De heilige Sebastiaan. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Donderdag 27 Aug. 1908. 52e Jaargang. No. 4390. TWEEDE BLAD. INGEZONDEN. Mijnheer de redakteur! Beleefd verzoek ik u het onderstaande te willen plaatsen. Hiervoor bij voorbaat mijn dank. Nu de kaehelkweslie ook in de openbare raadszit ting van St. Maarten behandeld is, kan het zijn nut hebben naar aanleiding van het gesprokene eenige toe lichting te geven. Immers de behandeling van derge lijke kwesties kan zoo licht aanleiding geven tot een minder juist oordeel. Zoo werd o. m. beweerd, dat te Eenigenburg over het jaar 1907 voor f 46 aan brandstoffen werd ver bruikt. Dat er 30 H.L. gemengde brandstoffen en 500 sponturven zijn gekoent en geleverd, is wer kelijk waar, doch verbruikt is geheel iets anders. Op 1 Januari 1908 was er nog ruim 4 H.L. anthraciet, 4 H.L. cokes en ruim 300 sponturven, waarvan een deel voor den halven winter van 1908 reeds heeft dienst gedaan, in het cokeshok aanwezig, die samen een waarde vertegenwoordigen van f 13.70. Schijnbaar zou er dus verbrand zijn voor f 46 f 3.70 of f 32,30, doch ook deze .berekening is onjuist, daar er op 1 Januari 1907 nog voor 22 dagen of voor een waarde van f 5.80 aan brandstoffen aanwezig was. Het juiste verbruik over 1907 bedraagt voor Eenigenburg dus voor een som van f 32.30 en f 5.80 of f 38.10 en niet voor f 46. Nu er op 1 Januari 1908 nog zulk een ruime voor raad van brandstoffen aanwezig was, daar er op 13 December 1907 nog 10 H.L. gemengde brandstoffen werd aangekocht (11 dagen voor de vaeantie), zal de rekening over 1908 zeker heel wat verschil opleveren met die van 1907, daar nu ongetwijfeld ruim 20 H.L. in plaats van 30 H.L. op de rekening zal prijken en geen sponturf, doch de bergplaats van brandstoffen zal geheel leeg zijn. Zoo zullen de rekeningen voor dezelfde school over de jaren 1907 en 1908 misschien f 17 verschillen, zonder dat er minder gestookt is. Wel werd er voorheen, toen de oude, groote kachel nog in school prijkte, ook baggelaar en ook meer turf gebruikt dan thans, doch dit werd aangewend als bezuinigingsmiddel tot het aanhouden van ae kachel tusschen half 4 en 6 uur, wat met de nieuwe, kleinere kachel onnoodig is. Uit bovenstaande blijkt dus, hoe gevaarlijk het is, in een openbare vergadering vergelijkingen te maken en uit te spreken, zooals in de laatste werd gedaan, daar dit zoo licht aanleiding kan geven om den goeden naam van den betrokken persoon te compromitteeren, wat hier ongetwijfeld niet de bedoeling zal geweest zijn. Moge deze mededeeling te gelegener tijd haar nut afwerpen, zoo zal het doel van dit schrijven zijn be reikt. Eenigenburg, Aug. 1908. L. TEENSMA. ÏOO.OOO Briketten verbrand. Zaterdagavond ontstond een hevige brand in de houts koolbrikettenfabriek van J. de Bruin te Overschie, staande op een aan het water gelegen terrein tusschen Overschie en de uitspanningsplaats De Zweth. Te 7 uur was de fabriek verlaten en ruim 8 uur werd de brand ontdekt. De fabriek beslaat een oppervlakte van 67 bjj 20 meter. Op de bovenverdieping bevond zich een voorraad van 3 wagonladingen houtskool (grondstoffen). Daar schijnt de brand ontstaan te zijn vermoedelijk door de groote hitte In de ondergelegen drogerij. Deze drogerij, bestaande in 8 droogsamers, bevatte ruim 100.000 m bewerking zijnde briketten, welke mede totaal verbrand zijn. Verder bevond zich gelijkvloers de malerij, waar de machines totaal verwoest zijn. Van het geheel is dan ook niets blijven staan dan do vier muren. Alleen werd gespaard een schuur vol