Binnenlandse!) Nieuws. .al Oefening met politiehonden. Iemand schrijft in „De Avondpost": Tk was vannacht laat op pad, en ging om circa 2 uur van Scheveningen langs den Badhuisweg op Den Haag aan. De wind woei snerpend en huilend, nu en dan drupte er een beetje regen, n Ongezel lige nacht. Dichtbij den Van Lennepweg gekomen, hoorde ik boven den wind uit ineens 'n verwoed hondengeblaf en voor ik nog goed had kunnen uitmaken, uit welke richting dat geluid kwam, zag ik al 'n hond in vollen ren over den weg vliegen, achter een man aan, die uit alle macht liep wat hij loopen kon. Een inspec teur van politie in uniform en 'n agent in de achter hoede, ook met n respectabel vaartje. Natuurlijk ik mede op de jacht. Wie zou het niet doen? .Maar op 'n behoorlijken afstand, want ik vond het minder noodig dat ik gezien werd. 't Duurde niet lang of 'n nijdig gebrom, en de hond had den vluchteling te pakken. Die maaide met 'n stok om zich heen, om den viervoetigen aanvaller van het lijf te houden, maar het dier was niet te be wegen los te laten. De inspecteur arresteerde den boosdoener... die geen boosdoener was. Want toen ik 'm onder het licht van 'n lantaarn zag passeeren en hem goed kon opnemen, bleek hij gekleed te zijn in 'n stevig leeren pak, dat wel expresselijk voor die gelegenheid vervaardigd scheen. Daar was ik dus met den neus in de boter geval len. De politie was op oefening met haar honden. 't Was wel bitter guur, maar 'k heb me niet het genoegen kunnen ontzeggen om als ongezien toeschou wer er waren er nog vier, waarschijnlijk officieele heeren de geschiedenis mee te maken. 't Was waarachtig aardig om te zien en de honden werkten perfect, 'k Zou geen dief aanraden, het met de beesten aan den stok te krijgen, want hij legt beslist het loodje. De man met het leeren pak werd den tuin van 'n onbewoonde villa ingestuurd, waar die al niet goed voor zijn: 't Was er natuurlijk geheel donker en toen de „dief" zich had verstopt tusschen het klimop ach ter liet huis 'k kon er net schuin opkijken zou geen sterveling, al passeerde hij het hek rakelings, den man hebben opgemerkt. Een hond werd na *n poosje ook den tuin ingezon den; hij had zijn pooten er nog niet in of hij gaf „luid", zooals de technische term is. En niet zoon klein beetje. Weldra verscheen de man aan het hek, wanhopig schoppend en slaand naar den hond, die hem vlak op de hielen zat. De dief het hek uit, de hond mee. „Vast!" commandeerde de inspecteur, die nader was gekomen en floep! had de hond de leeren panta lon van den vluchteling te pakken. „Kip ik heb je!" dacht de inspecteur, en arresteer de den man, die 'n eind werd opgebracht met den hond als trouw® wachter vlak achter hem Toen kwam de hond nummer drie op het appèl, wiens optreden me hoogst interesseerde. l)e groep schoof in het donker voort, ik voetje voor voetje mee in de richting. Bij 'n huis in aanbouw werd stilgehouden. De zandhoopen, de keet, de kuilen, dat alles bood 'n prachtige schuilplaats aan 'n mogelij ken boosdoener. De „dief' scharrelde over de zand- hoo)>en en verstopte zich ongetwijfeld zoo goed hij maar kon. Daar kwam de hond; even 'n neusgesnuffel, hoep: met een sprong over 'n hoop. Nauw was z'n rug ver dwenen achter de overwonnen zandmassa of 'n luid geblaf, dat, gecombineerd met het geblaf van zijn twee voorgangers, van de omwonenden wel de een of ander zal gewekt hebben, verkondigde dat de man was ontdekt. Het „luid geven" deed de hond dus uit stekend. Dat was me 'n vasthouder die hond' De man nam z'n beenen onder z'n arm, maar kon haast niet voortkomen.. De hond draafde steeds vLak voor hem, nu en dan