Berijmde Brieven nu Jaap, De salarisregeling der onderwijzers. Voorz. vindt het verschil tusschen het by verordening bepaalde en het idéé van Ged. Staten, betreffende de uitkeeringen der jaarwedden by ziekte, zoo gering, dat hy voorstelt: inwilliging. De heer Over vermoedt, dat weieering ook weinig zou baten. De Raad vindt het algemeen goed. De meening van Ged. Staten, om na 20 dienstjaren boven het minimum te gaan met de onderwijzersj aar- wedden zoowel voor onderwijzers van bijstand als voor Hoofden, lokte nogal discussie uit. Voorz. blijft er bij, dat hij graag gezien had bij 't ma ken der verordening, dat er even boven het minimum ware gegaan. Spreker adviseert den Raad nóg aan dit verzoek van Ged. Staten te voldoen en 't salaris na 20 dienstjaren althans wat hooger te maken. De heer Hille vraagt: „Waar gezegd wordt door Ged. Staten dat de minima volgens den allerlaagsten stan daard van gemeenten zijn gesteld, worden daar bedoeld de noodlijdende gemeenten die niet met eigen geld toekunnen en steun van den staat krijgen Daartoe behooren wij niet, maar wél staan wij direct er naast. En dan stel ik de vraag: „Zou het niet ongepast zijn om een hoofd der school meer te geven dan hij noodig heeft waar wij in onze gemeente met hare ruim 1100 zielen zoovele armen te steunen hebben? Voorzitter is het niet eens met den heer Hille dat deze gemeente geschaard moet worden bij de onmiddel lijk aan de tot den allerlaagsten standaard behoorende plaatsen grenzende gemeenten. Wat zijn er, in Drente bijv., arme gemeenten En dan, ónze gemeente bezit toch een flinke klasse betalende burgers en heeft eigendommen. De heer Hille erkent, dat er goede jaren achter den rug zijn, wat betreft pacht van landerijen, maar het wil spreker toeschijnen, dat er allicht wel eens slechtere jaren zouden kunnen komen. Voorzitter deelt die vrees niet met den vongen spreker. Ook de heer Van der Oord is van eene andere ziens wijze dan de heer Hille. De heer Hille blijft nochtans bij zijne meening, dat de pacht van de gemeente-eigendommen hoog staat, maar best eens zou kunnen verlagen. De heer Over ondersteunt het idéé van den heer Hille. De heer Rempt vindt f 1050 ('t minimum na 20 dienst jaren) niet zoo hoog voor 'n Hoofd der school. Als bijv. meester Woutman, H. d. School Oude Niedorp, nóg eenige kinderen krijgt, dan heeft hij na 20 dienstjaren zoo'n salaris van f1050 bitter noodig. De heer Hille zou daartegenover gesteld willen zien den goeden wil van het gemeentebestuur van Oude Niedorp en denkt daarbij terug aan meester Tissing, die zoo'n reeks van jaren f 700 als jaarwedde genoot, en een vrouw had en vier kinderen groot gebracht heeft - en na het neerleggen van zijne functie heeft de heer Tissing zich nog in het genot eener toelage kunnen verheugen wat in niet vele gemeenten ge- En dus als 't zoover komt en daar verloopen toch jaren over, dan kunnen wij, of andere mensehen dan wij, er weêr over praten. Ik ben er niet voor, om tot salarisverhooging over te gaan, besluit de heer Hille. Dit idéé wordt als voorstel in stemming gebracht. Allen zijn voor 't voorstel van den heer Hille, om de salarissen te laten, zooals ze nu zijn. Wordt vervolgens opgemaakt eene voordracht van 4 personen voor de benoeming van 2 zetters voor 's Rijks Directe belastingen. Met 1 Januari a.s. moeten als zoodanig aftreden de heeren J. Wit en P. Schaap, die herkozen worden, terwijl bij stemming verder de keuze valt op de heeren Rempt en Ligthart. Daarna wordt de gemeenterekening over het afgeloo- pen jaar op voorstel van den Voorzitter aan de 5 Raads leden, buiten de wethouders, in handen gegeven, welke vjjf heeren haar als commissie van onderzoek zullen hebben na te zien, om te gelegener