De heilige Sebastiaan.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
Donderdag 27 Aug. 1908.
52e Jaargang. No. 4390.
TWEEDE BLAD.
INGEZONDEN.
Mijnheer de redakteur!
Beleefd verzoek ik u het onderstaande te willen
plaatsen.
Hiervoor bij voorbaat mijn dank.
Nu de kaehelkweslie ook in de openbare raadszit
ting van St. Maarten behandeld is, kan het zijn nut
hebben naar aanleiding van het gesprokene eenige toe
lichting te geven. Immers de behandeling van derge
lijke kwesties kan zoo licht aanleiding geven tot een
minder juist oordeel.
Zoo werd o. m. beweerd, dat te Eenigenburg over
het jaar 1907 voor f 46 aan brandstoffen werd ver
bruikt. Dat er 30 H.L. gemengde brandstoffen en
500 sponturven zijn gekoent en geleverd, is wer
kelijk waar, doch verbruikt is geheel iets anders.
Op 1 Januari 1908 was er nog ruim 4 H.L. anthraciet,
4 H.L. cokes en ruim 300 sponturven, waarvan een
deel voor den halven winter van 1908 reeds heeft dienst
gedaan, in het cokeshok aanwezig, die samen een
waarde vertegenwoordigen van f 13.70. Schijnbaar zou
er dus verbrand zijn voor f 46 f 3.70 of f 32,30,
doch ook deze .berekening is onjuist, daar er op 1
Januari 1907 nog voor 22 dagen of voor een waarde
van f 5.80 aan brandstoffen aanwezig was. Het juiste
verbruik over 1907 bedraagt voor Eenigenburg dus
voor een som van f 32.30 en f 5.80 of f 38.10 en
niet voor f 46.
Nu er op 1 Januari 1908 nog zulk een ruime voor
raad van brandstoffen aanwezig was, daar er op 13
December 1907 nog 10 H.L. gemengde brandstoffen
werd aangekocht (11 dagen voor de vaeantie), zal de
rekening over 1908 zeker heel wat verschil opleveren
met die van 1907, daar nu ongetwijfeld ruim 20 H.L.
in plaats van 30 H.L. op de rekening zal prijken en
geen sponturf, doch de bergplaats van brandstoffen zal
geheel leeg zijn. Zoo zullen de rekeningen voor dezelfde
school over de jaren 1907 en 1908 misschien f 17
verschillen, zonder dat er minder gestookt is. Wel werd
er voorheen, toen de oude, groote kachel nog in school
prijkte, ook baggelaar en ook meer turf gebruikt dan
thans, doch dit werd aangewend als bezuinigingsmiddel
tot het aanhouden van ae kachel tusschen half 4 en
6 uur, wat met de nieuwe, kleinere kachel onnoodig is.
Uit bovenstaande blijkt dus, hoe gevaarlijk het is,
in een openbare vergadering vergelijkingen te maken
en uit te spreken, zooals in de laatste werd gedaan,
daar dit zoo licht aanleiding kan geven om den goeden
naam van den betrokken persoon te compromitteeren,
wat hier ongetwijfeld niet de bedoeling zal geweest
zijn.
Moge deze mededeeling te gelegener tijd haar nut
afwerpen, zoo zal het doel van dit schrijven zijn be
reikt.
Eenigenburg, Aug. 1908.
L. TEENSMA.
ÏOO.OOO Briketten verbrand.
Zaterdagavond ontstond een hevige brand in de houts
koolbrikettenfabriek van J. de Bruin te Overschie,
staande op een aan het water gelegen terrein tusschen
Overschie en de uitspanningsplaats De Zweth. Te 7 uur
was de fabriek verlaten en ruim 8 uur werd de brand
ontdekt.
De fabriek beslaat een oppervlakte van 67 bjj 20 meter.
Op de bovenverdieping bevond zich een voorraad van
3 wagonladingen houtskool (grondstoffen). Daar schijnt
de brand ontstaan te zijn vermoedelijk door de groote
hitte In de ondergelegen drogerij.
Deze drogerij, bestaande in 8 droogsamers, bevatte
ruim 100.000 m bewerking zijnde briketten, welke mede
totaal verbrand zijn. Verder bevond zich gelijkvloers de
malerij, waar de machines totaal verwoest zijn. Van
het geheel is dan ook niets blijven staan dan do vier
muren.
