Zondag 19 Juli 1908.
52e Jaargang. No 4379.
VIERDE BLAD.
LOSSE BLADEN
Plaatselijk Nieuws.
Buitenlandsch Nieuws.
Binnenlandsch Nieuws.
Stoter Conram.
uit het Boek van
F I D 11) S.
XIX.
Geef mij uit liefde wat 'k uit liefde vraag,
Neem aan van mij, wat ik aan u moet geven;
Vraag wat gij wilt, en al vroegt gij mijn leven.
Ge ontvangt het van mij zonder dat ik klaag.
Waar ik ook wezen moog', ik denk gestaag
Aan u, mijn liefde! En al mijn zoekend streven
Gaat uit naar u, want mij werd voorgeschreven
Als levenstaak, dat ik naar u slechts vraag'.
(rij komt, de zon gaat voor mijn ziele op;
Uw bijzijn doet ontluiken al mijn bloemen;
Slechts kussend u kan ik het leven roemen.
Wanneer ik dooi- u zie van 's levens top
Den vollen rijkdom van Gods zegeningen,
Dan is 't uw mond, die liedren mij doet zingen.
Salarisregelintt der onderwijzers.
Door eenige hoeren onderwijzers aan de openbare
agere school alhier werd het volgende adres aan Hare
Majesteit de Koningin gezonden;
Schagen, 17 Juli 1908.
Aan
Hare Majesteit de Koningin.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de on-
dergeteekenden, M. Visser, A. Koning, P. Winkel er.A.
J. Korff, allen onderwijzers aan de openbare lagere
school te Schagen
dat z\j kennis hebben genomen van het besluit van
Gedeputeerde Staten der Provincie Noord-Holland, dato
24 Juni 1908 no. 48, waarbij goedgekeurd is het besluit
van den Raad der Gemeente Schagen, dato 25 Februari
1908, regelende de jaarwedden der onderwijzers in ge
noemde gemeente;
dat naar hunne meening dit besluit van Gedeputeerde
Staten niet getuigt van een behoorlijke behartiging van
hunne belangen, zooals deze zijn gewaarborgd in de wet
.op het Lager Onderwijs;
dat zij met andere belanghebbenden aan Gedeputeerde
Staten van Noord Holland den 29sten Februari 1908 het
volgende adres hebben verzonden
Schagen, 29 Februari 1908.
Aan
Heeren Gedeputeerde Staten der
Provincie Noord-Holland.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen onder-
geteekenden, allen onderwijzers aan de openbare lagere
school te Schagen
dat zy met groote teleurstelling hebben kennis geno
men van het besluit van den Raad der Gemeente
Schagen op 25 Februari 1908 betreffende de wijzigingen
in de verordening op de jaarwedden der onderwijzers,
waarbij van de verhoogde rijksbijdrage voor het onder
was volgens het raadslid, den Edelachtbaren Heer
H. Feisser f1125 slechts f225 ten goede van de on
der w ijzerssalarissen komt en f900 in de gemeentekas
vloeit
dat de gemeente Schagen sinds jaren onderwjjzerssa-
larissen heeft uitbetaald boven het wettelijk minimum
zonder dat die ooit reden tot ernstig klagen gaf over
overmatigeu druk der gemeeutefinanciën
dat de raad der gemeente Schagen daarentegen zelfs
op 2 October 1906 nog eene salarisverordening voor de
onderwijzers heeft aangenomen, die extra-offers van de
gemeente eischt;
dat de gemeente Schagen zeer zeker eene welvarende
gemeente mag genoemd worden, die boven vele andere
gemeenten van hare grootte nog het voorrecht heeft
slechts ééne school voor het O. L. onderwijs boven
dien gebruikt voor het geven van meer uitgebreid lager
onderwijs te moeten onderhouden;
dat de levensstandaard in Schagen verre van laag is
te noemen;
dat het de bedoeling van den Wetgever zeker niet
is geweest, dat welvarende gemeenten de verhoogde
rijksbijdrage voor het onderwijs niet zuilen aanwenden
tot verbetering der onderwijzerssalarissen;
redenen, waarom ondergeteekenden U beleefd verzoe
ken de nieuwe wijzigingen in de salarisverordening
voor de onderwijzers der gemeente Schagen niet goed
te keuren.
Hetwelk doende, enz.,
(w.g.) M. VISSER. I. TJALKENS.