tijd van hare be vindingen rapport uit te brengen. De uitkomst der rekening is als volgt: ontvangsten f 10662.31, uitgaven fl0257.47J, batig saldo f404.884. Rondvraag: nihil. Sluiting volgt. De koppelarij-zaak. Namens Margaretha Fuhropp, bijgenaamd „Duitsche Groet", is verzet aangeteekend van het vonnis der Haag- sche rechtbank, waarbij zij wegens koppelarij by ver stek tot 6 maanden gevangenisstraf is veroordeeld. Dien tengevolge zal haar zaak op de eerstvolgende zitting van de rechtbank, dat is Dinsdag 21 dezer, weder aan de orde komen. De brutale diefstal bij freule Boddaert. In hooger berooep stond te Amsterdam Woensdag voor het hof terecht de 22-jarige Yrouwkje Huisman, geboren te Kollum, door de Amsterdamsche rechtbank tot 2 jaar veroordeeld wegens den bekenden diefstal by freule Boddaert in de Van Eeghenstraat, gepleegd op 4 April. Deze zeer listige recidiviste, die indertijd reeds in Groningen veroordeeld was, verklaarde thans voor het Hof, dat zij er spijt van had, omdat de freule bleek zoo goed voor haar te zijn, daar zy haar beloofd had voor haar te zullen zorgen als zy uit de gevangenis kwam. Thans was zij in hooger beroep gekomen om een mil dere straf te krijgen. De procureur-generaal geloofde, niet veel van haar beweerd berouw en vroeg haar ver oordeeling tot een gevangenisstraf van 3 jaar. Vit het Christelijke Zuiden. In het gasthuis te Tilburg is overleden de 17-jarig Goir- lenaar Snels, die in den avond van Zondag 14 Juni by gelegenheid van kermis, te Hilvarenbeek in den boven- ^De "andere Goirlenaar v. H., die ter zcifder heid een diepe steekwonde in den rag bfk^™; gedeeltelijk hersteld, maar nog zeer invalide, naar de ouderlijke woning terugkeerd. Of hy wit geheel genezen zal, kan niet met zekerheid worden vastge steld. die als boerënknecht in Hollands Noorderkwartier is gaan dienen, aan zjjn broer Klaas, die in de Zaanstreek gebleven is. XLVII. Wel, Klaas! wat een brand was'tin Schagen, Merz, Rol met Wilhelmus en dan Kweldam voor de helft ruim, 't is kras toch, Ik snap er het rechte niet van: 't Was avond, maar vroeg nog, de menscüen Die waren nog wel op de been. Men denkt, als een huis soms gaat branden: „Wij spuiten, en: 't blijft er by één. Dat zou op ons dorp ook zoo wezen. Zoo zeide de baas: „onze spuit Brengt water, wanneer we goed pompen, Wei boven het hoogste huis uit. Maar hij, die in Schagen de daken „Bevochtigen wil bij een brand, Die moet er maar op zien te komen „Met bluschmatriaal in zjjn hand, „En nog ietsde rampen in Schagen, „Die kwamen, dat zy'n wy gewend, „Steeds in 's Burgemeesters vacantie, „Dat was aan Hazeu reeds bekend. „Met oproer, met moord en met kerkbrand, „Was steeds Burgemeester en route, „Wanneer die maar immer in stad is, „Marcheeren de zaken wel goed. „Zoo zullen de burgers van Schagen „Weldra aan de uitgangen staan, „En waken daar, of Burgemeester „Ook uit de Gemeente wil gaan, „En als hij toch toont dit te willen, „Dan smeeken zjj„O, lieve Pot! „Blijf bjj ons, blijf over ons waken, „Want anders dan komt er weer mot!" Ik gaf in mijn voor'gen te kennen, Dat Winkel zoo zat in den druk, Omdat daar geen Preekheer wil komen Te werken aan Winkels geluk; Ik kan my nu beter verklaren, Waarom men zoo droevig daar zucht: Men heeft in Dirkshorn ondervonden, Wat Dominé is voor de tucht. Daar toch had J. Swan, Burgemeester, Zich danig verpraat in den Raad: Hy was in „het Witte Kruis", zei hy, Geen lid van 't Bestuur, (inderdaad Is hy Eerevoorzitter, de snuiter.) Toen Damsté dit las in de krant, Is hy verontwaardigd geerden. Zoo echt naar den Christlyken kant, En gloeiend van Christlyke liefde, Heeft hy zich tot schrijven gezet; Hy schreef in de krant maar zes regels, En d' eer van Dirkshorn