eens waarschuwend opspringend tegen hem. tot hij op het kommando aanpakte. Op 'n afstand van 'n vijftig meters ruim hoorde ik de broek van den vluchteling scheuren; met waren wellust scheen de hond z'n tanden er in te hebben gezet. Hoe de nader met eiken stoot. Zij meende en voelde zich daar- gesteund. De rug was gekromd, het hoofd gebogen. De maan bescheen de plaats en kleurde het roode haar van Mozes zachter. Hij keek even op, toen hij Angelika hoorde aankomen, maar dadelijk zonk hij weer in zijn vroegere houding terug, alsof zij niet in staat was hem af te brengen van die dingen waarover hij blijk baar zeer ernstig nadacht. Angelika groette. Hij gaf een knikje terug en zeide na een kleine pauze: „Goeden avond," zonder dat hij nog eenmaal had opgekeken. „Is het waar, dat er een vechtpartij is geweest?" vroeg Angelika. Hij bevestigde het kortaf. Zij keek op hem neer. Duizend gevoelens bestorm- "den haar. Op eenmaal meende zij te bemerken, dat Mozes weende. Zij ontstelde en kon het nauwelijks gelooven. De.mannen van Moriël deden zoo Iets niet, hét minst van allen Mozes. Maar zij boog zich over hem heen en zag in het maanlicht de tranen hem over de wangen loopen. Het was dus toch zoo! „Mozes"! zeide zij. Zij was zeer ontsteld. Hij rukte zijn zakdoek uit zijn zak en wreef zich daarmee de oogen af. „Ga toch"! zeide hij toornig tot haar. Hij Was boos, omdat zij hem zwak had gezien. Zij week bevreesd een stap terug. Dat echter deed hem leed en hij verontschuldigde zich: „ik kan het niet helpen. Het is mij ellendig genoeg te moede." „Wil je niet liever weggaan?" vroeg zij. Zij had den deze mogelijkheid reeds vroeger te zamen bespro ken en beiden beslist het heengaan onmogelijk ge noemd. Zoodoende klonk deze vraag reeds zeer aarze lend. Mozes schudde het hoofd. „Waarheen? Moeder hangt aan het dorp en aan het huis en zoo lang zij leeft en..." Hij aarzelde en keek haar aan. Er kwam een zonder Iinge stilte tusschen hen. Nog geen van beiden had daar te voren aan gedacht. Nu echter schoot heiden dezelfde gedachte door het hoofd: „Jij bent er ook nog Angelika!" Het was vreemd, hoe zij beiden op hetzelfde oogen- blik wisten wat zij dachten. Zij beiden bloosden en waagden het niet verder te spreken. Mozes werd met geweld zijn bevangenheid meester. Hij herhaalde wat hij haar reeds vroeger had gezegd: „dat is het vree- selijkste, dat zij gelijk hebben." Andermaal liet hij het hoofd zinken en staarde naar den grond. „Ik weet het," steunde hij. „Het zal ko men! Wanneer zij mij niet van mijn jongste jaren af aan dat vreeselijke hadden herinnerd, was het misschien gegaan. Ik had het bepaald tot iets tn de wereld ge bracht! Maar zij hebben mij steeds op mijn vader ge wezen. Totdat ik gemerkt heb, dat ik het erfdeel van hem heb: die blinde woede, de wraakgierigheid, de begeerte iemand iets aan te doen, die mij leed heeft gedaan. Ik heb mij daartegen verzet met al de kracht die tn mij was. God weet, dat ik de waarheid spreek. Ziek ben ik ervan geweest. Maar nu ben ik sterker geworden, sterk als een beer! Nu nu voel ik, dat het ongeluk nader en nader komt." Het was vreeselijk hem te hooren, hoe hij daar in elkaar gehurkt zat en voor zich heen mompelde. Zijn vingers openden en sloten zich. Het was of zijn gansche lichaam door een kramp werd gepijnigd. Men kon het hem aanzien, hoe hij tegen iets boven- machtigs zich lang en hevig had geweerd en zich nog verzette. Angelika voelde hoe de schuld hier niet bij hem was. De menschen begrepen hem niet. Zij stieten hem in het ongeluk, als in een afgrond, steeds nader en man ook schopte, de hond liet zich rondzwaaien, doch