DE BRIEF. Grepen i Land- en Tuinbouw. Zondag t\ Juni J908. 52e Jaargang. No. 4371. DERDE BLAD. Arrondissement# Rechtbank te jAIkmaar. Neen! De zuster wilde dit niet voorlezen. De hersen- gend aan te manen, dat stelletje dronkenlui wat spoedig aan van Door ISABELLE KAYSER. Het is avond na den veldslag. De gewonde richt zich een weinig op en ziet om zich heen. De stem van het kanon dreunt nog in de verte, en een rossige gloed staat aan den horizont. De gewonde ziet om zich heen. Overal in het rond ziet hij het veld bezaaid met lichamen van menschen. Paarden dwalen ruiterloos rond, met hangenden kop. de manen fladderend in den nachtwind, angstig hin nikend. Hij betast den grond. En zijne handen raken iets zachts en warms nog: de opengereten flank zijn goede paard, zijn trouwen kameraad. Ja, bij herinnert zich nu alles. Het is avond, na den slag, en hij gaat hier sterven, heel alleen, zon der hulp, onder deze maan, die hem zielloos aan blikt. Zwermen zwarte vogels zwieren door de lucht, al naderend. Hunne snavels zijn rood van bloed. Zij zullen straks neerstrijken op de lijken der gesneuvelde soldaten. Hij zwaait met den arm, om de afgrijselijke dieren te verjagen. „Maar ik ben nog geen lijk ik leef nog!" prevelt hij. Hij rukt de knoopen van zijne vochtige uniform open. Door zijne vingers sijpelt eene warme nattigheid: het leven, dat schoone leven, dat hij zoo liefheeft, en dat hem ontvloeit. Ja, hij herinnert zich alles. Het signaal tot den laat- slen aanval werd geblazen. Zijne compagnie werd ver nietigd, zijn paard onder hem neergeschoten. Toen had ccne granaatscherf hem den rechterarm afgerukt. Hij was gevallen. De vijandelijke cavalerie rende over hem heen. En nu was het avond geworden. En hier lag hij nu en leefde nog. Kapitein Allard wil hier niet sterven, zoo weer loos en hulpeloos. Vogels niet alleen, maar ook men schen zullen op hem neerstrijken, lijkenroovers. Zij zullen hem zijn horloge afnemen, en den ring die schittert aan zijn vinger: den ring van Odette! „Neen, neen! Dót niet! Help! Hierheen." schreeuwt hij, en hij rukt een handvol gras uit, om zijn wonde er mee te stoppen. Odette!Hoe ziet hij haar vóór zich, zijn bruidje, zooals hij haar had gezien op dien avond, toen zij onder bittere tranen afscheid van hem nam. Onder zijne hand ritselt een papier. Hij betast het en een liefelijke gedachte brengt hem troost. Want dit papier is een brief, een brief van Odette de laatste dien hij van haar ontving. llij had hem gekregen in het morgenuur, toen het uitrukken tot den aanval reeds werd geblazen, en dus had hij hem nog niet kunnen lezen. Maar, gelukkig in het bezit ervan, had hij hem geborgen op zijn borst, als een amulet, die hem in het gevecht zou behoeden en bemoedigen. En de kogels hadden dit kleine papier gespaard. De granaatscherf zelfs, die hem neerwierp, nad het onverminkt gelaten. Nu wilde hij lezen, nu er nog tijd toe was. Hij meende dat hare liefdewoorden zijn hartebloed zou den stelpen of het sterven hem verzoeten zouden. Met de tanden scheurt hij het couvert open. Met de overgebleven hand ontvouwt hij het briefje, dat door trokken is van een fijnen geur van heliotroop geur van zoete maagdelijkheid van belofte, van geluk. Maar hij kan niets lezen. Het is te donker. Wat te doen? Een lichtje, een vlammetje hij kan het niet maken. Hij kruipt op de knieën naar den naastbijliggendcn gekwetste, die kreunt. „Hé, kameraad kan je ook vuur maken, kame raad De man verstaat hem niet. Een vreemd woord komt rer ever de verdroogde lippen: „Miitterle!" En kapi tein Allard zinkt maast hem op den grond, uitgeput. „Mijn God! mijn God! laat mij hier niet sterven als een kind. Help toch! Hierheen! Hierheen!" Daar