was gered. Wat voor een voer hooi in de ponder, Dat i6 voor een dorp: Dominé, Hy houdt by elkander het zaakje, Zoo'n man, ook zoo'n ponder valt mee. Gy weet dat er stemming moest wezen Voor den Nieuwe Niedorper Raad, Welnu, daar is Bunt nu gekozen: Kommies, in den dienst van den Staat. Ik acht voor dat dorp dit een zegen, Hij is in belastingen thuis, En op dit gebied maken leeken Om 't haverklap soms een abuis: Je moet de kohieren bekijken, Door dorpsraden samengesteld, Zy weten de kleintjes te treffen, Maar passen op 't Raadsledengeld; Besproken wordt vaak de verhouding, Die tusschen Gemeente en Staat In zake Financiën heerscht nu, Welnu, ik schat: Bunt weet wel raad Om deze wat beter te maken: Hy gaat maar naar Kolkman en zegt: „Dat zaakje moet toch eens in orde „Ik heb zus en zoo overlegd." En Kolkman zal dankbaar dan wezen En vriendelijk zeggen tot Bunt „Ik geef je my'n steun als Minister, „Toon jy in je dorp, wat je kunt; „Giet daar in de koppen der boeren: „Begrip van belasting, myn zoon! „'t Karwei zal niet makkelijk wezen, „Maar hulde van 't volk is je loon. „Zorg tevens nog, dat je Ontvanger „Benoemd wordt tot lid van den Raad: „Hoe meer wy de dorpen beheerschen, „Hoe beter het is voor den Staat!" JAAP. IV. Van welken kant men de zaak ook bekijkt, het feit valt niet te loochenen, dat het gemeentebestuur van Amsterdam de on derwijzers veel beter bezoldigt dan dat van Schagen en andere plattelandsgemeenten en dat daarvoor geen andere verklaring is te geven dan jda-t, zooals de adressanten beweerd hebben, ,.de gemeente Amsterdam van de salarisregeling der onderwijzers -een andere opvatting heeft.' En ik zou er aan kunnen toevoegen, ook een andere opvat ting van de eischen, die men aan een onderwijzer moet stellen. Want terwijl men er te Schagen ter wille van de geldelijke voordeelen op schijnt te vlassen, dat een onderwijzer toch vooral niet te lang in de gemeente blijft en men om dezelfde reden de openvallende plaatsen bij voorkeur aanvult met onderwij zers, die nog maar weinig dienstjaren hebben, zorgt men er te Amsterdam voor, dat de onderwijzers op niet al te jeugdigen leeftijd worden aangesteld en dat zij, als zij eenmaal in de ge meente zijn, ook in de gemeente blijven. In Amsterdam beseft men hoeveel meer waarde een onder wijzer voor de school heeft, wanneer hij een rijperen leeftijd heeft bereikt en in de praktijk een schat van ervaring heeft kunnen opdoen, en men ziet er niet tegen op daarvoor een behoorlijke vergoeding te betalen. Laten Schagen en andere plattelandsgemeenten daarom voor- loopig beginnen met Amsterdam op den voet te volgen; het is immers zooveel gemakkelijker en veiliger te volgen dan voor te gaan. Laat men er mede ophouden jonge en oner varen onderwijzers, die pas de schoolbanken hebben verlaten, direct als onderwijzer aan te stellen, laat men die jonge men- schen eerst eenige jaren tijdelijk aanstellen, om te zien wat er in zit en ze tevens in de gelegenheid te stellen voor de hoofdacte te studeeren. En als zij niet voor hun taak berekend blijken, dat men dan niet aarzele een ander voor. hen in de plaats te stellen, want het belang van een groot aantal kinderen gaat verre boven dat van één persoon, die blijkt een verkeerde loopbaan te hebben gekozen. En laat zoo'n tijdelijke leerkracht dan werken onder leiding van het hoofd of een der bekwaamste onderwijzers; dat is een uitstekend middel om hem in zijne levenstaak in te leiden en tevens een geschikt middel om zich een oordeel over zijn aan leg en bekwaamheid te vormen. Als hij dan twee of drie jaren tijdelijk werkzaam is geweest, kan hij voor goed als onderwijzer worden aangesteld op een beginsalaris van f 700, dat om de twee jaren opklimt met f 