Berijmde Brieven nu Jaap,
De salarisregeling der onderwijzers.
Voorz. vindt het verschil tusschen het by verordening
bepaalde en het idéé van Ged. Staten, betreffende de
uitkeeringen der jaarwedden by ziekte, zoo gering, dat
hy voorstelt: inwilliging.
De heer Over vermoedt, dat weieering ook weinig
zou baten.
De Raad vindt het algemeen goed.
De meening van Ged. Staten, om na 20 dienstjaren
boven het minimum te gaan met de onderwijzersj aar-
wedden zoowel voor onderwijzers van bijstand als voor
Hoofden, lokte nogal discussie uit.
Voorz. blijft er bij, dat hij graag gezien had bij 't ma
ken der verordening, dat er even boven het minimum
ware gegaan. Spreker adviseert den Raad nóg aan dit
verzoek van Ged. Staten te voldoen en 't salaris na 20
dienstjaren althans wat hooger te maken.
De heer Hille vraagt: „Waar gezegd wordt door Ged.
Staten dat de minima volgens den allerlaagsten stan
daard van gemeenten zijn gesteld, worden daar bedoeld
de noodlijdende gemeenten die niet met eigen geld
toekunnen en steun van den staat krijgen Daartoe
behooren wij niet, maar wél staan wij direct er naast.
En dan stel ik de vraag: „Zou het niet ongepast
zijn om een hoofd der school meer te geven dan hij
noodig heeft waar wij in onze gemeente met hare
ruim 1100 zielen zoovele armen te steunen hebben?
Voorzitter is het niet eens met den heer Hille dat
deze gemeente geschaard moet worden bij de onmiddel
lijk aan de tot den allerlaagsten standaard behoorende
plaatsen grenzende gemeenten.
Wat zijn er, in Drente bijv., arme gemeenten
En dan, ónze gemeente bezit toch een flinke klasse
betalende burgers en heeft eigendommen.
De heer Hille erkent, dat er goede jaren achter den
rug zijn, wat betreft pacht van landerijen, maar het
wil spreker toeschijnen, dat er allicht wel eens slechtere
jaren zouden kunnen komen.
Voorzitter deelt die vrees niet met den vongen
spreker.
Ook de heer Van der Oord is van eene andere ziens
wijze dan de heer Hille.
De heer Hille blijft nochtans bij zijne meening, dat
de pacht van de gemeente-eigendommen hoog staat,
maar best eens zou kunnen verlagen.
De heer Over ondersteunt het idéé van den heer Hille.
De heer Rempt vindt f 1050 ('t minimum na 20 dienst
jaren) niet zoo hoog voor 'n Hoofd der school. Als bijv.
meester Woutman, H. d. School Oude Niedorp, nóg
eenige kinderen krijgt, dan heeft hij na 20 dienstjaren
zoo'n salaris van f1050 bitter noodig.
De heer Hille zou daartegenover gesteld willen zien
den goeden wil van het gemeentebestuur van Oude
Niedorp en denkt daarbij terug aan meester Tissing,
die zoo'n reeks van jaren f 700 als jaarwedde genoot,
en een vrouw had en vier kinderen groot gebracht
heeft - en na het neerleggen van zijne functie heeft
de heer Tissing zich nog in het genot eener toelage
kunnen verheugen wat in niet vele gemeenten ge-
En dus als 't zoover komt en daar verloopen toch
jaren over, dan kunnen wij, of andere mensehen
dan wij, er weêr over praten. Ik ben er niet voor,
om tot salarisverhooging over te gaan, besluit de heer
Hille.
Dit idéé wordt als voorstel in stemming gebracht.
Allen zijn voor 't voorstel van den heer Hille, om de
salarissen te laten, zooals ze nu zijn.
Wordt vervolgens opgemaakt eene voordracht van
4 personen voor de benoeming van 2 zetters voor 's Rijks
Directe belastingen.
Met 1 Januari a.s. moeten als zoodanig aftreden de
heeren J. Wit en P. Schaap, die herkozen worden,
terwijl bij stemming verder de keuze valt op de heeren
Rempt en Ligthart.
Daarna wordt de gemeenterekening over het afgeloo-
pen jaar op voorstel van den Voorzitter aan de 5 Raads
leden, buiten de wethouders, in handen gegeven, welke
vjjf heeren haar als commissie van onderzoek zullen
hebben na te zien, om te gelegener tijd van hare be
vindingen rapport uit te brengen. De uitkomst der
rekening is als volgt: ontvangsten f 10662.31, uitgaven
fl0257.47J, batig saldo f404.884.
