I. Naar het heuvelland. Brieven uit het Noorden. Zondag 12 Juli 1908. 52e Jaargang. No 4377. DERDE BLAD. Bekendmakingen Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Gemeente S( llA(iK\. o— Luxe- en RijtniK-Paardeninarkt te Schagen. Burg. en Weth. van Schagen brengen ter kennis van belanghebbonden, dat in hunne gemeente de PA A.RDEN MARKT, welke hoofdzakelijk is bestemd voor Luxe- en Rijtuigpaarden, geschikt voor den buitenlandschen han del, zal worden gehouden op Vrijdag 24 Juli 1908. (lelijk bekend, heeft deze markt plaats op den dag vóór dien, waarop eenzelfde paardenmarkt wordt gehou den te Haarlemmermeer. Voor de aangevoerde paarden zal geen marktgeld verschuldigd zijn. Heeren paardenfokkers e.a. worden beleefd verzocht tot deze markt, die o.a. zeer wenschelijk wordt geacht door het Hoofdbestuur der Vereeniging „Het Neder- landsch Paardenstamboek", door het aanvoeren hunner daarvoor geschikte dieren ook thans te willen mede werken, mede in hun eigen belang. Kunnen toch die dieren te Schagen van de hand wor den gedaan, dan worden daardoor de belangrijke kosten vermeden, aan het vervoeren naar verder afgelegen markten, b.v. te Haarlem en elders, verbonden. Buitenlandsche kooplieden hebben reeds verklaard, de markt te zullen bezoeken, indien op eenigen aanvoer gerekend kan woreen. Schagen, 6 Juli 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN. ii. Maastricht is te water met Luik verbonden door een kanaal, dat door een wel overdacht sluizenstelsel het noodige water behoudt en het scheepvaartverkeer tus- schen beide plaatsen mogelijk maakt. De Maas is ondiep en onbevaarbaar. Tegenwoordig bestaat echter het zoogenaamde Maas- vraagstuk, dat zijn oplossing zoekt in de richting van Maasverbetering zoowel voor de vaart als voor het stroomende water. Eenige tonnen gouds zullen met deze oplossing wel gemoeid zijn, maar Nederland schijnt op dat gebied als ik me vergis, vergis ik me in commissie niet erg scheutig te wezen. De wandeling over den dijk van het Luikerkanaal, te beginnen bij de oude Maasbrug, is niet onaardig. Al dadelijk trekt het de aandacht, dat er voor het maken van het kanaal indertijd eigenaardige moeilijk heden moesten worden overwonnen. De Jeker b.v., die te Maastricht in de Maas uitmondt, moest die uitwate ring behouden en toch niet hinderlijk zijn voor het kanaal. Wat heeft men nu gedaan? Buig U over het hek op den dijk aan de Maaszijde en ge ziet eenige meters beneden U in snelle vaart het Jeker-water van onder het kanaal doorstroomen naar de hoofdrivier. Het bruisen van 't water vereenigt zich met het zacht ruischen der bladeren van het stadspark een lieflijke muziek, die onwillekeurig tot even staan blijven en tot even luisteren noodt. Boomrijs blijft de weg ook nog een poosje als ge de stad achter U en het Maasdal voor U hebt. Dan echter verlaat U het hout en ziet ge rechts over het kanaal de begroende hoogten van den St. Pietersberg en links wat kreupelhout van de uiterwaar den der Maasrivier. Vogels fladderen daar tusschen de takken of schuilen tusschen 'tgras, dat naar het gesjilp en getjoetel te hooren, vele van deze gevederde viienden herbergt De Maas stuwt kalm haar wateren zeewaarts. Aan haar overzijde verheffen zich veel, heel veel hoo rnen, populieren vooral die echter nergens een bosoh vormen en breekt een breed terras van een enkel buiten de anders immers gelijkblijvende lijn van kreu- pelboschjes, hoog geboomte en weelderig gewas. Visscbers werpen op stroom telkens weer hun snoe ren uit; loom trekken paarden zware vrachtschuiten door het Luikerkanaal. De slag van een knallende zweep schalt ver in het