Grepen i Land- en Tuinbouw. 52e Jaargang. JSo 4413. Zondag 15 Nov. 1908. uERDE BLAD. SÈpr Cni. CLXIII. „MEVROUW WARRF.XS BEDRIJF' van Bern. Pliaw ln de vertaling van Mevronw J. A. Simons-Mees. Er zijn menschen, die alles doen en voor alles tijd hebben, zelfs voor dingen, die zij niet behoeven te doen-» en er zijn menschen, die geen steek uitvoeren en nog geen tijd hebben om hun nagels te knippen. Er zijn er. die alles weten en alles begrijpen en toch nooit iets zeggen: en er zijn anderen, die niets weten en niels verstaan en die altijd en over alles praten en doorratelen ais 'n goot, die afloopt. Er is 'n ge slacht. dat werkt en 'n ander, dat luiert; een geslacht dat uitkijkt en nadenkt, en 'n ander dat violen laat zorgen. Er zijn menschen. die vrede brengen en geluk alleen door hun verschijning, en er zijn anderen, die inzie meedragen in hun voetstappen en in het knip pen van hun oogen. De een werkt en spaart, de ander werkt niet en komt te kort. Ook andersomEr zijn er die werken, hongerlijden en te kort komen: en anderen, die niet werken, een lekker leventje leiden en overhouden. De variaties van dit soort zijn ver wonderlijk veelvuldig, en wie er 'n studie van ging maken, hoe alle menschen aan den kost komen, zou lussehenbeide zijn eigen aanteekeningen niet gelooven, en 't heele gegeven maar schrappen en niet uitwerken; omdat ri ij zich toen toch zeker vergist heeft. Alsof hij zich niet vergiste in al zijn andere ge gevens 1 Alsof ooit het levensboek van den een volledig en duidelijk te begrijpen zou zijn door den ander! Alsof elk oordeel, dal wij vellen, niet oppervlakkig is, en door ons ooit iets anders dan bij benadering be oordeeld kan worden! Wat wij bcoordeelen is den buitenkant van anderer doen, l>elicht met het licht van onzen eigen geest. De daad van anderen is voor ons niets meer dan 'n ob ject. 'n voorwerp; en 't is alleen ons eigen den ken. ons eigen gemoed, ons eigen moraliteit, die haar eigen beteekenis geeft. Een dief zal 'n diefstal heel anders beoordeelen dan 'n eerlijk mensch dit doet. En wederom: een uitgesproken oordeel beduidt niets tegenover ,n innerlijk bewustzijn, welke met elkaar in flagranten strijd kunnen zijn. Rechters moeten dit, dunkt mij, vaak in zichzelven waarnemen; en 't boven- menschelijk instinct, dat wij allen bezitten, legt som wijlen aan recht, oordeel, wet en gezond verstand hel zwijgen op. Wat tact is in onze samenleving: n.1. iets wat niet in woorden kan worden gezegd, aat Is dit innerlijk bewustzijn, dit bovenmenschelijk instinct, dat misschien de eenige waarachtigheid is in ons voor 'n groot deel onwaarachtig leven. Is dit eenige waarachtige misschien niet het fondament van onze zacntnroedigheid, voor zoover wij die bezitten? Is dit wat niet met name genoemd kan wo,rden, mis schien niet het groote geheim geweest van hen, die als reuzen uitstaken boven hun medemenschen en van wie van den een geschreven staat, dat hij als „man zeer zachtmoedig" was, en van een ander dat hij „zachtmoedig was en nederig van harf'? Van waar achtig gioole mannen ik sluit hier de Alexanders eu de Napoleons uit is mij geen wreedheid, geen liard oordeel hekend. Van Aristoteles af, ,,d e n Mees'ter aller W ij z e n", over Socrates, Cbristus, zefs over „Der wijzen toorts, den groote' Averrocs" (1) heen, tot op Maeterlinck toe, hebben alle groote man nen met groote bedachtzaamheid en groote zachtmoe digheid geoordeeld over ieders anders doen. Het Socra tisch princiep„Niemand m i s d o e t v r ij w i 11 i g", legde Christus de woorden in den mond: „Oordeelt g a n s e h e 1 ij k n ie t." Of waar de uitspraak van het oordeel onontwijkbaar was„Oordeel een recht vaardig oordeel." Gedachten aan dit alles zijn in mij omgegaan, toen ik van de week in het Paleis voor Volksvlijt ,,M e- vrou,w Warren s Bedrijf' zag. Ik zou den schrij ver ervan Bern. Shaw. waarschijnlijk 'n