Binnenlandse!) Nieuws.
.al
Oefening met politiehonden.
Iemand schrijft in „De Avondpost":
Tk was vannacht laat op pad, en ging om circa
2 uur van Scheveningen langs den Badhuisweg op
Den Haag aan. De wind woei snerpend en huilend,
nu en dan drupte er een beetje regen, n Ongezel
lige nacht.
Dichtbij den Van Lennepweg gekomen, hoorde ik
boven den wind uit ineens 'n verwoed hondengeblaf
en voor ik nog goed had kunnen uitmaken, uit welke
richting dat geluid kwam, zag ik al 'n hond in vollen
ren over den weg vliegen, achter een man aan, die
uit alle macht liep wat hij loopen kon. Een inspec
teur van politie in uniform en 'n agent in de achter
hoede, ook met n respectabel vaartje.
Natuurlijk ik mede op de jacht. Wie zou het niet
doen? .Maar op 'n behoorlijken afstand, want ik vond
het minder noodig dat ik gezien werd.
't Duurde niet lang of 'n nijdig gebrom, en de hond
had den vluchteling te pakken. Die maaide met 'n
stok om zich heen, om den viervoetigen aanvaller van
het lijf te houden, maar het dier was niet te be
wegen los te laten.
De inspecteur arresteerde den boosdoener... die geen
boosdoener was. Want toen ik 'm onder het licht van
'n lantaarn zag passeeren en hem goed kon opnemen,
bleek hij gekleed te zijn in 'n stevig leeren pak,
dat wel expresselijk voor die gelegenheid vervaardigd
scheen.
Daar was ik dus met den neus in de boter geval
len. De politie was op oefening met haar honden.
't Was wel bitter guur, maar 'k heb me niet het
genoegen kunnen ontzeggen om als ongezien toeschou
wer er waren er nog vier, waarschijnlijk officieele
heeren de geschiedenis mee te maken.
't Was waarachtig aardig om te zien en de honden
werkten perfect, 'k Zou geen dief aanraden, het met
de beesten aan den stok te krijgen, want hij legt
beslist het loodje.
De man met het leeren pak werd den tuin van 'n
onbewoonde villa ingestuurd, waar die al niet goed
voor zijn: 't Was er natuurlijk geheel donker en toen
de „dief" zich had verstopt tusschen het klimop ach
ter liet huis 'k kon er net schuin opkijken zou
geen sterveling, al passeerde hij het hek rakelings,
den man hebben opgemerkt.
Een hond werd na *n poosje ook den tuin ingezon
den; hij had zijn pooten er nog niet in of hij gaf
„luid", zooals de technische term is. En niet zoon
klein beetje. Weldra verscheen de man aan het hek,
wanhopig schoppend en slaand naar den hond, die hem
vlak op de hielen zat. De dief het hek uit, de hond
mee. „Vast!" commandeerde de inspecteur, die nader
was gekomen en floep! had de hond de leeren panta
lon van den vluchteling te pakken.
„Kip ik heb je!" dacht de inspecteur, en arresteer
de den man, die 'n eind werd opgebracht met den
hond als trouw® wachter vlak achter hem
Toen kwam de hond nummer drie op het appèl,
wiens optreden me hoogst interesseerde.
l)e groep schoof in het donker voort, ik voetje voor
voetje mee in de richting. Bij 'n huis in aanbouw werd
stilgehouden. De zandhoopen, de keet, de kuilen, dat
alles bood 'n prachtige schuilplaats aan 'n mogelij
ken boosdoener. De „dief' scharrelde over de zand-
hoo)>en en verstopte zich ongetwijfeld zoo goed hij
maar kon.
Daar kwam de hond; even 'n neusgesnuffel, hoep:
met een sprong over 'n hoop. Nauw was z'n rug ver
dwenen achter de overwonnen zandmassa of 'n luid
geblaf, dat, gecombineerd met het geblaf van zijn
twee voorgangers, van de omwonenden wel de een
of ander zal gewekt hebben, verkondigde dat de man
was ontdekt. Het „luid geven" deed de hond dus uit
stekend.
