Schetsen uit de Rechtzaal. Interc. Telephoon No. 20. Bureau SCHAGEN, Laan O 4. Uitgevers: TRAPMAN ItCoi EERSTE BLAD. Bekendmakingen Binneplandsch Nieuws. Almtii Nieuws- Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 Ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit vier bladen Gemeente 8C1IAGEN. o— LAM VV JE E Ft. Overgang van liet Leger naar de Landweer. De Burgemeester a/i. der Gemeente Schagen; Gezien het 3de lid van 10 der Landweerinstuctie I Brengt tor kennis van belanghebbenden 1°. de dienstplichtigen by de militie te land, die in den loop van dit jaar een achtjarigen dienst bij de militie hebben volbracht of alsnog zullen volbrengen, dat zijn in het algemeen zij, diebe- hooren tot de lichting van 1900, op 1 Augustus a.s. zullen overgaan naar de Landweer, met uitzondering van hen, die: a. behooren tot een der bereden korpsen of tot het Korps Torpedisten; b. in het genot zijn van ontheffing van den wer- kelijken dienst, om het even of de ontheffing werd verleend als geestelijke enz., dan wel wegens kostwinnerschap of om eenige andere reden van bijzonderen aard 2°. de dienstplichtigen, die uitstel hebben genoten van eerste oefening of van verblijf onder de wa- ponen, gaan evenveel jaren later naar de Land weer over als het uitstel heeft geduurdvroe ger genoten ontheffing rekent echter mede als diensttijd en brengt alzoo geen vertraging in den overgang naar de Landweer; 3°. zij, die overgaan naar de Landweer en binnen het Rijk verblijf houden, moeten zich vóór 31 Augustus a.s. in persoon aanmelden bij den Burgemeester hunner woonplaats en bij deze aanmelding inleveren hun zakboekje met daarin gehechten verlofpas; terwijl zij, die naar de Landweer overgaan en buiten het Rijk verblijf houden, zich niet in persoon behoeven aan te melken, doch alsdan verplicht zijn hun zakboekje met daarin gehechten verlofpas bij aangetee- kende brief waarin hun adres buitenslands duidelijk en volledig moet worden vermeld toe te zenden aan den Burgemeester hunner laatste woonplaats binnen het Rijk 4°. zij, die op 1 Augustus a.s. naar de Landweer overgaan, zijn van dien datum af onderworpen aan alle voorschriften voor de Landweer ge geven Vestigt met nadruk de aandacht op de navolgende bepalingen der Landweerwet: Art. 24. De verlofganger van de Landweer meldt zich binnen dertig dagen na den dag van zijn overgang naar de Landweer of na dien, waarop hem de verlofpas is uitgereikt, b|j den Burgemeester zijner woonplaats aan, teneinde deze don verlofpas, hem bij de Landweer of leatstelijk bjj de militie uitgereikt, voor gezien of op nieuw voor gezien teekene. De verlofganger van de Landweer, die buiten het Rijk woont of verbljjf houdt, of die zich bij zijn vertrek met verlof buiten het Rijk begeeft, kan, ter vervulling van de verplichting in het vorig lid omschreven, binnen den daarin vermelden termijn zijn verlofpas bij aangeteeken- den brief ter afceekening toezenden aan den Burge meester zijner laatste woonplaats binnen het Rijk. De verlofpas wordt hem door dien Burgemeester b\j aan- geteekenden brief teruggezonden. Art. 26. De verlofganger van de Landweer, die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den Burgemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de ge meente, waarin hjj zich vestigt, meldt hjj zich aan bij den Burgemeester dier gemeente, teneinde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. Art. 27. De verlofganger van de Landweer