Zondag 24 Mei 1908
52ste Jaargang. No. 4363
EERSTE BLAD.
Tweede Kamer.
EERSTE KAMER.
Binnenlandse!* Nieuws.
SCHAG
Alitieei Nitiis-
AOeruitifi- LullnvUil
Dit nummer beslaat uit vier bladen.
De moti© der hh. Bos c. s., of beter: der Vrijzinnig-
democratische Kamerleden is er eene van het aller
grootste gewicht Welk lot deze motie zal ondergaan
is nog niet met zekerheid te zeggen, maar zeker is
het dat met haar val, de Staatsexploitatie onzer spoor-
xwegen, een zoo bij uitstek nationaal belang, diep
grijpend in ons economisch leven en daarom een zoo
bizonder practische zaak, voor langen tijd van de baan
zal zijn geschoven.
Wij zouden dat zeer ernstig betreuren en WÜ S6"
looven, met den heer Treub, daarbij bijna de ganscne
natie aan onze zijde te vinden.
In verhouding tot de voorstanders is het aantal tegen
standers gering, of wij moesten ons zeer bedriegen.
Er zijn natuurlijk direct en indirect belanghebbenden,
en deze zullen zich verzetten; dat is wel begrijpelijk.
Maar dat iemand als die heer P i e r s o n een tegen
stander zou zijn en dat de gansche antirevolutionaire
Kamergroep bij monde van den heer van Gitters
ons zou komen verklaren dat zij unaniem tegen de
motie zal stemmen, lijkt ons zeer bevreemdend en
onverklaarbaar.
Maakt de antirevolutionaire groep ook van deze bi
zonder practische affaire waaraan wij geen politiek
kunnen ontdekken of het moest een algemeen conser
vatieve of radicale zijn een partijzaak? of moeten
wij gelooven dat allen tegen de Staatsexploitatie zijn
op gronden aan de practijk ontleend?
Iedere medaille hoeft haar keerzijde en zoo kleven
natuurlijk ook pan de Staatsexploitatie gebreken, be
zwaren, moeilijkheden. Doch zijn deze onoverkomelijk
en weegt het zeer groot economisch belang daartegen
niet op?
Wij hebben in ons overzicht van Zaterdag gegeven
welke argumenten de hh. Bos en Treub hebben vóór
Staatsexploitatie. Thans komen de tegenstanders aan het
woord. Het zijn de heeren Pierson, van Citters,
Plate.
De heer v. Citters oordeelde dat het den heer
Treub niet gelukt was de becijferingen van den heer
Werker te ontzenuwen. Trouwens zulke becijferingen
in 'een parlementaire rede zijn niet direct te contro
leeren en dan ware een tegen-nota beter. Dit is juist,
doch de heer v. Citters vergeet dat in tal van beschei
den de cijfers tegenover elkaar gesteld zijn en werkelijk
deze kwestie met onvoorbereid .wordt ter tafel ge
bracht.
Men heeft nagelaten de schaduwzijden van Staatsex
ploitatie aan |te geven aldus de heer- v. Citters, en
op welke ;wijze deze nadeelen kunnen weggenomen
worden. Ten behoeve van het personeel is Staatsexpl.
niet noodig. Op 1 Juli 1907 is een niet onbelangrijke
verbetering ingetreden, zoo zelfs dat die loonen bij
Staatsspoor en H. IJ. S. M. niet veel meer uiteenloopen.
De heer v. Gitters is verder niet zeer ingenomen
met de rondreis van den heer Bos; een vergelijking
met andere landen, ook wat de finantieele uitkomsten
aangaat, had hij behooren te geven. Met België is het
vrij treurig gesteld. Daar stijgen steeds de uitgaven en
thans is het tekort 41/2 millioen. Jammer, dat de heer
van Citters in gebreke bleef aan te toonen wat van
dit tekort de oorzaak is. Stijging van loonen misschien?