van loslaten geen quaestie. Tot het kommando „los! klonk; oogenblikkelijk i werd de man vrijgelaten, dal wil zeggen, hij kon geen stap doen of de hond was bij hem Werkelijk mooi. De inspecteur liet zich toen door den „boosdoener" slaan, de hond. die op 'n afstand kalmpjes lag te rusten, hoorde niet hel gefluit van den politieman, of in 'n ondeelbaar oogenblik pakte hij vast. en voor den man was alle kans op ontsnappen verkeken, 'k Wachtte nog even, toen zag ik inspecteur en boosdoe ner. de laatste nogal aardig gehavend in zijn kleeding. broederlijk naar hel posthuis gaan. De oefening scheen voor vannacht afgeloopen en ook ik ging met den looppas naar huis Prachtig vervoermiddel. Een lezer van Het Volk meldt: Zondagavond kwam ik van Eibergen om over Ruur- lo en Zutphen naar Amsterdam te gaan. Tusschen Borculo en Ruurlo stopte het locaal-treintje eensklaps midden op den weg: de locomotief had geen water meer! Goede raad was duur. Er werd onder belangstellen de medewerking der uit de vensters gestoken passa- giershoofden naarstig overleg gepleegd, met het resul- taat dat men weldra de geheele familie van den naast- bijzijnden baanwachter tn nachtgewaad emmertjes wa ter naar de locomotief zag dragen. Een 50 a 60 emmers waren op die wijze aangebracht, toen bleek dat aldus de machine snel afkoelde en al het stoken van het machinepersoneel er niet in slaag de om iets anders te bewerkstelligen, dan dat de trein alleen achteruit kon. Borculowaarts! En men moest vooruit, Ruurlowaarts! Wederom werd overleg gepleegd en nu kwam men tot het besluit, dat de stoker naar Borculo zou wan delen en daar naar Ruurlo zou telefoneeren om een' locomotief, ten einde den trein op te halen. Zoo gezegd, zoo gedaan, en eindelijk en ten lange ltste kwam men zoo in Ruurlo aan. Maar hier was de laatste trein naar Zutphen al lang weg. Wat nu te doen? Mbn vond er dit op: dat het locaaltje langs de verlaten Tspoorbaan eenvoudig door werd gestuurd naar Zutphen en zoo kwam dit allermodernste vervoer middel rammelend en blazend onder algemeene hilari teit het station Zutphen binnen en konden de reizi gers nog Amsterdam bereiken! Oude Niedorp. Uitslag van de verhuring van dijken en wegen in de banne Oude Niedorp, gehouden op Woensdag in het lokaal van den heer T. de Jong, uitsluitend voor de ingezetenen. D ij k e n. Perceel 1. Gehuurd door K. de Boer voor 40, vorig jaar dezelfde. Perc. 2. Gehuurd door S. de Boer voor 40, vorig jaar dezelfde. Perc. 3. Gehuurd door T. de Hooiveld voor 45, vorig jaar dezelfde. Perc. 4. Ge huurd door R. Vis voor 45, was vorig jaar verhuurd aan J. Kaag voor 50. Perc. 5. Gehuurd door J. Kaag voor 40, was vorig jaar verhuurd aan J. L. Strijbis voor 45. Wegen. Perceel 1. Gehuurd door C. Witsmeer voor 6, vorig jaar dezelfde. Perc. 2. Gehuurd door G. de Groot voor 22.75, vorig jaar gehuurd door A. Duinker voor 15. Perc, 3. Gehuurd door G. de Groot voor 1, vorig jaar gehuurd door P. de Geus. Perc. 4. Gehuurd door P. de Geus voor 1 8.25, vorig jaar dezelfde. Perc. 5. Ge huurd door A. Duinker voor 12.25, vorig jaar ver huurd aan J. Bossen voor 10. Perc. 6. Gehuurd door C. Wonder Hz. voor 14, vorig jaar dezelfde. Perc. 7. Gehuurd door P. Agenant voor 16, vorig jaar de zelfde voor 20. Perc. 8. Gehuurd door Jb. Wester voor 12, vorig jaar dezelfde voor 18. Perc. 9. Ge huurd door D. de Groot voor 10. Perc. 10. Gehuurd door D. de Groot voor 12, vorig jaar dezelfde samen voor 25. Perc. 11. Gehuurd door Jb. de Jong voor 2, vorig jaar dezelfde. Perc. 12. Gehuurd door C. Bakker voor 4, vorig jaar dezelfde voor 14.50. Perc^ 13 Gehuurd door W. Zijdewind voor 20, vorig