Grepen mt Land- ei Tuinbouw. De verraderlijke Roos. Binnenlanclscb Nieuws. Ze had z(jn stoel op de oude plaats neergezet. En z'n pakje tabak met de pyp. En vlak voor hem stond in een mooi nieuw ljjstje, het portret van zjjn vader, waar Dirk zooveel van gehouden had. Dien had-ie maar gekend in zijn vroege jaren nu al lang geleden. Maar Dirk kon op vaders knieën klauteren met zoo'n echt plener dat moê er van genoot En later, als ze Dirk het portret van den jongge storven vader liet kjjken, dan kwam er had ze best opgemerkt trek van echten weemoed op zijn gelaat Dat alles wist moê. En daarom juist had ze dat portret daar nou neergezet Als om uit te drukken: Hjj vergeeft je ook. Jij bent en blijft onze lieve, beste •jongen. Voor ons, je ouders, ben je toch altijd dezelfde hoorl Maar hij zag 't niet. Hij had z'n pet op den grond gesmeten. En z'n eene arm lag languit op de tafel. Ze voelde 't dadelijk, scherp-ziend moedertje, dat hij leefde in droomwereld. Hij merkte heelemaal niks. Z'n oogen stonden wild. Hij woelde in z'n haren. Op zijne vervaalde, verrauwde, mager geworden wangen, teekenden zich vurige vlekken af En toen ze uiterste kracht inspannend om naar hem toe te gaan 'haar hand op z'n schouder legde en tegen hem zei „Dirk, kind, zegje moeder niet eens goeien-dag?" Toen vloog hij op uit. z'n stoel. Zag ie haar aan als gerukt uit wereld van visioenen, vér van de naaste omgeving. Toen voelde ze eerst recht, eerst diep, het verschrikkelijk lijden, dat hem folterde, toen hij 't uit schreeuwde „Ze heit me uitgelachen. En gezicht tegen megetrok ken van: Dacht je soms, dat ik met zoo'n met zoo'n met 'n boef En de vader heit me ge vraagd of ik 't hier mankeerde. Z'n dochters aan 'n boef te geven. D'r uitEn gauw ook wat 1 De vent, voor wien ik gestolen heb om 'm aan centen te helpen voor haar natuurlijk, hé? Voor Klaartje! 'N tachentig pop die 'k gegapt heb DT uit, heit-ie gezegd. Gemeene schooier, die je bent 1 En zij heit me uitgelachen. Moeder sloeg haar broodmagere trillende armen om hem heen. Maar Dirk rukte zich los. 't Portret viel op den grond, 't Glas brak in honderd scherfjes. De straat deur bonsde dicht. Het feestelijke, dure kommetje koffie, datj moeder voor Dirk gezet had, om 'm te verassen na z'n thuis komst; om 'm te bewijzen, dat-ie voor haar, moeder, nog d'r eigen lieve beste jongen was, verspreidde z'n geuren in het kamertje. Maar moedertje rook er niks van. Die lag, met haar smal smartekopje - gedrukt togen den stoel, waar Dirk straks nog gezeteu had En het eenige waar ze aan denken kon, was aan den smak, waarmee de straatdeur was dichtgevallen, hoe hij wegging Toen alles voorbij was, voor altijd Meneer Houtman, de bewaarder van de gevangenis is nog bjj haar teruggeweest. Een dag of wat na Dirk 's laatste vertrek. De buurtjes hadden tegen hem geknikt, gehoofdschud vingers tegen wangen gedruKt; gegluurd wat-ie er wel van zei Hü had z'n uniform aan. Nu was er toch niks meer aan te bederven Dadelijk zag hij, dat het vonkje van haar vroeger schrandere, pientere oogen verflauwd was. Ze wist best, waarom meneer Houtmans kwam. Hü vertelde haar, maakte haar duidelük, hoe Dirk den avond nadat ie in zóó felle wanhoopsstemming was weggegaan. Afijn, dat alles weer verloren was. 