INGEZONDEN.
Gemengd Nieuws.
Binnenlandsch Nieuws.
Nog eenmaal kom ik tot u, Mijnheer de Redacteur,
met beleefd verzoek een stukje als antwoord op het
epistel van den heer De Graaf, voorkomende in uw
courant van 29 Nov., in uw blad te willen opnemen.
Mijnheer De G., ik ben over een dergelijk verzinsel
van uwe hand geenszins verwonderd, ook niet dat u
uit de hoogte schrijft over mijn ingez. stuk waar ge
spreekt van eer aandoen, dusdanige pennevrucht enz.
enz. dat schuif ik eenvoudig op rekening van uwe
verwaandheid, en dat laat mij koud. Maar kom ertegen
op, dat dit stukje de bedoeling heeft mij een collega
van u te maken, neen, De G., daartoe heb ik de
waarheid te lief en haat den leugen te veel, en zou
me dan ook schamen onwaarheden te bezigen -met 't
doel anderen belachelijk voor te stellen of te belee-
digen, en noem dit laag en acht het beneden me
Qe beweert geen medewerker te zijn aan de notulen,
maar wel van die beruchte notulen zelf opmaker te
zijn door het leveren van een copie. Is dat beter?
Wel geeft ge daar een draai aan, maar de heer
List had die vergadering van' begin tot eind bijge
woond, ge achttet hem bekwaam voor secretaris, dus
waarvoor die copie? ge vreesdet zeker de waarheid
En zoo ge later geen copie meer leverdet waart ge
toch indirect medewerker door den secretaris op de
vergaderingen te beduiden, wat er niet in mocht ko
men, ja, zelfs ronduit te roepen: „dat zal er niet in
komen" enz. En ook de verdediging der notulen door
u. bewees, dat gij het wJaart, door uitdrukkingen ais.
„ik wil het zoo" enz. En verder: wat bedoelt ge, De
G. met het „ongemanierd"? Zeker het afrukken van
het masker en u aan een dertig aanwezigen \oo, te
stellen zoo ge zijt! Wat het te trachten te recht
vaardigen aangaat, dat behoefde niet en heb ik ook
niet gedaan, de handelwijze van u en List vanaf de
oprichting van het veefonds, rechtvaardigde dat optre
den genoeg.
En overigens ja, overigens wordt het enkel fantasie
en oude-wijvengeklets. Daar noemt ge een zinsnede in
verband met twee voorvergaderingen, welke enkel in
uw verbeelding hebben bestaan. Wel heeft eenmaal een
kleine bijeenkomst plaats gehad voor de oprichting,
om een en ander te bespreken, doch doordat daarvan
geen of weinig publiciteit was gegeven, wisten velen
met mij daar niets van en waren er dan ook niet bij.
Dan volgt iets dat ik tegenover een veertig getuigen
onbeschaamd noem, waar namelijk gezegd wordt, dat
er verschillende voorstellers zijn, waaronder ook v.H.
voorkomt. Wat een onzin, niemand stelde over dat
artikel iets voor dan Hoogland en onderget. vereenigd,
de andere genoemden steunden enkel dat voorstel. Ln
dan dat v. H. zich zoo gecompromitteerd gevoelde
over den zin: „Wat wilden ze of men, ze of men
wist (en) niet wat men wilde", neen De Graaf, hier
mede wordt niet de verg. bedoeld, hoe zou dat kun
nen, waar voor dien volzin eerst enkel onze namen staan
(met ik meen vier) die ons voorstel steunden als oppo
santen, dat zou me dan ook van de bestuurstafel uit
gelegd' zijn, ge hebt dit nooit beproefd te doen, wel
wetende dat v. H. wel beter wist. Daarop heeft dan
ook zeker betrekking: v. H. snapte dit niet. Waarlijk
als ge het beproefd hadt te doen, zou ik u niet ge
snapt hebben, maar wel gedacht: is de man nu van
lotje getikt, er viel dan ook niets uit te leggen en
wist alles, en u snapte ik opperbest, en zou wel een
echte suffert moeten geweest zijn om eene opzette
lijke onwaarheid in die notulen met het daaraan ook
voor mij verbondene goed te keuren.
Dan wordt, zoo heet het verder, nog wat voortge-
fantaseerd (mijn stukje was vrij van verzinsels, een
voudig, duidelijk en waar). Wat het betwijfelen aan
gaat, ik mag gelooven maar ook twijfelen, dat staat
me vrij en eene waarschuwing geloof ik dat in ge
schriften beter aan Uw- adres tehuis Ln dan bij mij.