nadert over het bloedige veld iets als een paar dwaallichtjes. En stemmen, trillend van leven, roepen elkander toe. De gewonde slaakt een kreet. Dat is de ambulance! Dat zijn de goede redders, die hulp kunnen brengen. „Hierheen! Hierheen! Om Godswil!" looze wreedheid van een lichtzinnig wezen, dat gruwt van de mogelijkheid dat haar geliefde verminkt zou kunnen zijn, mocht dezen stervende niet meer mar telen. Zij buigt zich over hem heen, hopende dat de dood haar reeds het overbrengen van deze harteJooze bood schap mocht hebben kwijtgescholden. Maar daar opent de kapitein weer zijne oogen. „Gij leest niet, zuster," murmelt hij. „Waarom leest gij niet? Ik verlang er zoo naar. Zij schrijft toch duidelijk genoeg Odette 0 ja! maar ól te duidelijk! denkt de zuster, met een medelijden vol bitterheid. En zij richt zien op. Zij verontschuldigt zich. „Ach, kapitein de lantaren brandt zoo slecht." En dan, terwijl zij doet alsof zij de vlam oprakelde, krijgt zij een inval. En zonder langer aarzelen besluit zij, wier woord en daad tot dusver nooit een duim breed van de waarheid waren afgeweken, tot liegen. Neen! Zij zal den brief van dit zotte kind niet voor lezen. Maar een andere missive zal zij voorlezen, die zij ontwerpt in haar eigen deernisvolle gemoed. Een brief van een liefhebbende vrouw zal zij den ster vende voorlezen een schrijven zooals hij het zidi had gedroomd een schrijven, dat hem het afscheid van dit leven zal vergemakkelijken. Niemand zal haar vroom bedrog kunnen verraden, en de laagheid van een ijdel schepsel zal de laatste ademtochten van een braaf man niet vergiftigen. Dus, schokkend van ontroering, improviseert de lief dezuster een minnebrief „Paul! mijn lieve Paul! waar ben je nu? Ik weet 't niet. Maar waór je ook wezen moogt, ik ben bij je. Voor elk gevaar, dat je doorstaat, heb ik je zooveel te méér nog lief! O, als ik de kogels hoor gieren over onze belegerde stad, dan sidder ik niet voor mijzélf, maar voor jou, alsof zoo'n kogel je nóp treffen kon. En dan vouw ik mijne handen, en het is mij alsof ik door de kracht van mijn gebed alle gevaren van je kon afwenden. Bij de ambulance verpleeg Lk de gekwetsten, hopende dat eene andere vrouw aan jou dezelfde zorg besteden zou, als het noodig wezen mocht Paul, moge mijne üefde een pantser voor je zijn, en mijne gedachten, die altoos bij je zijn, een helm om je te beschutten! Dat bid ik, dat bid ik elk uur, mijn Paul!" Hijgend blijft de lezeresse steken en ziet den ge kwetste aan. Hij heeft zich half opgericht en drinkt de woorden in, gelijk een dorstige koel water. Hij glimlacht zalig, en zijn gelaat, opgeklaard, is als het aangezicht van een herstellende bij het naderen van de lente Verdernog méér.... nog méér!" smeekt hij. Dan, met trillende stem, gaat de zuster voort. „Mijn Paul als God mocht willen dat een kogel je trof, dan zal ik mijn leven lang trotsch op je zijn, roem op je dragen. Want er is geen schoonere dood! En spoedig zal ik je volgen. .Want na het geluk van je bruid te zijn geweest, zou deze wereld mij niets meer te bieden hebben mij, die leef en adem enkel in jou!Gegroet dus, mijn Paul! Gegroet! Ik ben de lucht, die je omgeeft, de mond die je troost, de hand die je steunt en het hart dat je bemint. Ik druk een kus op je lippen, opdat je leven zult omdat de liefde sterker is dan! de dood en omdat ik je liefheb!" De zuster zwijgt. De zware taak is haar licht geweest, en zoet. Zij heeft gesproken zonder inspanning. Zij zou zoo hebben kunnen voortspreken tot het rijzen van den dageraad, om de vreugde dit stervende aan schijn te zien opklaren. Naast hem neergeknield, steunt zij moederlijk zijn hoofd op haren arm. En hij heeft