INGEZONDEN. Gemengd Nieuws. Binnenlandsch Nieuws. Nog eenmaal kom ik tot u, Mijnheer de Redacteur, met beleefd verzoek een stukje als antwoord op het epistel van den heer De Graaf, voorkomende in uw courant van 29 Nov., in uw blad te willen opnemen. Mijnheer De G., ik ben over een dergelijk verzinsel van uwe hand geenszins verwonderd, ook niet dat u uit de hoogte schrijft over mijn ingez. stuk waar ge spreekt van eer aandoen, dusdanige pennevrucht enz. enz. dat schuif ik eenvoudig op rekening van uwe verwaandheid, en dat laat mij koud. Maar kom ertegen op, dat dit stukje de bedoeling heeft mij een collega van u te maken, neen, De G., daartoe heb ik de waarheid te lief en haat den leugen te veel, en zou me dan ook schamen onwaarheden te bezigen -met 't doel anderen belachelijk voor te stellen of te belee- digen, en noem dit laag en acht het beneden me Qe beweert geen medewerker te zijn aan de notulen, maar wel van die beruchte notulen zelf opmaker te zijn door het leveren van een copie. Is dat beter? Wel geeft ge daar een draai aan, maar de heer List had die vergadering van' begin tot eind bijge woond, ge achttet hem bekwaam voor secretaris, dus waarvoor die copie? ge vreesdet zeker de waarheid En zoo ge later geen copie meer leverdet waart ge toch indirect medewerker door den secretaris op de vergaderingen te beduiden, wat er niet in mocht ko men, ja, zelfs ronduit te roepen: „dat zal er niet in komen" enz. En ook de verdediging der notulen door u. bewees, dat gij het wJaart, door uitdrukkingen ais. „ik wil het zoo" enz. En verder: wat bedoelt ge, De G. met het „ongemanierd"? Zeker het afrukken van het masker en u aan een dertig aanwezigen \oo, te stellen zoo ge zijt! Wat het te trachten te recht vaardigen aangaat, dat behoefde niet en heb ik ook niet gedaan, de handelwijze van u en List vanaf de oprichting van het veefonds, rechtvaardigde dat optre den genoeg. En overigens ja, overigens wordt het enkel fantasie en oude-wijvengeklets. Daar noemt ge een zinsnede in verband met twee voorvergaderingen, welke enkel in uw verbeelding hebben bestaan. Wel heeft eenmaal een kleine bijeenkomst plaats gehad voor de oprichting, om een en ander te bespreken, doch doordat daarvan geen of weinig publiciteit was gegeven, wisten velen met mij daar niets van en waren er dan ook niet bij. Dan volgt iets dat ik tegenover een veertig getuigen onbeschaamd noem, waar namelijk gezegd wordt, dat er verschillende voorstellers zijn, waaronder ook v.H. voorkomt. Wat een onzin, niemand stelde over dat artikel iets voor dan Hoogland en onderget. vereenigd, de andere genoemden steunden enkel dat voorstel. Ln dan dat v. H. zich zoo gecompromitteerd gevoelde over den zin: „Wat wilden ze of men, ze of men wist (en) niet wat men wilde", neen De Graaf, hier mede wordt niet de verg. bedoeld, hoe zou dat kun nen, waar voor dien volzin eerst enkel onze namen staan (met ik meen vier) die ons voorstel steunden als oppo santen, dat zou me dan ook van de bestuurstafel uit gelegd' zijn, ge hebt dit nooit beproefd te doen, wel wetende dat v. H. wel beter wist. Daarop heeft dan ook zeker betrekking: v. H. snapte dit niet. Waarlijk als ge het beproefd hadt te doen, zou ik u niet ge snapt hebben, maar wel gedacht: is de man nu van lotje getikt, er viel dan ook niets uit te leggen en wist alles, en u snapte ik opperbest, en zou wel een echte suffert moeten geweest zijn om eene opzette lijke onwaarheid in die notulen met het daaraan ook voor mij verbondene goed te keuren. Dan wordt, zoo heet het verder, nog wat voortge- fantaseerd (mijn stukje was vrij van verzinsels, een voudig, duidelijk en waar). Wat het betwijfelen aan gaat, ik mag gelooven maar ook twijfelen, dat staat me vrij en eene waarschuwing geloof ik