Grepen i Land- en Tuinbouw.
52e Jaargang. JSo 4413.
Zondag 15 Nov. 1908.
uERDE BLAD.
SÈpr Cni.
CLXIII.
„MEVROUW WARRF.XS BEDRIJF'
van Bern. Pliaw ln de vertaling van
Mevronw J. A. Simons-Mees.
Er zijn menschen, die alles doen en voor alles tijd
hebben, zelfs voor dingen, die zij niet behoeven te
doen-» en er zijn menschen, die geen steek uitvoeren
en nog geen tijd hebben om hun nagels te knippen. Er
zijn er. die alles weten en alles begrijpen en toch
nooit iets zeggen: en er zijn anderen, die niets weten
en niels verstaan en die altijd en over alles praten
en doorratelen ais 'n goot, die afloopt. Er is 'n ge
slacht. dat werkt en 'n ander, dat luiert; een geslacht
dat uitkijkt en nadenkt, en 'n ander dat violen laat
zorgen. Er zijn menschen. die vrede brengen en geluk
alleen door hun verschijning, en er zijn anderen, die
inzie meedragen in hun voetstappen en in het knip
pen van hun oogen. De een werkt en spaart, de ander
werkt niet en komt te kort. Ook andersomEr zijn
er die werken, hongerlijden en te kort komen: en
anderen, die niet werken, een lekker leventje leiden
en overhouden. De variaties van dit soort zijn ver
wonderlijk veelvuldig, en wie er 'n studie van ging
maken, hoe alle menschen aan den kost komen, zou
lussehenbeide zijn eigen aanteekeningen niet gelooven,
en 't heele gegeven maar schrappen en niet uitwerken;
omdat ri ij zich toen toch zeker vergist heeft.
Alsof hij zich niet vergiste in al zijn andere ge
gevens 1
Alsof ooit het levensboek van den een volledig en
duidelijk te begrijpen zou zijn door den ander! Alsof
elk oordeel, dal wij vellen, niet oppervlakkig is, en
door ons ooit iets anders dan bij benadering be
oordeeld kan worden!
Wat wij bcoordeelen is den buitenkant van anderer
doen, l>elicht met het licht van onzen eigen geest. De
daad van anderen is voor ons niets meer dan 'n ob
ject. 'n voorwerp; en 't is alleen ons eigen den
ken. ons eigen gemoed, ons eigen moraliteit, die haar
eigen beteekenis geeft. Een dief zal 'n diefstal heel
anders beoordeelen dan 'n eerlijk mensch dit doet.
En wederom: een uitgesproken oordeel beduidt niets
tegenover ,n innerlijk bewustzijn, welke met elkaar in
flagranten strijd kunnen zijn. Rechters moeten dit,
dunkt mij, vaak in zichzelven waarnemen; en 't boven-
menschelijk instinct, dat wij allen bezitten, legt som
wijlen aan recht, oordeel, wet en gezond verstand hel
zwijgen op. Wat tact is in onze samenleving: n.1. iets
wat niet in woorden kan worden gezegd, aat Is dit
innerlijk bewustzijn, dit bovenmenschelijk instinct, dat
misschien de eenige waarachtigheid is in ons voor 'n
groot deel onwaarachtig leven.
Is dit eenige waarachtige misschien niet het fondament
van onze zacntnroedigheid, voor zoover wij die bezitten?
Is dit wat niet met name genoemd kan wo,rden, mis
schien niet het groote geheim geweest van hen, die
als reuzen uitstaken boven hun medemenschen en
van wie van den een geschreven staat, dat hij als
„man zeer zachtmoedig" was, en van een ander dat
hij „zachtmoedig was en nederig van harf'? Van waar
achtig gioole mannen ik sluit hier de Alexanders
eu de Napoleons uit is mij geen wreedheid, geen
liard oordeel hekend. Van Aristoteles af, ,,d e n
Mees'ter aller W ij z e n", over Socrates, Cbristus,
zefs over
„Der wijzen toorts, den groote' Averrocs" (1)
heen, tot op Maeterlinck toe, hebben alle groote man
nen met groote bedachtzaamheid en groote zachtmoe
digheid geoordeeld over ieders anders doen. Het Socra
tisch princiep„Niemand m i s d o e t v r ij w i 11 i g",
legde Christus de woorden in den mond: „Oordeelt
g a n s e h e 1 ij k n ie t." Of waar de uitspraak van het
oordeel onontwijkbaar was„Oordeel een recht
vaardig oordeel."
