Al nst DTI lai ïscb nB rieve D. De verboden Vrucht. Zwarte, feklenrde en muit Men BLOUSES, CostnüroKen raai 13.50. VITRAGES VoorjaarS' en SoliedeNaaimachines vanaf f20 tot f40. FEUILLETON. MADRAS VOOR SERRES Glasgordijnen en aigepaste Gordijnen, Schagen. J. H. SCHENE, Groote sorteering zwarte en gekleurde Zomermantels. Zondag \z April 1908. 52e Jaargang. No. 4351. TWEEDE BLAD. bericht de ontvangst der nieuwste Handschoenen, Corsets, Ceintuurs, Chales, Katoen en Lusterrokken. Linnen, Lancaster en Katoen Gordijnen met bijpassende Franjes Kapok en Veeren Bedden, alle soorten Matras sen, Ledikanten en Dekens worden tegen scherp concurreerendeprijzen spoedig geleverd. SenmersSteW°Ud 6n d6 ^die^ild^ Over April grappen en laffertjen. CXXXVII Ik weet wel,ik kom wat laat met mijn brief over Aprilgrappen; maar men denke niet, dat ik er zelf een wil debiteeren of op de een erf andere ma nier de lezers bij den neus wil nemen. Eerlijk gezegd, houd ik over 't geheel niet van goedkoope aar digheden of van iets te vertellen, wat dan later blijkt maar 'n „grapje" te zijn geweest Vertrouwen en licht geloovigheid staan even ver van elkander als geestig heid en spitsvondigheid; evenals zij vaak met elkaar verward worden; en op die verwarring, baseert de grap penmaker zijn succes. *t Is mogelijk, dat 'n geestig mensch 'n grappenmaker zou kunnen zijn, maar dat 'n grappenmaker ook 'n geestig mensch zou wezen, is 11 besliste onmogelijkheiddaarvoor blijft hij ge woonlijk te laag bij den grond; en 't is mij al wel honderdmaal gebleken, dat 'n geestigheid, 'n werke lijk pittige gedachte geen toegang kon verkrijgen tot "t hoofd van 'n grappenmaker. Hij begrijpt alleen woord spelingen, ajs ze 11 beetje dubbelzinnig zijn, hij be grijpt aardigheden, die zelfs op haar kant er niet door kunnen, hij heeft in verdachte en gewaagde uitdruk kingen 'n dol plezier; maar 'n geestigheid, zoo fijn als kantwerk, kan hij niet begrijpen of waardeeren. Geestigheden, die ten allen tijde en onder alle om standigheden waarde hebben, zooals er zoovele voor komen m onze klassieken Ilias, Bijbel, Aurora Leigh, Shakespeare en andere gaan hem voorbij zonder eenigen indruk op hem te maken Er moet 'n grof handvatsel aan zijn en anders kan hij 't niet vatten, waarschijnlijk omdat hij zelf t Is met geestigheden als met spreekwoorden; nis zij niet kort, niet z i n r ij k en niet pittig zijn, deugen ze niet. Latinisten weten; „Omne epigramma sit instar apis, sit aculeus illi, Sint sua mella, sit et corporis, exigui.", wlat in 't Hollandsch zeggen WilEen spreekwoord moet, evenals de bij, hebben: een angel, honig, en 'n klein lichaam. En wat voor 'n spreekwoord geldt, geldt ook voor alles* wat aanspraak wil maken op geestigheid. Een verhaal, dat te lang duurt kan niet geestig zijn, loopt zijn doel voorbij, wordt vervelend; en 't is 'n menschenkennend redenaar, die zijn reden weet te krui den met korte, pittige gezegden, die nu en dan als bliksems in zijn toespraak vallen, om zijn gehoor te doen opschrikken en bij de zaak te houden Lezen en luisteren is nu eenmaal vervelend, dat -weet ieder, al is er geen ander* weg om iets wijzer te worden dan we nu zijn; maar of de verveling in aandacht en be langstelling kan verkeeren hangt van de honderd ge vallen negen-en-negentig maal af van den spreker of van het boek. Een boek, dat verveelt, sticht niet en doet geen nut, evenmin als 'n spreker, diej Stil, Hein! Stil jongen' Gooi je eigen glazen niet in Stil, Hein?! Waarom? Zegt Shakespeare ook niet: „Brevety ist he soul of wit."