BroodMMnoclt JacIetHeerHnpvaarl Dorschkleeden, Graanzakken, J. B. KEET. Hoogzijde, - Schagen. Schilders Huwelijk. Fietswedstrijd iiéeo n prijs «promo. flooischudders Hooihai'ken te Kolhorn, te koop. waterdichte Kleeden, Het beste en goedkoopste adres J. OOSTERWIJK, Spoorweg, Heer Hngowaari Zaadmarkt, Alkmaar. Christiane's Bedevaart. ADVERTENTIEN. SpoedSpoed op Beurspolis. op Zondag 12 Juli 1908. Aanvang 2 uur. Na afloop Bal. P. REMPT. Nog eenige gebruikte en ADRES leveren tegen Rijtuigmaker) 66H Bïerbottelarij, met Kantoor, Zeilmakers, Een alepnicrnr moordpartij in Rusland. Krusjewan, de groote organisateur van de pogroms te Kisjenef, is met zijn roem niet tevreden. Hij droomt van grootscher dingen. Zjjn bloeddorstig orgaan „Drug" bevat in den jougsten tijd artikelen, die aan razernij doen denken. Daarin geeft bij de Russische bevolking den raad: zich niet langer met kleinigheden, als te Kisjinef, de vingers vuil te maken, maar maatregelen te nemen voor een alrussisch pogrom. Een reuzenpogrom, in alle Russische steden tegelijk, dat is het wat Krusjewan predikt, zonder dat de auto riteiten het noodig vinden, hem dit te beletten. Onder de tegenwoordige omstandigheden is de uitvoering ondenk baar. Niet overal kunnen de hooge beschermers der Jodenmoorden zooveel „hooligans" bij elkaar brengen, als voor twee jaren te Kisjinef. Maar het onwetende, in dommen waanzin opgehitste volk zal in vele plaat sen, door handige geestdrijvers opgezet, tot bloeddorstige daden overgaan. In vele plaatsen van het reuzenrijk staat dé hongersnood voor de deur, en daarmede nadert tevens hot gevaar voor het uitbreken van een nieuwe hartstochtelijke Jodenvervolging. Nooit kan men na gaan, of de verantwoordelijke personen in Rusland in een nieuw pogrom-uitbarsting niet een welkome af leiding zullen zien voor allerlei al te neuswijze vragers. Zoolang Krusjewan niet opgesloten, Dubrowin niet vervolgd wordt, zoolang de helden van alle pogroms worden begenadigd, is er geen enkele waarborg, dat de bloedige gruwelen van Kisjinef, Bjelystok, Lodz en andere plaatsen geen herhaling zullen vinden en daar voor werkt Krusjewan, met zjjn blad „Drug", onophou delijk, met een waanzinnige geestdrift. En er is in Rusland geen waanzin, die geen navolgers vindt en geen vruchten draagt. Een merkwaardig bigamie proces. Mr. Fox, een Engelschman, kon het niet al te best met zjjn echtgenoote vinden en zocht dientengevolge op zijn eentje verstrooiing in Italië. Te Messina werd hij verliefd op een vurige Siciliaan- sche, vroeg haar hand, kreeg het ja-woord en liet het huwelijk des morgens om elf uur op een Engelsch oorlogsschip voltrekken. Nog dienzelfden dag ontving mr. Fox de tijding, dat zijn vrouw des morgens, om tien uur, in Engeland overleden was. Onbezorgd kon hij dus thans zjjn tweede huwelijk publiceerenmaar jawel 1 De Engelsche autori teiten vonden het de moeite waard, de zaak na te pluizen, vergeleken den tijd van Messina met dien van Londen en kwamen tot de conclusie, dat de klok, op het oogenblik, dat de eerste mrs. Fox stierf, in de Siciliaansche stad reeds 11 uur 2 minuten en 42 secon den wees. De Engelschman was dus 2 minuten en 42 seconden te vroeg getrouwd en bad zich dientengevolge schuldig gemaakt aan bigamie. Hij werd gea'iesteerd, doch zijn verdediger kon bewijzen, dat de klokken in Messina niet den plaatselijken tijd, maar den midden-Romeinschen wijzen. Volgens deze berekening was mr. Fox om 10 uur 50 minuten 19 seconden overleden, dus 9 minu'en en 41 seconden vóór het tweede huwelijk. Hij won zijn