Gedachten aan dit alles zijn in mij omgegaan, toen
ik van de week in het Paleis voor Volksvlijt ,,M e-
vrou,w Warren s Bedrijf' zag. Ik zou den schrij
ver ervan Bern. Shaw. waarschijnlijk 'n Engelsch-
man willen kennen, en hem op den man afvragen,
wat hij met dit boeiende, goed doordachte stuk be
doelt. Ik zou Mevrouw Simons-Mees, die 't vertaalde,
willen vragen wat er bij de vertaling bij haar is om
gegaan, en of er bij de bereiding van dit medicament
'n goed tooneelstuk wordt toch met bedoelingen
van opvoeding geschrevenmisschien niet 'n greintje
teveel gif gebruikt is; of méér dan 'n greintje. Wal
deed W illem Royaard; dit stuk kiezen voor zijn Too-
neel? Hoe hebben de vele, zeer velé toeschouwers
'I stuk ging hij de dertig keeren hier er over ge
oordeeld, en welke uitwerking heeft 't op hengehad?
't Stuk is als 'n Januskop, 'n hoofd met twee aan
gezichten, en 't zal voor 'n groot deel van den toe
schouwer afhangen, door welk dier twee hij 't meest
wordt aangezien, en welk dier twee 't meest indruk
op hem maakt en in staat is hem te suggereeren.
't Is de groote strijd tusschen twee levensprinci
pes, waarvan het eene luidtZie zooveel mogelijk van
het leven te halen en te profiteeren, ten koste van
wat ook; en het andere: Strenge ingetogenheid, ge
paard aan plichtsbetrachting.
Deze, in kort begrip uitgesproken levensbeginselen,
slaan in 't stuk op den voorgrond; 't eerste het
genieten \ertegenwoordigd door Mevrouw Warren,
de moeder; 't tweede de ziehzelf-beheerschende toe
wijding door de dochter.
Ziehier een kort relaas van het stuk:
Mevrouw Warren woont ergens in de provincie; nie'
ver van Londen. Zij is vaak van huis, naar Londen,
naar Brussel, naar Weenen, naar Budapest. Haareenig
kind, haar dochter Vivie, studeerde in Londen en haal
de haar akte in de Wiskunde. Nu is zij thuis.
Als 'l scherm voet" 't eerst opgaat, is Mevrouw W ar
ren naar Londen, en Vivie alleen thuis. Zij weet van
haar moeder niets, vraagt zichzelve af, waarom deze
toch telkens op reis is. Haar moeder is haar 'n onbe
kende, bijna evenzeer als haar vader, dien zij nooit
gezien heeft, en dien zij gelooft, dal overleden is.
'n Zekere heer Pread 'n schilder, geloof ik; al
thans 'n kunstenaar komt Mevrouw Warren 'n be
zoek brengen, maar vindt haar niet thuis, wat ivie
hem vertelt. Eigenlijk kwam Pread kennis maken met de
dochter, omdat de moeder hem daartoe uitnoodigde, en
na deze paar woorden van inleiding geraken de twee.
die elkaar pas ontmoet hebben, in 'n ernstig sympa
thiek gesprek.
Mevrouw Warren is, later dan zij aan Pread schreef,
uit Londen gegaan en arriveert nu aan haar land
huis, waar zij hem in 't gezelschap harer dochter ont
moet Zij heeft 'n zekeren Jonkheer George Crofts bij
zich, die haar op reis vergezelde, en die als huisvriend
in haar woning verkeert. Met overdadige drukte stelt
Mevrouw Warren de heeren Pread en Crofts aan elkaar
voor, en noodigl hen beiden, binnen 't tooneel stelt
'n tuin voor thee te komen drinken. Als Vivie
ook zal binnen gaan. wordt zij aangeroepen door 'n
jongen man, nog buiten 't hek. Hij komt den tuin
binnen, en aan de ontmoeting tusschen deze beide
jonge menschen is het te raden, dat zij elkaar lief
hebben.
De jonge man is Frank Gardner, zoon van dominéé
Gardner, nog maar kort in Haslemere zoo heet 't
plaatsje gevestigd. Als 't gesprek tusschen de twee
jonge menschen op 't punt staat afgebroken te wor
den, komt dominéé Gardner, die zijn jongen zoekt,
over der haag langs den weg. hem roepen.
Frank beloont weinig eerbied voor zijn vader, zegt
1 joh legen rwm en neemt 'm min of meer
ofschoon meer aardig dan lieleedigend in de maling
Telkens is er een van binnen uit aan de deur geweest
om te vragen of Vivie nu thee kwam drinken, totdat
eindelijk Mevrouw Warren zelf komt.
Kom rtu toch» thee drinken, Vivie! Zoo. Frank,
ben jij daar ook? Kom toch binnen!
Pardon Mevrouw, ik kan niet; daar is mijn vader.
Je vader!? God. dien ken ik niet! Stel me 's
even voor.