rond, teruggeworpen als het geluid wordt door St. Pieters hoogten. De zon begon te branden en ik verlangde naar een beetje rust. Ik zette me op een dikken wegpaal en keek naar een drietal visschers zeker Maandaghouders berieden me aan den dijk. Zoolang ik er zat vingen ze niets. Toch schijnt het een aardig werk, dat visschen 1 Voorbij Slavante, hei casino in de onmiddellijke na bijheid van den ingang van de St. Pietersgrot, liet ik ine over de Maas zetten. Met geweldige stem moest ik zekeren Klaasen oproe pen, die naar men mij informeerde daarvoor een bootje had. Het duurde nog al wat eer ik op mijn heihaaldelijk geroep van „Klaasen! o-ver-ha-len 1" gehoor kreeg. Maar eindelijk toch verscheen de man en boomde zijn schuitje half vol water over de rivier. „Zoekt U maar ten droog plekje, meneer 1" zei Klaasen, toen ik, na van den dijk afgedaald te zyn, instapte. Maar heelemaal droog kon ik geen enkel plekje vinden. De boom van Klaasen was lang genoeg om zelfs in het midden van de Maas den bodem te raken. Erg diep is de rivier daar juist niet, dacht ik. Een paar tonnen gouds voor de oplossing van het „Maas-vraagstuk" zullen wel voor den bodem van de rivier verwerkt moeten worden. Mijn vriendelijke veerman wees me eenmaal over de Maas den weg naar Gronsveld. Ik wou toch daar maar liever den trein weer nemen dan nog zooveel uren wandelen. Het station Gronsveld bereikte ik langs een pad door weiden en akkers. Het was een mooi pad, niet om zijn begaanbaarheid, maar om de strèek waardoor het liep. Het was er zoo vredig en stil, zoo weelderig van gras en geurige bloemen en kruiden. De hooge populieien en de vele wilgen, de tallooze vruchtboomen op do weiden en gaarden, dat alles zag er zoo rijk uit op dezen heerlijken, zonnigen dag. In de verte venezen zacht glooiende heuvels, omne- veld door een dun waas van vochtige lucht, dat voor het gezicht lijnen en vormen en kleuren zoo mooi zacht in elkaar doet overvloeien. Toen ik 's avonds van Luik komende nog een uurtje in het vredige plaatsje doorbracht en wat later op het stationsperron den Luiker trein afwachtte, hoorde ik een meiske naast me zeggen, dat óok naar den trein keek: „dakumt is ik zie z'n sterrekens." Wat leken me deze woorden, zoo aardig van klank on zoo mooi aanduidend welk vredig idéé het meiske kreeg bij het zien in de verte van de beide locomotief- 'infaams, volmaakt passend bij Giousveld's lieflijke dreven, bij de kalmte daar en de rust. Een breede laan van zeer hooge popels voert van het station Gronsveld langs een fraai landhuis naar de ge meente zelve. Eertijds stond hier een grafelijk kasteel. In 1643 werd dit door een bandelooze troep soldaten bezet, die er slechts met veel moeite door de Luikenaars uit verdre ven werden, gevangen genomen en naar het gebruik dier tijden opgehangen. Gronsveld was een rijk graafschap. De inkomsten voor den Heer beliepen soms f 13000 per jaar. Langs de Maas voerde mij de trein naar Luik een al maar mooier wordende streek. Vooral de brug over de hier zoo goed verzorgde rivier bij Visé en het eilandje met zijn hooge mooie boomen in de Maas bij Argenteau geven vanuit den trein beel derige schilderijtjes. Jupille's kerktoren is van den voet tot den top geheel in een groen klimopkleed gehuld. Gezien in zijn om geving staat dit dien toren wel aardig. Voorbij Jupille beginnen al gauw voorstraten en voor steden van de drukke, bedrijvige Wallonenstad. Luik vind ik bepaald mooi. Het speet me daar maar zoo weinig uren te hebben kunnen doorbrengen. Om een algemeen overzicht van de stad te krijgen klom ik de drie-honderd-vijf-en-tachtig steenen treden van de trap straat „Montagne de Bueren" op en bereikte zoo de hooge Citadel, van welker omwalling men een heerlijk gezicht op Luik en omgeving heeft. Voor bakker, slager en kruidenier lijkt me zoo'n to- renhooge staat als de Montagne de Bueren een rechte plaag. Pleiaiergangere hebben voor een enkelen keer de moeite er wel voor over eens zoo hoog te klimmen. Vooral als men dan beloond wordt met een vergezicht als hier. Vlak beneden de Citadel strekt zich de stad uit als het ware saamgedrongen tusschen de rivier en den berg. Maar ook op het eiland, dat de Maas te Luik vormt en óver het eiland en langs de Ourthe tot fort de la Chartreuse is het al huizen en kerken en torens en pleinen en straten. Een frappant gezicht! Het lawaai van de levendige stad, het kloppen en hameren en dreunen in de werkplaatsen en fabrieken, het suizen der electrische trams, bet ratelen der rijtui gen, is best hoorbaar op de Citadel, zeker omdat hij zoo goed als zonder helling precies boven de stad ligt. Luik heeft mooie parken, heel drukke winkelstraten en prachtige pleinen. Het paleis van justitie, een oud paleis, gesticht door den kardinaal-bisschop Everhard van der Marck, is een zeer bezienswaardig bouwwerk. En zoo heeft Luik er nog vele meer. Blijkbaar worden de parken en plantsoenen er met bijzondere zorg behandeld. Ze zien er uit om door een ringetje te halen, maar ze zjjn toch niet popperig. Heerlijke beeldwerken sieren de tuinen o.a. een fier, ruiterstandbeeld van Karei den Grooten en mooie bruggen verbinden de Maasoevers met elkander. Ja, Luik is mooi en levendig in hooge mate. Een druk verkeer langs de straten en aan de stations, volle trams en volle café's gevon een indruk van opge wektheid en levendigheid, die dadelijk doen begrijpen, dat Luik een hoogst belangrijke plaats moet zijn. En dit is zoo. De Wereldtentoonstelling, die er voor een paar jaar geleden gehouden werd, schreef men niet voor niets uit te Luik. Belgis heeft toen aan de heele wereld laten zien, wat het op industnéel gebied vermag en welk een schoonen parel het tusschen de zwarte steenkolen mijnen en rookende fabrieken in een stad als Luik bezit. de keur der Groningsche jonge dames, welke versiering hij fantastisch doet uitkomen door een kapitaal aan bengaalsch vuur te verbranden. En 't zijn vooral die jonge dames, die den voorbijtrekkenden stoet luide toe juichen, terwijl ze zich verlustigen in den aanblik van de keurige fluweelen vaandels, van de gerokte senato ren, van de verschillende soorten baretten met diverse faculteitspluimen, van de menigte fakkels en rijtuigen (en wat er in zit) en last not least, van de deftige be reden vaandelwacht, waarvan de dichter zong: Ei ziet de vaandelwacht, Hoe fier ze galoppeeren, Gedost in rijke pracht Van uniforme kleeren. Hun rokjes, net van snit, Hun broekjes van gris-perle, Een i9t of wat verhit Emu du cante merle. Ik voor mij amuséer me altijd met het gezicht van den corpspedel, die deftig, met hanigen tred achter den senaat voortschrijdt. Zijn imposant uiterlijk is de oorzaak dat de groenen hem niet anders dan „meneer" durven noemen en dat de dienstmeisjes met donkeren blos en bonzend hart naar de deur snellen als hjj dissertaties rondbrengt. Als staaltje van 'smans hartstocht voor de Latijnsche taal wil ik even memoreeren, dat hij eens een commissie voor de leeszaal der stud.