I' De heilige Sebastiaan. Zondag 3(1 Aug. 1908. Jaargang. No. 4391. FEUILLETON. TWEEDE KLAD. 1 388ste Staatsloterij. - nw (SJVtT." 31 AagiiNlns. De Koningin verjaart. Wat gaat <ks tijd snel voorbij en wat kan er in korten tijd veel gebeuren I Wee| ge nog, vrienden van ruim veertig, de belangstelling en het enthousiasme, dat heel het volk bezielde, toen zooveel jaren geleden, n Prins of 'n Prinses verwacht werd? Weet ge nog van een jaar tevoren, toen Koning Willem III hier eerst in Den Haag en daarna in Amsterdam zijn blijden intocht deed met zijn jonge vrouw? Wat had den de kranten 't druk en wal sloofden de Oranje klanten zich uit en wat deden de socialisten vies en wal vergaloppeerden zij zich in allerlei gore praatjes! Och, menschen die toen lezen konden, moeten zich wel van den ochtend vroeg tot den avond laat geër gerd hebben, zoowel aan de uiterste rechter- als aan de uiterste linkerzijde Er was in die dagen beweging in het Hofleven. Prins Hendrik de jongere broer des Konings trouwde met Prinses Marie van Pruis- sen, en Koning Willem Alexander Paul Frederik Lode- wijk trouwde met Adelheid Emma Wilhelmina There- sia, geboren Printbs van Waldeck Pyrmont. Het kanon gebulder was niet van de luoht en als 't even zweeg, dan was 't omdat de kanonnen geladen moesten wor den. Wat "n pompe en wat 'n statie als 't Hof in Am sterdam was! 'n Jaar of wat te voren, in de zeven tiger jaren, was dat nog schitterender geweest Als dan de Koning en de Koningin, de oude Frederik en de Familie Yon Wiedt, de Kroonprins (Willem) met zijn kranigen kop en zijn kranige figuur, en de jongere Alex ander. met zijn wasbleek gezicht, en Prins Hendrik, des Konings broer, daar op 't balkon van "t Paleis stonden in hun goud-geomeerde gala-costuums, dan kwam 't Oranje-gevoel in de harten boven, en het juichen had geen einde. Ik zat dan soms op den schouder van mijn vader, die zoo goed en zoo kwaad dal ging. mij expliceerde, wie 't waren die daar stonden. Zie je dien langen jongen vent. links van den Koning, Hein? Dat is de Kroonprins. Die wordt een maal Koning. Die ouwe meneer is 'n oom van den Koning, Prins Frederik; en die andere, met die bakke baarden. is Prins Hendrik. En als 't dan afgeloopen was en we weer naar den trein gingen, dan mocht ik zoo zeggen: 't Was wel tnooi, hè vader? En dan antwoordde mijn vader stereo tiep Ja jongen, heel mooi't is jammer, dat 't zoo 'n dure familie is. Verder gingen de politieke beschouwingen van mijn vader, geloof ik, niet En als ik dan opmerkte, dat 't wel heerlijk moest wezen om Koning te zijn of Prins, dan zei hij vast en zeker: Och, daar zal .ook wel wat aan mankeeren. De .conclusie, die mijn jonge hoofd dan maakte, kon geen andere zijn. dan dat duur (tijk) en gelukkig niet absoluut bij elkander behoorden. Later heb ik 'I onder vonden. evenzeer als de waarheid dat goedkoop (arm) en gelukkig 't soms nog minder met elkaar vinden kun nen 'n Oneenighcid bij rijke menschen loopt uit op dubbele huishuur, hoogstens op 'n proces, maar bij arme mensehen loopt 'I drama uit op 'n drama in 't kwadraat. Ten slotte haten die menschen zelfs elkanders armoede, en geldt dez emede als reden van aanklacht en tegenzin. MaarWe waren aan 't Hof bezig en aan 't Hof leven. Nu, dat is niet lang zoo pompeus en statieus gebleven. Toen Frederik gestorven was, kwam er al n groote verandering, want de vorsten van Wiedt waren toen hun rijken vader kwijt, en bleven bij feesten én intochten in Duitschland. Koningin Sophie stierf op haar vorstelijke hermitage ,.Het Huis ten Bosch", en eer de vrees er de aandacht op kon vestigen liet de jonge Prins van Oranje te Parijs 't leven. Nederland was als bij tooverslag arm geworden aan vorsten Want Alexander, al was hij dan ook Schout bij Nacht en opperbevelhebber over 'n deel van 't leger och. 