Zondag 24 Mei 1908 52ste Jaargang. No. 4363 EERSTE BLAD. Tweede Kamer. EERSTE KAMER. Binnenlandse!* Nieuws. SCHAG Alitieei Nitiis- AOeruitifi- LullnvUil Dit nummer beslaat uit vier bladen. De moti© der hh. Bos c. s., of beter: der Vrijzinnig- democratische Kamerleden is er eene van het aller grootste gewicht Welk lot deze motie zal ondergaan is nog niet met zekerheid te zeggen, maar zeker is het dat met haar val, de Staatsexploitatie onzer spoor- xwegen, een zoo bij uitstek nationaal belang, diep grijpend in ons economisch leven en daarom een zoo bizonder practische zaak, voor langen tijd van de baan zal zijn geschoven. Wij zouden dat zeer ernstig betreuren en WÜ S6" looven, met den heer Treub, daarbij bijna de ganscne natie aan onze zijde te vinden. In verhouding tot de voorstanders is het aantal tegen standers gering, of wij moesten ons zeer bedriegen. Er zijn natuurlijk direct en indirect belanghebbenden, en deze zullen zich verzetten; dat is wel begrijpelijk. Maar dat iemand als die heer P i e r s o n een tegen stander zou zijn en dat de gansche antirevolutionaire Kamergroep bij monde van den heer van Gitters ons zou komen verklaren dat zij unaniem tegen de motie zal stemmen, lijkt ons zeer bevreemdend en onverklaarbaar. Maakt de antirevolutionaire groep ook van deze bi zonder practische affaire waaraan wij geen politiek kunnen ontdekken of het moest een algemeen conser vatieve of radicale zijn een partijzaak? of moeten wij gelooven dat allen tegen de Staatsexploitatie zijn op gronden aan de practijk ontleend? Iedere medaille hoeft haar keerzijde en zoo kleven natuurlijk ook pan de Staatsexploitatie gebreken, be zwaren, moeilijkheden. Doch zijn deze onoverkomelijk en weegt het zeer groot economisch belang daartegen niet op? Wij hebben in ons overzicht van Zaterdag gegeven welke argumenten de hh. Bos en Treub hebben vóór Staatsexploitatie. Thans komen de tegenstanders aan het woord. Het zijn de heeren Pierson, van Citters, Plate. De heer v. Citters oordeelde dat het den heer Treub niet gelukt was de becijferingen van den heer Werker te ontzenuwen. Trouwens zulke becijferingen in 'een parlementaire rede zijn niet direct te contro leeren en dan ware een tegen-nota beter. Dit is juist, doch de heer v. Citters vergeet dat in tal van beschei den de cijfers tegenover elkaar gesteld zijn en werkelijk deze kwestie met onvoorbereid .wordt ter tafel ge bracht. Men heeft nagelaten de schaduwzijden van Staatsex ploitatie aan |te geven aldus de heer- v. Citters, en op welke ;wijze deze nadeelen kunnen weggenomen worden. Ten behoeve van het personeel is Staatsexpl. niet noodig. Op 1 Juli 1907 is een niet onbelangrijke verbetering ingetreden, zoo zelfs dat die loonen bij Staatsspoor en H. IJ. S. M. niet veel meer uiteenloopen. De heer v. Gitters is verder niet zeer ingenomen met de rondreis van den heer Bos; een vergelijking met andere landen, ook wat de finantieele uitkomsten aangaat, had hij behooren te geven. Met België is het vrij treurig gesteld. Daar stijgen steeds de uitgaven en thans is het tekort 41/2 millioen. Jammer, dat de heer van Citters in gebreke bleef aan te toonen wat van dit tekort de oorzaak is. Stijging van loonen misschien? Maar als ,dit izoo is, dan blijkt er toch uit dat de maatschappijen te lage loonen gaven. O. L behoo ren niet de loonen een uitvloeisel der tarieven te zijn, doch omgekeerd de tarieven gebaseerd te worden op de loonen, nadat jdeze op redelijke wijze zijn vast gesteld. Daardoor zal het reizen en het vervoer duur der worden, zeer zeker. Maar wat nood; dat regelt zich van zelf. Met de loonen stijgen de levensbehoeften in prijs, doch niet in die mate dat de verhooging der loonen toch wordt gecompenseerd door die duurdere levensmiddelen. Voor den