't Drong maar langzaam tot de hersens, het begrip, van vrouwtje door. In die enkele dagen was ze wel tien jaar veronarrd. Maar toen meneer Houtmans, de bewaarder, zou ver trekken, wenkte zü hem Er kwam een smeekend trekje op haar gezicht. Ze klemde nog eens als 'savonds; als vroeger toen de smart haar hersens nog niet zóó vermeld en verwoest had zü'n hand tusschen haar beenige kil-aanvoelende vingertjes Zij fluisterde hem iets toe. Of-ie goed voor fn zou zyn Voor haar jongen De waanzin van smart schaterde in haar oogen. Ze grü'nslachte, maar de oude gevangenis bewaarder voelde, wat voor verdriet er school in dat grenzen En met al zün kranig, geschoold zelfbedwang kon ie niet verhoeden dat, terwül hü verzekerde van: „Zeker moeder, waarachtig hoor! Dat toen een traan neerdrup pelde uit z'n strenge, eerlyke kekers, die al zooveel menschelüke ellende doorschouwd hadden, op de haast doode vingers van arm, arm vrouwtje MAITRE CORBEAU. XXXVI. Chrysantlien. lilk jaargetijde heefl zijn karakteristieke bloemen. De lente geeft ons het bloeien van de bolgewassen te ge nieten; de zomer bezorgt ons een schat van fraaie rozen en dahlia's; de herfst schenkt ons de schoone chrysanthen, die ook nog in den winter onze kamers kunnen sieren, als de grillige ijsbloemen reeds op de ruiten prijken. De wetenschappelijke naam dezer schoone bloemen luidt Chrisautemum Indicum, doch zij is bij het groote publiek reeds zulk. een goede bekende, dat men algemeen met den Nederlandschen naam spreekt en schrijft over de chrysanthen, alsof ze reeds eeuwen goede bekenden in Hólland waren. In het verre Oosten, in China en Japan, is de baker mat der chrysanthen. Op den negenden dag der negende maand van het jaar wordt het bloeien dezer planten daai' met luisterrijke feesten gevierd. In Japan is de chrysanth de nationale bloem. Het keizerlijk wapen is gesierd met witte chrysanthen en zelfs de hoogste ridderorde in dit land is die der ehry santhen. Op de Japansche Chrysanthen-tentoonstellingen wor den reusachtige perken van deze bloemen aangelegd en kan men ze in allerlei kleuren en vormen bewon deren. Sommige kweekers leggen zich toe op het telen van veel bloemen op één plant, terwijl andere zich allerlei moeite getroosten om groote bloemen voort te brengen. Exemplaren van 30 tot 40 centimeters mid dellijn zijn geen zeldzaamheid op de Japansche chrv- santhen-feesten, die door den Mikado en de Rijksgroote'n worden bijgewoond. Xederlandsche kooplieden waren de eerste Europeanen die handel dreven met de Japanners en reeds in 1638 bracht een huimer. Jacob Breyne, de beroemde Kiku's mee. Kiku is de Japansche naam der chrysanth. Later hebben ook Engelschen en Franschen nieuwe chry santhen uit Japan meegebracht. In 1826 kende men er reeds 48 soorten van. Thans is dit getal enorm groot en jaarlijks komen er nog nieuwe variëteiten bij. Dit is trouwens met alle bloemen van beteekenis zoo. want tot op zekere hoogte zijn Flora's lievelingen ook aan de grillen der mode onderworpen. Meer zullen we over de interessante geschiedenis dezer herfstbloem niet mee- deelen, doch liever hare kweekwijze en de aanwending in de bloemisterij kort behandelen. Chrysanthen worden altijd door „stekken" vermenig vuldigd evenals fuchsia's, geraniums, anjelieren enz Nu is het behandelen van chrysanthen geen heksenwerk en kan met geringe hulpmiddelen geschieden, waarvoor men in October, November en December heerlijk bloei ende kamerplanten bekomt, waar bezoeksters en bezoe kers met verbazing naar zullen zien. ie met de cultuur van chrysanthen wil beginnen, bestelt in April of Mei jonge planten bij een bloemist, voor een kwartje per pot koopt inen al heel mooie soorten; ook collecties van 10 of 12 aanbevelenswaar dige soorten kan men voor billijken prijs bekomen. ie i n den herfst bloeiende planten gekocht heeft, behoort ze na het bloeien wat in te korten en koei en vorstvrij te overwinteren, terwijl ze goed in het licht staan eii niet te veel begoten worden. De bloe misten gebruiken daarvoor de koude kas; de amateurs kunnen hiervoor de serre of een kamer met de ramen op het zuiden gebruiken, waarin weinig gestookt wordt. Vooral voor de serres zijn chrvsanthen bijzonder ge schikt. Van zulke moederplanten kan men in Januari. Febru ari en Maart mooie stekken