Alleen werd gespaard een schuur vol met afgewerkte
briketten, welke door een brandmuur van de fabriek
gescheiden was.
Twee spuiten verleenden hulp De eerste, welke te
halftien water gaf, werd bediend door een 150 dorpelin
gen bij wie er de moed werd ingehouden met bier.
Eerst te 4 uur had men den brand onder de knie.
De schade wordt op 90 pCt. of f25000 geschat. Alles
was op beurspolis verzekerd.
Vlugge bestelling.
Een briefkaart van Tiel naar Gonnchem 5 jaar onder
wee geweest.
Een firma te Tiel verzond 9 September 1903 aan een
firma te Gorinchem een bnefsaart, welke 19 Augustus
1908 werd bezorgd; volgens de stempels beeft de kaart
Dordrecht een bezoek gebracht; misschien daar aan 't
boemelen geweest.
Een adder.
Doorgaans worden adders slechts aangetroffen in de
oostelijke en noordelijke provinciën van ons land. Dezer
dagen is echter onder de gemeente Baarn in de bosschen
van Groeneveld een groot exemplaar van deze vergiftige
diersoort gevangen. Tot nog toe heeft men het beest in
het leven gehouden.
Onweer.
Onder Wedde (Gr.) is Zaterdagavond de landbouw-
schuur van den heer J. Luth door den bliksem getroffen
en in de asch gelegd. Zondagmoigen vond men onder
de puinhoopen het verminkte lijk van den arbeider
Klink, die zich waarschijnlijk tijdens het onweer in die
schuur opgehouden heeft.
De bliksem heeft Zaterdagmorgen den turfmaker S.,
te De Vledder (Gr.), gedood, terwijl hü op het land
bezig was. Hij laat een wodnwe en kinderen onverzorgd
achter.
Een staaketer.
Geruimen tijd geleuen meldt de Bode der Hel
dring-gestichten kwam op „Bethel" een meisje, dat
goed op de hoogte scheen zijn van de sociale i
quaestie. Zij wist echter vau toeten noch blazen en i
nare banden stonden voor alles scheef. Intusschon wil
de zij haar vermeende kennis gaarne luchten, en toen
zij een poosje op de naaikamer had gezeten, begon zij
propaganda te maken voor hare beginselen
Een der juffrouwen was haar echter te vlug af. Eens,
terwijl de arbeid in vollen gang was, hoorde deze haar
halfluid fluisteren: „Staken, meisjes staken werk
staking."
„Och wat" viel de juffrouw in „staken?... Je
kunt nog niet eens werken, hoe kan je dan werksta-
ken."
Uit was de grap en de booze geest getemd.
Zeister moordzaak.
Naar wij vernemen zullen alle verdedigers in de
Zeister moordzaak bij behandeling in eerste instantie
voor de rechtbank te Utrecht, meetrokken naar Am
sterdam.
Voor Van Vaale treedt op mr. H. Th. Gerlings, voor
Van Ee mr. E. W. H. Dujjzings, voor Kors mr. H. J.
van Noppen, en voor Overhorst mr. A. R. van Woelde-
ren.
Vermoedelijk zal de zaak einde September of begin
October voor het Hof dienen.
Een niet-allednaKseh concert.
Men schrijft uit Alkmaar aan het „Hbld.":
Zaterdagavond is de kermis begonnen, die dit jaar
een veel uitgebreider karakter heeft dan voorgaande
jaren door de aanwezigheid van het circus Corty Althoff
en de Ned. Tooneelvereeniging, welk gezelschap zelfs
in de laatste tien jaren hier niet is gezien.
Over de te smaken kermisvreugd zal ik u niet inlich-'
ten, daar deze wel overal dezelfde zal zijn, doch wèl
moet ik even melding maken van een niet alledaagsch
concert, dat Zaterdagmorgen voor het politiebureau in
de Langestraat gegeven werd.
Daar kwam nl. tegen tien uur een groot aantal orgel
draaiers bijeen, wier muziekinstrumenten waardig moes
ten gekeurd worden om in de komende kermisweek de
ooren van de goede Alkmaarsche burgerij geen al te
groote ergernis te geven.