Engelsch- man willen kennen, en hem op den man afvragen, wat hij met dit boeiende, goed doordachte stuk be doelt. Ik zou Mevrouw Simons-Mees, die 't vertaalde, willen vragen wat er bij de vertaling bij haar is om gegaan, en of er bij de bereiding van dit medicament 'n goed tooneelstuk wordt toch met bedoelingen van opvoeding geschrevenmisschien niet 'n greintje teveel gif gebruikt is; of méér dan 'n greintje. Wal deed W illem Royaard; dit stuk kiezen voor zijn Too- neel? Hoe hebben de vele, zeer velé toeschouwers 'I stuk ging hij de dertig keeren hier er over ge oordeeld, en welke uitwerking heeft 't op hengehad? 't Stuk is als 'n Januskop, 'n hoofd met twee aan gezichten, en 't zal voor 'n groot deel van den toe schouwer afhangen, door welk dier twee hij 't meest wordt aangezien, en welk dier twee 't meest indruk op hem maakt en in staat is hem te suggereeren. 't Is de groote strijd tusschen twee levensprinci pes, waarvan het eene luidtZie zooveel mogelijk van het leven te halen en te profiteeren, ten koste van wat ook; en het andere: Strenge ingetogenheid, ge paard aan plichtsbetrachting. Deze, in kort begrip uitgesproken levensbeginselen, slaan in 't stuk op den voorgrond; 't eerste het genieten \ertegenwoordigd door Mevrouw Warren, de moeder; 't tweede de ziehzelf-beheerschende toe wijding door de dochter. Ziehier een kort relaas van het stuk: Mevrouw Warren woont ergens in de provincie; nie' ver van Londen. Zij is vaak van huis, naar Londen, naar Brussel, naar Weenen, naar Budapest. Haareenig kind, haar dochter Vivie, studeerde in Londen en haal de haar akte in de Wiskunde. Nu is zij thuis. Als 'l scherm voet" 't eerst opgaat, is Mevrouw W ar ren naar Londen, en Vivie alleen thuis. Zij weet van haar moeder niets, vraagt zichzelve af, waarom deze toch telkens op reis is. Haar moeder is haar 'n onbe kende, bijna evenzeer als haar vader, dien zij nooit gezien heeft, en dien zij gelooft, dal overleden is. 'n Zekere heer Pread 'n schilder, geloof ik; al thans 'n kunstenaar komt Mevrouw Warren 'n be zoek brengen, maar vindt haar niet thuis, wat ivie hem vertelt. Eigenlijk kwam Pread kennis maken met de dochter, omdat de moeder hem daartoe uitnoodigde, en na deze paar woorden van inleiding geraken de twee. die elkaar pas ontmoet hebben, in 'n ernstig sympa thiek gesprek. Mevrouw Warren is, later dan zij aan Pread schreef, uit Londen gegaan en arriveert nu aan haar land huis, waar zij hem in 't gezelschap harer dochter ont moet Zij heeft 'n zekeren Jonkheer George Crofts bij zich, die haar op reis vergezelde, en die als huisvriend in haar woning verkeert. Met overdadige drukte stelt Mevrouw Warren de heeren Pread en Crofts aan elkaar voor, en noodigl hen beiden, binnen 't tooneel stelt 'n tuin voor thee te komen drinken. Als Vivie ook zal binnen gaan. wordt zij aangeroepen door 'n jongen man, nog buiten 't hek. Hij komt den tuin binnen, en aan de ontmoeting tusschen deze beide jonge menschen is het te raden, dat zij elkaar lief hebben. De jonge man is Frank Gardner, zoon van dominéé Gardner, nog maar kort in Haslemere zoo heet 't plaatsje gevestigd. Als 't gesprek tusschen de twee jonge menschen op 't punt staat afgebroken te wor den, komt dominéé Gardner, die zijn jongen zoekt, over der haag langs den weg. hem roepen. Frank beloont weinig eerbied voor zijn vader, zegt 1 joh legen rwm en neemt 'm min of meer ofschoon meer aardig dan lieleedigend in de maling Telkens is er een van binnen uit aan de deur geweest om te vragen of Vivie nu thee kwam drinken, totdat eindelijk Mevrouw Warren zelf komt. Kom rtu toch» thee drinken, Vivie! Zoo. Frank, ben jij daar ook? Kom toch binnen! Pardon Mevrouw, ik kan niet; daar is mijn vader. Je vader!? God. dien ken ik niet! Stel me 's even voor. Geachte ouwe heer, ik moet je voorstellen. Me vrouw Warren^ Dominéé Gardner. Mevrouw Warren valt uitMaar hemelsche