Geachte ouwe heer, ik moet je voorstellen. Me
vrouw Warren^ Dominéé Gardner.
Mevrouw Warren valt uitMaar hemelsche goed
heid, ik ken je. Je bent Sam, Sam Gardner!
En de dominéé, die onder deze luidruchtige en
heelemaai niet ofiicieele betuiging van bekendheid ver
legen wordt, zegt. na nog eenige explicaties van Me
vrouw Warrens zijde, dal hij haar nu ook herkent
als juffr. Zoo en Zoo. Waarop Mevrouw Warren hem
schielijk in de rede valt en zegt, dat zij Mevrouw
Warren is en dit zij wijst op Vivie haar doch
ter.
Toen viel 't scherm; dit was 't eerste bedrijf.
De opmerkzame toeschouwers hadden toen al eenig
begrip van Mevrouw Warren s „bedrijf', van haar vroe
ger leven en haar tegenwoordigen omgang. Maar in het
tweede bedrijf komt 't tot 'n duidelijke verklaring
tusschen moeder en dochter, en behoeft naar niets meer
geraden te worden. Mevrouw Warren's reizen zijn „za
ken-reizennaar Weenen, waar zij één, naar Brussel,
waar zij twee établissementen heeft. De heer George
Crofts schoot haar indertijd 40.000 pond voor, om zulke
huizen te stichten, associeerde zich met haar, en de
zaakjes brachten 35 p.Ct. op. De dochter die haar moe
der tot spreken drong, kan nu haar ooren niet geloo-
ven. terwijl de moeder zich toch blijkbaar niet dui
delijk bewust is van t schrikkelijke geheim, dat zij
haai* kind meedeelt. T Vele geld verdienen spreekt uit
eiken zin, dien zij zegt. Als Vivie haar eindelijk t zwij
gen oplegt en haar eigen principes tegenover die harer
moeder stelt, vangt Mevrouw Warren aan zich en haar
manier van doen te verdedigen. In honger opgevoed,
met haai' zuster Lize en nog twee half zusters, werd
ze ai spoedig veroordeeld tot werken in de fabriek.
Een van de half-zusters stierf aan vergiftiging, de an
dere trouwde met n werkman en lijdt nu met hem
en haar kinderen gebrek. Lize liep weg. Ze dachten, dat
ze 't water gekozen had; maar toen Kitty Mevrouw
Warren heel Kitty van haar doopnaam eens in 'n
buffet stond te helpen, waar ze zich verhuurd had
voor vier shillings in de week boven den kost. boven de
snauwen en vloeken, die z evan den eigenaar te slik
ken kreeg, toen kwam er eens 'n dame binnen als
een koningin. Die dame was Lize, nu getrouwd met
den Hertog van Zus en Zoo, nu verkeererul in de
hoogste kringen van Londen, met 'n sleep van be
dienden. Ze had altijd wel iets defligs en voornaams in
zich gehad, maar zooiels had Kitty, dat is Mevrouw
Warren zich toch niet kunnen voorstellen. Toen
ze de restauratie weer verlaten zou met haai" deftigen
heer, dien zij bij zich had, kwam ze even naar l buf
fel, en zei tegen Kitty, zoo en passant: Sta jij hier
met je mooie gezicht dat volk rijk te maken?
Er werd nog wel wat geantwoord, maar niet veel;
daar was geen tijd voor. En Kitty vluchtte ook weg van
de til, waarop men dacht haar voor goed gewend te
hebben. Kitty ontmoette Sam Gardner, Crofts en
nog vele anderen, ging zaken doen, werd moeder van
Vivie, hield haar kind buiten alles, liet haar 'n ex
cellente opvoeding geven, maar moest te kort komen
in dien allereersten eisch, dien 'n kind, bewust of on
bewust, stelt. Haar heilig moederschap bestond voor
haar kind niet. Maar ze heeft niettemin haar kind
lief, en 't is ter oorzake der wederliefde, dat zij
alles openbaart: haar honger, haar verdriet, haar
schande.
Hoe wonderlijk 't ook klinken moge, dit is 'n roe
rend oogenblik. De feiten, de gebaren welke volstrekt
niet „lady-like" zijn ziet men over 't hoofd, gedenkt
men niet, bij deze uiting van 'n verdoolde menschen-
ziel. En men staat verlegen met zijn oordeel, als men
Vivie, na 'n oogenblik van twijfel, haar moeder ziet
naderen, en met 'n woord van beklag haar 'n zoen
ziet geven.
