Schetsen uit de Rechtzaal.
Interc. Telephoon No. 20.
Bureau SCHAGEN, Laan O 4.
Uitgevers: TRAPMAN ItCoi
EERSTE BLAD.
Bekendmakingen
Binneplandsch Nieuws.
Almtii Nieuws-
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 Ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit vier bladen
Gemeente 8C1IAGEN.
o—
LAM VV JE E Ft.
Overgang van liet Leger naar de Landweer.
De Burgemeester a/i. der Gemeente Schagen;
Gezien het 3de lid van 10 der Landweerinstuctie I
Brengt tor kennis van belanghebbenden
1°. de dienstplichtigen by de militie te land, die in
den loop van dit jaar een achtjarigen dienst bij
de militie hebben volbracht of alsnog zullen
volbrengen, dat zijn in het algemeen zij, diebe-
hooren tot de lichting van 1900, op 1 Augustus
a.s. zullen overgaan naar de Landweer, met
uitzondering van hen, die:
a. behooren tot een der bereden korpsen of tot het
Korps Torpedisten;
b. in het genot zijn van ontheffing van den wer-
kelijken dienst, om het even of de ontheffing
werd verleend als geestelijke enz., dan wel
wegens kostwinnerschap of om eenige andere
reden van bijzonderen aard
2°. de dienstplichtigen, die uitstel hebben genoten
van eerste oefening of van verblijf onder de wa-
ponen, gaan evenveel jaren later naar de Land
weer over als het uitstel heeft geduurdvroe
ger genoten ontheffing rekent echter mede als
diensttijd en brengt alzoo geen vertraging in
den overgang naar de Landweer;
3°. zij, die overgaan naar de Landweer en binnen
het Rijk verblijf houden, moeten zich vóór 31
Augustus a.s. in persoon aanmelden bij den
Burgemeester hunner woonplaats en bij deze
aanmelding inleveren hun zakboekje met daarin
gehechten verlofpas; terwijl zij, die naar de
Landweer overgaan en buiten het Rijk verblijf
houden, zich niet in persoon behoeven aan te
melken, doch alsdan verplicht zijn hun zakboekje
met daarin gehechten verlofpas bij aangetee-
kende brief waarin hun adres buitenslands
duidelijk en volledig moet worden vermeld
toe te zenden aan den Burgemeester hunner
laatste woonplaats binnen het Rijk
4°. zij, die op 1 Augustus a.s. naar de Landweer
overgaan, zijn van dien datum af onderworpen
aan alle voorschriften voor de Landweer ge
geven
Vestigt met nadruk de aandacht op de navolgende
bepalingen der Landweerwet:
Art. 24. De verlofganger van de Landweer meldt zich
binnen dertig dagen na den dag van zijn overgang
naar de Landweer of na dien, waarop hem de verlofpas
is uitgereikt, b|j den Burgemeester zijner woonplaats
aan, teneinde deze don verlofpas, hem bij de Landweer
of leatstelijk bjj de militie uitgereikt, voor gezien of op
nieuw voor gezien teekene.
De verlofganger van de Landweer, die buiten het Rijk
woont of verbljjf houdt, of die zich bij zijn vertrek met
verlof buiten het Rijk begeeft, kan, ter vervulling van
de verplichting in het vorig lid omschreven, binnen den
daarin vermelden termijn zijn verlofpas bij aangeteeken-
den brief ter afceekening toezenden aan den Burge
meester zijner laatste woonplaats binnen het Rijk. De
verlofpas wordt hem door dien Burgemeester b\j aan-
geteekenden brief teruggezonden.
Art. 26. De verlofganger van de Landweer, die zich
in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan
kennis aan den Burgemeester zijner woonplaats. Binnen
dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de ge
meente, waarin hjj zich vestigt, meldt hjj zich aan bij
den Burgemeester dier gemeente, teneinde deze zijn
verlofpas voor gezien teekene.
Art. 27. De verlofganger van de Landweer mag zich
zonder toestemming van Onzen Minister van Oorlog
niet langer dan gedurende een jaar buitenslands begeven.