Dat was me 'n vasthouder die hond'
De man nam z'n beenen onder z'n arm, maar kon
haast niet voortkomen.. De hond draafde steeds vLak
voor hem, nu en dan eens waarschuwend opspringend
tegen hem. tot hij op het kommando aanpakte. Op 'n
afstand van 'n vijftig meters ruim hoorde ik de broek
van den vluchteling scheuren; met waren wellust scheen
de hond z'n tanden er in te hebben gezet. Hoe de
nader met eiken stoot. Zij meende en voelde zich daar-
gesteund. De rug was gekromd, het hoofd gebogen.
De maan bescheen de plaats en kleurde het roode haar
van Mozes zachter. Hij keek even op, toen hij Angelika
hoorde aankomen, maar dadelijk zonk hij weer in zijn
vroegere houding terug, alsof zij niet in staat was
hem af te brengen van die dingen waarover hij blijk
baar zeer ernstig nadacht.
Angelika groette.
Hij gaf een knikje terug en zeide na een kleine
pauze: „Goeden avond," zonder dat hij nog eenmaal
had opgekeken.
„Is het waar, dat er een vechtpartij is geweest?"
vroeg Angelika.
Hij bevestigde het kortaf.
Zij keek op hem neer. Duizend gevoelens bestorm-
"den haar. Op eenmaal meende zij te bemerken, dat
Mozes weende. Zij ontstelde en kon het nauwelijks
gelooven. De.mannen van Moriël deden zoo Iets niet,
hét minst van allen Mozes. Maar zij boog zich over
hem heen en zag in het maanlicht de tranen hem
over de wangen loopen. Het was dus toch zoo!
„Mozes"! zeide zij. Zij was zeer ontsteld. Hij rukte
zijn zakdoek uit zijn zak en wreef zich daarmee de
oogen af. „Ga toch"! zeide hij toornig tot haar. Hij
Was boos, omdat zij hem zwak had gezien.
Zij week bevreesd een stap terug. Dat echter deed
hem leed en hij verontschuldigde zich: „ik kan het
niet helpen. Het is mij ellendig genoeg te moede."
„Wil je niet liever weggaan?" vroeg zij. Zij had
den deze mogelijkheid reeds vroeger te zamen bespro
ken en beiden beslist het heengaan onmogelijk ge
noemd. Zoodoende klonk deze vraag reeds zeer aarze
lend.
Mozes schudde het hoofd. „Waarheen? Moeder
hangt aan het dorp en aan het huis en zoo lang zij
leeft en..."
Hij aarzelde en keek haar aan. Er kwam een zonder
Iinge stilte tusschen hen. Nog geen van beiden had
daar te voren aan gedacht. Nu echter schoot heiden
dezelfde gedachte door het hoofd: „Jij bent er ook
nog Angelika!"
Het was vreemd, hoe zij beiden op hetzelfde oogen-
blik wisten wat zij dachten. Zij beiden bloosden en
waagden het niet verder te spreken. Mozes werd met
geweld zijn bevangenheid meester. Hij herhaalde wat
hij haar reeds vroeger had gezegd: „dat is het vree-
selijkste, dat zij gelijk hebben."
Andermaal liet hij het hoofd zinken en staarde naar
den grond. „Ik weet het," steunde hij. „Het zal ko
men! Wanneer zij mij niet van mijn jongste jaren af aan
dat vreeselijke hadden herinnerd, was het misschien
gegaan. Ik had het bepaald tot iets tn de wereld ge
bracht! Maar zij hebben mij steeds op mijn vader ge
wezen. Totdat ik gemerkt heb, dat ik het erfdeel van
hem heb: die blinde woede, de wraakgierigheid, de
begeerte iemand iets aan te doen, die mij leed heeft
gedaan. Ik heb mij daartegen verzet met al de kracht
die tn mij was. God weet, dat ik de waarheid spreek.
Ziek ben ik ervan geweest. Maar nu ben ik sterker
geworden, sterk als een beer! Nu nu voel ik, dat het
ongeluk nader en nader komt."
Het was vreeselijk hem te hooren, hoe hij daar in
elkaar gehurkt zat en voor zich heen mompelde.
Zijn vingers openden en sloten zich. Het was of
zijn gansche lichaam door een kramp werd gepijnigd.
Men kon het hem aanzien, hoe hij tegen iets boven-
machtigs zich lang en hevig had geweerd en zich nog
verzette.
Angelika voelde hoe de schuld hier niet bij hem
was. De menschen begrepen hem niet. Zij stieten hem
in het ongeluk, als in een afgrond, steeds nader en
man ook schopte, de hond liet zich rondzwaaien, doch
van loslaten geen quaestie.