Maar verandering in den toestand komt er niet. 't Is
'n bende en 't blijft 'n bende. De twee eenig „waren"
in 't stuk zijn Pready en Vivie; Frank bijna ook,
maar niet geheel. Zijn vader is 'n carieatuur van 'n
predikant, die zijn preeken koopt en tot* laat in den
nacht drinkgelagen houdt, en verdachte aardigheden
zegt. De predikanten, zooals ik ze leerde kennen, be
hoeven er geen blaam in te zien op bun ambt of
hun persoon.
Wonderlijk mooi en lief is de tuin-scene tusschen
Vivie en Frank. Als Crofts eindelijk komt en Frank
in huis wordt gestuurd, doet Crofts Vivie huwelijksvoor
stellen. Maar haar moeder heeft haar verteld wie en
wat Crofts is, en haar antwoorden kan Crofts niet be
grijpen. Maar zij weet alles, praat van de 40.000 pond
en van de 35 pet. dividend. Hij valt nu door de mand,
en als hij te ruw tegen Vivie optreedt, slaat zij tegen
de tuinbel, op welk teeken Frank toeschiet om 'm
Maar 't ergste wordt door Vivie voorkomen, en
Crofts, die alle kans verkeken ziet, spuwt zijn laatste
gal uit in de mededeeling, dat Frank en Vivie half
broer en half-zuster zijn.
Frank gelooft van die mededeeling niets maar Vivie
besluit zich uit deze omgeving tesug te trekken en
in Londen in betrekking te gaan. Daar vinden wij baai-
in 't vierde bedrijf 't laatste Frank bezoekt haar
en wil haar meenemen; hij heeft eenig goud verdiend
met dobbelen. Vivie weigert. Pread, de vaderlijke vriend
van Vivie, komt haar meedeelen, dat hij verre reizen
gaat maken, en vraagt haar ook, als zijn kind, met
hem mee te gaan, Vivie echter weigert ook Pread.
Eindelijk komt ook Mevrouw Warren haar dochter be
zoeken, trachten haar over te halen, met haar mee te
gaan, en bij haar te wonen. Vivie zal dubbel maand
geld krijgen en alles wat zij begeert.. Maar Vivie wei
gert andermaal. Frank en Pread zijn reeds lang van 't
tooneel verdwenen. Mevrouw Warren handenwringt bij
do weigering harer dochter, die zij boven alles, zelfs
boven haar geld, liefheeft, Vivie wordt er door bewogen
Zij wil met haar moeder accordeeren; maar Mevrouw
Warren kan de eischen harer dochter niet inwilligen.
Het einde is, dat Mevrouw Warren zonder groeten
heengaat. Voor goed.
Vivie is nu alleen. Niemand bleef haar over. In
haar gevoel van verlatenheid, snikt zij: Dag Frank'
Adieu! Dag Frank! Dag Frank!
Dan gaat zij naar haar bureau, schikt de papieren en
vangt aan te tellen: zeven, twaalf, zestien, vijf en twin
tig, drie en dertig...,
Toen viel 't scherm, en 't publiek mocht de les
gaan bepeinzen, die „Het Tooneel" gegeven had.
Ik heb zeer veel lust, om 't hierbij te laten. Het
stuk heeft mij overrompeld en vermoeid. Het spel
van al de executanten is ver boven mijn lof verheven.
Al zou ik, bij 't uitdeelen van kransen waarschijn
lijk den eersten aan „Kitty Warren" dat is Mevr.
Van KerckhovenJonkers -geven, toch was 't spel
van Mejuffr. Staas als „Vivie" en dat van Hans Bru-
ning, met zijn ondankbare rol als „Crofts", niet minder.
Ko Arnoldi als „Frank" en Johan Mulder als „Pread"
waren prachtige typen, al voelde ik „Pread" iets jonger,
dan hij er uitzag. Al de sujetten kwamen magnifiek uit,
zelfs dominee Gardner, die 'n ellendige rol had ten
vervullen.
Maar wat 't stuk ons heeft moeten leeren, weet ik
niet, en 't vermoeit mij er over na te denken.
Misschien wel twintig jaren geleden heb ik eens
'n boekje gelezen, getiteld: „Oude Wijn". Daarin kwam
'n hoofdstuk voor, getiteld: „Hoe men zijn ouders moet
opvoeden." Aan dit boekje heb ik steeds gedacht, en
ik wenschte het nu weer te bezitten, om er misschien
eenig licht uit op te doen.
