l.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Grepen uit Land- en Tuinbouw.
EEN ZOON.
52e Jaargang. No. 4399.
Xondag 27 Sept. 1908.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
te
r
Vrnchtelooze strjjd
Al een paar malen had ze 't vader willen zeggen.
Maar de woorden bleven haar telkens in de keel steken.
Dan had ze zoo met hem te doen. Als ie dan, nadat
hü gegeten had ging zitten in z'n armstoeltje, in de
woonkamer, vanwege de zuinigheid aten zij, ouder
gewoonte in de keuken en hij keek haar aan met
het vergenoegde gezicht van iemand, die, na den langen
werkdag, eventjes kon uitblazen. Dan hokten de woor
den haar op de lippen. Hij was tevreden als ze zoo
rustigjes tegenover elkander zaten. Van praten had ie
nooit veel gehouden. Jaren geleden, toen ze nog samen
„gingen" 't had een heele poos geduurd, voordat *t
lijden kon om te gaan trouwen zeiën de vriendinnen
menigmaal tegen d'r„Als 'k nou toch begrijp wat jij
in dien Sanders ziet Zoo'n houten Klaas. Ik zou je
danken hoor 1 Een meid als jij, Fie, kan waarachtig
wel een kwieker ventje krijgen 1 Maar Fie liet ze praten.
Wist wat ze aan haar Jan had Gezellig, spraak
zaam was hy niet, dat moet gezegd. Zoo'n Zondagavond,
als ze samen wandelden en daarna ergens een uurtje
gingen uitrusten, kon 't gebeuren dat hij geen boe-of-ba
haast zei. Al maar sigaartjes zat te rooken, luisterend
naar het gesnap van Fie, die geen kwartier achtereen
kon zitten zonder wat te beweren. En 't werd zelfs
haar wel eens wat kras. Kwaad werd ze niet, daarvoor
hield ze te veel van 'm. Maar zij gaf hem dan een por
in den rug, net of ze hem gloeiend-vervelend vond
en zei dan: „Komjó, zeg nou óók 'r 's wat!" Dan
kon hij glimlachen op zoo'n eigenaardige heel-bjjzondere
manier. Zijn oogen zeiden haar dan wat in hem omging
en hij de stugge vent maar niet kon uitdrukken
en waar hij eenmaal kracht toe had gevonden. Zij
herinnerde zich altijd de sobere eenvoudige woorden,
waarmee bij haar toen had duidelijk gemaakt wat er
hem leefde. Fie was een kwieke deern, die had ge
in
leerd in het leven voor zich heen te kijken
Ze zag de jolige, spraakzame, royale, gezellige vrijers
van haar vriendinnen. Maar ze wist ook al de misère
van die uiterlijk zoo gelukkige praatjes
Ze kende 'teen en ander van wat er in de huizen
omging van jonggetrouwden die van al die stugge af
gepastheid niks mosten hebben. Ze wist wat ze aan
d'r stroeven, ongezelligen Jan Sanders had. En soms
bleek dan ineens, hoeveel warmer en dieper, inniger
gevoel er in den saaien Piet liefde dan iemand wel be
vroedde
Maar dat bewaarde hij voor haar alleen. Daar had
niemand mee te maken. Daar „geurde" hij niet mee,
zooals anderen.
Als Fie een van zijn grove werkhanden den maar in
een van d'r roode knuistjes nam en hem aanzag met
oogen, stralend van liefde en echte bewondering
want die was er in het diepst van haar gemoed voor
hem dan bewoog zich nog geen spier op Jan's strak
gezicht. Maar zij, die hem al zoovele jaren kende, las
in z'n oogen, dat hij tevreden was.
Zoo waren ze samen het leven ingegaan. En ze had
den met en naast elkander voortgewerktzonder veel
met elkaar te pratenbegrijpend wat zü wilden en
wensehten. Zuinigjes, zonder tenslotte meer te ver
langen of te verwachten van het leven. Etend in het
keukentje om de meubeltjes in de woonkamer te spa
ren. Vroeg naar bed gaand om niet te veel petroleum,
later gas, te verbranden.