goed heid, ik ken je. Je bent Sam, Sam Gardner! En de dominéé, die onder deze luidruchtige en heelemaai niet ofiicieele betuiging van bekendheid ver legen wordt, zegt. na nog eenige explicaties van Me vrouw Warrens zijde, dal hij haar nu ook herkent als juffr. Zoo en Zoo. Waarop Mevrouw Warren hem schielijk in de rede valt en zegt, dat zij Mevrouw Warren is en dit zij wijst op Vivie haar doch ter. Toen viel 't scherm; dit was 't eerste bedrijf. De opmerkzame toeschouwers hadden toen al eenig begrip van Mevrouw Warren s „bedrijf', van haar vroe ger leven en haar tegenwoordigen omgang. Maar in het tweede bedrijf komt 't tot 'n duidelijke verklaring tusschen moeder en dochter, en behoeft naar niets meer geraden te worden. Mevrouw Warren's reizen zijn „za ken-reizennaar Weenen, waar zij één, naar Brussel, waar zij twee établissementen heeft. De heer George Crofts schoot haar indertijd 40.000 pond voor, om zulke huizen te stichten, associeerde zich met haar, en de zaakjes brachten 35 p.Ct. op. De dochter die haar moe der tot spreken drong, kan nu haar ooren niet geloo- ven. terwijl de moeder zich toch blijkbaar niet dui delijk bewust is van t schrikkelijke geheim, dat zij haai* kind meedeelt. T Vele geld verdienen spreekt uit eiken zin, dien zij zegt. Als Vivie haar eindelijk t zwij gen oplegt en haar eigen principes tegenover die harer moeder stelt, vangt Mevrouw Warren aan zich en haar manier van doen te verdedigen. In honger opgevoed, met haai' zuster Lize en nog twee half zusters, werd ze ai spoedig veroordeeld tot werken in de fabriek. Een van de half-zusters stierf aan vergiftiging, de an dere trouwde met n werkman en lijdt nu met hem en haar kinderen gebrek. Lize liep weg. Ze dachten, dat ze 't water gekozen had; maar toen Kitty Mevrouw Warren heel Kitty van haar doopnaam eens in 'n buffet stond te helpen, waar ze zich verhuurd had voor vier shillings in de week boven den kost. boven de snauwen en vloeken, die z evan den eigenaar te slik ken kreeg, toen kwam er eens 'n dame binnen als een koningin. Die dame was Lize, nu getrouwd met den Hertog van Zus en Zoo, nu verkeererul in de hoogste kringen van Londen, met 'n sleep van be dienden. Ze had altijd wel iets defligs en voornaams in zich gehad, maar zooiels had Kitty, dat is Mevrouw Warren zich toch niet kunnen voorstellen. Toen ze de restauratie weer verlaten zou met haai" deftigen heer, dien zij bij zich had, kwam ze even naar l buf fel, en zei tegen Kitty, zoo en passant: Sta jij hier met je mooie gezicht dat volk rijk te maken? Er werd nog wel wat geantwoord, maar niet veel; daar was geen tijd voor. En Kitty vluchtte ook weg van de til, waarop men dacht haar voor goed gewend te hebben. Kitty ontmoette Sam Gardner, Crofts en nog vele anderen, ging zaken doen, werd moeder van Vivie, hield haar kind buiten alles, liet haar 'n ex cellente opvoeding geven, maar moest te kort komen in dien allereersten eisch, dien 'n kind, bewust of on bewust, stelt. Haar heilig moederschap bestond voor haar kind niet. Maar ze heeft niettemin haar kind lief, en 't is ter oorzake der wederliefde, dat zij alles openbaart: haar honger, haar verdriet, haar schande. Hoe wonderlijk 't ook klinken moge, dit is 'n roe rend oogenblik. De feiten, de gebaren welke volstrekt niet „lady-like" zijn ziet men over 't hoofd, gedenkt men niet, bij deze uiting van 'n verdoolde menschen- ziel. En men staat verlegen met zijn oordeel, als men Vivie, na 'n oogenblik van twijfel, haar moeder ziet naderen, en met 'n woord van beklag haar 'n zoen ziet geven. Maar verandering in den toestand komt er niet. 