loondienaar is hoog loon oneindig veel beter bij dure levensmiddelen, dan laag loon bij lage prijzen. Een ander bezwaar van den heer v. Citters is de centralisatie. J)it is inderdaad een bezwaar, doch is er thans bij onze maatschappijen geen kwestie van „paperasserie"Wij zouden haast zeggen: het kan niet erger worden. Het barbaarsche aantal formulieren, de modellen en stukken over de behandeling van kleinig heden; het brievengeschrijf over minder dan niets! Het kan heusch niet erger worden bij Staatsexploitatie, wel beter. De politiek in spoorwegzaken, ook door den heer Pierson besproken, werkt zeer slecht. Volkomen juist; de invloed door de spoorwegmannen op de Kamer leden uitgeoefend kan corruptief zijn. Bij verkiezingen zullen zooveel rijksambtenaren een al te grooten invloed op de candidaten uitoefenen. Wij zijn het er n*ce eens dat tegen zulke uitwassen iets gedaan moet worden en de heer Lely gaf dit reeds aan door het denkbeeld aan de hand te doen een Directeur te doen benoemen door de Kroon, onafhankelijk van de Kamer. Maar dan nog vragen wij of ook deze vrees voor corruptie niet wat overdreven is. Of deze drang op de Kamerleden niet zeer zou verminderen indien het personeel in beteren doen was. Ook zouden wij wel eens willen kennen den invloed die door de spoorwegheeren op de Kamer is aangewend. Daarvan wordt niet zoo veel bemerkt, omdat hier van publieke handelingen geen sprake is; maar is daarmede gezegd dat Jiij niet be staat? De heer Treub had den maatschappijen verweten dat ze onvoldoende afschrijven, waardoor ten slotte de afkoopsommen enorm zullen zijn. De heer v. Citters oordeelde dat de Maatschappijen ook niet behoeven af te schrijven op de lijnen. De Staat zelf is eigenaar en tot amortisatie verplicht, ontvangt daarvoor jaar lijks ook een uitkeenng. Wij betwijfelen zeer of dit een juist standpunt is, al wordt het ook gedeeld door den heer Pierson, die constateerde dat de maatschap pijen op weg en werken niets behoeven af te schrijven. van de 340 millioen die weg en werken aan den gekost hebben, zijn 215 millioen door leening gedekt en is de rest in 1972 geheel afgelast. De neer Pierson; heeft uit de besprekingen niet de overtuiging gekregen dat de Staatsexploitatie voor ons volk noodig is uit economisch, sociaal en politiek standpunt. Er schijnt hoegenaamd geen reden om zoo hartstochtelijk en met zekere gejaagdheid op Staats exploitatie aan te dringen de motie ligt nota-bene 5 jaar te wachten Waarom ook? In geen land reist men veiliger dan bij ons. Ook het aantal ingelegde treinen is zeer groot soms; tusschen Amsterdam en Rotterdam zelfs 24 sneltreinen en 9 gewone. Hiertegen voerde de heer Lely aan de heer Lely was vroe ger minister van Waterstaat en kan dus" meepraten dat er ook wel eens „Drentsche" belangen te be hartigen zijn ön dat de maatschappijen daarvoor niets koelen. Die maatschappijen hebben respect voor lijm» als Amsterdam—Rotterdam en zouden gaarne Drente c. s. negoeren, alles met 't oog op de portemonnaio; wij kunnen hen dat niet kwalijk nemen, maar het is de vraag of dan nog langer dit belangrijke monopolisti sche bedrijf in handen van kooplieden mag zijn, wier hoofddoel is dividend en tantièmes! lntussehen, het moet erkend worden, de dividenden en tantièmes stijgen niot, gelijk dan ook door alle tegenstanders van Staatsexploitatie nadrukkelijk werd geconstateerd. De heer v. D e d e m wees er op dat de aandeelhouders thans voordeel zouden hebben van de naasting door den Staat. Ook is het waar, nu de fuiantiëele kracht der Maatschappijen er niet beter op wordt, dat de concurrentie tusscnon „Staat" en „Hol lander" zeer slecht werkt, dat het een etkaar-viiegen- afvangen is tot schade van de Maatschappijen zeli en van jiet publiek. Wij zouden echter