aan de Han
delskade was gevallen en n riool binnen gezwommen
was. en op die manier al wroetende door de aarde,
al tobbende door de riolen en andere ondergrondsche
wegen, onder den Dam terecht gekomen was, waar
nachtelijke wandelaars het hadden hooren knorren,
waar vreesachtige mensehen aan spoken dachten, totdat
eindelijk de politie d. w. z. volgens het bericht
in de courant er zich mee Was gaan bemoeien
en nu tot het opbreken van den Dam zou overgaan,
om het varken te voorschijn te brengen. Een onmo
gelijkheid van grooter allooi is wel niet te bedenken
en op 't bureau schudde men dan ook 't hoofd er
over. of dit verzinsel wel zou aangenomen worden,
't Was te grof. Maar ziet, op den bewusten ochtend
van 1 April, dat de Dam zou worden opgebroken
qri 't varken te (voorschijn 'zou, worden gebracht, stroom
den de mensch en van' alle richtingen Damwaarts en
't gedrang werd zoo groot, dat de politie er aan te
pas moest komen.
En zooals 't toen gegaan is met dat varken, zoo
is 't nu gegaan met men visch, aan de Nieuw-Markt,
die zes dagen en zes nachten lang op 't droge lag
te wachten, totdat hij verloot zou worden. De schelviseh
van Piet Paaltjes, dien hij voorstelde om vier en twin
tig uren op 'n svarme stoof te leggen, is er niets bij.
Toch hebben honderden menschen de tastbare oomo-
geDJkheid toot Waarheid aangenomen en hebben er
in 't uur der bekentenis tooneelen plaats gehad, die
op /vechtpartijen geleken.
Met 't verhaal van den Czaar van Rusland, die in
„streng incognito' zich in „Russische generaalsuniform"
let wel: „in streng incognito' en min „in Russische
generaalsuniform" zich voor 't Amstelhotel voor
t weekblad „De Prins" liet photografeeren, is 't pre
cies zoo gegaan. Duizenden hadden zich opgesteld om
den man. die nooit en nergens zeker van zijn leven
is, die overal en in ieder 'n bommenwerper ziet, vrij
en onbeschermd langs 't Damrak te zien gaan.
Het verhaal van 't gebouw van „De Telegraaf' was
nog erger. Dit zou, drie verdiepingen hoog en buiten
Amsterdam gebouwd en in elkaar gezet, op een daar
voor expresselijk vervaardigde automobiel door Am
sterdams straten worden gevoerd en zoo 't Eggert-
straatje dioor, de St Nieolaasstraat in, op de plaats,
van 't verbrande gebouw worden omgekanteld en neer
gezet. Den anderen dag zouden dan reeds de werkzaam
heden in het gebouw aanvangen. Een brutaler stuk
kan er toch wel niet verzonnen worden. En ziek toen
de dag van 't gefingeerde vervoer zou plaats hebben,
waren de wegen waarlangs het gebouw gaan zou, zwart
van de menschen.
Zoo zijn de Amsterdammers, zoo doen Aprilgekken;
en zii hebben hun verdiende loon als anderen hen
uitlachen en zij met hun figuur verlegen worden. Zij
zijn niet door anderen gefopt want die hebben de
dwaasheid en de onmogelijkheid van hun verhaal dui
delijk genoeg uitgesproken; maar zij zijn gefopt door
gebrek aan nadenken, zooals Skadi zich zeiven fopte,
toen zij meende 'n bruigom te kunnen kiezen naar
zijn beenen, zonder zelfs de wetenschap van 'n moe
dervlekje tot waarborg te hehben voor de juistheid
harer keuze.
i
Maar de grap houdt op „grap" te zijn, wanneer 't
verhaal mogelijk is en allen schijn van waarheid heeft.
Het verhaal van den brief van Keizer Wilhelm, die in
verscheidene Duitsche couranten gestaan heeft, en door
wel tien Hollandsche couranten is overgenomen, is
niets anders dan 'n lafferij en noch geestig, noch aardig.
Want er is niets in of aan dien gefingeerden brief,
wat als onmogelijk beschouwd kan worden.