met afgewerkte briketten, welke door een brandmuur van de fabriek gescheiden was. Twee spuiten verleenden hulp De eerste, welke te halftien water gaf, werd bediend door een 150 dorpelin gen bij wie er de moed werd ingehouden met bier. Eerst te 4 uur had men den brand onder de knie. De schade wordt op 90 pCt. of f25000 geschat. Alles was op beurspolis verzekerd. Vlugge bestelling. Een briefkaart van Tiel naar Gonnchem 5 jaar onder wee geweest. Een firma te Tiel verzond 9 September 1903 aan een firma te Gorinchem een bnefsaart, welke 19 Augustus 1908 werd bezorgd; volgens de stempels beeft de kaart Dordrecht een bezoek gebracht; misschien daar aan 't boemelen geweest. Een adder. Doorgaans worden adders slechts aangetroffen in de oostelijke en noordelijke provinciën van ons land. Dezer dagen is echter onder de gemeente Baarn in de bosschen van Groeneveld een groot exemplaar van deze vergiftige diersoort gevangen. Tot nog toe heeft men het beest in het leven gehouden. Onweer. Onder Wedde (Gr.) is Zaterdagavond de landbouw- schuur van den heer J. Luth door den bliksem getroffen en in de asch gelegd. Zondagmoigen vond men onder de puinhoopen het verminkte lijk van den arbeider Klink, die zich waarschijnlijk tijdens het onweer in die schuur opgehouden heeft. De bliksem heeft Zaterdagmorgen den turfmaker S., te De Vledder (Gr.), gedood, terwijl hü op het land bezig was. Hij laat een wodnwe en kinderen onverzorgd achter. Een staaketer. Geruimen tijd geleuen meldt de Bode der Hel dring-gestichten kwam op „Bethel" een meisje, dat goed op de hoogte scheen zijn van de sociale i quaestie. Zij wist echter vau toeten noch blazen en i nare banden stonden voor alles scheef. Intusschon wil de zij haar vermeende kennis gaarne luchten, en toen zij een poosje op de naaikamer had gezeten, begon zij propaganda te maken voor hare beginselen Een der juffrouwen was haar echter te vlug af. Eens, terwijl de arbeid in vollen gang was, hoorde deze haar halfluid fluisteren: „Staken, meisjes staken werk staking." „Och wat" viel de juffrouw in „staken?... Je kunt nog niet eens werken, hoe kan je dan werksta- ken." Uit was de grap en de booze geest getemd. Zeister moordzaak. Naar wij vernemen zullen alle verdedigers in de Zeister moordzaak bij behandeling in eerste instantie voor de rechtbank te Utrecht, meetrokken naar Am sterdam. Voor Van Vaale treedt op mr. H. Th. Gerlings, voor Van Ee mr. E. W. H. Dujjzings, voor Kors mr. H. J. van Noppen, en voor Overhorst mr. A. R. van Woelde- ren. Vermoedelijk zal de zaak einde September of begin October voor het Hof dienen. Een niet-allednaKseh concert. Men schrijft uit Alkmaar aan het „Hbld.": Zaterdagavond is de kermis begonnen, die dit jaar een veel uitgebreider karakter heeft dan voorgaande jaren door de aanwezigheid van het circus Corty Althoff en de Ned. Tooneelvereeniging, welk gezelschap zelfs in de laatste tien jaren hier niet is gezien. Over de te smaken kermisvreugd zal ik u niet inlich-' ten, daar deze wel overal dezelfde zal zijn, doch wèl moet ik even melding maken van een niet alledaagsch concert, dat Zaterdagmorgen voor het politiebureau in de Langestraat gegeven werd. Daar kwam nl. tegen tien uur een groot aantal orgel draaiers bijeen, wier muziekinstrumenten waardig moes ten gekeurd worden om in de komende kermisweek de ooren van de goede Alkmaarsche burgerij geen al te groote ergernis te geven. Voor een open raam hadden de grijze commissaris van politie, de heer Van Griethuysen, en de inspecteur de heer De Wilde, plaats genomen om, daarbij