-sociöteit aandiende als commissio lesalia. Het doel van deze serenade is het complimenteeren der nieuwbenoemde en afgetreden rectores magnifici, de in den loop van den cursus gedecoreerde en benoemde professoren. Alle gerokte studenten treden binnen, de meest officieele voeren het woord, terwijl de overige zich te goed doen aan de gepresenteerde ververschingen of zich galant wenden tot de ook daar ter plaatse genoodigde jonge dames, die bij 't binnentreden van zooveel jongelui eerst schuw als lammeren op elkaar dringen, maar weldra haar bedeesdheid wat afleggen, ja, zich soms laten verleiden tot een dansje in den gang. De niet-gerokte feestgenooten blijven buiten en brengen hun tijd zoek met het dansen van wilde cancans en cake-walks. Elck-wst-wils Vroeger was het anders. Huis van Bewaring te Alkmaar, heeft het hjj is thans 54 jaren oud niet ver geschopt in de maat schappij. In plaats van te zijn geklommen, is hjj op de maatschappelijke ladder gedaald. En hard ook! Gaarne schermt hij met zjjn roemrijk verleden als oud-militair, maar van zijn talrijke veroordeelingen wegens dief stallen en van zijn tegenwoordige leefwijze hoor je hem geen kik geven. Doch hij heeft zelf door zijn oneerlijk optreden voor de zooveelste maal weer gemaakt, dat er in zjjn ver leden gewroet is geworden. Ook achtte men preventieve hechtenis nuttig voor hem. De „gribus" dus maar in. 't Was medio Juni, toen Behagel naar omstandigheden welgemoed, de verre wandeling van Haarlem naar Alkmaar begon. Gaarne zou bij den stoomtram te baat hebben genomen, maar zjjn centen- en halve- cent en-voorraad was op verre na niet toereikend om zich zulk eene weelde te veroorloven en bovendien, ging hjj per tram, dan kon hij, hoe handig overigens ook, toch zoo „en passant" absoluut niets meenemen, al deed zich hier of elders ook nóg zoo'n mooie gelegen heid voor. Dat parapluutje van Maartje van der Velden, de 25- jarige ega van Floris Keizer te Limmen. b.v., dat was net zoo'n dingetje voor onzen toerist. Vliegensvlug Oost West gekeken... één onfeiltjjare greep en 't regenscherm was in andere handen overge gaan! Overigens was 't te Limmen voor Wilhelm niets dan misère! Vóór den diefstal was hij uit nijpend geldge brek naar Limmens burgervader getogen. Deze zat volgens Wiihelm's beschrijving op dat moment juist als een echt kapitalist in zijn kasteel vergenoegd te dineeren en wuifde den vervallen, ééns zoo fleren oud-militair met zijn servet toe, op eene wijze j die ongeveer „ingeruktmarschbeduide. Toch had hij, die in vroegere dagen zijn leven voor koning en vaderland waagde, uit die minder donkere tijden nog moed genoeg overgehouden, om des burge meesters deurschelknop op bescheiden wijze ter hand te nemen. Het dienstmeisje verscheen met de boodschap, dat de doortrekkende reiziger" maar naar den gemeente- TTj veldwachter M. Wokke moest gaan en daar een boter- Voor de laatstgenoemde categorie werden ook de i ham met een kop koffie mocht nuttigen. inhon otnwnn rin m deuren geopend en als een bende apachen stoven de gelukkigen dan tierend door het geheele huis. Het is voorgekomen, dat de heeren zich op den zolder aan ham te goed deden, terwijl de kameraden bezoeken brachten aan sousterrains en keuken. Veel proviand werd dan vermeesterd, veel glaswerk gebroken. Het is me verteld, dat een jonge professorsvrouw zich bij 't aanschouwen van zulk bachanaal, midden in de onstui mige schare stortte en verontwaardigd enkele heeren bij den kraag greep. Zachtjes werden haar handjes losge maakt en met een bemoedigend: „Mevrouwtje, maaktu zich toch niet zoo boos, heusch, de boel die moet kapot, dat hoort zoo!" werd ze weer in de receptiekamer ge schoven. Maar die tijden liggen Goddank ver achter ons't is misschien niet goed deze oude en daardoor allicht reeds overdreven verhalen bijwijze van grapje op te halen en aan groote publiciteit te onderwerpen, want de studenten te Groningen zijn bij de