't Is 'n bende en 't blijft 'n bende. De twee eenig „waren" in 't stuk zijn Pready en Vivie; Frank bijna ook, maar niet geheel. Zijn vader is 'n carieatuur van 'n predikant, die zijn preeken koopt en tot* laat in den nacht drinkgelagen houdt, en verdachte aardigheden zegt. De predikanten, zooals ik ze leerde kennen, be hoeven er geen blaam in te zien op bun ambt of hun persoon. Wonderlijk mooi en lief is de tuin-scene tusschen Vivie en Frank. Als Crofts eindelijk komt en Frank in huis wordt gestuurd, doet Crofts Vivie huwelijksvoor stellen. Maar haar moeder heeft haar verteld wie en wat Crofts is, en haar antwoorden kan Crofts niet be grijpen. Maar zij weet alles, praat van de 40.000 pond en van de 35 pet. dividend. Hij valt nu door de mand, en als hij te ruw tegen Vivie optreedt, slaat zij tegen de tuinbel, op welk teeken Frank toeschiet om 'm Maar 't ergste wordt door Vivie voorkomen, en Crofts, die alle kans verkeken ziet, spuwt zijn laatste gal uit in de mededeeling, dat Frank en Vivie half broer en half-zuster zijn. Frank gelooft van die mededeeling niets maar Vivie besluit zich uit deze omgeving tesug te trekken en in Londen in betrekking te gaan. Daar vinden wij baai- in 't vierde bedrijf 't laatste Frank bezoekt haar en wil haar meenemen; hij heeft eenig goud verdiend met dobbelen. Vivie weigert. Pread, de vaderlijke vriend van Vivie, komt haar meedeelen, dat hij verre reizen gaat maken, en vraagt haar ook, als zijn kind, met hem mee te gaan, Vivie echter weigert ook Pread. Eindelijk komt ook Mevrouw Warren haar dochter be zoeken, trachten haar over te halen, met haar mee te gaan, en bij haar te wonen. Vivie zal dubbel maand geld krijgen en alles wat zij begeert.. Maar Vivie wei gert andermaal. Frank en Pread zijn reeds lang van 't tooneel verdwenen. Mevrouw Warren handenwringt bij do weigering harer dochter, die zij boven alles, zelfs boven haar geld, liefheeft, Vivie wordt er door bewogen Zij wil met haar moeder accordeeren; maar Mevrouw Warren kan de eischen harer dochter niet inwilligen. Het einde is, dat Mevrouw Warren zonder groeten heengaat. Voor goed. Vivie is nu alleen. Niemand bleef haar over. In haar gevoel van verlatenheid, snikt zij: Dag Frank' Adieu! Dag Frank! Dag Frank! Dan gaat zij naar haar bureau, schikt de papieren en vangt aan te tellen: zeven, twaalf, zestien, vijf en twin tig, drie en dertig..., Toen viel 't scherm, en 't publiek mocht de les gaan bepeinzen, die „Het Tooneel" gegeven had. Ik heb zeer veel lust, om 't hierbij te laten. Het stuk heeft mij overrompeld en vermoeid. Het spel van al de executanten is ver boven mijn lof verheven. Al zou ik, bij 't uitdeelen van kransen waarschijn lijk den eersten aan „Kitty Warren" dat is Mevr. Van KerckhovenJonkers -geven, toch was 't spel van Mejuffr. Staas als „Vivie" en dat van Hans Bru- ning, met zijn ondankbare rol als „Crofts", niet minder. Ko Arnoldi als „Frank" en Johan Mulder als „Pread" waren prachtige typen, al voelde ik „Pread" iets jonger, dan hij er uitzag. Al de sujetten kwamen magnifiek uit, zelfs dominee Gardner, die 'n ellendige rol had ten vervullen. Maar wat 't stuk ons heeft moeten leeren, weet ik niet, en 't vermoeit mij er over na te denken. Misschien wel twintig jaren geleden heb ik eens 'n boekje gelezen, getiteld: „Oude Wijn". Daarin kwam 'n hoofdstuk voor, getiteld: „Hoe men zijn ouders moet opvoeden." Aan dit boekje heb ik steeds gedacht, en ik wenschte het nu weer te bezitten, om er misschien eenig licht uit op te doen. Het stuk, dat ik zag opvoeren, gaat over de vraag: Wie heeft er gelijk? De moeder of de dochter? En dan is er maar een antwoord, dat dadelijk gegeven kan worden, en dat luidt: de dochter. Geen mensch zal 't in zijn hoofd krijgen de principes den moeder te hul digen; zelfs geen zondaar of zondares. Stilzwijgend weten dit zelfs de booze elementen in 't stuk, door hun plannen, hun daden te verbergen. Als Mevr. War ren biecht, wordt zij er toe gedwongen. Maar haar toeschouwen luisteren met aandacht, en haar bewe ringen zijn niet zelden waar, zijn voor 't meerei- deel waar. De verwijtende woorden, die in 't derde bedrijf Crofts aan Vivie voor