'n koningskind is zoo gauw geleerd en dapper! was niet in staat, om bij t eventueel overlijden van zijn vader- de teugels van 't bewind in handen te nemen, al hoeft 'n mensen ook daarvoor geen Grieksch en Latijn te kennen. Door de natuur zeer armelijk met hersenen bedacht en ziekelijk van gestel, deed zij 'n «laad van liefde en barmhartigheid door hem spoedig Ie doen sterven. Toen stonden de couranten Vol met artikelen over erfopvolging. Wal al namen werden ge noemd' Wat al berekeningen gemaakt! De Koning stond eenzaam naast zijn even eenzamen broeder Hendrik. Geruchten van huwelijken gingen door 't land. en 't groote Nederland, dal even spoedig zijn dooden ver geel als de menschen. die in kleine huisjes wonen, vergistte zich in korten tijd aan twee vorstelijke brui loften Prinses Marie, de majesteitelijke Prinses, kwam Holland binnen als Prinses Hendrik en de ruim zestig jarige Koning trouwde met de even twintigjarige Emma uit Arolsen. Hendrik stierf kort na zijn trouwen aan de mazelen, die hij te Amsterdam bij 'n bezoek aan een der gastluhzen had opgedaan en Marie keerde naar Duitsuhland terug. De oude Koning zag zijn jeugd terugkeeren. Koningin Emma werd den 31 sten Augustus 1880 moeder van Wilhelniina Helona Paulina Maria, Prinses van Oranje, die haren vader den 23en Nov. 1890 zijn sterfdag in al zijn rechten en waardigheden uitgenomen het Groothertogschap van Luxemburg als Koningin der Nederlanden zou opvolgen. .Aandoenlijke verhalen deden toen de rondte. De legenden van het Hof bewezen, dat de Koningsvrouwe. die als vreemdelinge was komen wonen aan „het Land bij der Zee geen vreemdelinge gebleven was. Zij had het hart des volks gewonnen door haar eenvoud, en hare taak, om het kind-koninginnetje op te voeden en op te leiden tot, zelfstandige Bestuurster dezer lan den, werd niet gering geacht en door Volk en Regee ring ten zeerste gewaardeerd. Voor 't half-verweesde Koninginnetje klopte elks hart. De Kunst trad zooals Kunst altijd doet in den .dienst van liefde en aan hankelijkheid Schilders, dichters, beeldhouwers, musici gaven uiting aan hunne gevoelens voor 't Koningschap, en ,.das ewig weibliche" bleek ook op Hollandsehe har ten haar invloed te doen gelden, 'n Jong Koning kooi niet meer vereerd zijn geworden. Ja. had 'L naar allen schijn, met minder liefde en enthousiasme moeten doen. Een der aandoenlijkste uitingen van liefde in die (lagen •vond ik in een sonnet in 't nummer van 1 Deo van „Vrij en Vroom Ons Koninginnetje wdts toen ruim tien jaar en had. zeven dagen te voren haar vader verloren. Het sonnet luidde: ,,Lief kindje in rouw, dat door ons wordt bemind, Omdat ac een kind zijt en eens konings kind, Hoe is het dat ons hart, om u verslagen, Niet blij kan zijn, dat gij een kroon zult dragen. Is het de deernis met een kinderhart Dat nu vervuld is van een groote smart? Of droefheid om een kind, dit niet kan weten, Hoe zwaar het is een koningin te heeterv? Lief kindje in rouw, jong hartje, teer en rein, Uw grootste voorrecht is t nog kind te zijn; Blijf lang een kind En als gij moet regeeren, En van uw troon draagt al de weelde en smart, Dpn zij de troost eu stuwkracht van uw hart: „Een vast verbond met God, den Heer der Heeren"." En met