jaar dezelfde voor 22. Perc. 14. Gehuurd door C. Noord? strand voor 30. vorig jaar gehuurd door B. Kamp vooi 21.50. Perc. 15. Gehuurd door K. Hemke voor 38.75; Perc. 16. Gehuurd door K. Hemke voor 49.25, vorig jaar dezelfde samen voor ƒ56.50. Perc. 17. Gehuurd door H. Groot voor 1 1.50, vorig jaar dezelfde. Perc. 18. Gehuurd door Jb. Berkhout voor 4.50. Perc. 19. Ge huurd door Jb. Berkhout voor 4.50. Perc. 20. Ge huurd door Jb. Berkhout voor 14, vorig jaar dezelfde samen voor 26.25. De totale opbrengst van de dijken is -10, vong jaar bedroeg die opbrengst 220. De totale opbrengst van de wegen is 282.7a, vorig jaar was dat 261.50. Hij werd er niet makker op. Als gebeurd te Veendam schrijft de N. V eend. (.1. Plaats van handeling: Beneden verlaat In t kanaal drijvende de schuit van Kolk. daarop de knecht mui dezen. Harni. Kop den wal eenige der meest befaamde typen van T Verlaat, vloekende tegen en bedreigende den knecht met: „Bist nog nait van mie of, Harm. ur !enz. De meest beruchte onder hen. Harm SI., heeft zich ld aarbij zoo opgewonden, dat hij, de kans schoon ziende, plots op een schip springt, tegen het protest van den schipper een langen haak grijpt, en met volle kracht een prik doet naar den bedreigden knecht. De allicht doodelijke steek wordt nog juist ontwe ken; de haakpunt vindt geen steunpunt, de geïncar neerde onverschilligheid aan het andere eind verliest daardoor het zijne, en duikt met een prachtige salto mortale tusschen schip en schuitGevoel en haii echter uiten zich zonder overwegingen; fluks is de knecht toegesneld en steekt den drenkeling denzelf den haak. ter redding toe. Geen dank echter klinkt hem tegen, doch in onbekoelden toom hetzelfde drei gement: „Bist nog nait van mie of. Harm. ur"' M jjlenvangen. In Friesland zijn werkelooze arbeiders tegenwoor dig druk aan hel mollenvangen, wat gelukt dit van gen wat een aardig daggeld geeft, wijl elk mollen- velletje nu reeds met 7 cent betaald wordt. Maar er zijn slechts enkelen, die de mollen gemak kelijk vangen, en deze betaalt de boer boven dien graag met een daggeld Een hunner hij woont in de gemeente Schoterland is een meester in t vak. Met zijn hondje, dat prachtig afgericht is, vangt hij alle mollen uit het land weg. .Maar hij laat zich betalen ook. Van den boer vraagt hij per dag f 1.boven den kost; de opbrengst dei- gevangen mollen is ook voor hem. Gisteren ving hij 18 mollen en maakte dus f 2.26 daggeld plus vrijen kost. 1 reurig. In de suikerfabriek St. Antonie te Oudenbosch had Donderdagmorgen een treurig ongeluk plaats. De werk man A. A., van Oud-Gastel, wilde een hout aan een der voorwarmers vastdraaien. De bout brak, zoodat het kokende sap uit den voorwanne!' stroomde en A. omver spoelde. Deze verbrandde daardoor zijn beide beenen terwijl hij door den val nog het rechterbeen brak. In zorgwekkenden toestand is hij naar het gast huis te Oudenbosch vervoerd. Hoe laag! l'it Almkerk meldt men aan de Standaard, dat zich daar het volgende geval heeft voorgedaanIn deze plaats bestaat een muziekvereeniging. die, als naar ge woonte repetities houdt. Op een dezer repetities heeft men een knaap, zoon uit een oppassend gezin, een kind van dertien jaar. dronken gevoerd; zoo erg, dat het knaapje bewusteloos thuis werd gebracht. Öf lie ver, men zette hem tegen de deur van het ouderlijk huis. en klopte toen aan. De ouders hebben uren werk gehad om, met behulp van een paar buren, het kind weer normaal te krijgen. De inzender van het bericht vraagt, of dit schandelijk feit niet in de ter-men der strafwet valt, en of bet niet noodig is, dat de justitie in deze zaak, waar