Maar als ,dit izoo is, dan blijkt er toch uit dat de
maatschappijen te lage loonen gaven. O. L behoo
ren niet de loonen een uitvloeisel der tarieven te zijn,
doch omgekeerd de tarieven gebaseerd te worden op
de loonen, nadat jdeze op redelijke wijze zijn vast
gesteld. Daardoor zal het reizen en het vervoer duur
der worden, zeer zeker. Maar wat nood; dat regelt
zich van zelf. Met de loonen stijgen de levensbehoeften
in prijs, doch niet in die mate dat de verhooging der
loonen toch wordt gecompenseerd door die duurdere
levensmiddelen. Voor den loondienaar is hoog loon
oneindig veel beter bij dure levensmiddelen, dan laag
loon bij lage prijzen.
Een ander bezwaar van den heer v. Citters is de
centralisatie. J)it is inderdaad een bezwaar, doch is
er thans bij onze maatschappijen geen kwestie van
„paperasserie"Wij zouden haast zeggen: het kan niet
erger worden. Het barbaarsche aantal formulieren, de
modellen en stukken over de behandeling van kleinig
heden; het brievengeschrijf over minder dan niets! Het
kan heusch niet erger worden bij Staatsexploitatie, wel
beter.
De politiek in spoorwegzaken, ook door den heer
Pierson besproken, werkt zeer slecht. Volkomen
juist; de invloed door de spoorwegmannen op de Kamer
leden uitgeoefend kan corruptief zijn. Bij verkiezingen
zullen zooveel rijksambtenaren een al te grooten invloed
op de candidaten uitoefenen. Wij zijn het er n*ce eens
dat tegen zulke uitwassen iets gedaan moet worden
en de heer Lely gaf dit reeds aan door het denkbeeld
aan de hand te doen een Directeur te doen benoemen
door de Kroon, onafhankelijk van de Kamer. Maar dan
nog vragen wij of ook deze vrees voor corruptie niet
wat overdreven is. Of deze drang op de Kamerleden
niet zeer zou verminderen indien het personeel in
beteren doen was. Ook zouden wij wel eens willen
kennen den invloed die door de spoorwegheeren op
de Kamer is aangewend. Daarvan wordt niet zoo veel
bemerkt, omdat hier van publieke handelingen geen
sprake is; maar is daarmede gezegd dat Jiij niet be
staat?
De heer Treub had den maatschappijen verweten dat
ze onvoldoende afschrijven, waardoor ten slotte de
afkoopsommen enorm zullen zijn. De heer v. Citters
oordeelde dat de Maatschappijen ook niet behoeven
af te schrijven op de lijnen. De Staat zelf is eigenaar
en tot amortisatie verplicht, ontvangt daarvoor jaar
lijks ook een uitkeenng. Wij betwijfelen zeer of dit een
juist standpunt is, al wordt het ook gedeeld door den
heer Pierson, die constateerde dat de maatschap
pijen op weg en werken niets behoeven af te schrijven.
van de 340 millioen die weg en werken aan den
gekost hebben, zijn 215 millioen door leening
gedekt en is de rest in 1972 geheel afgelast.
De neer Pierson; heeft uit de besprekingen niet
de overtuiging gekregen dat de Staatsexploitatie voor
ons volk noodig is uit economisch, sociaal en politiek
standpunt. Er schijnt hoegenaamd geen reden om zoo
hartstochtelijk en met zekere gejaagdheid op Staats
exploitatie aan te dringen de motie ligt nota-bene
5 jaar te wachten Waarom ook? In geen land reist
men veiliger dan bij ons. Ook het aantal ingelegde
treinen is zeer groot soms; tusschen Amsterdam en
Rotterdam zelfs 24 sneltreinen en 9 gewone. Hiertegen
voerde de heer Lely aan de heer Lely was vroe
ger minister van Waterstaat en kan dus" meepraten
dat er ook wel eens „Drentsche" belangen te be
hartigen zijn ön dat de maatschappijen daarvoor niets
koelen. Die maatschappijen hebben respect voor lijm»
als Amsterdam—Rotterdam en zouden gaarne Drente
c. s. negoeren, alles met 't oog op de portemonnaio;
wij kunnen hen dat niet kwalijk nemen, maar het is
de vraag of dan nog langer dit belangrijke monopolisti
sche bedrijf in handen van kooplieden mag zijn, wier
hoofddoel is dividend en tantièmes!