Het stuk, dat ik zag opvoeren, gaat over de vraag:
Wie heeft er gelijk? De moeder of de dochter? En
dan is er maar een antwoord, dat dadelijk gegeven kan
worden, en dat luidt: de dochter. Geen mensch zal 't
in zijn hoofd krijgen de principes den moeder te hul
digen; zelfs geen zondaar of zondares. Stilzwijgend
weten dit zelfs de booze elementen in 't stuk, door
hun plannen, hun daden te verbergen. Als Mevr. War
ren biecht, wordt zij er toe gedwongen. Maar haar
toeschouwen luisteren met aandacht, en haar bewe
ringen zijn niet zelden waar, zijn voor 't meerei-
deel waar. De verwijtende woorden, die in 't derde
bedrijf Crofts aan Vivie voor de voeten" werpl over
den Hertog van Kent en andere hooggeplaatste perso
nen, zijn misschien wel waar. En ik vraag mijzelven
af, wat toch de schrijver wel bedoeld heeft met zijn
stuk. Wil hij 'n lans voor de zonde breken, of wil hij
de wereld van leugens, waarin wij leven, aan de kaak
stellen? Wat wil hij? Was hij onduidelijk of begreep
ik niet goed? Vivie's zegepraal heeft mij 'n oogenblik
doen gelooven aan de overwinning en 't primaat der
deugd boven de zonde. Maar wat Mevrouw Warren en
Crofts beweerden, kan maar niet zoo zonder slag of
stoot geloochend worden.
De kwestie wordt 'n sociale. Wie of wat kan ze
redden, die arme verdrukte, uitgemergelde wezens, uit
de handen van hun folteraars en beulen? Wie redt
ze, als zij 't zichzelven niet doen? of als hun zonde, die
ook soms met geld betaalt, het niet doet? Alle Marians
vallen niet in handen van 'n Romney! (Men leze
„Aurora Leigh".)
O ja, ik weet het antwoord wel van zedemeesters
Ik ben er somwijlen zelf ook een; maar daarmede
verminderen we de pijnen, de vergiftigingen, de hon-
gerprocessen niet in de holen en gaten, waar de arme
paupers zuchten, die 't ook niet helpen kunnen, dat
zij geboren zijn en leven moeten. Met tractaatjes en
zedelessen, goede voorbeelden en stichtelijke lectuur
kan zeer veel gedaan worden, maar niet alles. Zoo'n
meisje, zoo'n jongen uit zoo'n fabriekstad, waar te
weinig verdiend wordt om van te leven en net genoeg
om niet van te sterven, wil ook liever leven dan zich ver
drinken. Maar zij willen niet leven met 'n maag, die
verscheurd wordt van den honger; zij zijn liever dood
dan eiken dag weer uitgestrekt te worden op 'n pijn
bank, die hun leden breekt. Zij zijn misschien bang
voor den dood, maar banger nog voor het leven, dat
hen enkel bitterheid, honger, smart, pijn en weedom gal
Ik ben geen socialist voor zoover zich 't socia
lisme aan mij openbaarde; maar iets —en dat „iets"
lijkt mij nu zeer groot iets is er in onze maat
schappij niet in orde. Zestig duizend vrouwen, in de
stad, waar Vivie ging wonen, leven van het loon der
zonde en der schande. Zijn alle menschen, die in def
tigheid en fatsoen hun leven doorbrengen, onschuldig
aan die zonde en schande? Ik vrees met groote vreeze.
dat 't preutscbe Engeland haar handen te fijn acht,
om ze in dien mesthoop te steken en hem om te
woelen, om te weten wat er alzoo onder schuilt. Het
blijft veeleer met 'n vies gebaar op 'n afstand, of
negeert 't geheel. Misschien wacht men op 'n andere
Miss Nightengale, die er haar jeugd, haar goeden
naam, haar fortuin en haar leven aan waagt, en wier
succes minder beslist zal zijn dan dat der vorige,
omdatOch, er zijn er onder de „UpperTen", die
't wel eens onaangenaam konden vinden als de slijk
zoo hoog opspatte, en die 35 pet. 'n billijk en gegrond
excuus vinden voor
Zulke menschen als Bernard Shaw kunnen 't
iemand lastig maken. Zulke menschen overdrijven
vreeselijk. Iemand, die werken wil, behoeft in onze maat-
schapij geen honger te lijden, en zeker niet den weg
te gaan door Mevrouw Warren aangewezen. Wie dat
doet, zou 't toch gedaan hebben, al zou hij of zij
En dan dat eeuwige insinueeren op groote lui! Denk-je
dat er onder de kleinen geen schurken zijn? Ze heb
ben elkaar niets te verwijten. Als de een den ander
niet exploiteerde, zou de ander het den een doen; en
daarom blijft 't maar steeds de groote vraag, wie er
onder of boven zal liggen. Maar voor den toeschouwer
blijft dit precies hetzelfde. Nu goed, Vivie verkoos
nu op 'n kantoor te zitten, hoog in de lucht in Lon
den. Welnu, dat mag ze; niemand belet haar dit toch!?