de daders natuurlijk bekend zijn, maatregelen neemt. Eenden met voorjaarsneigingen. Als eene curiositeit meldt de ,,'s-Hert Gt." dat hij den heer R. op het Ricsenbroek aan de Niers te Otter- sum de eenden trots het vergevorderde seizoen nog eieren leggen. De laatste tien dagen legden zij nog i ede ren dag. Arm dier. De koe, waarvoor gepleit wordt tusschen een boer te Bovenknijpe en een slager te Heerenveen. die haar kocht, doch niet wilde ontvangen, omdat zij wild was. loopt nog altijd dag en nacht in een weide te 't Meer (Fr.) en staat te rillen van de koude, 't Is te hopen, dat de Vereeniging tot bescherming van dieren zich het lot van 't arme beest aantrekt, 't Beest wordt met den dag magerder tusschen te moeten werpen, uitroepend met de han den omhoog: „Laat af, ellendelingen." „Ik weet, dat jij er niets aan kunt doen, Mozes," zeide zij. Zij moest het zeggen. Haar stem klonk niet vast. Hij bemerkte hoe zij leed onder zijn ellende. Toen stond hij plotseling op en ging met aarzelende schreden het pad af, naar huls toe. „Waar wil je heen?" vroeg Angelika. Zij was bang om hem, ging hem na, hem op eenlgen afstand ang stig bespiedend. Hij moest na eenige seconden reeds weer wat rusti ger zijn geworden, want in de schaduw van een groo- ten eik bleef hij staan en wachtte op haar. Aan den hemel waren zwarte wolken zichtbaar ge worden, zij rukten steeds nader, zwaar en zwart, lang zaam, hooger en hooger tot in de nabijheid van de wondervolle maan. Daar hielden zij als een leger voor zijn maarschalk halt. Mozes keek Angelika dankbaar aan. „Jou kan ik niet genoeg dankbaar zijn," zeide hij op plechtigen toon. „Waarom?" vroeg zij eenvoudig. „Wanneer allen tegen mij geweest waren als jij en je moeder," zeide hij met in de leege verte starende oogen, „was het kwaad niet zoo hoog in mijn bin nenste opgeschoten." Hij greep haar hand vast en hield die. Zoo stonden zij een poos naast elkaar en keken naar de scha duwen, die aan hun voeten lagen. In de stilte echter die hen omgaf voelden zij, dat iets door hun handen ging, die zij argeloos in elkaar hadden gelegd. Het was eerst een gevoel van genot, dan wies daaruit op een verlangen. Nu raakten zij elkaar aan met dé schouders en nu keken zij elkaar aan. Mozes legde, haar hand vasthoudend, zijn anderen arm om Angelika. „Wanneer ik jou altijd zoo dicht naast mij had, d^.n konden zij praten zij Toen hij dat gezegd had, lachte hij hoonend: „maar dan vallen eerder de bergen in elkaar," zoo weer sprak hij zichzelf. Angelika antwoordde niet, maar zij vlijde zich tegen hem aan. Zij wist, wat hij meende, en hun samenko men was zoo onmogelijk, dat zij het in dit oogenblik niet waagde, hem en zichzelf hoop te geven. Maar zij was op dit oogenblik gelukkig, had geen anderen wensch. De blijde stilte der eerste liefde, die aan reinheid en geluk haars gelijke niet had, kwam over hen bei den. Evenals het maanlicht langzamerhand het dal had beschenen, zoo maakte ook deze stilte zich eerst meester van Angelika en dan ook van Mozes. Zij ver gaten over datgene te spreken, wat hen eerst zoo had beziggehouden. Zij leefden slechts in dit oogenblik, hielden elkaar vaster omstrengeld; dan kusten zij elkaar. Lang bleven zij te zamen. Toen zij eindelijk afscheid van elkaar namen, waren de wolken boven hen toch meester geworden. Zij had den, zonder dat de beide menschen het merkten, de maan opgeslokt. De glans was dood, koud lag de sneeu\ over de -bergen het was donker waar het zooeven nog geschitterd had. HOOFDSTUK IV. Angelika Lombardi bloosde, wanneer men den naam van Mozes Aschwonden noemde. Zij nam tegenover de menschen minder