enkele oogenblikken welwillend gesteund door een paar jour nalisten, in hoogste instantie uit te maken wie er wel en wie er niet mocht spelen. Waren de voortgebrachte tonen uit de orgels al te onharmonisch, zullen we maar zeggen, dan kon de eigenaar geen verlof tot spelen krijgen, doch koh 't er maar eventjes mee door, dan werd den orgeldraaier een vrijgeleide gegeven om op bepaalde plaatsen lustig te draaien, 't Was een hoogst merkwaardige vertooning. Naar het gerucht wil, zullen er voor volgende gele genheden eenige muziek kenners per excellence worden uitgenoodigd bun deskundig oordeel over de kunst-pres taties uit te spreken. Dan zal er wellicht nög meer publiek bij tegenwoor dig zijn dan nu al het geval is geweest. De geheele Langestraat stona zwart van menschen en de jeugd had zich buitengewoon talrijk gegroepeerd op de trappen van ons fraai Stadhuis, dat binnenkort zal worden ver bouwd. Langs de straat. Straatjongen. Een oude juffrouw met een reusachtige mand opbaar reusaebtigon schoot. Een mijnheer met gele gchoeqen, een bruine jas, een behangsel-papier patronig vest, af- dakkerigen Panamahoed op het kinderachtig, drie baard harig hoofdje. Een jong meisje met schoongewasschon blauwe-borden-oogen, coquetteorend naar den mijnheer met de gele schoenen enz. Een Amerikaan, subsi diair een Engelschman, cleansliaved, tot in het uiterste puntje van zijn overal hoekig gelaat; zijn handen schie ten uit de olijfkleurige manchetten, en vervelings-symp- EEN HUWELIJKSGESCHIEDENIS van HANS V O N ZOBELTITZ 17. Wie ken en mocht den steen op Sidi werpen'' Wat zij ,was, was zij door het leven geworden, en niemand had haai' in het rechte uur gewezen op de zedelijke kracht, die de verlokkingen van dit leven inoest weerstaan. Nu was het te laat daarvoor. Gisteren had hij nog eenmaal geloofd en gehoopt; vandaag was die hoop voor altijd verdwenen. Hij moest dezen keten met zich meesleepen door het 'even Moest dien keten met zich meesleepen zonder helde, en met opoffering van veel. Want er was een geluk, een rein, een groot geluk, ook voor hem. Nu kende hij het nu, nu het te laat was. a a„ Middernacht was reeds lang voorbij, daar werd dc deur van de andere kamer dichtgeslagen, Sidi kwam thuis. Zij scheen in de moest opgeruimde temming en zong een deuntje. Hij hoorde noe zij den avond mantel afwierp en volgens haar gewoonte maar op den grond liet vallen. Dan klonk er een zacht ruischen van zijde, een zacht rinkelen van haar armbanden. Daarna tikte zij op de deur. riep plagjend. teeder zijn naam, en lachte toen hij niet antwoordde en de deur na haar pogen op slot bleek te zijn. „Nu dan niet Wel te rusten, schat." Toen stond hij op en ging naar zijn slaapkamer. Waarachtig de dokter had volkomen gelijk .gehad, zijn scheenbeen deed hein geen pijn meer. Wat zulk een dag van rust al niet goedmaakt. Het was bijna om te lachen Sidi was hoogst verbaasd, toen haar man den vol genden morgen verklaarde, dat zij tegen den middag zouden vertrekken. \Vi33rhccn 9'' "Mij onverschillig. Naar W iesbaden. ,.Maar ventje mijn boodschappen' En Claire. \\at nroeten die en haar man wel denken? Ik heb ze voor vandaag op de thee gevraagd „Wij verhekken Zij zag wel, dat tegenspraak hier met hielp. Er lag een toon in zijn stein, die elke tegenspraak verbood. Zij was ook onzeker, of zij gister niet zeer dwaas had gehandeld. Eigenlijk was zij toch jaloersch geweest. Al te idom I Zonder reden moest men nooit jaloersch zich tomen ut de fletsblauwe oogen. Die zitten in de tram, ljjn 7, richting Weteringschans