dat in ge schriften beter aan Uw- adres tehuis Ln dan bij mij. Dan volgt nog eene opmerking over hel laten schrap pen van Uw vee; de aanleiding zou door mij fou tief zijn opgegeven. Als het geld hierin niet de hoofd rol speelt, dan wordt het voor u al niet beter, daar u het doet voorkomen dat ge in het ongelijk gesteld bent, of m. a. w'. uw zin niet hebt gekregen. Dan is het weder die heerschzucht die zich in alles heefi geopenbaard, en ook hier weder moet gewroken wor den, de straf volgt. Het verwondert mij dan ook dat ge dit ook nooit toepast als lid van den Raad, als de andere heeren u durven weerstaan, wat nog al eens gebeurt, of dezen dreigt met een bedanken als ge uw zin niet krijgt. Het spijt mij u' zonder het te willen, lof te hebben toegezwaaid, wrant waarlijk, uw gedrag is inzake het veefonds niet lofwaardig, doch mij dunkt, daar zal toch wel een luchtje aan zijn, en iemand niet nog wat eergevoel zal voor eene dusdanigen lof dan ook niet bedanken. En hiermede over deze kwestie basta. Verder U, mijnheer de Red. dankzeggende voor de plaatsing van het langer geworden stukje dan ik be doeld had. H. VAN HAAFTEN. Anna Paulowna, Dec. 1908. Zware straffen De twintigjarige tufkoetsier van Lord Newborough is wegens doodslag op een dertienjarigen jongen, dien hij tusschen Londen en Southampton overreed, ver oordeeld tot een jaar gevangenisstraf met zwaren ar beid. Getuigen verklaarden, dat de tuf met groote snel heid ihad gereden. De rechter overwoog, dat de koet sier al tweemaal wegens te hard rijden was veroor deeld; nu had zijn roekeloosheid, op den dag dat het tweede vonnis viel, den dood van een jongen ver oorzaakt. Na afloop van zijn straftijd heeft de koet- j sier, die een vreemdeling is, nog kans het land te worden uitgezet. Al biddende. Oud moedertje was al sinds tijden sukkelend; er kwelde haar iets, en zij wist niet wat. Zij moest toch eens, zeiden allen om naar been in het gesticht waar zij verpleegd was, den dokter er over spreken. En de dokter Kwam, zag en onderzocht en meende op zijn beurt dat hij er den professor eens over spreken moest. ten professor, dat was dus wel ernstig Moedertje moest maar eens naar de ziekenituich- liug komendan zou ze wei gauw neter worden. Moedertje ging. i'oen kwam de dag. „Moedertje, we zuuen doen wat we kunnen om je beter te maken. Als alles goed gaat loop je binnen kort weer net zoo vief als vroeger. Ga nu maar eens gemakkelijk liggen." „Is Lpreiesser....' is 't een operatie? „Ja, moedertje, dat is 't' „Mag ik dan eerst even bidden, prefesser? „Welzeker, moedertje." .Moedertje sloot de oogen, bad innig, bad lang. Eindelijk opende zij weder de oogen. „Nu, moedertje, ik geloof dat ik je geluk kan wen- schen met den goeden afloop. Alles is prachtig ge gaan." „Wat... prefesser... watblief... hoe... is 't al ge beurd?... Ik heb pas gebeden..." Professor verleide naar maar niet van de narcose die bet gebed in den kunstmaligen slaap had doen overgaan Moedertje herstelde ten volle en vertelt nog dagelijks van haar wondervolle genezing. Dramatisch. Ilse Erapan, een Duitsche schrijfster, is, naar de Lokal-A nzeiger uit Zurich verneemt, te Genève op haar eigen verzoek door haar vriendin Alandelbaum, een kunstenares, doodgeschoten. Onmiddellijk daarna schoot mej. Mandelbaum zich dood. De reden, dat de twee vrouwen den dood zijn ingegaan, waren den bericht gever niet bekend. Ilse Erapan was in Februari 1852 geboren. Zij is onderwijzeres geweest. Sedert vele jaren woonde zij in Zwitserland. Een jaar of tien geleden is zij ge trouwd met een Armeniër, met name Akoenian. Uit den toren gevallen. Te Elberield is Donderdagmiddag een bejaarde pre dikant van de Gereformeerde gemeente aldaar, de heer Stoltenhoff, die met een klokmaker naar