I'
1.
FEUILLETON.
Donderdag 18 Juni 1908.
52e Jaargang. No. 4370.
TWEEDE BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
GEEN BRUG.
Ken cadeautje van de Duitsche Regeering.
Van deskundige zijde, zegt het Alkm. Dbld. het
artikel was geteekend A. F. T. ontvingen we de
volgende belangwekkende beschouwing, waaraan we
gaarne een plaatsje afstaan.
Zeer zeker niet ten onrechte wordt in ons land veel
geklaagd over de Duitsche tariefwetten. Ook onze ge
meente, die zoozeer afhankelijk is van de welvaart
harer omgeving, ondervindt daarvan schade. Dat die
tarieven in hare gevolgen intusschen voor ons volk
ook nog wel eens voordeel opleveren, zal misschien
minder bekend zijn, niettegenstaande velen toch van
dat voordeel profiteeren en bijna allen van die gevol
gen genot ondervinden.
Of is het niet opgevallen, hoe smakelijk en mooi
den laats ten tijd het brood was? Misschien meende
men dat de bakker meer zijn best was gaan doen.
Wie dat meende, had het mis. Ongetwijfeld beijverde
de hakker zich ook voorheen steeds zooveel mogelijk
om het zijn klanten naar genoegen te maken; maar
toen had hij niet de beschikking over meel, dat hem
zulk een uitstekend brood leverde. Dit meel wordt ons
thans door onze Duitsche naburen tegen zeer concur
reerenden prijs aangeboden; goedkooper zelfs dan waar
voor onze Hollandsche molenaars een mindere kwali
teit zouden kunnen leveren. Geen wonder dus, dat onze
molenaars daarvan groote schade ondervinden.
Toch geloof ik niet, dat het in de bedoeling der
Duitsche regeering heeft gelegen, om ten koste van de
maalderijen der naar omringende staten eigen maal-
industrie te bevoordeelen. Het geval zal oorspronkelijk
-• \rr\r»r naar
kregen, dtan eerst is de berekening juist, terwijl zij
anders beslist foutief is. Nu weten wij al. dat deze
laatste voortbrengselen voor uitvoer zelden of nooit in
aanmerking komen, zoodat de Regeering daarover in
derdaad geen restitutie betaalt. Maar wij weten ook.
dat het invoerrecht eene verhooging van de Duitsche
meetprijzen moest ten gevolge helmen, waardoor het
invoerrecht den fabrikant door de verbruikers wordt
vergoed. Is nu die prijsverhooging werkelijk in over-
1 eenstemming met het invoerrecht, dan geniet de mole-
1 naar niet alleen bij uitvoer van zijn 100 K.G. patent
de restitutie ad Mark 8.50
bovendien door prijsverhooging
60
de restX Mk. 5.50 3.30
100
Samen 11.80
terwijl hij bij invoer van de 160 K.G.
betaalde 8.80
maar
van
3.-
derhalve een geschenk, zegge een uit-
voerpremie ontvangt van
Wel beschouwd is dus 't bedrag der exportpremie
afhankelijk van de meer of mindere rechten, die be
grepen zijn in den prijs door Duitsche verbruikers be
taald voor 't geen niet wordt uitgevoerd. Hoe hooger
dit bedrag is des te meer onder de waarde kunnen wij
hier het Duitsche patentmeel koopen.
Zoo hebben wij der Duitsche regeering dank te
weten, dat zij haar onderdanen wekelijks duizenden
guldens meer voor hun voedsel laat betalen, opdat
wij ons daarvan goedkooper zullen kunnen voorzien.
Plagerijen aan de llollandache grens.
De volgende vraag is, naar het Hbl. v. Antw. meldt,
in de Belgische Kamer aan den minister van Buiten-
landsche Zaken gericht door drie leden:
„De Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben
op 28 Januari 1907 een taks geheven op het verkeer
over de provinciebanen. Het reglement trad in wer
king op 1 Mei 1908.
De inwoners van de Belgische gemeente Baarle-Hertog.
die in de Nederlandsche provincie ligt ingesloten, zijn
verplicht een taks van 10 tot 40 gulden te betalen
om met België in gemeenschap te blijven.
De steenweg van Baarle-Hertog naar Turnhout loopt
over Nederlandsch grondgebied twee en een half kilo
meters ver. Het Nederlandsche gedeelte wordt beschouwd
als provinciebaan.