zeggen nu het beginsel eens een oogenbiik buiten rekening latend, dat al die zaken pleiten voor Staatsexploitatie. Toch willen de heeren v. Citters, v. Dedem, Pierson c. s. er niet aan. Ze zeggen dat de aandeelhouders van naasting voor deel zouden hebben en het toch maar liever niel willen. De groote vrees, die trouwens niet onder stoelen of banken gestoken wordt is het aantal staatsambtenaren dat zich voegen zou bij het bestaande. De heer v. Dedem noemde 35000, die met de bestaande» een leger van bOOOO zouden vormen. We kunnen ons be grijpen dat den hoeren de schrik om het hart slaat. uO.bOO ambtenaren, allen stemgerechtigd! Maar dat is het Staatssocialisme binnenhalen! Hier zit de kneep; de heer Schaper wonscht dat juist en de heeren v. Dedem c. s. vreezen liet. Noch de wensch van den heer Schaper, noch de vrees van den heer v. Dedem kunnen er iets aan doen. Hoogstens tegenhouden kunnen ze; het moet gebeuren. De wereld- gang, we 'hiebben het al eens ©order gezegd, stoort zich niet aan Schaper, ook niet aan v. Dedem. De heer Plate was wel de felste, misschien ook de krachtigste bestrijder van Staatsexploitatie. Vooral het Buitenland, door den heer Bos als aanbevelend voorbeeld genoemd, toonde aan dat we niet tot Staats exploitatie moesten overgaan. In Japan komt men er zeifs op terug; in Duitschland zagen we juist bevoor deeling der groot-industrieelen, wat bij ons wel gezegd, maar niet bewezen is. In België werkte zij al zeer treurig en in Oostenrijk verzette zich een sociaal-democraat tegen staatsexploi tatie van een lijn, omdat de staat veel te bureau cratisch en te weinig commercieel is. Het ergste is wel, volgens de heer Plate, en meer dere sprekers klemden zich aan dit argument vast, dat de heeren Bos e. s., zulk een belangrijke zaak als Staatsexploitatie der spoorwegen niet bij flink om lijnd «voorstel, doch bij motie willen bepalen. Een vormquaestie dusde heer Schaper wees er reeds op dat de Staatsexploitatie der Telefonie eveneens bij motie van den heer T y d e 111 a n werd bepaald. Wij zien trouwens niet in hoe de heeren Bos c. s„ tot zulk een goed omlijnd voorstel zouden komen; behalve het reuzenwerk er aan verbonden, bestaat er groot ge vaar voor monnikenwerk. O. L is juist deze motie- vorm de beste. Men spreekt zich uit en kan dat doen waar door de voorstellers zoo ruime stol is bijgebracht, de argumentatie inderdaad rijk is. Een grooten steun ontvingen de voorstellers van den heer Lely, die als oud-minister van Waterstaat op de hoogtiei is. Hij wees er vooral op 'dat de Maatschappijen toch geen industrieeden meer zijn; door allerlei bepa lingen gebonden worden en gebonden moeten zijn; dat de Staat voorschriften maakt ten behoeve van het per soneel, waaraan de Maatschappijen moeten voldoen en dat dientengevolge de invloed üer spoorweginaiinen toch bestaat op de Kamer. Beter ware het, dat de Staat het gansche métier zelf overnam; alle geldverspilling tengevolge der concurren tie, kon dan ophouden, hel platteland uit zijn achter lijkheid opgeheven en onmogelijke toestanden door de concurrentie ontstaan, .verdwijnen. Het laat zich aanzien, dat na de discussie van heden, Vrijdag, de motie der heeren Bos c. s. zal worden verworpen. Immers, behalve de heeren de Waal Malefijt, v. Kar nebeek en de Savornin Loh- 111 an verklaarden zich 3 ministers tegen Staatsexploi tatie of vonden die op dit moment onnoodig. Het waren de heeren Bevers, Kolkman en Sabron, res pectievelijk ministers van waterstaat, financiën en oor log. De minister van oorlog was door den heer Eland uit zijn tent gelokt. Deze namelijk wenschte van den minister te vernemen of Z. E. Staatsexploitatie in 't belang van 's Lands defensie wenschelijk of noodzake lijk achtte. Uit 's ministers antwoord bleek, dat het