Voor een open raam hadden de grijze commissaris van
politie, de heer Van Griethuysen, en de inspecteur de
heer De Wilde, plaats genomen om, daarbij enkele
oogenblikken welwillend gesteund door een paar jour
nalisten, in hoogste instantie uit te maken wie er wel
en wie er niet mocht spelen.
Waren de voortgebrachte tonen uit de orgels al te
onharmonisch, zullen we maar zeggen, dan kon de
eigenaar geen verlof tot spelen krijgen, doch koh 't er
maar eventjes mee door, dan werd den orgeldraaier een
vrijgeleide gegeven om op bepaalde plaatsen lustig te
draaien, 't Was een hoogst merkwaardige vertooning.
Naar het gerucht wil, zullen er voor volgende gele
genheden eenige muziek kenners per excellence worden
uitgenoodigd bun deskundig oordeel over de kunst-pres
taties uit te spreken.
Dan zal er wellicht nög meer publiek bij tegenwoor
dig zijn dan nu al het geval is geweest. De geheele
Langestraat stona zwart van menschen en de jeugd
had zich buitengewoon talrijk gegroepeerd op de trappen
van ons fraai Stadhuis, dat binnenkort zal worden ver
bouwd.
Langs de straat.
Straatjongen.
Een oude juffrouw met een reusachtige mand opbaar
reusaebtigon schoot. Een mijnheer met gele gchoeqen,
een bruine jas, een behangsel-papier patronig vest, af-
dakkerigen Panamahoed op het kinderachtig, drie baard
harig hoofdje. Een jong meisje met schoongewasschon
blauwe-borden-oogen, coquetteorend naar den mijnheer
met de gele schoenen enz. Een Amerikaan, subsi
diair een Engelschman, cleansliaved, tot in het uiterste
puntje van zijn overal hoekig gelaat; zijn handen schie
ten uit de olijfkleurige manchetten, en vervelings-symp-
EEN HUWELIJKSGESCHIEDENIS
van
HANS V O N ZOBELTITZ
17.
Wie ken en mocht den steen op Sidi werpen''
Wat zij ,was, was zij door het leven geworden, en
niemand had haai' in het rechte uur gewezen op de
zedelijke kracht, die de verlokkingen van dit leven
inoest weerstaan.
Nu was het te laat daarvoor.
Gisteren had hij nog eenmaal geloofd en gehoopt;
vandaag was die hoop voor altijd verdwenen. Hij moest
dezen keten met zich meesleepen door het 'even
Moest dien keten met zich meesleepen zonder helde,
en met opoffering van veel.
Want er was een geluk, een rein, een groot geluk,
ook voor hem. Nu kende hij het nu, nu het te
laat was. a a„
Middernacht was reeds lang voorbij, daar werd dc
deur van de andere kamer dichtgeslagen, Sidi kwam
thuis. Zij scheen in de moest opgeruimde temming
en zong een deuntje. Hij hoorde noe zij den avond
mantel afwierp en volgens haar gewoonte maar op
den grond liet vallen. Dan klonk er een zacht ruischen
van zijde, een zacht rinkelen van haar armbanden.
Daarna tikte zij op de deur. riep plagjend. teeder zijn
naam, en lachte toen hij niet antwoordde en de
deur na haar pogen op slot bleek te zijn. „Nu dan
niet Wel te rusten, schat."
Toen stond hij op en ging naar zijn slaapkamer.
Waarachtig de dokter had volkomen gelijk .gehad, zijn
scheenbeen deed hein geen pijn meer. Wat zulk een
dag van rust al niet goedmaakt. Het was bijna om
te lachen
Sidi was hoogst verbaasd, toen haar man den vol
genden morgen verklaarde, dat zij tegen den middag
zouden vertrekken.
\Vi33rhccn 9''
"Mij onverschillig. Naar W iesbaden.
,.Maar ventje mijn boodschappen' En Claire. \\at
nroeten die en haar man wel denken? Ik heb ze
voor vandaag op de thee gevraagd
„Wij verhekken
Zij zag wel, dat tegenspraak hier met hielp. Er lag
een toon in zijn stein, die elke tegenspraak verbood.
Zij was ook onzeker, of zij gister niet zeer dwaas
had gehandeld. Eigenlijk was zij toch jaloersch geweest.