Die steenweg is een internationale verkeersweg, die
itmuouiv iv
berusten op eene vergissing, evenals het voor een paar
jaren ©011c »-nn «nTp ïvAUPip.rinff toen zij ncucn nis onzijdig beschouwd werd ten BcLilzi&ji
bij invoer u~u,inmi rW tw*» |ar
K.G., terwijl bij 1
voor suikerrechten werd verleend ad pl. m. f 18, waar
door men alleen door een partij sukade voortdurend
in- en uit te voeren telkens pl. m. f 15 per 100 K.G.
kon winnen. Hier evenwel was het de Vaderlandsche
schatkist die voor de fout moest bloeden en daarom
werd spoedig de noodige verbetering aangebracht. In
't Duitsche geval komen, zooals nader zal blijken, de
burgers voor 't gelag op en schijnt de Regeering van
herstel der fout nog niets te willen weten.
Laat ons thans de zaak eens nader beschouwen. In
de eerste plaats zij de aandacht er op gevestigd, dat
1 1 cu-vr I^vti rwnHpr-
ook te stremmen.
In dit opzicht wordt door de toepassing van het
reglement en de taks, het recht der Belgische inwoners
van Baarle-Hertog klaarblijkend gekrenkt.
De heer minister gelieve zich te verstaan met zijn
Nederlandschen collega, om ten bate der inwoners van
Baarle-Hertog vrijstelling van de taks te verkrijgen,
binnen het ingesloten grondgebied.
Inbraak.
In den nacht van Vrijdag op Zaterdag is te Twello
de eerste plaats zij ue uanuauii -
de Duitsche molenaars hunne tarwemeelsoorten onder- ingebroken bij mevr. de" wed. "Huiskamp op de F lier
scheiden in 5 kwaliteiten en dat juist voor^ de fijnere kamp. Er zijn eenige voorwerpen van waarde ont-
1 1 1 1 1-1f noc rnrvrmp-nc
scheiden in
soorten binnenlands betrekkelijk onvoldoende afzet is
zoodat die kwaliteiten het eerst voor export in aan
merking komen. Voor de overige kwaliteiten bestaat
in het land gewoonlijk voldoende vraag, terwijl de voer-
producten er met zulke hooge prijzen worden betaald,
dat zelfs de Nederlandsche molenaars hun afval ge
woonlijk in Duitschland van de hand doen.
Het is bekend, dat Duitschland, ten einde den land
bouw te bevoorrechten,' bij invoer van tarwe daarvoor
een recht heft van Mark 5.50 per 100 K.G. Het doel,
om den tarwe prijs binnenslands te doen stijgen, kon
niet uitblijven; maar als natuurlijk gevolg daarvan
steeg ook de kostende prijs van tarwemeel en werd
dit in Duitschland duurder dan in de naburige landen.
Zoo zou van export allerminst sprake kunnen zijn,
en de maalindustrie ernstig worden benadeeld. Om dit
te voorkomen wordt bij uitvoer van meel invoerpremie
der tarwe terugbetaald. Zooals gezegd, komt hoofdza
kelijk het fijnste meel (patent-meel voor uitvoer in
aanmerking. Nu beweren Duitsche molenaars, dat zij,
om 100 K.G daarvan te produoeeren 160 K.G. tarwe
noodig hebben en zij betoogen verder, dat op 100 K.G.
160
van dat meel alzoo een invoerrecht drukt vanX
100
Mark 5.50 is Mark 8.80, op welk bedrag zij bij uit
voer aanspraak meenen te mogen maken. Oogenschijn-
lijk is deze eisch zeer billijk en de Duitsche regeering
verleent dan ook eene restitutie van Mark 8.50. Echter
verloor men bij bovenstaande becijfering uit het oog.
dat de 160 K.G. tarwe behalve de 100 K.G. patent-
meel nog pl. m. 60 K.G. ander meel en voerproducten
oplevert. Wordt nu voor die rest geen restitutie vei--
EEN VERTELLING.
o—
7.
vreemd, doch de dieven werden gestoord. Des morgens
zijn de inbrekers aan het station te Apeldoorn gear
resteerd.
De aangehoudenen zijn de gebr. Laurens, 32 en 24
jaar oud, geboortig van Deventer en met de plaatse
lijke gesteldheid van Twello dus op de hoogte. Thans
woonde het tweetal te Amsterdam.