Als ik zou gaan vertellen, dat ik bij mijn dood 'n
dik boek zal nalaten 'over alles wat mij in mijn leven is
wedervaren, dan is )dit misschien onwaarschijnlijk, maar
niet onmogelijk; en men zou niet gek behoeven ,te
wezen om' 't aan te nemen. Laat ik dan echter geen
boek na, dan zouden zij, di emij geloofd hebben, geen
April-gekken zijn, maar ik zou 'n leugenaar en 'n
praatjesmaker blijken. Vertel ik echter, dat ik de eene
helft van dat boek af zal maken tijdens mijn leven,
en de andere helft na mijn dood zal dicteeren aan
mijn weduwe, dan moet men toch wel 'n uil in 't
kwadraat wezen, om idaar 'n woord van te gelooven, en
er alvast 'n bestelling op te gaan doen bij zijn boek-
J. N. SCHE
in GROOTE KEUZE.
Prachtige sorteering wollen,zjjdeu en mousseline
de nieuwste modellen (Kimono)
Zwarte en gekleurde
|U alle breedten, vanaf 20 ets. tot 95 ets. per E|
In verschillende kleuren.
de nieuwste patronen.
in alle breedten.
Groote sorteering TAFELKLEEDEN, TAPIJ'
TE1V, KARPETTEN en LOOPERS.
Aanbevelend,
handelaar
In dien trant schreef Marie Corelli, toen zij aan
't laatste gedeelte van „The Soitows of Satan" bezig
was Dat zij zoo schreef, goed! Dat zij ons zulk 'n
knol voor 'n citroen in de handen stopte, kon er
ook nog mee door. Maar dat zij toen ging meenen,
dat wij den knol niet zagen, dat was al te gek, en
als April-mop, waarvan zijzelf de dupe is geworden, is
die dwaasheid volkomen gelukt Want zij is haar eigen
phantasieën gaan gelooven. en deze overtroffen varkens,
en Tsaren-bezoek en omgekeerde gebouwen van drie
verdiepingen.
't Is haar gegaan als dien Schoenmaker, die, om
ook eens wat te vertellen, aan een van zijn klanten
zei, dat er vandaag over veertien dagen achter 't com
mandantshuis 'n man zou worden opgehangen. Die
klant vertelde h et aan zijn vrouw en jongens, die vrouw
aan haar buren, die jongens aan hun baas; en eer
men 't wist, was de halve stad op de hoogte van
de te volvoeren executie. De schoenmaker echter dacht
er niet meer aan. Maar toen hij op den door hemzelf
verzonnen dag zooveel menschen voorbij zijn pothuis
zag gaan, allen in dezelfde richting, Damwaarts, toen
vroeg hij toch aan een hunner wat er gaande was.
Weet je dat dan niet? was de wedervraag; er
wordt straks 'n man opgehangen.
Hij dacht 'n oogenblik na en moest lachen om de
lichtgeloovigheid der menschen." Maar toen het draven
en naasten van menschen niet ophield en er zich
altijd nog maar meer Damwaarts spoedden, en hij
van ieder, dien hij iets vroeg, hetzelfde antwoord kreeg,
toen kwam de overweging in hem op, dat 't toch best
waarheid kon wezen en wierp hij zijn voorschoot neer,
om evenals de rest te gaan kijken naar iets wat niet
te zien was.
Dit was de volmaakte April-grap, de volkomenheid
van het zelfbedrog.
Maar het verhaal van dien Keizerlijken brief is hee-
lemaal niet aardig en geestig in geen geval, want er
was niets aan wat onmogelijk of onwaarschijnlijk was;
't was 'n laffe leugen, meer niet, en even smakeloos
als 't telegram, dat onlangs door iemand ontvangen
werd en waarin hem werd medegedeeld, dat zijn va
der plotseling overleden was. terwijl dit 'n onwaarheid
was.
Maar er zijn menschen, die zulke dingen heel aardig
vinden.
't Zij zoo!