de voeten" werpl over den Hertog van Kent en andere hooggeplaatste perso nen, zijn misschien wel waar. En ik vraag mijzelven af, wat toch de schrijver wel bedoeld heeft met zijn stuk. Wil hij 'n lans voor de zonde breken, of wil hij de wereld van leugens, waarin wij leven, aan de kaak stellen? Wat wil hij? Was hij onduidelijk of begreep ik niet goed? Vivie's zegepraal heeft mij 'n oogenblik doen gelooven aan de overwinning en 't primaat der deugd boven de zonde. Maar wat Mevrouw Warren en Crofts beweerden, kan maar niet zoo zonder slag of stoot geloochend worden. De kwestie wordt 'n sociale. Wie of wat kan ze redden, die arme verdrukte, uitgemergelde wezens, uit de handen van hun folteraars en beulen? Wie redt ze, als zij 't zichzelven niet doen? of als hun zonde, die ook soms met geld betaalt, het niet doet? Alle Marians vallen niet in handen van 'n Romney! (Men leze „Aurora Leigh".) O ja, ik weet het antwoord wel van zedemeesters Ik ben er somwijlen zelf ook een; maar daarmede verminderen we de pijnen, de vergiftigingen, de hon- gerprocessen niet in de holen en gaten, waar de arme paupers zuchten, die 't ook niet helpen kunnen, dat zij geboren zijn en leven moeten. Met tractaatjes en zedelessen, goede voorbeelden en stichtelijke lectuur kan zeer veel gedaan worden, maar niet alles. Zoo'n meisje, zoo'n jongen uit zoo'n fabriekstad, waar te weinig verdiend wordt om van te leven en net genoeg om niet van te sterven, wil ook liever leven dan zich ver drinken. Maar zij willen niet leven met 'n maag, die verscheurd wordt van den honger; zij zijn liever dood dan eiken dag weer uitgestrekt te worden op 'n pijn bank, die hun leden breekt. Zij zijn misschien bang voor den dood, maar banger nog voor het leven, dat hen enkel bitterheid, honger, smart, pijn en weedom gal Ik ben geen socialist voor zoover zich 't socia lisme aan mij openbaarde; maar iets —en dat „iets" lijkt mij nu zeer groot iets is er in onze maat schappij niet in orde. Zestig duizend vrouwen, in de stad, waar Vivie ging wonen, leven van het loon der zonde en der schande. Zijn alle menschen, die in def tigheid en fatsoen hun leven doorbrengen, onschuldig aan die zonde en schande? Ik vrees met groote vreeze. dat 't preutscbe Engeland haar handen te fijn acht, om ze in dien mesthoop te steken en hem om te woelen, om te weten wat er alzoo onder schuilt. Het blijft veeleer met 'n vies gebaar op 'n afstand, of negeert 't geheel. Misschien wacht men op 'n andere Miss Nightengale, die er haar jeugd, haar goeden naam, haar fortuin en haar leven aan waagt, en wier succes minder beslist zal zijn dan dat der vorige, omdatOch, er zijn er onder de „UpperTen", die 't wel eens onaangenaam konden vinden als de slijk zoo hoog opspatte, en die 35 pet. 'n billijk en gegrond excuus vinden voor Zulke menschen als Bernard Shaw kunnen 't iemand lastig maken. Zulke menschen overdrijven vreeselijk. Iemand, die werken wil, behoeft in onze maat- schapij geen honger te lijden, en zeker niet den weg te gaan door Mevrouw Warren aangewezen. Wie dat doet, zou 't toch gedaan hebben, al zou hij of zij En dan dat eeuwige insinueeren op groote lui! Denk-je dat er onder de kleinen geen schurken zijn? Ze heb ben elkaar niets te verwijten. Als de een den ander niet exploiteerde, zou de ander het den een doen; en daarom blijft 't maar steeds de groote vraag, wie er onder of boven zal liggen. Maar voor den toeschouwer blijft dit precies hetzelfde. Nu goed, Vivie verkoos nu op 'n kantoor te zitten, hoog in de lucht in Lon den. Welnu, dat mag ze; niemand belet haar dit toch!? En wat nu haar moeder betreft, en meneer Crofts en die anderenJe verwacht toch niet, dat heel de wereld zich op 't commando van Shaw zal be- keeren?!En dan nog iets: Denk je dat werken in zoo'n dompige fabriek zoo aangenaam is? Ik weet al niet wat grooter zonde is, zoo'n fabriek of Kan Shaw dat bedoeld hebben? 