En wat nu haar moeder betreft, en meneer Crofts
en die anderenJe verwacht toch niet, dat heel
de wereld zich op 't commando van Shaw zal be-
keeren?!En dan nog iets: Denk je dat werken
in zoo'n dompige fabriek zoo aangenaam is? Ik weet
al niet wat grooter zonde is, zoo'n fabriek of
Kan Shaw dat bedoeld hebben?
't Is althans mogelijk. Hij zal „Het Lied van 't
Hemd" gelezen hebben van Thomas Hood, dat in het
Hollandsch vertaald werd door Beets; en hij heeft
waarschijnlijk met eigen oogen de ellende gezien, en
toen op dit middel gewezen.
Maar dat is verschrikkelijk!
Wat is verschrikkelijk? Die exploitatie of die
zonde?
Beide.
Daar wou ik je hebben. En wie is nu schuldiger?
Hij die tot de zonde dwingt, of zij die haar bedrij ven?
Ik aarzelde te antwoorden
Weet je 't niet? Nu denk er maar eens over na„
en als we dan weer eens over 't sociale vraagstuk
aan 't praten raken, misschien ga je dan wel uit 'n
vaatje tappen, waarvan ik niet eens wist, dat 't be
stond.
Hoe 't zij, ik acht 't een goede daad van de beide
Willems, Royaards en Stumpff, dat zij als Directeu
ren van „Het Tooneel" dit stuk voor 't voetlicht hebben
gebracht. Het groote succes, dat zij hebben, verdienen
zij ten volle, zoowel in de keuze harer stukken, als
op de wijze, waarop zij die executeeren.
Dit stuk althans heeft het groote voorrecht de men
schen tot nadenken te brengen.
H. d. H.
Aanteekeningen.
1. Regel uit „De Hel" van Dante, naar de verta
ling van Ten Kate. Averroës was 'n beroemd Arabisch
wijsgeer, vertaler en commentator van Aristoteles.
2. Janus is de god van den oorlog; hij heeft
twee aangezichten en blikt in 't verleden en in de
toekomst. Zijn tempel, die in oorlogstijd open stond,
werd gesloten in vredestijd.
3. „Oude W ij n" is 'n klein boekje, geschreven
door „Urda". Ik zou 't gaarne bezitten. Als een der
lezers 't misschien heeft, zal hij mij zeer verplich
ten, door mij te zeggen, wie er indertijd de uitgever
van was.
4. De annonce van „Mevrouw Warrens Bedrijf" is
steeds orthografisch fout. Steeds ziet men op de aan
plakbiljetten: „Mevrouw Warren's bedrijf", met een
dubbelen tweeden naamval: de apostrophe en de „s".
Dit is Engelsch en geen Hollandsch. De apostrophe
wordt in 't Hollandsch alleen gebruikt na 'n open letter
of 'n sisletter; achter 'n andere medeklinker wordt
de genitivus aangegeven door 'n s, zonder apo
strophe.
„Van H o u te n' s cacao" is fout. Het moet wezen
„Van Houtens cacao", Hollands bloei, Rade
makers hopjes, vaders pijp. Die „s" is 'n voldoende 2de-
naamvalsvorm.
Maar is de eindletter van 'n woord open of 'n sis
letter, dan vervult de apostrophe die rol.
Men moet schrijven: „De Jonge's koffie, Van Nelle's
thee, Aristoteles' wijsbegeerte, enz.
In de annonce van „Mevrouw Warrens Bedrijf" be
gaat „Het Tooneel" eenzelfde fout als die de „Ko
ninklijke" steeds begaat als zij „Groote-Stadslucht"
annonceert. Zij schrijft steeds: „Groote Stads-lucht".
Dit is fout, en Mr. van Lochem behoorde dit te weten,
evenals Royaards moest weten, hoe men „Mevrouw Wai
rens Bedrijf" moet schrijven.
Maar misschien weten ze 't wel, en is 't enkel slor
digheid.
Slordigheid nu is ook 'n fout.
H. d. H.
XI,II Groenhovende Heesters.
Terwijl we thans diep in den herfst zijn en iepen
en linden, eschdoorns en kastanjes hun zomerschen
bladerdos hebben afgeschud, ontwaart ons oog hier en
daar nog heesters met frisch groene bladeren. Zij
zijn de symbolen des levens in de doodsche winter-
natuur. De groenblijvende heesters veraangenamen den
ougezelligen aanblik van een winterlandschap, waarom
ze juist thans het schoonst lijken en ook in deze
maanden het meest gewaardeerd worden.
De groep der groenblijvende heesters is zeer uit
gebreid. Een zeer bekende is de Aucuba japonica met
hare groote gevlekte bladeren en heldergroene takken.