mag zich zonder toestemming van Onzen Minister van Oorlog niet langer dan gedurende een jaar buitenslands begeven. Aan den verlofganger van de Landweer, die niet in verzuim is, wordt deze toestemming, wanneer zij ge vraagd wordt en blijkt noodig te zijn ter zake van uit oefening van af opleiding tot landbouw, handel of nij verheid, in gewone tijden niet geweigerd. Bij de toestemming kan de verlofganger worden vrij gesteld van de verplichting tot deelneming aan de oefeningen in artikel 11 vermeld, tot het bijwonen van het bij artikel 29 voorgeschreven onderzoek en tot het komen in werkelijken dienst in geval van oorlog, oor logsgevaar of andere buitengewone omstandigheden. Aan de toestemming kunnen overigens zoodanige voorwaarden worden verbonden, als in het belaug van den dienst noodig worden geoordeeld. Art. 28. De verlofganger van de Landweer, die art. 24, 25 of 27 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste eene maand gehouden. De duur van dezen dienst wordt bepaald door Onzen Minister van Oorlog, die tevens het korps van het leger aanwijst waarbij de werkelijke dienst moet worden vervuld. Zij, die familiebetrekkingen hebben, die in het buiten land verblijf houden en in de termen vallen van over gang naar de Landweer, worden uitgenoodigd belang hebbenden te herinneren aan de bepaling van art. 24 bovengenoemd. Schagea, 15 Juli 1908 De Burgemeester a/i voornoemd, P. BUIS Jz. XXXXIV. Zoo echt-hartelyk ....Van het eerste oogenblik af, dat meneer Karelsz dien avond, de huiskamer was binnengekomen, had gastheer bespeurd, dat er iets niet iii den haak was.... Wat kon-ie nu niet zoo direct bevroeden. De bezoeker zag er bedremmeld uit; deed verstrooid; luisterde werk tuigelijk, zonder te begrijpen, naar wat er gezegd werd... Was, met zijn gedachten, ver van het gesprek. Dat kon-je direct bespeuren. Zij, de vrouw van gastheertje met zijn spotterig-lachende oogen en het sarcastische trekje op het magere gezicht, zij, mevrouw De Bruin haar mevrouwschap dateerde eigenlijk van den dag ld. waarop d'r wam een vasten chef-bedje mk ju ziju zaak had genomen en zich zoo goed als nooit meer in den winkel vertoonde.... Vanuit zijn glazen kantoor tje het gedoe controleerde... Mevrouw- was het met zichzelf nog niet heelemaal eens, maar dacht toch.... Hoewel ze net eigenlijk van Karelsz. den soliden man. den zuinigen huisvader, die een dubbeltje altijd drie maal omdraaide voor tot uitgeven te kunnen raken... Dat die nou! Maar hij deed dien avond toch ook zoo raar. An ders was hij een en al vriendelijke aandacht voor kleinen Jan, als die hem de geheimen van een nieuwen mekanieken spoortrein, of zoo, uitlegde.... Het ver veelde hem nooit om het iding weer op te winden en over de tafel te laten snorren.... Dat Willenden dik wijls tegen d'r man gezegd had, als Karelsz vertrok ken was„Wat een lobbes is die Hendrik toch, hel... Nou, daar hoeft ;Marie ook een kalf van een vent aan!.... Alag-jij een puntje aan zuigen!...." Half schert send dit laatste, maar toch met venijnig oogje naar vader De Bruins richting, wenkje, dat beduidde: Ver beeldje maai- niet, dat jij zoon juweel bent, hoor!.... Ik meen 't echt!...." Maar meneer De Bruin wond zich nooit op. Verduurde de hatelijkheden van z'n vrouw met ijzeren kalmte. Verlamde, ontwapende, overwon haar door zijn tergend-sarcastisch spotlachje. Dan werd mevrouw „duvelsch", maar ze durfde niet tegen hem °P Dien avond was Karelsz een