DE BRIEF.
Grepen i Land- en Tuinbouw.
Zondag t\ Juni J908.
52e Jaargang. No. 4371.
DERDE BLAD.
Arrondissement# Rechtbank
te jAIkmaar.
Neen! De zuster wilde dit niet voorlezen. De hersen- gend aan te manen, dat stelletje dronkenlui wat spoedig
aan
van
Door
ISABELLE KAYSER.
Het is avond na den veldslag.
De gewonde richt zich een weinig op en ziet om
zich heen. De stem van het kanon dreunt nog in de
verte, en een rossige gloed staat aan den horizont.
De gewonde ziet om zich heen. Overal in het rond
ziet hij het veld bezaaid met lichamen van menschen.
Paarden dwalen ruiterloos rond, met hangenden kop.
de manen fladderend in den nachtwind, angstig hin
nikend.
Hij betast den grond. En zijne handen raken
iets zachts en warms nog: de opengereten flank
zijn goede paard, zijn trouwen kameraad.
Ja, bij herinnert zich nu alles. Het is avond, na
den slag, en hij gaat hier sterven, heel alleen, zon
der hulp, onder deze maan, die hem zielloos aan
blikt.
Zwermen zwarte vogels zwieren door de lucht, al
naderend. Hunne snavels zijn rood van bloed. Zij
zullen straks neerstrijken op de lijken der gesneuvelde
soldaten.
Hij zwaait met den arm, om de afgrijselijke dieren
te verjagen.
„Maar ik ben nog geen lijk ik leef nog!" prevelt
hij.
Hij rukt de knoopen van zijne vochtige uniform open.
Door zijne vingers sijpelt eene warme nattigheid: het
leven, dat schoone leven, dat hij zoo liefheeft, en dat
hem ontvloeit.
Ja, hij herinnert zich alles. Het signaal tot den laat-
slen aanval werd geblazen. Zijne compagnie werd ver
nietigd, zijn paard onder hem neergeschoten. Toen had
ccne granaatscherf hem den rechterarm afgerukt. Hij
was gevallen. De vijandelijke cavalerie rende over hem
heen.
En nu was het avond geworden. En hier lag hij
nu en leefde nog.
Kapitein Allard wil hier niet sterven, zoo weer
loos en hulpeloos. Vogels niet alleen, maar ook men
schen zullen op hem neerstrijken, lijkenroovers. Zij
zullen hem zijn horloge afnemen, en den ring die
schittert aan zijn vinger: den ring van Odette!
„Neen, neen! Dót niet! Help! Hierheen." schreeuwt
hij, en hij rukt een handvol gras uit, om zijn wonde
er mee te stoppen.
Odette!Hoe ziet hij haar vóór zich, zijn bruidje,
zooals hij haar had gezien op dien avond, toen zij
onder bittere tranen afscheid van hem nam.
Onder zijne hand ritselt een papier. Hij betast het
en een liefelijke gedachte brengt hem troost. Want
dit papier is een brief, een brief van Odette de
laatste dien hij van haar ontving.
llij had hem gekregen in het morgenuur, toen het
uitrukken tot den aanval reeds werd geblazen, en dus
had hij hem nog niet kunnen lezen. Maar, gelukkig
in het bezit ervan, had hij hem geborgen op zijn borst,
als een amulet, die hem in het gevecht zou behoeden
en bemoedigen. En de kogels hadden dit kleine papier
gespaard. De granaatscherf zelfs, die hem neerwierp,
nad het onverminkt gelaten.
Nu wilde hij lezen, nu er nog tijd toe was. Hij
meende dat hare liefdewoorden zijn hartebloed zou
den stelpen of het sterven hem verzoeten zouden.
Met de tanden scheurt hij het couvert open. Met de
overgebleven hand ontvouwt hij het briefje, dat door
trokken is van een fijnen geur van heliotroop geur
van zoete maagdelijkheid van belofte, van geluk.
Maar hij kan niets lezen. Het is te donker. Wat te
doen? Een lichtje, een vlammetje hij kan het
niet maken.
Hij kruipt op de knieën naar den naastbijliggendcn
gekwetste, die kreunt.
„Hé, kameraad kan je ook vuur maken, kame
raad
De man verstaat hem niet. Een vreemd woord komt
rer ever de verdroogde lippen: „Miitterle!" En kapi
tein Allard zinkt maast hem op den grond, uitgeput.
„Mijn God! mijn God! laat mij hier niet sterven
als een kind. Help toch! Hierheen! Hierheen!"
