Scüetsen uit Be WtzaaL
Grepen nit M-en Tuinbon.
Voortaan zal de „Scha
ger Courant geregeld vier
maal per week verschijnen
en wel op Dinsdag-, Woens
dag-, Donderdag- en Zater
dagavond.
Donderdag 14 Januari 1909
53ste Jaafgüi^. JNo. 4434
Bureau SGHAGESÜ, Laan O 4.
Uitgevers: TRAPSRAM Co,
Het Extra-Marktbericht van
Donderdagmiddag wordt inge
trokken, omdat onze lezers
voortaan het Schager Markt
bericht des Donderdagsavond
in de Courant kunnen vinden
Het Plirmer Gil der Markt-
dagsavonds geplaatst.
SCHAGER
Alteieti Nioiiws-
COURANT
AlratMtit- Lnll
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. By inzending tot 's morgens 9
ure, worden ADVERTËNTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Interc. Telephoon IVo. 20.
Pry's per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTËNTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaal uit één blad.
Bericht!
hprir'hf wor/tt xi-rinn** a ar» Hitic. vast gegeven. Die zat in z'n zakdoek geknoopt. Had-ie
UcliLllL WUItil) V UUl löLlH l^llls jjjj, koopen van pruimtabak gewisseld. En 'tpropje
Hein nog lag te denken aan dien eersten dag-vrijko
men.... Dan sloot hij: de oogen en probeerde te sla
pen. Straks zou de hel luiden. Most-ie opstaan. Kon
hem niet bommen.... Hij: zou den dag wiel doorko
men.... 't Ergste was toch achter den rug
Samen zaten ze hij! en Teunis dien ochtend
op de bank in het plantsoen. Teun wias al door de
wol geverfd. Dien kon 't niks-schelen of de lui aan
hem zagen, direct, dat-ie zoo uit de „bajes" kwam.
Vond 't wel amusant, wanneer een of andere juffrouw
hen zoo hangerig, benauwd aankeek.... Den gevaarlij
ken, verloopen kerel, daar... Was al heelemaal de vin
nige vijand van geordende maatschappij'....
Met Hein was 't niet zoover.. Hij! huiverde in de
frissche kou van den lierfst-avond. Knipoogde tegen
de zonnestralen, die begonnen te glanzen. Voelde zich
vreemd-duizelig, leeg in den kop, in de zuivere, vrije
beweging van weer in de natuur zijinDacht aan
de centen, die hij' aan het politic-bureau kon halen.
Toch een aardige duit, die hij! in die anderhalf jaar
verdiend had. En de directeur had hem een files al-
Van twee boeven.
Tehuis terug1
Tegen den avond hadden ze samen afgespro
ken zou hij! thuiskomen. De buren wisten er niets
van; 'dachten dat hij; eerst over een dag of tien vrij
was.
't Had hem, dien morgen, nadat-ie de achter
poort van de gevangenis was uitgelaten, strijd gekost,
En half was-ie blij geweest, dat Teunis, die gelijk met
hem vrij kwam, toen met hem mee was geloopen. Hij
had tabak gekocht, 't allereerst, want naar een pruim
snakte-ie. Ze slenterden den buitenkant op. de sin
gels langs, 't veld in, ©en stillen landweg op.... Hij!
merkte wel, dat de menschen iets bijzonders aan hem
bespeurden.' Een boertje wierp, zonder te groeten, loe-
rend-schichtig oog op de twee; zwaaide met z'n zweep
over den rug van z'n voortsukkelend paardje. Spuwde
eens naast zich heen. Dacht blijkbaar: „fijn volkje,
die daar
Hein de Wit had z'n kraag opgeslagen en liep met
voorovcr-gebogen kop, ontwijkend den blik van wie
hem tegen kwamen.... 't Schroeien van de schaamte
bedierf hem het genot van, na anderhalf jaar, vriji
te zijn. In de laatste dagen had hij zoo gesmacht
naar die vrijheid, dat-ie 's nachts, liggend op zijn plat
geworden stroomatras, niet meer in slaap kon ko
men.... Dan lag-ie te luisteren naar het getjingel en
't halfuur en heeluur-slaan van de klok, die-je kon
hooren in z'n celEn dan troostte hij; zich met 't
idéé van Lien te zullen terugzien. Lien was vijftien
toen 't gebeurde met hem.... En Ka had 'm beloofd
dat zijl er wel voor zorgen zou. dat Lien vader niet
gjng minachten. Ze zou 't haar als ze van tante in
Dordt. waar ze Lien hadden heengestuurd van wege de
praatjes der menschen en vooral van de buren,
allemaal wel zóó uitleggen, dat Lien 't begrijpelijk
vond. Hein most dat nu maar eens aan haar over
laten.... Dat zou best terecht komen. Hoefde ie zich
geen steek van aan te trekken. „Ze is toch een best
wijf. die Kal" had-ie gedacht, 's nachts liggend te soe
zen "op z'n platgeworden celmatrasMenig wijf zou
dat toch anders aanpakken.