Dan volgt nog eene opmerking over hel laten schrap
pen van Uw vee; de aanleiding zou door mij fou
tief zijn opgegeven. Als het geld hierin niet de hoofd
rol speelt, dan wordt het voor u al niet beter, daar
u het doet voorkomen dat ge in het ongelijk gesteld
bent, of m. a. w'. uw zin niet hebt gekregen. Dan
is het weder die heerschzucht die zich in alles heefi
geopenbaard, en ook hier weder moet gewroken wor
den, de straf volgt. Het verwondert mij dan ook dat
ge dit ook nooit toepast als lid van den Raad, als de
andere heeren u durven weerstaan, wat nog al eens
gebeurt, of dezen dreigt met een bedanken als ge uw
zin niet krijgt.
Het spijt mij u' zonder het te willen, lof te hebben
toegezwaaid, wrant waarlijk, uw gedrag is inzake het
veefonds niet lofwaardig, doch mij dunkt, daar zal
toch wel een luchtje aan zijn, en iemand niet nog
wat eergevoel zal voor eene dusdanigen lof dan ook
niet bedanken.
En hiermede over deze kwestie basta.
Verder U, mijnheer de Red. dankzeggende voor de
plaatsing van het langer geworden stukje dan ik be
doeld had.
H. VAN HAAFTEN.
Anna Paulowna, Dec. 1908.
Zware straffen
De twintigjarige tufkoetsier van Lord Newborough
is wegens doodslag op een dertienjarigen jongen, dien
hij tusschen Londen en Southampton overreed, ver
oordeeld tot een jaar gevangenisstraf met zwaren ar
beid. Getuigen verklaarden, dat de tuf met groote snel
heid ihad gereden. De rechter overwoog, dat de koet
sier al tweemaal wegens te hard rijden was veroor
deeld; nu had zijn roekeloosheid, op den dag dat het
tweede vonnis viel, den dood van een jongen ver
oorzaakt. Na afloop van zijn straftijd heeft de koet- j
sier, die een vreemdeling is, nog kans het land te
worden uitgezet.
Al biddende.
Oud moedertje was al sinds tijden sukkelend; er
kwelde haar iets, en zij wist niet wat. Zij moest toch
eens, zeiden allen om naar been in het gesticht waar
zij verpleegd was, den dokter er over spreken. En
de dokter Kwam, zag en onderzocht en meende op
zijn beurt dat hij er den professor eens over spreken
moest.
ten professor, dat was dus wel ernstig
Moedertje moest maar eens naar de ziekenituich-
liug komendan zou ze wei gauw neter worden.
Moedertje ging.
i'oen kwam de dag.
„Moedertje, we zuuen doen wat we kunnen om je
beter te maken. Als alles goed gaat loop je binnen
kort weer net zoo vief als vroeger. Ga nu maar eens
gemakkelijk liggen."
„Is Lpreiesser....' is 't een operatie?
„Ja, moedertje, dat is 't'
„Mag ik dan eerst even bidden, prefesser?
„Welzeker, moedertje."
.Moedertje sloot de oogen, bad innig, bad lang.
Eindelijk opende zij weder de oogen.
„Nu, moedertje, ik geloof dat ik je geluk kan wen-
schen met den goeden afloop. Alles is prachtig ge
gaan."
„Wat... prefesser... watblief... hoe... is 't al ge
beurd?... Ik heb pas gebeden..."
Professor verleide naar maar niet van de narcose
die bet gebed in den kunstmaligen slaap had doen
overgaan Moedertje herstelde ten volle en vertelt nog
dagelijks van haar wondervolle genezing.
Dramatisch.
Ilse Erapan, een Duitsche schrijfster, is, naar de
Lokal-A nzeiger uit Zurich verneemt, te Genève op haar
eigen verzoek door haar vriendin Alandelbaum, een
kunstenares, doodgeschoten. Onmiddellijk daarna schoot
mej. Mandelbaum zich dood. De reden, dat de twee
vrouwen den dood zijn ingegaan, waren den bericht
gever niet bekend.
Ilse Erapan was in Februari 1852 geboren. Zij is
onderwijzeres geweest. Sedert vele jaren woonde zij
in Zwitserland. Een jaar of tien geleden is zij ge
trouwd met een Armeniër, met name Akoenian.