?: „Kortheid is de ziel van plle geestigheid?" Jawel, en dat mocht Shakespeare zeggenj jnaar als ik jou was, zou ik 't er dan nu maar bij laten. Waarom Och, waarom dwing je iemand onbeleefd te wor den? Zet 'n punt en laat ons over iets anders pra ten De Aprilgrappen danken haar oorsprong aan een verhaal uit de Noorsche mythologie. De reus Thjassi, een winterreus, die de stormen uit het Noorden op blies en ij zei en sneeuw bracht waar hij verscheen, was door de Asen, dat zijn de goden, gevangen en gedood. Zijn heldhaftige dochter, SkadI, de lente storm trok zijn wapenrusting aan en wreekte haars vaders dood door bloesems en knoppen geducht door elkander te schudden en te vernielen Om haar wraak gevoel te doen bedaren boden de goden haar aan een echtvriend uit hun midden te kiezen, maar om dat zij geen Asine was, doch slechts 'n reuzenkind, zou ziji van de Asen niets anders zien dan de bee- nen, en daarnaar haar keus moeten bepalen. Dit voorstel werd aangenomen. Zij zag een paar van de flinkste beenen en dacht„Dit kan niemand anders dan Baldr zijn; hij is dus mijn man." De reuzin echter vergiste zich; het was Niörthr. de God van de lucht, de zee en de schippers. De Noorsche volken, waartoe ook wij van huize uit behooren, hielden deze boert hunner goden in jaarlijksche gedachtenis met soortgelijke grappen op den Roman van PAUL OSKAR HöCKER. eersten April «n 'I k (fc ge%tx>nt« wt»r wij Ttog heden ten dage onze Aprilmoppen aan danken. Of deze Aprilmoppen nu hun historischen oorsprong getrouw zijn gebleven, mogen de nu-levenden zelf uit maken. Mij dunkt dat ze tamelijk van dien oorsprong zijn afgeweken. De Aprilgrap, als zoodanig moet wezen 'n fopperij i van zichzclven en niet van anderen. Als mij iets aan-) nemelijks verteld wordt, dat door mij te goeder houw wordt geloofd en aangenomen, dan ben ik niet de Aprilgek, maar dan is de verteller 'n leugenaar of iemand, die van lafferijen houdt. .Vlaar als mij iets verteld wordt dat bij 'n seconde nadenken on aannemelijk is, n onmogelijkheid, en ik zou t gelooven, dan is t niet de ander die mij fopt. maar dan fop ik mij zeiven. Want de ander verborg zijn opzet om mij te foppen niet; hij vertelde mij 'n onwaarheid, 'n onaannemelijkheid Ga ik er dus op in, dan word ik geen dupe van zijn vertelling, maar van mijn eigen lichtgeloovigheid en gebrek aan nadenken. Lichtgeloovigheid nu is heel iets anders dan vertrouwen. Vertrouwen is 'n deugd lichtgeloovigheid op zijn zachtst genomen, 'n gebrek. Lichtgeloovigheid is gelooven zonder nadenken, tegen reden en logica in, zooveel als „blind-geloof," en dit nu is 't is eeuwen vóór ons gezegd 'n lichtvaardig geloof. Uit zulke lichtvaardige eeloovers worden dan ook de Aprilgekken gerecruteerd. Eenige jaren geleden heb ben wij ze in legers zien optrekken naar den Dam, om daar het varken te zien te voorschijn brengen, dut maanden te. voren van 'n steiger aan de Han delskade was gevallen en n riool binnen gezwommen was. en op die manier al wroetende door de aarde, al tobbende door de riolen en andere ondergrondsche wegen, onder den Dam terecht gekomen was, waar nachtelijke wandelaars het hadden hooren knorren, waar vreesachtige mensehen aan spoken dachten, totdat eindelijk de politie d. w. z. volgens het bericht in de courant er zich mee Was gaan bemoeien en nu tot het opbreken van den Dam zou