A. KONING. A. J. KORFF.
P. WINKEL. R. WELLING.
dat in de gemeente Schagen eene R.-K. bijzondere
school is, waarvan de onderwijzers zonder hoofdacteeen
salaris maximum van f1025 kunnen bereiken in tegen
stelling met die aan de openbare lagere school te zelfder
plaatse, die slechts tot een maximum van f825 kunnen
komen;
dat aan de gemeente Schagen van particuliere zijde
nog eene jaarlijkscho uitkeering van f300 is gelegateerd
ten behoeve der onderwijzers buiten het hoofd der
school
redenen waarom ondergeteekenden de vrijheid nomen
zich te wenden tot Uwe Majesteit met het eerbiedig
verzoek het besluit van Gedeputeerde Staten te vernie
tigen, onder toepassing van art. 26 10e lid der wet op
het Lager Onderwijs;
Hetwelk doende, enz.,
M. VISSER.
A. KONING.
P. WINKEL
A. J. KORFF.
De afdeelingen Schagen e. o. van Bond en Genoot
schap adresseeren natuurlijk niet, omdat zij, zooals men
weet, bij de Koningin niet als belanghebbenden worden
beschouwd.
Salaris-actie.
De heeren onderwijzers der O. L. S. alhier, die in
hooger beroep zijn gegaan bij H. M. de Koningin, inzake
de door Gedeputeerde Staten goedgekonrde salarisrege
ling, hebben het behartigen hunner belangen in deze
opgedragen aan het Hoofdbestuur van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers.
Onderwijzers.
Tot 2den Secretaris-Penningmeester van de afd. Scha
gen e. o. van den Bond van Nederl. Onderw. werd in
de ]>laats van den heer P. Winkel, die naar Haarlem
vertrekt, benoemd de heer W. Tiessen te Schagen.
Harmoniekapel.
In de jaarvergadering der „Harmoniekapel", gehouden
°P Woensdag 15 Juli, werden de aftredende Bestuurs
leden, de beerenJ. Rotgans, Voorzitter; J. Roggeveen Lz.,
Penningmeester en Jb. Molenaar Jz., Secretaris herkozen.
Gekozen als Commissaris, vacature J. C. de nes, weid
de heer P. J. Cats.
De rekening over het afgeloopen jaar sloot met een
batig saldo van f 0.17J.
Op voorstel van den Directeur, den heer Darti lact
v»n Tright, werd besloten het volgende jaar het40-jang
bestaan der „Harmoniekapel" feestelijk te heidenken.
„Algemeen Belang
De vereeniging „Algemeen Belang" vergadert a.s.
Dinsdag 21 Juli, ter behandeling van de volgende agenda
Digekomen stukken; Mededeelingen; Verkiezing van -
bestuursleden, wegens het niet aannemen hunner be
noeming door de Heeren A. C. Melchior en J. B. Keet;
Voorstel van het bestuur om het Koninginnefeest los
te maken van de vereeniging „Algemeen Belang."
Hiisland.
„Ik kan niet langer zwijgen, ik moet spreken!" zoo
roept l'olstoj in een reeks groote bladen van vele
landen uit, op den dag dat men zijn 80en verjaardag,
die eigenlijk pas in September valt, had willen vieren.
Eiken dag leest hij van terechtstellingen in de krant;
eiken dag gebeuren ze in alle hoeken van Rusland. Tot
kort geleden was er zoo geen doodstraf in Rusland.
Tolstoj was er trotsch op, al» hij dal Westerlingen
kon voorhouden. Maar nu sedert twee, drie jaar gaat
't maar op een hangen en doodschieten.
Den 9en Mei las hij weer dat er te Cherson twintig
boeren waren opgehangen wegens diefstal, gewapend
gepleegd, op het goed van een grondeigenaar in de
gemeente Elisabetgrad. Toen kon hij met langer en
hij zette zich tot schrijven. Later bleek hem, dat liet
bericht onjuist was, niet twintig, maar twaalf werden
er opgehangen.
Tolstoj beschrijft hoe dat hangen gaat; de kunste
naar, die de dingen ziet is in den zedeleeraar blijven
leven.