snijden. De buitenste wortelscheuten zijn hiervoor hel bést. Men snijdt de stekken ongeveer 6 c.M. lang vlak onder een blad met een scheip mes glad af. neemt er ook de 2 of 3 onderste blaadjes af en plant hel takje in een klein bloempotje gevuld met een licht grondmengsel b.v. Vs bladgrond, j tuingrond en Vs zand De beste plaats voor deze potjes met stekken is in een kouden bak, die "s nachts goed wordt dicht ge dekt en overdag ook in het eerst, als de zon schijnt Van een kistje en een paar ruiten kan men desnoods een hulpbakje maken. Dit kan men ook zeei goed in kamer of serre plaatsen tot de stekken wortels ge kregen hebben, wat na drie tot vijf weken in den i egel het geval is. Sommigen zetten over de potjes met stek ken een glazen klokje of een groot glas en ook daar onder groeien ze heel goed. Als de groei er goed in zit, krijgen ze een grooler potje Vlet kluit en al zetten we de jonge Japanners over in de nieuwe woning, die we aanvullen met vrucht baren potgrond, b.v. U verteerde graszoden en '/r blad- grond met verteerden koemest. Zorgt men nu voor regelmatig begieten en, als ze in een bak staan, voor luchten als de zon schijnt, en toedekken gedurende den nacht, dan gaat de groei gestadig door. Zijn de jonge chrysanthen ongeveer 15 c.M. hoog geworden, dan snijden we er den kop uit om de planten gedrongen en bossig te krijgen. Vroege stekken nijpt men meestal tweemaal in. Na half Juni mag men geen scheuten meer innijpen, want dan komen de bloemknoppen zoetjes aan voor den dag. Als de Meimaand in het land is, verhuizen onze chrysanthen naar buiten. Op een luw zonnig plekje van den tuin graven we de potten voor ''i den grond en zorgen voor een geregelde begieting met water, dat geruimen tijd in de zon gestaan heeft en waar we van tijd en wijl eens wat ier van mest of wat kunstmest aan toevoegen. In April hebben we de chrysanthen in potten van 12 c.M.. gewone geraniumpotten dus, overgezet; in Mei krijgen ze potten van 18 c.M. en in Juni van 25 c.M. Daar ze van zwaren, stijven grond houden, is verteerde graszodenaarde met ouden koemest en wat bloemenmest voor deze planten erg geschikt. Chrysanthenbloemen moeten groot en forsch zijn, daarom laat men de plant maar een deel der knoppen houden, elke tak mag maar éen bloem dragen, lil den regel komen er bovenaan drie knoppen te vom schijn. De twee beste laat men staan en de minste snijdt men af. Later neemt men van de overgeblevene de kleinste of slechtst gevormde weg. De bloemisten heelen dit werkje „pluizen Bij de ojrgegeven behandeling ontwikkelen de chry- santhen zich tol forsche planten en in Augustus of begin September zetten we er stokjes bij, waaraan we met raffia de takken vastbinden. De zijscheutjes of „dieven behoort men den geheelen zomer door ge regeld weg te snoeien. In het laatst van September of begin October haalt men de chrysanthen uit den grond, boent de potten goed af en zet ze in de koude kas, de serre of een vertrek, dat flink gelucht kan worden. In de huis kamer, waar geregeld de kachel brandt, is het te warm voor deze planten. Ze houden van veel licht, veel lucht, veel water en een matige temperatuur b.v. 50 5 55 gr. Fahrenheit. Daarom is een serre zoo n uitverkoren plekje voor deze koningin van den herfst. Daar kan men nu ook zoo langen tijd genoegen heb ben van de fraai bloeiende alpenviooltjes of Cyclamen, die zeer in de mode zijn, en van de primula obconica. Bij goede behandeling kan men van eenige goede ehrysanthen van half October tot half Januari de prachtbloemen bewonderen. Ik wil hier maar enkele soorten aanstippen, die bij zonder fraai zijn. lil de eerste plaats noem ik „Soleil d'Octobre", die reeds in September met groote, losse, gele bloemen prijkt; verder de zacht lila-kleurige Jubi lee en Rayonnante; de