Aan den verlofganger van de Landweer, die niet in
verzuim is, wordt deze toestemming, wanneer zij ge
vraagd wordt en blijkt noodig te zijn ter zake van uit
oefening van af opleiding tot landbouw, handel of nij
verheid, in gewone tijden niet geweigerd.
Bij de toestemming kan de verlofganger worden vrij
gesteld van de verplichting tot deelneming aan de
oefeningen in artikel 11 vermeld, tot het bijwonen van
het bij artikel 29 voorgeschreven onderzoek en tot het
komen in werkelijken dienst in geval van oorlog, oor
logsgevaar of andere buitengewone omstandigheden.
Aan de toestemming kunnen overigens zoodanige
voorwaarden worden verbonden, als in het belaug van
den dienst noodig worden geoordeeld.
Art. 28. De verlofganger van de Landweer, die art.
24, 25 of 27 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst
geroepen en daarin gedurende ten hoogste eene maand
gehouden. De duur van dezen dienst wordt bepaald
door Onzen Minister van Oorlog, die tevens het korps
van het leger aanwijst waarbij de werkelijke dienst
moet worden vervuld.
Zij, die familiebetrekkingen hebben, die in het buiten
land verblijf houden en in de termen vallen van over
gang naar de Landweer, worden uitgenoodigd belang
hebbenden te herinneren aan de bepaling van art. 24
bovengenoemd.
Schagea, 15 Juli 1908
De Burgemeester a/i voornoemd,
P. BUIS Jz.
XXXXIV.
Zoo echt-hartelyk
....Van het eerste oogenblik af, dat meneer Karelsz
dien avond, de huiskamer was binnengekomen, had
gastheer bespeurd, dat er iets niet iii den haak was....
Wat kon-ie nu niet zoo direct bevroeden. De bezoeker
zag er bedremmeld uit; deed verstrooid; luisterde werk
tuigelijk, zonder te begrijpen, naar wat er gezegd werd...
Was, met zijn gedachten, ver van het gesprek. Dat
kon-je direct bespeuren. Zij, de vrouw van gastheertje
met zijn spotterig-lachende oogen en het sarcastische
trekje op het magere gezicht, zij, mevrouw De Bruin
haar mevrouwschap dateerde eigenlijk van den dag
ld. waarop d'r wam een vasten chef-bedje mk ju ziju
zaak had genomen en zich zoo goed als nooit meer
in den winkel vertoonde.... Vanuit zijn glazen kantoor
tje het gedoe controleerde... Mevrouw- was het met
zichzelf nog niet heelemaal eens, maar dacht toch....
Hoewel ze net eigenlijk van Karelsz. den soliden man.
den zuinigen huisvader, die een dubbeltje altijd drie
maal omdraaide voor tot uitgeven te kunnen raken...
Dat die nou!
Maar hij deed dien avond toch ook zoo raar. An
ders was hij een en al vriendelijke aandacht voor
kleinen Jan, als die hem de geheimen van een nieuwen
mekanieken spoortrein, of zoo, uitlegde.... Het ver
veelde hem nooit om het iding weer op te winden
en over de tafel te laten snorren.... Dat Willenden dik
wijls tegen d'r man gezegd had, als Karelsz vertrok
ken was„Wat een lobbes is die Hendrik toch, hel...
Nou, daar hoeft ;Marie ook een kalf van een vent
aan!.... Alag-jij een puntje aan zuigen!...." Half schert
send dit laatste, maar toch met venijnig oogje naar
vader De Bruins richting, wenkje, dat beduidde: Ver
beeldje maai- niet, dat jij zoon juweel bent, hoor!....
Ik meen 't echt!...." Maar meneer De Bruin wond zich
nooit op. Verduurde de hatelijkheden van z'n vrouw
met ijzeren kalmte. Verlamde, ontwapende, overwon
haar door zijn tergend-sarcastisch spotlachje. Dan werd
mevrouw „duvelsch", maar ze durfde niet tegen hem
°P
Dien avond was Karelsz een ander mensch! Toen
kleine Janneman tegen z'n knie ging leunen en meneer
'n pracht van 'n bromtol het zien, den ochtend van dien
dag gekregen, schoof hij't ventje zachtkens van zich af...