onbewust zich aangevlijd tegen den schouder der liefdezuster, en hij voelt over zijn haren gaan de zachte streeling van hare vrouwenhand. Hij ziet niet meer het over hem heengebogen gelaat, noch den mond, die liefkoozende en sluimeringwekkende woorden vallen laat Hij hoort nog slechts de woorden „Ik ben de lucht, die je omgeeft, de mond die je troost, de hand die je steunt en het hart dat je be mint..." En de nachtwind strijkt over zijn lichaam... een arm schuift zich onder zijn hals.... onder zijn oor voelt hij het kloppen van de borst eener vrouw. „Odette.... kleine Odette....," lispelt hij. En de liefdezuster zegt geen woord, maakt geen be weging, die den zaligen waan van den stervende zou kunnen verstoren. „Ik druk een kus pp je lippen, opdat je leven zult"... Die woorden, die lieflijke woorden hoort hij weer. „Odettefluistert hij „geef me een kus!". De zuster siddert Geen preutschheid is er in haar Maar de kuische vrouw huivert terug bij de bloote ge dachte reeds, dat de lippen van een man de hare zouden aanraken.Hier nu echter, tegenover den dood, verkrijgen al deze dingen een ander aanzien. Hoe nietig wordt hier deze schroomEn bovendien, had zij niet reeds hare lippen bezoedeld door te spreken wat onwaarheid was? Een kus zou ze niet erger kunnen profaneeren, dan een leugen alreeds. En teeder, gedwongen door het laatste verlangen van den stervende, neigt zij nog dieper over hem heen en kust hem op de lippen. Zóó stierf hij. En bij het zien van den reeds onstoffelijken glim- op te doeken. Tramper heen en de heeren hartig toegesproken. Effect: nihil, of ja, toch wel, het drietal vond, dat ze nog niet genoeg óp hadden en laveerden het café van den heer Boll binnen. Echter, Boll wou de heeren niet tappen, en zoodoende waren ze weer spoedig op straat. Een oogenblik scheen het of Medemblik nu van de luidjes verlost zou raken, want weldra marcheerde Frans met zijn gevolg de Kwikkelerbrug over naar Wervershoof. Maar neen hij kwam subiet weer terug en ging al spoedig, geholpen door zijn onafscheidelijke eere- wacht, bjj den gemeente-ontvanger op de deur bonzen, dat het een aard had. Maar hun lawaai werd zoo ondragelijk, dat de politie er een eind aan maakte en Frans, de belhamel, wegens dronkenschap werd verbaliseerd. Hoogelijk verontwaar digd, foeterde hij heden dat het hem erg verwonderde, als hjj dan toon rumoer had gemaakt, dat hij dan geen verbaal wegens burengerucht had gekregen dat kreeg hjj toch vroeger altijd 1 Waarom dan nu niet? En dan hjj had slechts vier potjes bier gehad. Niets meer. 0, hoeveel zijn er wel in Wervershoof en Medemblik, bulderde Frans met verheffing van stem, die alle dagen dronken zijn en volstrekt geen last hebben niet gepakt worden terwijl ik als ik maar een* in de maand efkes dronken ben, d'r dadelijk an moet. Mijn moete ze altijd maar hebben 1® Het vonnis des Hoornschen kantonrechters luidde 3 dagen hechtenis en een jaar rijkswerkinrichting Waar uit Frans nog geen jaar geleden ontslagen is geworden. De zaak, thans in hooger beroep berecht wordende, nam voor Frans volstrekt geen gunstigen keer, want de 0. v. J. eischte thans met vernietiging van 's Kan tonrechters vonnis opnieuw 3 dagen hechtenis en een jaar opzending naar eene rijkswerkinrichting tegen Frans, die eerbiedig om genadig recht vroeg. De rechtbank zal 'm a.s. Dinsdag wel kenbaar maken, hoe ze er over denkt 1 Naweeën Mond- en Klauwzeer. Beklaagde No. 2 was de 38 jarige Reindert Visser uit Berkhout, Veehouder en Administrateur der Proefzui- velboerderij te Hoorn. De heer raakte in zijn kwaliteit als veehouder onlangs met de justitie in contact en op 15 April diende zijn zaak voor het Hoornsche Kantongerecht. 