overgaan, om het varken te voorschijn te brengen. Een onmo gelijkheid van grooter allooi is wel niet te bedenken en op 't bureau schudde men dan ook 't hoofd er over. of dit verzinsel wel zou aangenomen worden, 't Was te grof. Maar ziet, op den bewusten ochtend van 1 April, dat de Dam zou worden opgebroken qri 't varken te (voorschijn 'zou, worden gebracht, stroom den de mensch en van' alle richtingen Damwaarts en 't gedrang werd zoo groot, dat de politie er aan te pas moest komen. En zooals 't toen gegaan is met dat varken, zoo is 't nu gegaan met men visch, aan de Nieuw-Markt, die zes dagen en zes nachten lang op 't droge lag te wachten, totdat hij verloot zou worden. De schelviseh van Piet Paaltjes, dien hij voorstelde om vier en twin tig uren op 'n svarme stoof te leggen, is er niets bij. Toch hebben honderden menschen de tastbare oomo- geDJkheid toot Waarheid aangenomen en hebben er in 't uur der bekentenis tooneelen plaats gehad, die op /vechtpartijen geleken. Met 't verhaal van den Czaar van Rusland, die in „streng incognito' zich in „Russische generaalsuniform" let wel: „in streng incognito' en min „in Russische generaalsuniform" zich voor 't Amstelhotel voor t weekblad „De Prins" liet photografeeren, is 't pre cies zoo gegaan. Duizenden hadden zich opgesteld om den man. die nooit en nergens zeker van zijn leven is, die overal en in ieder 'n bommenwerper ziet, vrij en onbeschermd langs 't Damrak te zien gaan. Het verhaal van 't gebouw van „De Telegraaf' was nog erger. Dit zou, drie verdiepingen hoog en buiten Amsterdam gebouwd en in elkaar gezet, op een daar voor expresselijk vervaardigde automobiel door Am sterdams straten worden gevoerd en zoo 't Eggert- straatje dioor, de St Nieolaasstraat in, op de plaats, van 't verbrande gebouw worden omgekanteld en neer gezet. Den anderen dag zouden dan reeds de werkzaam heden in het gebouw aanvangen. Een brutaler stuk kan er toch wel niet verzonnen worden. En ziek toen de dag van 't gefingeerde vervoer zou plaats hebben, waren de wegen waarlangs het gebouw gaan zou, zwart van de menschen. Zoo zijn de Amsterdammers, zoo doen Aprilgekken; en zii hebben hun verdiende loon als anderen hen uitlachen en zij met hun figuur verlegen worden. Zij zijn niet door anderen gefopt want die hebben de dwaasheid en de onmogelijkheid van hun verhaal dui delijk genoeg uitgesproken; maar zij zijn gefopt door gebrek aan nadenken, zooals Skadi zich zeiven fopte, toen zij meende 'n bruigom te kunnen kiezen naar zijn beenen, zonder zelfs de wetenschap van 'n moe dervlekje tot waarborg te hehben voor de juistheid harer keuze. i Maar de grap houdt op „grap" te zijn, wanneer 't verhaal mogelijk is en allen schijn van waarheid heeft. Het verhaal van den brief van Keizer Wilhelm, die in verscheidene Duitsche couranten gestaan heeft, en door wel tien Hollandsche couranten is overgenomen, is niets anders dan 'n lafferij en noch geestig, noch aardig. Want er is niets in of aan dien gefingeerden brief, wat als onmogelijk beschouwd kan worden. Als ik zou gaan vertellen, dat ik bij mijn dood 'n dik boek zal nalaten 'over alles wat mij in mijn leven is wedervaren, dan is )dit misschien onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk; en men zou niet gek behoeven ,te wezen om' 't aan te nemen. Laat ik dan echter geen boek na, dan zouden zij, di emij geloofd hebben, geen April-gekken zijn, maar ik zou 'n leugenaar en 'n praatjesmaker blijken. Vertel