lntussehen, het moet erkend worden, de dividenden
en tantièmes stijgen niot, gelijk dan ook door alle
tegenstanders van Staatsexploitatie nadrukkelijk werd
geconstateerd. De heer v. D e d e m wees er op dat
de aandeelhouders thans voordeel zouden hebben van
de naasting door den Staat. Ook is het waar, nu de
fuiantiëele kracht der Maatschappijen er niet beter op
wordt, dat de concurrentie tusscnon „Staat" en „Hol
lander" zeer slecht werkt, dat het een etkaar-viiegen-
afvangen is tot schade van de Maatschappijen zeli en
van jiet publiek. Wij zouden echter zeggen nu het
beginsel eens een oogenbiik buiten rekening latend, dat
al die zaken pleiten voor Staatsexploitatie. Toch willen
de heeren v. Citters, v. Dedem, Pierson c. s. er niet
aan.
Ze zeggen dat de aandeelhouders van naasting voor
deel zouden hebben en het toch maar liever niel willen.
De groote vrees, die trouwens niet onder stoelen of
banken gestoken wordt is het aantal staatsambtenaren
dat zich voegen zou bij het bestaande. De heer v.
Dedem noemde 35000, die met de bestaande» een
leger van bOOOO zouden vormen. We kunnen ons be
grijpen dat den hoeren de schrik om het hart slaat.
uO.bOO ambtenaren, allen stemgerechtigd! Maar dat is
het Staatssocialisme binnenhalen!
Hier zit de kneep; de heer Schaper wonscht dat
juist en de heeren v. Dedem c. s. vreezen liet. Noch
de wensch van den heer Schaper, noch de vrees van
den heer v. Dedem kunnen er iets aan doen. Hoogstens
tegenhouden kunnen ze; het moet gebeuren. De wereld-
gang, we 'hiebben het al eens ©order gezegd, stoort
zich niet aan Schaper, ook niet aan v. Dedem.
De heer Plate was wel de felste, misschien ook
de krachtigste bestrijder van Staatsexploitatie. Vooral
het Buitenland, door den heer Bos als aanbevelend
voorbeeld genoemd, toonde aan dat we niet tot Staats
exploitatie moesten overgaan. In Japan komt men er
zeifs op terug; in Duitschland zagen we juist bevoor
deeling der groot-industrieelen, wat bij ons wel gezegd,
maar niet bewezen is.
In België werkte zij al zeer treurig en in Oostenrijk
verzette zich een sociaal-democraat tegen staatsexploi
tatie van een lijn, omdat de staat veel te bureau
cratisch en te weinig commercieel is.
Het ergste is wel, volgens de heer Plate, en meer
dere sprekers klemden zich aan dit argument vast,
dat de heeren Bos e. s., zulk een belangrijke zaak
als Staatsexploitatie der spoorwegen niet bij flink om
lijnd «voorstel, doch bij motie willen bepalen. Een
vormquaestie dusde heer Schaper wees er reeds
op dat de Staatsexploitatie der Telefonie eveneens bij
motie van den heer T y d e 111 a n werd bepaald. Wij
zien trouwens niet in hoe de heeren Bos c. s„ tot
zulk een goed omlijnd voorstel zouden komen; behalve
het reuzenwerk er aan verbonden, bestaat er groot ge
vaar voor monnikenwerk. O. L is juist deze motie-
vorm de beste. Men spreekt zich uit en kan dat doen
waar door de voorstellers zoo ruime stol is bijgebracht,
de argumentatie inderdaad rijk is.