'n Dag of wat geleden hebben wij in de Haarl. Cou
rant kunnen lezen, dat Dr. Frederik van Eeden in
Amerika zeer veel succes had en daar met groote
onderscheiding wordt behandeld. Hij zou geluncht heb
ben bij Roosevelt en roet zijn toespraken 'n uitbundig
enthousiasme hebben verwekt
Ik voor mij acht dit niet waarschijnlijk, maar 't
zou niet in mijn hoofd opkomen om 't te bestrijden:
want 't is m o g e l ij k. Blijkt 't nu echter, als hij
over 'n paar dagen in 't vaderland terugkeert, dat
er van die verhalen negen tienden gelogen en ver
zonnen is, dan zou ik de pers willen aanraden om
in 't \ervolg wat serieuzer te werk te gaan en 'n ver
slaggever, die zoo hyper-phantastisch is, strenger te
controleeren. Want als bericht heeft 't dan geen waar
de, en als aardigheid is 't vreemd gebleven aan alle
Attisch zout
Nu ik toch iets over Dr. Fred. v. Eeden zeg, wil
ik 'n geestige opmerking van „De Notenkraker" in
herinnering brengen. Toen eenigen tijd geleden "het stuk,
genaamd „IJsbrand" in den schouwburg op het Leid-
Leidsche Plein voor 't eerst werd opgevoerd en de
schrijver de première ervan bijwoonde, om den anderen
dag naar Amerika te vertrekken, stond "3 dagen later in
genoemd blad de volgende mededeeling:
„De stichter van 't ijs brandje op 't Leidsche Plein is
eindelijk ontdekt geworden, 't HVloet 'n zekere Frederik
van Eeden zijn. De onverlaat heeft intusschen het land
verlaten en de wijk genomen naar Amerika"
Men weet uit een der vorige brieven, dat ik veel goeds in
de ^IJsbrand" vond; en al is er wel wat op aan te
merken, waar 't een te sterke imitatie vertoont van
de Christusfiguur, ik zou toch het geheel wel kunnen
verdedigen.
Maar liever nog zou ik mij in staat weten, tot het
zeggen van zulk een geestigheid.
H. d. H.
CORRESPONDENTIE
L. d. M. Van uw standpunt gezien, hebt Ge volko
men gelijk. Ge zijt niet de eenige, die zoo oordeelt.
In de „Belegering van Falsburg" door Erckman
Ghatrian komt 'n onderofficier voor, die zoo onge
veer zegt
„Het leger is de nuttigste instelling, die er bestaat;
daar komt alles van wat goed is. Als er geen legers
waren, zouden er geen onderofficieren zijn, en wat
zou er dan van de wereld terecht moeten komen?
Hoeveel schoenmakers houdi 't niet aan 't werk?! Hoe
veel kleermakers?! Hoeveel leveranciers hebben er door
te eten?! Neen, een nuttiger instelling dan het leger
is er moeilijk te bedenken."
Zoo sprak die onderofficier. En ik moet dan ook
eerlijk bekennen, dat ik ook niet zou weten, hoe de
wereld zou kunnen draaien zonder onderofficiers.
Ik wil wedden, dat vele hooggeplaatste militairen
het ïnet u eens zijn.
Maar ik heb de eer en het voorrecht het ju i e
met u eens te zijn, al ben ik Uw Dw
H .d. H,
o
81.
Maar de kennismaking met het tusschen wild opeen
gestapelde rotsblokken gevatte meerkleinood werkte
lokkend in Jutta's herinnering na en op den
tweeden dag keerde zij terug en zond een telegram
aan haar vader te Aden met haar nieuw adres: zij
wilde nu in Mariahalden aan het NVallenmeer blijven,
in een vroeger landslotje, dat in een behaaglijk hotel
was omgebouwd.
Wat deed de vrede haar goed. Slechts enkele tou-
rislen kwamen daar door Onbespied, ongestoord zon
der eenigen argwaan op te wekken, kon zij eindelijk
gansch naar haar luimen doen, wat zij verkoos. En voor
alles wandelen.
Aan alle zijden van het meer steeg het machtige
reuzenwoud omhoog. Kleine bergpartijen en wande
lingen hielden haar gansche dagen ver van haar thuis.
En elke wandeling met nieuwe indrukken bracht haar
nadert ot haar innerlijke gezondheid. Waar zij den blik
vrij kon laten gaan over de omgeving, overal oefende
het een groote aantrekkelijkheid op haar uit, die om
geving in haar lichtende kleuren, met die eeuwige wis
seling van licht en schaduw.
Een naïeve trots deed haar hart opgewekter kloppen,
de vreugde van hier de ontdekster te zijn. en zij
schilderde zich reeds uit, hoe zij de geleidster zou
zijn van haar wereldbereisden vader hoe zij hem dit
droomerige, stille landschap toonen zou.