witte Madame Carnot en Niveus en de rose Gustave Grünewald en Viviand Morel. Intusschen komen er ieder jaar veel nieuwe soorten bij en daaronder zijn soms heel beste voor de grool-^ cultuur, want van deze planten worden er tienduizend-, tallen gekweekt voor snijbloemen, omdat ze daarvoor zijn „geknipt'Ze hebben lange, stevige stengels met mooi blad. Ze zijn forsch, zacht van tint en los en elegant van bouw en komen in een tijd als andere bloemen schaarsch worden. Als men drie of vijf chry- santhentakken met wat varenblad en asparages in een vaas plaats heeft men een schoon geheel. Bij de gele chrysanthen staan roode eiken- of beukenbladeren bij zonder goed, wat groen bovendien versterkt de tinten nog. De chrysanth is eenig schoon voor bloemenmanden, maar ook voor verwerking in grafkranzen is ze onge ëvenaard. Met de reusachtige cycasbladeren maken ze een stemmig geheel, een waardig symbool van den eeuwigen vrede des doods. Evenals elke plant heeft ook de chrysanth hare vijanden. Een der ergste boosdoeners is de oorworm. Deze ongenoode gasten vernielen de knoppen. Men kan ze het best vangen in kleine bloempotjes gevuld met houtwol, die men omgekeerd bij de planten zet. Hierin kruipen ze bij dag weg. Men verbrandt dan dagelijks de houtwol en vernietigt de oorwormen meteen. Slak ken kan men weren door een propje watten om de stengels te binden. Komen er bladluizen in de chry santhen, dan moet men ze bespuiten met een aftreksel van zwaren tabak. Van de schimmelziekten is de meel dauw op de bladeren de ergste. Hiertegen is bestui ven met bloem van zwavel een goed middel. Het best gaat dit werkje met een poederblaasbalgje. Met een kwast gaat het ook niet slecht. Het „wit of de meel dauw in rozen en druiven bestrijdt men eveneens met bloem van zwavel. Ik hoop, dat menigeen lust mag gevoelen eens enkele chrysanthen op te kweeken en dat de dames in de eerste weken de bloemisten druk om chrysanthen met wat bijpassend groen of gekleurd blad zullen vragen. Duur behoeft dit niet te zijn. De kweekers zijn al ver heugd, als ze een stuiver per tak krijgen. D. E. LANDMAN. „Wel zeker, beste jongen met het grootste genoe gen zeide kapitein Laszelles, terwül hü voor den spiegel de laatste hand legde aan den strik van züne dus. „Maar, zeg eens, Dick wil je niet ineens liever twintig pond hebben Toe maar 1 Geneer je niet Het zit er toevallig nu eens bü mü aan en als je mü op afbetaling een beetje laat wachten, dan zullen we daar om ook al geen kwade vrienden worden, hoor!" „Dank je wel, amice maar aan een papiertje van tien heb ik net genoeg", antwoordde Richard Allswor- thy. „Het is machtig vriendelük van je, maar morgen ben ik weêr uit den nood. Je moet weten wat 't ge val isik heb gisterenavond te veel verloren met bridge." Maar dat iB ongehoord dat is brutaal 1" verklaarde de' heer Allsworthy, zün monocle in zün rechteroog klemmend. „Lascelles, wat denk je te doen „Wat ik denk te doen? Voor het oogenblik," zeide kapitein Lascelles, zünen jongen vriend op den schouder kloppend, „voor het oogenblik denk ik eerst mün vest, dan müne jas aan te trekken, en daarna, Dick, zullen wü naar beneden gaan om te ontbü'ten." „Maar, Lascellesviel de heer Allsworthy in. „Bedaard, Dick, houd je kalm. Je zult je tientje heb ben, en nog een tweede er bü, desverkiezende. Wü zul len wel voorbü eene bank komen op onzen weg naar de renbaan. Maar luister nu naar hetgeen ik je zeg. Laat je beneden geen woord van dit zaakje ontvallen. Wü zün te gast in Sir Thomas' allerliefste landhuis, leden van een hoogst interessant en aangenaam gezelschap. En dus, je begrüpt, Dick wü mogen niets doen om de genoegelüke stemming te verstoren niet waar?" „Maar, müne waarde, je moet onzen gastheer doen weten dat er in zü'n huis „Dieven, roovers, inbrekers