Rondvraag: nihil. Sluiting volgt.
De koppelarij-zaak.
Namens Margaretha Fuhropp, bijgenaamd „Duitsche
Groet", is verzet aangeteekend van het vonnis der Haag-
sche rechtbank, waarbij zij wegens koppelarij by ver
stek tot 6 maanden gevangenisstraf is veroordeeld. Dien
tengevolge zal haar zaak op de eerstvolgende zitting
van de rechtbank, dat is Dinsdag 21 dezer, weder aan
de orde komen.
De brutale diefstal bij freule Boddaert.
In hooger berooep stond te Amsterdam Woensdag
voor het hof terecht de 22-jarige Yrouwkje Huisman,
geboren te Kollum, door de Amsterdamsche rechtbank
tot 2 jaar veroordeeld wegens den bekenden diefstal by
freule Boddaert in de Van Eeghenstraat, gepleegd op
4 April. Deze zeer listige recidiviste, die indertijd reeds
in Groningen veroordeeld was, verklaarde thans voor het
Hof, dat zij er spijt van had, omdat de freule bleek zoo
goed voor haar te zijn, daar zy haar beloofd had voor
haar te zullen zorgen als zy uit de gevangenis kwam.
Thans was zij in hooger beroep gekomen om een mil
dere straf te krijgen. De procureur-generaal geloofde,
niet veel van haar beweerd berouw en vroeg haar ver
oordeeling tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
Vit het Christelijke Zuiden.
In het gasthuis te Tilburg is overleden de 17-jarig Goir-
lenaar Snels, die in den avond van Zondag 14 Juni by
gelegenheid van kermis, te Hilvarenbeek in den boven-
^De "andere Goirlenaar v. H., die ter zcifder
heid een diepe steekwonde in den rag bfk^™;
gedeeltelijk hersteld, maar nog zeer invalide, naar de
ouderlijke woning terugkeerd. Of hy wit geheel
genezen zal, kan niet met zekerheid worden vastge
steld.
die als boerënknecht in Hollands Noorderkwartier is
gaan dienen, aan zjjn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
XLVII.
Wel, Klaas! wat een brand was'tin Schagen,
Merz, Rol met Wilhelmus en dan
Kweldam voor de helft ruim, 't is kras toch,
Ik snap er het rechte niet van:
't Was avond, maar vroeg nog, de menscüen
Die waren nog wel op de been.
Men denkt, als een huis soms gaat branden:
„Wij spuiten, en: 't blijft er by één.
Dat zou op ons dorp ook zoo wezen.
Zoo zeide de baas: „onze spuit
Brengt water, wanneer we goed pompen,
Wei boven het hoogste huis uit.
Maar hij, die in Schagen de daken
„Bevochtigen wil bij een brand,
Die moet er maar op zien te komen
„Met bluschmatriaal in zjjn hand,
„En nog ietsde rampen in Schagen,
„Die kwamen, dat zy'n wy gewend,
„Steeds in 's Burgemeesters vacantie,
„Dat was aan Hazeu reeds bekend.
„Met oproer, met moord en met kerkbrand,
„Was steeds Burgemeester en route,
„Wanneer die maar immer in stad is,
„Marcheeren de zaken wel goed.
„Zoo zullen de burgers van Schagen
„Weldra aan de uitgangen staan,
„En waken daar, of Burgemeester
„Ook uit de Gemeente wil gaan,
„En als hij toch toont dit te willen,
„Dan smeeken zjj„O, lieve Pot!
„Blijf bjj ons, blijf over ons waken,
„Want anders dan komt er weer mot!"
Ik gaf in mijn voor'gen te kennen,
Dat Winkel zoo zat in den druk,
Omdat daar geen Preekheer wil komen
Te werken aan Winkels geluk;
Ik kan my nu beter verklaren,
Waarom men zoo droevig daar zucht:
Men heeft in Dirkshorn ondervonden,
Wat Dominé is voor de tucht.
Daar toch had J. Swan, Burgemeester,
Zich danig verpraat in den Raad:
Hy was in „het Witte Kruis", zei hy,
Geen lid van 't Bestuur, (inderdaad
Is hy Eerevoorzitter, de snuiter.)