Na uiteengezet te hebben,- hoe ontzettend het is,
dat mensehen zoo menschen het leven benemen, spreekt
Tolstoj van den verderfelijken invloed, dien al die te
rechtstellingen op het volk hebben, „want al die on
gerechtigheden verre en verre te hoven gaande wat
(lieven, roovers en alle revolutionairen bij elkaar doen
en ooit hebben gedaan gebeuren als iets noodzake
lijks, goeds en onvermijdelijks. Men verontschuldigt ze
niet enkel, maar zij worden gewijd door verschillende
instellingen, die in den geest van het volk onafschei
delijk aan het begrip van het recht of zelfs van hei
ligheid zijn verbonden, te weten de Senaat, de Synode,
de Doema, de Kerk, de Tsaar." Als een voorbeeld van
dien verderfelijken invloed vertelt Tolstoj hoe snel het
aantal beulen toeneemt, en hoe gemakkelijk ze te krij
gen zijn. In Mei moest er te Orel een wezen. Een
man nam 'het baantje aan voor 50 roebel per gehan
gene. Kort voor de terechtstelLLng hoorde hij, dat de
beulen er elders meer voor krijgen. Op het oogenblik,
dat hij den veroordeelde den zak over het hoofd had
gedaan, wendde de beul zich tot hem, die de terecht
stelling Leidde, en zei: „Er moeten 25 roebel bij, Ex
cellentie; of ik doe 't niet." Hij kreeg den opslag en
knapte het zaakje op. Een ander maal was er iemand,
die zich aanbood het werk voor heel wat minder dan
de aangestelde beul te doen.
Het volk raakt met die terechtstellingen op den duur
zoo vertrouwd, dat het het leven van een mensch
minder tellen gaat. Nu aldus de regeering den doodslag
als middel om tot zijn doel te geraken in toepassing
brengt, gaan vele ongelukkigen, door de regeering be-
bedorven, diefstal, roof, marteling, moord als zeer ge
wone, den mensch eigen handelingen beschouwen.
Men zegt, dat de orde en de vrede zoo hersteld
moeten .worden. Maar het is de geest van het volk,
waaruit orde en vrede moeten voortkomen. En al doodt
gij het tiende deel van het Russische volk, dan zal
nog de geest van het overschot niet wezen als gij
wenscht. Folstoj wil, dat de regeerders ophouden met
wat ze doen. En willen zij den vrede en de rust, laten
zij dan het particuliere grondbezit opheffen.
In elk geval moeten zij niet meer zeggen, dat wat
zij doen al die gewelddadigheden en terechtstellin
gen geschiedt ten bate van het Russische volk zelf;
het geschiedt ten eigen bate, opdat zij alles kunnen
houden bij het oude en er wel bij varen.
De regeerders zeggen, dat de revolutionairen begin
nen, en dat de afschuwelijke misdaden der revolutio
nairen alleen dooi- flhike maatregelen, gelijk de be
stuurders hun eigen misdaden noemen, beteugeld kun
nen worden. Tolstoj geeft toe, dat die misdaden af
schuwelijk zijn, en bovendien dom. Maar niet zoo
misdadig en dom is wat zij doen als wat de regeerders
doen. „Gij mannen van rijpen leeftijd!" zegt hij dan,
„gij die over anderen beveelt, gij die den Christelijken
godsdienst belijdt, gij roept als kinderen, die aan het
vechten rakenWij zijn niet begonnen, maar zijDat
is het beste wat gij weet te zeggen, gij die u de rol
van wetgevers en leiders aanmatigt. Wat voor men
schen zijt gij toch, gij die ais God erkent hem die
uitdrukkelijk heeft verboden niet alleen den moord
onder eiken vorm, maar zelfs den toorn tegen den
naaste". Enz. Hier gaat Tolstoj dan verder zijn lijde
lijk Christendom, of bever zijn sparend Christendom
uiteenzetten. Wij nemen 't niet over, omdat het te
veel zou worden.
Zoo slaan wij ook een verhaal over van een beul
geworden nachtwacht, die zich voor zijn droevig am
bacht schaamt. Die man staat nog hooger, zegt Tolstoj,
dan gij die anderen veroordeelt in plaats van u zelf
en met opgerichten hoofde gaat.
En dan:
„Al wat er tegenwoordig in Rusland voorvalt ge
schiedt uit naam van het gemeene best, uit naam van
de veiligheid en de rust van de inwoners van Rusland.
