p&r Voorloopig bericlji
vier maal per week verschijnen.
KLAAS KOR L,
Onze lieve kindertjes.
52e Jaargang. No. 4408.
Donderdag 29 Oct. 1908.
TWEEDE BLAD.
Bekendmakingen
Binnenlandsch Nieuws.
Binnen eenigen tijd zal, nadat een paar nieuw aangekochte
machines zullen zijn geïnstalleerd en de aanbouw aan onze
drukkerij zal zijn gereed gekomen, de SCHAGER COURANT
De abonnementsprijs wordt NIET verhoogd.
FEUILLETON.
de moordenaar.
Gemeente SCHAGEN.
Reinhonden van straten.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Scbagen;
Gezien art. 22 der politieverordening voor die ge
meente, brengen ter kennis van de hoofdbewoners der
gebouwen en de eigenaars, vruchtgebruikers of beheer
ders van onbewoonde of onbebouwde perceelen in de
kom der gemeente, dat zij de loopstraat vóór en langs
die gebouwen of perceelen moeten doen schrobben en
zulks geschied zal moeten zijn voor Maandag, den 2
November a.s. des namiddags te 4 uur.
Nalatigheid (in het voldoen aan deze afkondiging is
strafbaar met een geldboete van ten hoogste f25 of
hechtenis van ten hoogste zes dagen.
Schagen, den 23 October 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
H. J. POT.
De Secretaris, ROGGEVEEN.
Veemarkten te Schagen.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
brengen ter algemeene kennis, dat de keuringen van
het ter markt aangevoerd wordend vee bij gelegenheid
der groote Koemarkten op 29 October, 5 en 12 Novem
ber a.s., niet zullen aanvangen vóór des morgens te
Vfit uur
Schagen, den 23 October 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN.
Uit het Italiaanse!).
„Dat is te weinigIk wil een groot stuk hebben
en chocolade en kaakjes en appels en de
bengel volhardt bij zijne weigering.
Wat te doen? Wel, natuurlijk geeft de teedere moe
der toe. Het kind krijgt een groot stut marsepein, ook
chocolade en kaakjes, en nu wordt het weêr zoo vroo-
ljjk en levendig als een vink. Maar zoodra de jongste
het succes van den oudste heeft gesnapt, draalt'hij niet
met stuk voor stuk dezelfde manoeuvre te vertoonen,
die met zoo voordeeligen uitslag werd beloond en be
kroond.
„Zij zijn zoo sterk en gezond, dat zij den ganschen
dag kunnen eten, zonder dat het hun in 't minst be
zwaart. Zij hebben magen als struisvogels", verklaart
de moeder trotschen meteen slaat zij een meèwarigen
blik op mijn eigen jongsken, alsof het niet eten op
een ongewonen tijd ten bewijs van eene zwakke maag
ware
„Ja", zegt zij een oogenblik later, na mij eens wan
trouwig te hebben aangekeken „ik weet wel dat er
nog menschen zijn, die hunne kinderen enkel op vast
gestelde uren laten eten. Maar dat zijn alles heel ver
ouderde begrippen. Onzin I Kinderen moeten eten wan
neer zij trek hebben."
„En dan", laat de vader er op volgen „dan moet
.men ze in een spoortrein ook een beetje bezig houden
en hun maar wat den zin geven. Waarmee zullen zij
zich anders den tijd verdrijven?"
Dit blijkt evenwel niet de zienswijze der kinderen, die
Am3,'-MJ±yvf. lrt11ffnn fo ma-
„Dat gaat niet, mijn snoes. Je moet binnen komen"- „Wat een prachtige kinderen zeide ik haast ja-
„En ik zeg van neenIk wil niet ik wil nietloerech. En daarop schilderde de lachende vader de re-
„Geef mij dan tenminste den stok, Giovannino. Die volutie in zijn leven, toen hij de rozenboeien van den
is van papa". echt zich had laten aanleggen.