Maar als Hein d'r bijl haar bezoek in de gevan
genis, gevraagd had: „Hoe gaat 't met Lientje?"
Dan 'had Ka d'r lippen geruststellend vooruit-gespitst
en hem aangekeken met vroolijke oogen van: „Alles
best. hoor'
In 't duister van zijn cel lag Hem dan te glim
lachen biji 't denken aan de opgeschoten, frissche, aar
dige meid, die hijj straks thuis vinden zou.... Vanwege
de genoeg'elijke stemming maakte hij1 kauw'-bewegin-
gen, alsof-i© van een denkbeeldigen pruim genoot. Maar
'1 doorstroomde liein als heerlijke tinteling van plezier
en levenslust, in al z'n ellende, het bloed. Hij ^ou
z'n Lien weer biji zich hebben. Tusschen licht-en-don-
kcr op zijn knie zetten, net als toen ze nog zoo n
kleine hummel was, en haar dan plagen,Aan der
dikke blonde vlechten trekken.... Tenminste als ze die
nog droeg. Maar daar zou ze nu wel te groot voor
zijn geworden.... Met haar babbelen. Ilaar vragen, wat
ze nu wel 't liefst van vader hebben wou... Een paar
piekfijne verlakte Zondagsche schoenen, ofeenmooien
echten bont met van die staarten er aan, of wat
anders.... Dót most at van hetgeen Hein de /war
verdiend had in die anderhalf jaarHij! hoorde t
haar zeggen tegen Ka: „Moe, weet-u wat vader me
daar vraagt.... toe dan. moeder!".... Met die jolige,
prettige opgewondenheid, die hij; in z n Lien zoo aar
dig vond 't Gebeurde wel. dat t, door het hooge
tralieraam vnn de cel al begon te dag-grauwen, terwijl
zilver- en kopergeld klemde hijl in een van z'n vuisten,
want die Teun. daar naast hem
Hij moest wachten, 't Was nu halfelf. ongeveer, en
eerst tegen zeven uur zou-ie thuis komen, had-ie met
Ka afgesproken. Dat was 'n heele deun. De ander begon
te praten over ergens 'n „proppie" te koopen. Maar Hein
gaf geen antwoord. Die had zich nu eenmaal plech
tig voorgenomen dat Lien, de eerste maal dat ze va
der ontmoette, niet zou merken dat-ieNiks geen
„dranklucht", hoor!.... Hij! zoog op Z'n pruim, want
moeite kostte 't hem.... En niet zuinig.
Maar Hein was 'n taaie, als-ie wou.
„Nou, ajuus dan!" zei Teun, die er genoeg van kreeg.
Hein bromde wat terug. Toch bleef de ander nog zit
ten. 't Was of-ie telkens wat vragen wou, maar dan
z'n woorden inslikte. Ze gingen samen naar een klein
melkwinkeltje, waar je zoo 't een en ander krijgen
kon. Toen de juffrouw uit baar achterkamertje kwam
en de twee zag zitten, aan bet gele tafeltje,
werd ze bleek van den schrik. Liep direct weer terug.
En daarna kwam een man in blauw boezeroen; met
bij-voorbaat nijdig gezicht; zich opwindend om toch
niet angstig te lijken en keek hen aan met oogen
Met oogen„Twee bier, astublieft," vroeg Hein
op z'n zachte manier, want hij had zich. nu eenmaal
heilig, plechtig voorgenomen, dat-ie fatsoenlijk man
zou worden... Lien zou 's kijkenZich over vader
verbazen
Denken: is dat nou die vent, waar ze zooveel over
praten?Allemaal gekheid om te zaniken en te
schreien over wat gebeurd is. Alles kon nog best in
orde komen. Hadt-je niet lui, die millioenen hebben
gestolen, en voor wie, later, iedereen den hoed af
neemt?Wel nou-dan!Lien zou 's kijken
„Twee bier astublieft," zei bij, baast onderdanig.