Daar nadert over het bloedige veld iets als een
paar dwaallichtjes. En stemmen, trillend van leven,
roepen elkander toe.
De gewonde slaakt een kreet. Dat is de ambulance!
Dat zijn de goede redders, die hulp kunnen brengen.
„Hierheen! Hierheen! Om Godswil!"
looze wreedheid van een lichtzinnig wezen, dat gruwt
van de mogelijkheid dat haar geliefde verminkt zou
kunnen zijn, mocht dezen stervende niet meer mar
telen.
Zij buigt zich over hem heen, hopende dat de dood
haar reeds het overbrengen van deze harteJooze bood
schap mocht hebben kwijtgescholden. Maar daar opent
de kapitein weer zijne oogen.
„Gij leest niet, zuster," murmelt hij. „Waarom leest
gij niet? Ik verlang er zoo naar. Zij schrijft toch
duidelijk genoeg Odette
0 ja! maar ól te duidelijk! denkt de zuster, met
een medelijden vol bitterheid. En zij richt zien op.
Zij verontschuldigt zich.
„Ach, kapitein de lantaren brandt zoo slecht."
En dan, terwijl zij doet alsof zij de vlam oprakelde,
krijgt zij een inval. En zonder langer aarzelen besluit
zij, wier woord en daad tot dusver nooit een duim
breed van de waarheid waren afgeweken, tot liegen.
Neen! Zij zal den brief van dit zotte kind niet voor
lezen. Maar een andere missive zal zij voorlezen, die
zij ontwerpt in haar eigen deernisvolle gemoed. Een
brief van een liefhebbende vrouw zal zij den ster
vende voorlezen een schrijven zooals hij het zidi
had gedroomd een schrijven, dat hem het afscheid
van dit leven zal vergemakkelijken. Niemand zal haar
vroom bedrog kunnen verraden, en de laagheid van
een ijdel schepsel zal de laatste ademtochten van een
braaf man niet vergiftigen.
Dus, schokkend van ontroering, improviseert de lief
dezuster een minnebrief
„Paul! mijn lieve Paul! waar ben je nu? Ik
weet 't niet. Maar waór je ook wezen moogt, ik ben
bij je. Voor elk gevaar, dat je doorstaat, heb ik je
zooveel te méér nog lief! O, als ik de kogels hoor
gieren over onze belegerde stad, dan sidder ik niet
voor mijzélf, maar voor jou, alsof zoo'n kogel je nóp
treffen kon. En dan vouw ik mijne handen, en het
is mij alsof ik door de kracht van mijn gebed alle
gevaren van je kon afwenden. Bij de ambulance verpleeg
Lk de gekwetsten, hopende dat eene andere vrouw aan
jou dezelfde zorg besteden zou, als het noodig wezen
mocht Paul, moge mijne üefde een pantser voor je
zijn, en mijne gedachten, die altoos bij je zijn, een
helm om je te beschutten! Dat bid ik, dat bid ik
elk uur, mijn Paul!"
Hijgend blijft de lezeresse steken en ziet den ge
kwetste aan. Hij heeft zich half opgericht en drinkt
de woorden in, gelijk een dorstige koel water. Hij
glimlacht zalig, en zijn gelaat, opgeklaard, is als het
aangezicht van een herstellende bij het naderen van
de lente
Verdernog méér.... nog méér!" smeekt hij.
Dan, met trillende stem, gaat de zuster voort.
„Mijn Paul als God mocht willen dat een kogel
je trof, dan zal ik mijn leven lang trotsch op je zijn,
roem op je dragen. Want er is geen schoonere dood!
En spoedig zal ik je volgen. .Want na het geluk van
je bruid te zijn geweest, zou deze wereld mij niets
meer te bieden hebben mij, die leef en adem enkel
in jou!Gegroet dus, mijn Paul! Gegroet! Ik
ben de lucht, die je omgeeft, de mond die je troost,
de hand die je steunt en het hart dat je bemint. Ik
druk een kus op je lippen, opdat je leven zult
omdat de liefde sterker is dan! de dood en omdat
ik je liefheb!"
De zuster zwijgt. De zware taak is haar licht geweest,
en zoet. Zij heeft gesproken zonder inspanning. Zij
zou zoo hebben kunnen voortspreken tot het rijzen
van den dageraad, om de vreugde dit stervende aan
schijn te zien opklaren. Naast hem neergeknield, steunt
zij moederlijk zijn hoofd op haren arm.