't Feit? Och, het doen vervoeren van vee, dat verdacht was van oen besmettelijke ziekte mond- en klauwzeer zonder daartoe toestemming te hebben van den Hoornschen burgemeester terwijl het ver voer plaats had naar landerijen, gelegen aan den Gelde loozen weg onder Hoorn. Beklaagde bekende het feit, dat in October 1907 is gepleegd. Vóór dat tijdstip vroeg beklaagde, zooals trouwens zijn plicht was, steeds öf aan Hoorn's burgervader öf aan den Hoornschen gemeentelijken veearts, den heer De Leur, (tevens plaatsvervangend distri ets-veearts en in deze zaak meteen gemachtigd handelend op te treden namens den Burgemeester), inlichtingen en verlof tot vee vervoer. Maar, toen er van 't verschijnen van de veeziekte zoo weinig notitie werd genomen door de be voegde autoriteiten, achtte de heer Visser het verder niet noodig aanzegging te doen, als hjj vee liet vervoe ren. En deze wijze van doen (of van nalatenwerd hem noodlottig, want weldra bereikte een klacht van een veehouder die beangst werd voor veebesmetting, De Leur's oor. Deze ambtenaar zond die klacht door naar den Districts-veearts te Haarlem, den heer M. J. Hengeveld, die antwoordde dat vervolging moest plaats vinden, daar het hiei gold den administrateur der Proef- zuivelboerderjj, welke inrichting door den Staat wordt gesubsidieerd. Van zulk een persoon mag worden ge- ëischt, vond de heer Hengeveld, dat hij de voorschriften in zaken als deze eerbiedigt en nakomt. De heer Visser verdedigde zich met te wijzen op do geringe aandacht, die aan de heerschende ziekte werd geschonken. De bemoeiingen van hen, die met het toe zicht waren belast, waren van zóó weinig beteekenis, dat Visser verdere aangifte naliet. Ook trachtte hij, blijkens zijne hier afgelegde verkla ring, het vervoer van vee nimmer stikum te doen plaats vinden, doch steeds zoo openlijk als gewoonlijk. De heer Officier stond in deze aan de zijde van den Waar een hoed al niet goed voor Is. Arie Zwart een Egmonder visscher, thans op de vangst uit, was absent «ls beklaagde. Hij was den 17den Mei dronken en kwam in de herberg van zijn dorpsgenoot "Willem Gouda, die hem niets wilde tappen, waardoor Arie zoo boos werd, dat hij een tiental glaasjes te baat nam om daarmee Willem's hoofd te bewerken. Gelukkig had Gouda een zeer soliden hoed op, zoodat zijn hecht hoofd niet de minste schade leed. Echter kreeg de hoed menigen scheur en zal wel door moeder de vrouw naar de snippermand worden verwezen, ter wijl de glaasjes alle tien verbrijzeld werden tot ontel bare scherven. Wegens vernieling eischte de 0. v. J. tegen dezen snuiter 14 dagen gevangenisstraf. HU mocht er niet in. Jan Putting van Den Helder, de volgende zondaar, was ook absent. Hij sloeg ln den nacht van 3 op 4 Mei j.1. den Helderschen portier Jan Dekker, die hem toen in het Casinogebouw te Helder den toegang weigerde. De 0. v. J. vond 't feit. dat door getuigen werd waargenomen, bewezen, doch wilde tegen beklaagde, die niet ongunstig bekend staat, geen zware straf eischen, De eisch luidde wegens mishandeling f 7 boete of 7 dagen hechtenis. Na kr|jitt hjj er nog wat bij Adrianus Bouwens, een 20-jarig Hoornsch arbeider, moest 8 Mei j.1. naar de strafgevangenis te Alkmaar. Doch hij raak'e beschonken en de adjunct-inspecteur vatl politie te Hoorn, de heer Sepp, zou hem opbrengen op verzoek van den boekhouder der melkfabriek te Hoorn, voor wien hjj zeer lastig was. Bouwens verzette zich echter geweldig en werd des wege verbaliseerd. De Officier wachtte te Alkmaar ver geefs op den bezoeker der strafgevangenis, totdat 't verbaal diens wegblijven ophelderde. Bouwens' verzet tegen den adjunct-inspecteur zal hem heugen, want de 0. v. J. eischte tegen