Zei: „Nou, dat 's prachtig, hoor!" zonder te kijken
naar 't speelgoed. Rn toen mevrouw De Bruin, den
huisvriend een mooi Lapje goed liet zien, door haar
voor zeldzaam prikje op uitverkoop gekocht.... Hem
„te raden gaf' wat haar dat „nou heelemaal kostte"...
Toen gaf hij zulke gekke antwoorden, dat Willemien
hem in z'n gezicht uitlachte.... Als 't weer ergens uit
verkoop was, dan zou ze hem, Karelsz, bepaald vra
gen om voor haar te gaan uitzoeken!.... Hij was 'n
mooie!.... Een geboren-koopman in manufacturen!
Willemien plaagde hem, maar zij behaalde er geen
eer mee. Hij glimlachte gedwongen. Ze moest wel drie
maal iets herhalen voor nij antwoord gaf.... Wat scheel
de 'm toch?.... Janneman stond hem met verwonderd-
tcleurgestelde vraagoogen aan te kijken.... En De Bruin
loerde. Vorschte, piekerde over 't zonderlinge.... Begon
ook te vermoeden wat z'n vrouw al door het hoofd
speelde.... Kleine Jan had al-lang boven, in z'n bedje,
moeten wezen. Maar moe talmde van-avond bijzonder.
Tot groote vreugde van het knaapje natuurlijk.... 't
Mas of Karelsz op heete kolen zat.... Hunkerde om
alleen met z'n vriend.te zijn.... En Willemien prikkelde
dat juist om te blijven. Ze zat Karelsz nu aan te
kijken, met iets nijdigs in haar scherpe oogen, dat
wou zeggen: Als je nou denkt dat ik je niet in de
gaten heb, dan weet-je er toch geen steek van, hoor!....
Maar zoo makkelijk raak-je me niet kwijt, mannetje
Totdat gastheer z'n horloge voor den dag haalde en,
met vermanend-opgetrokken wenkbrauwen, tegelijk de
pendule raadplegend zei: „Mien, 't is hoog-tijd voor
Jantje, hoor!"
Ze werd rood van nijdigheid. Met een ruk smeet
zo het naaigoed, waai- ze aan bezig was, op zij. Nam
Janneman, die aanstalten maakte om een üp te gaan
trekken en te protesteeren tegen het plots-onderbroken
van z'n spel, op den arm. Stapte, zonder boe of
ba te zeggen, de deur uit. Vergat zelfs om den jongen
goe-nacht te laten wensehen.... „Nacht, Jannie!" riep
pa nog, maar moe was al weg. Stapte, met driftige
passen, naar boven. Dat de trappen ervan kraakten.
Meneer De Bruin kende z'n Mien door-en door. Wist
dat zij nu „helsoh" was en Jantje groot gevaar liep
om ais-ie ging zeuren of drenzen onder 't uitkleeden,
van moe een tik te krijgen.....
Wist ook dat Mien, in zoo'n humeur gebracht, voor-
loopig niet beneden zou komen.... Presenteerde zijn
vriend en gast eer» versche sigaar. Wachtte toen af
wat verder komen zou, terwijl slechts het suizend-
gonzen van het gas in 't gloeikousje de rustige stilte
van de avondhuiskamer lichtelijk en zachtelijk door-
ruis chte
En 't kwam.
„Ik had je iets te vragen...." zei Karelsz eindelijk,
schor en bevend van stem, om de seconde asch van
z'n sigaar tippend.... „Ik wou je een grooten dienst
vragen.... Ten minste... Als als 't je schikt..."
In De Bruin's spotterige oogen was 't een-en-al leven
nu.... Verbazing ook wel.... Hij was nu op de hoogte
- Dus toch
En de gast sprak nu haastig elk oogenblik bang
dat mevrouw Willemien weer beneden zou komen....