't Beschouwend, als iets vanzelf sprekends dood-natuur
lijks, dat elk centje niet strikt en onvermijdelijk noodig,
terzijde wordt gelegd.
En toen de ellende begon van jongen Jan's ver
k wisting en loszinnige onverschilligheid voor de waarde
van geld toen had moeder 'tvoor hem verborgen
gehouden, verzwegen, zoolang 'tmaar ging
Ze praatte zich aldoor in, dat ander er niks van
merkte. En hij was bang om haar illusie te verstoren.
Wat ze voor elkander waren, 't ontplooide zich in dien
tyd vooral met wondere kracht.
Eens. op 'n avond, toen ze tegenover elkaar zaten by
het raam en hij nog stiller, stugger dan gewoonlijk
was, zoodat moeder Fie hem al een paar malen yan
terzj had aangekeken Met iets-angstigs vanZou-
ie 'tin de gaten hebben? Waarvan hü de betee-
kenis best begreep
Toen had hü haar eensklaps een enveloppe toegesto
ken En zat een briefje van vüf en twintig in
En toen moeder hem met groote oogen aankeek,
hü, turend naar een tram die voorbüklingelde, alsof
daar wonder-wat aan te zien was.
Een extraatje van den patroon, omdat de zaak vandaag
veertig jaar bestond. Meneer wou er verder niks van
gemeld hebben.
En dadelük erop hulde hü zich in ondoorzichtigen
tabakswalm. Moeder zat aan het raam en streek over
het papier van het bankje Zü wist niet wat te
zeggen. Blüdschap over het extraatje voelde zü niet. Het
kwam in d'r op dat haar zei: Hü weet 't Hü doet
't om je te helpen. Maar ze drong de pünigende ge
dachte terug. Zoo bleven zü tegenover elkaar zitten,
lotdat 't heelemaal avond was geworden. Spreken deden
ze niet. En de duisternis belette dat zü zagen hoe lünen
van onuitwischbare zielesmart zich op hun allengs-
verouderend gelaat gingen afteekenen, nu scherper dan
ooit
't Was toen hü dien avond naar haar opkeek, terwijl
ze bezig waren om een kop thee voor hem in te schen
ken dat hü nu heel duidelük bespeurde dat er
iets' byzonders aan de hand was. Het heldere energieke,
moedige in haar vroeger vroolüke oogen van frissche
burgerdochter, die zich door het leven weet te slaan
was weg verduisterd, 't Waren doffe oogen van
verdnet, van slapeloosheid, van uitputtend zielenden,
van vruchteloozen kamp tegen het onvermüdelüke, het
niet te untwyken ongeluk, die hem aankeken Hy
schrok ervan, vader. Zoo had ie haar nooit gezien, nog...
En hj merkte ook hoe het kopje dat zü hein zou aan-
reiken, buide in haar hand. Als ze hem op dat oogen-
ij j* aangezien zou ze ontwaard hebben gloed van
wilde drift die in hem opziedde. Maar hü bedwong zich
vvou iets vragen, iets zeggen.
De keel werd hem als dicht-gewrongen. 'tGing hem
als vroeger, toen ie nog haar vrüer was en nooit, eens
jolig of ook teeder kon zün, met zoete fluisterwoordjes,
als andere jongens. Maar nu was 't de pyn van
verdriet, die hem om het hart snoerde. En het groote
medelüden met wakker, moè gestreden moedertje.
't Bleef stil in de kamer. Zün thee stond koud te
worden en hy dacht er ook niet aan om z'n püp aan
te steken.
Zü deed haar gewone bezigheidjes, stak eindelijk het
licht aan, want ze moest nog wat verstellen. Zoo groot
was de plichtgewoonte bü deze menschjes, dat ze zelfs
sterker was dan het mat- en lamslaande van harten-
verdriet. Ze ging zitten op haar oude plekje aan tafel,
en ze nam den bundel katoen op haar schoot. Had er
geen besef van, dat vader haar vanuit z'n hoek aan het
raam, zat te bespieden.
Op zeker oogenblik viel er een traan op 't witte
katoen. Toen nog een. Hy zag, hoe zü worstelde
tegen de smart, die haar overmande. Toen ging hü
naar d'r toe, zachtjes, op z'n gewone, rustige manier.