Indien dat zoo is, dan is het ook voor mij, die in
Rusland woon, dat dat alles geschiedt. Dus voor mij
wordt de ellende bestendigd van het volk, beroofd van
het eerste, het natuurlijkste recht van den mensch,
het recht gebruik te maken van den grond waarop
hij is geboren. Het is voor mij, dat men 500,000
menschen aan het gezonde buitenleven ontrukt, in uni
formen kleedt en hun leert hun naasten te dooden.
Voor mij die zoogenaamde Evangeliedienaars, die val-
sche priesters, wier eerste plicht is het ware Christen
dom te verduisteren en te vervalschen. Voor mij al
die verbanningen, die honderdduizenden honger lijden
de werklui, die door heel Rusland dwalen om werk
te zoeken, die honderdduizenden ongelukkigen, die dood
gaan aan typhus of scheurbuik in forten en gevange
nissen, die een dergelijke menigte niet kunnen bevatten.
Voor mij het lijden .van .de ouders en vrouwen der
ballingen, der gevangenen, der gehangenen. Voor mij
die spionnen, die omgekochte mannen, die dozijnen,
die honderden mannen die men neerschiet. Het is voor
mij dat die beulen hun droevige karwei verrichten, de
beulen eerst met moeite gevonden, maar die hun werk
niet meer zoo akelig vinden. Het is voor mij, dat
die galgen worden opgericht, met die goed gezeepte
touwen, waaraan men vrouwen, kinderen, boeren op
hangt. Het is voor mij dat dus de mensch tegen zijn
naaste wordt opgezet.''
En dan moet Tolstoj toegeven, dat er wel eenig
verband is, tusschen zijn geriefelijke omgeving en die
misdaden, waardoor opruiming wordt gehouden onder
die menschen, zonder huis of haard, die hield de vrees
voor de regeering ze niet in bedwang, hem van zijn
have en goed zouden, berooven. Maar nu hij dat in
ziet, nu hij voelt, dat in zekeren zin, zijn eigen rust
afhangt van al die gruwelen, door de regeering be
dreven, wordt het hem onverdragelijk. Hij moet zich uit
dien onhoudbaren toestand bevrijden.
„Zoo kan men niet leven. Ik althans", zegt Tolstoj,
„kan op die manier niet leven. En daarom schrijf ik
deze regelen, en zal ik ze met alle middelen waarover
ik beschik verspreiden, in Rusland en daar buiten,
zoodat er een van tweeën gebeurt: of men maakt een
einde aan die onmenschelijke daden, of ik zal er geen
deel meer aan hebben. In de gevangenis gezet, zal ik
zeer stellig het gevoel hebben, dat die gruwelen niet
meer in mijn belang geschieden. Misschien zelfs
maar dat zou zoo schoon zijn dat ik nauwelijks een
dergelijk geluk mag droomen zal men ook mij,
evenals aan die twintig of twaalf boeren, een muts
opzetten en een zak over het hoofd doen, en mij
van een bank afstooten, zoodat ik door mijn eigen
gewicht het zorgvuldig gezeepte touw om mijn ouden
hals vasttrek."
En dan richt Tolstoj zich tot al wie aan die te
rechtstellingen meedoen, van hoog tot laag, en zegt:
Mijne broeders, komt tot u zelf! Keert tot u zelf
in' Bedenkt wat gij doet! NV'eest indachtig wie gij zijt!
Zijt gij niet menschen, voor gij beul, generaal, procu
reur. rechter, eerste minister of tsaar zijt, menschen
wieii het heden gegeven is de wereld, Gods schepping,
aan te zien, en aie morgen niet meer zullen zijn.' En
hij houdt hun voor wat hun groote plicht is: de liefde
van den mensch tot den mensch. Maar „wie hebt gij
lief, en wie heeft u hef'? Uw vrouw? Uw kinderen-.'
Dat is geien üefde. De liefde vair dc vrouw, van de
kinderen is niet de menschelijke liefde. De dieren heb-
Ijen evenzoo hef en zeifs meer. De menschelijke liefde
is de liefde van den mensch tot den mensch, tot alle
menschen, als zonen van denzelfdcn God en dus als
broeders. Wie hebt gij zoo Lief? Niemand. Wie heeft
u zoo hef? Niemand. Men is bang voor u, zboals men
bang is voor den beul of voor een wild beest. Men
vleit u, omdat men u in den grond veracht, en men
haat u, hoe haat men u! En gij weet het, en vreest
de menschen.