Weesperpoortstation, zoo tegen vieren. Op het achterbalcon staan de conducteur, en een mijnheer met een sigaar in zijn mond, uw dienaar. Alles doodgewoon. Geen enkele afwijking van het alledaagsche. Maar bij het Rijksmuseum stopt de tram. En een nieuwe passagier treedt binnen. Het is een straatjongen. Zijn pet hangt achteloos over zijn linkeroog. Zijn rechteroor wordt bedekt door lang. viestouwig, groezelig haar. Zijn schoenen zijn ver van den oorspronkelijken staat, waarin ze voor een twaalftal jaren verkeerden. Zijn handen spreken, ja, spreken, van zijn hardgrondigen afkeer voor de combi natie van zeep en water. Eenige modderveters zwen gelen op de planken, als hij gaat zitten, bijna tegen den sepia-rok van het jonge meisje, met de schoonge- wasschen blauwe-borden-oogen, dat verschrikt haar flir ten met den mijnheer met gele schoenen staakt, en neus-ophalend den sepia-rok tegen haar ongetwjjfeld-beval- lige beenen aandrukt. De straatjongen neemt geen notitie van wat er om hem gebeurt. Hij wendt zich om en perst den neus, die er uitziet, of een kleine, gele kikker met zijn achterpooten tegen zijn lip aangeplakt was op het raam van de voortglijdende tram. Als de conducteur nadert, doet de jongen, of hjj niets merkt. De conducteur ahèmt eenige malende kikker- neus wordt breeder en een malicieus lachje omspeelt de lippen van den straatjongen. „Hé! jonge", zegt de conducteur. „Wablief?" vraagt de knaap, of hij uit een droom ontwaakt. Snorrend raast do tram op dat oogenblik een halte voorbij. „Wat wil je hebben?" zegt de conducteur. „Gaat deze tram naar den Dam vraagt beleefd, naïef, zoetelijk de knaap. „Nee" bromt de conducteur. „Dat wist je ook wel, hè De jongen zegt geen ja, en geen neen. De oude juffrouw is verontwaardigd, en praat van een ingezon den stuk. De mijnheer met de gele schoenen luistert belangstellend toe, en beantwoordt in vogelvlucht den lachenden blik der blauwe borden. Maar nijdig trekt de conducteur aan het koord. „Kang", zegt de tram, als-ie stopt. Majestueus stijgt de straatjongen uit, met een gezicht, of hem het grootste onrecht is aangedaan, de kikker- neus smal van minachting, de mond stijf toegenepen, doch ènwaardig, met de modderveters slierend langs de planken, het trapje, de straat. Maar als de tram weer voortglijdt, verbreedt zich zijn heele gelaat tot één hoonenden grijns. En zijn vin gers uitspreidend bóven den nu-liggenden kikker, maakt hij een langen neus. En slaat dan op de knie, luid- lachend. De oude juffrouw schudt haar reusachtig hoofd. Die jonges van tege woordig. De Speelholen van Amsterdam. Het „Hbld." schrijft: Het vorige jaar scheen het of het goed zou gaan. De speelholen, die zich in groot aantal hadden opgehoopt in de oude stad (te Amsterdam) verdwenen het een na het ander als gevolg van het krachtig optreden destijds van de betrokken politiemannen. Toen het den heeren in het oude stadsdeel Dam en omgeving door de her haalde invallen wat te lastig werd gemaakt, gingen ze de speelholen elders planten, in secties waar minder energiek of in 't geheel niet tegen de speelholen wordt geageerd. De wantoestand in deze quaestie is nl., dat het op treden tegen de verderflijke speelholen afhangt van het initiatief van de betrokken politie-ambtenaren. Doen deze niets, of weten ze niet met succes tegen de crou- I piers op te treden, dan hebben de laatsten vrij spel en hun brutaliteit groeit met den dag. Op pleinen en in café's zenden ze hun handlangers uit om argeloozen of ook wel liefhebbers van de roulette, jeu de poule of jeu international mee te