100, of wat mij beter toeschijnt, alle jaren met f 50, tot een salaris van f 1400 is bereikt. En laat men dan evenals thans voor het bezit der hoofdacte f 100 of f 150 extra betalen, niet slechts in schijn, zooals thans,door ontstane vacatures aan te vullen met onderwijzers zonder hoofdacte in de hoop, dat zij weer vertrokken zullen zijn voor zij de hoofdacte hebben ver kregen, maar in alle oprechtheid en dus met de conditie, dat men ook werkelijk zal trachten onderwijzers met hoofdacte te verkrijgen. En laat men dan voor het onderwijs in Fransch buiten de schooluren niet f 175, maar f 450 per jaar betalen, evenals in Amsterdam en voor het herhalingsonderwijs niet 60 cents, maar f 1,40 per uur. Doch op éen punt volge men Amsterdam niet na. Wanneer men er weer eens toe mocht komen een of twee onderwijzeressen aan onze school te benoemen, dan make men de regeling voor onderwijzers en onderwijzeressen volkomen gelijk, want er is naar mijne meening geen voldoende reden om den arbeid van een vrouw op dit gebied lager te schatten dan dien van een man. In Schagen zoekt men zijn kracht in het aanstellen van wel veelbelovende, doch jonge en onervaren personen, die zich door studie (welke veel tijd en inspanning kost en bijgevolg hun waarde voor het onderwijs vermindert) verder gaan bekwamen om in aanmerking te komen voor een benoeming in Amster dam of eene andere groote gemeente en zoo spoedig zij de kans schoon zien Schagen weer verlaten. Als dat werkelijk gelukt dan verheugt ons gemeentebestuur er zich in, dat het zoon goeden neus heeft gehad; gelukt het niet en blijft een onderwijzer langen tijd in de gemeente of misschien wel voor zijn leven, dan roept men ach en wee, en neemt men wraak daarover door het maken van een salaris regeling, waarbij voor dienstjaren zoo weinig verhooging wordt toegekend, als de wet slecht^ eenigszins toelaat. *1 Zie het nummer van dit blad van 12 Juli 1908. I Die domme Amsterdammers, denken sommige Schagers mis schien in stilte; zij smijten handen vol. geld weg aan die hooge onderwijzerssalarissen, als zij net deden als wij, zouden zij een aardig duitje besparen. Wij pikken uit de jonge onderwijzers er telkens de beste uit en als zij nog geen hoofdacte hebben, dan krijgen wij ze voor een koopje. En gaan zij over korten tijd weer weg, des te beter, dan behoeven wij voor een groot aantal dienstjaren niet extra te betalen, en dan hebben wij gedurig weer eens nieuw bloed. Wie zoo redeneeren vergeten, dat die gedurige wisseling van personeel en dat telkens weer terugkeeren van tijdelijk onbe zette plaatsen zeer nadeelig werkt op den gang van het onder wijs; vergeten ook, dat die jonge onderwijzers misschien wel goede opvoeders kunnen worden, maar daarom nog geen goede opvoeders z ij n, dat, om opvoeden te leeren een lang durige ervaring noodig is, en dat de ouders hunne xinderen niet naar de school zenden om 4e te laten dienen als voor beelden, waar onze jonge, onervanffri onderwijzers het opvoeden op kunnen leeren, maar wel omdaar door ervaren personen te worden opgevoed. Toen de wet op het lager onderwijs werd gemaakt, hebben de ontwerper minister Kappeyne en de Staten-Generaal zich op het standpunt geplaatst, dat de belangen van het onderwijs het best zouden worden gediend, indien de benoeming en de salarieering van de onderwijzers bijna geheel aan de gemeente besturen werden overgelaten. En dat was tot op zekere hoogte zeer juist gezien, want op die wijze ontstond er een band tusschen de onderwijzers en de ingezetenen, die misschien kon leiden tot wederzijdsche sym pathie en waardeering, tot ijver en nauwgezette plichtsbetrach ting aan de eene zijde, tot belooning naar evenredigheid van verdienste aan de andere