al de beste wensehen en gebeden van een ge heel volk is de kleine Koningin opgegloeid tol zelf standige Voi-stin, is zij de beminde vrouw geworden van 'n beminden man, en Nederland heeft met stille hoop en geheime vraeze nu het gefluisterde bericht vernomen van haar aanstaand moederschap. Men behoeft geen onberedeneerde Oranje-klant le zijn, om de stille hoop te voeden, dat de hoogste wensehen van deze jonge vrouw vervuld mogen worden. Mocht 't wezen, dat al de weelde, maar. ook al de moeite van troon en kroon, gedragen worden met {iet blijde fevoel van 'n ontvangen belofte, die eenmaal werkelijk- eid wezen zal. Want het zal aan het Hof wel zijn als in elk huisgezin^ nl. dal 'n moeder leeft in haar kind. Wie zou 'n jonge vrouw zulk een geluk niet gunnen? Als bidden helpen mocht, Wie zou niel bidden? Als wensehen dragen is, Wie draagt niel mee? Hier zij de „troost en stuwkracht", waar de mij onbekend gebleven dichter (dichteres) in 't door mij geciteerde sonnet van sprak, de Koningin van harte toegewenscht. En nu zal morgen Haar verjaardag gevierd worden, de 28ste verjaardag der Koningin, 't Zal stil zijn op het Loo, want luidruchtige feesten zullen niel gevierd maaltijden niet gegeven worden. En terwijl het llof stil en huiselijk bijeen is zooals ons eerst werd mede gedeeld, van wege den rouw om 'n gestorven bloed verwant; maar zooals wij nu mogen hopen, om den ernst van een te verwachten geluk zal Amsterdam en Den Haag, zullen alle steden en dorpen, in ons vaderland het dundoek laten wapperen, zullen carillons het „Wilhelmus" en andere aderlandsche melodieën deen weerklinken, zullen de Hollanders feestvieren op hun manier. Zou ik dezen brief niet eens af kunnen maken zonder kwaad te spieken? Weet wel, dat kwaadspreken geen laster is, al zijn ze naaste huren en al nemen ze brood van denzelfden bakker. Shakespeare zegt: 't Is nevel' good to bring bad news." Ofschoon het heele- maal geen „nieuws" is, wat me daareven bijna van de tong gleed. Dit mijn „nieuws" is al wel ouder dan de branderijen in Schiedam, die nu leeg staan. Hoe moet ik 't dan zeggen, wat ik zeggen wil, zon der 'n kwaad, dat in Holland nog niet verleerd is, hij den naam te noemen? .Maar dat bekend is over den gansehen aardbol, net zoo goed als ons vloeken, net zoo goed als onze zindelijkheid, Hoe moet ik dat dan zeggen? Is t waai', vroeg men mij in Amerika, dat men in Holland de straatsteeneu met water alboent en met uitgewrongen doeken droog maakt? En ik antwoorddeJa, althans in kleine steden en in dorpen. En is 't waai-, dat alle Hollanders sigaren rooken en jenever drinken? Niet allen, antwoordde ik. Er zijn zeer veel Hol landers, die niet rooken. en er zijn er nog veel meer, die geen jenever drinken. Maar zij moeten ze toch drinken tegen de rttt-iimatiek! t Is bij u te lande immers zoo vochtig? Is 't niet? En ik kwam te weten, dat wij allen eiken dag twee of drie glazen jenever dronken, en dal dit in onze Kamers tot wet was verheven: ze noemden zelfs de onderscheidenlijke namen daarvan, nl. de eerste ,,'n snaps en de tweede ,,'n Sehaepmannetje". Verder hoorde ik, dat kinderen ermee gelaafd werden, om ze al vroeg te behoeden tegen de aanvallen van rheuma- tiek. en dat soldaten hun meerderen alleen gehoorzaam den als ze n oorlam' kregen Door letterkundigen, die in 't gezelschap waren, werd vermoed, dat „oor lam" en „oorlog" etymologisch met elkander in ver band stonden, wat ik niet tegensprak; maar ik gaf mijn sterk vermoeden te kennen, dat ze dit tactisch beilist en zeker deden. Evenwel... Ik kreeg van de week 'n Amerikaansche Illustratie in handen, waarin 'n teekening voorkomt van de kwes tie tiussehen Holland en Venezuela en waarop Holland Caracas gaat bomhardeeren. Dit wordt aldus voorge steld: In "n groote klomp holleblok gaan Mar kers en Erkers scheep; ze hebben 'n pijp in hun mond en klompen aan hun voeten. Dat ze katapulten hebben, waarmee ze Edammer kaasjes wegschieten.