I'
De heilige Sebastiaan.
Zondag 3(1 Aug. 1908.
Jaargang. No. 4391.
FEUILLETON.
TWEEDE KLAD.
1
388ste Staatsloterij.
- nw (SJVtT."
31 AagiiNlns.
De Koningin verjaart.
Wat gaat <ks tijd snel voorbij en wat kan er in
korten tijd veel gebeuren I Wee| ge nog, vrienden van
ruim veertig, de belangstelling en het enthousiasme,
dat heel het volk bezielde, toen zooveel jaren geleden,
n Prins of 'n Prinses verwacht werd? Weet ge nog
van een jaar tevoren, toen Koning Willem III hier
eerst in Den Haag en daarna in Amsterdam zijn
blijden intocht deed met zijn jonge vrouw? Wat had
den de kranten 't druk en wal sloofden de Oranje
klanten zich uit en wat deden de socialisten vies en
wal vergaloppeerden zij zich in allerlei gore praatjes!
Och, menschen die toen lezen konden, moeten zich
wel van den ochtend vroeg tot den avond laat geër
gerd hebben, zoowel aan de uiterste rechter- als aan
de uiterste linkerzijde Er was in die dagen beweging
in het Hofleven. Prins Hendrik de jongere broer
des Konings trouwde met Prinses Marie van Pruis-
sen, en Koning Willem Alexander Paul Frederik Lode-
wijk trouwde met Adelheid Emma Wilhelmina There-
sia, geboren Printbs van Waldeck Pyrmont. Het kanon
gebulder was niet van de luoht en als 't even zweeg,
dan was 't omdat de kanonnen geladen moesten wor
den.
Wat "n pompe en wat 'n statie als 't Hof in Am
sterdam was! 'n Jaar of wat te voren, in de zeven
tiger jaren, was dat nog schitterender geweest Als dan
de Koning en de Koningin, de oude Frederik en de
Familie Yon Wiedt, de Kroonprins (Willem) met zijn
kranigen kop en zijn kranige figuur, en de jongere Alex
ander. met zijn wasbleek gezicht, en Prins Hendrik,
des Konings broer, daar op 't balkon van "t Paleis
stonden in hun goud-geomeerde gala-costuums, dan
kwam 't Oranje-gevoel in de harten boven, en het
juichen had geen einde. Ik zat dan soms op den schouder
van mijn vader, die zoo goed en zoo kwaad dal ging.
mij expliceerde, wie 't waren die daar stonden.
Zie je dien langen jongen vent. links van den
Koning, Hein? Dat is de Kroonprins. Die wordt een
maal Koning. Die ouwe meneer is 'n oom van den
Koning, Prins Frederik; en die andere, met die bakke
baarden. is Prins Hendrik.
En als 't dan afgeloopen was en we weer naar den
trein gingen, dan mocht ik zoo zeggen: 't Was wel
tnooi, hè vader? En dan antwoordde mijn vader stereo
tiep Ja jongen, heel mooi't is jammer, dat 't zoo
'n dure familie is.
Verder gingen de politieke beschouwingen van mijn
vader, geloof ik, niet En als ik dan opmerkte, dat
't wel heerlijk moest wezen om Koning te zijn of
Prins, dan zei hij vast en zeker: Och, daar zal .ook
wel wat aan mankeeren.
De .conclusie, die mijn jonge hoofd dan maakte, kon
geen andere zijn. dan dat duur (tijk) en gelukkig niet
absoluut bij elkander behoorden. Later heb ik 'I onder
vonden. evenzeer als de waarheid dat goedkoop (arm)
en gelukkig 't soms nog minder met elkaar vinden kun
nen 'n Oneenighcid bij rijke menschen loopt uit op
dubbele huishuur, hoogstens op 'n proces, maar bij
arme mensehen loopt 'I drama uit op 'n drama in 't
kwadraat. Ten slotte haten die menschen zelfs elkanders
armoede, en geldt dez emede als reden van aanklacht
en tegenzin.