zün? Ik zal er wél op passen namelük dat ik het niet doe," antwoordde kapitein Lascelles. „Neen Dickie, mijn jongen alles op zün tü'd. Laat mü. dit varken maar wasschen op müne eigen manier, en kik geen woord, of vertrek geen spier van je jeugdigen aanschün of je krügt dat tientje niet. Versta je? Wü willen hier toch geen spel brekers zün, of brandnetels steken tusschen de rozen? Beloof mü dus dat je je mond zult houden, Dick!" ,0, mü wél," antwoordde Allsworthy. „Maar ik moet zeggen, Lascelles, jü bent een leuke, 't Is toch waar achtig geen bagatel! Tweehonderden-vüftig pond, zoo maar ineens op den kop getikt! Je praat er over of 't vier duiten waren!" „Kom meê ontbüten, Dick, en houd je mond," zeide de kapitein Lascelles. „Zet je prettigste en onschuldig ste gezicht op net als ik." „Je bediende kan 't niet gedaan hebben," merkte de heer Allsworthy nog op, terwül hü den ander züne jas zag aantrekken „want je hebt er geen." „Juist, mün zoon! Dat is volkomen logisch gerede neerd. Eene meer afdoende reden heb je nooit voor iets gegeven. Ik doe 't al sinds jaren zonder lüfknecht om dat ik zoo'n individu meer een lastig dan een gemak- kelük aanhangsel vind. Maar, weet je wat een man niet kan hebben gedaan, dat kan eene vrouw gedaan hebben." De heer Allsworthy trok zün wenkbrauwen samen, zoodat zün monocle in zün rechteroog geklemd zat als een venster. „Waarachtig, ja! Daar zeg je iets, Lascelles!'1 riep hü- „Daar heb ik heel niet aan gedacht. Eene van de meiden misschien? Maar dan dient Sir Thomas er toch van verwittigd te worden. Hü moet toch weten wat voor volk hü in zijn huis heeft. Werkelük, amice, het is onverantwoordelük „Stop den stroom van je welsprekendheid, Dickie, en kom mee aan het ontbüt," zeide kapitein Lascelles. „Nogmaals denk er aan geer. woord en geen teeken!" Er waren reeds heel wat gasten in Sir Thomas Crim- pleby's ontbütkamer, toen kapitein Lascelles en de heer Richard Allsworthy er binnentraden. Lord Gondomar zat aan één tafel met Sir Christopher Paddock, denver maarden dilettant- jockey, en mevrouw Tottenham, in wedrennende kringen niet minder welbekend. En aan een andere tafel zal Lady Gondomar de kansen van den dag te bepraten met den heer Hopkinson Swythe en den markies van Roothe. Er waren nog andere ster ren, van geringe grootte, en reeds in dit vroege mor genuur heerschte er een zeer opgewekte stemming. Aan conversatie, aan babbelen en lachen geen gebrek. „Het is een prachtig stelsel, die nieuwste stü'l van gastvrüheid, Dick", zeide kapitein Lascelles, toen hü en de heer Allsworthy een tafeltje hadden gevonden. „Maar toch, zie je, het doet my min of meerdenken aan een modern hotel. Er was een tüd, toen de gast rustig ontbeet met den gastheer en de gastvrouw en hunne kinderen. Maar tegenwoordig Kapitein Lascelles bleef eensklaps in züne redeneering steken, en Allsworthy zag zijne oogen zich vestigen op eene vrouwelüke figuur, die in de deur verscheen. Hü zag daarbü ook de oogen van zünen vriend zachter worden, zooals mannenoogen plegen te doen, wanneer zü komen te rusten op een bemind voorwerp. En de heer Allsworthy, zoo jong en onervaren als hü was, had snuggerheid genoeg om het züne bü dit verschünsel te denken. „Lascelles is verliefd op de hertogin 1" dacht hü bü zichzelf. „Kük kük I dat zou ik nooit van hem hebben gedacht De hertogin van Blytheston kwam langzaam de ka mer in, met kwünenden, indolenten blik rondkükend. Zü was eene groote, magnifiek gebouwde vrouw van vüf-en-twintig de schoonste jonge weduwe in Europa, volgens de modebladen en er waren heel wat men- schen die niet begrüpen konden waarom zü niet her trouwde, te meer nog omdat de oude hertog, haar eerste man, die haar uit eene schamele dorpspastorie getrouwd had, haar niet juist