Al te idom I Zonder reden moest men nooit jaloersch zich
tomen ut de fletsblauwe oogen. Die zitten in de tram,
ljjn 7, richting Weteringschans Weesperpoortstation, zoo
tegen vieren.
Op het achterbalcon staan de conducteur, en een
mijnheer met een sigaar in zijn mond, uw dienaar.
Alles doodgewoon. Geen enkele afwijking van het
alledaagsche.
Maar bij het Rijksmuseum stopt de tram. En een
nieuwe passagier treedt binnen.
Het is een straatjongen. Zijn pet hangt achteloos
over zijn linkeroog. Zijn rechteroor wordt bedekt door
lang. viestouwig, groezelig haar. Zijn schoenen zijn ver
van den oorspronkelijken staat, waarin ze voor een
twaalftal jaren verkeerden. Zijn handen spreken, ja,
spreken, van zijn hardgrondigen afkeer voor de combi
natie van zeep en water. Eenige modderveters zwen
gelen op de planken, als hij gaat zitten, bijna tegen den
sepia-rok van het jonge meisje, met de schoonge-
wasschen blauwe-borden-oogen, dat verschrikt haar flir
ten met den mijnheer met gele schoenen staakt, en
neus-ophalend den sepia-rok tegen haar ongetwjjfeld-beval-
lige beenen aandrukt. De straatjongen neemt geen notitie
van wat er om hem gebeurt. Hij wendt zich om en
perst den neus, die er uitziet, of een kleine, gele kikker
met zijn achterpooten tegen zijn lip aangeplakt was op
het raam van de voortglijdende tram.
Als de conducteur nadert, doet de jongen, of hjj niets
merkt. De conducteur ahèmt eenige malende kikker-
neus wordt breeder en een malicieus lachje omspeelt
de lippen van den straatjongen.
„Hé! jonge", zegt de conducteur.
„Wablief?" vraagt de knaap, of hij uit een droom
ontwaakt.
Snorrend raast do tram op dat oogenblik een halte
voorbij.
„Wat wil je hebben?" zegt de conducteur.
„Gaat deze tram naar den Dam vraagt beleefd,
naïef, zoetelijk de knaap.
„Nee" bromt de conducteur. „Dat wist je ook wel,
hè
De jongen zegt geen ja, en geen neen. De oude
juffrouw is verontwaardigd, en praat van een ingezon
den stuk. De mijnheer met de gele schoenen luistert
belangstellend toe, en beantwoordt in vogelvlucht den
lachenden blik der blauwe borden.
Maar nijdig trekt de conducteur aan het koord.
„Kang", zegt de tram, als-ie stopt.
Majestueus stijgt de straatjongen uit, met een gezicht,
of hem het grootste onrecht is aangedaan, de kikker-
neus smal van minachting, de mond stijf toegenepen,
doch ènwaardig, met de modderveters slierend langs de
planken, het trapje, de straat.
Maar als de tram weer voortglijdt, verbreedt zich
zijn heele gelaat tot één hoonenden grijns. En zijn vin
gers uitspreidend bóven den nu-liggenden kikker, maakt
hij een langen neus. En slaat dan op de knie, luid-
lachend.
De oude juffrouw schudt haar reusachtig hoofd. Die
jonges van tege woordig.
De Speelholen van Amsterdam.
Het „Hbld." schrijft:
Het vorige jaar scheen het of het goed zou gaan. De
speelholen, die zich in groot aantal hadden opgehoopt
in de oude stad (te Amsterdam) verdwenen het een na
het ander als gevolg van het krachtig optreden destijds
van de betrokken politiemannen. Toen het den heeren
in het oude stadsdeel Dam en omgeving door de her
haalde invallen wat te lastig werd gemaakt, gingen ze
de speelholen elders planten, in secties waar minder
energiek of in 't geheel niet tegen de speelholen wordt
geageerd.