lokken naar hun obscure affaires. Ook worden deze zaken steeds krachtig ge steund door de talrijke demi-mondaines, die in haar avond- en nachtcafé's met kwistige hand de adres kaartjes van speelgelegenkeden onder hun „vrienden" verspreiden. Men zal toegeven dat in die pestholen, waar iedereen vrijelijk kan binnentreden, een groot gevaar schuilt. Het gebeurt, dat menschen daar verzeild raken met veel geld soms bij zich, dat zij niet hun eigendom kun nen noemen, of dat voor nuttige zaken hóóg noodig is. En bijna even dikwijls gebeurt het, dat dezulken door bedoelde vrouwen en hun spel tot op den laatsten cent berooid de straat opgaan, wanneer het in 't Oosten reeds weer begint te lichten. Een en ander wettigt, dunkt ons, een krachtig in grijpen van de overheid. Niet een optreden overgelaten aan het toevallig initiatief der politie-ambtenaren, maar een ingrijpen krachtens wet telijke voorschriften. Men heeft bier feitelijk te doen met voor het publiek toegankelijke huizen van hasard, al betoogen handige croupiers, en trachten zij het te bewijzen, dat bij het spel op de zg. vlotbrug ook van behendigheid sprake is. Feit is dan toch, dat steeds een betaalde croupier speelt en zijn behendigheid den spelers niet baat. Te Amsterdam in het centrum van de oude stad zagen wij ook weer nieuwe speelhuizen gevestigd, zóó zeer trotseeren de houders ervan de politie, die het hun toonen Zoo schikte zij er zich in. „Ik zal Claire wei op de hoogte stellen," zeide Erich "lammer. Het was gister zoo verbazend leuk. Wij hebben ons dol geamuseerd later nog bij Adlon gesoupeerd." Zij vond nog juist den tijd aan Mizzi Schreiber een klein briefje te zenden het was jammer, maar haar heer had zijn komischen dag. „Ja, jij weet niet, hoe goed of jij het hebt, in je gouden vrijheid! Harte lijke groeten Vier weken reeds was Kerstin met zijn vrouw on derweg. Het leek wel een razende Roland. Hij trok tot zelfs naar Sicilië. Kerstin bleef niet langer dan een paar dagen op één plaats. Een verterende onrust was er in hem, dreef hem steeds weer den trein in. als ware hij op de vlucht. Alleen nergens vasten voet krijgen, nergens kennis maken met andere menschen. Misschien waren er op een andere plaats ook wel nieuwe indruk ken, die het andere deden vergeten. Misschien wal hoopt men al niet ook wanneer men niets meer te hopen heeft. In den beginne amuseerde Sidi zich op deze dolle reis uitmuntend. Maar na verlóóp van een week werd het andere, en bovendien schrikte zij van het geheel veranderde wezien van haar man. Het was niet alleen, dat hij niet slechts beleefd, maar koel, ia ijzig terughoudend tegenover haar was. Dat vatte zij nog als een slechte luim op, dat zou wel weer voorbijgaan. Zij klopte zich wel eens met den vinger op hel voorhoofd..Sidi. je hebt een stommen streek uitgehaald, kindje!" Maar ook dal was het toch niet: stemmingen en luimen had haai' heiüge altijd gehad en zij waren ook wel weer voorbijgegaan. Maar het was nu wat anders. In Parijs viel het haar 't eerst .op. Hij liet haar veel alleen, dwaalde op de straat doelloos rond; hij de matige, dronk gedurende hun stille maaltijden zoo seel dat de goede Prach er een schrik van zou heb- ben' gekregen. Maar Sidi zag haar man soms ook voor ven glas absinth zitten, schijnbaar geheel in gedachten verzonken, met leege oogen voor zich uitstarend. In Monte Carlo waren zij maar acht-en-veerlig uren. En hij, die altijd tegen het spel had geijverd, speelde als een waanzinnige Het merkwaardigste was: hij won steeds. Waar hij ook zijn geld neerzette, zonder