ander mensch! Toen kleine Janneman tegen z'n knie ging leunen en meneer 'n pracht van 'n bromtol het zien, den ochtend van dien dag gekregen, schoof hij't ventje zachtkens van zich af... Zei: „Nou, dat 's prachtig, hoor!" zonder te kijken naar 't speelgoed. Rn toen mevrouw De Bruin, den huisvriend een mooi Lapje goed liet zien, door haar voor zeldzaam prikje op uitverkoop gekocht.... Hem „te raden gaf' wat haar dat „nou heelemaal kostte"... Toen gaf hij zulke gekke antwoorden, dat Willemien hem in z'n gezicht uitlachte.... Als 't weer ergens uit verkoop was, dan zou ze hem, Karelsz, bepaald vra gen om voor haar te gaan uitzoeken!.... Hij was 'n mooie!.... Een geboren-koopman in manufacturen! Willemien plaagde hem, maar zij behaalde er geen eer mee. Hij glimlachte gedwongen. Ze moest wel drie maal iets herhalen voor nij antwoord gaf.... Wat scheel de 'm toch?.... Janneman stond hem met verwonderd- tcleurgestelde vraagoogen aan te kijken.... En De Bruin loerde. Vorschte, piekerde over 't zonderlinge.... Begon ook te vermoeden wat z'n vrouw al door het hoofd speelde.... Kleine Jan had al-lang boven, in z'n bedje, moeten wezen. Maar moe talmde van-avond bijzonder. Tot groote vreugde van het knaapje natuurlijk.... 't Mas of Karelsz op heete kolen zat.... Hunkerde om alleen met z'n vriend.te zijn.... En Willemien prikkelde dat juist om te blijven. Ze zat Karelsz nu aan te kijken, met iets nijdigs in haar scherpe oogen, dat wou zeggen: Als je nou denkt dat ik je niet in de gaten heb, dan weet-je er toch geen steek van, hoor!.... Maar zoo makkelijk raak-je me niet kwijt, mannetje Totdat gastheer z'n horloge voor den dag haalde en, met vermanend-opgetrokken wenkbrauwen, tegelijk de pendule raadplegend zei: „Mien, 't is hoog-tijd voor Jantje, hoor!" Ze werd rood van nijdigheid. Met een ruk smeet zo het naaigoed, waai- ze aan bezig was, op zij. Nam Janneman, die aanstalten maakte om een üp te gaan trekken en te protesteeren tegen het plots-onderbroken van z'n spel, op den arm. Stapte, zonder boe of ba te zeggen, de deur uit. Vergat zelfs om den jongen goe-nacht te laten wensehen.... „Nacht, Jannie!" riep pa nog, maar moe was al weg. Stapte, met driftige passen, naar boven. Dat de trappen ervan kraakten. Meneer De Bruin kende z'n Mien door-en door. Wist dat zij nu „helsoh" was en Jantje groot gevaar liep om ais-ie ging zeuren of drenzen onder 't uitkleeden, van moe een tik te krijgen..... Wist ook dat Mien, in zoo'n humeur gebracht, voor- loopig niet beneden zou komen.... Presenteerde zijn vriend en gast eer» versche sigaar. Wachtte toen af wat verder komen zou, terwijl slechts het suizend- gonzen van het gas in 't gloeikousje de rustige stilte van de avondhuiskamer lichtelijk en zachtelijk door- ruis chte En 't kwam. „Ik had je iets te vragen...." zei Karelsz eindelijk, schor en bevend van stem, om de seconde asch van z'n sigaar tippend.... „Ik wou je een grooten dienst vragen.... Ten minste... Als als 't je schikt..." In De Bruin's spotterige oogen was 't een-en-al leven nu.... Verbazing ook wel.... Hij was nu op de hoogte - Dus toch En de gast sprak nu haastig elk oogenblik bang dat mevrouw Willemien weer beneden zou komen.... De ander luisterde naar hem, telkens knikkend Met gelaat van brons.... In z'n wreede natuur ervan ge nietend om Karelsz in de onzekerheid te laten en dan... Dan,., te komen met de weigering.... De fi nale Toen de gast klaar was met z'n ontboezeming, begon