minder gegoede o Als ik ooit weer naar het heuvelland ga, stoom ik Maastricht voorbij en blijf ik wat langer te Luik. Ik heb van deze stad naar mijn zin wat te weinig ge zien. M. VISSER. (Wordt vervolgd.) Groningen, 7 Juli 1908 II. Geachte Redactie! Door de drukkende, alles verlammende hitte, die we de laatste week hebben genoten, was ik bijna in gebreke gebleven mijn beloofden brief te zenden. „Ouden van dagen" herinneren zich niet een dergelijke temperatuur te hebben gekend, schreef een plaatselijk blad. Nu is het bekend, dat de menschen zich warmer kleeden, naarmate ze ouder worden en dat met dezelfde regelmaat hun geheugen afneemt, terwijl het vaststaat dat vele „ouden van dagen" mank gapn aan een lust tot overdrijven, die, het zij met alle respect gezegd, het gebrek aan pathos, waarmee de jongeren gewichtige gebeurtenissen weten te vertellen, goed moet maken. Maar ook zonder die bejaarden wisten we dat het hevig warm was; we lazen het op de thermometers en in de randen oijzer hoeden. Do paarden der gemeentetram rukten vermoeid en schuimbekkend hun verouderde wagens voort. Toch was het bij menige dier stakkers te zien, dat ze troost vonden in de overtuiging, dat het dezen zomer voor 't laatst zou zijnimmers, ze hadden hooren mompelen, dat nog in 't najaar de electriciteit hen zou vervangen. Arme, arme paarden! Hoe weinig Groningers deelen uw optimisme! We zyn zoo moeilijk geneigd ons door beloften en voorspellingen van autoriteiten te laten „berauschen", dat we al blij zijn als we ODze nieuw jaarsvisites in 1910 per electrische kunnen maken maar daarvoor zijn we dan ook geen lichtgeloovige paarden. Daar heeft men nu de nieuwe hoogeschool Ik herin ner me dat bij den grooten academiebrand (30 Aug. 1906) een zich daarbij dapper werend lid van 't college van curatoren den studenten, van wie velen met vochtige oogen paf stonden b(j zulk een vuurzee, toeriep: „over twee jaar zitten jullie in een nieuwe, nog veel mooiere". En de studenten hieven een hoera aan, met vernieuw den moed gaven ze elkaar de stapeltjes geredde boeken over, sleepten met spiegels, schilderijen, meubels, vaat werk en fietsrekken; sjorden nieuwe brandslangen aan en omwonden de gebarstene met hun zakdoeken. Zulke woorden gaven immers moed, evenals eens het liedeken „Qa ira!" En nu Het nieuwe universiteitsgebouw staat nog niet eens onder de kap, van schilder- en dergelijk werk is nog geen sprake. De nieuwe cursus staat voor de deur en 't is al besiist, dat de jongelui ook gedurende het komende jaar hun onderwijs zullen krijgen in de gastvrije consitoriekamers, weeshuizen, hospitalen en andere herbergzame en onherbergzame oorden, evenals zulks de twee laatste jaren het geval was. Twee gelukkige dingen zijn hierbij op te merken: lo. het onderwijs werd er niet door geschaad blijkens het aantal xamens; 2o. het aantal ingeschreven stu denten verminderde niet, integendeel gedurende den cursus op den brand volgende, werd het hoogste getal ingeschrevenen bereikt. Ook het studentencorps: „Vin- dicat atque polit" ondervond geen achteruitgang van ledental. Het is opmerkelijk hoe weinig mon hier van de stu denten „merkt" in vergelijking met de andere academie steden van ons land, Amsterdam daargelaten. Wel wordt or gerost en gereden (b(j de jongstleden warmte meen den de heeren dat in hemdsmouwen te moeten doen), maar het meest uit men zijn vreugde binnenshuis, op de studentensociëteit of op de „kasten" (kamers) Ook kent men hier niet de gecostumeeide Sinterklaas-op tochten of een maskerade op den dies natalis, zooals dat te Leiden, Utrecht en Delft gebruikelijk is, ja, zelfs miste men hier op