zijde. De minister mocht met eenigen grond verwachten, dat de burgers der verschillende gemeenten het belang hunner kin deren voldoende zouden begrijpen om het aan hunne zorgen toevertrouwde lager onderwijs op< deugdelijke grondslagen te j vestigen. Maar hij heeft daarbij buiten den waard gerekend, gerekend buiten de angstvalligheid van vele gemeentebesturen, als het op gelduitgeven aankomt. En het zeker niet verwachte gevolg is geweest, dat de elkander opvolgende ministers af en toe hebben moet^p ingrijpen om te beletten, dat in vele platte landsgemeenten de salarissen der onderwijzers zoo laag wer den gehouden, dat zelfs met den naam minimumlijders hun toestand nog te rooskleurig zou zijn voorgesteld. Het gaat onze plattelandsgemeentebesturen al evenzoo als de menschen aan wie een lijst ter teekening wordt aangeboden. Men teekent ongeveer in voor een even hoog of, -als men daarvoor een motief weet te vinden, voor een iets lager bedrag dan waarvoor door andere personen van gelijken stand getee- kend is. Of er een groot of een klein belang mee gemoeid is, daarover wordt veelal niet zoo heel lang nagedacht en het is daarom een aan ieder welbekende kunstgreep om aan die personen de lijst het eerst -aannftrrleieden van wie verwacht wordt, dat zij voor het beoogde doel heel wat geld over hebben en waarmede anderen zich dan kunnen vergelijken. Met Amsterdam behoef ik mij niet te vergelijken denkt Schagen, dat is een groote stad met een groot inkomen. Dat Amsterdam van dat groote inkomen ook een veel grooter ge zin heeft te onderhouden, daar kijkt het op dat oogenblik dan liever maar een beetje overheen. Ik moet mij vergelijken met St. Maarten, Hoogwoud, Wie- ringerwaard en zulke plaatsen en als ik nu zorg daar een beetje boven te blijven, dan houd ik mijn stand voldoende op en ik houd heel wat geld in den zak. Wil het noodlot dat van al die kleinere plaatsen aan Scha gen de lijst het eerst wordt aangeboden, dan zoekt het andere motieven om zijn geweten te stillen, dan gaat het zich herin neren hoe hoog het een vorigen keer heeft geteekend, toen voor hetzelfde doel een lijst werd gepresenteerd en dan tee kent het ongeveer net zooveel of een klein beetje meer, als het fatsoenshalve niet best anders kan. En als dan het geweten intusschen wakker mocht zijn geworden en dit Schagen toe roept, dat het toch wel wat weinig is in verhouding tot het groote belang, dat er mede gemoeid is, dan vindt het allicht motieven om dat lastige geweten het zwijgen op te leggen, dan is allicht nog wel wat aan te merken op de personen, van wie de lijst uitgaat en dan vindt het daarin gereede aanleiding om toch vooral niet te veel te teekenen. Komt dan de lijst bij St. Maarten, Hoogwoud en Wieringer- waard, dan kijken ook dezen niet naar wat Amsterdam heeft geteekend, want dat is een groote stad, maar zij kijken naar c ïagen, en als zij daar dan een beetje beneden blijven, cjpn is de verhouding juist, zooals zij wezen moet. En mocht in een onbewaakt oogenblik Hoogwoud zoo royaal zijn geweest even hoog te teekenen als Schagen, dan .s dat voor beiden vervelend voor Schagen, omdat het op die wijze niet de primus inter pares blijft; maar voor Hoogwoud ook. want dat wordt er door de buren dan wel een beetje op aangezien, dat het zich wai veel verbeeldt. Het is altijd maar geld, geld; de eene lijst is er niet geweest of er is al weer een andere; als je toegaf aan de ingevingen van je goed hart, en altijd maar teekende. teekende, dan liep jc kans door al die lijsten geruïneerd te worden. Zoo denkt een particulier in den tegenwoordigen tijd wel eens. Wij moeten dé financiën der gemeente met zuinigheid be- heeren. zoo denken onze gemeentebesturen. Er is tegenwoordig in de gemeentehuishouding zooveel te doen, dat wij het geld maar niet lichtvaardig mogen uitgeven. 