MaarWe waren aan 't Hof bezig en aan 't Hof
leven. Nu, dat is niet lang zoo pompeus en statieus
gebleven. Toen Frederik gestorven was, kwam er al
n groote verandering, want de vorsten van Wiedt waren
toen hun rijken vader kwijt, en bleven bij feesten én
intochten in Duitschland. Koningin Sophie stierf op
haar vorstelijke hermitage ,.Het Huis ten Bosch", en
eer de vrees er de aandacht op kon vestigen liet de
jonge Prins van Oranje te Parijs 't leven. Nederland
was als bij tooverslag arm geworden aan vorsten Want
Alexander, al was hij dan ook Schout bij Nacht en
opperbevelhebber over 'n deel van 't leger och. 'n
koningskind is zoo gauw geleerd en dapper! was
niet in staat, om bij t eventueel overlijden van zijn
vader- de teugels van 't bewind in handen te nemen,
al hoeft 'n mensen ook daarvoor geen Grieksch en
Latijn te kennen. Door de natuur zeer armelijk met
hersenen bedacht en ziekelijk van gestel, deed zij 'n
«laad van liefde en barmhartigheid door hem spoedig
Ie doen sterven. Toen stonden de couranten Vol met
artikelen over erfopvolging. Wal al namen werden ge
noemd' Wat al berekeningen gemaakt! De Koning stond
eenzaam naast zijn even eenzamen broeder Hendrik.
Geruchten van huwelijken gingen door 't land. en 't
groote Nederland, dal even spoedig zijn dooden ver
geel als de menschen. die in kleine huisjes wonen,
vergistte zich in korten tijd aan twee vorstelijke brui
loften Prinses Marie, de majesteitelijke Prinses, kwam
Holland binnen als Prinses Hendrik en de ruim zestig
jarige Koning trouwde met de even twintigjarige Emma
uit Arolsen. Hendrik stierf kort na zijn trouwen aan
de mazelen, die hij te Amsterdam bij 'n bezoek aan
een der gastluhzen had opgedaan en Marie keerde naar
Duitsuhland terug.
De oude Koning zag zijn jeugd terugkeeren. Koningin
Emma werd den 31 sten Augustus 1880 moeder van
Wilhelniina Helona Paulina Maria, Prinses van Oranje,
die haren vader den 23en Nov. 1890 zijn sterfdag
in al zijn rechten en waardigheden uitgenomen het
Groothertogschap van Luxemburg als Koningin der
Nederlanden zou opvolgen.
.Aandoenlijke verhalen deden toen de rondte. De
legenden van het Hof bewezen, dat de Koningsvrouwe.
die als vreemdelinge was komen wonen aan „het Land
bij der Zee geen vreemdelinge gebleven was. Zij had
het hart des volks gewonnen door haar eenvoud, en
hare taak, om het kind-koninginnetje op te voeden
en op te leiden tot, zelfstandige Bestuurster dezer lan
den, werd niet gering geacht en door Volk en Regee
ring ten zeerste gewaardeerd. Voor 't half-verweesde
Koninginnetje klopte elks hart. De Kunst trad zooals
Kunst altijd doet in den .dienst van liefde en aan
hankelijkheid Schilders, dichters, beeldhouwers, musici
gaven uiting aan hunne gevoelens voor 't Koningschap,
en ,.das ewig weibliche" bleek ook op Hollandsehe har
ten haar invloed te doen gelden, 'n Jong Koning kooi
niet meer vereerd zijn geworden. Ja. had 'L naar allen
schijn, met minder liefde en enthousiasme moeten doen.
Een der aandoenlijkste uitingen van liefde in die (lagen
•vond ik in een sonnet in 't nummer van 1 Deo van
„Vrij en Vroom Ons Koninginnetje wdts toen ruim
tien jaar en had. zeven dagen te voren haar vader
verloren. Het sonnet luidde:
,,Lief kindje in rouw, dat door ons wordt bemind,
Omdat ac een kind zijt en eens konings kind,
Hoe is het dat ons hart, om u verslagen,
Niet blij kan zijn, dat gij een kroon zult dragen.
Is het de deernis met een kinderhart
Dat nu vervuld is van een groote smart?
Of droefheid om een kind, dit niet kan weten,
Hoe zwaar het is een koningin te heeterv?
Lief kindje in rouw, jong hartje, teer en rein,
Uw grootste voorrecht is t nog kind te zijn;
Blijf lang een kind En als gij moet regeeren,
En van uw troon draagt al de weelde en smart,
Dpn zij de troost eu stuwkracht van uw hart:
„Een vast verbond met God, den Heer der Heeren"."