Uit den toren gevallen.
Te Elberield is Donderdagmiddag een bejaarde pre
dikant van de Gereformeerde gemeente aldaar, de
heer Stoltenhoff, die met een klokmaker naar de
klok in den loren van de tweede Gereformeerde kerk
ging kijken, uit een galmgat op straat gevallen. Hij
was oogenblikkelijk een lijk.
Zonneschijn en ouderdom.
In de Zwitschersehe bevolkingsstatistieken heeft men
verband gezocht tusschen den langen levensduur in
sommige kantons en den weerstoestand aldaar. In het
kanton Tessin met ongeveer 300 zonnedagen waren
merkwaardig veel oude menschen44 op de 1000 in
woners, waarvan 10 boven de tachtig, ln Engeland is
dit cijfer maar 27 en in Schotland 29. Regenachtig
Ierland brengt het echter weer tot 42.
Uit Amerika.
Alles wat men uit Amerika hoort is groot en'vreemd.
Zoo ook wat het Landbouwbedrijf betreft. De particu
liere correspondent der Telegraaf zegt:
Het lijkt mij niet overbodig het Hollandsche volk,
dat door en door een landbouwersvolk is, een beeld
te geven van wat „boeren" in dit enorme land wil
zeggen. Want vergeet toch niet, dat bet niet alleen
de Industrie is, die dit land zoo rijk maakt. De grond,
die eeuwig barende moederaarde, levert misschien
meer op voor de Amerikanen dan al het andere.
100 millioen acres grond worden hier thans be
werkt; een oppervlakte zoo groot als Groot-Brittannië,
dat, wilde het eenzelfde oppervlakte aan cultuurlan
den bezitten, zelfs de straten en pleinen van Londen
zou moeten omploegen.
Daar zijn z.g. ranches (boerderijen), die meer land
(in Texas) bezitten, dan de provincie Noord- en Zuid-
Holland met Utrecht te zaam, vijftig mijlen breed en
meer dan 100 mijlen lang. Terwijl in Californië boeren
zijn, die 38.000 acres grond bezitten. Om een voor
beeld te geven hoe uitgestrekt zulke bezittingen zijn:
er is een geregelde dienst tusschen de plaatsen waar
gearbeid wordt en de keuken van de boerderij, om
de landbouwers ver weg van voedsel te voorzien1
Men glimlacht in klein Nederland en ik hoor hier
zeggen: American Bluff! Ik zal beter doen met eenige
getallen te noemen.
Amerika produceert twee maal zooveel tarwe als
alle Europeesche staten bijeen; en van iedere 5 balen
katoen komen er 4 uit de Vereenigde Staten. Illinois
(begrensd door den Mississippi, hoofdstad Chicago),
produceert de helft meer koren, dan er groeit in de
geheele wereld, buiten de Unie.
Wat het vetmesten van'varkens betreft: 339 mil
lioen stuks en 211 millioen schapen stonden in de
verschillende farms op Januari 1908.
Wanneer men de koeien, kalveren en stieren in Ame
rika (Unie) op een lijn kon zetten, zou de afstand van
no. 1 tot de laatste 3 millioen mijl bedragen, muilen
en paarden zouden nog een langeren afstand vormen.
De uitrusting van de boerderijen wordt op een
waarde geschat van 28.508.000.000 doll.
Met dit kapitaal van 28% biljoen produceert de
Amerik. landbouwer een oogst ter waarde van 7%
biljoen dollar.
De eerste luchtscheepvaartlijn.
Tusschen New-York en Boston zal, zooals inder
tijd reeds kortelings werd gemeld, binnen enkele maan
den de eerste geregelde luchlscheepvaartdiensi der we
reld worden ingesteld. Het mag nu nog een tikje krank
zinnig en avontuurlijk klinken, maar over vijf jaar
weten we niet beter of het hoort zoo, en blijft de
begane grond alleen bestemd voor het vervoer van
oude juffrouwen, conservatieven, menschen met rheu-
matfek en zuigelingen.
Naar luid van berichten uit Londen wordt de eer
ste luchtlijn op 1 Mei voor 't publiek opengesteld,
volgens plannen van de New-Yorksehe Aerial Navi-
gation Company. Aan den bouw van een ballonloods
in Boston en een luchtvloot, is, onder leiding van
den bouwer van den stuurballon voor de Amerikaan-
sche regeering. kapitein Baldwin. reeds begonnen
De herl. Lokal-Anz. dit plan besprekend, vindt
het cen'igszins vreemd, dai juisi Amerika, welks stuur-
balions zien zelfs niet bij Denadenng kunnen meten
met de motorballons van Duitsche en h ransche con
structie, de bakermat beloof! te worden van het eer
ste geregelde verkeer Ie lucht.