pleidooi dan ook op de meest schitterende wijze. Vronwenlogica. Een aanvallige jonge actrice had zich voor de op voering van 1'abbé Constantin in het théatre de la Gaité drie prachtige japonnen en een mantel laten ma ken bü een van de eerste Parijsche modezaken in de rue de ia Paix. Dat kostte 1800 frank. De modezaak stuurde een rekening, maar Blanche Toutain, de actrice van de Gaité, weigerde te betalen. Zij heelt het zelfs tot een proces laten komen. Echter heeft de 7de bur gerlijke kamer van de Parijsche rechtbank haar tot betaling veroordeeld. Het geval is merkwaardig vanwege de reden, die Blanche Toutain opgaf voor de weigering van de rekening. Ze had geen bezwaar tegen het vrij hooge bedrag. Maar ze zeide, dat de japonnen en de mantel enkel geleverd waren om gedragen te worden op het tooneel. De tentoonstelling van de japonnen en den mantel op het tooneel in 1'abbé Constantin zijn als reclame zooveel w, ard voor den kleermaker, dat het de best denkbare manier van betalen geweest is. De rechtbank vond deze betaling toch niet vol doende. Wanneer er op den duur rechtbanken van vrouwen komen, zoodat actrices als Blanche Toutain door haar pairs kunnen worden berecht, dan kan dergelijke lo gica misschien nog wel eens in eere komen in de rechtzaal. Door ISABELLE KAISER. De haan kraaide. Christiane deed de luiken open. In de kerk werd de mis ingeluid. Christiane maakte het teeken des kruises, maar haar hart was vol bitter heid. Deze heerlijke morgenstond deed haar pijn, als of de zonnige velden gouden pijlen afschoten op haar ongeluk. Evenwel, het zou goed voor haar zijn, heen te gaan uit deze door dauw verfrischte natuur naar gene zijde der zee, waar de vrouwen niet kwaadwillig om haar zouden fluisteren en waar de modder niet meer haar werkpak zou bevuilen. Het kind ontwaakte in zijn manden wiegje en lachte. Het uitte onverstaanbare klanken, terwijl het met den vinger wees naar den blauwen morgen, die door het venster binnenkwam. Het richtte zich op, waggelend op zijne zwakke beentjes, naakt als de onschuld. Zijne tandjes glinsterden begeerig in zijn gulzigen mond. en zijne oogen, werkelijk schrander, keken het leven van ter zijde aan als een vijand, waarmee men gemakkelijk spel heeft Christiane wond haai- honingkleurig haar in zware vlechten om haar hoofd, sloeg een doekje om haar hak en stak een bundeltje papieren in haar corsage, bevattende alles wat zij gedurende jaren werkens op de boerderij van neef Tobias Iiad overgehouden, liet kind bakerde zij goed in en ging naar beneden. In de keuken zat de boer aan tafel te midden van een aantal kleine jongens met stroogele haren De man had een moeilijk te bepalen leeftijd, zooals de grond, dien hij bewerkte, en evenals deze zag hij er goed, maar ruw uit. Nadat Christiane haar kind had verzadigd, gaf zij den boer de hand en zei: „Adieu, neef Tobias Verbaasd keek hij haar aan en antwoordde: „Wat dan? ga je weg?" Hij kon niet gelooven aan haar vertrek. Christiane was zijne beste werkster geweest; moest hij die nu zien heengaan? En hij dacht aan het graan, dat zij niet meer zou oogsten. Hij volgde haar tot op den drempel van de deur. Waar ga je heen?" Zij wees naar de bergen. „Ik ga daarheen, in de hoogte, naar het klooster der Benedictijnen, een bede vaart doen, het is eene gelofte. En daarna scheep ik mij in." „Als je eens hier bleeft?" liet hij norsch en on handig hooren, en snel voegde hij er aan toe, toen hij haar verwonderden blik zag: „Je zoudt hier wel tot een trouwdag komen, en dan kon je op de boerderij blijven