De ander luisterde naar hem, telkens knikkend Met
gelaat van brons.... In z'n wreede natuur ervan ge
nietend om Karelsz in de onzekerheid te laten en
dan... Dan,., te komen met de weigering.... De fi
nale
Toen de gast klaar was met z'n ontboezeming, begon
do ander met langdurig, op z'n dooie-gemak de sigaar
die uit was gegaan, Weer te ontvonken. Hfj deed vijf,
zes fiksche halen, zoodat de kamer door nevel van
tabaksrook was gevuld. £11 door de wolk heen klonk
toen het koele, kalme geluid van gastheer: „Beste
jongen, als ik 't kon doen. Ik verzeker je, datje met
plezier achtduizend inplaats van achthonderd pop van
me krijgen kondt. Wel tien, desnoods! Dat weet
je welDat hoef ik je niet te zeggen. En ter
wijl hij aldus sprak, genoot gastheer van de droeve,
pijnigende teleurstelling, die de trekken op 't gelaat
van den man, die z'n vriend heette. En dien hij al
zoo lang gehaat had. Gehaat vanwege z'n eerlijkheid
tegenover de „ruime" opvattingen van hem, De Bruin,
wien 't door die „elasticiteit van geweten", wist men
wel, zoo naar den vleeze was gegaan. En die altijd
iets gevoeld had van de minachting, die de ander voor
zijn gore proktijkjes koesterde.
Gastheer genoot ervan, dat nu diezelfde uiterst-nauw
gezette, uiterst-correcte man daar als smeekeling tegen
over hem zat. Een „klap" had gekregen door wending
van fortuin, die hem dwong om, binnen een dag of
wat, geld te zoeken. Veel geld. Hij had al toe
zegging. Maar kwam tekort Had geaarzeld voor hij
ook De Bruin aanklampte. Deed 't, in z'n wanhoop'
toch.Bijna kon gastheer z'n vreugde niet verbergen.
Maar terwijl bij nog zat te betoogen waarom, waardoor
hij, met den besten wil, niet kon helpen. Kwam
mevrouw, wien 't zaakje toch al te lang duurde, naar
beneden trippelen. En De Bruin had nog net-juist
tijd om gast in te fluisterenWacht me morgen mid
dag precies vier uur in „De Kroon" Leestafel
Misschien kan ik je toch nog helpen. Terwijl een
trek van duivelsch leedvermaak over z'n sluw gezicht
speelde, drukte hij Karelsz de hand. Stevig. Echt-
joviaal en hartelijk, hoor I Ze kenden elkaar ook al
zoo lang.
Karelsz nam haastig afscheid. Mevrouw Willemien
was koud als ijs tegen hem. Zag nijdig als een
spin. Zat nog wel een half uur te pruttelen tegen
d'r man. Te trotsch, te koppig, om te vragen, wat
Karelsz nu eigenlijk gescheeld had... En of-ie misschien...
Toen zij 't ten slotte, niet langer kon uithouden, keek
De Bruin haar zeer verbaasd aan. „Wat? Of Karelsz
me geld heeft gevraagd Mensch, ik geloof waar
achtig, dat je. Wat 'n idééKarelsz zal geen
leentje-buur spelen 1" Schaterend van jool wipte meneer
met z'n luierstoel achterover, de beenen in de lucht.
Maar hjj zag er zoo opgeruimd, zoo plezierig uit zonder
iets te vertellen verder, dat Willemien toch in d'r hart
overtuigd was dat er iets moest gebeurd zijn. Maar
wat, snapte ze nog niet recht.
„Ja 1" zei De Bruin den volgenden middag, in een
afgelegen hoekje van het café, terwijl Karelsz vlak
naast hem had zitten fluisteren. Terwijl al maar
zweetdruppels van z'n voorhoofd gutsten. Sinds den
vorigen dag had hij weer een teleurstelling ondervon
den „ja, je moet nou handelen als een man van
zaken en van ervaring. Anders zie ik er geen gat in.
De weg, dien ik je noem, is zoo veilig als iets.
„Jij hebt, als vertegenwoordiger van de onderneming,
de fondsen onder je. Geen haan, dia er naar kraait 1...
Ze vertrouwen je blindelings. Het sommetje, dat je
tijdelijk noodig hebt,- is voor de zaak zonder beteeke-
nis.Ik zeg je: tien tegen een, dat je 'tmet de spe
culatie, die ik je noemde, binnen een maand, op z'n
hoogst, weer binuen hebt. En als je mijn raad
volgt Als je 't doet Dan zal ik, van mijn kant,
alles ia 'twerk stellen om je tegen den 15n van de vol
gende maand aan tweehonderd pop te helpen! Pa-
role d'honneurNatuurlijk, als 't me mogelijk is.