„Ja, bedenkt dat, gij allen, van den machtigste tot
de geringste medepliciiligen aan die moorden. Bedenkt
wie gij zijt en houdt op te doen wat gij doet. Houdt
er mee op, niet voor u-zelf, niet in het belang van
uw persoon, niet voor de menschen, om niet langer
algemeen veroordeeld te worden, maar in het belang
van uw ziel en voor den God die in u leeft!"
Tuinbouwvereenigingen aan den Langedjjk.
In het lokaal van den heer A. Kist te Zuidschar-
woude, werd W oensdag door het Hoofdbestuur van
de Tuinbouw- en Handelsvereeniging „Langedijk en
Omstreken een vergadering gehouden.
Na lezing der notulen van eene bijeenkomst, welke
27 Juni in het Café Centraal te Alkmaar werd gehou
den en goedkeuring daarvan, werd in bespreking ge
bracht de voorgestelde wijzigingen in het reglement
voor den onderhandschen verkoop van tuinbouwpro
ducten benevens de instruetiën voor de betaalmees
ters.
Deze punten waren in de afdeelingsvergaderingen
behandeld en algemeen goedgekeurd, zoodat het Hoofd
bestuur deze punten en voorstellen van wijzigingen in
de vergadering van de besturen van verschillende ver
eenigingen, welke zou volgen, ten sterkste kon verde
digen en desnoods voor de Tuinbouwvereeniging kon
uitvoeren.
Daarna kwam in bespreking het op tijd los-zijn der
vaartuigen. Ook hierover hadden de afdeelingen ver
gaderd. De afdeelingen St. Pancras, Zuidschanvoude,
Harenkarspel, Koedijk en Schoorldam machtigden het
Hoofdbestuur om het op tijd los-zijn der vaartuigen
door te voeren. De afdeelingen WTarmenhuizen en St.
Maarten hadden zich hierover nog niet ten volle uit
gesproken, maar zullen ;nu zoo noodig dit nog eens
in eene vergadering behandelen, waarbij dan tot na
dere toelichting de voorzitter en secretaris der ver
eeniging, zullen tegenwoordig zijn.
De Hoofdbestuursvergadering werd hierop gesloten
om reden deze punten in eene vergadering met de
besturen van andere vereenigingen in den namiddag
opnieuw zullen worden behandeld. Onmiddellijk begon
hierop weer een vergadering van het Hoofdbestuur en
nu met de commissie voor gezamenlijken aankoop
van hulpmeststoffen. In deze bijeenkomst werd door
deze commissie verslag gedaan van hare werkzaam
heden vanaf het najaar 1907 tot op heden.
In vier aanbestedingen werd aan hulpmeststoffen
aangekocht voor een som groot f 16822,24. Van dit
bedrag werd voor verschillende te maken onkosten
1 o/o geheven. Bij de eindrekening bleek dat er door
de verschillende onvermijdelijke kosten nog maar ter
nauwernood iets voor de vele werkzaamheden van
den secretaris en penningmeester kon overschieten.
Het Hoofdbestuur stelde daarom voor bij de leden
hiervoor eenige subsidie aan te vragen, doch de hee
ren wilden daar maai- niet op ingaan en wenschten,
het voor dit jaar zoo maar te laten.
De secretaris deed hierna nog verschillende mede
deelingen over de uitkomsten der analysen van de
onderzoekingen bij de proefstations.
Door het Hoofdbestuur werd de commissie mach
tiging verleend om in het vervolg, naar haar oordeel,
de beste wijze te kiezen voor het gezamenlijk aankoo-
pen van hulpmeststoffen.
Met woorden van dank aan 4e commissie voor
hare werkzaamheden en wel in het bizonder aan het
dagelijksch bestuur, voor het vele, dat zij in deze,
voor zoo weinig hadden gedaan, sloot de voorzitter
deze bijeenkomst.
Zuid-Scharwonde.
Gecombineerde vergadering van besturen der Tuin
bouw- en handelsvereenigingen aan den Langedijk en
omstreken op Woensdag 15 dezer te Zuidschanvoude.