de klok in den loren van de tweede Gereformeerde kerk ging kijken, uit een galmgat op straat gevallen. Hij was oogenblikkelijk een lijk. Zonneschijn en ouderdom. In de Zwitschersehe bevolkingsstatistieken heeft men verband gezocht tusschen den langen levensduur in sommige kantons en den weerstoestand aldaar. In het kanton Tessin met ongeveer 300 zonnedagen waren merkwaardig veel oude menschen44 op de 1000 in woners, waarvan 10 boven de tachtig, ln Engeland is dit cijfer maar 27 en in Schotland 29. Regenachtig Ierland brengt het echter weer tot 42. Uit Amerika. Alles wat men uit Amerika hoort is groot en'vreemd. Zoo ook wat het Landbouwbedrijf betreft. De particu liere correspondent der Telegraaf zegt: Het lijkt mij niet overbodig het Hollandsche volk, dat door en door een landbouwersvolk is, een beeld te geven van wat „boeren" in dit enorme land wil zeggen. Want vergeet toch niet, dat bet niet alleen de Industrie is, die dit land zoo rijk maakt. De grond, die eeuwig barende moederaarde, levert misschien meer op voor de Amerikanen dan al het andere. 100 millioen acres grond worden hier thans be werkt; een oppervlakte zoo groot als Groot-Brittannië, dat, wilde het eenzelfde oppervlakte aan cultuurlan den bezitten, zelfs de straten en pleinen van Londen zou moeten omploegen. Daar zijn z.g. ranches (boerderijen), die meer land (in Texas) bezitten, dan de provincie Noord- en Zuid- Holland met Utrecht te zaam, vijftig mijlen breed en meer dan 100 mijlen lang. Terwijl in Californië boeren zijn, die 38.000 acres grond bezitten. Om een voor beeld te geven hoe uitgestrekt zulke bezittingen zijn: er is een geregelde dienst tusschen de plaatsen waar gearbeid wordt en de keuken van de boerderij, om de landbouwers ver weg van voedsel te voorzien1 Men glimlacht in klein Nederland en ik hoor hier zeggen: American Bluff! Ik zal beter doen met eenige getallen te noemen. Amerika produceert twee maal zooveel tarwe als alle Europeesche staten bijeen; en van iedere 5 balen katoen komen er 4 uit de Vereenigde Staten. Illinois (begrensd door den Mississippi, hoofdstad Chicago), produceert de helft meer koren, dan er groeit in de geheele wereld, buiten de Unie. Wat het vetmesten van'varkens betreft: 339 mil lioen stuks en 211 millioen schapen stonden in de verschillende farms op Januari 1908. Wanneer men de koeien, kalveren en stieren in Ame rika (Unie) op een lijn kon zetten, zou de afstand van no. 1 tot de laatste 3 millioen mijl bedragen, muilen en paarden zouden nog een langeren afstand vormen. De uitrusting van de boerderijen wordt op een waarde geschat van 28.508.000.000 doll. Met dit kapitaal van 28% biljoen produceert de Amerik. landbouwer een oogst ter waarde van 7% biljoen dollar. De eerste luchtscheepvaartlijn. Tusschen New-York en Boston zal, zooals inder tijd reeds kortelings werd gemeld, binnen enkele maan den de eerste geregelde luchlscheepvaartdiensi der we reld worden ingesteld. Het mag nu nog een tikje krank zinnig en avontuurlijk klinken, maar over vijf jaar weten we niet beter of het hoort zoo, en blijft de begane grond alleen bestemd voor het vervoer van oude juffrouwen, conservatieven, menschen met rheu- matfek en zuigelingen. Naar luid van berichten uit Londen wordt de eer ste luchtlijn op 1 Mei voor 't publiek opengesteld, volgens plannen van de New-Yorksehe Aerial Navi- gation Company. Aan den bouw van een ballonloods in Boston en een luchtvloot, is, onder leiding van den bouwer van den stuurballon voor de Amerikaan- sche regeering. kapitein Baldwin. reeds begonnen De herl. Lokal-Anz. dit plan besprekend, vindt het cen'igszins vreemd, dai juisi Amerika, welks stuur- balions zien zelfs niet bij Denadenng kunnen meten met de motorballons van Duitsche en h ransche con structie, de bakermat beloof! te worden van het eer ste geregelde verkeer Ie lucht. Typhoon in Japan. 