werken zooals vroeger en de lui zouden je wel met vree laten." „En hij dan?" zied zij op bitteren toon, op haar kind wijzend. „Wel, die zou wel groot worden met de anderen," en, met een gebaar op de tafel wijzende: „een meer of minder, er zal wel altijd brood zijn." Zij aarzelde niet. Een blos kleurde hare wangen. „Neen, neef Tobias, denk aan zoo iets niet. Gij zijt altoos goed voor mij geweest. Maar er is hier geen plaats meer voor mij. Laat mij heengaan: de wereld is groot." „Zooals je wilt," antwoordde de boer kalm, terwijl hij in de verte zijn graanvelden zacht door den wind zag golven. Het ware motief, dat haar, als zat haar het vuur op de hielen, het land uitdreef, had zij hem verzwegen het was het nieuwtje, dat Thaddeus Carol, de vroe gere knecht op de boerderij van Tobias, ging trouwen met Rose-Lise Pierron, de dophter van den rijken molenaar van Martels. Zij had gehoopt, tegen alle beter weten in. dat Thad deus Carol terug zou komen, om zooals hij beloofd had, met haar den weg naar de kerk af te leggen. Even wel, nu had hij dat eene andere beloofd. De klokken luidden zijn huwelijk in, en het hart schreide haar in de borst bij de gedachte aan het vervliegen van haar laatste hoop. Na dit alles bleef er voor haar niets over, dan in den vreemde te gaan, naar de overzijde der zee, waar niemand haar kende. Daar zou zij zich rehabiliteeren door den arbeid en door de toewijding aan haar kind; het zou den naam dragen, dien zij zou weten te doen eerbiedigen: den naam van een dappere! Zij begaf zich op weg. Het pad was slecht, en zwaar leunde het weer ingeslapen kind tegen haar schouder. In de weiden graasden de kudden, en de klinkende klokjes, vroolijk als de dageraad, deden het kind weer ontwaken. Het was als eene muzikale ademhaling dei- weiden. En het kind glimlachte bij deze landelijke muziek, en de ossen antwoordden met een luid geloei. Daar in de hoogte, in den toren van het klooster, klingelde een andere klok. Christiane begon den berg te bestijgen, opgebeurd door die hooge, ijle klanken. Bij de laatste rustplaats stak het kind de handjes uit naar het kruisbeeld. Christiane was moe. Door het kloosterportaal gaande, scheen het haar, alsof zij op een eiland van rust ware aangeland. Zij nam plaats aan de tafel der armen. Eene zuster bracht haar een kom soep en melk voor het kind. Zij sprak met haar met omsluierde stem en met eene wel willendheid, hoog verheven boven de nooden dezer wereld, medelijden toonende, zonder te begrijpen. Daar voor stond zij te ver van het wereldsche gewoel. Dien avond ging Christiane naar de kerk, waar de normen haar rozenkrans baden. De kerk was versierd met leliën en witte campanules. Het klooster was gebouwd als een rustoord in de wolken. Op den top van den berg. Hoog boven het gewone dagelijksche leven. Christiane zou daar hebben willen blijven, ook den witten kap diagen met de twee vleugels aan de slapen. Haar kind zou groot worden in den tuin van het klooster, terwijl zij miskleeden zou borduren en in die rustige atmosfeer niets anders zou hooren dan het eentonig geklop van haar hart. Maar men zou haar niet in het klooster willen hebben. Men nam daar slechts schroomvalligen op, schuw voor het leven alvorens het goed te kennen. Zij beminde haar kind en benijdde niet meer deze vrouwen, die niets dan een rozenkrans in de vingers hadden. Innerlijk legde zij de gelofte af, zich geheel te wijden aan zijn dienst, het kleed van den arbeid te diagen en het haren boetekleed der verloochening. Dien nacht vertrok zij. Den volgenden morgen daalde