En met al de beste wensehen en gebeden van een ge
heel volk is de kleine Koningin opgegloeid tol zelf
standige Voi-stin, is zij de beminde vrouw geworden
van 'n beminden man, en Nederland heeft met stille
hoop en geheime vraeze nu het gefluisterde bericht
vernomen van haar aanstaand moederschap.
Men behoeft geen onberedeneerde Oranje-klant le zijn,
om de stille hoop te voeden, dat de hoogste wensehen
van deze jonge vrouw vervuld mogen worden. Mocht
't wezen, dat al de weelde, maar. ook al de moeite
van troon en kroon, gedragen worden met {iet blijde
fevoel van 'n ontvangen belofte, die eenmaal werkelijk-
eid wezen zal. Want het zal aan het Hof wel zijn
als in elk huisgezin^ nl. dal 'n moeder leeft in haar
kind. Wie zou 'n jonge vrouw zulk een geluk niet
gunnen?
Als bidden helpen mocht,
Wie zou niel bidden?
Als wensehen dragen is,
Wie draagt niel mee?
Hier zij de „troost en stuwkracht", waar de mij
onbekend gebleven dichter (dichteres) in 't door mij
geciteerde sonnet van sprak, de Koningin van harte
toegewenscht.
En nu zal morgen Haar verjaardag gevierd worden,
de 28ste verjaardag der Koningin, 't Zal stil zijn op
het Loo, want luidruchtige feesten zullen niel gevierd
maaltijden niet gegeven worden. En terwijl het llof stil
en huiselijk bijeen is zooals ons eerst werd mede
gedeeld, van wege den rouw om 'n gestorven bloed
verwant; maar zooals wij nu mogen hopen, om den
ernst van een te verwachten geluk zal Amsterdam
en Den Haag, zullen alle steden en dorpen, in ons
vaderland het dundoek laten wapperen, zullen carillons
het „Wilhelmus" en andere aderlandsche melodieën
deen weerklinken, zullen de Hollanders feestvieren
op hun manier.
Zou ik dezen brief niet eens af kunnen maken zonder
kwaad te spieken? Weet wel, dat kwaadspreken geen
laster is, al zijn ze naaste huren en al nemen ze
brood van denzelfden bakker. Shakespeare zegt: 't Is
nevel' good to bring bad news." Ofschoon het heele-
maal geen „nieuws" is, wat me daareven bijna van de
tong gleed. Dit mijn „nieuws" is al wel ouder dan de
branderijen in Schiedam, die nu leeg staan.
Hoe moet ik 't dan zeggen, wat ik zeggen wil, zon
der 'n kwaad, dat in Holland nog niet verleerd is,
hij den naam te noemen? .Maar dat bekend is over
den gansehen aardbol, net zoo goed als ons vloeken,
net zoo goed als onze zindelijkheid, Hoe moet ik dat
dan zeggen?
Is t waai', vroeg men mij in Amerika, dat men
in Holland de straatsteeneu met water alboent en met
uitgewrongen doeken droog maakt?
En ik antwoorddeJa, althans in kleine steden en
in dorpen.
En is 't waai-, dat alle Hollanders sigaren rooken
en jenever drinken?
Niet allen, antwoordde ik. Er zijn zeer veel Hol
landers, die niet rooken. en er zijn er nog veel meer,
die geen jenever drinken.
Maar zij moeten ze toch drinken tegen de
rttt-iimatiek! t Is bij u te lande immers zoo vochtig?
Is 't niet?
En ik kwam te weten, dat wij allen eiken dag twee
of drie glazen jenever dronken, en dal dit in onze
Kamers tot wet was verheven: ze noemden zelfs de
onderscheidenlijke namen daarvan, nl. de eerste ,,'n
snaps en de tweede ,,'n Sehaepmannetje". Verder
hoorde ik, dat kinderen ermee gelaafd werden, om ze
al vroeg te behoeden tegen de aanvallen van rheuma-
tiek. en dat soldaten hun meerderen alleen gehoorzaam
den als ze n oorlam' kregen Door letterkundigen,
die in 't gezelschap waren, werd vermoed, dat „oor
lam" en „oorlog" etymologisch met elkander in ver
band stonden, wat ik niet tegensprak; maar ik gaf
mijn sterk vermoeden te kennen, dat ze dit tactisch
beilist en zeker deden.