Zoodat Teun, de doortrapte en door-de-wol-geverfde,
hem aankeek met 'n gezicht van: Hoe heb ik 't met
jou?... Ben-je nou waarachtig
,,'k Heb geen bier," zei de baas stug-weg, kijkend
naar de deur.
„En daar dan? Wat is dat dan?" vroeg Teun, wij
zend naar fleschjes-lager, die, netjes op een rijtje, ston
den uitgestald bij 't buffet. De baas antwoordde niet.
Veegde z'n neuspunt eens af met den ruigen rug
van z'n handKeek Hein nog eens an. Vroeg toen,
barsch-kortaf:
„Twee bier is tien cents. Hebbe-jullie spie?"
Blijvend wachten
En Hein knoopte z'n rooie-zakdoek los. De baas gluur
de, met spottig-loerende oogen, naar wat er nu te
zien kwam.
Legde toen, met haast deftig gebaar een gulden
neer op 't tafeltje.
Teun's vinnige oogen keken den baas aan op 'n
manierMaar de man had, dood-bedaard en ijzig-
onverschillig, twee flescbjes lager op de toonbank 'ge
zet. Een... twee... Toen glazen gehaald. Toen 't bier
erin geklokkerd. Vervolgens den gulden van Hein laten
rinkelen op 't zink van z'n buffetje. 'm Daar even
rustig-indifferent van minachting nog eens danig be
keken, tusschen de vingers gedraaid. Eindelijk klein
geld voorgeteld.
Ze hadden samen nog broodje met kaas gegeten. Dei
baas was nu iets kalmer. Sprak toch geen syllabe.
Zat, voor de leus krantje-lezend, te wachten, te waken,
totdat die twee opstapten
Keek hen, toen ze den landweg opsjokten, na. Smoes
de wat met z'n ijlings in winkeltje teruggekeerde vrouw
die nog wit zag van de emotie
Teun, de onverschillige, was al-gauw van Hein de
Zwart afgegaan.
„Nou," zei-ie, toen ze op den Kruisweg stonden,
„dus je gaat niet mee naar Rooie-Kareltje?Zeg,
hoor nou toch 's even
Maar Hein was al weg. De ander schokschouderde.
Liep op een sukkeldrafje voort. Hij kon niet langer
zonder een „proppie", al was er een fortuin mee ge
moeid geweest
Wat dien Hein betreft, zou best schikken. Gekke
bui van zoo'n eersten dag... Was nog niet gewend.
Dat's alles. En terwijl zich een spotgrijns kringde op
de vale boeventronie van Teun, lekte hij, met z'n bleeke
tong, over de lippen, verlangend naar den kring van
z'n kornuiten, bij Rooie-Kareltje
Liep Hein al-maar verder 't veld in, de handen
in de broekzakken; huiverend in zijn dun jasje, smaob'
tend naar thuis, naar z'n LienMaar hij bad 't be
loofd. Eerst om zeven uurEn Lien zou 's kijken
wat voor kerel d'r vader was, als-ie wouDiezelfde
vader, waar ze dan zoo'n grooten mond over hadden...
De hand, waarmee-ie een paar minuten nadat de
torenklok zeven uur had verkondigd de deur opende
van die voorkamer, twee-hoog, waar Ka en Lien nu
woonden... Die vingers, ijskoud van 't uren-lang rond-
sjokken, en, meer nog, van woest verlangenZe
beefden
Eerst zag-ie niks, Heelemaal niks.
Toen merkte-ie, achter in het vertrek, in een rieten
armstoel met kussens, Ka, makkelijk uitgestrekt,
de voeten op een bankje. Snurkend, zoo zwaar,
zoo vreemd
Uit voorzichtigheid had-ie de deur eerst gesloten.
Rondgekeken onderwijl z'n hart bonsde, hamerde, met
'n kracht, 'n felheid... Of Lien er dan niet was
Toen had-ie Ka aangestooten. Tegen d'r arm.
„Ka!... Ka dan!
Ze was haast niet wakker te krijgen.
Schrok eindelijk op.
„Wat is er?... Ja... O, bent u daar!?"