rükelük bedeeld met aardsche goe deren had achtergelaten. Maar er waren ook weer andere menschen, die rondfluisterden, heel discreet, dat de meeste mannen liever zich niet de vingers brandden aan eene vrouw, wier ganscne leven scheen op te gaan in de renbaan en het kaartspel, en die vooral op de kaarten zóó verzot was, dat zü dikwüls tot laat in den nacht nog over eene partü' bridge zat. Do hertogin van Blytbeston dus, hier en daar een achteloos knikje uitdeelend, zweefde de kamor in, tot dat zü kwam by de tafel aan welke kapitein Lascelles en de heer Allsworthy gezeten waren. Hier bleef zü staan. De beide heeren rezen op. „Ja, ik wil dien stoel wel, Charlie," zeide zü kwünend, naar den stoel wüzende, waarop Lascelles zooeven nog gezeten had. „Haal voor jezelf een anderen er is plaats geneeg voor drie Haik ben benieuwd of tiet geluk ons vandaag zal dienen. Of, eigenlü'k, of het mü zal willen dienen. Want gisterenavond heeft 'tmü schandelük m den steek gelaten." „Bü de kaarten, bedoelt u, hertogin? Ja, had u mü maar tot partner gehad!" antwoordde Lascelles. Dan zou u minder stout hebten gewaagd." De hertogin keek hem door hare half geloken wimpers aan. „Best mogelük", zeide zü- „Maar is hier ook iets be hoorlüks te eten? En zou er ook een brandy-and-soda te krügen zün a J „Dat is geen goede drank zoo vroeg in den morgen protesteerde kapitein Lascelles. „Wü onthouden ons daar ten strengste van en drinken 's ochtends thee - - niet waar, Dickie?" „Natuurlük", gaf de heer Dickie toe. „Dat is eene van onze vele deugden, hertogin." De heer Allsworthy en kapitein Lascelles reden samen naar de renbaan. Onderweg stapte de kapitein uit bü een bankier; en toen hy terugkwam, bood hü den heer Dickie een paar kraaknieuwe banknoten aan. „Ik ben benieuwd wie de andere op den kop heeft getikt", zeide de heer Allsworthy, terwü'1 hü de papier tjes in den vestzak stak. gal^re ZÜ Kin* naar een „bookmaker", vergezeld van kap). tein Lascelles. „Ik schrüf in op „Lightnings Flash", zeide zy. „is er nog tüd voor?" Om u te dienen, mevrouw", gaf de man met het boekje ten antwoord. „Voor hoeveel mag ik u optee- kenen „Twaalf tegen één Twaalf tegen één. Hier staat t, mevrouw De hertogin haalde een tienpondsbiljet voor den dag; en de bookmaker noteerde: Honderden-twintig pon(j tegen tien. Lightning's Flash. Hertogin van Blytheston „Majoor Corker is er zeker van, dat hü wint", zeide de jonge vrouw nog, terwül zü met Lascelles naar hare plaats terugkeerde. „Beslist zeker!" De kapitein antwoordde niets. Maar toen hü de her togin naar hare plaats had gebracht, verontschuldigde hü zich en keerde naar den bookmaker terug. „Jackson", zeide hü „hoor eens oven. Lady Bly. theston gaf je -daareven een tienpondsbiljet. Zou je my dat papiertje ook willen atstaan tegen goud?" „Met alle soorten van genoegen, kapitein", antwoord- de de welwillende heer Jackson, en de omruiling had oogenblikkelük plaats. Kapitein Lascelles bekeek het nummer van het bil. jet. Zün gezicht teekende niet het geringste, toen hjj het papiertje weer wegborg. Bü het naderen van den laatsten rit, die den hoofd- prüs gold, werd Lady Blytheston al nerveuzer. „Laten wü het veld op gaan", zeide zy tot Lascelles. „Ik houd 't hier niet langer uit. Ik zit op heete kolen"' De kapitein vergezelde haar tot aan eene open', ruimte," buiten' het inenschengedrang. Hier wachtten zij en eindelijk vlogen de paarden voorbijEenige secon den van ademlooze spanning en daar stegen de nummers, die den uitslag verkondigden, de lucht in.., Bugier 1 Trompeter 11 Bailey's Hope 111 cn Lightning's Flash niet eens vermeld ..Ik heb verloren," zeide de hertogin. „Ja, u hebt verloren," zeide kapitein Lascelles. Zij gingen zwijgend verder. Eensklaps bleef kapitein Lascelles staan. „Honoria," zeide hij „ik heb gisteren óók iets verloren." „Zoo?" ...la. Twee honderd-en-vijftig pond in banknoten.'' Zij keek hem aan zonder een spier te vertrekken. „Gestolen?" zeide zij. „Natuurlijk door de dienst boden." „Niet waarschijnlijk,'' zeide kapitein Lascelles. „Ik heb eene van de banknoten teruggekregen. Hier is zij." Zij keek naar het papiertje met het onverschilligste gezicht van de wereld. „Het is dezelfde, die je aan den bookmaker Jack son gegeven hebt." zeide kapitein Lascelles. „Ja. llo- noria, ik wist wel wie de dief was. 