Evenwel...
Ik kreeg van de week 'n Amerikaansche Illustratie
in handen, waarin 'n teekening voorkomt van de kwes
tie tiussehen Holland en Venezuela en waarop Holland
Caracas gaat bomhardeeren. Dit wordt aldus voorge
steld: In "n groote klomp holleblok gaan Mar
kers en Erkers scheep; ze hebben 'n pijp in hun
mond en klompen aan hun voeten. Dat ze katapulten
hebben, waarmee ze Edammer kaasjes wegschieten.-kan
evengoed 'n hulde wezen aan ons zuivelproduct als 'n
bespotting van onze vloot, die geen lor beteekent
wat te bewijzen is of van ons leger, waarvan zij
gclooven, dat 't enkel uit boeren bestaat; en waarvan
zij niet weten, dat er zulke kranige onderofficiers, ser
geanten en korporaals in zijn„ die zoo dapper vloeken
en zoo verrassend schofterig tegen hunne nog-minderen
optreden kunnen, waaruit weer langs den weg der ave-
rechtsche logica en die van verwrongen sylogismen te
bewijzen zou wezen, dat 't leger heel wat echte „kerels",
telt. Dat alles kan er dus nog wel mee door en is
op de een of andere manier wel goed te praten, maar
wat er geantwoord moet woorden op de aanklacht van
de plaat, dat die boeren ook met flesschen en kruiken
jenever schieten, weet ik niet. De statistiek wees ons
hoofd voor hoofd, kinderen, vrouwen, grijsaards, af
schaffers, allen met elkaar, zooveel Liter jenever per
jaar aan, omdat, als er zooveel millioen verbruikt wordt,
eerlijk gedeeld, mij daar dan toch ook 't zooveelste
gedeelte van toekomt. Ik nu drink ze nooit, omdat ik
erg zuinig moet wezen op 't beetje hersenen, dat mij is
toebedeeld en ook omdat ik 't niet lust. Zoo zullen
er wel meer zijn, zoo ken ik er velen. Wat wij dus
laten slaan, wordt door anderen gebruikt, want 't is
óp; en de zooveel millioenen alcohol-belasting, waar
onze staatskas op drijft, kan in 't buitenland geen an
dere uitwerking' hebben, dan dat men ons allen over
eene kam scheert en ons kwalificeert als een natie
van dronken lappen.
Ik heb 't voorrecht er nogal gezond uit te zien en
omdat ik uit Holland kom. vroeg Professor Sihippen
aan mijn vriend Huizinga „whether 1 not was a bib
ber", „of ik geen drinkebroer was". Waarschijnlijk
dacht de man aan Juda Genesis 49:11 en 12
die rood van oogen was van den wijn. Of ik ook
verdacht werd mijn kleed te wasschen in wijn en mijn
mantel in wijndruivebloed, werd er niet bij verteld.
Ik neem mij zelf maar bij den kop, omdat ik ande
ren niet boos wil maken met 'n vermeende insinuatie.
Maar dit is 't kort begrip van het oordeel, dat buiten
landers over ons vellen. Men la dit om de vvhiskey der
Engelschen, om de absinth der Parijzienaars, om de
ontelbare potjes bier van de Duitschers, omdat die
ook heusch zoo erg niet is, en de gevallen van verbijs
tering of iets van dien aard wel te tellen zijn, maar
men lacht niet om den jenever der Hollanders; daar
trekt men ld en neus voor op,-omdat de ruim tachtig
millioen zegge 80.000.000 guldens, die wij er
jaarlijks aan belasting voor over hebben, aan heel de
wereld'het bewijs wel moeten leveren, dat wij 'n volk
zijn van drinkebroers.
Moet dat nu zoo blijven? Is er geen andere manier
van feest vieren dan in dronkenschap of halve dron
kenschap? Kan die verdoemde jenever er nu nooit
eens buiten blijven?
Welk schouwspel zal Amsterdam morgen weer op
leveren? Enkel vlaggen, enkel vroolijke jongens en
meisjes, mannen en vrouwen, die voor den tijd van 'n
heelen avond de deftigheid eens vergeten en zingen van
„Leve Wiillemien!"?