„Als Luigino papa's schoenen heeft, dan neem ik den „ik was een jonge snuiter, heel alleen op de wereld,
stok", antwoordt de bengel, met de onverbiddelijke lo- met geen oom of tante zelfs. Ek trouwde en na
gica der kinderen". negen maanden had ik buiten en behalve mijne vrouw
„Hoor eens, Giovannino geef mij den stok, en kom twee dochters, twee minnen, eene keukenmeid en eene
binnen en wees zoet, dan zal ik je iets er voor ge- huismeid. Zeven vrouwen op één enkelen ongelukkigen
ven„.. Drie bonbons misschien. Is dat goed?" i man 1 Is't niet verschrikkelijk?"
Het kind bedenkt zich even en zegt:
„Neen. Vier".
„Nu, goed. Vier. Maar kom dan mee naar binnen
„Ik wil ook nog wat anders".
„Wat dan?"
„De geschiedenis van Blauwbaard".
„Goed. Die zal ik je dadelijk vertellen. Kom meê!
Hiet is een mooi plaatsje, waar je goed luisteren kunt".
Maar de kleine, zich volkomen bewust dat hy het
heft in de hand heeft, gaat voort met voorwaarden te
stellen.
„Ik wil een nijlpaard, zooals wij te Frankfurt er een
hebben gezien".
„Goed, mijn hartje. Maar dan moeten wij er eerst om
schrijven, dat ze je er een sturen".
Zoo besluit dus Giovannino eindelijk, tegen vier bon
bons, de vertelling van Blauwbaard en het beloofde nijl
paard, den wandelstok grootmoediglijk af te geven.
v_.De moeder begint terstond haar sprookje. Maar wee
als om de vaderlijke redeneering tot leugen te ma- haar, als zij een woord er in verandert, eene enkele
ken reeds een tijdverdrijf ter verstrooiing hebben ge- bijzonderheid vergeet, of het geringste er aan toevoegt.
x1rtnr, oohrnonTTt Ha b-laina tarsitnnH tZÓÓ Iliöt GrOOt-
Met onversaagden ondernemingsgeest nadert de Dan schreeuwt de kleine terstond
Imama vertelt het heel anders!" Tot hem eindelijk
de oogen dichtvallen en hij inslaapt.
De vader is zonder schoenen, en de moeder haast zon
der adem. Maar zóóveel heeft zij nog, om mij schier
medelijdend toe te voegen„Dat moet ik zeggen uw
kleine is een lief en rustig kind. Maar is hij niet zie
kelijk? U hebt toch gezien hoe vroolijk en levendig
mjjne gezonde jongens waren".
„O, ook de mijne is levendig", geef ik ten antwoord,
„maar op gepaster tijd".
mag je niet aanraken." „Ah, ik begrijp wat u bedoelt!" wrijft zij mü onder
„Boebi wil man zijn schoenen uittrekken boebi den neus. „U behoort zeker ook tot die menschen, die
wil herhaalt de kleine eigenzinhig. I op vaste uren aan de kinderen hun eten geven en hen
„'tls een kleine guit, een schelm, die alles wil heb- met den stok tot gehoorzaamheid dwingen? Maar ik
ben wat hij ziet", verontschuldigt de moeder verlegen, dank u. Ik houd van die verouderde ideeën niet. Ik
„Kom hier, mijn hartje 1 Kijk eens hoe aardig de tik- kan een kind niet tiranniseeren
tak is I En dan heb ik hier nóg wat moois, waar je
mee spelen mag. Kijk eens dien sleutelbos dien klei- II.
nen hier, en dien grooten 1 En je weet toch wel wat Evenwel, kindoren kunnen ook wel aangenaam reis-
*sa - J-31JAn
vonden.
jongste der lievelingen eenen heer, die in een hoek zit,
met de beenen over elkander.
„Mooie schoenen!" roept hij, en hij grijpt naar de
bruine voetbekleeding van den heer, ofschoon deze den
kleinen bengel niet juist bemoedigend aankijkt.
„Boebi wil zijn schoenen uittrekken", verklaart het
kind, heel beslist, en meteen wil hij beginnen het
schoeisel van den reiziger los te knoopen.