'Je moet weten, er lag een bloedrood rozeknopje in mijn geplunderde valies, toen ik het opende en jij. Honoria, waart de éénige dame in Jiet huis. die gisterenavond bij hel diner roode rozen droeg. Zie je daórdoor wist ik het." De hertogin van Blytheston, erg bleek en ontdaan, keek hem met smeekende oogen aan. „Wat wil je nu doen?" vroeg zij. „Niels," antwoordde kapitein Lascelles. „Het is alles aoor die vervloekte kaarten en af die soort van dingen"' riep zij. vol hartstochtelijk be rouw. „Honoria, zeide hij „zou je van die kaarten, en van al die soort van dingen, niet kunnen aflaten, om m ij Toen kneep de jonge vrouw hare handen samen en dacht na bij zicJizelf over hare onschuldige jeugd over hetgeen zij geweest was en over hetgeen zij door dit leven, dat zij nu leidde, dreigde te wor den. ja. reeds geworden w a s. En zij keerde zich om en keek den kapitein recht in de oogen. „Ik zal mijn best doen," zeide zij. „Zoo waar als God ik zal mijn best doen." „Dat is goed," zeide kapitein Lascelles. „Bridge", zeide kapitein Lascelles - „ja, datmoderne „Wy zullen zien, wy zullen zien - alles op zyntyd spelletje heeft al menigeen slapelooze nachten bezorgd, antwoordde kapitein Lascelles. De hoofdzaak is, myn Ik zeg maar, men kan alle plezier op deze wereld te jong0n; dat wy ons leuk houden duur betalen! Waar heb ik müne sleutels?" Op de tribune troffen de kapitein en Allsworthy weer Kapitein Lascelles tastte in al züne zakken, vond de andere leden van het gezelschap aan. De hertogin eindelijk den bos sleutels, zocht er een uit en stak hem van Blytheston, in een wondervol toilet zoo versch uit in het slot van een kléin valies, dat op een stoel bü Parys, kwam naar Lascelles. Hare violetblauwe oogen zün bed stond. De sleutel kraste en liet zich slechts schitterden van opwinding. met moeite omdraaien. 1 „Charlie", zeide zy - je moet my een raad geven! „Hemelsche goedheid 1" riep Lascelles. Majoor Corker verzekert my dat „Lightning 's Flash" „Wat is er?" vroeg Allsworthy. stellig moet winnen en dat ik gerust een goed somme- kapitein Lascelles keek zünen jongen vriend meteen tje op hem zetten kan. Om twaalf uur gr.at de aatste «vnrtrr nio hofillBQOn m nar /.war 11 ar minntun nna al vervaarden blik aan „Het moet je niet verwonderen, Dick", zeide hü, „als ik je zelfs het bescheiden sommetje van tien pond niet kan leenen tenminste op dit oogenblik niet. Ik ben eenvoudig bestolen". „Bestolen?" „Bestolen is wel het woord", antwoordde kapitein Las celles. „Zie je dit valiesje Wel, het is een oud ding, dat een heel wat dienstjaren achter zich heeft, maar het was gisteren toch nog, zoo oud als het was, een aardig sommetje waard; want ik had er tweehon- derd-en-vyftig pond in geborgen, in kraaknieuwe bank noten. En nu, zooals je ziet alles gevlogen I" gang, die beslissen moet, over tien minuten dus al. Wat raadt je mü Hoeveel zal ik er op zotten Kapitein Lascelles schudde zün hoofd „Geen stuiver, hertogin alR u myn raad volgt", zeide hy. „U zult uw geld er bü veriiez-.n „Lightning's Flash" wint niet. Wees dus verstandig, en houd uwe handen er af". De hertogin stampvoette. „Onzin! Ik waag 'ter opl" riep zü ongeduldig. „Ik heb een voorgevoel dat het dier wel winnen zal en majoor Corker is een kenner. Daar! Ik wil 't er op wagen! wie is de jockey? Dick Moore, niet waar? Dat is een beste Komaan dus! Vogue la Postzegels, enz Naar aanleiding van de invoering van hel nieuwe pOsttarief op 1 Oelober is bij kon. besluit bepaald, «lat artikel 11 SI. eerste lid van hel kon. besluit van 14 December 1895 wordt gelezen als volgt In gebruik blijven ot worden gesteld postzegels van >/2, 1, l'/a, 2, 21/*, 3, 5. 