Door den heer Nobel werd deze vergadering ge
opend, waarna de notulen werden gelezen eener ver
gadering gehouden op 2 Juni. De voorzitter van
„Nieuwïeven" had venvacht voorlezing der notulen van
de vergadering van 5 Mei, aangezien dat een verga
dering is geweest van ai de besturen, terwijl voor de
vergadering van 2 Juni zijne vereeniging evenmin als
Waarland een uitnoodiging heeft ontvangen. Spr. ver
klaart zich niet tegen gecombineerde vergaderingen
van de besturen dei- Langedijker vereenigingen, mits
men dan ook geen besluiten gaat nemen omtrent
zaken, die algemeene bespreking eischen. In de ver
gadering van 2 Juni had men geen besluit mogen
nemen betreffende het reglement op de contracten. De
heer Zeeman deelt mee, dat de agenda der vergadering
van 2 Juni was samengesteld met het oog op zaken
de Langedijker vereenigingen betreffende, alleen onder
varia was genoemd reglement ter sprake gekomen.
Aangezien nog verschillende zaken behandeld moe
ten worden, wordt op deze kwestie niet verder inge
gaan en komt aan de orde voorloopige bespreking der
voorgestelde wijzigingen in het reglement op den onder-
handschen handel van landbouwproducten. Aangeno
men worden de toevoegingen door Nieiuwleven voor
gesteld, waarna verworpen wordt een voorstel van de
Betaalmeesters aan den Langedijk om van een ver-
kooper-overtreder als eerste straf 1/2 °/o te heffen. Hier
na ontspint zich een tamelijk drukke discussie over
de hoofdwijzigiiig nl. het terugbrengen van 1/2
korting aan den handel tot 1/4 o/0.
Het einde der discussie over dit punt is, dat men
zich in beginsel er voor verklaart. Hierna komen de
heeren Houtkooper, Slot .en Bekker als vertegenwoor
digers van „Koophandel" ter vergadering en stellen
terstond aan de orde de voorgestelde wijzigingen in
genoemd reglement. De voorgestelde wijziging ten aan
zien der korting aan den handel geeft aanleiding tot
een, nu juist niet doorloopend kalme bespreking. Door
den heer Slot wordt gevraagd, welke zijti de motieven
voor deze wijziging, met welk recht wordt het voor
stel gedaan.' De voorzitter meent, dat het recht is
aan hen, die de korting geven, terwijl door den heer
Slot wordt gewezen op een belofte, die; bij de invoering
der contante betaling zou zijn gedaan, dat er n.1. nooit
aan dat V2 °/o zou worden getornd, en de heer Bek
ker er op wijst, dat vroeger door de handelaars een
Betaalmeester werd aangesteld. Zeker, zegt de heer
Zeeman, maar de handelaars wenschten destijds zelf
een anderen toestand, omdat het hun niet gewenscht
voorkwam elkanders zaken min of meur te kunnen
nagaan. In hoofdzaak loopt verder de discussie hier
over, dat de korting vroeger noodgedwongen is toe
gestaan om contante betaling ingevoerd te krijgen,
anderzijds dat, wat men heeft toegezegd niet moet
worden teruggenomen.
Door den heer Slot, lid van 't H.B. wordt opge
merkt, dat de vereenigingen zich alleen in beginsel voor
de wijziging hebben verklaard- Spr. ac ht den eisch
van den handel niet rechtmatig en de landbouwers
moeten aan dien onrechtmatigen eisch zien te ont
komen.
Door den heer Brugman wordt er op gjevvezen, dat
de vereenigingen van landbouwers haar ontstaan te
danken hebben aan misstanden in den h andel. Deze
zooveel mogelijk op te heffen is steeds haa r hoofdstre
ven geweest. Het misbruik in den hand< ;1, waarbij
feitelijk handel werd gedreven met het gel d der bou
wers, moest natuurlijk al spoedig worden aangevallen,
doch had een hefhgen tegenstand van der 1 handel te
overwinnen. len slotte kwam men aan den't Langedijk
tot invoering van contante betaling met m .edewerking
der handelaars, mits aan den handel 1/2 °/o korting
werd toegestaan. Doch ook „Nieuwïeven" waar van
stonden aan contant was gehandeld, is ten slotte ge
zwicht voor den herhaalden aandrang van/ de zijde
der handelaars. Spr. acht het bestaan van korting een
onrecht en z. i. moet deze dan ook te eeniger tijd
geheel verdwijnen, het voorstel in kwestie moet be
schouwd worden als overgang tot een geheel zuiveren
toestand.
De heer Zeeman merkt nog op, dat voor het oogen
blik wellicht geheele intrekking der korting niet ge-
wrenscht zou zijn, waarom dan ook wordt voorgesteld
terugbrenging van 1/2 tot 1/4 o/0.