En hij heeft onbewust zich aangevlijd tegen den
schouder der liefdezuster, en hij voelt over zijn haren
gaan de zachte streeling van hare vrouwenhand. Hij
ziet niet meer het over hem heengebogen gelaat, noch
den mond, die liefkoozende en sluimeringwekkende
woorden vallen laat Hij hoort nog slechts de woorden
„Ik ben de lucht, die je omgeeft, de mond die je
troost, de hand die je steunt en het hart dat je be
mint..."
En de nachtwind strijkt over zijn lichaam... een arm
schuift zich onder zijn hals.... onder zijn oor voelt
hij het kloppen van de borst eener vrouw.
„Odette.... kleine Odette....," lispelt hij.
En de liefdezuster zegt geen woord, maakt geen be
weging, die den zaligen waan van den stervende zou
kunnen verstoren.
„Ik druk een kus pp je lippen, opdat je leven zult"...
Die woorden, die lieflijke woorden hoort hij weer.
„Odettefluistert hij „geef me een kus!".
De zuster siddert Geen preutschheid is er in haar
Maar de kuische vrouw huivert terug bij de bloote ge
dachte reeds, dat de lippen van een man de hare
zouden aanraken.Hier nu echter, tegenover den
dood, verkrijgen al deze dingen een ander aanzien. Hoe
nietig wordt hier deze schroomEn bovendien, had
zij niet reeds hare lippen bezoedeld door te spreken
wat onwaarheid was? Een kus zou ze niet erger
kunnen profaneeren, dan een leugen alreeds.
En teeder, gedwongen door het laatste verlangen van
den stervende, neigt zij nog dieper over hem heen
en kust hem op de lippen.
Zóó stierf hij.
En bij het zien van den reeds onstoffelijken glim-
op te doeken.
Tramper heen en de heeren hartig toegesproken.
Effect: nihil, of ja, toch wel, het drietal vond, dat ze
nog niet genoeg óp hadden en laveerden het café van
den heer Boll binnen.
Echter, Boll wou de heeren niet tappen, en zoodoende
waren ze weer spoedig op straat.
Een oogenblik scheen het of Medemblik nu van de
luidjes verlost zou raken, want weldra marcheerde
Frans met zijn gevolg de Kwikkelerbrug over naar
Wervershoof.
Maar neen hij kwam subiet weer terug en ging
al spoedig, geholpen door zijn onafscheidelijke eere-
wacht, bjj den gemeente-ontvanger op de deur bonzen,
dat het een aard had.
Maar hun lawaai werd zoo ondragelijk, dat de politie
er een eind aan maakte en Frans, de belhamel, wegens
dronkenschap werd verbaliseerd. Hoogelijk verontwaar
digd, foeterde hij heden dat het hem erg verwonderde,
als hjj dan toon rumoer had gemaakt, dat hij dan geen
verbaal wegens burengerucht had gekregen dat
kreeg hjj toch vroeger altijd 1 Waarom dan nu niet?
En dan hjj had slechts vier potjes bier gehad.
Niets meer.
0, hoeveel zijn er wel in Wervershoof en Medemblik,
bulderde Frans met verheffing van stem, die alle dagen
dronken zijn en volstrekt geen last hebben niet
gepakt worden terwijl ik als ik maar een* in de
maand efkes dronken ben, d'r dadelijk an moet. Mijn
moete ze altijd maar hebben 1®
Het vonnis des Hoornschen kantonrechters luidde 3
dagen hechtenis en een jaar rijkswerkinrichting Waar
uit Frans nog geen jaar geleden ontslagen is geworden.
De zaak, thans in hooger beroep berecht wordende,
nam voor Frans volstrekt geen gunstigen keer, want
de 0. v. J. eischte thans met vernietiging van 's Kan
tonrechters vonnis opnieuw 3 dagen hechtenis en een
jaar opzending naar eene rijkswerkinrichting tegen
Frans, die eerbiedig om genadig recht vroeg.
De rechtbank zal 'm a.s. Dinsdag wel kenbaar maken,
hoe ze er over denkt 1
Naweeën Mond- en Klauwzeer.
Beklaagde No. 2 was de 38 jarige Reindert Visser uit
Berkhout, Veehouder en Administrateur der Proefzui-
velboerderij te Hoorn.
De heer raakte in zijn kwaliteit als veehouder onlangs
met de justitie in contact en op 15 April diende zijn
zaak voor het Hoornsche Kantongerecht.