Toen Damsté dit las in de krant,
Is hy verontwaardigd geerden.
Zoo echt naar den Christlyken kant,
En gloeiend van Christlyke liefde,
Heeft hy zich tot schrijven gezet;
Hy schreef in de krant maar zes regels,
En d' eer van Dirkshorn was gered.
Wat voor een voer hooi in de ponder,
Dat i6 voor een dorp: Dominé,
Hy houdt by elkander het zaakje,
Zoo'n man, ook zoo'n ponder valt mee.
Gy weet dat er stemming moest wezen
Voor den Nieuwe Niedorper Raad,
Welnu, daar is Bunt nu gekozen:
Kommies, in den dienst van den Staat.
Ik acht voor dat dorp dit een zegen,
Hij is in belastingen thuis,
En op dit gebied maken leeken
Om 't haverklap soms een abuis:
Je moet de kohieren bekijken,
Door dorpsraden samengesteld,
Zy weten de kleintjes te treffen,
Maar passen op 't Raadsledengeld;
Besproken wordt vaak de verhouding,
Die tusschen Gemeente en Staat
In zake Financiën heerscht nu,
Welnu, ik schat: Bunt weet wel raad
Om deze wat beter te maken:
Hy gaat maar naar Kolkman en zegt:
„Dat zaakje moet toch eens in orde
„Ik heb zus en zoo overlegd."
En Kolkman zal dankbaar dan wezen
En vriendelijk zeggen tot Bunt
„Ik geef je my'n steun als Minister,
„Toon jy in je dorp, wat je kunt;
„Giet daar in de koppen der boeren:
„Begrip van belasting, myn zoon!
„'t Karwei zal niet makkelijk wezen,
„Maar hulde van 't volk is je loon.
„Zorg tevens nog, dat je Ontvanger
„Benoemd wordt tot lid van den Raad:
„Hoe meer wy de dorpen beheerschen,
„Hoe beter het is voor den Staat!"
JAAP.
IV.
Van welken kant men de zaak ook bekijkt, het feit valt niet
te loochenen, dat het gemeentebestuur van Amsterdam de on
derwijzers veel beter bezoldigt dan dat van Schagen en andere
plattelandsgemeenten en dat daarvoor geen andere verklaring
is te geven dan jda-t, zooals de adressanten beweerd hebben,
,.de gemeente Amsterdam van de salarisregeling
der onderwijzers -een andere opvatting heeft.'
En ik zou er aan kunnen toevoegen, ook een andere opvat
ting van de eischen, die men aan een onderwijzer moet stellen.
Want terwijl men er te Schagen ter wille van de geldelijke
voordeelen op schijnt te vlassen, dat een onderwijzer toch vooral
niet te lang in de gemeente blijft en men om dezelfde reden
de openvallende plaatsen bij voorkeur aanvult met onderwij
zers, die nog maar weinig dienstjaren hebben, zorgt men er
te Amsterdam voor, dat de onderwijzers op niet al te jeugdigen
leeftijd worden aangesteld en dat zij, als zij eenmaal in de ge
meente zijn, ook in de gemeente blijven.
In Amsterdam beseft men hoeveel meer waarde een onder
wijzer voor de school heeft, wanneer hij een rijperen leeftijd
heeft bereikt en in de praktijk een schat van ervaring heeft
kunnen opdoen, en men ziet er niet tegen op daarvoor een
behoorlijke vergoeding te betalen.
Laten Schagen en andere plattelandsgemeenten daarom voor-
loopig beginnen met Amsterdam op den voet te volgen; het
is immers zooveel gemakkelijker en veiliger te volgen dan
voor te gaan. Laat men er mede ophouden jonge en oner
varen onderwijzers, die pas de schoolbanken hebben verlaten,
direct als onderwijzer aan te stellen, laat men die jonge men-
schen eerst eenige jaren tijdelijk aanstellen, om te zien wat
er in zit en ze tevens in de gelegenheid te stellen voor de
hoofdacte te studeeren.
En als zij niet voor hun taak berekend blijken, dat men dan
niet aarzele een ander voor. hen in de plaats te stellen, want
het belang van een groot aantal kinderen gaat verre boven
dat van één persoon, die blijkt een verkeerde loopbaan te
hebben gekozen.