Typhoon in Japan.
1 okio, 3 December. ijf-en-derlig visschersschuilen
zijn verongelukt in den typhoon, die gisteren woedde
in de Kawatsoe-baai bij net eiland Statsoe. Naar ge
meid wordt zijn 350 visschers verdronken.
De Paus hersteld.
Rome, 3 Dec. De Paus is volkomen hersteld.
Een aardverschuiving.
Beiluno (Italië), 3 Dec. Er heeft een aardverschui
ving plaats gehad te San Lueano; het doip Pia heeft
veel geleden. 30 gebouwen zijn gedeeltelijk verwoest.
Naar het heet, zijn er 27 personen gedood en 9 ge-
I kwetst.
Een vlucht om 't leven.
Vreeselijke tooneelen liebben ziuh afgespeeld bij een
1 groote, onderaardsche gasontploffing, die voor eenige
dagen te Brooklijn plaats had. Een der hoofdstraten
was opengebroken, daar er aan de gasleiding eenige
reparaties moesten geschieden. In de diepte werkten
15 arbeiders aan de reusachtige buizen. Plotseling werd
een doffe stoot in den aardbodem mijlenver in den
omtrek gehoord. Uit den kuil in de straat steeg dade-
i lijk een vlam op. Bijna alle werklieden werden door
den druk tegen de aardwanden verpletterd. Slechts
vier arbeiders waren neg in leven. Door de ontploffing
was de groote hoofdbuis der waterleiding gesprongen,
zoodat het viertal den dood voor oogen had. Daar ont
komen naar boven onmogelijk scheen, volgde een vree
selijke wedstrijd door het donkere, halfvolle riool.
Ademloos waadden de vier werklieden voorwaarts.
Achter zich was het water, dat steeds hooger steeg.
Elke meter dien zij aflegden, steeg het water. Gelukte
het niet de rioolopening bij de rivier te bereiken, dan
zouden zij verdrinken. Eindelijk kwamen zij bij de
monding van de East-rivier op het oogenblik dat het
riool vol water stond. Half bewusteloos trok men de
geredden uit het water.
De ongeregeldheden te Praag.
Als vervolg op het telegram in ons Woensdagnum
mer kan het volgende dienen.
Dinsdag was het te Praag al even woelig als de
voorafgaande dagen. Wel waren er vanwege de „Statt-
halterei" biljetten aangeplakt, waarin samenscholingen
werden verboden en met zware staffen gedreigd bij
overtreding van het verbod, het gepeupel stoorde zich
daaraan niet in het minste en scheurde de biljetten
eenvoudig van de muren.
De ongeregeldheden begonnen, zooals langzamerhand
gebruikelijk wordt, met aanvallen op de Duitsche stu
denten, waarbij weder drie van dezen werden gewond.
De afgevaardigde Wolf bracht eenige zeer onaangena
me oogenblikken door. Hij werd op straat plotseling
door een troep volks aangevallen, er werd geroepen:
„Slaat hem dood, werpt hem in het water", en slechts
met veel moeite konden de bereden politie-agenten
hem ln veiligheid brengen.
Tegen den middag kwamen er
weder relletjes voor, zoodat de
moest schoonvegen.
Tegen vier uur reden ongeveer 100 studenten uit
Duitschland, die waren overgekomen tot bijwoning van
het leggen van den eersten steen voor het nieuwe
Duitsche universiteitsgebouw, over den „Graben". Toen
de menigte hen in het oog kreeg, begon er een
geregeld bombardement met steenen. Met korte tus-
s henpoozen duurden toen fle ongeregeldheden voort
tot zes uur. Toen was de opgewondenheid zoo hoog
gestegen, dat de menigte, die intusschen tot 20.000
man was aangegroeid, het „Deutsche Haus" ging be
stormen. De wacht was niet bij machte de woeste me
nigte te keeren en drie escadrons dragonders rukten
aan ter ondersteuning van de politie. De soldaten wer
den echter met steenworpen ontvangen en de bevel
voerende officier zag zich ten slotte genoodzaakt eenige
malen een charge op de menigte te laten maken, waar
door een groot aantal personen door sabelhouwen wer
-den gewond en velen onder de paarden geraakten.