't Feit? Och, het doen vervoeren van vee, dat
verdacht was van oen besmettelijke ziekte mond- en
klauwzeer zonder daartoe toestemming te hebben
van den Hoornschen burgemeester terwijl het ver
voer plaats had naar landerijen, gelegen aan den Gelde
loozen weg onder Hoorn.
Beklaagde bekende het feit, dat in October 1907 is
gepleegd.
Vóór dat tijdstip vroeg beklaagde, zooals trouwens
zijn plicht was, steeds öf aan Hoorn's burgervader öf
aan den Hoornschen gemeentelijken veearts, den heer
De Leur, (tevens plaatsvervangend distri ets-veearts en
in deze zaak meteen gemachtigd handelend op te treden
namens den Burgemeester), inlichtingen en verlof tot
vee vervoer. Maar, toen er van 't verschijnen van de
veeziekte zoo weinig notitie werd genomen door de be
voegde autoriteiten, achtte de heer Visser het verder
niet noodig aanzegging te doen, als hjj vee liet vervoe
ren. En deze wijze van doen (of van nalatenwerd
hem noodlottig, want weldra bereikte een klacht van
een veehouder die beangst werd voor veebesmetting,
De Leur's oor. Deze ambtenaar zond die klacht door
naar den Districts-veearts te Haarlem, den heer M. J.
Hengeveld, die antwoordde dat vervolging moest plaats
vinden, daar het hiei gold den administrateur der Proef-
zuivelboerderjj, welke inrichting door den Staat wordt
gesubsidieerd. Van zulk een persoon mag worden ge-
ëischt, vond de heer Hengeveld, dat hij de voorschriften
in zaken als deze eerbiedigt en nakomt.
De heer Visser verdedigde zich met te wijzen op do
geringe aandacht, die aan de heerschende ziekte werd
geschonken. De bemoeiingen van hen, die met het toe
zicht waren belast, waren van zóó weinig beteekenis,
dat Visser verdere aangifte naliet.
Ook trachtte hij, blijkens zijne hier afgelegde verkla
ring, het vervoer van vee nimmer stikum te doen plaats
vinden, doch steeds zoo openlijk als gewoonlijk.
De heer Officier stond in deze aan de zijde van den
Waar een hoed al niet goed voor Is.
Arie Zwart een Egmonder visscher, thans op de
vangst uit, was absent «ls beklaagde. Hij was den
17den Mei dronken en kwam in de herberg van zijn
dorpsgenoot "Willem Gouda, die hem niets wilde tappen,
waardoor Arie zoo boos werd, dat hij een tiental glaasjes
te baat nam om daarmee Willem's hoofd te bewerken.
Gelukkig had Gouda een zeer soliden hoed op, zoodat
zijn hecht hoofd niet de minste schade leed. Echter
kreeg de hoed menigen scheur en zal wel door moeder
de vrouw naar de snippermand worden verwezen, ter
wijl de glaasjes alle tien verbrijzeld werden tot ontel
bare scherven.
Wegens vernieling eischte de 0. v. J. tegen dezen
snuiter 14 dagen gevangenisstraf.
HU mocht er niet in.
Jan Putting van Den Helder, de volgende zondaar,
was ook absent.
Hij sloeg ln den nacht van 3 op 4 Mei j.1. den
Helderschen portier Jan Dekker, die hem toen in het
Casinogebouw te Helder den toegang weigerde.
De 0. v. J. vond 't feit. dat door getuigen werd
waargenomen, bewezen, doch wilde tegen beklaagde,
die niet ongunstig bekend staat, geen zware straf eischen,
De eisch luidde wegens mishandeling f 7 boete of
7 dagen hechtenis.
Na kr|jitt hjj er nog wat bij
Adrianus Bouwens, een 20-jarig Hoornsch arbeider,
moest 8 Mei j.1. naar de strafgevangenis te Alkmaar.
Doch hij raak'e beschonken en de adjunct-inspecteur
vatl politie te Hoorn, de heer Sepp, zou hem opbrengen
op verzoek van den boekhouder der melkfabriek te
Hoorn, voor wien hjj zeer lastig was.
Bouwens verzette zich echter geweldig en werd des
wege verbaliseerd. De Officier wachtte te Alkmaar ver
geefs op den bezoeker der strafgevangenis, totdat 't
verbaal diens wegblijven ophelderde.
Bouwens' verzet tegen den adjunct-inspecteur zal
hem heugen, want de 0. v. J. eischte tegen den on-
willigen Adrianus met toepassing van art. 180 W. v.