vervoer bij mobilisatie en in oorlogstijd volkomen verzekerd is onder dien bestaanden toestand; voor de defensie is Staatsexploitatie mitsdien niet noodig. De minister van Waterstaat stelde voorop dat de toekomst van het land betrokken is bij deze zeer ge wichtige kwestie; maar juist daarom is hij het geheel eens met de heeren Plate en v. Karneheek dat de motievorm ter beslissing over dit punt ongewenseht is en onvoldoende. lntussehen de motie is er en Z. E. erkent dat de Kamer recht heeft op de meening der Regeering in dezen. Hij verklaart voor zich niot principieel tegen Staats exploitatie te zijn, maar is dit onder de bestaande omstandigheden wel. Hij geeft het waarom aan. Eerstens is hij het niet eens met zijn partijgenoot Aaiberse, dat de Staat uit zedelijke overweging een monopolistisch bedrijf heeft over te nemen. Dit zou juist zijn indien particulieren het niel konden, maar reeds is door ver schillende sprekers aangetoond, dat over het algemeen het spoorwegbedrijf ten onzent goed geëxploiteerd wordt. Klachten zullen er altijd zijn, maar t zal de groote vraag zijn of niet juist bij Staatsexploitatie de klachten vermeerderen zullen. De Commissie van advies in Spoorwegzaken adviseerde nog pas in 1906 dat handel, nijverheid en landbouw met de exploitatie gediend zijn, dat klachten en grieven niet overwegend zijn. Het pu bliek is 'tevreden. Bij de beoordeeling van de overneming der netten in 't Buitenland moet vooral gedacht wor den aan de motieven die er toe leidden. In Zwitserland bijv. was het de overstrooming van vreemd kapitaal. Ten behoeve van locaalspoor-en tramwegen acht Z. E. Staatsexploitatie evenmin noodig; op dat gebied zijn we zeer vooruit gegaan. Ook is hij het niet hiet den heer Lely eens, wat betreft de macht van den minister over 4® Maatschappijen. Daarmede is het heusch niet zoo treurig gesteld als de heer Lely wel zou willen doen gelooven. Trouwens de heer Lely, die als minister niet tot Staatsexploitatie het initiatief nam, spreekt zich zelf tegen, wanneer hij eenerzijds beweert, dat de Regcering geen macht over de Maatschappijen heeft en anderzijds dat deze niet vrij zijn. Ook ten behoeve van het personeel is overneming niet noodig. Voor het personeel zijn de rusttijden ver beterd, de loonen verhoogd. Gelijke loonregeling is oiinoodig, omdat er verschil van dienstprestatie bestaat. Een bedrijf part, zooais de hoer Lely hebben wil. zou zijn in strijd wei de Uroudwet De munster blijft altijd verantwoordelijk. De heer Kolkman, minister van financiën, con stateert in een luimige rede dat de Maatschappijen vol doende afschrijven en er dus van opelen van kapitaal geen sprake kan zijn. Hij zou vreezen voor een finan tieele debacle als we de spoorwegen overnamen en zou er allicht niet toe overgaan, wat ook het lot der motie is. Over de Kabinetskwestie die door den heer v. Karnebeck gesteld is, lacht hij een beetje. Hij had nooit gedacht dat die fameuse motie een zwaard van Damocles was, hangend sedert 5 jaar boven de minis teriele hoofden. Hij is nog niet van plan zijn porte feuille neer te leggen na zoo kort bezit 1 Deze gulle bekentenis had een schitterend lach succes. De heer L oh man vond den toestand juist zoo als die zijn moet. Noch de minister, noch de Maatschap pijen hebben de almacht. Dat is juist goed en wij hebben er voor te zorgen, dat het zoo blijtt, meent hij. Maandag wordt de discussie voortgezet De heer S meen ge stelde aan den minister vragen betreffende de houding der vroedschap te Weert in verband met haar optreden tegen het openbaar onder wijs, waarover adressen van het Ncd. Onderwijzersge nootschap en de Vereenjging van Hoofden van Scholen zijn ingekomen. Minister Heemskerk kon nog niet antwoorden, wijl het onderzoek niet is afgeloopen. Wat