-kan evengoed 'n hulde wezen aan ons zuivelproduct als 'n bespotting van onze vloot, die geen lor beteekent wat te bewijzen is of van ons leger, waarvan zij gclooven, dat 't enkel uit boeren bestaat; en waarvan zij niet weten, dat er zulke kranige onderofficiers, ser geanten en korporaals in zijn„ die zoo dapper vloeken en zoo verrassend schofterig tegen hunne nog-minderen optreden kunnen, waaruit weer langs den weg der ave- rechtsche logica en die van verwrongen sylogismen te bewijzen zou wezen, dat 't leger heel wat echte „kerels", telt. Dat alles kan er dus nog wel mee door en is op de een of andere manier wel goed te praten, maar wat er geantwoord moet woorden op de aanklacht van de plaat, dat die boeren ook met flesschen en kruiken jenever schieten, weet ik niet. De statistiek wees ons hoofd voor hoofd, kinderen, vrouwen, grijsaards, af schaffers, allen met elkaar, zooveel Liter jenever per jaar aan, omdat, als er zooveel millioen verbruikt wordt, eerlijk gedeeld, mij daar dan toch ook 't zooveelste gedeelte van toekomt. Ik nu drink ze nooit, omdat ik erg zuinig moet wezen op 't beetje hersenen, dat mij is toebedeeld en ook omdat ik 't niet lust. Zoo zullen er wel meer zijn, zoo ken ik er velen. Wat wij dus laten slaan, wordt door anderen gebruikt, want 't is óp; en de zooveel millioenen alcohol-belasting, waar onze staatskas op drijft, kan in 't buitenland geen an dere uitwerking' hebben, dan dat men ons allen over eene kam scheert en ons kwalificeert als een natie van dronken lappen. Ik heb 't voorrecht er nogal gezond uit te zien en omdat ik uit Holland kom. vroeg Professor Sihippen aan mijn vriend Huizinga „whether 1 not was a bib ber", „of ik geen drinkebroer was". Waarschijnlijk dacht de man aan Juda Genesis 49:11 en 12 die rood van oogen was van den wijn. Of ik ook verdacht werd mijn kleed te wasschen in wijn en mijn mantel in wijndruivebloed, werd er niet bij verteld. Ik neem mij zelf maar bij den kop, omdat ik ande ren niet boos wil maken met 'n vermeende insinuatie. Maar dit is 't kort begrip van het oordeel, dat buiten landers over ons vellen. Men la dit om de vvhiskey der Engelschen, om de absinth der Parijzienaars, om de ontelbare potjes bier van de Duitschers, omdat die ook heusch zoo erg niet is, en de gevallen van verbijs tering of iets van dien aard wel te tellen zijn, maar men lacht niet om den jenever der Hollanders; daar trekt men ld en neus voor op,-omdat de ruim tachtig millioen zegge 80.000.000 guldens, die wij er jaarlijks aan belasting voor over hebben, aan heel de wereld'het bewijs wel moeten leveren, dat wij 'n volk zijn van drinkebroers. Moet dat nu zoo blijven? Is er geen andere manier van feest vieren dan in dronkenschap of halve dron kenschap? Kan die verdoemde jenever er nu nooit eens buiten blijven? Welk schouwspel zal Amsterdam morgen weer op leveren? Enkel vlaggen, enkel vroolijke jongens en meisjes, mannen en vrouwen, die voor den tijd van 'n heelen avond de deftigheid eens vergeten en zingen van „Leve Wiillemien!"