't Is althans mogelijk. Hij zal „Het Lied van 't Hemd" gelezen hebben van Thomas Hood, dat in het Hollandsch vertaald werd door Beets; en hij heeft waarschijnlijk met eigen oogen de ellende gezien, en toen op dit middel gewezen. Maar dat is verschrikkelijk! Wat is verschrikkelijk? Die exploitatie of die zonde? Beide. Daar wou ik je hebben. En wie is nu schuldiger? Hij die tot de zonde dwingt, of zij die haar bedrij ven? Ik aarzelde te antwoorden Weet je 't niet? Nu denk er maar eens over na„ en als we dan weer eens over 't sociale vraagstuk aan 't praten raken, misschien ga je dan wel uit 'n vaatje tappen, waarvan ik niet eens wist, dat 't be stond. Hoe 't zij, ik acht 't een goede daad van de beide Willems, Royaards en Stumpff, dat zij als Directeu ren van „Het Tooneel" dit stuk voor 't voetlicht hebben gebracht. Het groote succes, dat zij hebben, verdienen zij ten volle, zoowel in de keuze harer stukken, als op de wijze, waarop zij die executeeren. Dit stuk althans heeft het groote voorrecht de men schen tot nadenken te brengen. H. d. H. Aanteekeningen. 1. Regel uit „De Hel" van Dante, naar de verta ling van Ten Kate. Averroës was 'n beroemd Arabisch wijsgeer, vertaler en commentator van Aristoteles. 2. Janus is de god van den oorlog; hij heeft twee aangezichten en blikt in 't verleden en in de toekomst. Zijn tempel, die in oorlogstijd open stond, werd gesloten in vredestijd. 3. „Oude W ij n" is 'n klein boekje, geschreven door „Urda". Ik zou 't gaarne bezitten. Als een der lezers 't misschien heeft, zal hij mij zeer verplich ten, door mij te zeggen, wie er indertijd de uitgever van was. 4. De annonce van „Mevrouw Warrens Bedrijf" is steeds orthografisch fout. Steeds ziet men op de aan plakbiljetten: „Mevrouw Warren's bedrijf", met een dubbelen tweeden naamval: de apostrophe en de „s". Dit is Engelsch en geen Hollandsch. De apostrophe wordt in 't Hollandsch alleen gebruikt na 'n open letter of 'n sisletter; achter 'n andere medeklinker wordt de genitivus aangegeven door 'n s, zonder apo strophe. „Van H o u te n' s cacao" is fout. Het moet wezen „Van Houtens cacao", Hollands bloei, Rade makers hopjes, vaders pijp. Die „s" is 'n voldoende 2de- naamvalsvorm. Maar is de eindletter van 'n woord open of 'n sis letter, dan vervult de apostrophe die rol. Men moet schrijven: „De Jonge's koffie, Van Nelle's thee, Aristoteles' wijsbegeerte, enz. In de annonce van „Mevrouw Warrens Bedrijf" be gaat „Het Tooneel" eenzelfde fout als die de „Ko ninklijke" steeds begaat als zij „Groote-Stadslucht" annonceert. Zij schrijft steeds: „Groote Stads-lucht". Dit is fout, en Mr. van Lochem behoorde dit te weten, evenals Royaards moest weten, hoe men „Mevrouw Wai rens Bedrijf" moet schrijven. Maar misschien weten ze 't wel, en is 't enkel slor digheid. Slordigheid nu is ook 'n fout. H. d. H. XI,II Groenhovende Heesters. Terwijl we thans diep in den herfst zijn en iepen en linden, eschdoorns en kastanjes hun zomerschen bladerdos hebben afgeschud, ontwaart ons oog hier en daar nog heesters met frisch groene bladeren. Zij zijn de symbolen des levens in de doodsche winter- natuur. De groenblijvende heesters veraangenamen den ougezelligen aanblik van een winterlandschap, waarom ze juist thans het schoonst lijken en ook in deze maanden het meest gewaardeerd worden. De groep der groenblijvende heesters is zeer uit gebreid. Een zeer bekende is de Aucuba japonica met hare groote gevlekte bladeren en heldergroene takken. Deze regelmatig groeiende struik stelt zich tevre den met weinig licht en groeit zelfs nog heel goed in de schaduw. Tegen tocht en snorrelwinden zijn ze niet bestand, trouwens geen enkele groenblijvende struik houdt het daartegen uit. Wil men op winderige plaatsen in een tuin deze planten zetten, dan moet men door een schuttinkje vooraf de noodige luwie geven. Behalve met schuttingen van