Een conducteur, die hen in Twello had zien uit
stappen en den volgenden morgen hen in Apeldoorn
in de 3e-klas-wachtkamer had gezien, waarschuwde den
rijksveldwachter-brigadier. Deze ging per eerste gele
genheid naar Apeldoorn en had het geluk hen in de
wachtkamer te kunnen arresteeren. Bij fouiileering
werden eenige zilveren voorwerpen, servetringen, lepéls
en vorken op hen bevonden.
De dieven zijn naar Twello overgebracht en hebben
reeds bekend.
De huize Elierkamp is een villa aan den. Rijksstraat
weg. Een buffet is geforceerd. Toen de dienst
bode wakker werd, heeft zij den huisknecht gewaar
schuwd, waarna de dieven op de vlucht zijn gegaan
Een nieuwe socialistische partij.
In De Klok, socialistisch weekblad voor de kies
districten Schoterland en Weststellingwerf, onder re
dactie van de heeren G. v. d. Zwaag en W. Havers,
leest men het volgende:
„Van verschillende kanten vroeg men ons inlichtin
gen over het eventueel stichten van een nieuwe socia
listische partij, waarover wij met een enkel woord bij
oen vroegere gelegenheid spraken. Wij wenschen voor
het oogenblik slechts te melden, dat binnen niet te
lang tijdsverloop een beroep zal worden gericht aan
allen, die reeds van hunne instemming blijk gaven
en thans aan ieder, die bereid is op nader aan te
geven grondslagen aan de stichting eener nieuwe socia
listische organisatie mede te werken. Voorloopige bewij
zen van instemming of toezeggingen worden gaarne,
ingewacht bij G. v. d Zwaag te Gorredijk en W.
Havers, Koningstraat 535, Den Haag."
De heer W. Havers werd dezer dagen genoemd als
opvolger van het Kamerlid Van der Zwaag.
Naar de Rijkswerkinrichting terug.
Te Baarn kwam een ruim 75-jarige zwerver zich
bij de politie aanmelden, met verzoek om te worden
opgezonden naar Veenhuizen, alwaar hij reeds 27 jaren
in de rijkswerkinrichting had doorgebracht. Toen hij
vernam, dat aan zijn verzoek niet kon worden voldaan,
ging de man onder de oogen der politie bedelen. Dit
gaf aanleiding tot zijne aanhouding, terwijl nu tevens
gezorgd zal worden, dat aan zijn verlangen wordt vol
daan.
Het Witte Kruis.
De Noord-Hollandsche Vereeniging „Het Witte Kruis"
zond een uittreksel uit de volledige mededeelingen
van de afdeelingen, betreffende hare werkzaamheden in
1907, waaruit blijkt, dat ook weer in dat jaar de instel
ling uitmuntend heelt gewerkt.
Uit het bijgevoegde verslag, betreffende het heistel-
lingsoord „Heideheuvel" zien we, dat de inrichting in
1907 door 312 patiënten werd bezocht, waarvan 81
kwamen voor rekening der afdeelingen, tegen 318 en
59 in 't vorig jaar.
De totale ontvangsten en uitgaven bedroegen elk
f 15.962.02; onder de eerste is begrepen een bijdrage
van f5900 uit de renten van het gereserveerd kapitaal.
Betreffende de ontsmettingsinrichting te Alkmaar,
meldt het verslag, dat in 1907 650 ontsmettingen, uit
makende 678J oven vullingen, zjjn verricht, welke getal
len in 1906 resp. 554 en 585 bedroegen.
Uit 106 plaatsen in Noord-Holland, eenige uit Fries
land, en 4 buiten deze beide provinciën, werden goede
ren ter ontsmetting toegezonden.
30 van de ontsmettingen geschiedden om tubercu
lose, en het ontsmetten voor typhus en roodvonk
bewijst, dat die ziekte gedurende 1907 in Noord-Holland
terdege geheerscht heeft; een krachtig, handelend op
treden van „'t Witte Kruis" voorkwam waarschijnlijk
meermalen het „epidemisch verklaren".
Van de waschinrichting werd 207 keer gebruik ge
maakt, zijnde 24 keer meer dan in 1906.