? Ik hoop 't. Maar ik vrees, dat 't wel anders wezen zal. Hoeveel vrouwen zullen er alleen thuis zitten, met angst in 't hart hoe manlief thuis zal komen, thuis zal worden gebracht of ingerekend zal worden? Want bij (lronken-zijn behoort vechten. Hoeveel soldaatjes halfbakken brasempjes "met 'n vreemd pak aan zullen de onbekookte uitingen van hun nog onbekook- ter vaderlandsliefde, weer boeten met zooveel dagen arrest? Want heeremensch, als de liefde voor de Ko ningin en 't vaderland bij 'n dronken soldaat ontwaakt, dan is er geen houën aan en zou hij zelfs Keizer Wilhelm te lijf gaan. Hoeveel bloeien van kinderen, opgedirkt met oranje ter eere van 't Oranje-huis, zullen weer met „vader" meegesjouwd worden, kroeg in kroeg uit, omdat de Koningin „maar ééns" jarig ia? Ochoch, ochoch, als de Koningin dat allemaal eens zien kon uit de rainen van haar paleis, wat zou Ze dan wel zeggenik bedoel: Hoe zou Ze zich dan wel tegenover haar man exeuseeren, omtrent dat aan liaar zoo verknochte volk? Wat zou Ze dan wel tot dal volk zelf zeggen? Laat er ons 't beste van hopen. Misschien wordt EEN HUWELIJKSGESC.H1EDENIS HANS VON ZOBELT1TZ 18. Het was Erich alsof er menigmaal een grauw spook voor hem opsteeg. Hij was er bang voor en toch zou hij liet als een weldaad hebben beschouwd als de waanzin hem al het leed en de ellende zou doen vergeten. Waanzinnig was immers alles wat hij de laatste weken had gedaan, op die jacht van Noord naar Zuid, van de herfstachtige wouden van zijn vaderland naar liet zonnige Sicilië. Waanzinnig en nutteloos deze vlucht voor het noodlot, dat hein toch bleef vervolgen. De vrouw die daar in 't hotel lag, die hij niet meer lief had, die hij niet meer achten kon. deed hem pijn. Hij was wreed voor haar geweest, maar hij kon naar niet helpen. Het noodlot had hen nu eenmaal aan elkaar geketend. En wie hielp hem? Hij wist er eene, die groot en hulpvaardig van hart was, die voor hem in aen dood zou zijn gegaan. In den dood r— ja. Maar Ik? leven scheidde hen. D:- moed om te sterven, dien hadden zij beiden wel bezeten. Maar de niqed om den band te verbreken, dien hij zelf had geknoopt, die ontbrak hem. Tussehen lu-n stond het gelxid wat God samenvoegt, dat zal Je mensch niel scheiden Eji voor haar kon geen aardseh gebod dut opheffen. Voor haar niet -- Daarover daehl en peinsde hij, nu sedert weken, dag cn nacht, maakte plannen en verwierp die weer en voelde elke gedachte als een zwaar-drukkende schuld. Tegenover die vrouw, die hij niet meer kon achten, die hij niet meer lief had die hij niet ineer liefheb ben kon. omdat een andere haar uil zijn hart had verdrongen. Want dit was hel vreeselijke: nu was hij de. schuldige geworden voor zijn eigen geweten, en Werd eiken dag, ieder uur opnieuw schuldig. Er kwamen oogenblikken. meer heldere oogenblik- ken, waarin hij het zichzelf zeidc: dal alles voel jij alleen maar zoo, door je dikke bloed. Kijk toch eens om je (heen in de wereld 'kijk eens. Doe wat de anderen doen, mannen van eer, mannen voor wie de echoden van jouw godsdienst, jouw zeden en gebrui ken even- heilig zijn als voor jouzelf. Verbreek uiterlijk wat innerlijk reeds verbroken is. Werp die beletselen van je, bouw nog eenmaal je geluk. Wie doe je daar leed mee? Sidi zal een paar tranen storten en den volgenden dag reeds weer kunnen lachen. Maai" het was hem zelf steeds weer een raadsel telkenmaal schoof zich het lichtzinnig gesproken wooid daartusschen, dat Sidi eenmaal tegen hem had gezegd i.n een uur, toeui hij het bosch van rozen meende binnen te gaan, aan welks doornen hij nu doodbloedde: Ik