Maar dat zal wel Daar zou 'knu maar gerust op
zijn
„Geloofje 'twaarachtig?" vroeg'de afgefolterdo, door
angst en zorg afgetobde man, terwijl hij Da Bruin aan
zag met oogen, zoo smeekend, zoo eerlijk, zoo om hulp
en steun zoekend, dat Als meneer De Bruin z'n
hait niet Maar 't was van graniet En toen
Karelsz met schuwe haastpassen uit het café was ge-
loopen En hij, De Bruin, wist dat de ander zijn
advies zou volgen Binnen een uur het recht zou
missen om zich nog langer eerlijk man te noemen
Toen deed ie zoo jolig en opgeruimd, dat twee van de
kellners, die 'm al-lang kenden, elkaar knipoogjes ga
ven O, ze waren in het café altijd uiterst hoffelijk
voor den stamgast, den joviaal-fldsele Maar als
meneer De Bruin had kunnen hooren, wat ze telkens
achter z'n rug zeiden Vooral wanneer ie zoo erg
in z'n schik was Dan zou zich bitter drupje gemengd
hebben in 's mans zonnige blijdschap.
Den middag na dien ochtend een maand of
wat later toen Karelsz terecht had gestaan wegens
verduistering en misbruik van vertrouwen; toen tegen
den man, die snikkend z'n schuld voor den „rechter"
had beleden, zoo grif en volmoedig als maar zelden in
de rechtzaal gehooid was Dien middag werd over
het geruchtmakend proces natuurlijk druk gesproken
in den kring der stamgasten, waarvan de heer De Bruin
ook lid was. „Ik had het nooit van hem gedacht I"
zei er een, maar z'n buurman een zaakwaarnemer
met braaf-deftige bakkebaardjes en loerende oogjes, die
altijd tuurde naar een punt, waar geen andere menschen-
oogen de zijne op hun baan ontmoetten.Z'n buurman,
van wien ook, achter z'n rug, al zooveel „gemompeld"
was Hij trok een gezichtje van, „nou-nou, ik weet
nog niet Maar meneer De Bruin, die in de emotie
van dezen dag, waarop z'n ex vriend had terechtgestaan,
meer dan anders, „gebruikt" had en verdacht-rood zag
onder z'u oogen Meneer De Bruin keek den man,
die zich over den beklaagde mot zoo'n verbazing over
diens afdwalen had uitgelaten, nijdig, driftig-verwonderd
aan „Nooit gedacht?" zei hij „Nooit van 'm
gedacht 1... En ik zeg je, 'tis een doortrapte ploert
Een schooier! Altijd geweestI Vlak voordat-ie
over den kop ging, heeft-ie me nog driehonderd pop
willen afzetten Met z'n uitgestreken facie! En
haast was 'k erin gevlogen I
Tegelijk keek meneer De Bruin om naar den kellner....
Tikkend met z'n kelkje Niet bespeurend hoe men
elkaar in „stamkring" aanzag na deze z'n felle woor
den Maar niemand durfde iets zeggeu van wat zij
dachten
MAïTRE C0RBEAU.
Gemeenteraad Nieuwe N'ledorp.
Vergadering van den Raad der gemeente Nieuwe
Niedorp, gehouden op Vrijdagmiddag, 17 Juli 1908, ten
3 ure.
Voorzitter de heer J. v. d. Stok, Burgemeester.
Allen present. Vacature-Wijn.
Na opening volgt lezing en goedkeuring der notulen.
Mededeeling: conform boeken en bescheiden gaf de
jong3te kasverificatie bij den gemeente-ontvanger een
kasgeld aan ad f335.61.
Goedgekeurd terugontvangen van Ged. Staten de ver
ordening op de salarissen van onderwijzers en onder
wijzeressen.
Ingekomenhet verslag van het Westfriesch Museum
te Hoorn.