Driemaal werd de charge herhaald, zonder dat de
menigte echter week, zoodat er ook nog eenige batal
jons infanterie gerequireerd moesten worden. Deze
groote militaire macht drong nu de oproerlingen, die
voortdurend met steenen naar de militairen wierpen,
de straten en stegen in. Maar daarmede was het ver
zet nog niet gebroken. In de Marlengasse werden barri
kaden opgeworpen van straatsteenen en gaspijpen en
de politie moest deze barrikaden stormenderhand
nemen.
Tot laat in den avond duurde het oproer voort,
vooral in de wijk „Weinberge", waar van alle Duitsche
winkels de ruiten werden ingeslagen en de uithang
borden vernield.
op den „Graben"
politie het plein
Honden en de mode.
i Het allerlaatste op het gebied van de hondenbescha-
living en van de mode, is de opening van een „kap-
1 perssalon voor honden" in Londen. In een van de rijk
ste gedeelten, Prince Street bij Hannover Square, heeft
mevrouw Pearce een bad- en toiletinrichting geopend
voor dameshonden. Doch, zooals wel te begrijpen is,
belast mevrouw Pearce zich eveneens met het verschaf
fen van dameshondjes, onverschillig van welk ras. In
het uitstekend voorziene magazijn van Princestreet
kan men eveneens alle kleedingstukken en toiletbe-
noodigdheden koopen. Doch de groote specialiteit is
de badinrichting en de salon, waar de beharing volgens
al de regelen der kunst verzorgd wordt.
En wie de zorgen kent, die een Malthezer of York-
suire terrier vereischt bij het baden, en vooral daar
na, zal bet zeer begrijpelijk voorkomen, dat de rijke
klanten gaarne een flinke som betalen, om van dien
last af te zijn, nog daargelaten dat het niet ieders werk
is, om een lang-en-zijdeharigen dameshond volgens de
regelen der kunst te toiletteeren. Aan het etablisse
ment is ook een kundig tandarts verbonden, die de
noodlge zorgen geeft aan de tanden van de lievelingen
der dames, want, zooals men weet, hebben vele der klei
itere dameshonden dikwijls minder goede landen, wat
door een overdreven gebruik van allerlei snoeperijen
aanleiding geeft tot bedorven tanden en slechten adem.
In een ander gedeelte van Londen heeft dezelfde
dame een sanatorium geopend voor zieke, zwakke en
zwangere hondjes. Het schijnt dat een en ander aan
een bepaalde behoefte voldoet.
Wat de mode betreft, de lange hondenmantels van
verleden jaar uit sealskin zijn niet meer zoo gezocht
en Kiki draagt dit jaar een klein manteltje genre tail
leur. De zakdoek en welke hond van goeden huize
heeft tegenwoordig niet zijn eigen neusdoek! wordt
in een taschje gedragen, dat zich bevindt aan het
uiteinde van den leiband. De zijden strikken worden
dit jaar grooter gedragen en terzijde achter een der
ooren en niét meer op den nek, zooals verleden jaar.
Le kleur van den strik moet samengaan met de hoofd
kleur van het tollet van de eigenares en meestal met
de kleur van den hoed der dames.
Doch natuurlijk moet altijd rekening gehouden wor
den met de kleur der beharing van het hondje zelf
Blauw, rose of rood passen goed bij een zwarten poe^
del; bij de Blenheim Spaniels is blauw de gewenschte
kleur. Alle kleuren, groen uitgezonderd, passen voor
de terriers. Wat de parfum betreit, de bond moet al
tijd denzelfden lekkeren geur verspreiden als zijn
meesteres.
Er is weinig nieuws, wat de sieraden betreft; arm
banden met diamanten ingelegd ziet men veel aan de
voorpooten; de halsband draagt dikwijls in diamanten
den naam van den hond en van de eigenares.
Schoenen zijn niet meer in de mode; men heeft ge
vonden dat deze de voeten van de hondjes te groot
doen voorkomen.
Op den motorwagen draagt de hond een bril en een
kap, omdat de stof te veel de haren bederft.
W ittebroodsweken.