Christiane den berg weei- af. Een geest van vergevensgezindheid en van vertrouwen was over haar gekomen. Het was Zondag. Halverwege, diclu bij een kruisbeeld, overviel haai de vermoeidheid. Zij legde het slapende kind op hel gras. Een gevoel van onmacht overmeesterde haar op net oogenblik nu zij weer in het werkzame leven, onder ue menschen terug zou keeren. Daar beneden zag zij het dorp, dat zij gisteren had verlaten, verder de boerderij waar Carol werkte, en aan den horizont de zee, de onbekende vriendin, die een indigoblauw Kleed droeg geüjk de Madonna, troosteres voor alle bedroefden. „Ave crux, spes unica'zeide zij zachtjes. Zij knielde neder aan den voet van net kruis en ver borg het hoofd in de saamgevouwen handen. 'ioen hoorde zij naderende schreden en achter de boomen langs den weg verscheen een paartje, hand in hand. Christiane hief het hoofd een weinig op en keek verstrooid naar deze voorbijgangers. üp hetzelfde oogenblik bijna viel haar hoofd weer op hare armen terug en hare doodsbleeke lippen hiel den op met bidden. Het scheen haar toe, dat haar de borst met een scherp zwaard werd doorboord. Zij bleef hi geknielde houding, met kloppend hart en in gehouden adem liggen. Onderwijl waren zij genaderd en eene wrevelige stem beval „Ga nu mee, Rose-Line, kom dan toch, anders komen wij nooit, waar wij moeten wezen." „Maar zie je dan die vrouw en dat kind niet? Het zijn stellig ongelukkigen, en ze zien er uit, alsof zij heel ver van nier zijn gekomen." „Nu ja, laat maar, zeide de ruwe, gebiedende stem. „Het zijn natuurüjk landloopers." Christiane had bij deze woorden een gevoel, als 'werd haar een nagel in het vleesch gedreven. Maar Rose-Lise was moedig en barmhartig. „Wel, als zij een landloopster is, dan moeten wij haar wat geven, opdat zij naar weg kan vervolgen. „O, wat een allerliefst kind!" riep zij uit, terwijl zij zich over den kleine boog. „Wat slaapt hij lekker, arme, kleine vent 1" Thaddeus Carol stampvoette van ongeduld. Bij den eersten blik had hij de vrouw herkend en een laffe schrik kwelde hem. Vervloekte ontmoeting! die zijn rijk huwelijk in gevaar bracht. Heftig trok hij Rose-Lise bij den arm. „.Maar jé bent gek. Laat die lui daar toch, die ons niet aangaan... de mis wordt reeds ingeluid, wij zullen te laat komen." Rose-Lise keek hem verwonderd aan. Zij zag een Thaddeus Carol, dien zij niet kendemet scheeven mond en trekken, verwrongen door den schrik. „Maar wat scheelt er aan, dat je je zoo opwindt? Mij h/ebben geen haast, men wacht ons eerst tegen den middag bij mijne ouders." „Mij scheelt niets, maar het is onzinnig om met alle bedelaars, die men tegenkomt, te gaan praten." „Maar Thaddeus, we hadden er niet drie op onzen weg ontmoet, en jij hebt mij je beurs aangeboden." „Of ken je deze misschien?' vroeg ze, plotseling eene verdenking koesterende, terwijl zij op Christiane wees. Met onhandige haast ontkende hij, zeggende: „Waarachtig niet! Waarom zou ik haar moeten ken nen?" Rose-Lise was wel onschuldig, maar niet onnoozel. Een gevoel van onrust kwam in haar op. Vage ge ruchten die hadden geloopen toen zij verloofd werd, doemden met buitengewone helderheid in haar op. De knappe Carol ging door voor een, die nog al een wit voetje bij de vrouwen had. Op dit oogenblik, tegenover de ie vrouw, die met eene verontrustende onbeweeglijkheid aan den voet van het kruis lag geknield met haar kind, en tegenover het verstoorde en angstige voorkomen van Carol, kreeg Rose-Lisg kwaad vermoeden. Heel haar eerlijk hart kwam in opstand. Zij liep naar Christiane, tikte