En laat zoo'n tijdelijke leerkracht dan werken onder leiding
van het hoofd of een der bekwaamste onderwijzers; dat is een
uitstekend middel om hem in zijne levenstaak in te leiden en
tevens een geschikt middel om zich een oordeel over zijn aan
leg en bekwaamheid te vormen.
Als hij dan twee of drie jaren tijdelijk werkzaam is geweest,
kan hij voor goed als onderwijzer worden aangesteld op een
beginsalaris van f 700, dat om de twee jaren opklimt met
f 100, of wat mij beter toeschijnt, alle jaren met f 50, tot een
salaris van f 1400 is bereikt. En laat men dan evenals thans
voor het bezit der hoofdacte f 100 of f 150 extra betalen, niet
slechts in schijn, zooals thans,door ontstane vacatures aan te
vullen met onderwijzers zonder hoofdacte in de hoop, dat zij
weer vertrokken zullen zijn voor zij de hoofdacte hebben ver
kregen, maar in alle oprechtheid en dus met de conditie, dat
men ook werkelijk zal trachten onderwijzers met hoofdacte te
verkrijgen.
En laat men dan voor het onderwijs in Fransch buiten de
schooluren niet f 175, maar f 450 per jaar betalen, evenals in
Amsterdam en voor het herhalingsonderwijs niet 60 cents, maar
f 1,40 per uur.
Doch op éen punt volge men Amsterdam niet na.
Wanneer men er weer eens toe mocht komen een of twee
onderwijzeressen aan onze school te benoemen, dan make men
de regeling voor onderwijzers en onderwijzeressen volkomen
gelijk, want er is naar mijne meening geen voldoende reden
om den arbeid van een vrouw op dit gebied lager te schatten
dan dien van een man.
In Schagen zoekt men zijn kracht in het aanstellen van wel
veelbelovende, doch jonge en onervaren personen, die zich door
studie (welke veel tijd en inspanning kost en bijgevolg hun
waarde voor het onderwijs vermindert) verder gaan bekwamen
om in aanmerking te komen voor een benoeming in Amster
dam of eene andere groote gemeente en zoo spoedig zij de
kans schoon zien Schagen weer verlaten.
Als dat werkelijk gelukt dan verheugt ons gemeentebestuur
er zich in, dat het zoon goeden neus heeft gehad; gelukt het
niet en blijft een onderwijzer langen tijd in de gemeente of
misschien wel voor zijn leven, dan roept men ach en wee, en
neemt men wraak daarover door het maken van een salaris
regeling, waarbij voor dienstjaren zoo weinig verhooging wordt
toegekend, als de wet slecht^ eenigszins toelaat.
*1 Zie het nummer van dit blad van 12 Juli 1908.
I Die domme Amsterdammers, denken sommige Schagers mis
schien in stilte; zij smijten handen vol. geld weg aan die hooge
onderwijzerssalarissen, als zij net deden als wij, zouden zij een
aardig duitje besparen. Wij pikken uit de jonge onderwijzers
er telkens de beste uit en als zij nog geen hoofdacte hebben,
dan krijgen wij ze voor een koopje. En gaan zij over korten
tijd weer weg, des te beter, dan behoeven wij voor een groot
aantal dienstjaren niet extra te betalen, en dan hebben wij
gedurig weer eens nieuw bloed.
Wie zoo redeneeren vergeten, dat die gedurige wisseling van
personeel en dat telkens weer terugkeeren van tijdelijk onbe
zette plaatsen zeer nadeelig werkt op den gang van het onder
wijs; vergeten ook, dat die jonge onderwijzers misschien wel
goede opvoeders kunnen worden, maar daarom nog geen
goede opvoeders z ij n, dat, om opvoeden te leeren een lang
durige ervaring noodig is, en dat de ouders hunne xinderen
niet naar de school zenden om 4e te laten dienen als voor
beelden, waar onze jonge, onervanffri onderwijzers het opvoeden
op kunnen leeren, maar wel omdaar door ervaren personen
te worden opgevoed.
Toen de wet op het lager onderwijs werd gemaakt, hebben
de ontwerper minister Kappeyne en de Staten-Generaal zich
op het standpunt geplaatst, dat de belangen van het onderwijs
het best zouden worden gediend, indien de benoeming en de
salarieering van de onderwijzers bijna geheel aan de gemeente
besturen werden overgelaten.