Een grooten steun ontvingen de voorstellers van den
heer Lely, die als oud-minister van Waterstaat op
de hoogtiei is. Hij wees er vooral op 'dat de Maatschappijen
toch geen industrieeden meer zijn; door allerlei bepa
lingen gebonden worden en gebonden moeten zijn; dat
de Staat voorschriften maakt ten behoeve van het per
soneel, waaraan de Maatschappijen moeten voldoen en
dat dientengevolge de invloed üer spoorweginaiinen toch
bestaat op de Kamer.
Beter ware het, dat de Staat het gansche métier zelf
overnam; alle geldverspilling tengevolge der concurren
tie, kon dan ophouden, hel platteland uit zijn achter
lijkheid opgeheven en onmogelijke toestanden door de
concurrentie ontstaan, .verdwijnen.
Het laat zich aanzien, dat na de discussie van heden,
Vrijdag, de motie der heeren Bos c. s. zal worden
verworpen. Immers, behalve de heeren de Waal
Malefijt, v. Kar nebeek en de Savornin Loh-
111 an verklaarden zich 3 ministers tegen Staatsexploi
tatie of vonden die op dit moment onnoodig. Het waren
de heeren Bevers, Kolkman en Sabron, res
pectievelijk ministers van waterstaat, financiën en oor
log. De minister van oorlog was door den heer Eland
uit zijn tent gelokt. Deze namelijk wenschte van den
minister te vernemen of Z. E. Staatsexploitatie in 't
belang van 's Lands defensie wenschelijk of noodzake
lijk achtte. Uit 's ministers antwoord bleek, dat het
vervoer bij mobilisatie en in oorlogstijd volkomen
verzekerd is onder dien bestaanden toestand; voor de
defensie is Staatsexploitatie mitsdien niet noodig.
De minister van Waterstaat stelde voorop dat de
toekomst van het land betrokken is bij deze zeer ge
wichtige kwestie; maar juist daarom is hij het geheel
eens met de heeren Plate en v. Karneheek dat de
motievorm ter beslissing over dit punt ongewenseht
is en onvoldoende. lntussehen de motie is er en Z. E.
erkent dat de Kamer recht heeft op de meening der
Regeering in dezen.
Hij verklaart voor zich niot principieel tegen Staats
exploitatie te zijn, maar is dit onder de bestaande
omstandigheden wel. Hij geeft het waarom aan. Eerstens
is hij het niet eens met zijn partijgenoot Aaiberse,
dat de Staat uit zedelijke overweging een monopolistisch
bedrijf heeft over te nemen. Dit zou juist zijn indien
particulieren het niel konden, maar reeds is door ver
schillende sprekers aangetoond, dat over het algemeen
het spoorwegbedrijf ten onzent goed geëxploiteerd wordt.
Klachten zullen er altijd zijn, maar t zal de groote
vraag zijn of niet juist bij Staatsexploitatie de klachten
vermeerderen zullen. De Commissie van advies in
Spoorwegzaken adviseerde nog pas in 1906 dat handel,
nijverheid en landbouw met de exploitatie gediend zijn,
dat klachten en grieven niet overwegend zijn. Het pu
bliek is 'tevreden. Bij de beoordeeling van de overneming
der netten in 't Buitenland moet vooral gedacht wor
den aan de motieven die er toe leidden. In Zwitserland
bijv. was het de overstrooming van vreemd kapitaal.
Ten behoeve van locaalspoor-en tramwegen acht Z. E.
Staatsexploitatie evenmin noodig; op dat gebied zijn
we zeer vooruit gegaan. Ook is hij het niet hiet den
heer Lely eens, wat betreft de macht van den minister
over 4® Maatschappijen. Daarmede is het heusch niet
zoo treurig gesteld als de heer Lely wel zou willen
doen gelooven. Trouwens de heer Lely, die als minister
niet tot Staatsexploitatie het initiatief nam, spreekt zich
zelf tegen, wanneer hij eenerzijds beweert, dat de
Regcering geen macht over de Maatschappijen heeft
en anderzijds dat deze niet vrij zijn.