Maar ineens herkende ze hem. Bleef 'm aankijken,
eerst wezenloos, toen begrijpend... Toen zich herin
nerend
Hij stond te wachten, terwijl iets bangs op hem be
gon neer te drukkenWaarom wist-ie niet... Maar
't klemde, 't schroefde hem de keel vast
Hij zag om zich heen. In de kamer. Wist niet of-ie
wel aan 't goeie-adres... Maar daar zat ze toch, z'n
vrouw, z'n eigen Ka
De dikke, breéd-heupwiegelende vrouw dribbelde in
de vreemdsoortig-mooie kamer rond. Had 't licht
opgestoken. Zag daar staan den schralen man in z'n
dunne, vale plunje. Den voor eenige uren ontslagen
tuchthuisboef.
Die vroeg, waar z'n kind, z'n Lien, was... Nog altijd
niet begrijpend. Met stijgenden angst in de smeekende
oogen... Ze dribbelde rond, de dikke vrouw. Wist niet
hoe zij 't hem duidelijk zou maken. Werd gestoord
in haar zoes-slaap opeens vuurrood, 't Most ook
maar uit zijn. Ineens dan maar... Met al die „flauw-
sjes"... Ze zou 'm wel even
En de woorden, uitgesnerpt met uitdagenden keel
klank van driftig, nog halfdronken wijf sloegen hem
in 't vale angstgezicht. Deden hem pijn in de ooren...
Vanwat of hiji, zoo'n vent, die haar anderhalf
jaar voor alles had laten opdraaien, nog te zeggen wou
hebbenDan most-ie 't maar vertellen.
Lien?... Lina?... Lina?... Neen. die was er niet.
Zou waarschijnlijk ook van zoo'n vadertje niet ge
diend Wezen. Lien had 't veel te goed.... Als „me
neer" hoorde van Hein... Van dat d'r vader
Later, een week of wat later, toen Hein de
Zwart, betrokken in een nieuw zaakje van, inbraak,
met zijn advocaat vertrouwelijk zat te praten, heeft
hiji ook van dien avond verteld.... En dat-ie er zich.
zoo verschrikt en bedroefd als-ie was over dat heele-
maal-onverwachte. niks meer van herinnerde dan dat
Ka hem de deur vóór den neus had dichtgeketst. En
dat-ie de trap Weer was afgesukkeld van die woning
twee-hoog... En dat-ie toen, net-precies of iemand, die
z'n twee handen besturend, leidend, op zijn schou
ders had gelegd, weer, binnen 't 'halfuur, terecht was
gekomen bij Rooie-Kareltje. zoodat Teun, en Rooie-
Luk, en de Zwamneus, en al de anderen hadden ge
schreeuwd van: „Bravo, zie-je nou wel, daar is toch
Heintje weer!... Heb ik 't niet gezegd!"....
De oude, al-verhardende boet had, terwijl hij van
het geval vertelde, den hem toegevoegden verdediger
aangekeken.
'Tk bezweer U, meneer", zei Hein de Zwart, „dat
■dien avond, nadat ik was vrijgekomen.... Als Ka me
toen niet gezegd had... Als... Als 'k niet gemerkt had.
dat mijn Etentje...."
In een uiterste, misschien voor zijn bedorven teven
laatste beweging van récht te gevoelen om te worden
geloofd, stak de inbreker de hand uit naar z'n advo
caat....
„Gelooft U dat wel?" vroeg hij1, en de tranen big
gelden over het vuile, vermagerde gezicht van den ge
detineerde.
En de jonge advocaat kon zich niet weerhouden
om zijn blanke, welverzorgde vingers te leggen in de
smerige hand van den hoef. Wiant hij] voelde, opdat
oogenblik te staan tegenover menschelijk leed, dat eer
bied en medelijden waard is...
MAITRE CORBEAU.
LI. Iets over de tuberculose onder het vee.
In 1868 was men er eindelijk in geslaagd de ver-
nietende veepest in Nederland uit te roeien, waarin
de toenmalige regeering een geschikt middel vond om
de runderpest en andere gevaarlijke ziekten door po-
litie-maatregelen te bestrijden. Met 1 Januari 1871 trad
de wet op liet veeartsenijkundig staatstoezicht in wer
king.
Het nut van deze Wet bleek' duidelijk, toen het
in 1885 eindelijk gelukt was de schadelijke longziekte
van het rundvee uit te roeien; deze ziekte had van
af 1833 zware verhezen aan den Nederlandschen rund
veestapel toegebracht.