„Neen, ventje, kom hier", zoo trachten de ouders
hem te overreden. „De schoenen van vreemde heeren
Ja! En het heeft hem zóó vei schrikt, dat hij dade
lijk nog een jongen aan het zoodje heeft toegevoegd.
Want dit hier is een jongen 1*. verklaarde de moeder
trotsch, naar het kleinste wezen wijzend. „En onder
die bedrijven" liet zij er lachend op volgen, „ergeren
wij de spoorwegdirectie, omdat wij met ons zessen op
twee biljetten reizen."
„Maar ik denk met ontzetting aan den dag, waarop
heel dit jonge gebroed uit het nest zal vliegen en wij
voor allen, hoofd voor hoofd, een biljet zullen moeten
koopen".
„En ik denk daarentegen, dat wij om aan de spoor
wegdirectie een poets te spelen, dan weêr vier andere
kleintjes zullen hebben. Want met minder dan een
dozijn ben ik niet vreden."
Ik had het jongste in de lange kleêren in de armen
genomen, en terstond drongen zich de andere drie er
om heen en klauterden op de bank, om het broertje te
kussen en te liefkoozen. Ook de monumentale poppen
werden bij deze kuspartij niet vergeten. En de moeder
leek werkelijk op eene dier van stralende engeltjes om
ringde figuren van Rubens een toonbeeld van zulk
eene gezonde, gelukkige en bloeiende moederlijkheid,
dat men hare trotsche hoop, van nog veel zulke rozen
knopjes te zien ontluiken, volkomen begreep.
(N. R. Crt)
O—
qÖVhiffanftl lelies mama heeft?" gezelschap zijn tenminste wanneer de ouders hun den
voor aardig p J j«««ron *<rU" hebben afgewend en niet al te angstval-
van hygiëne,
onze coupé door een
vroolijk troepje bestormd. Daar was, behalve de vader,
de jeugdige, blonde moeder, die rozig, lachend en ver
UU1 aaiuigo 0|;vuuvjvm «J
Wedijverend halen vader en moeder uit hunne zakken „ijzeren wil" hebben afgewend en n
Dat zich onder een zeker soort van opleiding bij kin- portemonnaies, brillen en alle mogelijke voorwerpen, om lig of te haarkloverig zijn op het st,u
deren een zoogenaamde „ijzeren wil" ontwikkelen kan, ™rfi,rAn,Bn fin van Zlmen fatalen inval af te In het station te Genua werd on
is eene bekende zaak. De vraag blijft echter, of deze
hoedanigheid valt te beschouwen als eene deugd, dan »HoeDl wl'
wel als verregaande eigenzinnigheid, aanmatigingenon- „Nu dan, kereltje, kom dan maar! Je moogt schoe- genoegd als eene ware Ceres er uitzag; dan twee in
hebbelijkheid nen uittrekken maar dan de schoenen van papa" het wit gekleede meisjes van ongeveer driejaar, elk
Laatst was ik in de gelegenheid, daarover eene kleine en, de papa offert op het altaar der vaderlijke liefde met eene reusachtige pop in de armen; verder een
maar loorrijko studio to makon. Ik ging oprois, onoon holdhaftig zyno vooton, of liovor zyno schoonon, om don kloin, rond schopsol, mot oon donsachtigon haardos, als
ouderenpaar met twee spruiten reisde met mij in de- kleinen kwelgeest tevreden te stellen. ^an een vogeltje, dat eerst moeizaam nog op de
zelfde wagena'deeling Het klnd> nu weer 200 zoet als een lammetje, rukt en beentjes stond; »en eindelijk nog een zuigeling in de
De moeder was eene corpulente vrouw, die blijkbaar sjort aan de vaderlijke voetbekleeding, en na weinige I lange kleeren.
te slap en tevens te dom was, om een beslist „neen" minuten zit de arme man in zyn kousen, als een Fran-Toen nu deze blond gelokte kinderschaar zichby myn
te kunnen uitspreken. De vader, nerveus en prikkel- ciscaner, terwyl het kind zyn best doet om de schoenen
baar, behoorde tot die personen, die eerst „neen" en over zyne handjes te trekken en er mee heen en weer
vyf minuten later „ja" zeggen. Daarby waren de zwaa't- tenmin8te ig er braaf« zeet de moeder
beide menschen niet meer jong, en overtuigd, in hunne «^u, een tenminste is er oraai zegt ae moeaer.