Ook ten behoeve van het personeel is overneming
niet noodig. Voor het personeel zijn de rusttijden ver
beterd, de loonen verhoogd. Gelijke loonregeling is
oiinoodig, omdat er verschil van dienstprestatie bestaat.
Een bedrijf part, zooais de hoer Lely hebben wil.
zou zijn in strijd wei de Uroudwet De munster blijft
altijd verantwoordelijk.
De heer Kolkman, minister van financiën, con
stateert in een luimige rede dat de Maatschappijen vol
doende afschrijven en er dus van opelen van kapitaal
geen sprake kan zijn. Hij zou vreezen voor een finan
tieele debacle als we de spoorwegen overnamen en
zou er allicht niet toe overgaan, wat ook het lot der
motie is. Over de Kabinetskwestie die door den heer
v. Karnebeck gesteld is, lacht hij een beetje. Hij had
nooit gedacht dat die fameuse motie een zwaard van
Damocles was, hangend sedert 5 jaar boven de minis
teriele hoofden. Hij is nog niet van plan zijn porte
feuille neer te leggen na zoo kort bezit 1
Deze gulle bekentenis had een schitterend lach
succes.
De heer L oh man vond den toestand juist zoo
als die zijn moet. Noch de minister, noch de Maatschap
pijen hebben de almacht. Dat is juist goed en wij
hebben er voor te zorgen, dat het zoo blijtt, meent hij.
Maandag wordt de discussie voortgezet
De heer S meen ge stelde aan den minister vragen
betreffende de houding der vroedschap te Weert in
verband met haar optreden tegen het openbaar onder
wijs, waarover adressen van het Ncd. Onderwijzersge
nootschap en de Vereenjging van Hoofden van Scholen
zijn ingekomen.
Minister Heemskerk kon nog niet antwoorden,
wijl het onderzoek niet is afgeloopen.
Wat betreft de niet-toelating van den heer v. d.
Brink tot raadslid te Breda vroeg do heer v. Kol
waarom die zetel steeds onbezet blijft
Te dien opzichte is, zegt minister Heemskerk,
een voordracht bij Hare Majesteit. Het resultaat moet
worden afgewacht.
De Kamer had Donderdag een korte zitting. Zij deed
een 18-tal kleine ontwerpen af en ging daarna uiteen
tot aan de week vóór ot nit Pinkster.
De Zeister Moordzaak.
Nog versch in het geheugen ligt de vreeselijke roof
moord op 16 November j.t. te Zeist gepleegd op den
ongelukkige» Hendrik Drost, den looper van den kas
sier C. Prince, en hoe, dank zij hot doortastend op
treden der Ze is ter politie, de vermoedelijke bedrijvers
van en de medeplicntigen aan deze gruweldaad spoedig
in hechtenis werden genomen.
Donderdag werd met de behandeling van deze treu
rige zaak voor de Rechtbank te Utrecht een aanvang
'gemaakt.
Terecht staan:
1 1. Hendrik van Vaalen, 31 jaar, bierhuishouder,
geboren te Helder;
2. Teunis van Ee, 28 jaar, zonder beroep, geboren
te Zeist;
3. Hendrikus Kors, 30 jaar, melkslijter, geboren
te Steenwijkerwold;
4. Johannes Overhorst, 36 jaar, loopknecht, geboren
te Zeist en alien wonende te Zeist, mans gedetineerd
in het Huis van Bewaring te Utrecht.