Zeer aanzienlijk is het meerdere gebruik, dat wordt
gemaakt van de ruimte-ontsmetting, door middel van
Formalin en waterdamp; 254 ontsmettingen werden
daarmede uitgevoerd, tegen 157 in het jaar te voren,
en het opnemen van dit ontsmettingsmiddel onder de
bjj de wet erkenden, zal zeker het gebruik doen toe
nemen.
60 keer werd voor rekening van de afdeelingen ontsmet.
De inhoud van de gezamenlijke ontsmette ruimten
bedroeg 42.735 M3., tegen 26.608 M3. in 1906.
De ontvangsten bedroegen f5307.63, de uitgaven
f3536.57, zoodat een voordeelig saldo groot f 1771.06 tot
vermeerdering van het gereserveerd kapitaal aan het
hoofdbestuur kon worden overgemaakt.
Stierenkeuring.
Evenals vorige jaren zal vanwege het „Rundvee-
Stamboek Noord-Holland" ook dit jaar een keuring
worden gehouden van lj-jarige stieren en wel op
Zaterdag 18 Juli a.s op de Nieuwe Veemarkt te Hoorn.
De keuring zal plaats hebben in twee rubrieken, en
wel
1. De beste en meest geschikte stier;
2. idem, met overlegging van melkstaten en af
stamming.
Hoogwoud.
Het beroep te Oosthuizen is door den heer Ds. H.
Visser, predikant alhier, aangenomen.
Hoogwoud.
Zaterdag j.1. heeft Z.Ex. de Commissaris der Koningin,
in gezelschap van de heeren P. B. J. Ferp, lid van
Ged. Staten en Mr. Dijckmeester, Commies ter Provin
ciale Griffie aan deze gemeente het aangekondigde
bezoek gebracht.
Schapenhouderij.
In de Verslagen en Mededeelingen van de Directie
van den Landbouw is thans als No. 3 van den jaargang
verschenen: „Schapenhouderij".
Uit het voorbericht blijkt, dat bij de discussies op het
in 1906 gehouden Landhuishoudkundig Congres bleek,
dat men aangaande den stand der schapenhouderij in
Nederland slecht was ingelicht. Dit gaf den inspecteur
van den landbouw, den heer F. B. Löhnis, aanleiding
de samenstelling van een studie over deze aangelegen
heid op zich te nemen.
Bij de samenstelling bleek, zegt de directeur-generaal
van den landbouw, de heer Lovink, „hoe uiterst karig
onze vaklitteratuur aangaande de schapenhouderij is.
Feitelijk is het in 1832 van de hand van dr. A. Numan
verschenen werk het eenige boek van beteekenis, dat
Terwijl de dames samen zaten te pralen, had Karei
een blad papier genomen en begon, zooals hij zoo
dikwijls deed. daarop te krabbelen. Hij had eenig
talent voor karikatuurteekenen en placht zich aan tafel
daarmee bezig te houden, zooals anderen met hun mes
of vork spelen. De beide vrouwen letten in 't geheel
niet op hem. Na een poos schoof hij ongemerkt zijn
zuster het stuk papier toe. Toen zij het zag, was zij
een oogenblik verbaasd, maar gretig werd het toen
opgenomen. Haai' wangen kleurden zich en haar mooie
oogen gloeiden.
„De de dominésvrouwriep zij uit. Zij was bui
ten zichzelf van vreugde. Zij gierde liet uit van lachen
en wreef zich de handen, nadat ze haar moeder het
papier had overgegeven. Deze had eveneens groot
plezier. Het was een karikatuur van mevrouw Schwarz-
mann en haar stijve houding was bijzonder goed ge
troffen en haar gelaat was dat van een echte helle
veeg
„Dat sturen we haar," zeide mevrouw Hedwig plot
seling.
Haar broer, half uit tevredenheid dat het hem zoo
goed gelukt was, half uit plompe en zorgeloozc vreugde
over een dergdelijke aardigheid, stemde dit bij. „Dat
zal liaur niet weinig ergeren," meende hij.
Als bij afspraak werden de hoofden bij elkaar ge
stoken, alle drie, Hedwig, haar broeder en haar moe
der, waren vol ambitie. Hedwig bracht penhouder en
inkt.
„Je bent een eereroofster," schreef ze met verdraai
de hand onder het portret.
„Wanneer je voortaan je mond niet houdt," zoo
dicteerde Karei.