1 okio, 3 December. ijf-en-derlig visschersschuilen zijn verongelukt in den typhoon, die gisteren woedde in de Kawatsoe-baai bij net eiland Statsoe. Naar ge meid wordt zijn 350 visschers verdronken. De Paus hersteld. Rome, 3 Dec. De Paus is volkomen hersteld. Een aardverschuiving. Beiluno (Italië), 3 Dec. Er heeft een aardverschui ving plaats gehad te San Lueano; het doip Pia heeft veel geleden. 30 gebouwen zijn gedeeltelijk verwoest. Naar het heet, zijn er 27 personen gedood en 9 ge- I kwetst. Een vlucht om 't leven. Vreeselijke tooneelen liebben ziuh afgespeeld bij een 1 groote, onderaardsche gasontploffing, die voor eenige dagen te Brooklijn plaats had. Een der hoofdstraten was opengebroken, daar er aan de gasleiding eenige reparaties moesten geschieden. In de diepte werkten 15 arbeiders aan de reusachtige buizen. Plotseling werd een doffe stoot in den aardbodem mijlenver in den omtrek gehoord. Uit den kuil in de straat steeg dade- i lijk een vlam op. Bijna alle werklieden werden door den druk tegen de aardwanden verpletterd. Slechts vier arbeiders waren neg in leven. Door de ontploffing was de groote hoofdbuis der waterleiding gesprongen, zoodat het viertal den dood voor oogen had. Daar ont komen naar boven onmogelijk scheen, volgde een vree selijke wedstrijd door het donkere, halfvolle riool. Ademloos waadden de vier werklieden voorwaarts. Achter zich was het water, dat steeds hooger steeg. Elke meter dien zij aflegden, steeg het water. Gelukte het niet de rioolopening bij de rivier te bereiken, dan zouden zij verdrinken. Eindelijk kwamen zij bij de monding van de East-rivier op het oogenblik dat het riool vol water stond. Half bewusteloos trok men de geredden uit het water. De ongeregeldheden te Praag. Als vervolg op het telegram in ons Woensdagnum mer kan het volgende dienen. Dinsdag was het te Praag al even woelig als de voorafgaande dagen. Wel waren er vanwege de „Statt- halterei" biljetten aangeplakt, waarin samenscholingen werden verboden en met zware staffen gedreigd bij overtreding van het verbod, het gepeupel stoorde zich daaraan niet in het minste en scheurde de biljetten eenvoudig van de muren. De ongeregeldheden begonnen, zooals langzamerhand gebruikelijk wordt, met aanvallen op de Duitsche stu denten, waarbij weder drie van dezen werden gewond. De afgevaardigde Wolf bracht eenige zeer onaangena me oogenblikken door. Hij werd op straat plotseling door een troep volks aangevallen, er werd geroepen: „Slaat hem dood, werpt hem in het water", en slechts met veel moeite konden de bereden politie-agenten hem ln veiligheid brengen. Tegen den middag kwamen er weder relletjes voor, zoodat de moest schoonvegen. Tegen vier uur reden ongeveer 100 studenten uit Duitschland, die waren overgekomen tot bijwoning van het leggen van den eersten steen voor het nieuwe Duitsche universiteitsgebouw, over den „Graben". Toen de menigte hen in het oog kreeg, begon er een geregeld bombardement met steenen. Met korte tus- s henpoozen duurden toen fle ongeregeldheden voort tot zes uur. Toen was de opgewondenheid zoo hoog gestegen, dat de menigte, die intusschen tot 20.000 man was aangegroeid, het „Deutsche Haus" ging be stormen. De wacht was niet bij machte de woeste me nigte te keeren en drie escadrons dragonders rukten aan ter ondersteuning van de politie. De soldaten wer den echter met steenworpen ontvangen en de bevel voerende officier zag zich ten slotte genoodzaakt eenige malen een charge op de menigte te laten maken, waar door een groot aantal personen door sabelhouwen wer -den gewond en velen onder de paarden geraakten. Driemaal werd de charge herhaald, zonder dat de