ik echter, dat ik de eene helft van dat boek af zal maken tijdens mijn leven, en de andere helft na mijn dood zal dicteeren aan mijn weduwe, dan moet men toch wel 'n uil in 't kwadraat wezen, om idaar 'n woord van te gelooven, en er alvast 'n bestelling op te gaan doen bij zijn boek- J. N. SCHE in GROOTE KEUZE. Prachtige sorteering wollen,zjjdeu en mousseline de nieuwste modellen (Kimono) Zwarte en gekleurde |U alle breedten, vanaf 20 ets. tot 95 ets. per E| In verschillende kleuren. de nieuwste patronen. in alle breedten. Groote sorteering TAFELKLEEDEN, TAPIJ' TE1V, KARPETTEN en LOOPERS. Aanbevelend, handelaar In dien trant schreef Marie Corelli, toen zij aan 't laatste gedeelte van „The Soitows of Satan" bezig was Dat zij zoo schreef, goed! Dat zij ons zulk 'n knol voor 'n citroen in de handen stopte, kon er ook nog mee door. Maar dat zij toen ging meenen, dat wij den knol niet zagen, dat was al te gek, en als April-mop, waarvan zijzelf de dupe is geworden, is die dwaasheid volkomen gelukt Want zij is haar eigen phantasieën gaan gelooven. en deze overtroffen varkens, en Tsaren-bezoek en omgekeerde gebouwen van drie verdiepingen. 't Is haar gegaan als dien Schoenmaker, die, om ook eens wat te vertellen, aan een van zijn klanten zei, dat er vandaag over veertien dagen achter 't com mandantshuis 'n man zou worden opgehangen. Die klant vertelde h et aan zijn vrouw en jongens, die vrouw aan haar buren, die jongens aan hun baas; en eer men 't wist, was de halve stad op de hoogte van de te volvoeren executie. De schoenmaker echter dacht er niet meer aan. Maar toen hij op den door hemzelf verzonnen dag zooveel menschen voorbij zijn pothuis zag gaan, allen in dezelfde richting, Damwaarts, toen vroeg hij toch aan een hunner wat er gaande was. Weet je dat dan niet? was de wedervraag; er wordt straks 'n man opgehangen. Hij dacht 'n oogenblik na en moest lachen om de lichtgeloovigheid der menschen." Maar toen het draven en naasten van menschen niet ophield en er zich altijd nog maar meer Damwaarts spoedden, en hij van ieder, dien hij iets vroeg, hetzelfde antwoord kreeg, toen kwam de overweging in hem op, dat 't toch best waarheid kon wezen en wierp hij zijn voorschoot neer, om evenals de rest te gaan kijken naar iets wat niet te zien was. Dit was de volmaakte April-grap, de volkomenheid van het zelfbedrog. Maar het verhaal van dien Keizerlijken brief is hee- lemaal niet aardig en geestig in geen geval, want er was niets aan wat onmogelijk of onwaarschijnlijk was; 't was 'n laffe leugen, meer niet, en even smakeloos als 't telegram, dat onlangs door iemand ontvangen werd en waarin hem werd medegedeeld, dat zijn va der plotseling overleden was. terwijl dit 'n onwaarheid was. Maar er zijn menschen, die zulke dingen heel aardig vinden. 't Zij zoo! 'n Dag of wat geleden hebben wij in de Haarl. Cou rant kunnen lezen, dat Dr. Frederik van Eeden in Amerika zeer veel succes had en daar met groote onderscheiding wordt behandeld. Hij zou geluncht heb ben bij Roosevelt en roet zijn toespraken 'n uitbundig enthousiasme hebben verwekt Ik voor mij acht dit niet waarschijnlijk, maar 't zou niet in mijn hoofd opkomen om 't te bestrijden: want 't is m o g e l ij k. Blijkt 't nu echter, als hij over 'n paar dagen in 't vaderland terugkeert, dat er van die verhalen negen tienden gelogen en ver zonnen is, dan zou ik de pers willen aanraden om in 't \ervolg wat serieuzer te werk te gaan en 'n