Hy bleef eventjes wachten, want ze had niet eens ge
merkt dat-ie opstond.
En hü legde een hand op haar schouder. Zü schrok
ervan. Huiverde Keek op. En zün zachte oogen van
groote liefde en deernis, streelden, troostten haar.
Hü sloeg zyn arm om d'r hals en drukte z'n ruige
wang tegen haar koon, precies als twintig jaar gele
den, toen ze nog „samen gingen.' De stugge, stroeve
kerel streek haar liefkoozend op 't hoofd en hü sprak
woorden tegen haar, zooals een moeder zegt tegen haar
ziek, verdrietig kindje. Terwül hü zich met de eene
hand de tranen uit de oogen wischte, wist hü kracht
te vinden om haar te verzekeren dat-ie niet ny'dig
was niet boos. Waarachtig niet. Hü zou wel
zien.
Kom, tegenwoordig waren de jongens nu eenmaal
wat los Dat veranderde wel met de jaren.
En plotseling greep ze zy'n groote, sterke, ruige vuis
ten van gespierden, boutigen timmermans-meesterknecht,
wat-ie is Ze klefcde ze tusschen haar vingers. En
naar hem opziend, sidderde al haar rüke, bloedig-
wondende moederliefde in de angstige vraag
„Jan, Janlief bezweer my, dat je hem niks zult
doen. Als je weet,..
Nu begreep hü, dat er iets verschrikkelüks moest ge
beurd zün. Hü werd bleek en in z'n eerlüke oogen
kwam vuur van gramschap - De aderen op z'n
slapen zwollen. Maar hü voelde haar bevende handen,
die zijn vuisten omklemden. Hy zag den angst en het
zielelüden in de oogen van braaf, wakker moedertje.
En hy' kwam heel dicht bü' haar oor. En heesch van
1 opwinding fluisterde hü
„Ik bezweer het je, moeder. Om jou alleen om
dat jy' verder kon hü niet, de stugge kerel.
'tWerd hem. te machtig. Samen schreiden zü om den
verloren zoon, hun eenige. Eindelük kon moeder uit"
I schreien aan zün borst. En zij sloeg de armen om hem
heen, van groote dankbaarheid over zün belofte. Ze
wist, wat-ie zei, dat was een rots. En ook was ze wel
dankbaar over de groote liefde, die hü haar nu, na
twintig jaren, toonde. Ze had toch wel goed gezien,
toen ze lachte om d'r vriendinnen 't Gaf haar ook
wel troost. Maar wie beseft wat de smart is, die eene
moeder bezit over het kind, dat naar den peilloozen af
grond voortholt
Wie het moordende, 'tmatelooze van dit lyden weet,
hü zal 'took natuurlyk vinden, dat, terwül ze hem,
dien avond, alles onthulde van het ontzettende, de niet
meer tegen te houden schande
Dat, toen, het lyden bü arm-moedertje heviger was
dan de troost dien brave, trouwe, stugge kerel kon
verschaffen.
Toen hü, vader, moest" komen getuigen omtrent
karakter, en zoo meer, van den kwajongen, die terecht
stond wegens ernstigen diefstal vertoonde hü wonde
ren van zelfbedwang. Er was geen kleur op zün ver
magerde wangen. En z'n vingers schenen te tasten, te
grüpen naar steun, dien zü behoefden.Maar overigens
antwoordde hü bedaard, schy'nbaar kalm op de vragen
van den rechter. En hü vergoelü'kte het misdrüf zoo
veel hü kon. Hü ontwikkelde voor hem, stuggen Jan,
zelfs welsprekendheid om den rechter duidelük te
maken dat de jongen niet zoo kwaad, zoo onverschillig
was als het politie rapport 't wel wou doen voorkomen.
Hü vocht, hü worstelde voor de vrüheid van den
jongen.
En toen de Voorzitter der Rechtbank iets van de
moeder vroeg, die te ziek was om meê te komen ge
tuigen. Toen daalde de stem van den vader getuige.