betreft de niet-toelating van den heer v. d. Brink tot raadslid te Breda vroeg do heer v. Kol waarom die zetel steeds onbezet blijft Te dien opzichte is, zegt minister Heemskerk, een voordracht bij Hare Majesteit. Het resultaat moet worden afgewacht. De Kamer had Donderdag een korte zitting. Zij deed een 18-tal kleine ontwerpen af en ging daarna uiteen tot aan de week vóór ot nit Pinkster. De Zeister Moordzaak. Nog versch in het geheugen ligt de vreeselijke roof moord op 16 November j.t. te Zeist gepleegd op den ongelukkige» Hendrik Drost, den looper van den kas sier C. Prince, en hoe, dank zij hot doortastend op treden der Ze is ter politie, de vermoedelijke bedrijvers van en de medeplicntigen aan deze gruweldaad spoedig in hechtenis werden genomen. Donderdag werd met de behandeling van deze treu rige zaak voor de Rechtbank te Utrecht een aanvang 'gemaakt. Terecht staan: 1 1. Hendrik van Vaalen, 31 jaar, bierhuishouder, geboren te Helder; 2. Teunis van Ee, 28 jaar, zonder beroep, geboren te Zeist; 3. Hendrikus Kors, 30 jaar, melkslijter, geboren te Steenwijkerwold; 4. Johannes Overhorst, 36 jaar, loopknecht, geboren te Zeist en alien wonende te Zeist, mans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Utrecht. En wel ter zake van: de eerste en de tweede beklaagde dat zij in den namiddag van 16 November 1907 te Zeist, in do woning van den eersten beklaagde aan den Van Reenenweg 110. 50, te zamen en in vereeni- ging, opzettelijk, met voorbedachten rade na te voren gemaakte afspraak, en in gemeen en kalm over leg met het oogmerk om Hendrik Drost van het leven te berooven, dezen jongen opzettelijk geweld dadig hebben aangegrepen, op den grond geworpen, vastgehouden, diens keel dichtgeknepen en door wor ging, benevens door bem chloroform te doen inademen, doen stikken en gedood. Het geld dat de jongen bij zich had, ongeveer f 1250, is door hen meegenomen; De derde en vierde beklaagde: dat zij de misdaad hebben bevorderd, door die voor te bereiden; De derde beklaagde: dat hij de chloroform heeft verstrekt; De vierde beklaagde dat hij inlichtingen heeft verschaft aan Van Vaalen door méde te deeten, dat koopman Schaap op hem een wissel getrokken had en dat de verslagene, zich met .dien wissel of die quitantie dan aan zijn woning zoude aanmelden. de derde en vierde beklaagde bovendien: dat zij van de beklaagden Van Vaalen en Van Ee een bedrag aan geld en wel Kors een bankbiljet van drie honderd gulden eii Overhorst een bankbiljet van honderd gulden ten geschenke hebben aangenomen, wetende dat deze bankbiljetten door Van Vaalen en Van Ee door misdrijf waren gekregen. Als verdedigers van beklaagden treden op: voor .Van Vaalen: mr. H. Th. Gerlings; .voor Van Ee: mr. E. W. H. Duijzings; voor Kors: mr. Van Noppen en voor Overhorst: mr. R. van Woelderen. De Rechtbank is samengesteld als volgtmr. Baart de la Faille, president; jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije en jhr. mr. D. Marees van Swinderen, rechtere en jhr. mr. Claringbould, bijzittend redhter. Het Openbaar Ministerie wordt waargenomen 'door baron mr. Van der Feltz, substituut-officier van justi tie, terwijl als griffier optreedt mr. Haverschmidt, sub stituut-griffier. Niet minder dan 85 getuigen zijn gedag vaard, onder wie prof. Spronck, prof. Wefere Bettink en dr. Th. M. van Leeuwen, arts, als deskundigen, die het lijk van den öngelukkigen Drost schouwden, en dr. Cox, geneesheer-directeur van het geneeskundig ge sticht voor krankzinnigen te Utrecht, en H. Breukink, arts, die belast waren met het onderzoek van den geestestoestand van beklaagde Van Vaalen, loen deze krankziimigheid simuleerde. De publieke tribune is geheel bezet. Circa kwart voor tien worden de vier beklaagden binnen geleid. Van Vaalen