haar op den schouder en zeide „Zeg eens, arme vrouw, ben je ziek?" „Ik ben heel wel. Laat mij, als 't u belieft." Rose-Lise ontroerde bij den klank van deze stem. Een hevig verlangen om het gelaat van deze vrouw te zien, greep haar aan. Was zij jong of schoon? Deze vurige vroomheid tegenover vreemde voorbijgan gers was voor het minst zonderling. Thaddeus Carol deed eene laatste poging. Hij fluis terde zijne aanstaande in het oor: „Als je mij liefhebt, ga dan mee," en met kracht trok hij haar aan den arm. Bij deze heftigheid kleurde een donkere blos het gelaat van het jonge meisje en toornig bood zij met alle kracht weerstand. Die man was gek of schuldig nu hij zich zoo geheel anders toonde, dan hij ge woonlijk was. Zij rukte zich van hem los en ging terug naar Christiane, tot wie zij zich voorover boog en vroeg: „Ken je Thaddeus Carol? Zeg ken je hem?" De vrouw bleef zwijgen. „Zeg mij, drong zij aan, „ik wil je geen leed doen ik ben Rose-Lise Pierron van Martels." De knielende vrouw antwoordde nog steeds niet. Rose-Lise beefde. Welke reden kon deze vreemde linge verhinderen te antwoorden? Zij keek haar aan- staa nde aan. Hij was doodsbleek van machtelooize woede en keek verschrikt om zich heen, alsof een wolf uit het kreupelhout te voorschijn zou komen om hem naar de keel te vliegen. Zij moest er het hare van hebben, al zou het ([an I ook misschien haar liefdesgeluk dooden. Hoor eens, Thaddeus, er gaat hier iets om, dat I je voor mij verbergt. Ik weet niet iets uit je vroe- I ger leven. Maar zoo je deze vrouw, voor wie je beeft, |Ce(j I hebt berokkend, dan zweer ik je, dat ik het aan I mijnheer den pastoor zal vertellen, en dan zal je héér I trouwen en met mij. Zij had met luider stem gesproken, verstaanbaar voor de beide stomme acteurs van dit drama, vast besloten eene oplossing te vinden voor hunne raadsel achtige houding De man stond geslagen van schrik en wierp blik cp Christiane. Ongetwijfeld zou zij gaan spreken, Hij wachtte, over. wonnen. En inderdaad, Christiane richtte zich langzaam in F hare volle lengte op en keerde haar gelaat, bleek van droefheid, hem toe. Zij was zoo schoon, dat de zeker- heid: „Hij heeft haar moeten beminnen!" als een njji het hart van Rose-Lise doorboorde. Christiane begreep den toestand: domme vrees had Carol verraden, vermoedens waren wakker geworden in het hart zijner bruid, die met Jjracht ingreep, I reed hare rechten aan haar af te staan. Zij voelde, dat zij moest handelen. Een oogenblik keek zij beiden, zonder nog iets te zeggen, zeer kalm aan; Rose-Lise hing aan hare ljD. pen, Thaddeus boog het hoofd. Het kwam haar voor dat zij nooit dien man had gezien, dien erbarmelijk^' heid met de houding van een geslagen hond, en die haar verloochende door haar voor landloopster etl bedelares uit te maken. Neen zij bedelde niet. In een oogenblik zag zij in haar geest haar leven aan de zijde van dien man, die haar altijd zou be schouwen als een blok aan het been op den weg naar het geluk. Zij beefde van afschuw en walging. En de wereld zou haar dan in hare eer hersteld noemen! Neen! honderd maal neen! alles in haar ver zette zich daartegen, kwam tegen zoo iets in opstand. Zij had een man hef gehad.... maar niet dien daar...' zij had een Thaddeus Carol gekend.... dood sedéri lang. Rustig in haar kloekmoedig besluit, sprak zij: „Ik weet niet wat gij van mij wilt. Ik kom uit het klooster der Benedictijnen en ben op weg naar de stad." En zoo natuurlijk mogelijk raapte zij hare kleedingstukken 'op en nam het wakker geworden kind op den