Tot het kommando „los! klonk; oogenblikkelijk
i werd de man vrijgelaten, dal wil zeggen, hij kon geen
stap doen of de hond was bij hem Werkelijk mooi.
De inspecteur liet zich toen door den „boosdoener"
slaan, de hond. die op 'n afstand kalmpjes lag te
rusten, hoorde niet hel gefluit van den politieman, of
in 'n ondeelbaar oogenblik pakte hij vast. en voor
den man was alle kans op ontsnappen verkeken, 'k
Wachtte nog even, toen zag ik inspecteur en boosdoe
ner. de laatste nogal aardig gehavend in zijn kleeding.
broederlijk naar hel posthuis gaan.
De oefening scheen voor vannacht afgeloopen en
ook ik ging met den looppas naar huis
Prachtig vervoermiddel.
Een lezer van Het Volk meldt:
Zondagavond kwam ik van Eibergen om over Ruur-
lo en Zutphen naar Amsterdam te gaan. Tusschen
Borculo en Ruurlo stopte het locaal-treintje eensklaps
midden op den weg: de locomotief had geen water
meer!
Goede raad was duur. Er werd onder belangstellen
de medewerking der uit de vensters gestoken passa-
giershoofden naarstig overleg gepleegd, met het resul-
taat dat men weldra de geheele familie van den naast-
bijzijnden baanwachter tn nachtgewaad emmertjes wa
ter naar de locomotief zag dragen.
Een 50 a 60 emmers waren op die wijze aangebracht,
toen bleek dat aldus de machine snel afkoelde en al
het stoken van het machinepersoneel er niet in slaag
de om iets anders te bewerkstelligen, dan dat de
trein alleen achteruit kon. Borculowaarts! En men moest
vooruit, Ruurlowaarts!
Wederom werd overleg gepleegd en nu kwam men
tot het besluit, dat de stoker naar Borculo zou wan
delen en daar naar Ruurlo zou telefoneeren om een'
locomotief, ten einde den trein op te halen.
Zoo gezegd, zoo gedaan, en eindelijk en ten lange
ltste kwam men zoo in Ruurlo aan. Maar hier was
de laatste trein naar Zutphen al lang weg. Wat nu
te doen? Mbn vond er dit op: dat het locaaltje langs
de verlaten Tspoorbaan eenvoudig door werd gestuurd
naar Zutphen en zoo kwam dit allermodernste vervoer
middel rammelend en blazend onder algemeene hilari
teit het station Zutphen binnen en konden de reizi
gers nog Amsterdam bereiken!
Oude Niedorp.
Uitslag van de verhuring van dijken en wegen in
de banne Oude Niedorp, gehouden op Woensdag in
het lokaal van den heer T. de Jong, uitsluitend voor de
ingezetenen.
D ij k e n.
Perceel 1. Gehuurd door K. de Boer voor 40, vorig
jaar dezelfde. Perc. 2. Gehuurd door S. de Boer voor
40, vorig jaar dezelfde. Perc. 3. Gehuurd door T. de
Hooiveld voor 45, vorig jaar dezelfde. Perc. 4. Ge
huurd door R. Vis voor 45, was vorig jaar verhuurd
aan J. Kaag voor 50. Perc. 5. Gehuurd door J. Kaag
voor 40, was vorig jaar verhuurd aan J. L. Strijbis
voor 45.
Wegen.
Perceel 1. Gehuurd door C. Witsmeer voor 6, vorig
jaar dezelfde. Perc. 2. Gehuurd door G. de Groot voor
22.75, vorig jaar gehuurd door A. Duinker voor 15.
Perc, 3. Gehuurd door G. de Groot voor 1, vorig jaar
gehuurd door P. de Geus. Perc. 4. Gehuurd door P.
de Geus voor 1 8.25, vorig jaar dezelfde. Perc. 5. Ge
huurd door A. Duinker voor 12.25, vorig jaar ver
huurd aan J. Bossen voor 10. Perc. 6. Gehuurd door
C. Wonder Hz. voor 14, vorig jaar dezelfde. Perc.
7. Gehuurd door P. Agenant voor 16, vorig jaar de
zelfde voor 20. Perc. 8. Gehuurd door Jb. Wester
voor 12, vorig jaar dezelfde voor 18. Perc. 9. Ge
huurd door D. de Groot voor 10. Perc. 10. Gehuurd
door D. de Groot voor 12, vorig jaar dezelfde samen
voor 25. Perc. 11. Gehuurd door Jb. de Jong voor
2, vorig jaar dezelfde. Perc. 12. Gehuurd door C.