Een bekende Engelsche sportman, kapitein J. Orr-
Ewing van het 16de regiment lanciers. gaat onmid
dellijk na zijn huwelijk mei zijn bruid een ontdek
kingsreis maken in het Zuid-Poolgebied. Hij volgt het
voorbeeld van den heer Max Fleischman, een Ameri-
kaansch millionair, die met zijn jonge vrouw een tocht
van eenige maanden maakte tusschen het ijs en de
ijsbeeren van den Noorder Pool-cirkel. Graaf de Les-
drin deed zijn huwelijksreis van Peking door '["hiliet
en lndië en herhaaldelijk was het paar in levensgevaar.
Majoor Powell Col ton bracht de weken van zijn „ho-
ningmaan", gelijk de Engelschen de wittebroodsweken
noemen, door tusschen de dwergen in het zwarte cen
trum van Afrika, en de heer S'charlteb van Berlijn
ging met zijn jonge vrouw op een reis om de wereld
van 40.000 mijlen, welke drie jaar duurdie.
Maar de pool Schijnt ons van al deze idyllen het
minst geschikte oord voor een aangenaam begin van
het huwelijk.
Alkmaar.
Gelijk te verwachten was hebben regenten van het
Burgerweeshuis alhier collectief ontslag genomen, in
verband met de in de jongste raadszitting aangenomen
motie van afkeuring in zake de herbenoeming van den
weesvader.
Grasmaaien in December.
Woensdag werd nog gras gemaaid op een weide
tusschen Souburg en Vlissingen.
Voor het vee is op Walcheren nog volop voedsel
in de weiden. Vandaar dat nog veel koeien builen
loopen. „N. R. C."
Ongeluk.
Eergistenniddag werd op het kruispunt H. IJ. S. en
S. S. te Deventer de locaaltrein der H. IJ. S., die
2.05 uur aldaar aankomt, aangereden door den S. S -
trein, die 2.04 uur daar vertrekt. '1 Ongeluk liep goed
af, de treeplank van den S. S.-trein, achtersten wagen
werd afgereden en aan dien waggon eenige materieele
schade veroorzaakt, evenals aan de waggons dei' H.
De wagens van dezen laatsten trein werden van
de locomotief losgerukt, die alleen doorreed. Persoon
lijke ongelukken hadden niet plaats.
Niet naar Duitschland.
Men schrijft van de Gelderseh-Pruisische grenzen
aan de „N. R. Ct.":
De groote vraag naar Nederlandsch dienstpersoneel
voor Duitschland, vooral om boerenmeiden en knechts,
is in den laatsten tijd veel verminderd. In plaats van
gebrek is er nu in Pruisen veel overtollig dienstper
soneel. Door de heerschende malaise gaan zich vele
menschen van hun dienstboden ontdoen en ouders,
die hun dochters thuis hielden, trachten thans voor
dezen een plaatsje als dienstbode te bekomen. De loo-
nen voor meiden en knechts zullen daardoor vermin
deren.
De stranding van Hr. Ms. Evertsen.
De rechtbank te Alkmaar heeft, zooils men zich
herinneren zal, indertijd behandeld een vordering tot
uitbetaling van f 120.000. ingesteld door de firma Zur
Mühlen legen den Staal der Nederlanden, wegens ver
leende assLstenlie aan het oorlogsschip „Evertsen". De
Rechtbank wees een schadevergoeding van f 32.000 toe.
Van dit vonnis kwam de firma Zur Mühlen in hoo
ger beroep en Dinsdag hadden voor het Gerechtshof
te Amsterdam de pleidooien in deze zaak plaats.
Later uitspraak.
Een burgemeester.
Men seint aan Het Volk uit Den Haag:
De minister van justitie heeft de strafrechterlijke ver
volging gelast van den burgemeester van Best in.
Noord-Brabant, die verdacht wordt van het schrijven
van anonieme en beleedigende briefkaarten aan raads
leden en anderen.
De kapitein van Koepenick.
Omtrent deze „Ausweisung" meldt men uit Venlo
aan Het Vad.: De zooveel besprokene W. Voigt, was
hoofd naar haar kameraad om, hem van terzijde aan
kijkend. Hij staarde voor zich heen in de verte. Zijn
gelaat was zoo wit als het mooie, gladde marmer dat
men in Moriël bracht, en zijn rood haar wierp daar
over een vreemd schijnsel. Zijn oogen hadden evenwel
niet meer de toornige uitdrukking, maar er sprak wel
uit een half treurige gedachte, als voelde hij hetzelf
de als de kleine Angelika: waarom hebben de men
schen zulk een hekel aan mij?