arm. Stom van verbazing sloeg Carol de oogen op. Rose- Lise meende van een nachtmerrie te zijn verlost, „Je kent dezen man niet, wel?" vroeg zij haar nog! Over haar kind gebogen, keek zij hem in alle op rechtheid aan, oordeelde hem en zei heel duidelijk: „Neen, ik kende dien man niet," en hief het hoofd op als verwonderd over die oogen. Vervolgens bool zij zich over haar kind en liefkoozend klonk ba* stem: „Mijn kleine Boubi, wat heb je lekker gesfc- pen, mijn lieve kleine vent!" en zij scheen de beidt anderen te vergeten. De kleine glimlachte, en deze onschuldige glimlach veranderde het geheele tooneel. Zij was nu niets anders dan eene gelukkige moeder, die haar kind knuffelt Thaddeus Carol, van een zwaren last ontheven, stond als aan den grond genageld met ongeloovige oogen de lachende groep van moeder en kind aan te staren en begreep er niets van. Rose-Lise zag, dat hij de schoonheid dezer onbe kende vrouw bewonderde, en plotseling voelde zij een hevige jaloezie tegen deze vreemde in zich opkomen Op haar beurl had zij nu haast, hem van hier te krijgen. Zij nam Thaddeus bij de hand en zeide: „Kom. wij hebben ons vergist," en in haar binnenste hoorde - zij heel zacht een waarschuwende stem mompelen: „Rose-Lise, jij hebt je vergist, deze 'Thaddeus is niet die, welken je meende lief te hebben." Deze scène had een verwijdering tusschen hen ge-t bracht. Hij volgde haar. „Werkelijk, je hebt je vergist," herhaalde hij werktuigelijk. En zonder om te zien, liep hij door naar Martels, met een verlicht hart, als gevoelde hij aan een grootl gevaar te zijn ontsnapt, en beschaamd omdat hij be greep, zedelijk een gevoelig pak slaag te hebben ge had. Christiane zag hem zich verwijderen, verdwijnen zooals hij reeds eenmaal was heengegaan. Zij keek naar het kruis; het kwam haar voor, dat zij zelve zich ook min of meer had gekruisigd. Evenwel, zij leed daar niet onder. Dit tooneel had haar aan zich zelve teruggegeven; zij had hare waardigheid als vrouw herwonnen. Nu kon zij weer vrij ademen. Aan den horizon zag zij de blauwe zee. De winó, die haar van de vlakte tegemoet kwam, was vol be loften van een nieuw leven in een nieuw land. Zij hief het kind op in hare armen: „kijk daar eens.... daar is Amerika. met Gods hulp zal je daar een man worden, ventje.... maar een man in den waren zin des woords! N. Rt. Crt. Ko)— gevraagd, voor geruimen tijd werk, bij Gebr. HOOGERDUIJN, Middenstraat, Den Helder. Iemand, middelb. leeftijd, onbeapr. ge drag, met vermogen, (boerenbedrijf), wenecht langs dezen weg in kennis te komen met een boerendochter of weduwe van genoemden leeftijd, P.G., ook met vermogen. Br. fr. onder motto .Geheimhouding", Bnrean Schager Conrant. Gevraagd: Een bekwaam met Augustus, bij J. BAKEN, Callantsoog. Terstond gevraagd: bij D. BROERTJES, Scbagen Wegens vertrek ter overname aan geboden AGENTEN gevraagd in alle plaatsen. Verzekering van elk bedrijf, onverschil lig bouwaard of belending, alsook van elk bedrag (vanaf f 100). Brieven franco Bnrean van dit Blad. INLEGGELD 50 Cent, waarvan 30 Cent in vei tering. Muziek van Gebr. BOON en KAPER Aanbevelend, TE HUUR: voor alle soorten 1 »i is bij - - Levering ouder garantie. Vraag prijsopgaaf. met verkoop van Melk en Stalling, het geen een flink bestaan oplevert. Geen tusschen personen. Inliohtingen Bnreau van dit Blad. te Schagen, thans bewoond door No taris C. L. V AN DEN BERGH. Te aan vaarden 1 Mei 1909 of eerder. Te be vragen bjj J. R, VLAMING aldaar. OPRUIMING Zomermantels.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 14