En wel ter zake van:
de eerste en de tweede beklaagde
dat zij in den namiddag van 16 November 1907 te
Zeist, in do woning van den eersten beklaagde aan
den Van Reenenweg 110. 50, te zamen en in vereeni-
ging, opzettelijk, met voorbedachten rade na te
voren gemaakte afspraak, en in gemeen en kalm over
leg met het oogmerk om Hendrik Drost van het
leven te berooven, dezen jongen opzettelijk geweld
dadig hebben aangegrepen, op den grond geworpen,
vastgehouden, diens keel dichtgeknepen en door wor
ging, benevens door bem chloroform te doen inademen,
doen stikken en gedood. Het geld dat de jongen bij
zich had, ongeveer f 1250, is door hen meegenomen;
De derde en vierde beklaagde:
dat zij de misdaad hebben bevorderd, door die voor
te bereiden;
De derde beklaagde:
dat hij de chloroform heeft verstrekt;
De vierde beklaagde
dat hij inlichtingen heeft verschaft aan Van Vaalen
door méde te deeten, dat koopman Schaap op hem
een wissel getrokken had en dat de verslagene, zich
met .dien wissel of die quitantie dan aan zijn woning
zoude aanmelden.
de derde en vierde beklaagde bovendien:
dat zij van de beklaagden Van Vaalen en Van Ee
een bedrag aan geld en wel Kors een bankbiljet van
drie honderd gulden eii Overhorst een bankbiljet van
honderd gulden ten geschenke hebben aangenomen,
wetende dat deze bankbiljetten door Van Vaalen en
Van Ee door misdrijf waren gekregen.
Als verdedigers van beklaagden treden op: voor .Van
Vaalen: mr. H. Th. Gerlings; .voor Van Ee: mr. E.
W. H. Duijzings; voor Kors: mr. Van Noppen en voor
Overhorst: mr. R. van Woelderen.
De Rechtbank is samengesteld als volgtmr. Baart
de la Faille, president; jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije
en jhr. mr. D. Marees van Swinderen, rechtere en
jhr. mr. Claringbould, bijzittend redhter.
Het Openbaar Ministerie wordt waargenomen 'door
baron mr. Van der Feltz, substituut-officier van justi
tie, terwijl als griffier optreedt mr. Haverschmidt, sub
stituut-griffier. Niet minder dan 85 getuigen zijn gedag
vaard, onder wie prof. Spronck, prof. Wefere Bettink
en dr. Th. M. van Leeuwen, arts, als deskundigen, die
het lijk van den öngelukkigen Drost schouwden, en
dr. Cox, geneesheer-directeur van het geneeskundig ge
sticht voor krankzinnigen te Utrecht, en H. Breukink,
arts, die belast waren met het onderzoek van den
geestestoestand van beklaagde Van Vaalen, loen deze
krankziimigheid simuleerde.
De publieke tribune is geheel bezet.
Circa kwart voor tien worden de vier beklaagden
binnen geleid. Van Vaalen ziet bleek, doch schijnt
overigens nog al kalm, van Ee kijkt vrij onverschillig
om zich heen, Kors is zenuwachtig, Overhorst even
eens en ziet bleek. Met duidelijke stem geven de vier
beklaagden antwoord op de hun door den president
gestelde vragen. Geruimen tijd vordert de voorlezing
van de verschillende stukken, waaruit o. a. blijkt dat
van Vaalen heeft bekend.
Hierop worden de beklaagden gehoord, allereerst van
Vaalen, die thans ontkent en beweert, dat hij, loen
Hendrik Drost bij hem kwam naar boven is gegaan.
Toen hij weer beneden kwam, lag Hendrik Drost op
den grond en van Ee boven op hem (van Ee schudt
van „neen"). De president laat hierop voorlezing doen
van de bekentenis van van Vaalen. Beklaagde blijft
ontkennen en werpt de schuld van den moord in
hoofdzaak op van Ee, die tusschen beiden met een
grijnslach naar van Vaalen kijkt. Van Vaalen weet
adj nel te heruiaemi, dat hij wet het rijwiel van
van Ee naar zijne schoonmoeder te Utrecht is geweest
Ook zegt hij, dat niet vooruit het plan is gewecsi Drost
te vermoorden. Beklaagde van Ee ontkent alles. Hij
Heeft het rijwiel van Drost op verzoek van van Vaalen
1 weggebracht en neergelegd bij de tuchtschool te Zeist.