do ander met langdurig, op z'n dooie-gemak de sigaar die uit was gegaan, Weer te ontvonken. Hfj deed vijf, zes fiksche halen, zoodat de kamer door nevel van tabaksrook was gevuld. £11 door de wolk heen klonk toen het koele, kalme geluid van gastheer: „Beste jongen, als ik 't kon doen. Ik verzeker je, datje met plezier achtduizend inplaats van achthonderd pop van me krijgen kondt. Wel tien, desnoods! Dat weet je welDat hoef ik je niet te zeggen. En ter wijl hij aldus sprak, genoot gastheer van de droeve, pijnigende teleurstelling, die de trekken op 't gelaat van den man, die z'n vriend heette. En dien hij al zoo lang gehaat had. Gehaat vanwege z'n eerlijkheid tegenover de „ruime" opvattingen van hem, De Bruin, wien 't door die „elasticiteit van geweten", wist men wel, zoo naar den vleeze was gegaan. En die altijd iets gevoeld had van de minachting, die de ander voor zijn gore proktijkjes koesterde. Gastheer genoot ervan, dat nu diezelfde uiterst-nauw gezette, uiterst-correcte man daar als smeekeling tegen over hem zat. Een „klap" had gekregen door wending van fortuin, die hem dwong om, binnen een dag of wat, geld te zoeken. Veel geld. Hij had al toe zegging. Maar kwam tekort Had geaarzeld voor hij ook De Bruin aanklampte. Deed 't, in z'n wanhoop' toch.Bijna kon gastheer z'n vreugde niet verbergen. Maar terwijl bij nog zat te betoogen waarom, waardoor hij, met den besten wil, niet kon helpen. Kwam mevrouw, wien 't zaakje toch al te lang duurde, naar beneden trippelen. En De Bruin had nog net-juist tijd om gast in te fluisterenWacht me morgen mid dag precies vier uur in „De Kroon" Leestafel Misschien kan ik je toch nog helpen. Terwijl een trek van duivelsch leedvermaak over z'n sluw gezicht speelde, drukte hij Karelsz de hand. Stevig. Echt- joviaal en hartelijk, hoor I Ze kenden elkaar ook al zoo lang. Karelsz nam haastig afscheid. Mevrouw Willemien was koud als ijs tegen hem. Zag nijdig als een spin. Zat nog wel een half uur te pruttelen tegen d'r man. Te trotsch, te koppig, om te vragen, wat Karelsz nu eigenlijk gescheeld had... En of-ie misschien... Toen zij 't ten slotte, niet langer kon uithouden, keek De Bruin haar zeer verbaasd aan. „Wat? Of Karelsz me geld heeft gevraagd Mensch, ik geloof waar achtig, dat je. Wat 'n idééKarelsz zal geen leentje-buur spelen 1" Schaterend van jool wipte meneer met z'n luierstoel achterover, de beenen in de lucht. Maar hjj zag er zoo opgeruimd, zoo plezierig uit zonder iets te vertellen verder, dat Willemien toch in d'r hart overtuigd was dat er iets moest gebeurd zijn. Maar wat, snapte ze nog niet recht. „Ja 1" zei De Bruin den volgenden middag, in een afgelegen hoekje van het café, terwijl Karelsz vlak naast hem had zitten fluisteren. Terwijl al maar zweetdruppels van z'n voorhoofd gutsten. Sinds den vorigen dag had hij weer een teleurstelling ondervon den „ja, je moet nou handelen als een man van zaken en van ervaring. Anders zie ik er geen gat in. De weg, dien ik je noem, is zoo veilig als iets. „Jij hebt, als vertegenwoordiger van de onderneming, de fondsen onder je. Geen haan, dia er naar kraait 1... Ze vertrouwen je blindelings. Het sommetje, dat je tijdelijk noodig hebt,- is voor de zaak zonder beteeke- nis.Ik zeg je: tien tegen een, dat je 'tmet de spe culatie, die ik je noemde, binnen een maand, op z'n hoogst, weer binuen hebt. En als je mijn raad volgt Als je 't doet Dan zal ik, van mijn kant, alles ia 'twerk