menigte echter week, zoodat er ook nog eenige batal jons infanterie gerequireerd moesten worden. Deze groote militaire macht drong nu de oproerlingen, die voortdurend met steenen naar de militairen wierpen, de straten en stegen in. Maar daarmede was het ver zet nog niet gebroken. In de Marlengasse werden barri kaden opgeworpen van straatsteenen en gaspijpen en de politie moest deze barrikaden stormenderhand nemen. Tot laat in den avond duurde het oproer voort, vooral in de wijk „Weinberge", waar van alle Duitsche winkels de ruiten werden ingeslagen en de uithang borden vernield. op den „Graben" politie het plein Honden en de mode. i Het allerlaatste op het gebied van de hondenbescha- living en van de mode, is de opening van een „kap- 1 perssalon voor honden" in Londen. In een van de rijk ste gedeelten, Prince Street bij Hannover Square, heeft mevrouw Pearce een bad- en toiletinrichting geopend voor dameshonden. Doch, zooals wel te begrijpen is, belast mevrouw Pearce zich eveneens met het verschaf fen van dameshondjes, onverschillig van welk ras. In het uitstekend voorziene magazijn van Princestreet kan men eveneens alle kleedingstukken en toiletbe- noodigdheden koopen. Doch de groote specialiteit is de badinrichting en de salon, waar de beharing volgens al de regelen der kunst verzorgd wordt. En wie de zorgen kent, die een Malthezer of York- suire terrier vereischt bij het baden, en vooral daar na, zal bet zeer begrijpelijk voorkomen, dat de rijke klanten gaarne een flinke som betalen, om van dien last af te zijn, nog daargelaten dat het niet ieders werk is, om een lang-en-zijdeharigen dameshond volgens de regelen der kunst te toiletteeren. Aan het etablisse ment is ook een kundig tandarts verbonden, die de noodlge zorgen geeft aan de tanden van de lievelingen der dames, want, zooals men weet, hebben vele der klei itere dameshonden dikwijls minder goede landen, wat door een overdreven gebruik van allerlei snoeperijen aanleiding geeft tot bedorven tanden en slechten adem. In een ander gedeelte van Londen heeft dezelfde dame een sanatorium geopend voor zieke, zwakke en zwangere hondjes. Het schijnt dat een en ander aan een bepaalde behoefte voldoet. Wat de mode betreft, de lange hondenmantels van verleden jaar uit sealskin zijn niet meer zoo gezocht en Kiki draagt dit jaar een klein manteltje genre tail leur. De zakdoek en welke hond van goeden huize heeft tegenwoordig niet zijn eigen neusdoek! wordt in een taschje gedragen, dat zich bevindt aan het uiteinde van den leiband. De zijden strikken worden dit jaar grooter gedragen en terzijde achter een der ooren en niét meer op den nek, zooals verleden jaar. Le kleur van den strik moet samengaan met de hoofd kleur van het tollet van de eigenares en meestal met de kleur van den hoed der dames. Doch natuurlijk moet altijd rekening gehouden wor den met de kleur der beharing van het hondje zelf Blauw, rose of rood passen goed bij een zwarten poe^ del; bij de Blenheim Spaniels is blauw de gewenschte kleur. Alle kleuren, groen uitgezonderd, passen voor de terriers. Wat de parfum betreit, de bond moet al tijd denzelfden lekkeren geur verspreiden als zijn meesteres. Er is weinig nieuws, wat de sieraden betreft; arm banden met diamanten ingelegd ziet men veel aan de voorpooten; de halsband draagt dikwijls in diamanten den naam van den hond en van de eigenares. Schoenen zijn niet meer in de mode; men heeft ge vonden dat deze de voeten van de hondjes te groot doen voorkomen. Op den motorwagen draagt de hond een bril en een kap, omdat de stof te veel de haren bederft. W ittebroodsweken. Een bekende Engelsche sportman, kapitein J. Orr- Ewing van het 16de regiment lanciers. gaat onmid dellijk na zijn huwelijk mei zijn bruid een ontdek