De wantoestand in deze quaestie is nl., dat het op
treden tegen de verderflijke speelholen afhangt van
het initiatief van de betrokken politie-ambtenaren. Doen
deze niets, of weten ze niet met succes tegen de crou-
I piers op te treden, dan hebben de laatsten vrij spel en
hun brutaliteit groeit met den dag. Op pleinen en in
café's zenden ze hun handlangers uit om argeloozen of
ook wel liefhebbers van de roulette, jeu de poule of
jeu international mee te lokken naar hun obscure
affaires. Ook worden deze zaken steeds krachtig ge
steund door de talrijke demi-mondaines, die in haar
avond- en nachtcafé's met kwistige hand de adres
kaartjes van speelgelegenkeden onder hun „vrienden"
verspreiden.
Men zal toegeven dat in die pestholen, waar iedereen
vrijelijk kan binnentreden, een groot gevaar schuilt.
Het gebeurt, dat menschen daar verzeild raken met
veel geld soms bij zich, dat zij niet hun eigendom kun
nen noemen, of dat voor nuttige zaken hóóg noodig is.
En bijna even dikwijls gebeurt het, dat dezulken door
bedoelde vrouwen en hun spel tot op den laatsten cent
berooid de straat opgaan, wanneer het in 't Oosten
reeds weer begint te lichten.
Een en ander wettigt, dunkt ons, een krachtig in
grijpen van de overheid. Niet een optreden overgelaten
aan het toevallig initiatief der politie-ambtenaren, maar
een ingrijpen krachtens wet telijke voorschriften. Men heeft
bier feitelijk te doen met voor het publiek toegankelijke
huizen van hasard, al betoogen handige croupiers, en
trachten zij het te bewijzen, dat bij het spel op de zg.
vlotbrug ook van behendigheid sprake is. Feit is dan
toch, dat steeds een betaalde croupier speelt en zijn
behendigheid den spelers niet baat.
Te Amsterdam in het centrum van de oude stad
zagen wij ook weer nieuwe speelhuizen gevestigd, zóó
zeer trotseeren de houders ervan de politie, die het hun
toonen
Zoo schikte zij er zich in.
„Ik zal Claire wei op de hoogte stellen," zeide Erich
"lammer. Het was gister zoo verbazend leuk. Wij
hebben ons dol geamuseerd later nog bij Adlon
gesoupeerd."
Zij vond nog juist den tijd aan Mizzi Schreiber een
klein briefje te zenden het was jammer, maar
haar heer had zijn komischen dag. „Ja, jij weet niet,
hoe goed of jij het hebt, in je gouden vrijheid! Harte
lijke groeten
Vier weken reeds was Kerstin met zijn vrouw on
derweg.
Het leek wel een razende Roland. Hij trok tot
zelfs naar Sicilië. Kerstin bleef niet langer dan een
paar dagen op één plaats. Een verterende onrust was
er in hem, dreef hem steeds weer den trein in. als ware
hij op de vlucht. Alleen nergens vasten voet krijgen,
nergens kennis maken met andere menschen. Misschien
waren er op een andere plaats ook wel nieuwe indruk
ken, die het andere deden vergeten. Misschien wal
hoopt men al niet ook wanneer men niets meer
te hopen heeft.
In den beginne amuseerde Sidi zich op deze dolle
reis uitmuntend. Maar na verlóóp van een week werd
het andere, en bovendien schrikte zij van het geheel
veranderde wezien van haar man.
Het was niet alleen, dat hij niet slechts beleefd,
maar koel, ia ijzig terughoudend tegenover haar was.
Dat vatte zij nog als een slechte luim op, dat zou
wel weer voorbijgaan. Zij klopte zich wel eens met
den vinger op hel voorhoofd..Sidi. je hebt een
stommen streek uitgehaald, kindje!" Maar ook dal was
het toch niet: stemmingen en luimen had haai' heiüge
altijd gehad en zij waren ook wel weer voorbijgegaan.
Maar het was nu wat anders.
In Parijs viel het haar 't eerst .op. Hij liet haar
veel alleen, dwaalde op de straat doelloos rond; hij
de matige, dronk gedurende hun stille maaltijden zoo
seel dat de goede Prach er een schrik van zou heb-
ben' gekregen. Maar Sidi zag haar man soms ook voor
ven glas absinth zitten, schijnbaar geheel in gedachten
verzonken, met leege oogen voor zich uitstarend.
In Monte Carlo waren zij maar acht-en-veerlig uren.