telgen twee toonbeelden van gezondheid en intelligentie Maar dieééne heeft volstrekt geen plan om braaf te
te bezitten blyven, vóór en aleer ook van hem een gril bevredigd
Om te beginnen, waren er diplomatieke onderhande- Den wandelstok zyns vaders zien en daarmee door
lingen noodig, teneinde de lievelingen tot plaatsnemen
in den wagon te bewegen.
„Ik heb gezegd", riep de oudste, een kleine kolos van
een iaar of zes „ik heb gezegd dat ik op de locomo
tief wil op de locomotief, waar het vuur is, en de
ketel, en de rem, en waar 'trookt!"
TT-3 «4 «Uaq *>/V
Kijk kijk! Hoe hii dat alles nog_z0jO weetij Het js
„1V1JK KJJK. i nuo xiy uau 0
werkelijk toch verbazend!" mompelen de bewonderende
ouders. En daarop verzinnen zij een reeks van onwaar
schijnlijke geschiedenissen dat de machinist een leelyke
booze man is, met een grooten, zwarten baard, en dat
by de kinderen opeet.
Maar het kleine heertje betwijfelt deze verhalen.
„Dat wil ik dan wel eens zienU maakt mij ze
ker maar weer wat wys, papa. U jokt ermaarweêrom
dat weet ik wel
Eindelijk heeft de oudste de goedheid van in te stap
pen, en de jongste volgt-
Maar nauwelijks is de handbagage in het net gestouwd
en de trein heeft zich niet eens nog in beweging gezet,
of de oudste, op een nieuwen gedachtengang gekomen,
verlangt iets te eten.
„Straks, myn jongen", zegt de moeder. Je moet nog
een poosje wachten. Het is nog geen uur geleden, dat
je gegeten hebt. Dat zou je niet goed bekomen."
Onmiddellijk begint het kind met de voeten te stam
pen, «te brullen en te schreeuwen. En in plaats van
hem wat voor den broek te geven, zegt de vader tot de
moeder: „Je hadt de kinderen niet moeten laten zien,
dat je eetwaren in je tasch bebt gepakt. Dat heb je
er nu van!"
„Laat mij maar begaan. Ik zal hem wel stilhouden!"
zegt de teedere moeder, en zy haalt uit hare tasch een
stuk marsepein.
kind houdt terstond met grienen op'; maar als
bescheiden brokje wordt toegereikt, stoot hij
IS. I/OU Tiauuviuwwu
de half gesloten deur in den corridor ontsnappen, is het
werk van een oogenblik. Daar buiten begint hy naar
kinderlijken aard heen en weer te springen, slaat met
den stok tegen alle deuren en ergert door zyn luide
geschreeuw de passagiers in den ganschen wagen.
„Hy heeft werkelijk kwikzilver in zijn lijf", meent de
moedel-.
Daar verschijnt de conducteur.
„Ik moet u verzoeken, meneer en mevrouw, dat kind
binnen te roepen, vóór er een ongeluk gebeurt. Het had
daareven haast eene glasruit stuk geslagen".
Daar de schoenlooze vader in zyne bewegingen iet
wat belemmerd is, treedt de moeder in den corridor,
bekleed met hare volle autoriteit.
„Kom, Giovannino, kom! Je wilt toch wel een ge
hoorzaam kind wezen
„Neen neenik blijf liever hier".
kleintje aansloot, geleek onze coupé bijna op een lam-
merenstal of beter nog op een vastenavondwagen,
die eene allegorie der kindsheid moet voorstellen. En
werkelijk verbluft stond de conducteur, toen hij de bil
jetten nakeek.
De wagen scheen met al de kinderen, de poppen en
den zuigeling zóó gevuld, dat er geen plaatsje meer
vrij was: en niettemin hield de conducteur slechts twoe
biljetten in de hand, en die nog wel tegen verminderd
tarief.