Hü wilde niet dat iedereén 't hooren zou, wat hü tegen
den rechter zei. Van hoe goed zü was geweest,
altüd z'n Fie, voor den knaap; hoe zy, moeder, vooral,
bovenal; veel meer, veel beter dan hy, den jongen had
voorgehouden om toch braaf, toch eerlijk, toch
De voorzitter die zag hoe de aandoening den man
overstelpte; die voelde wat er, aan medelü'den en aan
smart in den vader omging, maakte met de hand eene
beweging vanJawel, 't is goed al.
't- Is wel Span IJ maar niet verder in.
Ik zag, hoe de boutige figuur van den meesterknecht
wankelde van aandoening Hy had het uiterste
gedaan voor haar; voor arm moedertje die nu thuis, op
haar knieën lag te bidden om redding voor den knaap.
En toen ik den blik nu wendde naar den jeugdigen
beklaagde, slachtoffer voor een deel, van stadsch speel
hol, naar den al-uitgeleefüen knaap met de vale
wangen en de ingezonken oogen toen zag ik, hoe
hü eens, in een ander hoekje van de zondaarsbank, op
z'n gemak ging zitten. Een spotterig glimlachje speelde
om zün kleurlooze lippen en met moeite bedwong hü
een geeuw van verveling over 't saaie gedoê Als
ze uou maar zeien waar 't op stond
Met al dat geleuter vooraf
En naar den vader, die met. groote inspanning van
de estrade naar zün plaats terugging, kéék de jongen
niets eens
MAïTRE CORBEAU.
XXXV. Het grnnti op de wereldmarkt.
(Vervolg.)
In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika speelt
de tarwe bij den graanuitvoer de eerste rol. De
grootste opbrengsten worden geleverd door de staten
.Noord- en Zuid-Dakota, Minnesota, Kansas, Illinois.
Ohio. Indiana en Nebraska. De prairiebodem dezer
staten bezit thans nog zulk een natuurlijke vruchtbaar
heid. dat hij geen bemesting noodig heeft. De uitge
strekte vlakten zijn bijzonder geschikt voor het ge
bruik van allerlei machines bij den graanbouw, de
landbouwers zijn meestal ontwikkeld en vermogend.
Een uitgebreid spoorweg- en kanalennet inaakt het ver
voer naai- de handelssteden gemakkelijk. De tarwe wordt
voornamelijk vervoerd naar St. Paul en SL Louis aan
de Mississippi. Duluth Superior aan het Bovenmeer,
veel groot ere toekomst te gemoet gaat. Millioenen en
millioenen hectaren vrucht baren grond kunnen nog in
cultuur gebracht worden. Vergeleken met de enorme
uitgestrektheid van Argentinië beslaat de landbouw- hier
thans nog slechts een geringe oppervlakte. In welke
richting men deze Republiek ook met den spoortrein
doorkruist, men ziet akkerland nog slechts als uitzon
dering op de onafzienbare velden. Het oog ontwaart
schier alleen weide vlak ten. hun bodem is voor een
groot deel voor landbouw zeer geschikt. Een andere
vraag is het echter hoe lang Argentinië nog zal kunnen
voortgaan maar steeds grootere hoeveelheden graan in
den internationalen handel te brengen zonder te veel
de prijzen te drukken, een vraag vooral van belang
voor de landbouwers, die dieper in het binnenland
gevestigd, hooge vrachten naar de verschepingshavens
hebben te voldoen.'' Zoo schreef de Consuldjeneraal
te Buenos-Aires in het verslag over 1906.
Hoogst eigenaardig is het, dat Argentinië de tarwe
uitvoert vooral van Februari tot Juni, juist in den
u - -tijd. dat zulks uit de andere landen minder is. Het
Buffalo aan het Eriemeer. Chicago aan het Michigan- p€n {ej daf dan de Argentijnsche de ^j.,
meer. Als uitvoerhavens komen vooral m aanmerking behcerst.ht' Ongeveer de helft der uitgevoerde tarwe
gaat naar orderhavens, vooral naar San Vieente op
Salvador en Falmouth. Deze partijen worden op ver
schillende plaatsen tegelijk te koop aangeboden in veel
grooter massa dan er eigenlijk is. wat mede de tarvve-
prijzen in de eerste helft des jaars moet drukken. Daar
de Argentijnsche oogsten door allerlei oorzaken sterk
uit elkaar kunnen loopen. is het te begrijpen, dat de
prijzen ook sterk kunnen schommelen.