Otscnoon hij hiervoor I a/5 zou hebben ontvangen, be-
I weert beklaagde met te weten, dat het geld van den
vermoorden Drost afkomstig was. Eveneens ontkent
beklaagde Kors die doet aisof hij van de zaak niets
weet. De chloroform welke hij aan van Vaalen had
veretrekt moesi dienen voor hel dooden van een hond.
BeKlaagde Overhorst ontKeut zijne medeplichtigheid aan
de gruweldaad.
i>e beklaagde van Vaalen wordt nogmaals onder
vraagd. Hij uujft ontkennen, dat hij er oij is geweest,
toen liet Lijk van tien ongetukkigen Drost in ue sloot
bij het kerxiiof werd geworpen. Ook weet hij zich niet
meer te herinneren, 01 de voordeur van zijn huis werd
gesloten, toen Drost binnen was gekomen.
Geitoord werden hierop prof. Spronck, dr. Van Leeu
wen en prof. Wevers betlink, die het lijk van Drost
schouwden.
Daarna werden dr. Cox, geneesheer-directeur van het
krankzinnigengesticht te Luecht en arts Breukink, die
een onderzoek hebben ingesteld naar den geestestoestand
van beklaagde van Vaaien, gehoord. Door getuige dr.
Cox wordt gezegd, dat naar zijne meening de bekL
van Vaalen lijdende was aan waandenkbeelden, ver
keerde in een nysterischen droomtoestand, üp een vraag
van den president verklaarde dr. Cox, dat hij absoluut
er van overtuigd is, dat van Vaalen hallucinaties heeft
gehad. Dr. Cox zegt verder, dat, naar zijne meening,
net hysterisch delirium van beklaagde is ontstaan dooi
de groote emotie. Voor dien tijd zal echter z. i. wel
de Hysterische droomtoestand hebben bestaan. Hierna,
wordt gepauseerd.
Na een half uur werd de zitting voortgezet.
De verdediger mr. Gerlings vroeg, of dr. Cox van
meening is dat van Vaalen nog lijdende is aan hallu
cinaties. Getuige dr. Cox antwoordt, dat tot einde Maart,
toen liet onderzoek eindigde, zulks liet geval was. Ge
tuige heeft na dien tijd beklaagde niet meer onderzocht,
maar het is zeer goed mogelijk, dat van Vaalen in
dien toestand verkeert.
Op verzoek van het O. M. wordt thans gehoord de
rechier-eommissaris mr. Schepel, die mededeelt, dat van
Vaalen hein bij zijne bekentenis zelf een verhaal heeft
gedaan van hetgeen heeft puiats gevonden. Bij het tweede
verhoor deed van Vaalen weer zelfstandig oen verhaal,
doch toen meende getuige hallucinaties Dij beklaagde
op te merken. Het derde verhoor was weer geheel
gewoon, doch bij een volgend onderzoek maakte be
klaagde den indruk niet normaal te zijn. Een deskundig
onderzoek werd noodig geacht.
Gedurende dit onderzoek kwam de geschiedenis met
de landioopers, die beklaagde moesten oewaken en het
bleek toen, dat beklaagde simuleerde. Beklaagde heeft
toen weer uekend, doch in anderen vorm. Hij oeweerde
o. a. niet met voorbedachten rade gehandeld te hebben.
De bedoeling was, zeide hij, geen moord, maar beroo-
ving geweest.
nris Breukink wordt nu gehoord en verklaart on
geveer (hetzelfde als dr. Cox.
Hierop wordt voorlezing gedaan van de verklaring
van van Vaalen, waarin beklaagde mededeelt krank
zinnigheid voorgewend te hebben, doch soms wel aan
vallen van angst en waangezicnten te hebben. Be
klaagde van Vaalen wordt nu gevraagd en zegt zich
niets te herinneren.