het programma der laatste lustrum feesten een historischen optocht, waardoor de groote attractie van die week voor burgerij en ommelanders verviel. Maar deze achterstand in openbaar vertoon tracht de Groningsche Minervazoon te verhalen in en door een feest dat werkelijk in de andere universiteits steden zijn weerga niet vindt, n.m.1. door een fakkel optocht, door 't volk „seneraode" genoemd, gehouden ter gelegenheid van de jaarljjjksche overdracht van het rectoraat Magnificum in September waarlijk, het is een studentenfeest bij uitnemendheidReeds uren van te voren proppen zich de straten vol met kijklustigen, van beiderlei kunne en van allerlei stand of leeftijd. De deftige burger versiert zijn stoep en vensters met volksklasse verre van populair. Dat ondervond laatst nog de directeur der stud. sociëteit, toen hij, na den eenen dag een keukenmeid te hebben gehuurd, den an deren dag de „gospenning" terugkreeg met begeleidend schrijven: „Waarde heer, hierbij de gospenning terug. Ik had wel zin aan 't werk, maar moe die zei streden- ten benne zwienen, dus mag 't niet! Ik kan 't niet helpen! Uw dew mina" (historisch!) Maar ik sprak zoo juist van den academie-brand. Be halve een nieuwe hoogeschool werd ons toen begrijpe lijkerwijze een nieuwe stoomspuit beloofd. Een aantal brandweer-autoriteiten en raadsleden hebben een studie reis door de groote steden van ons land gemaakt om daar het brandwezen te bestudeeren en ze brengen nu die elders opgedane kennis in de praktijk door hier in dentreure valsch brandalarm te maken en zoo de al of niet bruikbaarheid van de oude brandspuiten te contro leeren. Een tiental dagen had ik het genoegen getuige te zijn van zulk een manoeuvre. Vervaarlijk stond de machine te puffen, te trilleD en te snuiven bjj een in de onmiddellijke nabijheid der stad gelegen houtzaag molen. Door donkere rookkolommen en dichte, witte stoomwolken kon ik ontwaren hoe ook hier weer het spreekwoord: veel geschreeuw, maar weinig wol, werd bewaarheid. Jn bluschcapaciteit toch stond de spuit bij een gewonen bloemgieter ten achter, want er kwam geen drupje uit de straalpijp. Maar de kwajongens hadden een pret. Telkens als de machine floot, renden ze in een kring om de machtelooze spuit en de hoofd schuddende heeren. Ze speelden: stoomcarousselletje, naar ze zeiden. Met vriendelijken groet, DIRK OERLEMANS. Zitting van Dinsdag 7 Juli 1908. Een koppige boer. De eerste beklaagde, met wien we heden kennis maakten, was een puinlief hebber Eenig in zijn soort! Je krijgt er hier van dat soort maar héél weinig hóe gesorteerd we overigens aan de rechtbank ook zijn in allerlei wekelijks verschijnend moois. Onze vriend was uit Yenhuizen gearriveerd, waar hij woont en zijn wandaad gepleegd heeft. 13y2 M3. puin heeft mijnheer zich wederrechtelijk toegeëigend, toebe- hoorende aan de gemeente Venhuizen. Vanaf de Dijkgracht tot Venhuizen loopt een aan de gemeente toebehoorend landpad. Dat pad is indertijd aan de gemeente geschonken. Van een der schenkers hoofd gaf. Wat heeft onze puinlief hebber hjj heet Piet Hauwert en mishandeling Wat den heer Officier een practisch en menschkundig optreden van 't Hoofd der gemeente toescheen. En waarlijk, de dineerende burgemeester kon toch niet zeggen„Kom even binnen, oud-militair, dan krijg je óók een servet en kun je ook aan 't diné deel nemen Maar al mocht mr. Cnopius er zoo over redeneeren, Behagel had toch niet weinig 't land. Hij vond het schandelijk dat men een oud-militair zóó de deur wees, en we weten het: de parapluie moest het ontgelden. „Maar is het niet veel schandelijker, wanneer men, zooals u, als oud-militair