eepig overleg, altijd was het geluk met hem. Dat ging zoo urenlang, totdal hij eenmaal opkeek en aller oog op zich gevestigd zag. Toen stond hij dadelijk op en liep weg. lu de kamer van hel hotel haalde hij uit alle zakken banknoten pn goud en gooide hel op taiel het was een klein vermogen. Plotseling lachte hij en 1 zeide„Daar neem 1" nu juist hier niet gemakkelijk heeft gemaakt. Een dier huizen heeft een reusachtig reclamebord met „jeu natio- nal", hetwelk 's avonds scherp electrisch verlicht de aandacht vraagt. Het spel is in al deze pestholen, wan neer de roulette niet draait, vrijwel hetzelfdeeen biljart met een vlotbrug. Hierin een groot aantal ronde kuilen met kleuren van verschillende nationaliteiten. Op die kleuren wordt gezet, en de kleur waarin de opgespeelde biljartbal blijft liggen, wint. Totdat de bal stil ligt, rekt de zenuwachtige troep spelers zich hijgend over het biljart, om 'dadelijk weer guldens, rijksdaalders en tientjes op te gooien voor den nieuwen stoot. Hoogwoud. Vrijdagavond j.1. trad te Aartswoud in de kolfbaan van den heer M. Bruin op de heer Jb. Kelder van Purmerend met zijn harmonica.^De opkomst was dezen avond zeer talrijk, want ruim 180 menschen vulden de zaal. Ook ditmaal had hij weer bijzonder veel succes. Schagerbrug. Voor het examen voor de akte L. O. Duitsch is te Den Haag geslaagd de heer K. P. Kruidering alhier. Een drukfout. Uit de Nieuwe Gron. Crt. „Niettegenstaande in.de provincie Groningen de laat ste jaren ten gevolge van hel premiestelsel honderden reizigers zijn gedood, heeft een dezer vischdieven de laatste dagen nog belangrijke opruiming gehouden onder de goudvisschen in het Sterrebosch." Mishandeling met doodeljjken afloop. Dezer dagen heeft zich te Amsterdam een treurige geschiedenis afgespeeld, waarbij de jeneverflesch weer heel wat op haar geweten blijkt te hebben. Johannes Wiebosch, een 40-jarige machinist Lij de binnenvaart, kwam veel over huis bij de familie As- sink. Tuinstraat 131. Op de 21-jarige dochter van As- sink scheen hij een goed oogje te hebben en men sprak van een geëngageerd paar. De vorige week kwam Wiebosch die buiten diensttijd daar wel at en logeerde tegen 7 uur 's avonds' weer in de Tuin straat oploopen. Hij verkeerde in beschonken toestand en begon het Assink, een man van ruim 50 jaar en schoenmaker van beroep, die juist aan tafel zat, lastig te maken. „Wat zit jij daar kolossaal te eten!" voegde W. zijn schoo>nvader-in-spe toe. Waarop deze met een: ,,'t gaat je niks an!" repliceerde. Dat was voor Wiebosch genoeg om Assink met zijn stoel ondersteboven te gooien, en toen deze daarop den dronkaard uit zijn huis wilde verwijderen, antwoordde Wiebosch met vuistslagen. Hij zette de mishandeling voort door As- sink tegen den schoorsteen te smijten en vervolgens ging de woesteling met zijn knieën op 's mans borst zitten. Assink bleef in halfbewusteloozen, verlamden toe stand liggen, terwijl hem bloed uit den mond vloeide. Zijn vrouw kwam des anderen daags bij de politie kla gen en toen de hulp van dr. Mijnlieff was ingeroepen, Get deze den patiënt aanstonds naar het Wilhelmina- gasthuis overbrengen, waar hij spoedig overleed, zon der zijn volle bewustzijn te hebben herkregen. De dader werd, verdacht van zware mishandeling den dood ten gevolge hebbende, gearresteerd, na ver hoor voor den politie-commissaris ter beschikking ge steld van de justitie en naar het huis van bewaring overgebracht. Het lijk is vervolgens des Vrijdags ge rechtelijk geschouwd. De moord in de Haarlemmerstraat te Amsterdam Men