De geschiedenis meldt, dat reeds 1500 jaren geleden
de runderpest in Europa woedde, terwijl de longziekte
er pas 150 jaar bekend is. Deze ziekten planten zich
voort van het een© rund op het andere, doch de kie
men blijven niet in den grond, zooals hij miltvuur
en houtvuur het geval is. Nog een derde ziekte, die
insgelijks van rund op rund door besmetting overgaat
en aldus blijft doorwoekeren, is de rundertuberculose,
parelziekte of pokziekte.
Tegen deze ziekte, die ongetwijfeld in Europa nog
ouder is dan de veepest, heeft men nog maar weinig
jaren bestrijdingsmaatregelen genomen, omdat men
over de oorzaak dezer ziekte onkundig was en ook
over de wijze van voortbestaan geen goed begrip had.
Toen men gevonden had. dat bepaalde bacteriën,
de tuberkelbacillen, de tuberculose deden ontslaan cn
deze ziekte gemakkelijk van het eene dier op het an
dere kon overgaan door melk, door slijm, door mest
of urine, kon men met kans op succes den strijd te
gen deze schadelijke veeziekte aanbinden.
Denemarken begon met wettelijke maatregelen tegen
de tuberculose in 1893. Noorwegen in 1894, België
in 1895 Frankrijk in 1894, Nederland in 1904 en de
bestrijding nam 1 Januari 1905 hier een aanvang.
lloo het met deze ziekte onder het Nederiandsche
vee gesteld is, kunnen we uit de resultaten van vleesch-
keuringen en de door het Rijk overgenomen runderen,
die verschijnselen van elinische tuberculose vertoon
den. ©enigszins opmaken.
In de provincie Noordholland nam het Rijk in 1906
in 83 gemeenten te zamen 650 runderen over. Voor
namelijk kwamen die uit Haarlemmermeer. Sloten,
Nieuwer-Amstel, Weesperkarspel, Landsmeer, Aalsmeer
en Watergang. In 1905 nam het Rijk in Noordhol
land 317 runderen over.
In ditzelfde jaar werden over geheel Nederland 2526
stuks overgenomen, waarvan 75.7 p.Ct. tuberculeus bleek
te zijn.
In 1906 werden over het geheet© tand overgeno
men 4225 runderen, waarvan 81.7 p.Ct. lijdende werd
bevonden aan tuberculose.
In 1907 en 1908 is dit aantal nog grootér geweest,
doch daar de desbetreffende verslagen nog niet geplu-
bioeerd zijn. kunnen de cijfers hieromtrent nog niet
medegedeeld worden.
Dat met tuberkelbacillen besmette melk zeer ge*
vaaxlijk is, leert de volgende ervaring in het dorp Nis-
tetrode in Noord-Brabant.
Biji keuring van 10 varkens, toebehoorende aan ver
schillende eigenaren in dat dorp. bleken er 8 tuber-
culoos te zijn. Voor de export-slagerij1 te Oss was dit
een reden geen varkens uit die gemeente meer aan
te koopen.
Later werd bevonden, dat er te Nistehode koeien
Waren met uiertuberculose. waarvan de melk geregeld
aan de boterfabriek 'Werd geleverd.
Aan het abattoir te Amsterdam w'erden in 1907 ge
slacht 39130 runderen, waarvan er 6970 tuberculeus
bevonden werden. Hiervan werden 582 afgekeurd,
waarvan 446 werden gezouten, 128V2 gekookt en 7V2
vernietigd. Het percentage tuberculeuze runderen was
dus 17.81 p.Ct. en dat der afgekeurde 1.49 p.Ct.
Kalveren werden er te Amsterdam geslacht 32592.
waarvan 39 tuberculeus waren en 18 werden afge
keurd.
Varkens werden er te Amsterdam geslacht 58146,
waarvan2884 tuberculeus waren en 883 werden afge
keurd. waarvan 542 in het zout gingen, 337 werden
gekookt en 4 werden vernietigd. Het bleek hier, dat
4.95 p.Ct. der geslachte varkens aan tuberculose leed
en dat 1.52 p.Ct. werd afgekeurd.
ITet Purmerender veefonds verzekerde in 1908 het
aanzienlijke getal van 13266 runderen, waarvan 98 ge
heet en 280 gedeeltelijk wierden afgekeurd.