wil een trouwe gade voor je zijn. Het was lichtzinnig gezegd geweest, maar zij had woord gehouden. Niet in de mooiste en volste beteekenis wel licht, met der daad toch zeker. Dun was er ook nog wat anders, wat zeer zwaar op zijn ziel gevallen was, toen die gedachte aan een scheiding de eerste maal in hem opkwam en wel maakte hij zichzelf vrij, dan viel voor Sidi elke steun weg Nu was hij haai- beschermer. In het oogcnblik, waarop hij zich van haar zou losmaken, zou Zij geheel aan zichzelf zijn overgeleverd. IX- vrouw echler, die aan zijn. hart had gerust, die zijn naam droeg, in den stroom des levens te weten, waarin haar minste nei gingen haar zouden drijven, die gedachte was niet te verdragen. Dan liever met haar ellendig te gronde ge gaan Wel een paar uur zat hij daar boven op de heuvelen m de eenzaamheid, beschenen door een brandende zon. Die zon van Sicilië meende het toch wel goed. maar rij maakte het wel wal erg. Half onbewust, wat hij deed. trok Kerstin zijn jasje uit en wierp het naast zich op den grond Een paar brieven, die gister en eer gister gekomen waren, vielen uit zijn zak. In zijn diepe neerslachtigheid lette hij daar niet op. Maar toe vallig keek hij er een oogenblik later naar. Bovenop lag een brief, waarvan hij den afzender reeds herkende aan den vorm van deri lbrief. Zijn opzichter Reder hield niet van nieuwigheden, hij vouw de zijn brieven in dat iormaat zooals hij het onge veer voor een halve eeuw had geleerd. Een poosje liet Kerstin den brief liggen, zonder er naar te bukken. Wat scheelde hem Reder wat 'dat heele Waldow Maar dat witte stuk papier werkte op hem als een magneet. De beeltenis van den ouden grijskop scheen daaruit op te duiken, de stramme baas. met dat oude verstandige gelaat en den breeden mond, waarin de kern gezonde landen zoo onregelmatig mogelijk waren ge plaatst. En achter die beeltenis dook op een stuk ak kerland, vruchten na vruchten door zorgzame vlijt beheerd zijn gebooi jegrond Die brief hinderde hem toch. Reeds had hij hem in de hand en keek naar het zegel. Zonder zegel was het voor Reder geen echte brief. Vast prijkte het roode lakslenij>el daar, waarin middenin het wapen en daaromheen de naam Wal dow. En nu weid de brief geopend. Hoogwelgeboren Heer! Hoogvereerde heer Baron Uw hoogwelgeboren dienaar bericht 'allergehoor- zaamst - lil dergelijke beleefdheden was Reder groot. Zoo liad hij het geleerd en daaraan hield hij dan ook vast. Maar achter deze overdrevenheden stond een oprecht man, die ook zijn heer niet ontzag. Eerst maar het eenvoudig bericht over wat er zoo al was voorgevallen. „Opdrie mijner wekelijksche be richten heb ik van u geen antwoord ontvangen en ik kan mij maai- niet voorstellen dat deze brieven u niet hebben bereikt. En waar zij zulke belangrijke zaken lievatten, die op afdoening wachten, zooals de verpachting van den molen, is dit hoogst onaangenaam. Zoolang ik de bijzondere eer genoot Waldow zelfstan dig te adininistreeren, heb ik ook zelf steeds beslist. Maar nadat uw hoogwelgeboren mij allergcnadigst een groot deel van het werk van de schouders heelt ge nomen, om dat zelf uit te voeren, moet u ook zeil beslissen. Anders gaat het niet. En daar ik dus geheel zonder antwoord ben gebleven, mag ik alleen aanne men, dat mijnheel" de baron zeer ziek is. Dat moge de genadige God verhoeden. Waarmede ik verblijf de trouwe dienaar van u hoogwelgeborene volgden nog eenige plichtplegingen en onderaan een flinke handteekening. Langzaam deed Kerstin het papier in het couvert