Ik hoop 't. Maar ik vrees, dat 't wel anders wezen
zal. Hoeveel vrouwen zullen er alleen thuis zitten, met
angst in 't hart hoe manlief thuis zal komen, thuis
zal worden gebracht of ingerekend zal worden? Want
bij (lronken-zijn behoort vechten. Hoeveel soldaatjes
halfbakken brasempjes "met 'n vreemd pak aan
zullen de onbekookte uitingen van hun nog onbekook-
ter vaderlandsliefde, weer boeten met zooveel dagen
arrest? Want heeremensch, als de liefde voor de Ko
ningin en 't vaderland bij 'n dronken soldaat ontwaakt,
dan is er geen houën aan en zou hij zelfs Keizer
Wilhelm te lijf gaan. Hoeveel bloeien van kinderen,
opgedirkt met oranje ter eere van 't Oranje-huis, zullen
weer met „vader" meegesjouwd worden, kroeg in kroeg
uit, omdat de Koningin „maar ééns" jarig ia?
Ochoch, ochoch, als de Koningin dat allemaal eens
zien kon uit de rainen van haar paleis, wat zou Ze
dan wel zeggenik bedoel: Hoe zou Ze zich dan
wel tegenover haar man exeuseeren, omtrent dat aan
liaar zoo verknochte volk? Wat zou Ze dan wel tot
dal volk zelf zeggen?
Laat er ons 't beste van hopen. Misschien wordt
EEN HUWELIJKSGESC.H1EDENIS
HANS VON ZOBELT1TZ
18.
Het was Erich alsof er menigmaal een grauw spook
voor hem opsteeg. Hij was er bang voor en toch zou
hij liet als een weldaad hebben beschouwd als de
waanzin hem al het leed en de ellende zou doen
vergeten.
Waanzinnig was immers alles wat hij de laatste
weken had gedaan, op die jacht van Noord naar Zuid,
van de herfstachtige wouden van zijn vaderland naar
liet zonnige Sicilië. Waanzinnig en nutteloos deze
vlucht voor het noodlot, dat hein toch bleef vervolgen.
De vrouw die daar in 't hotel lag, die hij niet meer
lief had, die hij niet meer achten kon. deed hem
pijn. Hij was wreed voor haar geweest, maar hij kon
naar niet helpen. Het noodlot had hen nu eenmaal aan
elkaar geketend. En wie hielp hem?
Hij wist er eene, die groot en hulpvaardig van hart
was, die voor hem in aen dood zou zijn gegaan. In
den dood r— ja. Maar Ik? leven scheidde hen.
D:- moed om te sterven, dien hadden zij beiden wel
bezeten. Maar de niqed om den band te verbreken,
dien hij zelf had geknoopt, die ontbrak hem. Tussehen
lu-n stond het gelxid wat God samenvoegt, dat zal
Je mensch niel scheiden Eji voor haar kon geen
aardseh gebod dut opheffen. Voor haar niet --
Daarover daehl en peinsde hij, nu sedert weken, dag
cn nacht, maakte plannen en verwierp die weer en
voelde elke gedachte als een zwaar-drukkende schuld.
Tegenover die vrouw, die hij niet meer kon achten,
die hij niet meer lief had die hij niet ineer liefheb
ben kon. omdat een andere haar uil zijn hart had
verdrongen. Want dit was hel vreeselijke: nu was hij
de. schuldige geworden voor zijn eigen geweten, en
Werd eiken dag, ieder uur opnieuw schuldig.
Er kwamen oogenblikken. meer heldere oogenblik-
ken, waarin hij het zichzelf zeidc: dal alles voel jij
alleen maar zoo, door je dikke bloed. Kijk toch eens
om je (heen in de wereld 'kijk eens. Doe wat de
anderen doen, mannen van eer, mannen voor wie de
echoden van jouw godsdienst, jouw zeden en gebrui
ken even- heilig zijn als voor jouzelf. Verbreek uiterlijk
wat innerlijk reeds verbroken is. Werp die beletselen
van je, bouw nog eenmaal je geluk. Wie doe je
daar leed mee? Sidi zal een paar tranen storten en
den volgenden dag reeds weer kunnen lachen.
Maai" het was hem zelf steeds weer een raadsel
telkenmaal schoof zich het lichtzinnig gesproken
wooid daartusschen, dat Sidi eenmaal tegen hem had
gezegd i.n een uur, toeui hij het bosch van rozen
meende binnen te gaan, aan welks doornen hij nu
doodbloedde: Ik wil een trouwe gade voor je zijn.