Aan het abattoir te Haarlem werden in 1907 ge
slacht 2812 runderen, waarvan 769 of 27.31 p.Ct. tu
berculeus waren; 22 stuks moesten gekookt worden.
Kalveren werden daar 2896 geslacht, waarvan 10 tu
berculeus waren en 1 gekookt moest worden. Var
kens wierden er 6650 geslacht, waarvan 932 stuks of
14 p.Ct. tuberculeus waren, en 128 gekookt moesten
werden.
Bij keuring van slachtvee te Hoorn werd 12 p.Ct.
tuberculeus bevonden; te Zaandam 21.7 p.Ct. over
1060 (slachtdieren en 9 p.Ct. van 2197 geslachte var
kens.
Aan het abattoir te Rotterdam vond men voor run
deren 8.6 p.Ct. tuberculose en voor varkens 2 p.Ct. Te
's-Gravenhage ongeveer 3 p.Ct. en te Leiden zelfs 37.7
p.Ct. voor rundvee.
Aan het slachthuis te 's-Hertogenbosch was 4.43 p.Ct.
der geslachte runderen tuberculeus, te Nijmegen 5.21
p.Ct.. te Groningen 11.87 p.Ct.
In het verslag van het veeartsenijkundig Staatstoe
zicht in 1907 wordt uit Limburg het volgende ge
meld
„Vele veehouders, die tien, twintig jaren en langer
tuberculose onder hun vee hebben gehad, doch zon
der hulp van Rijkswege niet in staat waren deze ziekte
uit hunne stallen te verdrijven, zijn thans geheel be
vrijd. Een niet te onderschatten gevaar voor onzen vee
stapel zijn nog p leeds de runderen uit België terug
gezonden. wijt zij op do tuberculine-proef reageerden.
Deze dieren komen op verschillende stallen en kun
nen oorzaak zijn. dat voortdurend nieuwe haarden wor
den gevormd. Bij; de bestrijding der tuberculose moet
de afmaking der zieke dieren, het uilroeien van de
broeinesten der ziekte zoover mogelijk worden door
gevoerd, maar men moet dan tevens zorg dragen, dat
geen nieuwe baarden worden gevormd."
In Noord-Brabant komt de tuberculose onder het
rundvee veelvuldig voor en schijnt voornamelijk in het
zuidoosten der provincie, dus alweer dicht bij! de Bel
gische grens een sterke uitbreiding te hebben verkre
gen. Het Rijk nam ,in 1907 uit Noord-Brabant 980
runderen over.
In Zeeland en het Oostelijk deel van Gelderland
kwam deze ziekte minder voor.
Bij. de vleeschkeuring te Enschedé bleek 6 p.Ct. der
geslachte runderen tuberculeus; 92 p.Ct. dezer geval
len was long-tubereulose en U/2 p.Ct. uiertuberculose.
In den Zuidoosthoek van Drente komt de. tubercu
lose sterk verbreid voor. Hier en ook in sommige
deelen van Overijsel wordt van de gelegenheid om
dieren aan het Rijk over te doen meer en meer ge
bruik gemaakt.
In het algemeen schijnt bij1 het Groninger zWart-
blaarde veeslag tuberculose minder voor te komen
dan bij; het zwartbonte Friescbe vee. Meerdere vee
artsen berichten, dat waar door hen tuberculose werd
geconstateerd, dit veelal was bij uil Friesland inge
voerde dieren. Aan het abattoir te Groningen wordt
vriji regelmatig des Vrijdags na de markt te Leeuwar
den meer tuberculose bijt geslacht vee geconstateerd
dan des Dinsdags na de markt te Groningen.
Een groot deel der in de provincie Groningen door
het Rijk overgenomen runderen was afkomstig uit de
gemeente Groningen en hare. naaste omgeving. Dooi
de daai- wonende melkslijiters, die een groot contin
gent leverden, worden vrij: veel runderen van het
Friesche veeslag gehouden.
i Omtrent de mate van voorkomen van tuberculose
in Friesland heeft men weinig zekerheid. Omdat er
nergens in Friesland een abattoir is heeft men ook
geen betrouwbare cijfers over deze ziekte bij het
slachtvee. Do groote veehouders hebben daar de ge-
j woonte teere cn ziekelijke koeien spoedig te verkoo-
pen.
Meestal komen zulke dieren door bemiddeling van