Eiken dag kon zij hem verwachten of een telegram
van hem een brief.
Zij werd reeds recht ongeduldig.
's Avonds voor dat de post kwam. wandelde zij
ongeduldig in den nu nog ledigen hoteltuin rond. In
den laatsten nacht was er wederom sneeuw gevallen,
die gaf zelfs aan de dichtsbijzijnde bergen't majestueuse
kleed der gletscherreuzen. In het kleurenspel dat de
ondergaande zon te voorschijn riep, was dit kleed won
dervol De sneeuwtoppen der bergen glansden won
dervol in het roodgoud der ondergaande zon. In de
kleine dorpen zoo hier en daar in de hutten, schit
terden lichtjes, de eerste sterren kwamen aan het fir
mament, en als een vurige slang kroop daar de avond
sneltrein, die de post had gebracht, zoo aanstonds weer
achter de bergen verdwijnend
Of er bericht van haar vader gekomen was? Het
laatste had zij uit Suez ontvangen. Dat was ongeveer
vijf dagen geleden. En voor tien dagen was de brief
gepost. Zeldzaam, geen telegram had zij ontvangen,
zooals anders wel gebeurde.
Zij stond daar en keek den trein na. Daar voel
de zij plotseling de nabijheid van een man, wiens
ernstige, vorschende blik op haar rustte en een
siddering ging haar door de leden.
De vreemdeling was eerst eenige oogenbükken ge
leden met den hotelbrik aangekomen vanaf het sta
tion. Hij had zich een kamer laten aanwijzen en zijn
bagage daarheen laten brengen en hij had direct naar de
dame uit Bremen gevraagd. De jonge dame deed een
avondwandeling heette het.
Zoo kwam hij in den tuin, bleef daar staan en liet
zijn blik waren over de stille omgeving. Verder liep
hij, kwam langs 't terras, liep den dikken notenboom
voorbij, bleef weer staan
En daar ontdekte hij de slanke vrouwengestalte, die
onbeweeglijk aan den uitersten kant van den tuin stond,
daar op die uitstekende punt, waar men een ruim ver
gezicht had over het meer
Hij ging naast haar staan, nam haar rechterhand,
die op de borstwering lag hield die tusschen zijn
handen vast en zeide zacht en innig haar naam.
Nu wist zij, dat zij hier niet haar vader had ver
wacht maar hem.
Zij deed geen enkele vraag Zij was niet verwonderd,
dat hij zoo eensklaps naast haar stond. Ook het beven
hield op. Het was haar onuitsprekelijk wel en vredig
tc moede. Maar in haai" oogen werd het warm en
vochtig terwijl de spanning zich oploste.
„Arme lieve Jutta!"
Zij schudde het hoofd en keek hem door haar tra
nen heen lachend aan.
^rm neen dat moet je niet zeggen.
')Zou het mij dan geen pijn doen, dat ge zoo hebt
^HMteunde met beide ellebogen op den muur, maar
het haar rechterhand nog niet los, hij drukte die
tegen zijn slaap en na een poos stil drooinen drukte
hij zijn lippen op haar hand
Waarom wildet ge mijn brieven met lezen? vroeg
Heeft papa niet alles gezegd, wat er gebeurd is?"
!>Ues."
„Dan moet je dat ook kunnen begrijpen.
Hij lachte.
„Je vreesdet, dat het werd als in Galeotto. Dat voel
de ik. Maar begrepen heb ik het tot dusverre nog
niet."
Mijn geheele leven is als in Galeotto. De vuile tong
der menschen heeft ook hier het kwaad gesticht"
„Je vader waarschuwde mij reeds. Hij wilde mij:
niet naar je laten toegaan. Maar hij hield niet vol
en zag ten slotte in, dat hij mij niet terughouden mocht"
„Fnts gij wist, dat ge het mij zooveel moeilijker
zoudt maken."
„Moeilijker maken?"
„Ach lieve vriend, om het oordeel van de wereld
heb ik mij nooit bekommerd. Maar hier staat alles
op het spel. Reeds wanneer men ons hier samen ziet,
zal men weder combineeren en conclusies trek
ken."
„Want de wereld waarin jij, Jutta, geleefd hebt, neemt
elke gelegenheid waar, om het ergste te gelooven.
Maar jij moet daarboven staan.