Het was lichtzinnig gezegd geweest, maar zij had woord
gehouden. Niet in de mooiste en volste beteekenis wel
licht, met der daad toch zeker.
Dun was er ook nog wat anders, wat zeer zwaar
op zijn ziel gevallen was, toen die gedachte aan een
scheiding de eerste maal in hem opkwam en wel
maakte hij zichzelf vrij, dan viel voor Sidi elke steun weg
Nu was hij haai- beschermer. In het oogcnblik, waarop
hij zich van haar zou losmaken, zou Zij geheel aan
zichzelf zijn overgeleverd. IX- vrouw echler, die aan
zijn. hart had gerust, die zijn naam droeg, in den
stroom des levens te weten, waarin haar minste nei
gingen haar zouden drijven, die gedachte was niet te
verdragen. Dan liever met haar ellendig te gronde ge
gaan
Wel een paar uur zat hij daar boven op de heuvelen
m de eenzaamheid, beschenen door een brandende zon.
Die zon van Sicilië meende het toch wel goed. maar
rij maakte het wel wal erg. Half onbewust, wat hij deed.
trok Kerstin zijn jasje uit en wierp het naast zich
op den grond Een paar brieven, die gister en eer
gister gekomen waren, vielen uit zijn zak. In zijn diepe
neerslachtigheid lette hij daar niet op. Maar toe
vallig keek hij er een oogenblik later naar.
Bovenop lag een brief, waarvan hij den afzender
reeds herkende aan den vorm van deri lbrief. Zijn
opzichter Reder hield niet van nieuwigheden, hij vouw
de zijn brieven in dat iormaat zooals hij het onge
veer voor een halve eeuw had geleerd.
Een poosje liet Kerstin den brief liggen, zonder er
naar te bukken. Wat scheelde hem Reder wat 'dat
heele Waldow
Maar dat witte stuk papier werkte op hem als een
magneet. De beeltenis van den ouden grijskop scheen
daaruit op te duiken, de stramme baas. met dat oude
verstandige gelaat en den breeden mond, waarin de kern
gezonde landen zoo onregelmatig mogelijk waren ge
plaatst. En achter die beeltenis dook op een stuk ak
kerland, vruchten na vruchten door zorgzame
vlijt beheerd zijn gebooi jegrond
Die brief hinderde hem toch.
Reeds had hij hem in de hand en keek naar het
zegel. Zonder zegel was het voor Reder geen echte
brief. Vast prijkte het roode lakslenij>el daar, waarin
middenin het wapen en daaromheen de naam Wal
dow.
En nu weid de brief geopend.
Hoogwelgeboren Heer!
Hoogvereerde heer Baron
Uw hoogwelgeboren dienaar bericht 'allergehoor-
zaamst -
lil dergelijke beleefdheden was Reder groot. Zoo liad
hij het geleerd en daaraan hield hij dan ook vast. Maar
achter deze overdrevenheden stond een oprecht man,
die ook zijn heer niet ontzag.
Eerst maar het eenvoudig bericht over wat er zoo
al was voorgevallen. „Opdrie mijner wekelijksche be
richten heb ik van u geen antwoord ontvangen en
ik kan mij maai- niet voorstellen dat deze brieven u
niet hebben bereikt. En waar zij zulke belangrijke
zaken lievatten, die op afdoening wachten, zooals de
verpachting van den molen, is dit hoogst onaangenaam.
Zoolang ik de bijzondere eer genoot Waldow zelfstan
dig te adininistreeren, heb ik ook zelf steeds beslist.
Maar nadat uw hoogwelgeboren mij allergcnadigst een
groot deel van het werk van de schouders heelt ge
nomen, om dat zelf uit te voeren, moet u ook zeil
beslissen. Anders gaat het niet. En daar ik dus geheel
zonder antwoord ben gebleven, mag ik alleen aanne
men, dat mijnheel" de baron zeer ziek is. Dat moge
de genadige God verhoeden. Waarmede ik verblijf de
trouwe dienaar van u hoogwelgeborene
volgden nog eenige plichtplegingen en onderaan een
flinke handteekening.