Wat Rusland in de toekomst nog meer kan aan de
markt brengen, blijkt uit het volgende.
In het verslag van den Nederlandschen consul te
Moskou over 1906 komt het volgende voor.
Volgens betrouwbare berekeningen zou Europeesch
Rusland onder normale verhoudingen, zooals die in
West-Europa heerschen. het dubbele kunnen producee-
ren van wat men er nu aan graan oogst. Zoo men
er afwisselende cultuur invoerde, zou men kunnen
rekenen op het drievoudige van tegenwoordig."
Een land. dat op landbouwgebied sterk vooruit gaat
is Canada. Vooral de tarwebouw is er zeer belangrijk.
Het vervoer der producten is er nog gebrekkig en
wegens gemis aan voldoende schuren bij de „farms"
en te kleine bergruimte der Canadeesche elevatoren.
Intusschen wordt hard gewerkt aan verbetering in dezen
toestand. In 1906 en '07 gaf Canada 120 millioen dollars
uit voor uitbreiding van het spoorwegnet.
Ook Oostenrijk-Hongarije en Rumenië hebben groote
graanuitvoeren.
Hieronder volgt een lijstje, waarin de met de hoofd-
granen beteelde oppervlakten in de aangegeven lan
den in H.A. zijn vermeld.
New York. Baltimore en Philadeiphia.
Een voorname rol in den Amerikaansehen graanhan
del spelen de talrijke pakhuizen, die men elevators
noemt.
De elevators in de Landbouwstreken liggen met de
eene langszijde langs den rijweg en met de andere
langs den spoorweg of den waterweg. Zij bestaan uit
3 tot 7 verdiepingen en zijn in den regel uit hout op
getrokken. Gelijkvloers worden de wagens in eens op
een weegbrug gewogen. Het graan wordt uitgeschud
door een goot naai' een kelder, waar een elevator of
Jacobsladder het steeds naai- boven transporteert en
uitwerpt over zeven,, waai- kaf en stroo verder worden
weggezogen door een luchtzuignxachine. Het gezuiver
de graan wordt vervolgens in droogkamers door stoom-
leidingen gedroogd en daarna in afdeelingen bewaard
of in vvaggons of schepen gebracht. Al die verplaatsingen
geschieden door elevators en daarom is het wel te
begrijpen, dat deze naam voor de magazijnen zeil in
gebruik is gekomen.
In de handelssteden treft men weer grootere eleva
tors aan, gebouwd evenals die op het Tand, doch de
droogkamers ontbreken eraan. Graan, dat door de in
specteurs niet geschikt bevonden wordt, wordt kort
weg geweigerd. Deze beambten klassificeeren het graan
meteen en na aflading der partij wordt de afdeelingj
waai- het ligt verzegeld. De eigenaar krijgt een eed
vermeldende kwaliteit en gewicht der partij. Deze be
wijzen kan men verkoopen, beleenen enz. In geen land
ter wereld geschieden zooveel betalingen met cheques
als in de Vereenigde Staten, waar iedere arbeider er
i zelfs een chequeboekje op nahoudt en daarom is het
gemakkelijk te begrijpen, dat de landbouwers de graan-
j ceelen veelvuldig bij de banken beleenen tot 75 o/0
j dei- waarde.
Dit is alles zeer goed ingericht en toch klagen de
Amerikaansche graanbouwers over te lage prijzen, want
de Exporthandel zit geheel in handen van machtige
handelslichamen of trusts. Deze trusts houden de
prijzen aan de beurzen in Amerika laag, doch verkoopen
naai- hel buitenland voor veel hoogere prijzen buiten
de beurzen om-.
Sinds 1892 trachten de landbouwers en de regee-
ringen der uitvoerende staten de macht der graantrusts
te breken, doch al is dit voor den binnenlandschen
handel gelukt, in den exporthandel blijven de trusts
geheel de baas.