Deze regelmatig groeiende struik stelt zich tevre
den met weinig licht en groeit zelfs nog heel goed
in de schaduw. Tegen tocht en snorrelwinden zijn ze
niet bestand, trouwens geen enkele groenblijvende
struik houdt het daartegen uit. Wil men op winderige
plaatsen in een tuin deze planten zetten, dan moet
men door een schuttinkje vooraf de noodige luwie
geven. Behalve met schuttingen van hout, wat nogal
duur is, kan men een tuin aan de windzijde ook afschut
ten met een heining van rietmatten, die aan weers
kanten met kalkmortel bepleisterd worden en boven
door een schuine plank worden afgedekt of met open-
gehakte suiker-knastere. of -kranjangs. Tegen zulke
schuttingen kan men klimrozen, klimop, kamperfoelie,
wilden wingerd, clematis, Duitsche pijpplanten of
vruchtboomen opleiden. In een tuin, waar de wind vrij
spel heeft, groeit zoo goed als geen enkele hees
ter, en daarom vonden wij het goed hier de beschutting
even aan te halen. De Noord- en de Westzijde komen
hier het meest in aanmerking. Groenblijvende heesters
kunnen 's winters bij strenge koude geducht lijden
van den feilen oostenwind. Een tijdelijke beschutting
dezer planten met riet- of stroomatten aan den oost
kant, of beter nog rondom deze groepen, is daarom sierk
aan te bevelen. Groenblijvende heesters mag men
echter niet in stroo binden zooals rozen. Vau boven
mag er geen dek op.
Zeer schoon is ook de Laurocerosus of laurierkers,
die even gemakkelijk is als de aucuba. De laurocerasus
groeit op lichten en zwaren grond, in 't licht en in de
schaduw. De groote gladde, heldergroene bladeren ver
dragen de winterkoude goed. Voor solitair-planten of
groepen vlak bij de ramen, welke op den tuin uitzien,
kan men geen betere keuze doen dan aucuba en lau
rocerasus. Hare lage en regelmatige groeiwijze maakt
ze daarvoor bijzonder geschikt.
Mooie, lang groeiende heestertjes, die immer groen
blijven en in het voorjaar heerlijk getooid zijn met
veel kleurige bloemtrossen, prachtig uitkomend op het
donkergroene fond der glimmende bladeren, zijn de
Rhododendrons. De bloei der rhododendrons is bijzon
der fraai en geen fraai aangelegd park of tuin is denk
baar zonder minstens één forsche groep dezer lieve
voorjaarsbloeiers. Het zuiverste wit, het gloeiendste rood
en het donkerste purper met tal van nuanceeringen,
hiertussehen, kan men er in bewonderen.
Helaas, worden deze mooie planten maar al te dik
wijls verkeerd geplant. In kleigrond willen, ze abso
luut niet groeien. Ze kwijnen een paar jaar en ster
ven. Rhododendrons zijn in den wilden staat bewoners
van veenachtigen grond, daarom moeten ze geplant wor
den op perken, die 40 tot 50 c.M. zijn uitgegraven
en daarna aangevuld met veenachtigen- of boschgrond,
turfstrooisel met ouden koemest en wat zand, bijvoe
ging van bladaarde is ook zeer goed.
Een groep rhododendrons aan den waterkant, hv.
aan de helling van een vijver, maken altijd een schit
terend effect.
Om te voorkomen, dat een rhododendron-groep te
kaal en te hoog wordt, behoort men deze planten,
.omstreeks half Juni te snoeien. De lange, uitgebloeide
Itakken kort men wat in en van de korte takken snijdt
men de uitgebloeide trossen Weg. Deze gaan anders
zaad vormen en putten de plant uit, zoodat ze het
volgend jaar weinig bloemen dragen. Met seringen is
het precies zoo.
Een sterke rhododendron-soort is de Rh. ponticum,
die veel lila bloemtrossen voortbrengt. Zij groeit nog
best in de schaduw. De Engelsche tuinlieden gebrui
ken ze veel als onderplanting in bosschen, waar ze
altijd een prachtig effect maken.
De fraaiste kleuren vindt men onder de Rhododenr
dron-hybriden. Vele hiervan worden zelfs in bou-
quetten en bloemenmanden verwerkt Het is zeer aan
te bevelen een groep dezer planten van November
tot April te omgeven met een schuttinkje van stroo
of riet. Zij hebben dan geen last van den snerpendon
wind bij strenge vorst
Sierlijke heestertjes, niet hooger groeiend dan struik
rozen, zijn de volle gronds-azalea's. Zij verlangen een
zelfden grond en behandeling als de rhododendrons.