Langzaam deed Kerstin het papier in het couvert
en keek naar de vele poststempels. Van plaats tot plaats
was liet hem nagezonden. En in zijn koffer zouden
bepaald nog wel een paai- van deze brieven liggen,
ongeopend, ongelezen
Zijn plicht verzaakt had hij. Het was zijn plicht
zijn vaderlijk erf te beheeren.
Maar terwijl hij daar zoo over nadacht, met een
gloeiende beschaming, toen verhelderde zich zijn be
grip Hij gevoelde voor de eerste maal, dat hij zelf
in deze weken op een glijdende baan was geraakt.
Misschien was dat wel reeds vroeger begonnen. Reeds in
Waldow zei 1. in den laatsten lijd daar. onder den last
van de vervreemding van zijn vrouw. De reclite, ernstige
vreugde van den arbeid eai zijn zegen was wel reeds
daar gebroken geweest. En daar was het bergaf ge
gaan, sneller en sneller.
üp de vrouw daarginds, die hij niet meer liefhad
ook ons volk elk jaar wat wijzer. Misschien leeren we
nog wel eens vroolijk zijn zonder flesch of glas. .Mis
schien verbetert allengs onze reputatie in 't buitenland.
Misschien worden diezelfde tachtig millioen, die nu aan
aloohol weg gaan, nog wel eens besteed aan scholen,
schouwburgen, leeszalen, boeken. En als dan die malle
kazernes ook afgebroken worden en we al die on-
Schuldig-nuttelooze militairen niet meer te eten behoeven
te geven, waarachtig, dan kan 't nog gebeuren, dat we
meer geld overhouden dan we nu tekort komen, en
geloof me. dat is n heele duit.
Maar nu loop ik weer gevaar om over den vloek
en de idiootheid van 't militarisme te beginnen en
daar schrijf ik liever eens 'n heelen brief over.
Nu is de Koningin jarig en ik hoop, dat Gij allen
met mij Haar een lange en gelukkige regeering loe-
wenscht; en moet Zij ook dragen al de weelde en smart
van 'n troon, al de weelde en smart van 'n ontvangen
belofte, van n dreigende teleurstelling, zie,
Als bidden helpen mocht.
Laat ons dan bidden.
Als wensehen dragen is,
Laat ons dan mee dragen.
Moge dan „de troost en stuwkracht van Haar hart'
dezelfde wezen als die van haren roemrucJiten voor
vader. die 'n vast verbond gesloten had „met den Poten
taat der Potentaten".
God zegene onze Koningin!
H. d. H.
Verbetering.
De laatste regel over Maeterlinok in mijn vorigen
brief door mij geciteerd uil de „Graphic", is door het
drukfoutduiveltje tot 'n dwaasheid geworden. Ik schreef
niet i „distruction", maar „distinction".
H. d H.
Correspondentie.
J. d. G. Misschien wel; maar dan toch buiten mijn
acntiKL -
3de KLASSE 2de TREKKING.
HOOGE PRIJZEN.
f 2000 9122.
f 1500: 13115.
f 1000 9010.
f 400. 1893, 2882, 16315.
f 100
930,
4070,
11299,
16737,
20185
2687
Prijzen
van f 45.