den on- willigen Adrianus met toepassing van art. 180 W. v. S. wel drie weken gevangenisstraf. De laatste zaak werd met gesloten deuren behandeld, met het oog op de kinderwetten. A.s. Dinsdag alle uitspraken. XXII. De beteekenis der teelt van vroege aardappelen. Nederland heeft belangrijke tuinbouwculturen en drijft daarin een aanzienlijken handel met het buitenland, voornamelijk met Duitschland en Engeland. Met enkele cijfers zullen we dit nader toelichten. Onze totale uitvoer aan tuinbouwprodukten is jaar lijks 17 19 millioen gulden, waarvan 7 millioen gulden alleen voor bloembollen en 5 millioen gulden aan ver- sche groentende rest voor vruchten, boomen en planten. In 1905 was de uitvoer van sluitkool 42 millioen K.G. 4200 wagons van 10000 K.G.; hiervan gingen 3500 wagons naar Duitschland. De uitvoer van bloemkool was 14 millioen K.G. 1400 wagons van 10000 K.G., hiervan gingen 1300 wagons naar Duitschland. Dit land betrok van ons bovendien 1800 wagons vroege aardap pelen, 1600 wagons komkommers en augurken en 180 wagons aardbeien. Engeland nam datzelfde jaar van ons 27 millioen K.G. uien. De vroege aardappelen uit Noord-Holland gaan groo- tendeels naar Pruisen. Dit land voerde in Juni en Juli 1905 in uit Nederland 18 millioen K.G. vroege aardap pelen, uit België evenveel, uit Italië ook evenveel, uit Oosten rijk-Hongarije 11 millioen K.G en van Malta 3 millioen K.G. In die 2 maanden tijd was de totale invoer van vroege aardappelen in het Duitache rijk 70 millioen K.G. en leverden wij daarvan 26 In 1906 verzond Nederland in diezelfde maanden aan zijn Oostelijken nabuur 15.492.800 K.G., België 19 813 300 K.G. en Oostenrjjk-Hongarjje 13.678.000 K.G. vroege aardappelen. Onze invoer was toen 22 Zooals men ziet, kan daar nog al wat gebruikt worden. Onze vroege aardappelen worden vooral verzonden naar Rijnland en West falen. Hier liggen vele volkrijke heer De Leur, en het feit bewezen achtende, requireerde steden b.v.Barmen en Elberfeld (325.000 inwoners), de 0. v. J. vernietiging van 't vonnis van den Hoorn- Bochum (130 000 inwoners), Dortmund (170.000 inwoners), schen Kantonrechter (waarbij de heer Visser veroor- Duisburg (100.000 inwoners), Essen-Ruhr (230.000 inwo- deeld werd tot slechts f 10 boete of 10 dagen hechtenis), ners), Gelsenkirchen (130.000 inwoners), Hagen (80.000 ..nivi iiecuiiiciuwu Daar buigt eene vrouwelijke figuur zich over hem ^aar achterbleef op zijn verstijvende trekken soldaat'1 Drink VeldileSch" »Dnnk" voelde de zuster zich trotsch op den leugen, dien zij Hij zwelgt een teug naar binnen, die hem verwar mend door het lichaam stroomt, en hij ziet hóór aan, die hem het leven binnengiet, misschien. Bij het schijn cel eener lantaarn onderscheidt hij, onder de witte muts der Roodekruiszuslers, een jeugdig gelaat, mager, van kuische regelmatigheid, met oogen vol smart en deernis. Op de Dorst blinkt een kruis van zilver. En vastberaden reikt hij haar den brief. „Lees zuster! Lees mij voor!" Maar zij vat het papier niet aan. „Wat is dat? Eerst moet uwe wond verbonden worden. Gij verliest al uw bloed." Hij schudt zijn hoofd, met een afwerende beweging. „Waartoe nog? Gij ziet toch dat ik sterf. Laat mij. Ik ben Paul Allard, uit Chólons. kapitein bij het dertiende linie-regiment. Maar lees mij dien brief voor om Godswil!" Hij rochelt reeds. Dus gehoorzaamt de zuster. Wat zou hier ook nog te redden vallen? Het bloedverlies is te groot geweest. Deze man moet sterven. Dus moge deze laatste bede hem nog verhoord worden. Onge twijfeld verwacht hij van dezen brief nog een laatste vreugde een lichtstraal, die hem bij den duisteren overgang naar een andere wereld zal vergezellen. Een schrijven van