stellen om je tegen den 15n van de vol gende maand aan tweehonderd pop te helpen! Pa- role d'honneurNatuurlijk, als 't me mogelijk is. Maar dat zal wel Daar zou 'knu maar gerust op zijn „Geloofje 'twaarachtig?" vroeg'de afgefolterdo, door angst en zorg afgetobde man, terwijl hij Da Bruin aan zag met oogen, zoo smeekend, zoo eerlijk, zoo om hulp en steun zoekend, dat Als meneer De Bruin z'n hait niet Maar 't was van graniet En toen Karelsz met schuwe haastpassen uit het café was ge- loopen En hij, De Bruin, wist dat de ander zijn advies zou volgen Binnen een uur het recht zou missen om zich nog langer eerlijk man te noemen Toen deed ie zoo jolig en opgeruimd, dat twee van de kellners, die 'm al-lang kenden, elkaar knipoogjes ga ven O, ze waren in het café altijd uiterst hoffelijk voor den stamgast, den joviaal-fldsele Maar als meneer De Bruin had kunnen hooren, wat ze telkens achter z'n rug zeiden Vooral wanneer ie zoo erg in z'n schik was Dan zou zich bitter drupje gemengd hebben in 's mans zonnige blijdschap. Den middag na dien ochtend een maand of wat later toen Karelsz terecht had gestaan wegens verduistering en misbruik van vertrouwen; toen tegen den man, die snikkend z'n schuld voor den „rechter" had beleden, zoo grif en volmoedig als maar zelden in de rechtzaal gehooid was Dien middag werd over het geruchtmakend proces natuurlijk druk gesproken in den kring der stamgasten, waarvan de heer De Bruin ook lid was. „Ik had het nooit van hem gedacht I" zei er een, maar z'n buurman een zaakwaarnemer met braaf-deftige bakkebaardjes en loerende oogjes, die altijd tuurde naar een punt, waar geen andere menschen- oogen de zijne op hun baan ontmoetten.Z'n buurman, van wien ook, achter z'n rug, al zooveel „gemompeld" was Hij trok een gezichtje van, „nou-nou, ik weet nog niet Maar meneer De Bruin, die in de emotie van dezen dag, waarop z'n ex vriend had terechtgestaan, meer dan anders, „gebruikt" had en verdacht-rood zag onder z'u oogen Meneer De Bruin keek den man, die zich over den beklaagde mot zoo'n verbazing over diens afdwalen had uitgelaten, nijdig, driftig-verwonderd aan „Nooit gedacht?" zei hij „Nooit van 'm gedacht 1... En ik zeg je, 'tis een doortrapte ploert Een schooier! Altijd geweestI Vlak voordat-ie over den kop ging, heeft-ie me nog driehonderd pop willen afzetten Met z'n uitgestreken facie! En haast was 'k erin gevlogen I Tegelijk keek meneer De Bruin om naar den kellner.... Tikkend met z'n kelkje Niet bespeurend hoe men elkaar in „stamkring" aanzag na deze z'n felle woor den Maar niemand durfde iets zeggeu van wat zij dachten MAïTRE C0RBEAU. Gemeenteraad Nieuwe N'ledorp. Vergadering van den Raad der gemeente Nieuwe Niedorp, gehouden op Vrijdagmiddag, 17 Juli 1908, ten 3 ure. Voorzitter de heer J. v. d. Stok, Burgemeester. Allen present. Vacature-Wijn. Na opening volgt lezing en goedkeuring der notulen. Mededeeling: conform boeken en bescheiden gaf de jong3te kasverificatie bij den gemeente-ontvanger een kasgeld aan ad f335.61. Goedgekeurd terugontvangen van Ged. Staten de ver ordening op de salarissen van onderwijzers en onder wijzeressen. Ingekomenhet verslag van het Westfriesch Museum te Hoorn. Een en ander voor kennisgeving aangenomen. Komt ter tafel eene circulaire van den Algemoenen Neder- landschen Wielrydersbond, Toeristen-Bond voor Neder land, waarin men er op wijst, dat de Motor- en Rijwiel- wet duidelijk voorschrijft dat door de gebruikers