S. wel drie weken gevangenisstraf.
De laatste zaak werd met gesloten deuren behandeld,
met het oog op de kinderwetten.
A.s. Dinsdag alle uitspraken.
XXII.
De beteekenis der teelt van vroege
aardappelen.
Nederland heeft belangrijke tuinbouwculturen en drijft
daarin een aanzienlijken handel met het buitenland,
voornamelijk met Duitschland en Engeland. Met enkele
cijfers zullen we dit nader toelichten.
Onze totale uitvoer aan tuinbouwprodukten is jaar
lijks 17 19 millioen gulden, waarvan 7 millioen gulden
alleen voor bloembollen en 5 millioen gulden aan ver-
sche groentende rest voor vruchten, boomen en planten.
In 1905 was de uitvoer van sluitkool 42 millioen K.G.
4200 wagons van 10000 K.G.; hiervan gingen 3500
wagons naar Duitschland. De uitvoer van bloemkool
was 14 millioen K.G. 1400 wagons van 10000 K.G.,
hiervan gingen 1300 wagons naar Duitschland. Dit land
betrok van ons bovendien 1800 wagons vroege aardap
pelen, 1600 wagons komkommers en augurken en 180
wagons aardbeien. Engeland nam datzelfde jaar van
ons 27 millioen K.G. uien.
De vroege aardappelen uit Noord-Holland gaan groo-
tendeels naar Pruisen. Dit land voerde in Juni en Juli
1905 in uit Nederland 18 millioen K.G. vroege aardap
pelen, uit België evenveel, uit Italië ook evenveel, uit Oosten
rijk-Hongarije 11 millioen K.G en van Malta 3 millioen
K.G.
In die 2 maanden tijd was de totale invoer van vroege
aardappelen in het Duitache rijk 70 millioen K.G. en
leverden wij daarvan 26
In 1906 verzond Nederland in diezelfde maanden aan
zijn Oostelijken nabuur 15.492.800 K.G., België 19 813 300
K.G. en Oostenrjjk-Hongarjje 13.678.000 K.G. vroege
aardappelen. Onze invoer was toen 22
Zooals men ziet, kan daar nog al wat gebruikt
worden.
Onze vroege aardappelen worden vooral verzonden
naar Rijnland en West falen. Hier liggen vele volkrijke
heer De Leur, en het feit bewezen achtende, requireerde steden b.v.Barmen en Elberfeld (325.000 inwoners),
de 0. v. J. vernietiging van 't vonnis van den Hoorn- Bochum (130 000 inwoners), Dortmund (170.000 inwoners),
schen Kantonrechter (waarbij de heer Visser veroor- Duisburg (100.000 inwoners), Essen-Ruhr (230.000 inwo-
deeld werd tot slechts f 10 boete of 10 dagen hechtenis), ners), Gelsenkirchen (130.000 inwoners), Hagen (80.000
..nivi iiecuiiiciuwu
Daar buigt eene vrouwelijke figuur zich over hem ^aar achterbleef op zijn verstijvende trekken
soldaat'1 Drink VeldileSch" »Dnnk" voelde de zuster zich trotsch op den leugen, dien zij
Hij zwelgt een teug naar binnen, die hem verwar
mend door het lichaam stroomt, en hij ziet hóór aan,
die hem het leven binnengiet, misschien. Bij het schijn
cel eener lantaarn onderscheidt hij, onder de witte
muts der Roodekruiszuslers, een jeugdig gelaat, mager,
van kuische regelmatigheid, met oogen vol smart en
deernis. Op de Dorst blinkt een kruis van zilver.
En vastberaden reikt hij haar den brief.
„Lees zuster! Lees mij voor!"
Maar zij vat het papier niet aan.
„Wat is dat? Eerst moet uwe wond verbonden
worden. Gij verliest al uw bloed."
Hij schudt zijn hoofd, met een afwerende beweging.
„Waartoe nog? Gij ziet toch dat ik sterf. Laat
mij. Ik ben Paul Allard, uit Chólons. kapitein bij het
dertiende linie-regiment. Maar lees mij dien brief voor
om Godswil!"
Hij rochelt reeds. Dus gehoorzaamt de zuster. Wat
zou hier ook nog te redden vallen? Het bloedverlies
is te groot geweest. Deze man moet sterven. Dus moge
deze laatste bede hem nog verhoord worden. Onge
twijfeld verwacht hij van dezen brief nog een laatste
vreugde een lichtstraal, die hem bij den duisteren
overgang naar een andere wereld zal vergezellen.