een beminde waarschijnlijk.... De zuster Iaat het schijnsel der lantaren vallen op het papier. Met snellen blik overvliegt zij den inhoud en dan blijft zij even als verstijfd. Want... wat er uit deze regelen spreekt, dat is geen liefde. „Lees toch. zuster, lees dan toch!" kreunt de ster vende, en zijne oogen, waaruit reeds het leven wijkt, bedelen om een weinig teederheid. De zuster zet zich schrap, alsof er eene slechtheid van haar werd verlangd. Zij zou hem liever hier laten versmachten, dan hem de woorden voor te lezen, die duizendmaal erger folteren moesten, dan dorst Want in dezen brief stond het volgende: narde Paul, Deze oorlog duurt te lang. Uw „vogeltje", zooals gij mij placht te noemen, kan bij het bulderen van net grof geschut niet in het leven blijven. Het heeft zonneschijn en muziek noodig. Mor gen vertrekken wij naar Spanje, naar Se villa, waar feesten zijn. Neem het mij niet kwalijk. Wij zouden santen toch nooit gelukkig zijn geweest. Als gij ooit van deze afschuwelijke slachterij terugkomt, dan zult gij zwart zijn van kruitdamp. En ik kan niets dan witte kleedjes dragen. Dat past dus niet bij elkaar En bovendien ben ik veel te klein, te luchtig en te dartel voor zoo "tl ernstig mensch als gij. Eens op een avond, bij een wals, dacht ik dat ik u lief had. Manl ik geloof dat ik mij vergiste. Onze huisvriend, De Saval, heeft ons verzekerd dat bijna allen, die deze gevechten nog overleven, verminkt zullen zijn. Dat is iun. ii- ton «.r niet aan denken! Het hem en pijn gesproken en op den kus dien zij gegeven en geen berouw was er in haar. zij had, Zitting van Dinsdag 16 Juni 1908. Vau een dronken stelletje. Onze eerste nieuwe zaak van heden was eigenlijk al een tamelijk oude want voor 't Kantongerecht te Hoorn had men een paar maanden geleden de bijzon derheden dezer interessante geschiedenis al met den grootsten ernst zitten uitpluizen. Echter met geen ander gevolg dan dat het voor de groote rechtbank hier te Alkmaar nog eens overgedaan moest worden. Beginnen we bjj het begin, dan dienen we aan te vangen met de mededeeling, dat de handeling, die nu berecht moest worden, op 15 Maart j.1. plaats vond. Het was op dien dag, dat een zeer ouwe, (minder goede) bekende dezer rechtbank, de 32 jarige Franciscus Ludovicus Steltenpohl, een visscher uit Wervershoof, wat al te veel dorst had. De gevolgen laten zich dan bjj Frans licht donken dronkenschap. Is hjj nuchter voor zjjn doen een vrjj geschikte man zoo gauw heeft hjj geen vuurwater gepioefd, of de aardigheid is er bjj 't heerschap schoon af. 't Wordt dan de onhandelbaarste, dien je kunt bedenken. En brutaal Zoo was 't ook medio Maart j.1. In gezelschap van Kees Spruit en nog een anderen vriend of kennis, zwierde Frans lustig de Oosterhaven langs te Medemblik. Onder 't zingen van 't geliefkoosde melodietje: „Vóaren, vóaren, al over die böaren, dreigde sinjeur bjj eiken zwaai wel een kopbuiteling te maken en 't zilte nat in te stuiven, maar de verbintenis bleek zoo solide te zjjn, dat de beide anderen, die bovendien wellicht moer watervrees gevoelden dan de geharde visscher, hem steeds „op den goeden weg" wisten te houden, wat niet verhinderde, dat ze toch zoo nu en dan nog even een „kiepertje" namen. Hadden ze nu niet zoo'n ontzettend lawaai gemaakt en waren ze stil met een aangename kitteling in hun overladen maag naar huis gekrost, zonder het andere menschen lastig te maken, och, dan had het heele uit stapje misschien volstrekt geen nadeelige gevolgen ge had. Door de hevigheid van het spektakel dat 't geëerde klaverblad dien Maartschen Zondagavond maakte, wer den anderen daar noodzakelijk op attent gemaakt. Ook de deurwaarder A. J. van Schoten, te