Hedwig schreef en schreef steeds verder, dan weer
eens eigen gedachten en dan weer volgens de opgave
van haar broer. Met over de tafel gebogen lichamen
zaten alle drie daar.
„Goed zoo, juist," wierp de moeder er een paar
maal tusschen.
Zoo luchtte Hedwig haar toorn over het ondergane
onrecht en liaar broeder zijn scherpen spot, zonder
recht te weten wat zij deden, voor een oogenblik mee
gesleept en onder den indruk van het besef de belee-
digdc partij te zijn.
Dit bewustzijn roofde hen van het besef, dat
zij een groote takteloosheid liegingen. Wie hen zoo
gezien had en zich over hun gedrag zou hebben boos
gemaakt, zou bij een nadere beschouwing toch ook
tot de conclusie moeten komen, hoe in dit oogenblik
een groote en vaste liefde hen aan elkaar verbond,
die geen gelegenheid liet, dat de een zich aan den
ander verbaasde, maar hen zoo geheel vereenigde, dat
hun drievoudige boosheid, als 't ware één werd.
op dit gebied bestaat. Genoemd werk heeft thans echter
alleen nog historische waarde.
„Het ligt dus voor de hand, dat door den heer Löhnis
heel wat informatiën moesten worden ingewonnen.
Voor zoover de plaatselijke toestanden hier te lande
betreft, werden die inlichtingen grootendeels verstrekt
door de Rijkslandbouwieeraren.
„Uit de volgende bladzijden blijkt, dat op het gebied
der schapenfokkerij bij ons te lande zeer zeker een
ernstig streven naar verbetering valt op te merken,
doch tevens, dat er nog veel verbeterd moet worden en
vaste leiding daarbij nog te veel ontbreekt. Met niet
genoeg klem kan dan ook de aandacht worden gevestigd
op den aan het slot door den schrijver gegeven raad,
om het in dit geschrift aan de orde gestelde vraagstuk
tot een onderwerp van verdere studie te maken".
Het boek opent met algemeene beschouwingen, geeft
vervolgens een overzicht van enkele buitenlandsche
schapenrassen, van oorspronkelijke Nederlandsche scha
penrassen, behandelt dan de maatregelen ter verbete
ring van het schapenras bjj ons te lande, den tegen-
woordigen stand der schapenteelt in Nederland en
eindigt met hoofdstukken over wol en wolhandel en
over het binnenlandsch verbruik en den uitvoer van
schapen vleesch.
Werkloosheid Sliedrecht.
Het aantal werkloozen is te Sliedrecht gestegen tot
over de 600 door terugkomst van uit Rotterdam en
Duitschland. Zaterdag is vergadering gehouden van de
werkliedenvereeniging „Algemeen Belang"er hebben
zich reeds 63 werkloozen aangemeld met 700 weken
werkloosheid.
Onweer.
Tijdens het onweer dat Vrijdagnamiddag omstreeks
vjjf uur boven Aalten woedde, is de vrouw van den
landbouwer Sellink, in de buurtschap Heume, onder die
gemeente, door den bliksem getroffen en gedood. Een
kind, dat zij op den arm had, bleef ongedeerd.
Het spoorwegongeluk le Haarlem.
In zake het spoorwegongeluk, dat verleden Dinsdag
te Haarlem heeft plaats gehad, deelt de „0. H. Ct."
mede, dat door den districts-inspecteur der spoorweg
diensten, den heer A. R. Witkop, een uitgebreid onder
zoek is gehouden.
Hieruit is ten duidelijkste gebleken, dat het ongeval
te wijten is geweest aan den seinhuiswachter F. uit
het seinhuis onder de stationskap, die schijf 3 gaf in
plaats van schijf waardoor de trein binnenliep op het
derde spoor, waarop de trein voor de richting Uitgeest
voor vertrek gereed stond, terwijl het tweede spoor vrij
was.
De man heeft direct zonder uitvluchten toegegeven
de vergissing te hebben gemaakt, wat ongetwijfeld zoo
wel door zijn superieuren bjj de spoorweg-maatschappij
als bij het strafrechterlijk onderzoek dat niet zal
uitblijven als een verzachtende omstandigheid zal
kunnen gelden.
Vraatzuchtige Insecten.