ijverig zijn partij op dan vroeger. Voor de menschen! xn stilte was zij zoozeer de zijne, dat zij-in geheim verdriet en vreugde haar dagen door bracht. Een eeuwige angst kwelde haar, of er op dat oogenblik niet een nieuw onrecht tegenover hem ge schiedde of een gebeurtenis plaats had, die zijn hartstocht zou opwekken. Zij had geleerd, nadat hij het haar had geschilderd, hoe dat erfdeel zijns vaders was als de bloeddorstig heid van roofdieren en met welk een inspanning van al zijn krachten hij dat booze meester bleef. Zij be wonderde hem, dat hij dag aan dag met zichzelf wor stelde, en erkende ook wel, welk aandeel zij zelf aan zijne overwinningen over dezen hartstocht had. Uit liefde voor haar, wist hij steeds weer nieuwe kracht te verwerven om meester van den toestand te blijven. Maar de menschen van Moriël veranderden niet. Zij bemerkten in Mozes steeds de verbeten woede, wan neer een hem schold, en uit plaagzucht begonnen zij hem dan eerst recht te plagen, om eens te zien hoe lang die strijd in zijn binnenste zou duren. Ook hun heimelijken angst voor hem nam niet weinig toe. Een noodlot, een gebeurtenis komt uit nietigheden voort, uit zeer kleine dingen, maar de geheimzinnige gevolgen dringen zich al$ onweerstaanbare machten daarachter. Angelika en Mozes zagen elkander maar zelden. Sedert hun wederzijdsche liefde zich had geopenbaard, hadden zij nooit meer van een ongestoord samenzijn genoten. Mozes zocht niet daarnaar en Angelika waag de het niet, het te bevorderen, want haar broeder hield scherp het oog ep haar en door hem beinvloed had ook haar moeder haar welwillende houding tegen over de buren veranderd. Zoo was een vlugge hand druk, een streelen met de vingers, een lange blik alles, waarmede zij elkander zeiden, wat zij voor elkaar ge voelden. Thuis en ook in haar omgang met andere menschen behield Angelika haar zachte, geduldige en vriendelijke manieren, die haai vele harten deden win nen. Zij was voor haar moeder een stille maar trouwe hulp. voor den broeder een vriendin. Waar in het dorp armen of zieken waren, daar ging zij bepaald heen, won daardoor de hoogachting van den geestelijke en werd spoedig zijn steun en hulp bij de verpleging der armen. Men sprak in Moriël nooit anders dan over de goedheid van Angelika Lombardi. Het was zeer opmerkenswaard, hoe met de steeds grooter wordende welstand van de familie uit den zaag molen de zaak had eenige zeer beste jaren door gemaakt ook haar invloed op de gebeurtenissen en aangelegenheden van het dorp zeer toenam. Wel is waar hield Maria Lombardi er niet van zich op den voorgrond te plaatsen, maar zij gaf ruim aan liefdadige zaken en verwierf zich een welstand die haar niet wei nig in de achting harer medeburgers deed rijzen. „Die daar op den molen worden steeds grooter en wij maar immer kleiner." zeide Mozes tot z'n moeder, toen zij op een keer met elkaar aan tafel zittend van een nieuwe waardigheid spraken die Jozef Lombardi in de gemeente had gekregen. Julia Aschwonden zag er ziekelijk uit. Haar gelaat was geel, haar gestalte gekromd en ofschoon haar gang nog steeds licht was, lag er toch een zekere moeheid over haar doen en laten, wat ook teruggevonden werd in de uitdrukking harer zwarte, diepliggende oogen. „Wij hebben, wat wij noodig zijn," gaf zij haar zoor, tevreden ten antwoord. Zij verlangde niet meer dan vrede in haar kamer. De regelmatige verdiensten van haar zoon in de steengroeve bestreden niet alleen alle behoeften, maar stonden haar toe. zelfs een klein spaai pot je te maken. Zij greep met haar magere rech terhand naar die van Mozes en streelde ze zachtkens. Deze