Lang en breed werd nog ever dit voorstel gespro
ken tot eindelijk tot stemming werd overgegaan. De
uitslag hiervan was dat Koophandel en Groentencul-
tuur zich er tegen verklaarden, al de andere vereenigingen
er voor. De overige wijzigingen werden zonder eenige
discussie aangenomen.
Vervolgens kwamen nog ter sprake de sorteering van
aardappelen en bespoediging van het lossen der pro
ducten op de laadplaats te Broek op Langendijk.
Heer-Hugowaard.
Den 15 dezer vergaderden ten huize van den heer
Wolfswinkel nabij het station Noord-Scharwoude de
vereenigingen „Nieuw Leven" en „Waarland en Omstr."
De vergadering was goed bezocht, 'n 80 leden waren
opgekomen, die door den heer Plaatsman, voorzitter
van „Waarland", bjj de opening der vergadering werden
verwelkomd. In z'n openingswoord drukte spr. den
wensch uit, dat de zaken kalm en ordelijk zouden
worden besproken. Omtrent punt 1 der agenda, keur
op de zilveruien, deelt spr. mee, dat een commissie van
9 personen, nl.: 3 leden van „Nieuw Leven", 3 van
„Waarland" en 3 handelaars, aan de opdracht heeft
voldaan, om de zaak te bespreken en aan deze gecom
bineerde vergadering voorstellen in te dienen. Hierna
bekomt de heer P. van der Molen, vertegenwoordigende
den heer K. Wagenaar, het woord om het punt: „Keur
op de zilveruien" in te leiden. Uit deze inleiding bleek,
dat de handelaars, hoewel een maat van 31 m.M. te
groot achtende, zich daarmee toch wel wilden tevreden
stellentevens bleek echter, dat, zal hier een veiling
van zilveruien kunnen blyven bestaan, de sorteering
noodzakelijk is. Uitbreiding van den handel in dit
artikel moet vooral worden gezocht op de Engelsche
markt en daarvoor heeft men een behoorlijk gesorteerd
product noodig. De sorteering moet in't belang van allen
worden geacht, zoowel voor de verbouwers, als voor de
handelaars. Dat het den handel ernst is met de bevor
dering van het verkrijgen van een goed marktproduct
mag hieruit blijken, zegt spr., dat ik de opdracht heb
gekregen hier mee te deelen, dat de handelaars een
medaille beschikbaar stellen voor de mooiste inzending
zilvernep op de tentoonstelling te Heer-Hugowaard.
Na deze inleiding vraagt de Voorz., of iemand naar
aanleiding daarvan het woord verlangt, terwijl hij zelf
de opmerking maakt, dat thans niets anders wordt
voorgesteld dan een 'sorteering in twee grootten, waarbij
de maat van 31 m.M. de scheiding vormt tusschen nep
en drielingen.
De heer J. Bos juicht het voorstel toe en meent, dat
de maat van 31 m.M. wel kan worden aanvaard, doch
Spr. meent de oorzaak der slechte sorteering te moeten
zoeken bij den handel. Toen men hier zilveruien begon
te verbouwen, zegt Spr., werd in drie grootten gesor
teerd door de bouwers, doch de moeite hieraan verbon
den, werd niet beloond, net zoo min als de groote moeite
om het product goed droog ter markt te brengen. Par
tijen slecht gesorteerd en van veel mindere kwaliteit
werden soms gekocht tegen denzelfden prijs als eerste
kwaliteit.
De heer Van der Molen komt tegen deze beschuldi
ging op. Tegenwoordig wordt er wel degelijk rekening
gehouden met kwaliteit en sorteering. Is dan vandaag
niet voor zilveruien van f2.80 tot f5 besteed? vraagt
Spr. En hij geeft de verzekering, dat de handel steeds
nauwlettender zal toezien ten aanzien van de aange
voerde zilveruien, dit is in ons beider belang. Dat een
minderwaardig product naar evenredigheid duurder
wordt gekocht dan het betere, kan natuurlijk worden
veroorzaakt door rijzing der prijzen tijdens de veiling,
dit geschiedt ook ten aanzien van andere artikelen.