1 Iedet wil wel graag een hoog salaris hebben, maar dat gaat zoo maar niethet moet allemaal betaald worden en wij kunnen toch de gezondheid van onze gemeentenaren ook niet verwaar- loozen. Er zijn zooveel slooten en grachten te dempen, dat er heusch aan andere dingen niet al te veel gedaan kan worden. Moeten de salarissen der onderwijzers nu alweer verhoogd worden? Moeten wij daaraan altijd maar weer ons geld offeren Zijn die menschen dan nog niet tevreden? Zoo denken en spreken sommigen. Waar moet het toch in 's hemelsnaam met de wereld heen, als men alles gaat betalen met geld. wanneer zelfs opvoeding, karakter en bekwaamheid te koop zijn voor geld? Moet dan in de samenleving het geld nog meer de spil worden waarom alles draait? Moet men bij iederen dienst, dien men zijn evenmensch bewijst, altijd maar vragen naar geld. geld, geld O, mocht aan Schagen de onvergankelijke eer te beurt vallen, aan heel het platteland de gewichtige boodschap te brengen: Wijdt al uwe krachten aan de opvoeding van de jeugd, want daarin schuilt het zedelijk bewustzijn, de kracht en het geluk van het volk! Spaart geene kosten, want het geldt hier het toekomstig levensgeluk uwer kinderen, waarvoor gij alles veil moet hebben! Mochten toch aan Schagen's gemeenteraadsleden de ichellen van de oogen vallen; mocht het hun eens helder verlicht voor de oogen treden, welk groot belang het hier geldt, hoe ver edelend en verheffend het onderwijs en het optreden van hoog staande leermeesters op hunne leerlingen kan werken welk ce&n onuitputtelijke bron van volkskracht, volkswelvaart en volksge- luk verscholen ligt in ops lager onderwijs. Dan zouden zij zeker niet langer aarzelen eens flink diep in den buidel te tasten, en vóór alles zorg te dragen, dat de mannen, die hun leven lang aan dat groote, aan dat alles over wegende belang arbeiden, behoorlijk worden bezoldigd „Van Alkmaar begint de Victorie!" weerklonk ruim drie hon derd jaar geleden door Hollands dreven. Met Alkmaars ontzet werd de rij geopend van een geheele reeks van schitterende wapenfeiten, stoute handelsondernemingen en schoone kunst producten, die het bewijs leverden, dat in ons volk krachten sluimerden die slechts op een aanleiding wachtten om zich in haar gansche volheid te ontplooien en de geheele wereld met verbazing en bewondering te vervullen. Destijds waren heldenmoed, vernuft en taaie volharding de eigenschappen, die ons volk groot konden maken, tegenwoordig kan een klein volk als wij zijne naburen slechts eerbied af dwingen door groote gaven van verstand en hart. door hoog staande zedelijkheid en fijne beschaving; en om in die deugden te kunnen uitmunten moeten van de jeugd af de aanwezige kiemen met groote zorg worden geleid en opgekweekt en dus het onderwijs in handen zijn van mannen en vrouwen van ^roote opvoedkundige bekwaamheid en uitnemend karakter I Een onbekrompen salarieering is een van de middelen om ,111 onze onderwijzerswereld waarachtige liefde aan te kweeken i VOOrgewichtige taak, die op haar rust en ook om de ment 'wijden perS°nen te beweSen aan die taak lmn leven te Als Schagen daartoe het voorbeeld gaf, zou men ook in andere gemeenten nog wel eens rijpelijk over He 1 nadenken en als die dan het voorbeeld volgden zou e^ tfn™ twijfeld opnieuw een schoon tijdperk voor oi land aanbrekfn i^dTviT*1™ eC" eerVÜ"e «- innemen )n de En dan zou met niet minder recht van den getuigd, wat destijds' den naam van ah? kunnen wor" lippen bracht: Alkmaar op ieders „Van Schagen begint de victorie!" De aanteekeningen volgen als slot. C. NOBEL.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 12