kingsreis maken in het Zuid-Poolgebied. Hij volgt het voorbeeld van den heer Max Fleischman, een Ameri- kaansch millionair, die met zijn jonge vrouw een tocht van eenige maanden maakte tusschen het ijs en de ijsbeeren van den Noorder Pool-cirkel. Graaf de Les- drin deed zijn huwelijksreis van Peking door '["hiliet en lndië en herhaaldelijk was het paar in levensgevaar. Majoor Powell Col ton bracht de weken van zijn „ho- ningmaan", gelijk de Engelschen de wittebroodsweken noemen, door tusschen de dwergen in het zwarte cen trum van Afrika, en de heer S'charlteb van Berlijn ging met zijn jonge vrouw op een reis om de wereld van 40.000 mijlen, welke drie jaar duurdie. Maar de pool Schijnt ons van al deze idyllen het minst geschikte oord voor een aangenaam begin van het huwelijk. Alkmaar. Gelijk te verwachten was hebben regenten van het Burgerweeshuis alhier collectief ontslag genomen, in verband met de in de jongste raadszitting aangenomen motie van afkeuring in zake de herbenoeming van den weesvader. Grasmaaien in December. Woensdag werd nog gras gemaaid op een weide tusschen Souburg en Vlissingen. Voor het vee is op Walcheren nog volop voedsel in de weiden. Vandaar dat nog veel koeien builen loopen. „N. R. C." Ongeluk. Eergistenniddag werd op het kruispunt H. IJ. S. en S. S. te Deventer de locaaltrein der H. IJ. S., die 2.05 uur aldaar aankomt, aangereden door den S. S - trein, die 2.04 uur daar vertrekt. '1 Ongeluk liep goed af, de treeplank van den S. S.-trein, achtersten wagen werd afgereden en aan dien waggon eenige materieele schade veroorzaakt, evenals aan de waggons dei' H. De wagens van dezen laatsten trein werden van de locomotief losgerukt, die alleen doorreed. Persoon lijke ongelukken hadden niet plaats. Niet naar Duitschland. Men schrijft van de Gelderseh-Pruisische grenzen aan de „N. R. Ct.": De groote vraag naar Nederlandsch dienstpersoneel voor Duitschland, vooral om boerenmeiden en knechts, is in den laatsten tijd veel verminderd. In plaats van gebrek is er nu in Pruisen veel overtollig dienstper soneel. Door de heerschende malaise gaan zich vele menschen van hun dienstboden ontdoen en ouders, die hun dochters thuis hielden, trachten thans voor dezen een plaatsje als dienstbode te bekomen. De loo- nen voor meiden en knechts zullen daardoor vermin deren. De stranding van Hr. Ms. Evertsen. De rechtbank te Alkmaar heeft, zooils men zich herinneren zal, indertijd behandeld een vordering tot uitbetaling van f 120.000. ingesteld door de firma Zur Mühlen legen den Staal der Nederlanden, wegens ver leende assLstenlie aan het oorlogsschip „Evertsen". De Rechtbank wees een schadevergoeding van f 32.000 toe. Van dit vonnis kwam de firma Zur Mühlen in hoo ger beroep en Dinsdag hadden voor het Gerechtshof te Amsterdam de pleidooien in deze zaak plaats. Later uitspraak. Een burgemeester. Men seint aan Het Volk uit Den Haag: De minister van justitie heeft de strafrechterlijke ver volging gelast van den burgemeester van Best in. Noord-Brabant, die verdacht wordt van het schrijven van anonieme en beleedigende briefkaarten aan raads leden en anderen. De kapitein van Koepenick. Omtrent deze „Ausweisung" meldt men uit Venlo aan Het Vad.: De zooveel besprokene W. Voigt, was hoofd naar haar kameraad om, hem van terzijde aan kijkend. Hij staarde voor zich heen in de verte. Zijn gelaat was zoo wit als het mooie, gladde marmer dat men in Moriël bracht, en zijn rood haar wierp daar over een vreemd schijnsel. Zijn oogen hadden evenwel niet meer de toornige uitdrukking, maar er sprak wel uit een half treurige gedachte, als voelde hij hetzelf de als de kleine Angelika: waarom hebben de men schen zulk een hekel aan mij? Angelika's hart liep over van medelijden. Een natuur lijke