„En toch Ach, ik heb het willen overwinnen.
Maar wij zijn slaven onzer omgeving, wij vrouwen,
wanneer niet dadelijk het beste, wat wij bezitten onze
goede naam, vogelvrij verklaard zal worden."
Nu snikte zij plotseling.
„Jutta Hij drukte haar hand vaster. „Ik smeekte
je vader, je voor te bereiden op de groote. innige, bid
dende vraag, die ik je wil doen."
Zij weerde hem angstig af.
„Hij zal je hebben gezegd, hoe mijn antwoord luiden
moet."
„Dat heeft hij. Maar ik bezat toch den moed om te
komen. Lieve, lieve Jutta. Wat is er toch, dat dit
onmogelijk maakt?"
„Juist die keten, die mij voor eeuwig heeft gesmeed
aan de laagste verdenking."
„En je zult die keten eeuwig voelen?"
„Ik vrees heL"
„Hier misschien. Maar buiten in de groote, ruime
wereld niet Werkelijk niet"
„Schudt men het van zijn nek af, dan hecht het zich
aan de zolen van onze voeten. Het volgt ons steeds.
Tenslotte ook naar dat andere werelddeel."
„Ja, lieve vriendin, wanneer men zich daar, door
dezelfde veroordeelen moest laten tyranniseeren.'
„Was u zelf dan ook uw principes "niet ontrouw ce-
worden?" 8
Lachend knikte hij.
„Voorbijgaand ja. Maar dat was ook de laatste
groote leer. Sedert heb ik mij op een zuiver standpunt
gesteld. Ik hoor het oordeel van de menschen niet
meer omdat ik er niet om strijd hen mijn dingen
te doen begrijpen. Ziet ge, mijn eigen moeder houdt mij
voor een misdadiger. En ik vraag mij af. wat hindert
het? Wanneer ik het bewustzijn voor mij zelf heb
dat ik er niet een ben moet ik dan vertwijfelen
en klagen, omdat zij zich in haar eenvoudigheid niet
tot mijn inzichten kan bekeeren? Wat verandert daar
door aan mij? Wordt ik beter of slechter door de
schatting, die ik bij andere menschen vindt?"
„Ja wanneer men zich eerst zoover boven alles heeft
geplaatst om wereld- en menschenverachter te wor-
„Ik ben geen wereld- en menschenverachter. Ik heb
de wereld lief. Slechts heb ik de eergierigheid miet
meer ze te willen bekeeren. Ik ben ook volstrekt niet
menschenschuw geworden. In mijn vreugde roep jk
menschen rondom mij, om dat met hen te vieren.
Slechts mijn leed draag ik alleen, Dat is het heele
geheim."
„Wat ge al weer niet in mij wakker roept
Ach mijn God!" p
„Wilt ge niet met mij het nieuwe vaderland daar
ginds zoeken? Waar men zoo geheel zichzelf is? Waar
men zijn geluk niet bouwt op het oordeel der men
schen, maar op zijn eigen achting!"
„En -r- ik zou de menschen hier onbekommerd
kunnen laten spreken, denken en aanklaaen zoo
meent ge het?
„Ja, zoo meen ik het"
..Hen allen aan een schuld laten gelooven. waar
van ik vrij ben?"
„Ja De Succo's mevrouw Von Druhsen al
je bekenden."
„Ook mijn man
„Ja. Ook hij, en zelfs als je vader in het uiterste
hoekje van zijn hart eenige verdenking zou koeste
ren
„Onmogelijk 1"
br'èT<>Gh" 26,15 oordeel rna8 je niet uit je pad
nc^Lri S?"^ DOg °V6r? Wk 8el°°ft 0811
„Jij en ik. Wij beiden."
Zij leunden nu schouder aan schouder over de borst
wering. Het was nu nacht geworden. Het meer kon
men nu met meer zien. Door de stilte klonk het rui
„Welk een nieuwe wereld!" zeide zij zacht
rlij trok haar naar zich toe en kuste haar 7\\
hef het toe. En terwijl zij zich in z^ a'men koÏÏ
terde, wies haar trots, wies haar vertrouwen en
de laatste weifeling zonk weg. vertrouwen en
H®.®* weg lag open en vrij voor haar.
de''rij! moeten in elkaar gelooven 1" herhaal:
EINDE.