En dat was tot op zekere hoogte zeer juist gezien, want op
die wijze ontstond er een band tusschen de onderwijzers en
de ingezetenen, die misschien kon leiden tot wederzijdsche sym
pathie en waardeering, tot ijver en nauwgezette plichtsbetrach
ting aan de eene zijde, tot belooning naar evenredigheid van
verdienste aan de andere zijde.
De minister mocht met eenigen grond verwachten, dat de
burgers der verschillende gemeenten het belang hunner kin
deren voldoende zouden begrijpen om het aan hunne zorgen
toevertrouwde lager onderwijs op< deugdelijke grondslagen te
j vestigen.
Maar hij heeft daarbij buiten den waard gerekend, gerekend
buiten de angstvalligheid van vele gemeentebesturen, als het
op gelduitgeven aankomt. En het zeker niet verwachte gevolg
is geweest, dat de elkander opvolgende ministers af en toe
hebben moet^p ingrijpen om te beletten, dat in vele platte
landsgemeenten de salarissen der onderwijzers zoo laag wer
den gehouden, dat zelfs met den naam minimumlijders hun
toestand nog te rooskleurig zou zijn voorgesteld.
Het gaat onze plattelandsgemeentebesturen al evenzoo als de
menschen aan wie een lijst ter teekening wordt aangeboden.
Men teekent ongeveer in voor een even hoog of, -als men
daarvoor een motief weet te vinden, voor een iets lager bedrag
dan waarvoor door andere personen van gelijken stand getee-
kend is. Of er een groot of een klein belang mee gemoeid
is, daarover wordt veelal niet zoo heel lang nagedacht en het
is daarom een aan ieder welbekende kunstgreep om aan die
personen de lijst het eerst -aannftrrleieden van wie verwacht
wordt, dat zij voor het beoogde doel heel wat geld over hebben
en waarmede anderen zich dan kunnen vergelijken.
Met Amsterdam behoef ik mij niet te vergelijken denkt
Schagen, dat is een groote stad met een groot inkomen. Dat
Amsterdam van dat groote inkomen ook een veel grooter ge
zin heeft te onderhouden, daar kijkt het op dat oogenblik dan
liever maar een beetje overheen.
Ik moet mij vergelijken met St. Maarten, Hoogwoud, Wie-
ringerwaard en zulke plaatsen en als ik nu zorg daar een beetje
boven te blijven, dan houd ik mijn stand voldoende op en ik
houd heel wat geld in den zak.
Wil het noodlot dat van al die kleinere plaatsen aan Scha
gen de lijst het eerst wordt aangeboden, dan zoekt het andere
motieven om zijn geweten te stillen, dan gaat het zich herin
neren hoe hoog het een vorigen keer heeft geteekend, toen
voor hetzelfde doel een lijst werd gepresenteerd en dan tee
kent het ongeveer net zooveel of een klein beetje meer, als
het fatsoenshalve niet best anders kan. En als dan het geweten
intusschen wakker mocht zijn geworden en dit Schagen toe
roept, dat het toch wel wat weinig is in verhouding tot het
groote belang, dat er mede gemoeid is, dan vindt het allicht
motieven om dat lastige geweten het zwijgen op te leggen, dan
is allicht nog wel wat aan te merken op de personen, van
wie de lijst uitgaat en dan vindt het daarin gereede aanleiding
om toch vooral niet te veel te teekenen.
Komt dan de lijst bij St. Maarten, Hoogwoud en Wieringer-
waard, dan kijken ook dezen niet naar wat Amsterdam heeft
geteekend, want dat is een groote stad, maar zij kijken naar
c ïagen, en als zij daar dan een beetje beneden blijven, cjpn
is de verhouding juist, zooals zij wezen moet. En mocht in
een onbewaakt oogenblik Hoogwoud zoo royaal zijn geweest
even hoog te teekenen als Schagen, dan .s dat voor beiden
vervelend voor Schagen, omdat het op die wijze niet de primus
inter pares blijft; maar voor Hoogwoud ook. want dat wordt
er door de buren dan wel een beetje op aangezien, dat het
zich wai veel verbeeldt.
Het is altijd maar geld, geld; de eene lijst is er niet geweest
of er is al weer een andere; als je toegaf aan de ingevingen
van je goed hart, en altijd maar teekende. teekende, dan liep
jc kans door al die lijsten geruïneerd te worden. Zoo denkt
een particulier in den tegenwoordigen tijd wel eens.