Bakker voor 4, vorig jaar dezelfde voor 14.50. Perc^
13 Gehuurd door W. Zijdewind voor 20, vorig jaar
dezelfde voor 22. Perc. 14. Gehuurd door C. Noord?
strand voor 30. vorig jaar gehuurd door B. Kamp vooi
21.50. Perc. 15. Gehuurd door K. Hemke voor 38.75;
Perc. 16. Gehuurd door K. Hemke voor 49.25, vorig
jaar dezelfde samen voor ƒ56.50. Perc. 17. Gehuurd door
H. Groot voor 1 1.50, vorig jaar dezelfde. Perc. 18.
Gehuurd door Jb. Berkhout voor 4.50. Perc. 19. Ge
huurd door Jb. Berkhout voor 4.50. Perc. 20. Ge
huurd door Jb. Berkhout voor 14, vorig jaar dezelfde
samen voor 26.25.
De totale opbrengst van de dijken is -10, vong
jaar bedroeg die opbrengst 220.
De totale opbrengst van de wegen is 282.7a, vorig
jaar was dat 261.50.
Hij werd er niet makker op.
Als gebeurd te Veendam schrijft de N. V eend. (.1.
Plaats van handeling: Beneden verlaat In t kanaal
drijvende de schuit van Kolk. daarop de knecht mui
dezen. Harni. Kop den wal eenige der meest befaamde
typen van T Verlaat, vloekende tegen en bedreigende
den knecht met: „Bist nog nait van mie of, Harm.
ur !enz. De meest beruchte onder hen. Harm SI., heeft
zich ld aarbij zoo opgewonden, dat hij, de kans schoon
ziende, plots op een schip springt, tegen het protest
van den schipper een langen haak grijpt, en met volle
kracht een prik doet naar den bedreigden knecht.
De allicht doodelijke steek wordt nog juist ontwe
ken; de haakpunt vindt geen steunpunt, de geïncar
neerde onverschilligheid aan het andere eind verliest
daardoor het zijne, en duikt met een prachtige salto
mortale tusschen schip en schuitGevoel en haii
echter uiten zich zonder overwegingen; fluks is de
knecht toegesneld en steekt den drenkeling denzelf
den haak. ter redding toe. Geen dank echter klinkt
hem tegen, doch in onbekoelden toom hetzelfde drei
gement: „Bist nog nait van mie of. Harm. ur"'
M jjlenvangen.
In Friesland zijn werkelooze arbeiders tegenwoor
dig druk aan hel mollenvangen, wat gelukt dit van
gen wat een aardig daggeld geeft, wijl elk mollen-
velletje nu reeds met 7 cent betaald wordt.
Maar er zijn slechts enkelen, die de mollen gemak
kelijk vangen, en deze betaalt de boer boven
dien graag met een daggeld Een hunner hij woont
in de gemeente Schoterland is een meester in t
vak. Met zijn hondje, dat prachtig afgericht is, vangt
hij alle mollen uit het land weg.
.Maar hij laat zich betalen ook. Van den boer vraagt
hij per dag f 1.boven den kost; de opbrengst dei-
gevangen mollen is ook voor hem.
Gisteren ving hij 18 mollen en maakte dus f 2.26
daggeld plus vrijen kost.
1 reurig.
In de suikerfabriek St. Antonie te Oudenbosch had
Donderdagmorgen een treurig ongeluk plaats. De werk
man A. A., van Oud-Gastel, wilde een hout aan een
der voorwarmers vastdraaien. De bout brak, zoodat
het kokende sap uit den voorwanne!' stroomde en A.
omver spoelde. Deze verbrandde daardoor zijn beide
beenen terwijl hij door den val nog het rechterbeen
brak. In zorgwekkenden toestand is hij naar het gast
huis te Oudenbosch vervoerd.