Aan den bacterioloog van het Dep. van landbouw te
Batavia is een onderzoek opgedragen naar de geweldige
vraatzucht van sommige Indische insecten. Kon het
eenige maanden geleden voorkomen dat witte mieren
kans zagen, niet minder dan acht wagenladingen sui
ker te verslinden, nu onlangs moeten snuitkevers in
een algemeen pakhuis op Java niet minder dan 384
pikols gouvernement8koffie hebben opgevreten.
Het had maar een haar gescheeld, of de koopman,
die de koffie reeds had betaald aan het gouvernement
zonder ze nochtans dadeljjk te ontvangen, ware voorde
schade opgedraaid op grond van de veilingsvoorwaar-
den, die spreken van „laten liggen voor rekening en
risico van kooper". Een rechtsgeleerd adviseur der
regeering was echter zoo verstandig, deze er op te wjj-
zen dat er nog zoo iets bestaat als een Burgerlijk Wet
boek, waarin sprake is van de verplichting van leveren
en toewegen. En zoo werd een ruïneus proces voor
komen.
De snuitkevers zjjn ter verantwoording geroepen door
de Algemeene Rekenkamer.
Gemeentegaafabriek Alkmaar.
De rekening der gemeente gasfabriek over het jaar
1907 vermeldt in ontvang en uitgaaf een totaal bedrag
van f223.952.43. Ontvangen werd: aan gaslevering
f 155.706.99, bijproducten f59 362.655, restitutiën f5511.20,
verkocht oud materieel en andere ontvangsten f2965.055,
restanten f 20.34, te zamen f 223.566.24. Uitgegeven werd
voor het gewoon bedrijf f 153.453.92, voor uitbreiding
f9.048.775 (zinkers en Jaegerhorden), voor rente en af
lossing f22.263.20, voor uitkeering aan de gemeente
Alkmaar f32000. De uitgaven vangen aan met het na-
deelig saldo van 1906 ad f7186.535 en bedragen totaal
f223.952.43, zoodat de rekening sluit met een nadeelig
saldo van f386.19.
De exploitatierekening wijst een winst aan van
f62.300.205, de resultaten rekening een saldo verlies van
f 1011.77.
Alkmaar.
De heer Ds. J. Lindeboom, cand. te Alkmaar, heeft
„Zoo zal ze het ontvangen," zeide Hedwig, toen zij
den ongeteekenden briel gevouwen en in het couvert
had gestoken. Zij schreef met dezelfde verdraaide hand
het adres en stak den brief bij zich. Haar gelaat was
nu bleek. De tranen schoten haar in de oogen, toen
zij zich herinnerde, wat die vreemde vrouw naar had
aangedaan.
Wel een half uur zaten zij nog bij elkaar en spraken
van heel andere dingen met een behagelijke rust en
verloren geen woord meer over datgene wat ze hadden
gedaan.
Het was hun heerlijk wel te moede, als menschen
die een groote daad hadden verricht.
Toen mevrouw Hedwig naar huis ging maakte ze
een omweg en wierp den brief in de brievenbus slaande
in de wijk van ds. Schwarzmann.
En de brief kwam goed aan zijn adres. -y
Het was avond, de tweede, nadat Hedwig haar familie
had bezocht. Ludwig Hesz en Angelika maakten samen
muziek. De kinderen lagen reeds lang te bed, en me-
vrouw Hedwig zat in de huiskamer te breien. Daar
werd gebeld en de meid deed open. Hesz had de bel
niet kunnen hooien en midden onder een lied, dat
hij begeleidde en Angelika zong, ging de deur van de
kamer open en had dominé Schwarzmann binnen.
„Pardon, men heeft mijn kloppen niet gehoord," zeide
hij met bevende stem, alsof hij te vlug de trap was
opgeloopen. Den zwarten hoed had hij nog in de hand.
Hij legde hem nu op de piano, en zijn hand beefde
evenals zooeven zijn stem. Ook was hij zeer bleek. De
kleine onrustige oogen gingen snol door de kamer.
Dan hoestte hij en greep met de hand in den vollen
baard, als om tijd te winnen voor en aleer hij spi-ak.
Hesz bood hem een stool aan. Hij had Schwarz
mann de hand willen geven, maar dezo wilde die niet
aannemen. Angelika zeide oen woord ter verontschul
diging en wilde zich verwijderen.
„Neen neen neen," riep Schwarzmann uil,
„blijf maar juffrouw. Ik wil er een getuige bij hebben,
dat wil ik."