anderhalf jaar wegens diefstal in de gevangenis heeft gezeten? vroeg mr. Quintus (bijzittend rechter) gestreng aan beklaagde. Enfin van den diefstal werd natuurlijk aangifte gedaan en 'n verbaaltje werd opgemaakt. De O. v. J. releveerde, dat beklaagde al dikwijls dief stal had gepleegd en eischte nu wegens het ontvreemden van de parapluie 3 maanden gevangenisstraf tegen Behagel. Mr. Prins, de verdediger, vroeg een geringe straf voor zijn cliënt, om zoodoende te voorkomen dat deze een of meer termijnen van zijn pensioen (dat jaarlijks f100 bedraagt) zou missen. Nachtbrakers. Een vijftal beklaagden, van welke er 4 verschenen waren, moest nu „en corps" ontreden: Het waren de heeren Jan van Dijk, oud 20 jaar, Johan Wink, 20 jaar, Simon Pronk, 25 jaar, Etse Kleier, ook 25 jaar, allen arbeiders uit Harenkarspel, benevens de 25-jarige tim mermansknecht Jan de Leeuw uit de Zqpe. Zij allen hadden in 't café van den heer G. van Bodegraven te Valkoog de danspartij bijgewoond, die op Zondag 10 Mei j.1. aldaar werd gehouden na den 'smiddags plaats gevonden hebbenden, zeergeanimeerden fietswed strijd. Toen ze over 't aldaar genotene voldaan waren, gingen zij huiswaarts, juist achter een tweetal jeugdige paar- tjee, die „uit" waren en gevormd werden door de dames Jantje Machielse, 'n 23-jarig dienstmeisje uit deSchagor- waard, en Dieuwertje Kapitein, een 16-jarig naaistertje van Groenveld en beider respectieve vrijers Gerrit Kos en Kees Schrijver, 'n paar Valkooger jongelui. Het viertal, dat aan meer tochtgenooten in het aller minst geen behoefte had, was niks gesteld op die onge vraagde eerewacht en Gert Kos was wat blij, toen ze de woning van zijn broer Klaas te Valkoog hadden bereikt. Hier stapte men 't erf op, in de hoop, dat het onwel kome vijftal zoo beleefd zou zijn door te loopen. Maar jawel, morgen brengen! De heeren gingen ook 't erf op sommigen van hen althans. Een waterton, die op den hoek van de woning stond, werd omver gesmeten en er werd zoo'n lawaai gemaakt, dat Kos en ega, die reeds ter ruste waren gegaan, wakker schrikten en eens buiten gingen zien. Overigens is er niet veel bij zonders gebeurd, maar op andermans besloten erf mag je 's nachts anders dan bij vergissing en zonder ver gunning ten eenenmale niet komen en, hoewel de Officier voor drie der beklaagden vrijspraak vroeg, eischte Z. E. G. tegen Jan van Dijk en Johan Wink, die ongunstig bekend staan, elk f 10 boete of 8 dagen hechtenis. is een 55 jarig landbouwer naderhand een stuk land gekocht, waardoor het pad zich slingerde. Door dien koop meende onze Piet metoen ten volle gerechtigd te zijn, zooals hij voorgeeft, om dien puinboel op te ruimen en in eene aan hemzelven behoorende sloot te werpen juist daar, waar hij een dam 'wenschte te maken, waarvoor een tweetal palen reeds ter bestemder plaatse aanwezig waren. Piet wou, zegt hjj, dat pad weg hebben, anders niet. En daar het slecht in orde was, meende hij de gemeente Venhuizen nogal een dienst te doen door de gedeelte lijke verlegging van bedoeld pad. t Lijkt je héél aardig toe, als je Piet zulks gemoede- lijk op de zitting hoort beweren, t— alleen jammer dat zij, die or méér van weten, nog niet zoo'n onwankelbaar geloof in zijne eerlijke bedoelingen hebben. De Officier bijv. vertrouwde hem geen zier (n wist 't er tijdens het verhoor è.i bij boer Hauwert èn bij diens werkman Simon Munster uit te krijgen, dat de heele „buit" ge deponeerd was op de „geboorteplaats" van den in wording zjjnden dam. Ook de Burgemeester van Ven huizen, de heer Vis, verschilde in menig opzicht van meening met Piet, dien hjj als een koppig heerschap