ver slaggever, die zoo hyper-phantastisch is, strenger te controleeren. Want als bericht heeft 't dan geen waar de, en als aardigheid is 't vreemd gebleven aan alle Attisch zout Nu ik toch iets over Dr. Fred. v. Eeden zeg, wil ik 'n geestige opmerking van „De Notenkraker" in herinnering brengen. Toen eenigen tijd geleden "het stuk, genaamd „IJsbrand" in den schouwburg op het Leid- Leidsche Plein voor 't eerst werd opgevoerd en de schrijver de première ervan bijwoonde, om den anderen dag naar Amerika te vertrekken, stond "3 dagen later in genoemd blad de volgende mededeeling: „De stichter van 't ijs brandje op 't Leidsche Plein is eindelijk ontdekt geworden, 't HVloet 'n zekere Frederik van Eeden zijn. De onverlaat heeft intusschen het land verlaten en de wijk genomen naar Amerika" Men weet uit een der vorige brieven, dat ik veel goeds in de ^IJsbrand" vond; en al is er wel wat op aan te merken, waar 't een te sterke imitatie vertoont van de Christusfiguur, ik zou toch het geheel wel kunnen verdedigen. Maar liever nog zou ik mij in staat weten, tot het zeggen van zulk een geestigheid. H. d. H. CORRESPONDENTIE L. d. M. Van uw standpunt gezien, hebt Ge volko men gelijk. Ge zijt niet de eenige, die zoo oordeelt. In de „Belegering van Falsburg" door Erckman Ghatrian komt 'n onderofficier voor, die zoo onge veer zegt „Het leger is de nuttigste instelling, die er bestaat; daar komt alles van wat goed is. Als er geen legers waren, zouden er geen onderofficieren zijn, en wat zou er dan van de wereld terecht moeten komen? Hoeveel schoenmakers houdi 't niet aan 't werk?! Hoe veel kleermakers?! Hoeveel leveranciers hebben er door te eten?! Neen, een nuttiger instelling dan het leger is er moeilijk te bedenken." Zoo sprak die onderofficier. En ik moet dan ook eerlijk bekennen, dat ik ook niet zou weten, hoe de wereld zou kunnen draaien zonder onderofficiers. Ik wil wedden, dat vele hooggeplaatste militairen het ïnet u eens zijn. Maar ik heb de eer en het voorrecht het ju i e met u eens te zijn, al ben ik Uw Dw H .d. H, o 81. Maar de kennismaking met het tusschen wild opeen gestapelde rotsblokken gevatte meerkleinood werkte lokkend in Jutta's herinnering na en op den tweeden dag keerde zij terug en zond een telegram aan haar vader te Aden met haar nieuw adres: zij wilde nu in Mariahalden aan het NVallenmeer blijven, in een vroeger landslotje, dat in een behaaglijk hotel was omgebouwd. Wat deed de vrede haar goed. Slechts enkele tou- rislen kwamen daar door Onbespied, ongestoord zon der eenigen argwaan op te wekken, kon zij eindelijk gansch naar haar luimen doen, wat zij verkoos. En voor alles wandelen. Aan alle zijden van het meer steeg het machtige reuzenwoud omhoog. Kleine bergpartijen en wande lingen hielden haar gansche dagen ver van haar thuis. En elke wandeling met nieuwe indrukken bracht haar nadert ot haar innerlijke gezondheid. Waar zij den blik vrij kon laten gaan over de omgeving, overal oefende het een groote aantrekkelijkheid op haar uit, die om geving in haar lichtende kleuren, met die eeuwige wis seling van licht en schaduw. Een naïeve trots deed haar hart opgewekter kloppen, de vreugde van hier de ontdekster te zijn. en zij schilderde zich reeds uit, hoe zij de geleidster zou zijn van haar wereldbereisden vader hoe zij hem dit droomerige, stille landschap toonen zou. Eiken dag kon zij hem verwachten of een telegram van hem een brief. Zij werd reeds recht ongeduldig. 