en keek naar de vele poststempels. Van plaats tot plaats was liet hem nagezonden. En in zijn koffer zouden bepaald nog wel een paai- van deze brieven liggen, ongeopend, ongelezen Zijn plicht verzaakt had hij. Het was zijn plicht zijn vaderlijk erf te beheeren. Maar terwijl hij daar zoo over nadacht, met een gloeiende beschaming, toen verhelderde zich zijn be grip Hij gevoelde voor de eerste maal, dat hij zelf in deze weken op een glijdende baan was geraakt. Misschien was dat wel reeds vroeger begonnen. Reeds in Waldow zei 1. in den laatsten lijd daar. onder den last van de vervreemding van zijn vrouw. De reclite, ernstige vreugde van den arbeid eai zijn zegen was wel reeds daar gebroken geweest. En daar was het bergaf ge gaan, sneller en sneller. üp de vrouw daarginds, die hij niet meer liefhad ook ons volk elk jaar wat wijzer. Misschien leeren we nog wel eens vroolijk zijn zonder flesch of glas. .Mis schien verbetert allengs onze reputatie in 't buitenland. Misschien worden diezelfde tachtig millioen, die nu aan aloohol weg gaan, nog wel eens besteed aan scholen, schouwburgen, leeszalen, boeken. En als dan die malle kazernes ook afgebroken worden en we al die on- Schuldig-nuttelooze militairen niet meer te eten behoeven te geven, waarachtig, dan kan 't nog gebeuren, dat we meer geld overhouden dan we nu tekort komen, en geloof me. dat is n heele duit. Maar nu loop ik weer gevaar om over den vloek en de idiootheid van 't militarisme te beginnen en daar schrijf ik liever eens 'n heelen brief over. Nu is de Koningin jarig en ik hoop, dat Gij allen met mij Haar een lange en gelukkige regeering loe- wenscht; en moet Zij ook dragen al de weelde en smart van 'n troon, al de weelde en smart van 'n ontvangen belofte, van n dreigende teleurstelling, zie, Als bidden helpen mocht. Laat ons dan bidden. Als wensehen dragen is, Laat ons dan mee dragen. Moge dan „de troost en stuwkracht van Haar hart' dezelfde wezen als die van haren roemrucJiten voor vader. die 'n vast verbond gesloten had „met den Poten taat der Potentaten". God zegene onze Koningin! H. d. H. Verbetering. De laatste regel over Maeterlinok in mijn vorigen brief door mij geciteerd uil de „Graphic", is door het drukfoutduiveltje tot 'n dwaasheid geworden. Ik schreef niet i „distruction", maar „distinction". H. d H. Correspondentie. J. d. G. Misschien wel; maar dan toch buiten mijn acntiKL - 3de KLASSE 2de TREKKING. HOOGE PRIJZEN. f 2000 9122. f 1500: 13115. f 1000 9010. f 400. 1893, 2882, 16315. f 100 930, 4070, 11299, 16737, 20185 2687 Prijzen van f 45. 3 5010 7987 10389 13525 16183 18407 53 719 40 8062 426 558 190 545 102 721 59 74 434 581 222 628 187 759 84 106 511 595 226 630 228 817 96 118 560 627 267 667 289 836 146 126 564 707 363 704 314 913 164 162 599 736 368 878 341 960 170 177 643 769 386 890 357 3047 261 240 767 828 409 948 371 130 280 282 778 917 455 977 453 219 283 343 783 944 498 990 507 257 290 345 801 985 552 19032 514 303 303 374 855 14153 557 156 554 306 306 378 868 161 600 161 707 376 339 381 906 165 638 190 666 398 343 405 931 208 647 214 883 416 415 429 11151 279 648 215 899 420 428 486 173 291 724 229 945 457 497 493 180 413 733 248 989 479 551 529 182 431 801 267 1033 529 595 534 234 455 807 385 34 624 661 730 238 521 855 558 50 685 755 754 555 683 917 619 52 689 765 •762 587 645 936 568 56 690 834 788 588 716 974 589 86 778 866 797 654 732 17061 685 99 798 882 820 662 808 116 753 151 809 889 9014 746 852 158 728 175 812 996 28 766 854 168 770 208 819 G072 