„Hoe is dat mogelijk vroeg hy, de passagiers mon
sterend.
„Wel, dit zyn tweelingen, die nog in het derde jaar
zijn. En dit is een kleintje van vijftien maanden. En
dit hééle kleintje is pas drie- maanden. En dit zyn de
poppen."
Met deze woorden stelde de jonge moeder heel trotsch
en onbevangen hare ryke en bloeiende nakomelingschap
voor.
„U hebt gelijk, mevrouw. De rekening klopt", ver
klaarde de conducteur; en bij den aanblik van dit troepje
blijnde kopjes, rozige gezichtjes en glanzende oogjes,
klaarde de stroeve, officieele physionomie van den man
I heelemaal op.
Het
hem een
de hand terug
Gemeentebegrooting Alkmaar.
Alkmaar, 25 October 1908.
Verschenen is het algemeen rapport der sectiën van
den Raad over de gemeentebegrooting voor 1909 en
de memorie van beantwoording van Burg. en Weths.
Waar B. en W. bij het opmaken dier begrooting haar
niet anders sluitend konden maken, dan door eene
versterking der middelen met f 30000 (te vinden
f 10000 uit straatbelasling en f 20000 uit hoofdelijken
omslag) behoeft het geen verwondering te wekken, dat
het streven van de raadsleden is geweest het doen
van uitgaven tot het strikt noodzakelijke te beperken.
Het sectierapport vangt aan en eindigt met bezuinigen
en nog eens bezuinigen. In een der sectiën wordt
daartoe opgemerkt, dat waar de begrooting blijk geeft
van een "ernstige verbreking van het evenwicht tussehen
normale ontvangsten en uitgaven voor de toekomst een
groote beperking en bezuiniging van uitgaven tot de
allergebiedendste eischen behoort. B. en \VU meenen,
dat die verbreking waar deze hoofdzakelijk het ge
volg is van in 1907 tussehen tijds toegestane geldein,
geene aanleiding behoeft te geven tot groote ongerust
heid. Het geraamde tekort op de middelen kan in-
tussehen worden verminderd. Immers in den dienst
1908 zal als buitengewone ontvangst verantwoord wor
den de rente van de door de gemeente voor den bouw
van het gemeenleslachthuis opgenomen gelden, welke
renle als drukkende op de bouwrekening, door het
slachthuis, dat een zelfstandig bedrijf is, behoort te
worden vergoed. Bij het vaststellen van het bedrag
der slachthuisleening is ter zake gerekend op f 5000;
doch dit cijfer zal zeker worden overschreden. Waar
het slachthuis 1 April LI. is geopend, zal van dit tijd
stip af de rente op de exploitatierekening drukken,
en in den dienst van 1908 der gemeente komen. Maar
de rente tot 1 April, die het saldo der gem.rekening,
dienst 1907, deed dalen, zal op den dienst 1909 be-
hooren te worden overgebracht, door beschikking ten
behoeve van dezen dienst, over een gedeelte van het
vermoedelijk batig slot, dat de dienst van 1908 zal
opleveren. Voorshands wordt dit bedrag gesteld op de
geraamde f 5000. Overigens kunnen B. en Wi. zich
met sommige der door ae sectiën voorgestelde bezuini
gingen vereenigen, ofschoon geenszins met alle. Welke
bezuinigingen worden voorgesteld, hetzij dan door een
of meerdere sectiën of somtijds door enkele leden,
ja zelfs éen lid? Ze volgen hieronder. Geen nieuw'
tafelkleed van groen laken voor de polderkamer (trouw
kamer 3e klasse) in het stadhuis f 57. Geen f 100
voor aanschaffing van tijdschriften en boekwerken voor
eene leeskamer ten stadhuize voor de raadsleden, het
vorig jaar op 's Raads verlangen op de begrooting
geplaatst, doch nu niet meer gewenscht omdat de
noodzakelijkheid niet is gebleken. Het vernieuwen van
het hek bij de gem.-reiniging een jaar uit te stellen,
verschillende bestratingen achterwege te laten, even
zeer vernieuwingen aan de plantsoenen, waaronder de
Harddravers laan, voor welk Laatste werk, dat in 1909
zou worden voltooid, wordt voorgesteld het over twee
jaren te verdeelen, tengevolge waarvan circa f 1000
kan worden bespaard. Verder f 500 minder toe te
staan voor rioolvernieuwingen, geen f 780 toe te staan
voor uitdieping van het water van de Voormeer, f143
te schrappen voor reparatie van het speelwerk van
den toren der Groote Kerk, als overbodig omdat dit
speelwerk loch niet goed te maken is; in plaats van
tien, maar 5 brandkranen te doen plaatsen, besparing
f 400; geen veegmaehine van f 650 voor den reini
gingsdienst, evenmin f 520 voor het oliën der school-
vloeren met stofwerende olievermindering van den
Door
MAX DREYER.