van de publieke wegen steeds rechts moet worden uitge weken. Toch wordt maar al te vaak nog tegen deze bepaling gezondigd en dat, niettegenstaande de moderne snelle vervoermiddelen, alsrijwiel, motorrijwiel en automo biel, eene strikte nakoming van deze bepaling hoogst gewenscht maken in 't belang der veiligheid op de pu blieke wegen. Met het doel, oene betere naleving van dit voorschrift te verkrijgen, heeft 't bestuur van den A. N. W. B. Toeristen Bond voor Jgederland, nette flinke blauwe borden doen maken, 58 cM. lang en 24 cM. hoog, met het opschrift„rechtshouden(Art. 2, motor- en rij- wielwet.) Deze borden worden gratis ter beschikking gosteld van alle gemeenten, die zich willen verplichten, het door haar verlangde aantal op eigen kosten doelmatig te doen aanbrengen langs publieke wegen. Besloten wordt, voorloopig dit zaakje aan te houden. De Raad is er algemeen voor, de borden aan te vragen. Er zal worden nagegaan hoeveel er noodig zijn. Ingekomen is eene missive van het gemeentebestuur van Leek (prov. Groningen), (zie Raad O.-Niedorp in dit no.), om adhesiebetuiging aan een adres gericht aan H. M. de Koningin, met verzoek om aan art. 20 der Wo ningwet een 3e alinea toe te voegen, bepalende, dat woningen, die in eigendom behooren aan den bewoner, niet ontruimd worden dan na den dood van dezen of zijne echtgenoote. Voorz. vindt, dat er wel iets is te zeggen voor die toevoeging. De heer Kuilman wijst op een gevalletje dat de Ge zondheidscommissie, gezeteld te Hoorn, waarvan spreker als voorzitter der subcommissie voor de Volkshuisves ting lid is, heeft gehad te Hoogwoud, waar de wonin gen van C. Rik en K. Rempt afgekeurd geworden zijn, voor welke lieden met den noodigen goeden wil toch woningen zijn gezocht geworden en, onder hoogere goedkeuring (van Ged. Staten) zijn betrokken. De heer Kuilman beveelt aan, de missive uit Gronin gen voor kennisgeving aan te nemen. De heer Visser vindt de aan art. 20 toe te voegen zinsnede te absoluut. De heer Kuilman zou 't onbillijke in de Woningwet willen vinden dat de waarde van een slechte woning niet wordt vergoed; niet de ontruiming lijkt hem onbil lijk toe. Toch vindt de heer Visser, nadat Voorz. het gehesle stuk heeft voorgelezen, dat het beter nog is, iets te hebben, dan heelemaal geen woning. De heer Kuilman zou geen adhaesie aan 't adres wil len verleenen. Ook Voorz. verklaart in den loop der discussiën het beter te achten, geen adhaesie te verleenen. De heer Kuilman haalt een voorbeeld aan van de wijze waarop van staatshulp in gevallen als dit zou kunnen worden geprofiteerd. Immers, noodlijdende ge meenten worden toch ook op andere wijze geholpen door den staat; in de betaling van 't onderwijs worden zulke gemeenten dan door den staat geholpen, enz. In deze streken is de toestand gelukkig lang niet zoo erg, als in de in het adres besproken gevallen. Voorzitter stelt ten slotte voor, het besproken adres aan te nemen. Dit geschiedt met algemeen goedvinden van den Raad. Een paar ingekomen reclames Hoofdelijken Omslag zullen straks in comité-generaal worden behandeld. Op de voordracht voor zetters worden geplaatst, de heerenVisser, Wit, Kuilman en Wilken. De geloofsbrieven van het nieuwbenoemde raadslid, den heer Bunt, worden door eene commissie (de heeren Koopman en Kuilman) onderzocht en laatstgenoemde rapporteert tot goedkeuring. Met algemeene instemming wordt besloten tot toe lating en Voorz. stelt voor, binnen niet