En hij, die altijd tegen het spel had geijverd, speelde
als een waanzinnige Het merkwaardigste was: hij won
steeds. Waar hij ook zijn geld neerzette, zonder eepig
overleg, altijd was het geluk met hem. Dat ging zoo
urenlang, totdal hij eenmaal opkeek en aller oog op zich
gevestigd zag. Toen stond hij dadelijk op en liep weg.
lu de kamer van hel hotel haalde hij uit alle
zakken banknoten pn goud en gooide hel op taiel
het was een klein vermogen. Plotseling lachte hij en
1 zeide„Daar neem 1"
nu juist hier niet gemakkelijk heeft gemaakt. Een dier
huizen heeft een reusachtig reclamebord met „jeu natio-
nal", hetwelk 's avonds scherp electrisch verlicht de
aandacht vraagt. Het spel is in al deze pestholen, wan
neer de roulette niet draait, vrijwel hetzelfdeeen
biljart met een vlotbrug. Hierin een groot aantal ronde
kuilen met kleuren van verschillende nationaliteiten.
Op die kleuren wordt gezet, en de kleur waarin de
opgespeelde biljartbal blijft liggen, wint. Totdat de bal
stil ligt, rekt de zenuwachtige troep spelers zich hijgend
over het biljart, om 'dadelijk weer guldens, rijksdaalders
en tientjes op te gooien voor den nieuwen stoot.
Hoogwoud.
Vrijdagavond j.1. trad te Aartswoud in de kolfbaan
van den heer M. Bruin op de heer Jb. Kelder van
Purmerend met zijn harmonica.^De opkomst was dezen
avond zeer talrijk, want ruim 180 menschen vulden de
zaal. Ook ditmaal had hij weer bijzonder veel succes.
Schagerbrug.
Voor het examen voor de akte L. O. Duitsch is te
Den Haag geslaagd de heer K. P. Kruidering alhier.
Een drukfout.
Uit de Nieuwe Gron. Crt.
„Niettegenstaande in.de provincie Groningen de laat
ste jaren ten gevolge van hel premiestelsel honderden
reizigers zijn gedood, heeft een dezer vischdieven de
laatste dagen nog belangrijke opruiming gehouden onder
de goudvisschen in het Sterrebosch."
Mishandeling met doodeljjken afloop.
Dezer dagen heeft zich te Amsterdam een treurige
geschiedenis afgespeeld, waarbij de jeneverflesch weer
heel wat op haar geweten blijkt te hebben.
Johannes Wiebosch, een 40-jarige machinist Lij de
binnenvaart, kwam veel over huis bij de familie As-
sink. Tuinstraat 131. Op de 21-jarige dochter van As-
sink scheen hij een goed oogje te hebben en men
sprak van een geëngageerd paar. De vorige week kwam
Wiebosch die buiten diensttijd daar wel at en
logeerde tegen 7 uur 's avonds' weer in de Tuin
straat oploopen. Hij verkeerde in beschonken toestand
en begon het Assink, een man van ruim 50 jaar en
schoenmaker van beroep, die juist aan tafel zat, lastig
te maken.
„Wat zit jij daar kolossaal te eten!" voegde W. zijn
schoo>nvader-in-spe toe. Waarop deze met een: ,,'t
gaat je niks an!" repliceerde. Dat was voor Wiebosch
genoeg om Assink met zijn stoel ondersteboven te
gooien, en toen deze daarop den dronkaard uit zijn
huis wilde verwijderen, antwoordde Wiebosch met
vuistslagen. Hij zette de mishandeling voort door As-
sink tegen den schoorsteen te smijten en vervolgens
ging de woesteling met zijn knieën op 's mans borst
zitten.
Assink bleef in halfbewusteloozen, verlamden toe
stand liggen, terwijl hem bloed uit den mond vloeide.
Zijn vrouw kwam des anderen daags bij de politie kla
gen en toen de hulp van dr. Mijnlieff was ingeroepen,
Get deze den patiënt aanstonds naar het Wilhelmina-
gasthuis overbrengen, waar hij spoedig overleed, zon
der zijn volle bewustzijn te hebben herkregen.
De dader werd, verdacht van zware mishandeling
den dood ten gevolge hebbende, gearresteerd, na ver
hoor voor den politie-commissaris ter beschikking ge
steld van de justitie en naar het huis van bewaring
overgebracht. Het lijk is vervolgens des Vrijdags ge
rechtelijk geschouwd.