Angelika's hart liep over van medelijden. Een natuur
lijke drang om hem lief te behandelen brak zich baan.
Zij ging vlak naast den grooten jongen zitten en
sloeg haar armen om zijn hals. Hij liet het zich eerst
welgevallen, maar lette er niet op. Maar dan sprong
hij driftig op en weerde haar af. Zijn gelaat zag bloed
rood. Maar tegelijk scheen hij zich weer te herinne
ren dat de kleine dank verdiende. Hij keek haar vrien
delijk aan en zeide: „Laat ons gaan." Hij gaf haar
de hand, raapte hare en zijne bloemen op en zij gingen
naar beneden den heuvel af.
Hij geleidde haar met zorg, want het pad was glad.
Zij begon weer te babbelen en menigmaal gaf hij haar
vriendelijk bescheid. Maar toen zij in het gezicht van
den molen kwamen, stuurde hij haar alleen vooruit,
Hij zelf liep in een wijde bocht daar rondom heen.
Er was iets van de trotsche vrees van een geslagen
hond in zijn wezen, terwijl hij dat deed.
Het huis vau zijn moeder, waarheen Mozes nu de
schreden wendde, stond aan den straatweg, maar toch
zoo, alsof het zich vreesachtig verschool. Het kleine
oude dak was slechts zichtbaar. Een paar uitgesleten
treden voerden naar den ingang die slechts een don
kere opening was. De deur was reeds lang verdwenen,
als zij er ooit was geweest.
Mozes trad het huis binnen. Dat was van binnen
evenals van buiten ruw en oud. Alles wees op armoe
de, maar de vloer was zindelijk en helder. De weduwe
Ascbwonden was een zindelijke vrouw. Zij had geen
geld om het huis te laten opknappen, maar al wat
er maar eenigszins aan kon gebeuren, dat geschiedde.
Haar man had het huisje voor een klein bedrag ge
kocht. Toen het spoor in het dal van Moriël was ge
legd, was het huisje voor de werklieden gebouwd ge-
worden.
In het voorste vertrek waren een paar deuren. Uit
de eene drong rook. Daarachter lag de keuken. Het was
rook die koud was en misschien reeds uren in dat
j vertrek had gehangen. Verderop lag de woonkamer.
Daarheen ging Mozes. Daar stond zijn moeder in het
Zondagsche pak en had den bonten katoenen omslag
doek nog niet lang ter zijde gelegd. Zij leunde tegen
den stijl van een deur en scheen in gedachten ver
diept, waarin de komst van haar zoon haar stoorde.
Zij was een slanke, flinke vrouw.
Zij wendde zich dadelijk tot Mozes. „Ik ben daar
geweest," zeide zij, terwijl zij haar werkpakje van
een spijker nam. „Je kunt morgen in de steengroeve
komen. Galanti wil je hebben."
Mozes antwoordde niet.
Zij keek naar hem, zooals hij door de kamer stapte
op het houten balkon ging staan en naar 't groene
dal keek. De vrouw had mooi, bruin haar, maar er lie
pen reeds grijze haren door en de glans was er
ook reeds af. Haar huid was met zomersproeten bedekt
en haar gelaat vroeg-oud en zonder schoonheid meer.
De neus sprong scherp naar voren, de oogen waren
ingezonken en de trekken scherp. Zij greep met dorre,
knokige vingers rondom zich. In haar oogen kwam
een uitdrukking van verbazing en nieuwsgierigheid,
een zachte bezorgdheid, die zij niet toonen wilde, want
zij bespiedde slechts heimelijk den knaap dien het
gold.
Mozes stond nog steeds buiten en lette niet op
zijn moeder.
De kamer was zeer armoedig ingericht, tegen den
wand het bed van de moeder, in het midden een tafel
met een paar stoelen. Op het bed legde Julia Asch-
wonden de kleeren en begon haar oude jak aan te
trekken, maar dan bedacht zij zich en liep
zij naar haar zoon: „is dat niet naar je zin met de
steengroeve?"
Hij draaide zich naar haar om en beiden liepen de
kamer weer in.
„Weet ik niet," antwoordde hij met een donker
gezicht,
„Hebben zij je weer iets gedaan?" vroeg de moeder.
„Die Joost, die hond," stiet hij barsch uit.