Medemblik op de Oosterhaven woonachtig, hoorde het zeer onge- J„n wan «r handitr hii Dit vond spreker heelemaal geen maatstaf voor straf als hier toepasselijk geacht mag worden, 't Is veel te kort. De heer Officier streek er dan ook anders op en eischte f60 boete of 20 dagen hechtenis. Mr. Reesingh uit Hoorn, de verdediger, vond een geringe geldboete hier voldoende. Hardhandig. Volgt beklaagde Jacobus Langedjjk van Hoorn die aldaar den llden Mei j.1. om een of andere kleinigheid twist kreeg met Johannes de Groot, wien hjj met een straatkei op 't hoofd sloeg. 't Aardigheidje werd door een paar getuigen ge zien en hoe Jaap ook stond te draaien en leugens te debiteeren, hjj kon de klip hiet ontwijken. De 0. v. J. eischte wegens mishandeling tegen Langedjjk die hier al eens vroeger terecht stond, f10 boete of 14 dagen hechtenis. Onze hardhandige vriend, vader van een groot gezin, smeekte nu om verzachting van straf. Dat mag nietl inwoners), Oberhausen (50.000 inwoners), Osnabrück (60.000 inwoners), Düsseldorf (250.000 inwoners), Krefeld (115.000 inwoners), Hamburg (800.000 inwoners). In Noord-Holland verbouwt men jaarlijks 1800 H.A. vroege aardappelen, dat is bijna evenveel als karwjj en half zooveel als tarwe. Het belangrijkst is die teelt in Drechterland. Groote broek 410 H.A., Bovenkarspel 230 H.A., Andjjk 220 H.A., Enkhuizen 181 H.A., Opperdoes 80 H.A. Ook aan den Langedjjk is de cultuur van vroege aardappelen van beteekenis. St. Pancras 55 H.A., Broek op Langendjjk 50 H.A., Koedijk 42 H.A. Deze cjjfers zjjn ontleend aan het Landbouwverslag. Ten bewjjze, dat men in Noord-Holland spoedig nieuwe aardappelen in den handel kan brengen, deelen we hier even mede, dat op 12 Juni 1908 te Bovenkarspel reeds 331 zak (a 35 K.G. netto) aan de veiling verhan deld zjjn. In Noord-Holland verbouwt men hoofdzakelijk Duit- sche Muizen, Julia-muizen, Opperdoezer ronden en Negenwekere, Graafjes en Gladblaadjes. De teelt van Simon Mooi, driftig van aard, werd het den 7den Mei de Muizen neemt sterk toe, terwijl die der andere j.1. zóó moede dat er op zjjn erf te Hensbroek kinderen soorten achteruitgaat. De grond bestemd voor de teelt spelende waren, dat hjj in een hevige opwelling van toorn, van de handelsaardappelen, wordt altjjd zwaar bemest, een kinderwagen van zjjn 34jarigen buurman Cornelis Voor het vervroegen laat men de aardappelen voorafin Kos stuk trapte. De 0. v. J. zou het beter gevonden bakken spruiten en plant ze later uit achter rieten hebben, dat hjj in plaats daarvan naar Kos was gegaan schuttingen. De meeste bouwers leggen het er op toe te zeggen, dat hjj geen andermans kinderen op 't erf na de vroege aardappelen in hetzelfde jaar nog een wou zien. gewas te telen. Hiervoor zjjn reuzenbloemkool, savoye- De heer Officier eischte wegens vernieling tegen kool, spruitkool, slaboonen en suikerwortelen zeer ge- Mooi f6 boete of 6 dagen hechtenis. schikt gebleken. Met elkaar levert dat per jaar aardig i wat op. In goede jaren komt menigeen boven f 1000 per_ bunder. dus beter dat wij elkaar niet weerrien Zend miTinijn nietbare spektakel drommels goed en was er handig bjj ring teri en blijf gelooven aan de vriendschappelijke f den. gemeenteveldwachter Nicolaas Tramper met gevoelens van uwe - Odette d'Estange." - den 8tand van 111 keürus te 8tellen en hem d™- Met 't verkeerde been van bed gestapt. De 73-jarige Volkert Reus uit Grootebroek, die al lang met een ernstig, peinzend gelaat den arbeid van de persbroeders en de perszuster had staan bestudeeren, door de solide afhekking van de staanplaatsia publica van hen gescheiden, moest nu aan het E.A. rechterlijk college worden gepresenteerd. Reus bewoont te Grootebroek