drang om hem lief te behandelen brak zich baan. Zij ging vlak naast den grooten jongen zitten en sloeg haar armen om zijn hals. Hij liet het zich eerst welgevallen, maar lette er niet op. Maar dan sprong hij driftig op en weerde haar af. Zijn gelaat zag bloed rood. Maar tegelijk scheen hij zich weer te herinne ren dat de kleine dank verdiende. Hij keek haar vrien delijk aan en zeide: „Laat ons gaan." Hij gaf haar de hand, raapte hare en zijne bloemen op en zij gingen naar beneden den heuvel af. Hij geleidde haar met zorg, want het pad was glad. Zij begon weer te babbelen en menigmaal gaf hij haar vriendelijk bescheid. Maar toen zij in het gezicht van den molen kwamen, stuurde hij haar alleen vooruit, Hij zelf liep in een wijde bocht daar rondom heen. Er was iets van de trotsche vrees van een geslagen hond in zijn wezen, terwijl hij dat deed. Het huis vau zijn moeder, waarheen Mozes nu de schreden wendde, stond aan den straatweg, maar toch zoo, alsof het zich vreesachtig verschool. Het kleine oude dak was slechts zichtbaar. Een paar uitgesleten treden voerden naar den ingang die slechts een don kere opening was. De deur was reeds lang verdwenen, als zij er ooit was geweest. Mozes trad het huis binnen. Dat was van binnen evenals van buiten ruw en oud. Alles wees op armoe de, maar de vloer was zindelijk en helder. De weduwe Ascbwonden was een zindelijke vrouw. Zij had geen geld om het huis te laten opknappen, maar al wat er maar eenigszins aan kon gebeuren, dat geschiedde. Haar man had het huisje voor een klein bedrag ge kocht. Toen het spoor in het dal van Moriël was ge legd, was het huisje voor de werklieden gebouwd ge- worden. In het voorste vertrek waren een paar deuren. Uit de eene drong rook. Daarachter lag de keuken. Het was rook die koud was en misschien reeds uren in dat j vertrek had gehangen. Verderop lag de woonkamer. Daarheen ging Mozes. Daar stond zijn moeder in het Zondagsche pak en had den bonten katoenen omslag doek nog niet lang ter zijde gelegd. Zij leunde tegen den stijl van een deur en scheen in gedachten ver diept, waarin de komst van haar zoon haar stoorde. Zij was een slanke, flinke vrouw. Zij wendde zich dadelijk tot Mozes. „Ik ben daar geweest," zeide zij, terwijl zij haar werkpakje van een spijker nam. „Je kunt morgen in de steengroeve komen. Galanti wil je hebben." Mozes antwoordde niet. Zij keek naar hem, zooals hij door de kamer stapte op het houten balkon ging staan en naar 't groene dal keek. De vrouw had mooi, bruin haar, maar er lie pen reeds grijze haren door en de glans was er ook reeds af. Haar huid was met zomersproeten bedekt en haar gelaat vroeg-oud en zonder schoonheid meer. De neus sprong scherp naar voren, de oogen waren ingezonken en de trekken scherp. Zij greep met dorre, knokige vingers rondom zich. In haar oogen kwam een uitdrukking van verbazing en nieuwsgierigheid, een zachte bezorgdheid, die zij niet toonen wilde, want zij bespiedde slechts heimelijk den knaap dien het gold. Mozes stond nog steeds buiten en lette niet op zijn moeder. De kamer was zeer armoedig ingericht, tegen den wand het bed van de moeder, in het midden een tafel met een paar stoelen. Op het bed legde Julia Asch- wonden de kleeren en begon haar oude jak aan te trekken, maar dan bedacht zij zich en liep zij naar haar zoon: „is dat niet naar je zin met de steengroeve?" Hij draaide zich naar haar om en beiden liepen de kamer weer in. „Weet ik niet," antwoordde hij met een donker gezicht, „Hebben zij je weer iets gedaan?" vroeg de moeder. „Die Joost, die hond," stiet hij barsch uit. Julia Aschwonden zuchtte. Zij stond aan de tafel, de bruine hand op het blad geleund en het leek wel of zij met haar tranen streed. Waarom lieten zij den knaap niet met