Hoe laag!
l'it Almkerk meldt men aan de Standaard, dat zich
daar het volgende geval heeft voorgedaanIn deze
plaats bestaat een muziekvereeniging. die, als naar ge
woonte repetities houdt. Op een dezer repetities heeft
men een knaap, zoon uit een oppassend gezin, een
kind van dertien jaar. dronken gevoerd; zoo erg, dat
het knaapje bewusteloos thuis werd gebracht. Öf lie
ver, men zette hem tegen de deur van het ouderlijk
huis. en klopte toen aan. De ouders hebben uren werk
gehad om, met behulp van een paar buren, het kind
weer normaal te krijgen. De inzender van het bericht
vraagt, of dit schandelijk feit niet in de ter-men der
strafwet valt, en of bet niet noodig is, dat de justitie
in deze zaak, waar de daders natuurlijk bekend zijn,
maatregelen neemt.
Eenden met voorjaarsneigingen.
Als eene curiositeit meldt de ,,'s-Hert Gt." dat hij
den heer R. op het Ricsenbroek aan de Niers te Otter-
sum de eenden trots het vergevorderde seizoen nog
eieren leggen. De laatste tien dagen legden zij nog
i ede ren dag.
Arm dier.
De koe, waarvoor gepleit wordt tusschen een boer
te Bovenknijpe en een slager te Heerenveen. die haar
kocht, doch niet wilde ontvangen, omdat zij wild
was. loopt nog altijd dag en nacht in een weide te 't
Meer (Fr.) en staat te rillen van de koude, 't Is te
hopen, dat de Vereeniging tot bescherming van dieren
zich het lot van 't arme beest aantrekt, 't Beest wordt
met den dag magerder
tusschen te moeten werpen, uitroepend met de han
den omhoog: „Laat af, ellendelingen."
„Ik weet, dat jij er niets aan kunt doen, Mozes,"
zeide zij. Zij moest het zeggen.
Haar stem klonk niet vast. Hij bemerkte hoe zij leed
onder zijn ellende. Toen stond hij plotseling op en
ging met aarzelende schreden het pad af, naar huls
toe.
„Waar wil je heen?" vroeg Angelika. Zij was bang
om hem, ging hem na, hem op eenlgen afstand ang
stig bespiedend.
Hij moest na eenige seconden reeds weer wat rusti
ger zijn geworden, want in de schaduw van een groo-
ten eik bleef hij staan en wachtte op haar.
Aan den hemel waren zwarte wolken zichtbaar ge
worden, zij rukten steeds nader, zwaar en zwart, lang
zaam, hooger en hooger tot in de nabijheid van de
wondervolle maan. Daar hielden zij als een leger voor
zijn maarschalk halt.
Mozes keek Angelika dankbaar aan. „Jou kan ik
niet genoeg dankbaar zijn," zeide hij op plechtigen
toon.
„Waarom?" vroeg zij eenvoudig.
„Wanneer allen tegen mij geweest waren als jij en
je moeder," zeide hij met in de leege verte starende
oogen, „was het kwaad niet zoo hoog in mijn bin
nenste opgeschoten."
Hij greep haar hand vast en hield die. Zoo stonden
zij een poos naast elkaar en keken naar de scha
duwen, die aan hun voeten lagen. In de stilte echter
die hen omgaf voelden zij, dat iets door hun handen
ging, die zij argeloos in elkaar hadden gelegd. Het
was eerst een gevoel van genot, dan wies daaruit
op een verlangen. Nu raakten zij elkaar aan met dé
schouders en nu keken zij elkaar aan. Mozes legde,
haar hand vasthoudend, zijn anderen arm om Angelika.
„Wanneer ik jou altijd zoo dicht naast mij had, d^.n
konden zij praten zij
Toen hij dat gezegd had, lachte hij hoonend: „maar
dan vallen eerder de bergen in elkaar," zoo weer
sprak hij zichzelf.
Angelika antwoordde niet, maar zij vlijde zich tegen
hem aan. Zij wist, wat hij meende, en hun samenko
men was zoo onmogelijk, dat zij het in dit oogenblik
niet waagde, hem en zichzelf hoop te geven. Maar zij
was op dit oogenblik gelukkig, had geen anderen wensch.
De blijde stilte der eerste liefde, die aan reinheid
en geluk haars gelijke niet had, kwam over hen bei
den. Evenals het maanlicht langzamerhand het dal
had beschenen, zoo maakte ook deze stilte zich eerst
meester van Angelika en dan ook van Mozes. Zij ver
gaten over datgene te spreken, wat hen eerst zoo had
beziggehouden. Zij leefden slechts in dit oogenblik,
hielden elkaar vaster omstrengeld; dan kusten zij
elkaar. Lang bleven zij te zamen.