71/., 10, 12Vs, lö, 17y», 20, 221/2, 25 en 50 cent, f 1, f 2.50, 15 en f 10; postzegelboekjes postbladen, voorzien van een zegelafdruk van 3. 5 of 121/2 cent; briefomslagen met een zegelafdruk van 5 of 12' cent enkele en dubbele briefkaarten, elke kaait voorzien van een zegelafdruk van l»/a, 21/» of 5 cent; andere noodige formulieren. .Mishandeling van ee-« politie agent. Op den Crooswijkschensingel le Rotterdam zou Dins dagavond een man op een paard een herberg binnen rijden. Het ging 0111 een weddenschap. Een agent van politie, die er langs kwam, zou den man beletten uit voering aan zijn plan te geven. Toen hij den naam van den ruiter opnetnen zou. kwamen eenige slagers knechts tusschenbeiden. De politieman kreeg een slag op hel hoofd, en toen hij zijn sabel trok, werd hem deze ontrokt en hij bij de keel gegrepen, getrapt en geslagen, l il noodweer en ter verkrijging van hulp loste de agent een schot met zijn revolver in de lucht, toen men pogingen deed om hem in den Boezemsingel te weipen. Eindelijk werd hij door de komst van eenige agenten bevrijd. De daders zijn ontkomen. Allen, ook de ruiter, maakten zich intijds uit de voelen. Een paar hunner zijn evenwel bekend geworden. De agent van politie is zóó mishandeld, dat liij bui- Ten dienst is gesteld moeten worden SI Mnartt-nsbrmc. Aan hel Hulppostkantoor te St. Maartensbrug werden gedurende de maand September behandeld 51 inlagen in de Rijksjioslspaurbank lol een bedrag van f 1318.32. Keu hard oordeel. Het bericht, dat in het krankzinnigengesticht te Wolf hezen geen plaats meer is voor vrouwen, inspireert Anna de Savornin Lohman tot de volgende lieflijkheid: „Weet ge wie de éénigen zijn, die welvaren beden ten dage bü de algomeene verdwaasdheid van dezen aardde zenuw- en krankzinnigendoktoren, en de dito verpleegsters en verplegers. Die hebben zonder uitzonde ring een vet bestaan en een vette verdienste, en niet zonder r-. den is de eerste categorie byna zonder uitzon dering zelf financieel betrokken in de zenuw-inrichtingen waarin ze hun patiënten verstoppen om er nooit meer uit te komen meestal Ken „waterdokter". Men schrüft aan de „Dordr. Ct." 1 In Dordrecht houdt op bepaalde dagen in de week een j waterdokter zitting, die aan tal van ingezetenen van Sliedrecht, Giessendam, Hardingsveld en omstreken zün adviezen geeft aangaande hui^ kwalen; alleen op ver toon van een flescbje urine. Op die dagen kan men I 'b morgens aan de gasfabriek te Sliedrecht een vrouw op de boot zien stappen, rükelük van fleschjes met het genoemde vocht voorzien. Eenige dagen later ontvangt de patiënt de medieünen per post uit Den Haag. De heer D. Vis, te Giessendam, vroeg aar. zün huisdokter, welke waarde hü moest hech ten aan de praktijk van dezen wonderdokter. De arts, (dr. Graftdyk), die volkomen gezond is, vult een medi- cynfleschje met zyn eigen urine, vermengt deze met twee druppels rooden inkt en laat dit mengsel bü den dokter bezorgen. Het advies volgt spoedig. Het luidde: „Zyn bloed zit aan het water. Gal en lever aangedaan, de koorts en zwaar in de züde. Het is onbegrüpelyk, dat iemand met zulk water nog buitenloopt". 24 Uur later komt per post een groote flesch meut- cünen voor D. Vis. Onkosten f8.46. Zou het publiek misschien iets kunnen leeren uil deze geschiedenis?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 12