Een en ander voor kennisgeving aangenomen. Komt
ter tafel eene circulaire van den Algemoenen Neder-
landschen Wielrydersbond, Toeristen-Bond voor Neder
land, waarin men er op wijst, dat de Motor- en Rijwiel-
wet duidelijk voorschrijft dat door de gebruikers van
de publieke wegen steeds rechts moet worden uitge
weken.
Toch wordt maar al te vaak nog tegen deze bepaling
gezondigd en dat, niettegenstaande de moderne snelle
vervoermiddelen, alsrijwiel, motorrijwiel en automo
biel, eene strikte nakoming van deze bepaling hoogst
gewenscht maken in 't belang der veiligheid op de pu
blieke wegen.
Met het doel, oene betere naleving van dit voorschrift
te verkrijgen, heeft 't bestuur van den A. N. W. B.
Toeristen Bond voor Jgederland, nette flinke blauwe
borden doen maken, 58 cM. lang en 24 cM. hoog, met
het opschrift„rechtshouden(Art. 2, motor- en rij-
wielwet.)
Deze borden worden gratis ter beschikking gosteld
van alle gemeenten, die zich willen verplichten, het
door haar verlangde aantal op eigen kosten doelmatig
te doen aanbrengen langs publieke wegen.
Besloten wordt, voorloopig dit zaakje aan te houden.
De Raad is er algemeen voor, de borden aan te vragen.
Er zal worden nagegaan hoeveel er noodig zijn.
Ingekomen is eene missive van het gemeentebestuur
van Leek (prov. Groningen), (zie Raad O.-Niedorp in dit
no.), om adhesiebetuiging aan een adres gericht aan H.
M. de Koningin, met verzoek om aan art. 20 der Wo
ningwet een 3e alinea toe te voegen, bepalende, dat
woningen, die in eigendom behooren aan den bewoner,
niet ontruimd worden dan na den dood van dezen of
zijne echtgenoote.
Voorz. vindt, dat er wel iets is te zeggen voor die
toevoeging.
De heer Kuilman wijst op een gevalletje dat de Ge
zondheidscommissie, gezeteld te Hoorn, waarvan spreker
als voorzitter der subcommissie voor de Volkshuisves
ting lid is, heeft gehad te Hoogwoud, waar de wonin
gen van C. Rik en K. Rempt afgekeurd geworden zijn,
voor welke lieden met den noodigen goeden wil toch
woningen zijn gezocht geworden en, onder hoogere
goedkeuring (van Ged. Staten) zijn betrokken.
De heer Kuilman beveelt aan, de missive uit Gronin
gen voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Visser vindt de aan art. 20 toe te voegen
zinsnede te absoluut.
De heer Kuilman zou 't onbillijke in de Woningwet
willen vinden dat de waarde van een slechte woning
niet wordt vergoed; niet de ontruiming lijkt hem onbil
lijk toe.
Toch vindt de heer Visser, nadat Voorz. het gehesle
stuk heeft voorgelezen, dat het beter nog is, iets te
hebben, dan heelemaal geen woning.
De heer Kuilman zou geen adhaesie aan 't adres wil
len verleenen.
Ook Voorz. verklaart in den loop der discussiën het
beter te achten, geen adhaesie te verleenen.
De heer Kuilman haalt een voorbeeld aan van de
wijze waarop van staatshulp in gevallen als dit zou
kunnen worden geprofiteerd. Immers, noodlijdende ge
meenten worden toch ook op andere wijze geholpen
door den staat; in de betaling van 't onderwijs worden
zulke gemeenten dan door den staat geholpen, enz.
In deze streken is de toestand gelukkig lang niet zoo
erg, als in de in het adres besproken gevallen.
Voorzitter stelt ten slotte voor, het besproken adres
aan te nemen. Dit geschiedt met algemeen goedvinden
van den Raad.
Een paar ingekomen reclames Hoofdelijken Omslag
zullen straks in comité-generaal worden behandeld.
Op de voordracht voor zetters worden geplaatst, de
heerenVisser, Wit, Kuilman en Wilken.
De geloofsbrieven van het nieuwbenoemde raadslid,
den heer Bunt, worden door eene commissie (de heeren
Koopman en Kuilman) onderzocht en laatstgenoemde
rapporteert tot goedkeuring.