7.
liet meest zijn best voor het touwwerk en de mas
ten deed de vader van Stiiie Ebert, het meisje dat
volgens Klaas Korl geen koffie kon zetten. Hij woonde
in een naburig dorp, was een kromme en krenterige
handelsman, met een scherp en onaangenaam gezicht
de snuit noemde men hem.
Moeder Borgwardt zeide altijd van hem: ..Wanneer
ik den kerel bloot aankijk, ben ik reeds direct vijf
centen kwijt." Deze streed dan ook met hem om den
koopprijs als een leeuwin voor haar jongen. Driemaal
brak hij de onderhandelingen af, en bezwoer bij hoog
en laag. bij «1 wat hem heilig was, dat het laatste
bod gedaan was, en deed dan. daar de vrouwen er
niet van verwikten of verwogen, weer een allerlaatste
Toen hij ook daarmee niets bereikte, ging hij vloekend
heen.
Eer hij ging had hij haar voorgehouden, dat zijn
bod zoo hoog was, dat hij zelf niet wist, hoe hij het
voor zichzelf kon verantwoorden en hij kon het ook
alleen doen, wanneer buiten het hout en het touwwerk
waarvan toch alleen sprake was ook het ijzer
werk aLs toegift hem gegeven werd. De oude ijzeren
rommel had om zoo te zeggen, geen waarde, een
koopinan die dat nu eens kon gebruiken was zeer
moeilijk te vinden en Liet was toch ook vanzelfspre
kend, dat het ijzer bij de rest behoorde, en alleen
zijn eerlijke domheid was er de schuld van, dat hij
er nog over sprak.
Hierop hadden de vrouwen met geen enkel woord
geantwoord. Nu echter, nu hij woedend verdwenen was,
dacht vrouw Mine met vrouwelijke scherpzinnigheid
eraan, dat zij den smid Martin wel eens over
het ijzerwerk kon spreken.
Deze zou bepaald blij zijn. als hij eens bij de
vrouwen in huis kon komen. Zoodoende zou er mis
schien een aardig zaak|e van te maken zijn. De oude
Ebert zou dan een leelijken neus hebben.
Zoodoende kwam Mieken met den gevaarlijksten
hartenbreker uit den omtrek in aanraking. Martin Mi-
ehiet stond juist op het hoogtepunt van zijn roem
en schoonheid. Het was een groote kerel, die aanleg
had dik te worden en in zijn bruinen kruLlenkop be
gonnen Uet vuur van de smidse en mijnheer zijn
drukke leven reeds meer uit te roeien, dan de natuur
wilde laten gloeien. Maar in zijn oogen en bewegingien
was nog een jonge frischheid die hem steeds weer
bij de vrouwen deed overwinnen.
Mieken beschouwde met onverholen belangstelling
wat haai- in dezen man bevallen moest. Spoedig ge
noeg echter vonden haar door overmoed geschelpte
blikken dit en dal uit bij hem, wat zich als zwakte
bespotten en belachelijk maken liet. Het was blijk
baar 's mans grootste eergierigheid, door zijn kleine
voeten te bekoren. Hij droeg nauwzittende schoenen
met hooge hakken. Zulke schoenen vond men in den
gansehen omtrek niet.