Een schrijven van een beminde waarschijnlijk....
De zuster Iaat het schijnsel der lantaren vallen op het
papier. Met snellen blik overvliegt zij den inhoud
en dan blijft zij even als verstijfd. Want... wat er
uit deze regelen spreekt, dat is geen liefde.
„Lees toch. zuster, lees dan toch!" kreunt de ster
vende, en zijne oogen, waaruit reeds het leven wijkt,
bedelen om een weinig teederheid.
De zuster zet zich schrap, alsof er eene slechtheid
van haar werd verlangd. Zij zou hem liever hier laten
versmachten, dan hem de woorden voor te lezen, die
duizendmaal erger folteren moesten, dan dorst
Want in dezen brief stond het volgende:
narde Paul, Deze oorlog duurt te lang. Uw
„vogeltje", zooals gij mij placht te noemen, kan bij
het bulderen van net grof geschut niet in het leven
blijven. Het heeft zonneschijn en muziek noodig. Mor
gen vertrekken wij naar Spanje, naar Se villa, waar
feesten zijn. Neem het mij niet kwalijk. Wij zouden
santen toch nooit gelukkig zijn geweest. Als gij ooit
van deze afschuwelijke slachterij terugkomt, dan zult
gij zwart zijn van kruitdamp. En ik kan niets dan
witte kleedjes dragen. Dat past dus niet bij elkaar
En bovendien ben ik veel te klein, te luchtig en te
dartel voor zoo "tl ernstig mensch als gij. Eens op een
avond, bij een wals, dacht ik dat ik u lief had. Manl
ik geloof dat ik mij vergiste. Onze huisvriend, De
Saval, heeft ons verzekerd dat bijna allen, die deze
gevechten nog overleven, verminkt zullen zijn. Dat is
iun. ii- ton «.r niet aan denken! Het
hem
en pijn
gesproken en op den kus dien zij gegeven
en geen berouw was er in haar.
zij
had,
Zitting van Dinsdag 16 Juni 1908.
Vau een dronken stelletje.
Onze eerste nieuwe zaak van heden was eigenlijk al
een tamelijk oude want voor 't Kantongerecht te
Hoorn had men een paar maanden geleden de bijzon
derheden dezer interessante geschiedenis al met den
grootsten ernst zitten uitpluizen. Echter met geen
ander gevolg dan dat het voor de groote rechtbank hier
te Alkmaar nog eens overgedaan moest worden.
Beginnen we bjj het begin, dan dienen we aan te
vangen met de mededeeling, dat de handeling, die nu
berecht moest worden, op 15 Maart j.1. plaats vond.
Het was op dien dag, dat een zeer ouwe, (minder
goede) bekende dezer rechtbank, de 32 jarige Franciscus
Ludovicus Steltenpohl, een visscher uit Wervershoof,
wat al te veel dorst had.
De gevolgen laten zich dan bjj Frans licht donken
dronkenschap.
Is hjj nuchter voor zjjn doen een vrjj geschikte man
zoo gauw heeft hjj geen vuurwater gepioefd, of de
aardigheid is er bjj 't heerschap schoon af. 't Wordt
dan de onhandelbaarste, dien je kunt bedenken. En
brutaal
Zoo was 't ook medio Maart j.1. In gezelschap van
Kees Spruit en nog een anderen vriend of kennis, zwierde
Frans lustig de Oosterhaven langs te Medemblik.
Onder 't zingen van 't geliefkoosde melodietje:
„Vóaren, vóaren, al over die böaren, dreigde
sinjeur bjj eiken zwaai wel een kopbuiteling te maken
en 't zilte nat in te stuiven, maar de verbintenis bleek
zoo solide te zjjn, dat de beide anderen, die bovendien
wellicht moer watervrees gevoelden dan de geharde
visscher, hem steeds „op den goeden weg" wisten te
houden, wat niet verhinderde, dat ze toch zoo nu en
dan nog even een „kiepertje" namen.
Hadden ze nu niet zoo'n ontzettend lawaai gemaakt
en waren ze stil met een aangename kitteling in hun
overladen maag naar huis gekrost, zonder het andere
menschen lastig te maken, och, dan had het heele uit
stapje misschien volstrekt geen nadeelige gevolgen ge
had.
Door de hevigheid van het spektakel dat 't geëerde
klaverblad dien Maartschen Zondagavond maakte, wer
den anderen daar noodzakelijk op attent gemaakt.