35 835 880 215 792 242 923 92 120 855 910 234 796 309 983 123 123 12010 928 237 977 315 4001 138 169 27 943 268 986 385 40 232 192 62 951 276 20197 450 52 279 247 115 971 309 182 467 94 388 274 171 987 315 223 515 100 432 366 236 15008 334 234 664 120 469 412 315 14 367 278 724 126 479 485 361 42 399 290 758 161 579 486 372 62 480 296 760 166 032 542 378 71 583 402 804 281 674 590 392 106 587 409 989 395 722 615 435 125 622 417 2016 410 817 717 660 308 649 589 77 431 7009 738 670 317 664 616 106 487 11 848 681 337 693 626 118 548 20 851 783 378 711 711 139 581 46 989 828 427 783 713 204 590 208 10005 833 466 820 728 208 617 246 34 840 511 864 729 250 625 306 61 972 577 966 751 259 759 400 64 13054 637 991 804 333 782 541 93 103 645 18009 871 357 841 584 181 110 669 78 915 417 843 600 212 114 696 123 929 433 844 654 232 134 766 126 467 871 693 255 147 921 185 469 875 750 305 165 16004 236 473 915 752 314 220 5 270 521 968 782 315 316 97 277 551 970 826 348 416 107 302 596 992 872 371 447 171 355 en niet meer kon achten, mocht ook een .deel der schuld vallen, maai- zij wist toch niets daarvan. Wat wist zij van zedelijke plichten. De hoofdschuld rustte 1 op hemzelf, op hem alleen. Hij was verantwoordelijk voor zijn doen en laten. En hij had gehandeld als een zinnelooze. Steeds nog hield hij den brief tussehen de vingers. „Dus ik moet wel aannemen, dat mijnheer de baron zeer ziek is Ja mijn beste Reder, lichamelijk ziek, dat is niet het ergste Maai- het zal nooit vergeten worden, dat jij mij hebt herinnerd aan mijn plicht, dat jij het bewustzijn daarvan hebt wakker geschud. En daarmee den wil Ik wil! Ik wil!" Luid zeide Erich het. Hij stond op en rekte zich en liep met het hoofd in den nek naar huis. Hij dacht niet meer aan den tweestrijd in zijn binnenste. Met geweld schoof hij alles van zich af, wat hem beangst en bedrukt had. Hij dacht niet meer aan datgene wat achter hem lag hij. dacht slechts aan den bevrijdenden zegen van den arbeid, die voor hem lag. Daar waar de arbeid hem wachtte en de oude Reder met den knoestigen stok in de hand verlangend naar hem uitkeek thuis!! Een paar oogenblikken later trad hij bij zijn vrouw binnen. Zij was vlugger en hij zag dat zij niets anders noodig had dan rust. Een, twee dagen rust en zij was weer geheel monter. Zij spraken niet veel met elkaar. Sidi had een loe renden, angstigen blik, dien Erich zichtbaar ontweek. Maar zooals zij daar lag deed dat hem leed: „ik heb toch te veel van je verlangd" zeide hij. Toen lachte zij even: ,,'t hindert niet, ventje Toen ging hij aan zijn schrijftafel zitten. Het was onaangenaam welk een grooten hoop pa pieren Frans de bediende uit den koffer haalde. Een massa brieven en drukwerken, kwamen voor den dag. Haastig zocht Erich er de brieven van Reder uit. Deze te beantwoorden vond hij het eerste en meest gewich tige werk. Elk dezer brieven scheen hem een aparte maanbrief. Vrijer en opgeruimder werd het hem te moede bij de beantwoording. Hij haalde diep adem toen hij zijn langen brief sloot: ,,ik denk binnen een week weer zelf op Waldow te zijn." Er was nog veel werk aan de schrijftafel. Daar lagen brieven van de bank, die zoo noodig beant woord moes ten worden. Uren en uren verliepen en nog maar steeds was hij met allen ijver aan het werk. Alles wat maar eenigszins een particuliere brief kon worden genoemd, had hij ter zijde geschoven. De avond was leeds aan gebroken voor en aleer hij zich eindelijk wendde tot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 5