Wij moeten dé financiën der gemeente met zuinigheid be-
heeren. zoo denken onze gemeentebesturen. Er is tegenwoordig
in de gemeentehuishouding zooveel te doen, dat wij het geld
maar niet lichtvaardig mogen uitgeven.
1 Iedet wil wel graag een hoog salaris hebben, maar dat gaat
zoo maar niethet moet allemaal betaald worden en wij kunnen
toch de gezondheid van onze gemeentenaren ook niet verwaar-
loozen. Er zijn zooveel slooten en grachten te dempen, dat er
heusch aan andere dingen niet al te veel gedaan kan worden.
Moeten de salarissen der onderwijzers nu alweer verhoogd
worden? Moeten wij daaraan altijd maar weer ons geld offeren
Zijn die menschen dan nog niet tevreden? Zoo denken en
spreken sommigen. Waar moet het toch in 's hemelsnaam
met de wereld heen, als men alles gaat betalen met geld.
wanneer zelfs opvoeding, karakter en bekwaamheid te koop
zijn voor geld? Moet dan in de samenleving het geld nog
meer de spil worden waarom alles draait? Moet men bij iederen
dienst, dien men zijn evenmensch bewijst, altijd maar vragen
naar geld. geld, geld
O, mocht aan Schagen de onvergankelijke eer te beurt vallen,
aan heel het platteland de gewichtige boodschap te brengen:
Wijdt al uwe krachten aan de opvoeding van de jeugd, want
daarin schuilt het zedelijk bewustzijn, de kracht en het geluk
van het volk! Spaart geene kosten, want het geldt hier het
toekomstig levensgeluk uwer kinderen, waarvoor gij alles veil
moet hebben!
Mochten toch aan Schagen's gemeenteraadsleden de ichellen
van de oogen vallen; mocht het hun eens helder verlicht voor
de oogen treden, welk groot belang het hier geldt, hoe ver
edelend en verheffend het onderwijs en het optreden van hoog
staande leermeesters op hunne leerlingen kan werken welk ce&n
onuitputtelijke bron van volkskracht, volkswelvaart en volksge-
luk verscholen ligt in ops lager onderwijs.
Dan zouden zij zeker niet langer aarzelen eens flink diep in
den buidel te tasten, en vóór alles zorg te dragen, dat de
mannen, die hun leven lang aan dat groote, aan dat alles over
wegende belang arbeiden, behoorlijk worden bezoldigd
„Van Alkmaar begint de Victorie!" weerklonk ruim drie hon
derd jaar geleden door Hollands dreven. Met Alkmaars ontzet
werd de rij geopend van een geheele reeks van schitterende
wapenfeiten, stoute handelsondernemingen en schoone kunst
producten, die het bewijs leverden, dat in ons volk krachten
sluimerden die slechts op een aanleiding wachtten om zich in
haar gansche volheid te ontplooien en de geheele wereld met
verbazing en bewondering te vervullen.
Destijds waren heldenmoed, vernuft en taaie volharding de
eigenschappen, die ons volk groot konden maken, tegenwoordig
kan een klein volk als wij zijne naburen slechts eerbied af
dwingen door groote gaven van verstand en hart. door hoog
staande zedelijkheid en fijne beschaving; en om in die deugden
te kunnen uitmunten moeten van de jeugd af de aanwezige
kiemen met groote zorg worden geleid en opgekweekt en dus
het onderwijs in handen zijn van mannen en vrouwen van ^roote
opvoedkundige bekwaamheid en uitnemend karakter
I Een onbekrompen salarieering is een van de middelen om
,111 onze onderwijzerswereld waarachtige liefde aan te kweeken
i VOOrgewichtige taak, die op haar rust en ook om de ment
'wijden perS°nen te beweSen aan die taak lmn leven te
Als Schagen daartoe het voorbeeld gaf, zou men ook in
andere gemeenten nog wel eens rijpelijk over He 1
nadenken en als die dan het voorbeeld volgden zou e^ tfn™
twijfeld opnieuw een schoon tijdperk voor oi land aanbrekfn
i^dTviT*1™ eC" eerVÜ"e «- innemen )n de
En dan zou met niet minder recht van
den getuigd, wat destijds' den naam van ah? kunnen wor"
lippen bracht: Alkmaar op ieders
„Van Schagen begint de victorie!"
De aanteekeningen volgen als slot.
C. NOBEL.