Hoewel ze 's winters haar blad verliezen, en in dit
opstel dus strikt genomen niet thuis hoorden, kon ik
toch niet nalaten ze hier even te noemen. Zij bloeien,
zóó rijk en in de schitterendste nuanceeringen van
wit, geel en rood, dat ik ze naast de rhododendrons
wel noemen moest. Als rand vóór andere heesters zijn
ze bepaald eenig.
Tot de beste groenblijvende heesters behooren ver
der de hulsten. Zij zijn volkomen winterhard, groeien
regelmatig piramidaal en zijn altijd frisch van kleur,
's Winters zijn ze prachtig getooid met talrijke helder-
roode bessen. Voor kamerversiering omstreeks Kerstmis
zijn zulke hulsttakjes allerliefst, vooral als men er enkele
„mistle-toe's" tusschen kan schikken, die glimmend witte
bessen dragen. Deze „maretakken" groeien in Nederland
niet, maar in December worden ze uit Engeland geïm
porteerd en zijn in de bloemenwinkels te Amsterdam
en andere groote steden te koop voor enkele stuivers
per tak. Het zijn takken van een woekerplant, die op
verschillende boomen leeft en in het Nederlandsch den
naam draagt van „vogellijm."
Er is een bepaald soort lijster, de Turdus viscivorus
of dubbele grauwe lijster, die de bessen dezer plant
eet en de kleverige zaden aan zijn snavel onwillekeurig
overdraag! naar andere takken en boomen. Het is wél
een merkwaardig feit, dat alleen in streken, waar deze
lijster voorkomt, de vogellijm te vinden is. In ons land
komt deze vogel alleen op den trek Voor en dan. nog zeld
zaam.
Behalve de groene zijn ook de bontbladerige hulsten
zeer mooi. Geen tuin of park mag 's winters zonder
hulsten zijn, want zij brengen er 's winters kleur en
leven in.
IJzersterk zijn de palmtakjes of Buxus sempervirens.
In de nette, doch wat stijve oud-Hollandsche tuinen
van voorheen, kon men ze aantreffen geschoren in
allerlei fantastische vormen, zooals vazen, stoelen, man
den, pyramiden, bollen, enz.
Uit de Taxus, een conifeer of dennensoort, haalde
men geregeld dezelfde kunststukjes uit.
Het randpalm, waarvan men in ouderwetsche tuin.
tjes, randen om de bloemperken vormde, is een dwerg-
vorm van den Buxus. Aardige, lage, groenblijvende hees
ters zijn nog de Cotoneasters, die 's winters evenals de
hulsten, ook talrijke roode bessen dragen en de groen
blijvende Ligusters, b.v. de Ligustrum ovalifolium, die
iu Juli met fraaie witte trossen bloeit ongeveer als de
sering. Het zijn snelle groeiers en sterke planten.
Andere groenblijvende heesters zijn de Andromeda
japonica, klein en mooi bloeiend, de Evonymus radlcans
voor randen en muren, Waar ze tegen op kruipt, de
Kalmia's, de Mahonia's en de Skimmia's, alle drie kleine
heestertjes.
Een zeer uitgebreide groep van immer groene ge
wassen vormen de „sierdennen" of conifeeren. Daar
van bestaat een zeer groote verscheidenheid. Zij zijn
oor tuinen en parken onmisbaar, doch verdragen geen
tocht. Op winderige plaatsen plante men deze heesters
nooit. Zij gaan er beslist ten gronde. Kan men een
piek door een schutting beluwen, zooals we boven
a-agaven, dan is het in orde. De conifeeren vriezen
meestal niet dood, maar waaien dood, zelfs in den
zomer. Een weinig wind echter is niet hinderlijk voor
de Taxus soorten en de Thuya's, waarvan men op
zandgrond wel hagen aanlegt.
Het blad van den taxus is een vergif voor het vee
en daarom zijn zulke hagen alleen dan geoorloofd, als
men verzekerd is, dat geen vee eraan kan knagen.
Ook met de struiken en het snoeisel na het knippen
der taxussen zij men voorzichtig dat het niet gegeten
wordt door paarden en herkauwers. Behalve de taxus
en de juniperus sabina zijn de andere conifeeren niet
gevaarlijk.
De mooiste conifeeren om alleen geplant te worden,
dus om als solitair-plant te dienen, zooals het in de
vaktaal heet, is de Blauwe sierspar picea pungens
argentea en p. p. glanca. Hiervoor zijn ook schoon
de Nordmann-spar, Abies Nordmanniana, de Cedrus
deodara, de Chamaecyparis Lawsoniana (ook wel ge
noemd Cupressus Lawsoniana); vooral mooi zijn de va
riëteiten: Westermann (geel) Triomph van Boskoop,
(blauw), de Erecta alba (wit en groen) en de Aurea
(goudgeel).