te langen tijd andermaal te vergaderen, om den heer Bunt te instal- leeren. Dc gemeenterekening, dienst 1907, wordt den Raad aangeboden. Daarna stelt Voorz. aan de orde de bespreking over de school in de Moerbeek. De heer Wit, hoorende dat Voorz. nog even den tijd heeft, om mede te deelen, dat er Zaterdagavond 18 Juli, om half 7 brandspuitprobeeren op de Kerkestraat is, neemt nog even de gelegenheid waar, om onder de aandacht van de heeren te brengen, het aan de Langereis heerschende gebrek aan brand- haken. Ook op Terdiek is er geen. Nadat eene breede beschouwing is gehouden geworden over het vóór en tegen van het gebruiken van brand- haken en ook de moeilijkheid van doelmatige plaatsing ervan besproken is, wordt tot het vervaardigen van een paar korte brandhaken voor de buurtschap Langereis besloten. Wat den toestand in school no. 2 (Moerbeek) betreft, die kan niet blijven zooals nu. De heer Wilken, een onderzoek in loco Ingesteld hebbende, vindt het er veel te benauwd en te klein. Er moeten andere maatregelen worden genomen. Wel is er met het oog op het ruimte-gebrek in de hoogere klassen een viertal kinderen en in de lagere klassen een negental kinderen aangewezen, die naar school No. 1 (kom dorp) zouden kannen overgaan, maar het interieur dient meer verandering te ondergaan. Van die 4 leerlingen uit de hoogere klassen is er een (van den heer Casper Stroet), die graag zijn (laat ste) leerjaar ook nog bij den heer J. de Vries (H. d. S.) zou doorbrengen. Algemeen vindt de raad goed, hiei- dispensatie te verleenen. Blijven dus 3 leerlingen over voor verplaatsing. In de lagere klassen zijn er wel 9 aangewezen die verplaatst kunnen worden naar school I, maar aan de andere zij van 't jniddenschot knelt de zaak 't meest. Dó ar is de meeste behoefte aan ruimte. De paden zijn zóó smal thans, dat meester er zich door moet wringen, zegt voorzitter. Al konden we 't al zoover brengen dat van de 4 rijen banken, die er nu in meesters afdeeiing zijn, er een heelemaal weg- kon, door wijziging in den schoolkring, dan nóg was er geen voldoende pad-ruimte. De heer Wilken acht het niet mogelijk om thans eene rij banken te missen. De heer Kuilman verklaart, tegen verbouwen der Moerbeeker school op te zien. De heer Wilken vindt, al worden de drie leerlingen uit de "hoogste klassen, straks bedoeld, verplaatst, dan is de zaak nog niet in orde. En bovendien, 't is om een kleine verandering in 't aantal kinderen te doen, dan zijn we wéér verlegen. En zijn we klaar met de kinderen, dan zitten wc nog met plaatsing van de kachel. De heer Visser vindt dat daar best wat op te vin den is: vergrooting van den uitbouw. Nog een tweede weg zou openstaan: verplaatsing van het middenschol. Want bij de juffrouw is ruimte bij ruimte. Maar voor dat Laatste middel zou spreker overigens niet veel gevoelen. De heer Wilken zou voor vergrooting der school toch wiel wat gevoelenals 't niet al te veel meer kostte dan andere voorziening in den huidigen toestand. Als bijv. verbouwen eens f 500 kostte en er anders toch een |)aar honderd gulden mee gemoeid is, dan zou spreker om die f 300, waarvan dan van het rijk mo gelijk nog iets terugkomt, aan verbouwing de voorkeur geven. Hij prijst overigens de echt Hollandsehe zinde lijkheid, die in de Moerbeeker school heerscht. Die is spreker werkelijk opgevallen. De heer Visser zou, als men vergrooten jfut, dit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 1