Julia Aschwonden zuchtte. Zij stond aan de tafel,
de bruine hand op het blad geleund en het leek wel
of zij met haar tranen streed. Waarom lieten zij den
knaap niet met rust? Waar hij ging en stond lieten
zij hem merken, dat hij eer. tuchthuisboef tot vader
had. Sedert jaren was dat zoo. In den beginne had
hij zich weenend bij haar beklaagd. Nu sprak hij
nog zeer tegen zijn zin daarover, maar zij zag wel,
dat hij meer dan vroeger daaronder leed. De knaap
was vurig van temperament. En op een zekeren dag
was hij thuis gekomen met stralende oogen: „moeder
ik wil officier worden." Hij had een troep soldaten
ontmoet. Zij was er toen maar niet op Ingegaan, want
de vervulling en zijn wensch schenen haar te ver
van elkaar te liggen. Maar een oogenblik toch had
zij zich niet kunnen ontzeggen het genot, hem zich
af te schilderen, dien slanken jongeman in een schit
terende uniform, en hoe hij het door ijver en vlijt
tot iets groots zou kunnen brengen. Allen waren het
er over eens, dat haar jongen ijverig en viug was. De
onderwijzers die hem op school hadden gehad, zeiden
het en de slager waar de jongen in dienst was ge
weest, beweerde hetzelfde. Hij greep steeds met groote
opgewektheid toe, bij alles wat hij begon. Zijn lust
was als een vroolijk vuur.
Maar van alle kanten wierpen zij steenen op hem,
zoodat de jongen zich niet kon ontwikkelen en hij
plotseling alle energie verloor. Het was alsof zijn
moeder het zag, hoe het in zijn binnenste vroolijk
opsloeg, dat heilig vuur van zijn verlangen om iets
goeds en groots te worden in de wereld, maar ook hoe
de anderen steenen wierpen in dat vuur. Hoe dat spatte
en vonkte en opnieuw wear trachtte op te laaien. En
zij had met gebalde vuisten naar buiten willen snellen
en hen die de steenen wierpen met scheldwoorden
willen verjagen. Haar zelf deed deze verachting van
de mensehen geen pijn. Zij was reeds afgestompt, on
verschillig, was nooit met opgeheven hoofd door het
leven gegaan, maar met den jongen was het anders;
wat zij dien deden, sneed haar door de ziel.
„Misschien ging het wel beter, als ik ver hier
vandaan was," zeide Mozes nu.
Julia wist dat hij gelijk had. Zij antwoordde ook
niet, maar ging zwijgend op een stoel zitten, die naast
haar stond.'
Mozes ging op een tweeden zitten, die aan de
andere zijde van de tafel stond.
De gedachte over het heengaan van Mozes hield
hen beiden bezig. Er lag iets vreeslijks in voor hen,
want zij waren nooit uit deze omgeving weg geweest.
Zij kenden de wereld niet en zij waren bang daarvoor.
Ook scheen het hun niet anders mogelijk dan dat
zij scheiden moesten als de knaap weg wilde. De
moeder had hier haar woonplaats; dat ook zij kon
heengaan, kwam hen niet in de gedachten op.
Terwijl zij nog zoo zaten na te denken, hieven zij
bijna gelijktijdig het gezicht op en keken elkaar aan.
Hun trekken werden daarbij opgewekt, 't was alsof de
zon doorbrak. Een lachje speelde er om hun lippen,
maar zoo even, dat niemand zou hebben kunnen zeggen
dat het zoo was. Zij zeiden beiden geen woord van
wat zij voelden en geen van beiden gaf den ander een
teeder woord. Maar op beider gelaat had even de
liefde geschitterd, die hen beiden verbond. En het
was alsof zij elkaar de belofte hadden gegeven: „Wij
gaan. niet weg, gaan niet bij elkaar vandaan, dat kan
niet. De teederheid die zij elkaar niet openlijk wil
den toonen, verried zich evenwel ln de onverschillige
woorden die zij later wisselden.
„Wil je melk?" vroeg de moeder den zoon. „Je
zult wel dorst hebben."
Hij bedankte.
„Er is nog hout te hakken. Ik zal het even doen,"
zeide hij dan en verliet de kamer om werk te doen,
wat de moeder steeds zelf verrichtte, wanneer Mozes
op dagloon uit was.
Zoo waren zij beiden uit innerlijken drang er steeds
op uit, elkaar aangenaam te wezen. In hun wezen, het
evenwel schuw verbergend, lag de teederheid, wa*r*
voor zij geen woorden hadden.
(Wordt vervolgd.)