's Avonds voor dat de post kwam. wandelde zij ongeduldig in den nu nog ledigen hoteltuin rond. In den laatsten nacht was er wederom sneeuw gevallen, die gaf zelfs aan de dichtsbijzijnde bergen't majestueuse kleed der gletscherreuzen. In het kleurenspel dat de ondergaande zon te voorschijn riep, was dit kleed won dervol De sneeuwtoppen der bergen glansden won dervol in het roodgoud der ondergaande zon. In de kleine dorpen zoo hier en daar in de hutten, schit terden lichtjes, de eerste sterren kwamen aan het fir mament, en als een vurige slang kroop daar de avond sneltrein, die de post had gebracht, zoo aanstonds weer achter de bergen verdwijnend Of er bericht van haar vader gekomen was? Het laatste had zij uit Suez ontvangen. Dat was ongeveer vijf dagen geleden. En voor tien dagen was de brief gepost. Zeldzaam, geen telegram had zij ontvangen, zooals anders wel gebeurde. Zij stond daar en keek den trein na. Daar voel de zij plotseling de nabijheid van een man, wiens ernstige, vorschende blik op haar rustte en een siddering ging haar door de leden. De vreemdeling was eerst eenige oogenbükken ge leden met den hotelbrik aangekomen vanaf het sta tion. Hij had zich een kamer laten aanwijzen en zijn bagage daarheen laten brengen en hij had direct naar de dame uit Bremen gevraagd. De jonge dame deed een avondwandeling heette het. Zoo kwam hij in den tuin, bleef daar staan en liet zijn blik waren over de stille omgeving. Verder liep hij, kwam langs 't terras, liep den dikken notenboom voorbij, bleef weer staan En daar ontdekte hij de slanke vrouwengestalte, die onbeweeglijk aan den uitersten kant van den tuin stond, daar op die uitstekende punt, waar men een ruim ver gezicht had over het meer Hij ging naast haar staan, nam haar rechterhand, die op de borstwering lag hield die tusschen zijn handen vast en zeide zacht en innig haar naam. Nu wist zij, dat zij hier niet haar vader had ver wacht maar hem. Zij deed geen enkele vraag Zij was niet verwonderd, dat hij zoo eensklaps naast haar stond. Ook het beven hield op. Het was haar onuitsprekelijk wel en vredig tc moede. Maar in haai" oogen werd het warm en vochtig terwijl de spanning zich oploste. „Arme lieve Jutta!" Zij schudde het hoofd en keek hem door haar tra nen heen lachend aan. ^rm neen dat moet je niet zeggen. ')Zou het mij dan geen pijn doen, dat ge zoo hebt ^HMteunde met beide ellebogen op den muur, maar het haar rechterhand nog niet los, hij drukte die tegen zijn slaap en na een poos stil drooinen drukte hij zijn lippen op haar hand Waarom wildet ge mijn brieven met lezen? vroeg Heeft papa niet alles gezegd, wat er gebeurd is?" !>Ues." „Dan moet je dat ook kunnen begrijpen. Hij lachte. „Je vreesdet, dat het werd als in Galeotto. Dat voel de ik. Maar begrepen heb ik het tot dusverre nog niet." Mijn geheele leven is als in Galeotto. De vuile tong der menschen heeft ook hier het kwaad gesticht" „Je vader waarschuwde mij reeds. Hij wilde mij: niet naar je laten toegaan. Maar hij hield niet vol en zag ten slotte in, dat hij mij niet terughouden mocht" „Fnts gij wist, dat ge het mij zooveel moeilijker zoudt maken." „Moeilijker maken?" „Ach lieve vriend, om het oordeel van de wereld heb ik mij nooit bekommerd. Maar hier staat alles op het spel. Reeds wanneer men ons hier samen ziet, zal men weder combineeren en conclusies trek ken." „Want de wereld waarin jij, Jutta, geleefd hebt, neemt elke gelegenheid waar, om het