hout, wat nogal duur is, kan men een tuin aan de windzijde ook afschut ten met een heining van rietmatten, die aan weers kanten met kalkmortel bepleisterd worden en boven door een schuine plank worden afgedekt of met open- gehakte suiker-knastere. of -kranjangs. Tegen zulke schuttingen kan men klimrozen, klimop, kamperfoelie, wilden wingerd, clematis, Duitsche pijpplanten of vruchtboomen opleiden. In een tuin, waar de wind vrij spel heeft, groeit zoo goed als geen enkele hees ter, en daarom vonden wij het goed hier de beschutting even aan te halen. De Noord- en de Westzijde komen hier het meest in aanmerking. Groenblijvende heesters kunnen 's winters bij strenge koude geducht lijden van den feilen oostenwind. Een tijdelijke beschutting dezer planten met riet- of stroomatten aan den oost kant, of beter nog rondom deze groepen, is daarom sierk aan te bevelen. Groenblijvende heesters mag men echter niet in stroo binden zooals rozen. Vau boven mag er geen dek op. Zeer schoon is ook de Laurocerosus of laurierkers, die even gemakkelijk is als de aucuba. De laurocerasus groeit op lichten en zwaren grond, in 't licht en in de schaduw. De groote gladde, heldergroene bladeren ver dragen de winterkoude goed. Voor solitair-planten of groepen vlak bij de ramen, welke op den tuin uitzien, kan men geen betere keuze doen dan aucuba en lau rocerasus. Hare lage en regelmatige groeiwijze maakt ze daarvoor bijzonder geschikt. Mooie, lang groeiende heestertjes, die immer groen blijven en in het voorjaar heerlijk getooid zijn met veel kleurige bloemtrossen, prachtig uitkomend op het donkergroene fond der glimmende bladeren, zijn de Rhododendrons. De bloei der rhododendrons is bijzon der fraai en geen fraai aangelegd park of tuin is denk baar zonder minstens één forsche groep dezer lieve voorjaarsbloeiers. Het zuiverste wit, het gloeiendste rood en het donkerste purper met tal van nuanceeringen, hiertussehen, kan men er in bewonderen. Helaas, worden deze mooie planten maar al te dik wijls verkeerd geplant. In kleigrond willen, ze abso luut niet groeien. Ze kwijnen een paar jaar en ster ven. Rhododendrons zijn in den wilden staat bewoners van veenachtigen grond, daarom moeten ze geplant wor den op perken, die 40 tot 50 c.M. zijn uitgegraven en daarna aangevuld met veenachtigen- of boschgrond, turfstrooisel met ouden koemest en wat zand, bijvoe ging van bladaarde is ook zeer goed. Een groep rhododendrons aan den waterkant, hv. aan de helling van een vijver, maken altijd een schit terend effect. Om te voorkomen, dat een rhododendron-groep te kaal en te hoog wordt, behoort men deze planten, .omstreeks half Juni te snoeien. De lange, uitgebloeide Itakken kort men wat in en van de korte takken snijdt men de uitgebloeide trossen Weg. Deze gaan anders zaad vormen en putten de plant uit, zoodat ze het volgend jaar weinig bloemen dragen. Met seringen is het precies zoo. Een sterke rhododendron-soort is de Rh. ponticum, die veel lila bloemtrossen voortbrengt. Zij groeit nog best in de schaduw. De Engelsche tuinlieden gebrui ken ze veel als onderplanting in bosschen, waar ze altijd een prachtig effect maken. De fraaiste kleuren vindt men onder de Rhododenr dron-hybriden. Vele hiervan worden zelfs in bou- quetten en bloemenmanden verwerkt Het is zeer aan te bevelen een groep dezer planten van November tot April te omgeven met een schuttinkje van stroo of riet. Zij hebben dan geen last van den snerpendon wind bij strenge vorst Sierlijke heestertjes, niet hooger groeiend dan struik rozen, zijn de volle gronds-azalea's. Zij verlangen een zelfden grond en behandeling als de rhododendrons. Hoewel ze 's winters haar blad verliezen, en in dit opstel dus strikt genomen niet thuis hoorden, kon ik toch niet nalaten ze hier even te noemen. Zij bloeien, zóó rijk en in de schitterendste nuanceeringen van wit, geel en rood, dat ik ze