De moord in de Haarlemmerstraat te Amsterdam
Men meldt aan Het Volk:
In de houding van den dader N. kwam nog weinig
verandering. N. was vroeger ook reeds zenuwlijder en
zijn verblijf in Indië heeft hem geen goed gedaan. Zijn
familie gelooft dan ook zeker dat N. zijn versuftheid
hij zit zonder te antwoorden slechts voor zich uit
te staren niet simuleert.
Aan de staatsruif.
Naar „L. en V." uit goede bron verneemt, zal de
„Staatscourant" binnenkort de pensionneering vermel
den van een aantal officieren van verschillenden rang,
die sedert eenigen tijd non-actief zijn. Het legerbestuur
schijnt, zoo schrijft het blad, het rekken van de non-
activiteit, om de kansen op een hooger pensioen te
verbeteren, te willen tegengaan, zoodat de geneeskundige
dienst voortaan spoediger dan tot dusver het geval was,
tot een beslissing heeft te komen omtrent de wensche-
lijkheid, om een officier, die geen dienst kan doen, al
dan niet voor het leger te behouden.
Hiermee wordt althans wat het leger, nog niet wat
de marine betreft, een ergerlijk misbruik aangetast,
waarop de Kamerleden Ter Laan en Hugenholtz her
haaldelijk de aandacht gevestigd hebben, nl. dat "hooge
officieren dikwijls eenige jaren lang op non-activiteit
gesteld werden, om daarna volgens rangregeling tot een
hoogeren rang bevorderd en dan eerst met het aan
den hoogeren rang verbonden pensioen gepensioneerd
te worden.
Een treurig verschijnsel
Ternauwernood in eersten aanleg voltooid, kan, naar
men ons mededeelt, het krankzinnigengesticht te Wolf-
hezen, na éen jaar geopend te zijn, nu reeds geen
enkele vrouwelijke patiënt meer opnemen, terwijl in
de mannenafdeelins nog voor slechts enkele patiënten
plaats is. Het hoofdbestuur, rekening houdende met de
dringende behoefte, heeft besloten spoedig tot den bij
bouw van paviljoens over te gaan.
Zij had het later zeer zorgvuldig geteld meer dan
60.000 francs en het geld naar Berlijn gezonden,
naai' een bank, op haar naam.
Het was alleraardigst van Erich geweest en zij moest
er ook blij mee wezen; hel was een appeltje voor den
dorst. Maar over Erich begon zij zich nu toch bang
te maken.
Hij was ook zoo merkwaardig onverschillig gewor
den. De bediende moest alles voor hem in orde bren
gen, spoorwegbiljetfen, hotelrekeningen, alles. Wanneer
er brievep aankwamen door zijn gehaaste manier
van reizen duurde het dagen eer er hein een bereikte,
keek hij er niet naar om, liet ze liggen, of stak ze
achteloos in den zak. Hij verwaarloosde ook zijn
kleeding. Het was werkelijk een zegen, dat Frans zulk
een zorgzame bediende was. Andera had men zich
menigmaal over hem kunnen schamen.
Men kon zich bang maken over Erich, zoo on-
toerekeiibaar was alles wat hij deed. Drie dagen waren
zij nu in Rome geweest. Op den eersten dag was hij
nogal aardig geweest. Hij was met haar door de stad
gereden, had haar de mooiste punten getoond. Wel
alles heel andera dan vroeger, zonder zelf de minste
belangstelling te toonen, maar toch met een poging
om haar te amuseeren. Maar dan hadden ze plotseling
voor een schilderij gestaan, dat weder de heiüge Se
bastiaan voorstelde. Een tijdlang had hij er strak naar
gekeken, dan zeide hij spottend: „een knappe kerel!"
en was weggeloopen.
Den tweeden dag had hij zich evenwel verontschul
digd, dat hij zich niet aan haar kon wijden. Hij had
een jongmensch gehuurd, die haar Rome zou laten
zien. Dat was wel aardig geweest. Het jongemensch
was een aardig kereltje, die, toen ze elkaar wat beter
luidden leeien kennen, vrootijk en opgewekt had ge
babbeld. Maar toen zij in het hotel was teruggekomen
was Erich nog piet thuis. Eerst laat in den avond kwam
hij, onder vuil en stof, doodop.