Toen zij eindelijk afscheid van elkaar namen, waren
de wolken boven hen toch meester geworden. Zij had
den, zonder dat de beide menschen het merkten, de
maan opgeslokt. De glans was dood, koud lag de sneeu\
over de -bergen het was donker waar het zooeven
nog geschitterd had.
HOOFDSTUK IV.
Angelika Lombardi bloosde, wanneer men den naam
van Mozes Aschwonden noemde. Zij nam tegenover de
menschen minder ijverig zijn partij op dan vroeger.
Voor de menschen! xn stilte was zij zoozeer de zijne,
dat zij-in geheim verdriet en vreugde haar dagen door
bracht. Een eeuwige angst kwelde haar, of er op dat
oogenblik niet een nieuw onrecht tegenover hem ge
schiedde of een gebeurtenis plaats had, die zijn
hartstocht zou opwekken.
Zij had geleerd, nadat hij het haar had geschilderd,
hoe dat erfdeel zijns vaders was als de bloeddorstig
heid van roofdieren en met welk een inspanning van
al zijn krachten hij dat booze meester bleef. Zij be
wonderde hem, dat hij dag aan dag met zichzelf wor
stelde, en erkende ook wel, welk aandeel zij zelf aan
zijne overwinningen over dezen hartstocht had. Uit
liefde voor haar, wist hij steeds weer nieuwe kracht
te verwerven om meester van den toestand te blijven.
Maar de menschen van Moriël veranderden niet. Zij
bemerkten in Mozes steeds de verbeten woede, wan
neer een hem schold, en uit plaagzucht begonnen zij
hem dan eerst recht te plagen, om eens te zien hoe
lang die strijd in zijn binnenste zou duren. Ook hun
heimelijken angst voor hem nam niet weinig toe.
Een noodlot, een gebeurtenis komt uit nietigheden
voort, uit zeer kleine dingen, maar de geheimzinnige
gevolgen dringen zich al$ onweerstaanbare machten
daarachter.
Angelika en Mozes zagen elkander maar zelden.
Sedert hun wederzijdsche liefde zich had geopenbaard,
hadden zij nooit meer van een ongestoord samenzijn
genoten. Mozes zocht niet daarnaar en Angelika waag
de het niet, het te bevorderen, want haar broeder
hield scherp het oog ep haar en door hem beinvloed
had ook haar moeder haar welwillende houding tegen
over de buren veranderd. Zoo was een vlugge hand
druk, een streelen met de vingers, een lange blik alles,
waarmede zij elkander zeiden, wat zij voor elkaar ge
voelden. Thuis en ook in haar omgang met andere
menschen behield Angelika haar zachte, geduldige en
vriendelijke manieren, die haai vele harten deden win
nen. Zij was voor haar moeder een stille maar trouwe
hulp. voor den broeder een vriendin. Waar in het dorp
armen of zieken waren, daar ging zij bepaald heen,
won daardoor de hoogachting van den geestelijke en
werd spoedig zijn steun en hulp bij de verpleging der
armen. Men sprak in Moriël nooit anders dan over de
goedheid van Angelika Lombardi.
Het was zeer opmerkenswaard, hoe met de steeds
grooter wordende welstand van de familie uit den zaag
molen de zaak had eenige zeer beste jaren door
gemaakt ook haar invloed op de gebeurtenissen
en aangelegenheden van het dorp zeer toenam. Wel
is waar hield Maria Lombardi er niet van zich op den
voorgrond te plaatsen, maar zij gaf ruim aan liefdadige
zaken en verwierf zich een welstand die haar niet wei
nig in de achting harer medeburgers deed rijzen.
„Die daar op den molen worden steeds grooter en
wij maar immer kleiner." zeide Mozes tot z'n moeder,
toen zij op een keer met elkaar aan tafel zittend van
een nieuwe waardigheid spraken die Jozef Lombardi
in de gemeente had gekregen.
Julia Aschwonden zag er ziekelijk uit. Haar gelaat
was geel, haar gestalte gekromd en ofschoon haar gang
nog steeds licht was, lag er toch een zekere moeheid
over haar doen en laten, wat ook teruggevonden werd
in de uitdrukking harer zwarte, diepliggende oogen.