Ook de deurwaarder A. J. van Schoten, te Medemblik
op de Oosterhaven woonachtig, hoorde het zeer onge-
J„n wan «r handitr hii
Dit vond spreker heelemaal geen maatstaf voor straf
als hier toepasselijk geacht mag worden, 't Is veel te
kort. De heer Officier streek er dan ook anders op en
eischte f60 boete of 20 dagen hechtenis.
Mr. Reesingh uit Hoorn, de verdediger, vond een
geringe geldboete hier voldoende.
Hardhandig.
Volgt beklaagde Jacobus Langedjjk van Hoorn die
aldaar den llden Mei j.1. om een of andere kleinigheid
twist kreeg met Johannes de Groot, wien hjj met een
straatkei op 't hoofd sloeg.
't Aardigheidje werd door een paar getuigen ge
zien en hoe Jaap ook stond te draaien en leugens te
debiteeren, hjj kon de klip hiet ontwijken. De 0. v. J.
eischte wegens mishandeling tegen Langedjjk die
hier al eens vroeger terecht stond, f10 boete of 14
dagen hechtenis. Onze hardhandige vriend, vader van
een groot gezin, smeekte nu om verzachting van straf.
Dat mag nietl
inwoners), Oberhausen (50.000 inwoners), Osnabrück
(60.000 inwoners), Düsseldorf (250.000 inwoners), Krefeld
(115.000 inwoners), Hamburg (800.000 inwoners).
In Noord-Holland verbouwt men jaarlijks 1800 H.A.
vroege aardappelen, dat is bijna evenveel als karwjj en
half zooveel als tarwe.
Het belangrijkst is die teelt in Drechterland. Groote
broek 410 H.A., Bovenkarspel 230 H.A., Andjjk 220 H.A.,
Enkhuizen 181 H.A., Opperdoes 80 H.A. Ook aan den
Langedjjk is de cultuur van vroege aardappelen van
beteekenis. St. Pancras 55 H.A., Broek op Langendjjk
50 H.A., Koedijk 42 H.A. Deze cjjfers zjjn ontleend aan
het Landbouwverslag.
Ten bewjjze, dat men in Noord-Holland spoedig nieuwe
aardappelen in den handel kan brengen, deelen
we hier even mede, dat op 12 Juni 1908 te Bovenkarspel
reeds 331 zak (a 35 K.G. netto) aan de veiling verhan
deld zjjn.
In Noord-Holland verbouwt men hoofdzakelijk Duit-
sche Muizen, Julia-muizen, Opperdoezer ronden en
Negenwekere, Graafjes en Gladblaadjes.
De teelt van
Simon Mooi, driftig van aard, werd het den 7den Mei de Muizen neemt sterk toe, terwijl die der andere
j.1. zóó moede dat er op zjjn erf te Hensbroek kinderen soorten achteruitgaat. De grond bestemd voor de teelt
spelende waren, dat hjj in een hevige opwelling van toorn, van de handelsaardappelen, wordt altjjd zwaar bemest,
een kinderwagen van zjjn 34jarigen buurman Cornelis Voor het vervroegen laat men de aardappelen voorafin
Kos stuk trapte. De 0. v. J. zou het beter gevonden bakken spruiten en plant ze later uit achter rieten
hebben, dat hjj in plaats daarvan naar Kos was gegaan schuttingen. De meeste bouwers leggen het er op toe
te zeggen, dat hjj geen andermans kinderen op 't erf na de vroege aardappelen in hetzelfde jaar nog een
wou zien. gewas te telen. Hiervoor zjjn reuzenbloemkool, savoye-
De heer Officier eischte wegens vernieling tegen kool, spruitkool, slaboonen en suikerwortelen zeer ge-
Mooi f6 boete of 6 dagen hechtenis. schikt gebleken. Met elkaar levert dat per jaar aardig
i wat op. In goede jaren komt menigeen boven f 1000
per_ bunder.
dus beter dat wij elkaar niet weerrien Zend miTinijn nietbare spektakel drommels goed en was er handig bjj
ring teri en blijf gelooven aan de vriendschappelijke f den. gemeenteveldwachter Nicolaas Tramper met
gevoelens van uwe - Odette d'Estange." - den 8tand van 111 keürus te 8tellen en hem d™-
Met 't verkeerde been van bed gestapt.
De 73-jarige Volkert Reus uit Grootebroek, die al
lang met een ernstig, peinzend gelaat den arbeid van
de persbroeders en de perszuster had staan bestudeeren,
door de solide afhekking van de staanplaatsia publica
van hen gescheiden, moest nu aan het E.A. rechterlijk
college worden gepresenteerd.