3
5010
7987
10389
13525
16183
18407
53
719
40
8062
426
558
190
545
102
721
59
74
434
581
222
628
187
759
84
106
511
595
226
630
228
817
96
118
560
627
267
667
289
836
146
126
564
707
363
704
314
913
164
162
599
736
368
878
341
960
170
177
643
769
386
890
357
3047
261
240
767
828
409
948
371
130
280
282
778
917
455
977
453
219
283
343
783
944
498
990
507
257
290
345
801
985
552
19032
514
303
303
374
855
14153
557
156
554
306
306
378
868
161
600
161
707
376
339
381
906
165
638
190
666
398
343
405
931
208
647
214
883
416
415
429
11151
279
648
215
899
420
428
486
173
291
724
229
945
457
497
493
180
413
733
248
989
479
551
529
182
431
801
267
1033
529
595
534
234
455
807
385
34
624
661
730
238
521
855
558
50
685
755
754
555
683
917
619
52
689
765
•762
587
645
936
568
56
690
834
788
588
716
974
589
86
778
866
797
654
732
17061
685
99
798
882
820
662
808
116
753
151
809
889
9014
746
852
158
728
175
812
996
28
766
854
168
770
208
819
G072
35
835
880
215
792
242
923
92
120
855
910
234
796
309
983
123
123
12010
928
237
977
315
4001
138
169
27
943
268
986
385
40
232
192
62
951
276
20197
450
52
279
247
115
971
309
182
467
94
388
274
171
987
315
223
515
100
432
366
236
15008
334
234
664
120
469
412
315
14
367
278
724
126
479
485
361
42
399
290
758
161
579
486
372
62
480
296
760
166
032
542
378
71
583
402
804
281
674
590
392
106
587
409
989
395
722
615
435
125
622
417
2016
410
817
717
660
308
649
589
77
431
7009
738
670
317
664
616
106
487
11
848
681
337
693
626
118
548
20
851
783
378
711
711
139
581
46
989
828
427
783
713
204
590
208
10005
833
466
820
728
208
617
246
34
840
511
864
729
250
625
306
61
972
577
966
751
259
759
400
64
13054
637
991
804
333
782
541
93
103
645
18009
871
357
841
584
181
110
669
78
915
417
843
600
212
114
696
123
929
433
844
654
232
134
766
126
467
871
693
255
147
921
185
469
875
750
305
165
16004
236
473
915
752
314
220
5
270
521
968
782
315
316
97
277
551
970
826
348
416
107
302
596
992
872
371
447
171
355
en niet meer kon achten, mocht ook een .deel der
schuld vallen, maai- zij wist toch niets daarvan. Wat
wist zij van zedelijke plichten. De hoofdschuld rustte
1 op hemzelf, op hem alleen. Hij was verantwoordelijk
voor zijn doen en laten. En hij had gehandeld als een
zinnelooze.
Steeds nog hield hij den brief tussehen de vingers.
„Dus ik moet wel aannemen, dat mijnheer de baron
zeer ziek is
Ja mijn beste Reder, lichamelijk ziek, dat is niet
het ergste
Maai- het zal nooit vergeten worden, dat jij mij
hebt herinnerd aan mijn plicht, dat jij het bewustzijn
daarvan hebt wakker geschud. En daarmee den wil
Ik wil! Ik wil!"
Luid zeide Erich het. Hij stond op en rekte zich
en liep met het hoofd in den nek naar huis. Hij
dacht niet meer aan den tweestrijd in zijn binnenste.
Met geweld schoof hij alles van zich af, wat hem
beangst en bedrukt had. Hij dacht niet meer aan
datgene wat achter hem lag hij. dacht slechts aan
den bevrijdenden zegen van den arbeid, die voor hem
lag. Daar waar de arbeid hem wachtte en de oude
Reder met den knoestigen stok in de hand verlangend
naar hem uitkeek thuis!!
Een paar oogenblikken later trad hij bij zijn vrouw
binnen. Zij was vlugger en hij zag dat zij niets anders
noodig had dan rust. Een, twee dagen rust en zij
was weer geheel monter.
Zij spraken niet veel met elkaar. Sidi had een loe
renden, angstigen blik, dien Erich zichtbaar ontweek.
Maar zooals zij daar lag deed dat hem leed: „ik heb
toch te veel van je verlangd" zeide hij. Toen lachte
zij even: ,,'t hindert niet, ventje
Toen ging hij aan zijn schrijftafel zitten.
Het was onaangenaam welk een grooten hoop pa
pieren Frans de bediende uit den koffer haalde. Een
massa brieven en drukwerken, kwamen voor den dag.
Haastig zocht Erich er de brieven van Reder uit. Deze
te beantwoorden vond hij het eerste en meest gewich
tige werk. Elk dezer brieven scheen hem een aparte
maanbrief. Vrijer en opgeruimder werd het hem te
moede bij de beantwoording. Hij haalde diep adem toen
hij zijn langen brief sloot: ,,ik denk binnen een week
weer zelf op Waldow te zijn."
Er was nog veel werk aan de schrijftafel. Daar lagen
brieven van de bank, die zoo noodig beant woord moes
ten worden. Uren en uren verliepen en nog maar steeds
was hij met allen ijver aan het werk. Alles wat maar
eenigszins een particuliere brief kon worden genoemd,
had hij ter zijde geschoven. De avond was leeds aan
gebroken voor en aleer hij zich eindelijk wendde tot