beschreef. Naast het verwaarloosde oude pad, dat ongeveer een Meter breedte heeft, is later van gemeentewege een nieuw pad verrezen, óók ter breedte van een Meter, maar de kwestie tusschen 't gemeentebestuur, (dat zich gerechtigd acht, een pad te eischen) en Hauwert liep zoover, dat Folkert Roodenboog, de rijksveldwachter, proces-verbaal opmaakte van het per vaartuig wegvoe ren van de genoemde l3Vz MT puin, die onder het kroosrijke slootwater daar een nat en somber graf vond. Men heeft begrijpelijkerwijze het „corpus delicti" in deze zaak den natten puinboel stilletjes met rust gelaten. Trouwens, de bewijslevering scheen den heer Officier voldoende toe. Z.E.G. noemde den beklaagde 't tvpe van een koppigen, inhaligen Noord-Hollandschen boer en eischte tegen hem wegens strooperij, gepleegd met behulp van een vaartuig: f 26 boete of 10 dagen hech tenis. Piet verzocht vrijspraak. Van een „fleren" oud militair. Wilhelmus Hendricus Behagel, geboren te 's-Graven- hage, thans zonder vaste woonplaats rondzwervende en den laatsten tijd vertoevende als gedetineerd in het Rnzie op Wieringen. Nu kregen we den 51-jarigen Wieringer visscher Piet Tijsen te zien, die aan de Houkes (zuidkust van Wieringen) den 29sten Mei j.1. twist kreeg met zijn 3 jaren ouderen eilandgenoot Dirk Knol, wien hij met een schraper^ een paar geweldige tikken tegen het hem van den heer Officier wegens een eisch bezorgde tot betaling van f8 boete, subsidiair 8 dagen brommen. Broeders in den nood Gerrit Roine van Enkhuizen kwam vandaag weer eens duidelijk aan de weet, wat ook anderen voor hem hebben ervaren dat je nuchteren moet ontgelden, wat je dronken deedt. Don 28sten Mei j.1. bemoeilijkte hij den politieman Swier, toen deze bezig was om een dronken kerel, Jan V< n geDaamd, voor wien Reine zeker veel vriendschap gevoelde, in 't schuurtje te stoppen. Zulk soort wederspannigheid moet nog zwaardor worden gestraft, vindt de heer Officier, dan wederspan nigheid door een opgebrachten sinjeur zelf aan den dag gelegd. Eisch tegen Reine f 10 boete of 12 dagen hechtenis. Ze stelen als raven Door een geheimzinnige macht tot elkaar zich aan getrokken gevoelende, leyen de 35-jarige Trijntje Berk hout, huisvrouw van Gerrit Bakker (dien zij heeft verlaten) en de 10 jaren jongere A. J. van Deenen, 'n los werkman, genoeglijk samen in de Leliestraat te Den Helder, maar hun weg leidt nochtans niet a 11 ij d over rozen. De jeugdige telgen, die vrouw Bakker in de vrij willige samenleving medebracht, stalen aanvankelijk als raven en brachten zoodoende niet weinig bij tot instandhouding van het schoone geheel. Maar de Justitie raakte hen op 't spoor en de jongens werden achter haald en zijn nu gelukkig op betere wijze bezorgd. Nu moest „vader" er zelf op uit. Daar het zich laat aanzien, dat uitsterving van Trjjntje's geslacht voors hands nog niet te vreezen is, kon van Deenen in 't begin van Juni j.1. de verzoeking niet weerstaan om een paar dozijn luiers, benevens eenige handdoeken, kinderwaschdoekjes, etc. van zijne buurvrouw, vrouw Heiligenberg, weg te pakken. Deze juffrouw miste het een en ander natuurlijk gauw en deed onverwijld aan- gif te bij de politie, wat tengevolge had, dat brigadier D. Stuivenberg vrij spoedig de spulletjes bjj Van Deenen op zolder vond en in beslag nam Hoewel de O. v. J. moest toegeven, dat Van Deenen nog nooit voor den burgerlijken rechter had terecht gestaan, wees Z.E.G. er toch op, dat hij met den militairen rechter daarentegen al driemaal kennis had gemaakt. Wegens diefstal eischte spreker tegen hem 4 maanden gevangenisstraf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9