Reus bewoont te Grootebroek eene woning in tweeën
en heeft tot buurman een zekeren Mazee.
De oude heer deed op een mooien Meinamiddag zjjn
.middagtukje". Nu wil 't geval, dat in dat zalige uur
de schilder Johannes Ursem een spiegel moest ophangen
bjj Mazee, en hoewel dat karweitje den schilder best was
toevertrouwd, gaat zooiets toch niet zonder eenig leven.
Aan den anderen kant van den muur werd de oude
Reus door Jans kloppen danig in zjjn slaap gestoord
en deze ontstak daarover in groote woede.
Het is
in Noord-Holland de gewoonte de vroege
aardappelen op afslagmarkten te veilen. Zulke veilingen
1 zjjn er in deze provincie reeds 22. De grootste zjjn
Broek op Langendjjk en Bovenkarspel. Aan laatst ge
noemde markt worden jaarljjks wel voor eeo half
millioen gulden vroege aardappelen verkocht.
Al die aardappelen worden per schuit aangevoerd.
I Vroeger geschiedde het afslaan door een persoon en de
koopers mjjnden af. Dit gaf veel aanleiding tot twist
en oponthoud. Tegenwoordig gaat dit veilen geheel
mechanisch.
Komt men op een der groote veilingen, dan ziet men
de kooplieden in rjjen op banken zitten. Voor iedere
zitplaats is een electrische drukknop aangebracht, die
correspondeert met een groot nummerbord, het zooge-
naamde mijntoesteldat aan de overzjjde der doorvaart
I -v*c—
Hjj bulderde, dat als ze aan de andere zjj niet wilden is opgesteld. Daarnaast is een heel groote ronde schjjf
ophouden met dat kloppen, dat hjj dan de heele wit- met cjjfers aangebracht, waarover een wijzer tikkend
kast (waar kopjes, borden, etc. een veilige plaats vooitspringt. Dit is het af slag toestel.
vonden) in mekaar zou slaan.
Bleek van schrik en ontsteltenis keken Ursem en
zjjn 35-jarige schoonzus (vrouw Mazee) elkaar aan. Voor
't oogenblik heerschte stilte en reeds hoopte het ontdane
tweetal dat het onweer voorbjj zou drijven, toen een
allergeweldigste slag van de andere zjj tegen den muur
aangebracht, hen deed beseffen, dat die hoop ten eenen-
Komt nu een schuit 'in de veiling, dan zet de be
diende den wijzer op een zeker getal, haalt een handel
over, waarop „de afslager" begint teloopen. Wil iemand
koopen. dan drukt hjj even op den knop vóór zich,
waardoor de afslager stilstaat en het nummer van den
kooper voorspringt op het mjjntoestel. De marktmeester
noteert eer. en ander, geeft den verkooper een bewijs
male ijdel was. Een paar etensborden, de suikerpot, en een nieuwe lading komt in veiling. Het is een lust
2 eieren en een vleeschschaal lieten al rinkelende jam- eens te zien, hoe vlug en regelmatig het op zoo'n groote
merljjk het leven. afslagmarkt toegaat.
Een tweede nog heftiger slag van den vertoornden Is er onder de kooplui iemand, die door den markt-
grijsaard volgde en bomberde bom bom bom 1 daar meester niet vertrouwd wordt, dan verzet die even een
gingen een paar welgevulde flessohen, 2 kopjes, 3 scho-„omschakelaar" en zjjn knop werkt niet meerl Dat
teltjes en een glazen stolp denzelfden weg op.
Daar moest de rechtbank aan te pas komen en na
menig zeer grappig tusschenwerpsel van den zonderlin
gen oude, die klaagde dat er gaatjes in den wand
werden geboord, omdat „ze" zien willen wat hjj eet,
enz. had de 0. v. J. gelegenheid, wegens vernieling
2 gulden boete of 2 dagen hechtenis te eischen.
„'k Heb niets", jammerde Reus. Zou 't geven
is leuk bedacht.
Die electrische afslagen mijntoestdlen vindt men in
andere streken op botermarkten, fruit- en eierenveilin-
gen. Het is een Nederlandsche uitvinding. Een electricien
uit Utrecht, de heer L. van den Hoorn, heeft daar de
eer van.
Wat de belangrijkheid van de vroege aardappel en teelt
betreft, spant Noord-Hollandde kroon, maar in Zuid-