„Wij hebben, wat wij noodig zijn," gaf zij haar
zoor, tevreden ten antwoord. Zij verlangde niet meer
dan vrede in haar kamer. De regelmatige verdiensten
van haar zoon in de steengroeve bestreden niet alleen
alle behoeften, maar stonden haar toe. zelfs een klein
spaai pot je te maken. Zij greep met haar magere rech
terhand naar die van Mozes en streelde ze zachtkens.
Deze schokte op, zooals hij tegenwoordig veel deed
bij een aanraking of een woord. Het was alsof zijn
gedachten steeds ver waren. Hij had over de tevreden
heid van zijn moeder nagedacht en daarbij zich voor
de duizendste maal gevraagd, hoelang de vrede, die
hare vreugde was, nog duren zou. Zoozeer was hij
met zijn gedachten bezig, dat hij de buitenwereld had
vergeten. Zijn handen beefden. Zijn vingers openden
70 Sprekers voor de Waterstaatsbegrooting.
Toen Woensdagavond de Tweede Kamer zou begin
nen aan de behandeling der aterslaals-begrooting,
deelde de voorzitter onder grooie hilariteit mede, dal
70 spr.'s vóór die begroot ing stonden ingeschreven. Hij
deelde verder mede. dat hij dus genoodzaakt zou zijn
voor te stellen, nog een aantal av°Hd-ve!rgadennger) te
houden, die \tfaai-sehijnlijk alle het middernachtelijke
uur zullen overschrijden.
„Ik stel mij", zoo zei de voorzitter, onder daverend
gelach, „gaarne beschikbaar voor de Kamer."
Toen klom dc eerste van de 70 sprekers, de heer
Van ForeesL op den kansel.
Oude Niedorp.
Woensdag is de lieer .1. I.igtharl. door de Ingelan
den van de banne Oude Niedorp met op 1 na {d-
gemeene stemmen, benoemd tol Hoofdingeland van
de Sehager- en Niedorper Koggen, in de plaats van
den heer P. Schaap, die benoemd is lot Heemraad
van idem.
St. Maarten.
De leverantie van dé schooLbehoeften voor 1909 js
gegund aan de firma Trapman en Co. te Schagen Voor
de som van f 145.50.
Vroeg voorjaar?
Te Uiterwijk heeft een schaap van den landbouwer
A. van Oudheusdne thans reeds twee jongen gewor
pen. Om dezen tijd van het jaar ziet men dit zelden.
Het Kamerlid De Boer.
De heer K. Cz. de Boer, lid van de Tweede Kamer
voor het kiesdistrict Zaandam, heeft in een schrijven
aan de afdeéling Zaandam der Liberale Unie nader te
kennen gegeven zich met het oög op drukke bezighe
den voor een herkiezing als Kamerlid niet meer be-
(schikbaar te stellen. De kiesvereeniging heeft naar
aanleiding daarvan de vrijzinnige kiesvereenigingen in
het district uitgenoodigd tot een samenkomst, ter
bespreking dezer vacature.
i Door den trein gedood.
Te Blerik is Woensdagavond door den trein over
deden en onmiddellijk gedood de 18-jarige dienstbode
G. Boots. Zij is vermoedelijk door de duisternis mis
leid.
Eekhoorns.
Uil „De levende Natuur" namen wij een stukje
over. waarin werd geschetst de aardige levendigheid,
welke de eekhoorns geven aan hel GentraJ Park te
New-York. Een onzer lezers vertelt ons zijn erva
ring met deze vlugge gasten. Hij schrijft ons o. a.:
Voor eenige jaren bewoonde ik een huis op de
Keizersgracht bij de Leidsche straat met tuin. Daar
had ik een verbazend groote voliere, bedekt met glas.
Ik hield daarin eenige kippen, die ik altijd zelf voer
de met mais. Ook had ik er een viertal eekhoorns in.
Met die diertjes werd ik zulke goede vrienden, dat
ze in al mijn zakken kropen om te onderzoeken, of
daar ook een nootje voor hen te vinden was, waarvoor
ik altijd zorgde. Dat haalden ze er uit en sprongen
vlug daarmede in den aanwezigen boom, om het op
te knabbelen. Eenmaal is het ook gebeurd, dat er een
in de mouw van mijn jas onder den arm kroop en
aan de hand er uit kwam.
De achterzijde van de voliere was rustiek en geen
holletje was daarin of er was een maiskorrel in ge
borgen. Het was kluchtig om dat alles te zien.