meldt aan Het Volk: In de houding van den dader N. kwam nog weinig verandering. N. was vroeger ook reeds zenuwlijder en zijn verblijf in Indië heeft hem geen goed gedaan. Zijn familie gelooft dan ook zeker dat N. zijn versuftheid hij zit zonder te antwoorden slechts voor zich uit te staren niet simuleert. Aan de staatsruif. Naar „L. en V." uit goede bron verneemt, zal de „Staatscourant" binnenkort de pensionneering vermel den van een aantal officieren van verschillenden rang, die sedert eenigen tijd non-actief zijn. Het legerbestuur schijnt, zoo schrijft het blad, het rekken van de non- activiteit, om de kansen op een hooger pensioen te verbeteren, te willen tegengaan, zoodat de geneeskundige dienst voortaan spoediger dan tot dusver het geval was, tot een beslissing heeft te komen omtrent de wensche- lijkheid, om een officier, die geen dienst kan doen, al dan niet voor het leger te behouden. Hiermee wordt althans wat het leger, nog niet wat de marine betreft, een ergerlijk misbruik aangetast, waarop de Kamerleden Ter Laan en Hugenholtz her haaldelijk de aandacht gevestigd hebben, nl. dat "hooge officieren dikwijls eenige jaren lang op non-activiteit gesteld werden, om daarna volgens rangregeling tot een hoogeren rang bevorderd en dan eerst met het aan den hoogeren rang verbonden pensioen gepensioneerd te worden. Een treurig verschijnsel Ternauwernood in eersten aanleg voltooid, kan, naar men ons mededeelt, het krankzinnigengesticht te Wolf- hezen, na éen jaar geopend te zijn, nu reeds geen enkele vrouwelijke patiënt meer opnemen, terwijl in de mannenafdeelins nog voor slechts enkele patiënten plaats is. Het hoofdbestuur, rekening houdende met de dringende behoefte, heeft besloten spoedig tot den bij bouw van paviljoens over te gaan. Zij had het later zeer zorgvuldig geteld meer dan 60.000 francs en het geld naar Berlijn gezonden, naai' een bank, op haar naam. Het was alleraardigst van Erich geweest en zij moest er ook blij mee wezen; hel was een appeltje voor den dorst. Maar over Erich begon zij zich nu toch bang te maken. Hij was ook zoo merkwaardig onverschillig gewor den. De bediende moest alles voor hem in orde bren gen, spoorwegbiljetfen, hotelrekeningen, alles. Wanneer er brievep aankwamen door zijn gehaaste manier van reizen duurde het dagen eer er hein een bereikte, keek hij er niet naar om, liet ze liggen, of stak ze achteloos in den zak. Hij verwaarloosde ook zijn kleeding. Het was werkelijk een zegen, dat Frans zulk een zorgzame bediende was. Andera had men zich menigmaal over hem kunnen schamen. Men kon zich bang maken over Erich, zoo on- toerekeiibaar was alles wat hij deed. Drie dagen waren zij nu in Rome geweest. Op den eersten dag was hij nogal aardig geweest. Hij was met haar door de stad gereden, had haar de mooiste punten getoond. Wel alles heel andera dan vroeger, zonder zelf de minste belangstelling te toonen, maar toch met een poging om haar te amuseeren. Maar dan hadden ze plotseling voor een schilderij gestaan, dat weder de heiüge Se bastiaan voorstelde. Een tijdlang had hij er strak naar gekeken, dan zeide hij spottend: „een knappe kerel!" en was weggeloopen. Den tweeden dag had hij zich evenwel verontschul digd, dat hij zich niet aan haar kon wijden. Hij had een jongmensch gehuurd, die haar Rome zou laten zien. Dat was wel aardig geweest. Het jongemensch was een aardig kereltje, die, toen ze elkaar wat beter luidden leeien kennen, vrootijk en opgewekt had ge babbeld. Maar toen zij in het hotel was teruggekomen was Erich nog piet thuis. Eerst