Hesz bemerkte eerst nu, hoe de ander van opge
wondenheid bijna niet kon spreken. Hij verwonderde
zich, maar zijn geweten wus rustig.
Hij trad op een stoel toe, waarvan hij de leuning
vastgreep en wachtte.
Angelika stond met een bleek gelaat en in pijnlijke
verlegenheid in zijn nabijheid.
„Mijn vrouw heeft dezen brief gekregen," zeide
Schwarzmann. En dat was nog alles wat hij uit kon
brengen. Hij reikte Hesz den brief over. Dan, terwijl
deze las, vond hij woorden, vol zalving: „Ja, ja, de
zonden vindt men in de wereld bij menschen, waar
men ze niet zou zoeken. De laster is groot en ook
de zucht daartoe. De rechtvaardige' moet veel lijden."
Hij sprak deze zinnen tol Angelika met een waarde-
vollen ernst, dien hij tot haar, die geen deel aan dit
alles had, op zijn plaats vond, terwijl hij zoo aanstonds
wel een ander register dacht open te halen.
Hesz las den brief. Zoodra hij het schrift zag, wist
hij oogenblikkelijk wie hem had geschreven en ook
dat Schwarzmann de afzendster kende, zoo goed als
hij. Hij begreep, terwijl hij las, den inhoud van den
brief niet geheel, zag slechts dat het eon grove smaad
was, maar terwijl hij den brief doorvloog, joegen zijn
gedachten. Jou vrouw! Je moet voor haar opkomen!
Je plicht is dit! En hij vroeg zich af, wat hij te zeggen
had, martelde zich met de vraag, want hij vond het
antwoord niet. Met den brief in de handen stond hij
slank en smal achter zijn stoel. Zijn licht blond haar
en baard schitterden in het lamplicht, maar zijn gelaat
was doodsbleek. En juist als hij zich vermande en
spreken wilde, stond Hedwig op den drempel van de
studeerkamer. Of het meisje het haar gezegd had, of
dat ze zelf gehoord had, wie er gekomen was, dat
kon Hesz moeilijk zeggen, maai' er lag niet de minste
verrassing op haar vast, mooi en gezond gelaat. Zij
keek Schwarzmann vast, bijna wat driest aan. Hij deed
alsof hij haar niet bemerkte en keek met de ellebogen
op de knieën recht voor zich uit. Angelika stond tus
schen man en vrouw en kon zich niet verwijderen.
„Mijnheer Schwarzmann brengt dezen brief," zoo be
gon Hesz.
Zij wist dadelijk, dat zij geraden hadden, wie dien
brief had geschreven. Zoo was er haar ook niets aan
gelegen, langer te verbergen dat zij de schrijfster was.
Haar goed recht scheen haar vast genoeg te staan.
Zij haalde de schouders op en zeide, zich tegen Schwarz
mann wendend: „ik betaal met gelijke munt uit, als
waarmee men mij betaalt."
„Deze brief is een gemeeulieid," zeide Schwarz
mann. Zijn stem was nog steeds die van een diep ge
krenkt, waardig man. In zijn oogen fonkelde evenwel
de giftige toorn.
„llolio, dominé," bruisehte mevrouw Hedwig strijd
vaardig op.
Het dreigde een luide en zeer onaangename scène
te worden.
Toen trad Hesz tusschen vrouw en collega. Hij sprak
niet luid, maai' zij zwegen beiden toen hij verlangde
met Schwarzmann alleen te spreken. Misschien was
het, omdat hij er plotseling zoo krank uitzag, verwron
gen gelaatstrekken had, dat beiden bevreesd waren, dat
tegenstand hem lichamelijk zou kunnen neervellen.
Hedwig liep boos weg. Zij had een woord op de
lippen, maar zij bedwong zich en ging door Angelika
gevolgd. Zij hoorden beiden nog hoe Schwarzmann
zeide: „de zaak tusschen uw vrouw en mij zal door
het gerecht beoordeeld worden. Wij hebben elkaar
niets meer te zeggen, collega."
Toen zij de deur achter zich hadden dichtgedaan,
hoorden zij een stoel verschuiven. Het scheen dat Lud
wig Hesz zich tegenover zijn bezoeker nederzette.
Angelika ging naar boven, naar haar kamer. Hedwig
hinderde haai' niet. Opgewonden liep zij intusschen
ui de woonkamer op en neer.