De Voorz., alsmede de heer W. C. Visser, bepleiten
met kracht en klem in het belang der landbouwers zelf
den aanvoer van een zoo goed mogelijk en naar den
eisch der verbruikers gesorteerd product. De eisch door
den verbruiker in 't buitenland gesteld, is een eisch voor
den handelaar, is een eisch voor den verbouwer. Naam
te maken voor zijn product komt den verbouwer ten
goede; niet de handeiaar maakt den prijs, dit doet de
afnemer, de gebruiker in het buitenland. Kan deze bij
een ander beter terecht dan bij ons, dan doet hij dit.
Door den heer Langedijk wordt een vrije keur bepleit,
deze zou niemand willen verplichten. De heer A. Kroon
verklaart zich voor vrijheid in den handel, verplichte
keur acht deze een ondoenlijk ietseen product als
zilveruien is niet altijd goed droog aan te voeren.
In zijn beantwoording aan laatste sprekers merkt de
heer Van der Molen op, dat een sorteering in tweeën
altijd kan geschieden en dit eischt de handel ook beslist.
De heer A. Kroon brengt nog in herinnering, dat in
de vergadering van „Waarland" was voorgesteld te
markten inplaats van te veilen. Hierop wordt door den
heer Meereboer geantwoord, dat „Nieuw Leven" een
veiling heeft, doch geen markt, en spr. is van oordeel,
dat markten beslist en sterk ontraden moet worden.
Tenslotte wordt met algemeene stemmen de maat
van 31 m.M. aanvaard, doch met tamelijk groote meer
derheid van stemmen wordt besloten de keur niet
verplichtend te stellen.
Na deze beslissing verklaart de heer Van der Molen,
dat de handelaars hebben besloten een rol aan te
schaffen van 31 m.M. Wanneer zilveruien aan deze
maat niet voldoen, zullen ze beslist door de handelaars
niet worden gekocht.
De Voorzitter voegt den uienbouwers toe, dat ze zich
nu met eigen mes de keel hebben afgesneden, doch de
heer A. Kroon betuigt groote vreugde over dezen loop
van zaken.
Wat punt 2 der agenda betreft, worden door den
heer J. Bos eenige mededeelingen gedaan omtrent de
contante betaling en den verkoop op contract. Gedurende
het seizoen 1907-1908 heeft de commissie tweemaal een
geschil uit den weg geruimd door minnelijke schikking.
Over het betaalkantoor der beide vereenigingen is ver
handeld voor een bedrag van f 106017.40.
Punt 3 der agendaProeftuinen, werd tengevolge van
afwezigheid van den heer Brugman, niet in behandeling
genomen.
Na de rondvraag, welke niets opleverde, werd door
den Voorzitter de vergadering gesloten, terwijl door
den heer Visser de heer Plaatsman werd gecomplimen
teerd voor de flinke leiding der vergadering.
Belangrijke arrestatie.
Voor de derde maal in drie weken werd te Amster
dam dezer dagen ingebroken in het „Grand Magasin
de la Bourse" op den Nieuwendijk. Dit keer werd de
politie evenwel bijtijds gewaarschuwd, dank zjj de
waakzaamheid van de buren in de Nieuwstraat de
huizen van deze straat komen van achter uit tegen den
Bazaar.
Politie agenten zetten alle uitgangen van het uitge
strekte gebouw af, terwijl rechercheurs een onderzoek
op het dak instelden. Spoedig ontdekten deze laatsten
bij het maanlicht een man, die zich trachtte te ver
schuilen.
Toen de man zich in het nauw bevond, nam hü de
vlucht over een plat en sprong van daar door een
gesloten venster heen in een kamer. De aoodelijk ont
stelde bewoners van het perceel, in de Nieuwstraat,
maakte hü wüs, dat hü rechercheur was en inbrekers
achterna zat. Hü begaf zich fluks naar het dak.
Toen begon de jacht over de daken opnieuw, tot de
vluchteling door een der buren, een sigarenmaker, bü
de beenen werd gegrepen.
De inmiddels toegeschoten politie-agenten maakten
zich toen van hem meester en brachten hem in ver
zekerde bewaring. Het bleek te zü'n een zekere Jonk
man.
Naar de chef der firma mededeelde, is deze persoon
blükens de registers nooit bü den Bazaar in dienst
geweest. Naar men echter reeds dadelük vermoedde,
zou hü medeplichtigen hebben die geheel op de hoogte
zün van de inrichting van dit gebouw en die ook
wisten, dat het meeste geld aanwezig is op Woensdag
nacht, omdat Donderdag de kas wordt overgebracht.
Verder vermoedt men, dat een medeplichtige in de