schokte op, zooals hij tegenwoordig veel deed bij een aanraking of een woord. Het was alsof zijn gedachten steeds ver waren. Hij had over de tevreden heid van zijn moeder nagedacht en daarbij zich voor de duizendste maal gevraagd, hoelang de vrede, die hare vreugde was, nog duren zou. Zoozeer was hij met zijn gedachten bezig, dat hij de buitenwereld had vergeten. Zijn handen beefden. Zijn vingers openden 70 Sprekers voor de Waterstaatsbegrooting. Toen Woensdagavond de Tweede Kamer zou begin nen aan de behandeling der aterslaals-begrooting, deelde de voorzitter onder grooie hilariteit mede, dal 70 spr.'s vóór die begroot ing stonden ingeschreven. Hij deelde verder mede. dat hij dus genoodzaakt zou zijn voor te stellen, nog een aantal av°Hd-ve!rgadennger) te houden, die \tfaai-sehijnlijk alle het middernachtelijke uur zullen overschrijden. „Ik stel mij", zoo zei de voorzitter, onder daverend gelach, „gaarne beschikbaar voor de Kamer." Toen klom dc eerste van de 70 sprekers, de heer Van ForeesL op den kansel. Oude Niedorp. Woensdag is de lieer .1. I.igtharl. door de Ingelan den van de banne Oude Niedorp met op 1 na {d- gemeene stemmen, benoemd tol Hoofdingeland van de Sehager- en Niedorper Koggen, in de plaats van den heer P. Schaap, die benoemd is lot Heemraad van idem. St. Maarten. De leverantie van dé schooLbehoeften voor 1909 js gegund aan de firma Trapman en Co. te Schagen Voor de som van f 145.50. Vroeg voorjaar? Te Uiterwijk heeft een schaap van den landbouwer A. van Oudheusdne thans reeds twee jongen gewor pen. Om dezen tijd van het jaar ziet men dit zelden. Het Kamerlid De Boer. De heer K. Cz. de Boer, lid van de Tweede Kamer voor het kiesdistrict Zaandam, heeft in een schrijven aan de afdeéling Zaandam der Liberale Unie nader te kennen gegeven zich met het oög op drukke bezighe den voor een herkiezing als Kamerlid niet meer be- (schikbaar te stellen. De kiesvereeniging heeft naar aanleiding daarvan de vrijzinnige kiesvereenigingen in het district uitgenoodigd tot een samenkomst, ter bespreking dezer vacature. i Door den trein gedood. Te Blerik is Woensdagavond door den trein over deden en onmiddellijk gedood de 18-jarige dienstbode G. Boots. Zij is vermoedelijk door de duisternis mis leid. Eekhoorns. Uil „De levende Natuur" namen wij een stukje over. waarin werd geschetst de aardige levendigheid, welke de eekhoorns geven aan hel GentraJ Park te New-York. Een onzer lezers vertelt ons zijn erva ring met deze vlugge gasten. Hij schrijft ons o. a.: Voor eenige jaren bewoonde ik een huis op de Keizersgracht bij de Leidsche straat met tuin. Daar had ik een verbazend groote voliere, bedekt met glas. Ik hield daarin eenige kippen, die ik altijd zelf voer de met mais. Ook had ik er een viertal eekhoorns in. Met die diertjes werd ik zulke goede vrienden, dat ze in al mijn zakken kropen om te onderzoeken, of daar ook een nootje voor hen te vinden was, waarvoor ik altijd zorgde. Dat haalden ze er uit en sprongen vlug daarmede in den aanwezigen boom, om het op te knabbelen. Eenmaal is het ook gebeurd, dat er een in de mouw van mijn jas onder den arm kroop en aan de hand er uit kwam. De achterzijde van de voliere was rustiek en geen holletje was daarin of er was een maiskorrel in ge borgen. Het was kluchtig om dat alles te zien. Ik heb heel wat pret met die diertjes gehad, waar aan kwajongens uit de Leidschestraat een einde maak ten, door de ruiten der voliere stuk te gooien. Hdblad. Prins Hendrik en het Roode Kruis. Het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd, bij Koninklijk besluit van 16 dezer te benoemen tot voor zitter van het