laat in den avond kwam hij, onder vuil en stof, doodop. Het meisje wist het van Frans: mijnheer had een paard gehuurd en had als een dwaas door de woeste nijen gedoold. De derde dag had een gebeurtenis gebracht, dat eigenlijk heel vroolijk en aardig had kunnen worden, wanneer bij Erich maar niet alles in het omgekeerde moest veranderen. Erich was zeer moe geweest van zijn dollen rit, want hij bleef tot kort voor de lunch in bed. Toen had hij zich zeer verstandig gedragen, tot hij voor het café Aragno stond. Dat wil zeggen, zij alleen, want Erich was in het café gèjjaan, om te kijken, of er nog een plaatsje over was En daar werd plotseling een breede hand op haai' schouder gelegd, en toen zij zich om draaide, hoorde zij ook reeds een zware stem zeggen: „Wel donders dat is onze Sidi Tenners." Dat was directeur Sundenberg met zijn vrouw geweest, hij vroolijik als steeds; zij opgedirkt en trotscL Wat een schrik en Erich kon eik oogenblik komen! Och lieve, hij was al reeds weer terug. Maar daar geschiedde het ongelooflijke: hij noodigde het echtpaar uit een glas champagne met hem te drinken. Tot in den nacht werd er gefuifd; een dolle geschiedenis. Sundenberg had spoedig een brom in en vertelde de eene mop na de andere zij was haast gestorven van angst. Maar neen, Erich gaf op alles bescheid, en had ge daan, alsof hij zich dol vermaakte.' Later had zij tot hem gezegd, misschien wel van harte gemeend: „ventje dat was heel leelijkToen keek hij haar aan, heel nuchter schijnbaar, en zeer ernstig, angstig ernstig, met een donkeren rimpel tusschen de oogen: „Zoo? Ik heb het allemachtig plezierig gevonden." Men kon niet meer uit hem wijs worden. Menigmaal moest zij denken aan Mephisto. Maar medelijden moest men met hem hebben, want hij was bepaald ziek. Hij zag er ellendig genoeg uit vermagerd en vaal in 't gezicht met diepe, holle oogen. Een hondenleven was het. Steeds opgejaagd, met den angst in den nek. En dat alles eigenlijk sedert Berlijn, sedert die ongelukzalige ontmoeting met die bleekzuchtige madonna. Haten haten moest men dat schepsel. In Iaormina had Kerstin tegen zijn zin een langer oponthoud moeten nemen. Eigenlijk had hij na twee dagen naar Tunis gewild. Maar zijn vrouw kon niet meer. Na een hevige huilscène lag zij in bed, en ver klaarde onder geen enkele omstandigheid verder te kunnen reizen. Hij stond, nadat het kamermeisje hem had geroepen een poos haar strak aan te kijken en zeide: .Vees bedaard. Sidi. Wij blijven natuurlijk hier, totdat je weer wat op je verhaal bent." Het klonk goedig maar zonder de echte deelneming. Hij beval, dat er een dokter gehaald moest worden en wilde heengaan. Maar toen hij haar zoo hoorde snikken en weenen keerde hij om Weder stond hij een paar minuten voor haar bod. Eenmaal streek hij zich over het voorhoofd. „Ja ja sprak hij. -„Het is zeer treurig Of 'het tot Sidi gezegd werd of tot zichzelf?? Daarna ging hij uit do kamer, uit het hotel ■uit de stad. Doelloos, met diepgebogen hoofd in de brandende zon Hij liep, liep, liep - tot de vermoeid heid hem aangreep. Ver, ver in den omtrek was nie- niand te zien, en aan den kant van den weg zette °P e Gen. steen neder, de ellebogen op de knieën, de kin in de handen en staarde over de groene velden naar de zee. Maar van al de heerlijkheden die de natuur daar bood zag hij niets. Als een sluier lag de kristalheldere hemel voor zijn oogen. Hij voelde niet de hitte van de zon. En de gedachten kwamen, maar gingen ook weer, eer hij ze kon vatten. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5