Het onderhoud der beide mannen scheen èen eeuwig
heid te duren. Hun stemmen waren heel zeldzaam
luid en heftig. Slechts een paar maal verhief zich die
van Schwarzmann heftig. Ludwig Hesz sprak steeds
op denzeifden toon, helder en kalm, zooals een mensch
spreekt, die zichzelf volkomen meester is. Maar onein
dig Lng duurde dat heen en weer praten der beide
stemmen. Een groote aiigst pakte Hedwig aan, haar
wangen begonnen te gloeien. Voor het gerecht had hij
daar binnen gesproken! Had hij dan het recht haar
aan te klagen? Het kon onaangenaam worden,
kon
Tweemaal, terwijl haar onrust steeds groeide, trad
zij in plotselingen toorn op de deur toe. Wat behoefde
die kerel daar nog te zitten, die haar wilde aanklagen,
en die haar zoo beleedigd had. Wat behoefde haar
man nog langer met hem te praten. Maar telken male,
wanneer zij den knop in haar hand had en het ge
sprek wilde onderbreken, schrikte ze terug. Hij had
er zooeven zoo heel anders uitgezien, haar man. Zij
was bangI
Eindelijk werden de stoelen verschoven, de beide
mannen traden de kamer uit. Zij hoorde duidelijk de
diepe stem van Schwarzmann en het heldere geluid
van haar man. Zij spraken kalm met elkaar op zake-
lijken toon. Het scheen alsof zij over iets alledaagsch
spraken. Schwarzmann liep de hap af en Hesz deed,
wat hij nog nooit had gedaan, hij begeleidde Schwarz
mann als een groot heer tot aan de voordeur. Na een
poos kwam hij terug en trad zijn kamer binnen. Hed
wig luisterde, of hij niet naar haar toe kwam. Maar
hij kwam niet Zij hoorde hoe hij boven zwaar in
een stoel neerviel. Toen ging ze naar hem toe, aarze
lend, niet zoo zeker als anders. Hij zat met den rug
naai' de deur, heel diep voorover in zijn stoel. De
handen hield hij tusschen de knieën gevouwen,
„Zal zal liij aanklagen?" vroeg Hedwig.
„Neen, hij zal het niet doen," zeide Hesz en keek
niet naar haar om.
Dadelijk vloeide haar bloed weer krachtiger. „Hij
had het ook eens moeten wagen. Wij hadden hem wel
getoond, wij
„Hij had je gemakkelijk in de gevangenis kunnen
brengen," zeide hij bitter.
Zij lachte. „Hahaha, dat had ik wel eens willen zien."
„Je liadt het gezien."
Zijn stem klonk steeds hetzelfde. Ook keek hij nog
maar niet naar haar om. Haar toorn verdween. Een
soort berouw kwam er voor in de plaats.
„Scheldt me maar uit," zeide zij. „begin maar, ik
- ik wil liever alles in eens hooren.
Nu stond hij op. „Ik zeg niets," antwoordde hij. „Ik
kan je niet anders maken dan je bent."
Hij zeide dat zoo eenvoudig weg, zonder boosheid, met
een doffe overgave. Toen draaide zij zich om en ging,
half boos, half door een zekere schuwheid gedreven.
Het was laat geworden. Zij deed de lamp in de
woonkamer uit, daarna ging ze naar de slaapkamer.
Maar midden in den nacht, met de hoogst noodigo
kleereu aan, kwam zij weer beneden. Ludwig Hesz
was nog niet gekomen. Zij vond hein op den stoel
zitten, zooals ze hem had verlaten.
„Ludwig," zeide ze. En toen begon ze te weenen.
Hij draaide zich langzaam naar haar om. Zij stond
daar, met vochtige oogen, half smeekend, behoefde niets
te zeggen, verried in houding en gelaat hoe ze aan
hem, naar man hing.
„Kom je niet te bed?' vroeg ze met onzekere stem.
Toen stond hij op, als iemand die weet, dat hij1
verder moet op den moeilijken weg.
„Zeker," zeide hij, „Ga maar! Ik kom reeds."
Zij liep tot aan de deur en wachtte weer Maar hij
kwam dadelijk, deed het licht uit en sloot de deur.
„Ik kom! Ga maar!" herhaalde hij, toen hij haar
bevend zag staan.
Zoo gingen zij op dezen avond slapen.
(Wordt vervolgd.]