Met algemeene instemming wordt besloten tot toe
lating en Voorz. stelt voor, binnen niet te langen tijd
andermaal te vergaderen, om den heer Bunt te instal-
leeren.
Dc gemeenterekening, dienst 1907, wordt den Raad
aangeboden.
Daarna stelt Voorz. aan de orde de bespreking over
de school in de Moerbeek. De heer Wit, hoorende dat
Voorz. nog even den tijd heeft, om mede te deelen, dat
er Zaterdagavond 18 Juli, om half 7 brandspuitprobeeren
op de Kerkestraat is, neemt nog even de gelegenheid
waar, om onder de aandacht van de heeren te brengen,
het aan de Langereis heerschende gebrek aan brand-
haken. Ook op Terdiek is er geen.
Nadat eene breede beschouwing is gehouden geworden
over het vóór en tegen van het gebruiken van brand-
haken en ook de moeilijkheid van doelmatige plaatsing
ervan besproken is, wordt tot het vervaardigen van een
paar korte brandhaken voor de buurtschap Langereis
besloten.
Wat den toestand in school no. 2 (Moerbeek) betreft,
die kan niet blijven zooals nu.
De heer Wilken, een onderzoek in loco Ingesteld
hebbende, vindt het er veel te benauwd en te klein.
Er moeten andere maatregelen worden genomen. Wel
is er met het oog op het ruimte-gebrek in de hoogere
klassen een viertal kinderen en in de lagere klassen
een negental kinderen aangewezen, die naar school
No. 1 (kom dorp) zouden kannen overgaan, maar het
interieur dient meer verandering te ondergaan.
Van die 4 leerlingen uit de hoogere klassen is er
een (van den heer Casper Stroet), die graag zijn (laat
ste) leerjaar ook nog bij den heer J. de Vries (H. d.
S.) zou doorbrengen. Algemeen vindt de raad goed,
hiei- dispensatie te verleenen.
Blijven dus 3 leerlingen over voor verplaatsing.
In de lagere klassen zijn er wel 9 aangewezen die
verplaatst kunnen worden naar school I, maar aan de
andere zij van 't jniddenschot knelt de zaak 't meest.
Dó ar is de meeste behoefte aan ruimte.
De paden zijn zóó smal thans, dat meester er zich
door moet wringen, zegt voorzitter. Al konden we 't
al zoover brengen dat van de 4 rijen banken, die er
nu in meesters afdeeiing zijn, er een heelemaal weg-
kon, door wijziging in den schoolkring, dan nóg was
er geen voldoende pad-ruimte.
De heer Wilken acht het niet mogelijk om thans
eene rij banken te missen.
De heer Kuilman verklaart, tegen verbouwen der
Moerbeeker school op te zien.
De heer Wilken vindt, al worden de drie leerlingen
uit de "hoogste klassen, straks bedoeld, verplaatst, dan
is de zaak nog niet in orde.
En bovendien, 't is om een kleine verandering in
't aantal kinderen te doen, dan zijn we wéér verlegen.
En zijn we klaar met de kinderen, dan zitten wc
nog met plaatsing van de kachel.
De heer Visser vindt dat daar best wat op te vin
den is: vergrooting van den uitbouw. Nog een tweede
weg zou openstaan: verplaatsing van het middenschol.
Want bij de juffrouw is ruimte bij ruimte. Maar voor
dat Laatste middel zou spreker overigens niet veel
gevoelen.
De heer Wilken zou voor vergrooting der school
toch wiel wat gevoelenals 't niet al te veel meer kostte
dan andere voorziening in den huidigen toestand. Als
bijv. verbouwen eens f 500 kostte en er anders toch
een |)aar honderd gulden mee gemoeid is, dan zou
spreker om die f 300, waarvan dan van het rijk mo
gelijk nog iets terugkomt, aan verbouwing de voorkeur
geven. Hij prijst overigens de echt Hollandsehe zinde
lijkheid, die in de Moerbeeker school heerscht. Die is
spreker werkelijk opgevallen.
De heer Visser zou, als men vergrooten jfut, dit