Als getuigen worden nu gehoord E. Heil, H. Horeten
en D. uooson, thans gedetineerd in de werkinrichting
te Veenh ui zen, die beklaagde van Vaalen hebben moe
ten bewaken. Getuige Heli weet zich ook niets te lier-
iimeren, zoodat de oiiieieir van justitie hem vroeg of
hij misschien ook niet wist, dat hij van Veenliutzen
naar L treedt was gehaald om verhoord te worden.
Het verhoor van dezen getuige wordt maar gestaakt.
(Beklaagde Kors lacht.) Getuige Horsten doet medo-
deeiing van hetgeen hij bij beklaagde van Vaalen heeft
opgemerkt, o. a. dat deze zeide als de doktoren weer
eens bij hem waren geweest: Heb ik mij niet goed
gek gehouden?
Getuige Goosen zegt aan beklaagde van Vaalen niet
den raad te hebben gegeven zich krankzinnig te houden.
Vervolgens wordt gehoord de getuige Vos, die het
lijk van den öngelukkigen Drost vond en wordt door
den inspecteur van pohde de Lange te Zeist, verklaring
afgelegd omtrent hei vinden van tiet lijk en het inge
steld onderzoek.
De beklaagde van Be vraagt op welken grond ge
tuige De Lange zegt, dat hij, van Ee, niet goed bekend
stond te Zeist.
Getuige De Lange zegt dat de beklaagde van Ee
niet goed bekend stond te Zeist.
Hij dronk veel en maakte ook dikwijls ruzie.
Hierna wordt gehoord de adjunct-inspecteur van
politie Tenckink, die tegenwoordig was bij het vinden
van het rijwiel van den vermoorde.
Op een vraag van den verdediger van Van Vaalen
zegt getuige Tenckink dat beklaagde hem gezegd heeft
dat hij de handen vasthield van Drost, terwijl van Ee
het slachtoffer bij de keel had.
Vervolgens wordt gehoord de patroon van den ver
moorde, de heer Prince, die enkele inlichtingen geeft
over de wissels die Drost moest innen.
De getuige Kliughardt uit. Zeist legt een verklaring
af over het betalen van een wissel ad f 1000 aan den
kassiersloopcr Hendrik Drost. De betaling geschiedde
in drie bankbiljetten van f 300 e» 1 bankbiljet van
f 100.
Getuige Van den Burg, bediende bij den heer Kling-
hardt, verklaart hetzelfde. Ook getuige Gerlings legt een
verklaring af omtrent genoemde bankbiljetten.
Verschillende getuigen leggen nu nog verklaringen
af omtrent botaluigen door hen gedaan aan Hendrik
Drost.
De zitting wordt te 5 uur gesohorst tot Vrijdagoch
tend 10 uur.
Vrijdagmorgen werd de behandeling voortgezet. Nog
68 getuigen i charge en 8 u decharge moesten worden
gehoord.
Uit de verklaringen stippen wij aan dat Van Ee
den bewusten morgen te 10 uur in café Van Vaalen
kwam en er te halftwualf nog was; om 3 uur deed
\an Vaalen zeer royaal tegen zijn knecht, gaf hem
een rijksdaalder en verleide dat hij een paar honderd
gulden moest ontvangen, 's Avonds kwamen Van Ee
Kots en Overhorst weer in liet café. Kors is toen weer
teruggegaan. Van Vaalen heeft een pakje met papieren
geld bij zijn schoonmoeder in Utrecht gehaald.
verzwarende verklaringen worden voor Van Ee af
gelegd. Deze heeft den dag van den moord te Utrecht
aan een kennis, den koperslager H. Walleswinkel, be
kend mei zijn drieën een jongen gewurgd te hebben.
Beklaagde Van Eo beweert dat de getuige slond te
liegen. Wel stemt hij toe f 365 aan fijn zwager in
bewaring gegeven te hebben.
Verder werd gehoord een getuige uil .Unsterdam,