De Amerikaansche landbouwers hebben geen graan-
I schuren, zoodat de geheele voorraad in de elevators
en de vervoermiddelen te zoeken is. Door eene doelma
tige administratie is het ter beurze steeds bekend hoe
groot die voorraden zijn en dit heeft, een rustigen,
vasten handel tot gevolg. De Amerikaansche graanhan
del met zijn kostbaar elevator-systeem huldigt steeds
het beginsel: „Groote omzet en kleine winstl'^Jetrusts
streven er niet naar de voorraden op te houden en
daardoor ten nadeele der verbruikers de graanprijzen
kunstmatig sterk op te voeren. Niet uit menschlievend-
heid geschiedt dit, maar omdat het elevator-stelsel al
leen door snellen omzet winsten kan aanbrengen.
Nog meer dan in de Vereenigde Staten komt in de
Argentijnsche Republiek de tarwe in aanmerking bij
den gtaanuitvoer. Hier verbouwt men jaarlijks ruim
5 millioen H.A. met dit gewas en wel langs beide
zijden dei- groote rivier Paranna in de provinciën Santa-
Fé, Buenos Airos, Entre Rios en Cordoba. Ook hier
is de voormalige prairiebodem zeer vruchtbaar en heeft
nog geen behoefte aan mest. Daar de ondergrond steen
hard is, zijn natte jaren voor den tarweoogst van Ar
gentinië zeer noodlottig, omdat dan het grootste deel
van den oogst verrot. Eens of tweemaal in de tien
jaren geschiedt dit geregeld. De Argentijnsche landbou
wers zijn meestal afkomstig uit het Noorden van Italië.
Zij zijn wei ijverig en spaarzaam, doch ook dom,
wantrouwend en zonder verstand van handel. De op
slagplaatsen zijn gebrekkig en eveneens het vervoer.
De boeren hebben evenmin schuren als hunne Noord-
Amerikaansche collega's, maar er zijn ook geen silos,
zoodat zij het gezakte graan eenvoudig buiten op groote
hoopen moeten zeggen. In natte jaren verrotten de
zakken en het graan gaat bij massa's verloren. Dat
ook de kwaliteit dan zeer veel lijdt is gemakkelijk te
begrijpen.
De handel is. in Argentinië nog primitief. De groote
handelshuizen hebben op alle dorpen hdnue agenten,
die voor lagen prijs de tarwe van de boeren koopen,
doch zelf ook geen groole winsten kunnen behalen.
Dat de groote aankoopfirma's hiervoor zorgen is licht
te begrijpen, want als de agentenkapitaal bezaten zou
den zij geduchte concurrenten worden
In den laatsten tijd warden er in Argentinië ook
reeds elevators gebouwd en komt er verbetering in het
spoorwegvervoer, maai' over het geheel genomen is de
handel en het vervoer er toch nog treurig.
Argentinië is een merkwaardig land. 30 Jaren geleden
werden tarwe en tarwemeel er nog ingevoerd en thans
staat het in de voorste gelederen der graan uitvoerende
staten. In 1897 was de tarwe uitvoer van Argentinië
101.845 tonnen 1000 K.G. en in 1906 reeds 2.247.988
tonnen, d. i. ruim 20 maal zooveel. Wij kunnen er
wel bij vermelden, dat de maïsuitvoer in 1906 reeds
2.693.739 tonnen bedroeg en de Lijnzaaduitvoer 538.496
tonnen. De uitvoer aan kanariezaad bedroeg 16.500
tonnen, die van haver 51.600 tonnen.
..Heeft de landbouw eene belangrijke ontwikkeling
bereikt, er schijnt geen enkele reden voor de meening.
dat dit voornaamste Argentijnsche bedrijf niet een nog
NOVELLE
van
HELE NE RA FF.
3.
Eli was eindelijk naai- huis gegaan, doodmoe en
hall bevroren van koude. Een dienstmeid deed hem
open en spoedig bracht deze zijn lang uitblijven ter
oore- van zijn meester.
Tobias Enderiein zou een dergelijke uitspatting van
zulk een jongen knaap nog. onder alle omstandigheden
zeer streng hebben gestraft. Maar vandaag was hij i
bovendien nog zeer opgewonden en prikkelbaar. Den
avond Ie voren had hij een verzameling der bioeder-
gemecnte bijgewoond en had plotseling gemeend, den
invloed van den Heiligen Geest te bespeuren, die hem
lot spreken drong. Maar toen hij het hoofd had opge
heven 'en de anderen zich tot luisteren hadden ge
schikt waren de groole woorden weer even plotseling
uit zijn geest verdwenen. Hij bewoog de lippen, ver
draaide ae oogen en moest zich na onvolbrachte din
gen weer in zijn hoekje terugtrekken.