ziet bleek, doch schijnt overigens nog al kalm, van Ee kijkt vrij onverschillig om zich heen, Kors is zenuwachtig, Overhorst even eens en ziet bleek. Met duidelijke stem geven de vier beklaagden antwoord op de hun door den president gestelde vragen. Geruimen tijd vordert de voorlezing van de verschillende stukken, waaruit o. a. blijkt dat van Vaalen heeft bekend. Hierop worden de beklaagden gehoord, allereerst van Vaalen, die thans ontkent en beweert, dat hij, loen Hendrik Drost bij hem kwam naar boven is gegaan. Toen hij weer beneden kwam, lag Hendrik Drost op den grond en van Ee boven op hem (van Ee schudt van „neen"). De president laat hierop voorlezing doen van de bekentenis van van Vaalen. Beklaagde blijft ontkennen en werpt de schuld van den moord in hoofdzaak op van Ee, die tusschen beiden met een grijnslach naar van Vaalen kijkt. Van Vaalen weet adj nel te heruiaemi, dat hij wet het rijwiel van van Ee naar zijne schoonmoeder te Utrecht is geweest Ook zegt hij, dat niet vooruit het plan is gewecsi Drost te vermoorden. Beklaagde van Ee ontkent alles. Hij Heeft het rijwiel van Drost op verzoek van van Vaalen 1 weggebracht en neergelegd bij de tuchtschool te Zeist. Otscnoon hij hiervoor I a/5 zou hebben ontvangen, be- I weert beklaagde met te weten, dat het geld van den vermoorden Drost afkomstig was. Eveneens ontkent beklaagde Kors die doet aisof hij van de zaak niets weet. De chloroform welke hij aan van Vaalen had veretrekt moesi dienen voor hel dooden van een hond. BeKlaagde Overhorst ontKeut zijne medeplichtigheid aan de gruweldaad. i>e beklaagde van Vaalen wordt nogmaals onder vraagd. Hij uujft ontkennen, dat hij er oij is geweest, toen liet Lijk van tien ongetukkigen Drost in ue sloot bij het kerxiiof werd geworpen. Ook weet hij zich niet meer te herinneren, 01 de voordeur van zijn huis werd gesloten, toen Drost binnen was gekomen. Geitoord werden hierop prof. Spronck, dr. Van Leeu wen en prof. Wevers betlink, die het lijk van Drost schouwden. Daarna werden dr. Cox, geneesheer-directeur van het krankzinnigengesticht te Luecht en arts Breukink, die een onderzoek hebben ingesteld naar den geestestoestand van beklaagde van Vaaien, gehoord. Door getuige dr. Cox wordt gezegd, dat naar zijne meening de bekL van Vaalen lijdende was aan waandenkbeelden, ver keerde in een nysterischen droomtoestand, üp een vraag van den president verklaarde dr. Cox, dat hij absoluut er van overtuigd is, dat van Vaalen hallucinaties heeft gehad. Dr. Cox zegt verder, dat, naar zijne meening, net hysterisch delirium van beklaagde is ontstaan dooi de groote emotie. Voor dien tijd zal echter z. i. wel de Hysterische droomtoestand hebben bestaan. Hierna, wordt gepauseerd. Na een half uur werd de zitting voortgezet. De verdediger mr. Gerlings vroeg, of dr. Cox van meening is dat van Vaalen nog lijdende is aan hallu cinaties. Getuige dr. Cox antwoordt, dat tot einde Maart, toen liet onderzoek eindigde, zulks liet geval was. Ge tuige heeft na dien tijd beklaagde niet meer onderzocht, maar het is zeer goed mogelijk, dat van Vaalen in dien toestand verkeert. Op verzoek van het O. M. wordt thans gehoord de rechier-eommissaris mr. Schepel, die mededeelt, dat van Vaalen hein bij zijne bekentenis zelf een verhaal heeft gedaan van hetgeen heeft puiats gevonden. Bij het tweede verhoor deed van Vaalen weer zelfstandig oen verhaal, doch toen meende getuige hallucinaties Dij beklaagde op te merken. Het derde verhoor was weer geheel gewoon, doch bij een volgend onderzoek maakte be klaagde den indruk niet normaal te zijn. Een deskundig onderzoek werd noodig geacht. Gedurende dit onderzoek kwam de geschiedenis met de landioopers, die beklaagde moesten oewaken en het bleek toen, dat beklaagde simuleerde. Beklaagde