Het meisje wist het van Frans: mijnheer had een
paard gehuurd en had als een dwaas door de woeste
nijen gedoold.
De derde dag had een gebeurtenis gebracht, dat
eigenlijk heel vroolijk en aardig had kunnen worden,
wanneer bij Erich maar niet alles in het omgekeerde
moest veranderen.
Erich was zeer moe geweest van zijn dollen rit, want
hij bleef tot kort voor de lunch in bed. Toen had
hij zich zeer verstandig gedragen, tot hij voor het café
Aragno stond. Dat wil zeggen, zij alleen, want Erich
was in het café gèjjaan, om te kijken, of er nog een
plaatsje over was En daar werd plotseling een breede
hand op haai' schouder gelegd, en toen zij zich om
draaide, hoorde zij ook reeds een zware stem zeggen:
„Wel donders dat is onze Sidi Tenners." Dat was
directeur Sundenberg met zijn vrouw geweest, hij
vroolijik als steeds; zij opgedirkt en trotscL Wat een
schrik en Erich kon eik oogenblik komen! Och
lieve, hij was al reeds weer terug. Maar daar geschiedde
het ongelooflijke: hij noodigde het echtpaar uit een
glas champagne met hem te drinken. Tot in den nacht
werd er gefuifd; een dolle geschiedenis. Sundenberg
had spoedig een brom in en vertelde de eene mop
na de andere zij was haast gestorven van angst.
Maar neen, Erich gaf op alles bescheid, en had ge
daan, alsof hij zich dol vermaakte.' Later had zij tot
hem gezegd, misschien wel van harte gemeend: „ventje
dat was heel leelijkToen keek hij haar aan,
heel nuchter schijnbaar, en zeer ernstig, angstig ernstig,
met een donkeren rimpel tusschen de oogen: „Zoo?
Ik heb het allemachtig plezierig gevonden." Men kon
niet meer uit hem wijs worden. Menigmaal moest zij
denken aan Mephisto.
Maar medelijden moest men met hem hebben, want
hij was bepaald ziek. Hij zag er ellendig genoeg uit
vermagerd en vaal in 't gezicht met diepe, holle oogen.
Een hondenleven was het. Steeds opgejaagd, met
den angst in den nek. En dat alles eigenlijk sedert
Berlijn, sedert die ongelukzalige ontmoeting met die
bleekzuchtige madonna. Haten haten moest men
dat schepsel.
In Iaormina had Kerstin tegen zijn zin een langer
oponthoud moeten nemen. Eigenlijk had hij na twee
dagen naar Tunis gewild. Maar zijn vrouw kon niet
meer. Na een hevige huilscène lag zij in bed, en ver
klaarde onder geen enkele omstandigheid verder te
kunnen reizen.
Hij stond, nadat het kamermeisje hem had geroepen
een poos haar strak aan te kijken en zeide: .Vees
bedaard. Sidi. Wij blijven natuurlijk hier, totdat je
weer wat op je verhaal bent." Het klonk goedig maar
zonder de echte deelneming. Hij beval, dat er een
dokter gehaald moest worden en wilde heengaan. Maar
toen hij haar zoo hoorde snikken en weenen keerde
hij om Weder stond hij een paar minuten voor haar
bod. Eenmaal streek hij zich over het voorhoofd. „Ja
ja sprak hij. -„Het is zeer treurig Of 'het
tot Sidi gezegd werd of tot zichzelf??
Daarna ging hij uit do kamer, uit het hotel
■uit de stad. Doelloos, met diepgebogen hoofd in de
brandende zon Hij liep, liep, liep - tot de vermoeid
heid hem aangreep. Ver, ver in den omtrek was nie-
niand te zien, en aan den kant van den weg zette
°P e Gen. steen neder, de ellebogen op de
knieën, de kin in de handen en staarde over de
groene velden naar de zee.
Maar van al de heerlijkheden die de natuur daar
bood zag hij niets. Als een sluier lag de kristalheldere
hemel voor zijn oogen. Hij voelde niet de hitte van
de zon. En de gedachten kwamen, maar gingen ook
weer, eer hij ze kon vatten.
(Wordt vervolgd.)