rust? Waar hij ging en stond lieten zij hem merken, dat hij eer. tuchthuisboef tot vader had. Sedert jaren was dat zoo. In den beginne had hij zich weenend bij haar beklaagd. Nu sprak hij nog zeer tegen zijn zin daarover, maar zij zag wel, dat hij meer dan vroeger daaronder leed. De knaap was vurig van temperament. En op een zekeren dag was hij thuis gekomen met stralende oogen: „moeder ik wil officier worden." Hij had een troep soldaten ontmoet. Zij was er toen maar niet op Ingegaan, want de vervulling en zijn wensch schenen haar te ver van elkaar te liggen. Maar een oogenblik toch had zij zich niet kunnen ontzeggen het genot, hem zich af te schilderen, dien slanken jongeman in een schit terende uniform, en hoe hij het door ijver en vlijt tot iets groots zou kunnen brengen. Allen waren het er over eens, dat haar jongen ijverig en viug was. De onderwijzers die hem op school hadden gehad, zeiden het en de slager waar de jongen in dienst was ge weest, beweerde hetzelfde. Hij greep steeds met groote opgewektheid toe, bij alles wat hij begon. Zijn lust was als een vroolijk vuur. Maar van alle kanten wierpen zij steenen op hem, zoodat de jongen zich niet kon ontwikkelen en hij plotseling alle energie verloor. Het was alsof zijn moeder het zag, hoe het in zijn binnenste vroolijk opsloeg, dat heilig vuur van zijn verlangen om iets goeds en groots te worden in de wereld, maar ook hoe de anderen steenen wierpen in dat vuur. Hoe dat spatte en vonkte en opnieuw wear trachtte op te laaien. En zij had met gebalde vuisten naar buiten willen snellen en hen die de steenen wierpen met scheldwoorden willen verjagen. Haar zelf deed deze verachting van de mensehen geen pijn. Zij was reeds afgestompt, on verschillig, was nooit met opgeheven hoofd door het leven gegaan, maar met den jongen was het anders; wat zij dien deden, sneed haar door de ziel. „Misschien ging het wel beter, als ik ver hier vandaan was," zeide Mozes nu. Julia wist dat hij gelijk had. Zij antwoordde ook niet, maar ging zwijgend op een stoel zitten, die naast haar stond.' Mozes ging op een tweeden zitten, die aan de andere zijde van de tafel stond. De gedachte over het heengaan van Mozes hield hen beiden bezig. Er lag iets vreeslijks in voor hen, want zij waren nooit uit deze omgeving weg geweest. Zij kenden de wereld niet en zij waren bang daarvoor. Ook scheen het hun niet anders mogelijk dan dat zij scheiden moesten als de knaap weg wilde. De moeder had hier haar woonplaats; dat ook zij kon heengaan, kwam hen niet in de gedachten op. Terwijl zij nog zoo zaten na te denken, hieven zij bijna gelijktijdig het gezicht op en keken elkaar aan. Hun trekken werden daarbij opgewekt, 't was alsof de zon doorbrak. Een lachje speelde er om hun lippen, maar zoo even, dat niemand zou hebben kunnen zeggen dat het zoo was. Zij zeiden beiden geen woord van wat zij voelden en geen van beiden gaf den ander een teeder woord. Maar op beider gelaat had even de liefde geschitterd, die hen beiden verbond. En het was alsof zij elkaar de belofte hadden gegeven: „Wij gaan. niet weg, gaan niet bij elkaar vandaan, dat kan niet. De teederheid die zij elkaar niet openlijk wil den toonen, verried zich evenwel ln de onverschillige woorden die zij later wisselden. „Wil je melk?" vroeg de moeder den zoon. „Je zult wel dorst hebben." Hij bedankte. „Er is nog hout te hakken. Ik zal het even doen," zeide hij dan en verliet de kamer om werk te doen, wat de moeder steeds zelf verrichtte, wanneer Mozes op dagloon uit was. Zoo waren zij beiden uit innerlijken drang er steeds op uit, elkaar aangenaam te wezen. In hun wezen, het evenwel schuw verbergend, lag de teederheid, wa*r* voor zij geen woorden hadden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 6