Tegelijk had hij de ontdekking gedaan, dat alle
broederzin de vroolijkheid der ovengen niet geheel had
weten te onderdrukken. Ja, hij had zelfs vernomen
dat een groote spotter had gezegd „Die Enderiein
heeft trots alles een bijzondere genade: iiij is een
hofnar, en weet het niet."
Dat verdroot den man, die geen nar, maar iemand
was van een zeer samengesteld en teer besnaard ge
moedsleven. Als welgestelde en kinderlooze had hij de
gemeenschap steeds goed geholpen. Dat vergolden de
broeders hem nu op zulk een leelijke manier. Midden
in zijn boosheid vernam hij den nachtelijken tocht
van Eli. Dat trof hein des te erger, omdat iiij den
jongen voor een eerlijken jongen had gehouden
iemand was, die ver van alle verkeerde invloeden het
goede pad wel zou bewandelen.
Dus dat was ook al weer zulk een ondankbare.
Voor morgenlectuur het was een Zondag koos
hij een hoofdstuk uit profeet Jereinias, die vol was
van groote wijsheden en gloeienden toorn. Eli hoorde
dat alles mede aan. Maar de woorden gingen zijn oor
voorbij. Zijn geloof was gebroken dezen nacht; hij had
gebeden en hem was niets gegeven geworden. Hij had
wel kunnen opstaan en den meester alles zeggen. Maar
neen, wat vader hem had aangedaan, dat mocht hij
niemand zeggen
Dadelijk na de voorlezing van dat hoofdstuk uit
den bijbel riep Enderiein Eli bij zich „Eligius Will-
mann. begon hij plechtig, „waar was je dezen nacht
„Op straat." Dat ongehoorde antwoord werkte
nog prikkelender door de doffe onverschilligheid, waar
mee het werd gezegd De ontzetting van den ander,
hoe luid deze ook werd geuit, roerde Eli niet hem
was alles hetzelfde.
Verklaringen werden gevorderd, heftige vragen storm
den op hem in. Hij liet zich slechts bewegen tot een
nadere aanduiding van de straat. Dat was gek, want
Enderiein wist wat voor een huis daar was en trok
zoodoende voor Eli een zeer leelijke gevolgtrekking.
Zijn vingers omknelden Eli's arm. „Wat heb je daar
tc zoeken gehad in die herberg der goddeloozen? Loo
chen niets maar beken!"
„Meer zeg ik niet," verklaarde Eli wanhopig. Hij
wilde noch iets loochenen, noch de waarheid zeggen.
Trots alle vermaningen en woorden bleef hij daarbij.
Toen verloor Enderiein de rest van zijn met moeite
bewaard geduld.
„Goed, maar dan zeg ik je: scheer je weg! Ik heb
het goed met je voor gehad nu zie ik, dat je
ziel gevallen is in de macht van hem, dien ik niet
noemen mag. Zulke wormstekige vruchten kan ik jn
mijn tuin niet gebruiken. Want ik zal ze uitspuwen
uit mijn mond spreekt de Heer. Maak dat je weg
komt' Ga."
Langzamerhand begrijpt Eli, dat in de hakkelend
uitgesproken woorden zijn lot ligt opgesloten. Hij wordt
nog bleeker uit leege oogen staart hij den driftig
zich verwijder enden man na. De meesteres, een goede
vrouw tracht hem te troosten; ook Wendel spreekt
hem moed in. De meester was slechts hoogst zelden
zoo boos. als de toorn geweken was. zou men pro-
beeren hem beter voor Eli te stemmen. Maar Eli
moest ook niet zoo halsstarrig wezen.
Eli verstaat het niet Hij heeft het gevoel, of de
grond onder zijn voeten verdwijnt en hij in het on
eindige verzinkt. Zijne moeder! Een ontzettende schrik
doorschokt hem bij die gedachte aan haar. Wat zal
zijne moeder wel zeggen?!