ergste te gelooven. Maar jij moet daarboven staan. „En toch Ach, ik heb het willen overwinnen. Maar wij zijn slaven onzer omgeving, wij vrouwen, wanneer niet dadelijk het beste, wat wij bezitten onze goede naam, vogelvrij verklaard zal worden." Nu snikte zij plotseling. „Jutta Hij drukte haar hand vaster. „Ik smeekte je vader, je voor te bereiden op de groote. innige, bid dende vraag, die ik je wil doen." Zij weerde hem angstig af. „Hij zal je hebben gezegd, hoe mijn antwoord luiden moet." „Dat heeft hij. Maar ik bezat toch den moed om te komen. Lieve, lieve Jutta. Wat is er toch, dat dit onmogelijk maakt?" „Juist die keten, die mij voor eeuwig heeft gesmeed aan de laagste verdenking." „En je zult die keten eeuwig voelen?" „Ik vrees heL" „Hier misschien. Maar buiten in de groote, ruime wereld niet Werkelijk niet" „Schudt men het van zijn nek af, dan hecht het zich aan de zolen van onze voeten. Het volgt ons steeds. Tenslotte ook naar dat andere werelddeel." „Ja, lieve vriendin, wanneer men zich daar, door dezelfde veroordeelen moest laten tyranniseeren.' „Was u zelf dan ook uw principes "niet ontrouw ce- worden?" 8 Lachend knikte hij. „Voorbijgaand ja. Maar dat was ook de laatste groote leer. Sedert heb ik mij op een zuiver standpunt gesteld. Ik hoor het oordeel van de menschen niet meer omdat ik er niet om strijd hen mijn dingen te doen begrijpen. Ziet ge, mijn eigen moeder houdt mij voor een misdadiger. En ik vraag mij af. wat hindert het? Wanneer ik het bewustzijn voor mij zelf heb dat ik er niet een ben moet ik dan vertwijfelen en klagen, omdat zij zich in haar eenvoudigheid niet tot mijn inzichten kan bekeeren? Wat verandert daar door aan mij? Wordt ik beter of slechter door de schatting, die ik bij andere menschen vindt?" „Ja wanneer men zich eerst zoover boven alles heeft geplaatst om wereld- en menschenverachter te wor- „Ik ben geen wereld- en menschenverachter. Ik heb de wereld lief. Slechts heb ik de eergierigheid miet meer ze te willen bekeeren. Ik ben ook volstrekt niet menschenschuw geworden. In mijn vreugde roep jk menschen rondom mij, om dat met hen te vieren. Slechts mijn leed draag ik alleen, Dat is het heele geheim." „Wat ge al weer niet in mij wakker roept Ach mijn God!" p „Wilt ge niet met mij het nieuwe vaderland daar ginds zoeken? Waar men zoo geheel zichzelf is? Waar men zijn geluk niet bouwt op het oordeel der men schen, maar op zijn eigen achting!" „En -r- ik zou de menschen hier onbekommerd kunnen laten spreken, denken en aanklaaen zoo meent ge het? „Ja, zoo meen ik het" ..Hen allen aan een schuld laten gelooven. waar van ik vrij ben?" „Ja De Succo's mevrouw Von Druhsen al je bekenden." „Ook mijn man „Ja. Ook hij, en zelfs als je vader in het uiterste hoekje van zijn hart eenige verdenking zou koeste ren „Onmogelijk 1" br'èT<>Gh" 26,15 oordeel rna8 je niet uit je pad nc^Lri S?"^ DOg °V6r? Wk 8el°°ft 0811 „Jij en ik. Wij beiden." Zij leunden nu schouder aan schouder over de borst wering. Het was nu nacht geworden. Het meer kon men nu met meer zien. Door de stilte klonk het rui „Welk een nieuwe wereld!" zeide zij zacht rlij trok haar naar zich toe en kuste haar 7\\ hef het toe. En terwijl zij zich in z^ a'men koÏÏ terde, wies haar trots, wies haar vertrouwen en de laatste weifeling zonk weg. vertrouwen en H®.®* weg lag open en vrij voor haar. de''rij! moeten in elkaar gelooven 1" herhaal: EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5