hoofdcomité der Vereeniging „het Neder- landsche Roode Kruis", Hoogstderzelver Gemaal, Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins der Nederlanden, Her tog van Mecklenburg. St.ct. Zijpe. Mej. G. Klok alhier, is met ingang van 22 dezer, aangesteld als leerling-verpleegster in het Rijks-Krank zinnigen gesticht te Medemblik. en sloten zich zijn heele houding drukte vrees en ellende uit. Nu kwam er voor den molen van Moriël een eere dag. Hij zou wel bepaald onopgemerkt zijn voorbij gegaan wanneer Maria Lombardi alleen de zaak had gedreven. Haar zoon echter, die door een toeval de ontdekking had gedaan, dat op dezen dag de zaak vijftig jaar had bestaan in handen zijner familie, greep met vreugde de gelegenheid aan om een groot feest te vieren. Op een Woensdag in het vroege voorjaar toen de sneeuw nog op de velden lag en de straatweg nat en vuil was, stond het rad van den molen stil en waren er geen arbeiders. Jozef had Joost Muheim en de beide jonge knechten die hij sedert geruinjen tijd had moeten aanstellen, vrijaf gegeven. Voor den avond had hij twee vereenigingen, waartoe hij behoorde: de schutters en de zangers bij zich aan huis genoodigd. De groote houtloods was voor dit doel in orde gemaakt, daarin zou getafeld en gedanst worden. Maria Lom bardi had niet veel op met het plan van haar zoon, doch weigerde haar toestemming niet, omdat zij op de werkkracht en de energie van Jozef werkelijk trotsch was. Zij deed dus geheel zijn wil, meer dan men van haar krachtige persoonlijkheid had durven ver wachten. Jozef bevond zich den ganschen dag in een toe stand van levendige opgewondenheid. Hij bracht met Angelika en de dienstbode zelf tafels en stoelen in de schuur, spijkerde allerlei versieringen vast, hing lampen op. Dan bracht hij een bezoek aan kelder en keuken en begaf zich meermalen op den dag naar het dorp, waar hij zoowel om de verdiensten van zijn voor vaderen, als van zichzelf levendig werd vereerd en gevierd. Hij moest in verschillende herbergen de vrienden bescheid doen, maar daar hij zeer veel kon verdragen, werd hij wel parmantiger en deed hij gewichtiger nog dan anders, maar hij bleef toch volkomen meester over zijn zinnen. Het was evenwel een groote fout geweest, om de knechten den ganschen dag vrijaf te geven. Zij bezochten reeds in den morgen eenige herbergen en begaven zich na het middagmaal, andermaal naar het dorp en lieten zich eerst weder zien toen de feest- genooten, een groot deel van de mannelijke en vrouwe lijke bevolking van Moriël, reeds in den molen waren aangekomen Het was een warme, donkere avond. Het was den ganschen dag wat mistig geweest en dat bleef 's avonds eveneens zoo. De hemel was bewolkt en onrustig en geen ster was te zien. Maar daar het toch zooge naamde lichte maan was, was het toch nog licht ge noeg om het jagen der wolken te kuniien zien. In den molen lette men evenwel niet op al die dingen. Daar was het vroolijk en luidruchtig. Men zong er lustig op los en menige jolige schreeuw was een uiting van bovenmatige vreugde. De lampions brand den en eenmaal raakten er een paar in vlam, wel een bewijs, dat deze wijze van verlichting niet de ware was voor een plaats waar zooveel brandbaars lag op gestapeld. Maar vele rappe handen hadden spoedig het gevaar vermeesterd. Aan de tafels zaten dicht naast elkaar gedrongen de mannen en vrouwen van Moriël. Mannen in hun eigenaardige kleederdracht met bruine gezichten, schitterende oogen en wilde woorden, naast slanke vroegrijpe en In den strijd om het bestaan reeds afgetakelde vrouwen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1908 | | pagina 6