Hoe hij uit Enderieius huis op straat gekomen was,
kon hij zich niet meer herinneren. Genoeg zij het, dat
hij zich plotseling buiten bevond en trachtte te beslui
W
c
5
n
b
O
o
GD
et-
te
7?
O
-
p
SD
O-
JC
p
et
e'.
te:
O
(B
O
B_
c5'
W
c
5T
B
a.
tz!
a>
<D
-1
b"
b
O-
O
p p
Cto sT
p
54.000
23.147.000
19.140.000
5.760.000
2.407.000
5.014.000
2.023.000
TARWE.
220.000
27.202.000
810.000
34.000
3.153.000
184.000
ROGGE.
31.000
8.954.000
2.559.000
544.000
2.296.000
559.000
Q
W
GD
H
139.000
15.820.000
12.526.000
287.000
2.017.000
2.971.000
382.000.
HAVER.
1.299.000
39.140.000
1.801.000
118.000
3.060.000
2.082.000
MAïS.
Wat zijn de oppervlakten in Nederland met deze
gewassen beteeld klein tegenover die van het buiten
land, waar millioenen bunders der granen te veldie
staan I Intusschen mogen wij Nederlanders trots zijn
op het oordeel van deskundige vreemdelingen, dat de
landbouw hier sinds lang reeds hoog staat en „die
niederlandische Landwirtschaft uns das Bild zeigt einer
kraftig vorwartsschreitenden Entwicklung."
Deze mededeelingen over graanbouw en graanhandel
heb ik neergeschreven tot staving van het oordeel van
Dr. Fridrichowicz, dat de graanprijzen naar alle waar
schijnlijkheid in korten tijd weer beduidend zullen
dalen onder de overproductie van granen, die 25 of
misschien 50 jaren en langer zal aanhouden.
Hoe sterk een daling der prijzen van de landbouw
producten van invloed is op den welstand der land
bouwers en de koop- en pachtprijzen der landerijen
is voldoende bekend.
Als men zoo eens rondkijkt in de wereld, moet men
wel voorzichtig zijn. De opbrengsten en prijzen zijn
thans heel mooi maar er is toch gevaar, dat het op
den duur niet zoo rooskleurig zal blijven.
D. E. LANDMAN.
ten. waarheen hij gaan zou. Niet naar moeder thuis
dat vooral niet Hij was haar steun niet meer.
Hij bracht haar niet den man en vader, om wien hij
rondgezworven had voor hem in plaats kwam hij
zelf, dat beteekende nieuwe ellende. De gedachté daar
aan maakte hem gek zij vernietigde hem. Wat
moest hij beginnen'?
Haast onbewust, had hij de richting ingeslagen, die
zijn toornige meester hem gezegd had te gaan. Hij
keerde naar de beruchte herberg terug zooals een
misdadiger naar de plaats van zijn misdaad wordt ge
dreven. En hij was toch niet schuldig die schuld
was aan hein, dien hij boven alle menschen bemind
had.
Zie, daar was het, als viel de steen van zijn borst,
die daar als 't ware sinds gisteravond op gedrukt had.
Eeu mogelijkheid schemerde voor hem op. om voor
de wachtenden thuis den vader nog terug te winnen.
Misschien als hij met héér met die andere sprak?
Zij was toch ook een vrouw een plaatsje in
haai hart moest toch te treffen zijn.
Die gedachte werd een besluit.
Hij kleurde een weinig bij de veelbeteekenendé blik
ken, waarmede een slordig eruit ziende meid hem de
kamer van „mooie Griet aanwees. Op de bovenver
dieping woonde zij; een uitgesleten trap leidde recht
streeks naar haar deur. Op de boventrede staande,
moest hij hard kloppen, eer de bewoonster met slaperig
gelaat hem opendeed.
Zij droeg een losse ochtendjapon, welker wijde mou
wen de ronde armen lieten zien. Ook had zij nog
geen tijd gehad, heur haar te kappen; in koperkleurige
golvingen viel het neder, terwijl zij haar zoo jongens
achtig er uitzie oden bezoeker nieuwsgierig monsterde.