heeft toen weer uekend, doch in anderen vorm. Hij oeweerde o. a. niet met voorbedachten rade gehandeld te hebben. De bedoeling was, zeide hij, geen moord, maar beroo- ving geweest. nris Breukink wordt nu gehoord en verklaart on geveer (hetzelfde als dr. Cox. Hierop wordt voorlezing gedaan van de verklaring van van Vaalen, waarin beklaagde mededeelt krank zinnigheid voorgewend te hebben, doch soms wel aan vallen van angst en waangezicnten te hebben. Be klaagde van Vaalen wordt nu gevraagd en zegt zich niets te herinneren. Als getuigen worden nu gehoord E. Heil, H. Horeten en D. uooson, thans gedetineerd in de werkinrichting te Veenh ui zen, die beklaagde van Vaalen hebben moe ten bewaken. Getuige Heli weet zich ook niets te lier- iimeren, zoodat de oiiieieir van justitie hem vroeg of hij misschien ook niet wist, dat hij van Veenliutzen naar L treedt was gehaald om verhoord te worden. Het verhoor van dezen getuige wordt maar gestaakt. (Beklaagde Kors lacht.) Getuige Horsten doet medo- deeiing van hetgeen hij bij beklaagde van Vaalen heeft opgemerkt, o. a. dat deze zeide als de doktoren weer eens bij hem waren geweest: Heb ik mij niet goed gek gehouden? Getuige Goosen zegt aan beklaagde van Vaalen niet den raad te hebben gegeven zich krankzinnig te houden. Vervolgens wordt gehoord de getuige Vos, die het lijk van den öngelukkigen Drost vond en wordt door den inspecteur van pohde de Lange te Zeist, verklaring afgelegd omtrent hei vinden van tiet lijk en het inge steld onderzoek. De beklaagde van Be vraagt op welken grond ge tuige De Lange zegt, dat hij, van Ee, niet goed bekend stond te Zeist. Getuige De Lange zegt dat de beklaagde van Ee niet goed bekend stond te Zeist. Hij dronk veel en maakte ook dikwijls ruzie. Hierna wordt gehoord de adjunct-inspecteur van politie Tenckink, die tegenwoordig was bij het vinden van het rijwiel van den vermoorde. Op een vraag van den verdediger van Van Vaalen zegt getuige Tenckink dat beklaagde hem gezegd heeft dat hij de handen vasthield van Drost, terwijl van Ee het slachtoffer bij de keel had. Vervolgens wordt gehoord de patroon van den ver moorde, de heer Prince, die enkele inlichtingen geeft over de wissels die Drost moest innen. De getuige Kliughardt uit. Zeist legt een verklaring af over het betalen van een wissel ad f 1000 aan den kassiersloopcr Hendrik Drost. De betaling geschiedde in drie bankbiljetten van f 300 e» 1 bankbiljet van f 100. Getuige Van den Burg, bediende bij den heer Kling- hardt, verklaart hetzelfde. Ook getuige Gerlings legt een verklaring af omtrent genoemde bankbiljetten. Verschillende getuigen leggen nu nog verklaringen af omtrent botaluigen door hen gedaan aan Hendrik Drost. De zitting wordt te 5 uur gesohorst tot Vrijdagoch tend 10 uur. Vrijdagmorgen werd de behandeling voortgezet. Nog 68 getuigen i charge en 8 u decharge moesten worden gehoord. Uit de verklaringen stippen wij aan dat Van Ee den bewusten morgen te 10 uur in café Van Vaalen kwam en er te halftwualf nog was; om 3 uur deed \an Vaalen zeer royaal tegen zijn knecht, gaf hem een rijksdaalder en verleide dat hij een paar honderd gulden moest ontvangen, 's Avonds kwamen Van Ee Kots en Overhorst weer in liet café. Kors is toen weer teruggegaan. Van Vaalen heeft een pakje met papieren geld bij zijn schoonmoeder in Utrecht gehaald. verzwarende verklaringen worden voor Van Ee af gelegd. Deze heeft den dag van den moord te Utrecht aan een kennis, den koperslager H. Walleswinkel, be kend mei zijn drieën een jongen gewurgd te hebben. Beklaagde Van Eo beweert dat de getuige slond te liegen. Wel stemt hij toe f 365 aan fijn zwager in bewaring gegeven te hebben. Verder werd gehoord een getuige uil .Unsterdam,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 1