eene woning in tweeën en heeft tot buurman een zekeren Mazee. De oude heer deed op een mooien Meinamiddag zjjn .middagtukje". Nu wil 't geval, dat in dat zalige uur de schilder Johannes Ursem een spiegel moest ophangen bjj Mazee, en hoewel dat karweitje den schilder best was toevertrouwd, gaat zooiets toch niet zonder eenig leven. Aan den anderen kant van den muur werd de oude Reus door Jans kloppen danig in zjjn slaap gestoord en deze ontstak daarover in groote woede. Het is in Noord-Holland de gewoonte de vroege aardappelen op afslagmarkten te veilen. Zulke veilingen 1 zjjn er in deze provincie reeds 22. De grootste zjjn Broek op Langendjjk en Bovenkarspel. Aan laatst ge noemde markt worden jaarljjks wel voor eeo half millioen gulden vroege aardappelen verkocht. Al die aardappelen worden per schuit aangevoerd. I Vroeger geschiedde het afslaan door een persoon en de koopers mjjnden af. Dit gaf veel aanleiding tot twist en oponthoud. Tegenwoordig gaat dit veilen geheel mechanisch. Komt men op een der groote veilingen, dan ziet men de kooplieden in rjjen op banken zitten. Voor iedere zitplaats is een electrische drukknop aangebracht, die correspondeert met een groot nummerbord, het zooge- naamde mijntoesteldat aan de overzjjde der doorvaart I -v*c— Hjj bulderde, dat als ze aan de andere zjj niet wilden is opgesteld. Daarnaast is een heel groote ronde schjjf ophouden met dat kloppen, dat hjj dan de heele wit- met cjjfers aangebracht, waarover een wijzer tikkend kast (waar kopjes, borden, etc. een veilige plaats vooitspringt. Dit is het af slag toestel. vonden) in mekaar zou slaan. Bleek van schrik en ontsteltenis keken Ursem en zjjn 35-jarige schoonzus (vrouw Mazee) elkaar aan. Voor 't oogenblik heerschte stilte en reeds hoopte het ontdane tweetal dat het onweer voorbjj zou drijven, toen een allergeweldigste slag van de andere zjj tegen den muur aangebracht, hen deed beseffen, dat die hoop ten eenen- Komt nu een schuit 'in de veiling, dan zet de be diende den wijzer op een zeker getal, haalt een handel over, waarop „de afslager" begint teloopen. Wil iemand koopen. dan drukt hjj even op den knop vóór zich, waardoor de afslager stilstaat en het nummer van den kooper voorspringt op het mjjntoestel. De marktmeester noteert eer. en ander, geeft den verkooper een bewijs male ijdel was. Een paar etensborden, de suikerpot, en een nieuwe lading komt in veiling. Het is een lust 2 eieren en een vleeschschaal lieten al rinkelende jam- eens te zien, hoe vlug en regelmatig het op zoo'n groote merljjk het leven. afslagmarkt toegaat. Een tweede nog heftiger slag van den vertoornden Is er onder de kooplui iemand, die door den markt- grijsaard volgde en bomberde bom bom bom 1 daar meester niet vertrouwd wordt, dan verzet die even een gingen een paar welgevulde flessohen, 2 kopjes, 3 scho-„omschakelaar" en zjjn knop werkt niet meerl Dat teltjes en een glazen stolp denzelfden weg op. Daar moest de rechtbank aan te pas komen en na menig zeer grappig tusschenwerpsel van den zonderlin gen oude, die klaagde dat er gaatjes in den wand werden geboord, omdat „ze" zien willen wat hjj eet, enz. had de 0. v. J. gelegenheid, wegens vernieling 2 gulden boete of 2 dagen hechtenis te eischen. „'k Heb niets", jammerde Reus. Zou 't geven is leuk bedacht. Die electrische afslagen mijntoestdlen vindt men in andere streken op botermarkten, fruit- en eierenveilin- gen. Het is een Nederlandsche uitvinding. Een electricien uit Utrecht, de heer L. van den Hoorn, heeft daar de eer van. Wat de belangrijkheid van de vroege aardappel en teelt betreft, spant Noord-Hollandde kroon, maar in Zuid-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9