Had Mieken deze ijdeltuiterij direct reeds opgemerkt,
ook andere dergelijke dingen ontsnapten niet aan luiar
aandacht. Zij bemerkte wel, hoe druk hij njet zijn
donkere oogen werkte en hoe gaarne hij zijn heldere
slem hoorde.
Zooals met alles spotte Micken ook hier naar harte
lust. En baar tegenzin in hem werd door deze nadere
kennismaking nog grooler. Maar zoo heel erg op naar
gemak voelde zij zich toch niet, want Martin had toch
ook iets romantisch, en dat was juist voor de vrouwen
de grootste aantrekkelijkheid.
Mie-hiel had ongetwijfeld wat van een zanger. Niet
slechts, wanneer hij, helder gewassehen, zorgvuldig
gekleed en goed gefriseerd in de mooiste kamers van
de boeren- en visschershuizen als ster schitterde. Ook
waimeer hij aan het aambeeld stond en door zijn hamer
slagen de vonken rondom deed si» tl en. met zijn hel
dere slem zijn liederen zong. Wie in de naibijheid
van de smidse kwam bleef staan en luisterde. De
vrouwen verlangden daarbij ook Michiel zelf te zien,
de kracht zijner bewegingen, de spieren van zijn bloote
armen, die als met het zwaarste werk speelden. Eerst
dan genoten zij naar hartelust van zijne zangen.
Maar ook al waren er geen luisteraars, steeds was
zijn zingen en zijn gansche optreden, ah stonden- an
deren daar, voor wie hij zijn kunst ten beste gaf.
Steeds was en gedroeg hij zich als op het tooneel,
wanneer hij zong.
Toen hij nu met de beide vrouwen over het oude
ijzer onderhandelde kwam hij haar wel vriendelijk en
beleefd tegemoet, maar in zaken bestond er voor hem
geen galanterie, evenmin als dat van de andere zijde
ook werd verlangd. Mieken zou het ook beslist ge
weigerd hebben, zich iets door hem te laten schenken.
En zoodoende werd men het over een prijs eens, die
beide partijen billijk toescheen.
Het alledaagsche en nuchtere onderhandelen diende
voor Martin er alleen toe, om het ongenaakbare en
geheimzinnige van Mieken wat verloren te doen gaan.
Zijn kennersblikken begonnen haar te monsteren als
andere vrouwen en steeds meer bekoorlijkheden ont
dekte hij aan haar.
Dat zij tot dusver alle mannen met onverschillig
heid had behandeld, dat ondekte hij spoedig genoeg.
En niets kon haar in zijn oog aanlokkelijker maken.
En dit bemerkte hij ook reeds dadelijk, dat haar eigen
aardig en wispelturig karakter, alle behoedzaamheid
eischte om haar te naderen. Maar het doeL was alle
moeite dubbel en dwars waard.
Mieken voelde het wel hoe hij haar schatte. Dat
vond zij zeer onbehaaglijk, maar daar hij niet al te
biausk optrad, sprak ook haar genoegdoening over zijn
groote belangstelling een woordje mee. Zij had macht
over dezen vrouwenveroveraar. Alle harten van de
meisjes en vrouwen in het dorp sidderden voor hem
Haar hart sidderde niet voor hem. Maar dat zij macht
over hem Rad. dat deed haai- heel veel plezier. Zooals
alle heerschappij haai- aangenaam was.
De oude Ebert schimpte, toen hij hoorde dat het
oude ijzer zijn neus was voorbijgegaan. Hij verscheen
nu weer vlug op het tooneel en de meening van
moeder Borgwardt bleek de juiste. De oude rakkerd
was bang. dat hem misschien nog meer door de vin
gers zou glijden en drong dus met alle macht op
een beslissing aan. Eerst wilde hij minder geven, dan
hij de vorige maal had geboden, daar het ijzer er nu
af was gegaan, maar toen lachten de vrouwen hem
uit. Dan hield hij, met ware vertwijfeling het oude
bod gestand, maar ook daarmee had hij geen geluk.
Vrouw Mine verklaarde hem met groote koelbloedig
heid, dat zij nu meer verlangde en als hij nog langer
draalde, werd de prijs dien zij eischte steeds hooger.