Ik heb heel wat pret met die diertjes gehad, waar
aan kwajongens uit de Leidschestraat een einde maak
ten, door de ruiten der voliere stuk te gooien.
Hdblad.
Prins Hendrik en het Roode Kruis.
Het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd, bij
Koninklijk besluit van 16 dezer te benoemen tot voor
zitter van het hoofdcomité der Vereeniging „het Neder-
landsche Roode Kruis", Hoogstderzelver Gemaal, Zijne
Koninklijke Hoogheid den Prins der Nederlanden, Her
tog van Mecklenburg. St.ct.
Zijpe.
Mej. G. Klok alhier, is met ingang van 22 dezer,
aangesteld als leerling-verpleegster in het Rijks-Krank
zinnigen gesticht te Medemblik.
en sloten zich zijn heele houding drukte vrees en
ellende uit.
Nu kwam er voor den molen van Moriël een eere
dag. Hij zou wel bepaald onopgemerkt zijn voorbij
gegaan wanneer Maria Lombardi alleen de zaak had
gedreven. Haar zoon echter, die door een toeval de
ontdekking had gedaan, dat op dezen dag de zaak
vijftig jaar had bestaan in handen zijner familie, greep
met vreugde de gelegenheid aan om een groot feest
te vieren.
Op een Woensdag in het vroege voorjaar toen de
sneeuw nog op de velden lag en de straatweg nat
en vuil was, stond het rad van den molen stil en
waren er geen arbeiders. Jozef had Joost Muheim en
de beide jonge knechten die hij sedert geruinjen tijd
had moeten aanstellen, vrijaf gegeven. Voor den avond
had hij twee vereenigingen, waartoe hij behoorde: de
schutters en de zangers bij zich aan huis genoodigd.
De groote houtloods was voor dit doel in orde gemaakt,
daarin zou getafeld en gedanst worden. Maria Lom
bardi had niet veel op met het plan van haar zoon,
doch weigerde haar toestemming niet, omdat zij op
de werkkracht en de energie van Jozef werkelijk
trotsch was. Zij deed dus geheel zijn wil, meer dan men
van haar krachtige persoonlijkheid had durven ver
wachten.
Jozef bevond zich den ganschen dag in een toe
stand van levendige opgewondenheid. Hij bracht met
Angelika en de dienstbode zelf tafels en stoelen in
de schuur, spijkerde allerlei versieringen vast, hing
lampen op. Dan bracht hij een bezoek aan kelder en
keuken en begaf zich meermalen op den dag naar het
dorp, waar hij zoowel om de verdiensten van zijn voor
vaderen, als van zichzelf levendig werd vereerd en
gevierd.
Hij moest in verschillende herbergen de vrienden
bescheid doen, maar daar hij zeer veel kon verdragen,
werd hij wel parmantiger en deed hij gewichtiger nog
dan anders, maar hij bleef toch volkomen meester over
zijn zinnen. Het was evenwel een groote fout geweest,
om de knechten den ganschen dag vrijaf te geven.
Zij bezochten reeds in den morgen eenige herbergen
en begaven zich na het middagmaal, andermaal naar
het dorp en lieten zich eerst weder zien toen de feest-
genooten, een groot deel van de mannelijke en vrouwe
lijke bevolking van Moriël, reeds in den molen waren
aangekomen
Het was een warme, donkere avond. Het was den
ganschen dag wat mistig geweest en dat bleef 's avonds
eveneens zoo. De hemel was bewolkt en onrustig en
geen ster was te zien. Maar daar het toch zooge
naamde lichte maan was, was het toch nog licht ge
noeg om het jagen der wolken te kuniien zien.
In den molen lette men evenwel niet op al die
dingen. Daar was het vroolijk en luidruchtig. Men zong
er lustig op los en menige jolige schreeuw was een
uiting van bovenmatige vreugde. De lampions brand
den en eenmaal raakten er een paar in vlam, wel een
bewijs, dat deze wijze van verlichting niet de ware
was voor een plaats waar zooveel brandbaars lag op
gestapeld. Maar vele rappe handen hadden spoedig het
gevaar vermeesterd. Aan de tafels zaten dicht naast
elkaar gedrongen de mannen en vrouwen van Moriël.
Mannen in hun eigenaardige kleederdracht met bruine
gezichten, schitterende oogen en wilde woorden, naast
slanke vroegrijpe en In den strijd om het bestaan reeds
afgetakelde vrouwen.
Wordt vervolgd.