naast de rhododendrons wel noemen moest. Als rand vóór andere heesters zijn ze bepaald eenig. Tot de beste groenblijvende heesters behooren ver der de hulsten. Zij zijn volkomen winterhard, groeien regelmatig piramidaal en zijn altijd frisch van kleur, 's Winters zijn ze prachtig getooid met talrijke helder- roode bessen. Voor kamerversiering omstreeks Kerstmis zijn zulke hulsttakjes allerliefst, vooral als men er enkele „mistle-toe's" tusschen kan schikken, die glimmend witte bessen dragen. Deze „maretakken" groeien in Nederland niet, maar in December worden ze uit Engeland geïm porteerd en zijn in de bloemenwinkels te Amsterdam en andere groote steden te koop voor enkele stuivers per tak. Het zijn takken van een woekerplant, die op verschillende boomen leeft en in het Nederlandsch den naam draagt van „vogellijm." Er is een bepaald soort lijster, de Turdus viscivorus of dubbele grauwe lijster, die de bessen dezer plant eet en de kleverige zaden aan zijn snavel onwillekeurig overdraag! naar andere takken en boomen. Het is wél een merkwaardig feit, dat alleen in streken, waar deze lijster voorkomt, de vogellijm te vinden is. In ons land komt deze vogel alleen op den trek Voor en dan. nog zeld zaam. Behalve de groene zijn ook de bontbladerige hulsten zeer mooi. Geen tuin of park mag 's winters zonder hulsten zijn, want zij brengen er 's winters kleur en leven in. IJzersterk zijn de palmtakjes of Buxus sempervirens. In de nette, doch wat stijve oud-Hollandsche tuinen van voorheen, kon men ze aantreffen geschoren in allerlei fantastische vormen, zooals vazen, stoelen, man den, pyramiden, bollen, enz. Uit de Taxus, een conifeer of dennensoort, haalde men geregeld dezelfde kunststukjes uit. Het randpalm, waarvan men in ouderwetsche tuin. tjes, randen om de bloemperken vormde, is een dwerg- vorm van den Buxus. Aardige, lage, groenblijvende hees ters zijn nog de Cotoneasters, die 's winters evenals de hulsten, ook talrijke roode bessen dragen en de groen blijvende Ligusters, b.v. de Ligustrum ovalifolium, die iu Juli met fraaie witte trossen bloeit ongeveer als de sering. Het zijn snelle groeiers en sterke planten. Andere groenblijvende heesters zijn de Andromeda japonica, klein en mooi bloeiend, de Evonymus radlcans voor randen en muren, Waar ze tegen op kruipt, de Kalmia's, de Mahonia's en de Skimmia's, alle drie kleine heestertjes. Een zeer uitgebreide groep van immer groene ge wassen vormen de „sierdennen" of conifeeren. Daar van bestaat een zeer groote verscheidenheid. Zij zijn oor tuinen en parken onmisbaar, doch verdragen geen tocht. Op winderige plaatsen plante men deze heesters nooit. Zij gaan er beslist ten gronde. Kan men een piek door een schutting beluwen, zooals we boven a-agaven, dan is het in orde. De conifeeren vriezen meestal niet dood, maar waaien dood, zelfs in den zomer. Een weinig wind echter is niet hinderlijk voor de Taxus soorten en de Thuya's, waarvan men op zandgrond wel hagen aanlegt. Het blad van den taxus is een vergif voor het vee en daarom zijn zulke hagen alleen dan geoorloofd, als men verzekerd is, dat geen vee eraan kan knagen. Ook met de struiken en het snoeisel na het knippen der taxussen zij men voorzichtig dat het niet gegeten wordt door paarden en herkauwers. Behalve de taxus en de juniperus sabina zijn de andere conifeeren niet gevaarlijk. De mooiste conifeeren om alleen geplant te worden, dus om als solitair-plant te dienen, zooals het in de vaktaal heet, is de Blauwe sierspar picea pungens argentea en p. p. glanca. Hiervoor zijn ook schoon de Nordmann-spar, Abies Nordmanniana, de Cedrus deodara, de Chamaecyparis Lawsoniana (ook wel ge noemd Cupressus Lawsoniana); vooral mooi zijn de va riëteiten: Westermann (geel) Triomph van Boskoop, (blauw), de Erecta alba (wit en groen) en de Aurea (goudgeel).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 9