Toen was hij ah versteend van ontzetting.
Toen hij weer Langzamerhand zichzelf was geworden
en zijn ontzetting in zooverre meester was. dat hij
weer spreken kon, bood hij met nauwelijks hoorbare
stem er ,n'og een kleinigheid bij, het was als het laat
ste rochelen van een stervende. Maar onbarmhartig,
luid en lachende schoof moeder Borgwardt hem naar
de deur: „Neen, neen, baas Ebert, dat is allemaal non
sens. Daar moet nog een aardig sommetje bij". Na
dit gezegde, deed de oude man alsof hij razend
werd. maar bood er toch, wat bij, en nog wat en
nog wat. totdat zijn pijnigsters het voldoende vonden.
Spoedig daarop werd het dooiweer, men moest
zich dus haasten 0111 de masten te kappen, om ze
zoodoende nog over het ijs naar het strand te kunnen
sleepeh.
Mieken had beslist bij dezen arbeid tegenwoordig
willen zijn, maar toen het zoover kwam, kon zij het
toch niet over haar hart verkrijgen om er naar te
kijken. Een paar maal was zij op weg naar de zee,
maar steeds keerde zij weer terug. Toen ze de mannen aan
het werk hoorde, voelde zij het als 't ware in haar
eigen vleesch, hoe de zaag in de hoornen sneed.
Eerst den volgenden dag ging zij naar haj strand.
De westenwind was een streek naar het nemrden ge
gaan en heviger geworden. Regenbuien snelden langs
de lucht.
Toen Mieken op de duinen was geklommen,
zochten haar oogen tevergeefs. Met alle inspanning
zochten zij, maar niets was er van het schip te vin
den. Niets! En niet eens de plaats hadden zij kun
nen aanwijzen. Dat was treurig was er wel wat
troosteloozers te, bedenken?
Het water was gestegen. Het ijs was losgebroken
en versplinterd, daarachter waren trage, droeve golven.
En waar was haar schip? Niets niets niets!
Dat was een treurige ontdekking en een droeve gang
naar huis. Daar trof zij Klaas Korl. Die had den ou
den Ebert geholpen de masten af te zagen en de rest
op te redderen Hij zag er even onverschillig als an
ders uit; van 't droeve van den arbeid dien hij onder
handen 'hvad gehad, was niemendal aan hem te zien.
Met haat en boosheid keek Mieken naar zijn grove en
sterke handen, die nu zoo vredig op zijn buik gevou
wen lagen. Zij had die zoo gaarne plomp en grof
gevonden, maar dat kon ze met den besten wil van de
wereld niet. Hoe groot en flink ze ook waren, hoe
weinig ze ook verstonden van teederheid en mooi
doenerij, ruw waren ze toch nieL
Mieken dacht toen zij deze groote, eerlijke handen
zag. aan de popperige voetjes van den smid, en keek
zoodoende ook naai' Klaas Korls' schoenen. Neen, dat
was wat anders, groot en grof. Met Klaas kon men
niet pronken, daarvoor was die leeghoofd van een
smid veel beter geschikt. Waarom zal ik, zoo yroeg
Miekèn zich vervolgens af, zoo vijandig tegenover hem
staan? Die masten moesten toch gekapt worden, of
het nu door hem was of door een ander, blijft vrij
wel onverschillig. En zijn tegenwoordigheid hinderde
haar niet meer, om aan moeder Borgwardt haar hart
uit te storten en (haar leed te klagen, dat zij zelfs de
plaats niet meer vinden kon waar de romp van haar
schip lag.
Toen hielp Klaas Korl haar met de meeste bereid
willigheid. Die plaats te vinden en te onthouden was
niet zoo moeilijk. Of zij dien breeden, ouden eik ken
de, die zoo heel alleen op een hoog duin stond? Wel
nu, dan moest zij die verdorde twijg, die naar het
Noordoosten wees, als richting nemen, dan zag zij be
paald aan den kant van de zee een vlakken steen en
ongeveer een paar honderd meter in zee, daar lag
I het wrak.
(Wordt vervolgd.)