DE INKTVISCH.
Woensdag 27 Januari 1909
ö3ste Jaargang. No.
Bureau SCH&GEli, êLaan D 4.
Uitgevers 2 TIIAP£ifS ftN Co,
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-,
Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9
W0) jenden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Int ere. Telcpliomi o. 2».
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cont.
ADVERTENTIËN van I tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit één blad.
Zitting van Dinsdag 26 Januari 1909.
Een niet-alledaagsch geval.
Het was Cornelis Stap, dien we vandaag het eerst
van alle beklaagden de rechtszaal in zagen stappen.
Keesje, geboren te Wijdenes, resideert sinds gerui-
men tijd tot op heden te Hoorn, waar hij melkboer is.
Het is dezen 34-jarigen man niet erg voor den wind
gegaan. Reeds 2 malen getrouwd geweest... weduwnaar
geworden... zaken niet vooruitgegaan en na het afster
ven zijner eerste vrouw nog een leelijke fout begaan
bovendien, bij het doen van opgaven tijdens de boedel
beschrijving, die krachtens de wet na haar overlijden
plaats vond.
Toen Notaris H. J. J. Verhoeff van Avenhorn met
die beschrijving klaar was en Stap den bij de wet ge
vorderden eed afnam, zwoer deze, dat hij niets had ver
zwegen of verduisterd en dat hij niet wist, dat er iets
verduisterd of van den boedel verzwegen was.
En tochtoch wist hij dat er een bedrag van twee
honderd gulden op de Nutsspaarbank te Enkhuizen,
waarvan de heer Jacob de Wit secretaris is, stond
uitgezet ten name van zijn overleden echtgenoote Neel-
tje de Hart, die hem in 1897 een dochtertje heeft
geschonken dat nog in leven is en alzoo bij den dood
harer goeder (5 Mei 1901) als minderjarige erfgename
optrad.
Haar kwam als zoodanig dus rechtens 100 toe van
die uitgezette som.
Herhaaldelijk is Cornelis Stap er op gewezen, dat
hij deze zaak naar den eisch in orde moest maken
doch hij heeft naar al die waarschuwingen niet
geluisterd.
Zelfs des kantonrechters pogingen ten goede moch
ten in deze niet baten.
En evenmin had Stap's zwager, Piet de Hart eenig
succes, toen hij den man zijn verzuim onder 't oog
bracht.
Toen dan alles vergeefsche moeite was, bij het po
gen om de uitteraard netelige zaak in der minne tot
eene oplossing te brengen, moest het recht zijn loop
maar hebben en werd Kees een plaatsje voorbeschikt
op het al zoovele malen door lieden uit verschillenden
rang en stand als zetel gebezigd beklaagdenbankje.
Nu zei hij, te goeder trouw te zijn geweest, toen
hij den notaris, die hem wel op 't hart drukte om niets
te verzwijgen, opgave had gedaan, zonder iets van een
spaarbankboekje te reppen.
Zijn beweren, van dat boekje niets te weten, ging
heden echter niet best op.
De President gispte zijne handelwijze, waarmee Stap
de 100 die zijn dochtertje Cornelia toekwam, had
gestolen en er voor zichzelve land voor had gekocht,
op zijn eigen naam. Z.E.G. zou het nog begrijpelijk
hebben gevonden wanneer Stap, door schuldeischers
daartoe gedreven, in geldnood het bedrag dat zijn kind
toebehoorde had aangesproken, maar nu hij, de f 100
schuldig zijnde aan zijn kind, zelf vaste goederen had,
zou hij daarop ten voordeele van zijn dochtertje zelve,
hypotheek hebben kunnen nemen.
't Is waar, een eerste hypotheek stond er reeds op
en de houder daarvan zou wellicht tot opzegging daar
van kunnen overgaan, indien er een tweede hypotheek
op het onderpand werd geplaatst. Maar de President
oordeelde, dat beklaagde toch pogingen tot zulk eene
oplossing der kwestie had kunnen in 't werk stellen.
Wat hij trouwens nog kon doen, naar Z.E.A.'s oordeel.
We hoorden Piet de Hart mededeelen dat medio
Februari jl. boedelscheiding en deeling is gehouden
in tegenwoordigheid des Hoornschen Kantonrechters.
Niet altijd is de verhouding tusschen Stap en zijn
zwager Piet en familie even pleizierig geweest. Er was
een tijd waarin er volgens Piet weieens onaangenaam
heden voorvielen.
Notaris Verhoeff verklaarde, niet den indruk van op-
Door
ERNST VON WILDENBRUCH.
zettelijke verzwijging te hebben gekregen en ver
moedde dat onwetendheid wel een rol heeft gespeeld
bij beklaagde's handelingen.
De O. v. J. vond beklaagde's daden moreel zeer ver
keerd en verwerpelijk en wees er ook op, met hoeveel
geduld en lankmoedigheid anderen zonder succes aan
Stap de gelegenheid hebben geboden om geldelijk nog
goed te maken, wat hij zedelijk alreeds zoo zeer had
bedorven.
De O. v. J. wou niet gelooven, dat beklaagde in on
wetendheid had gehandeld, maar achtte hem wel dege
lijk schuldig aan het opzettelijk plegen van meineed.
Z.E.G. eischte, het lage der daad in aanmerking ge
nomen, 6 maanden gevangenisstraf.
Mr. Huizenga uit Hoorn, die als Stap's verdediger
optrad, hield een flink pleidooi, een inderdaad welspre
kend betoog, waarin heel wat ten voordeele van be
klaagde een ijverig oppassend man, waarop niets
valt aan te merken, volgens spreker, die hem al jaren
van nabij kent werd aangevoerd.
Mr. Huizenga eindigde zijne gloedvolle rede, door te
vragen de lichtste straf toe te passen (voor dit geval
1 dag hechtenis).
De O .v. J. repliceerde en Mr. Pluizenga verzuimde
niet te dupliceeren, maar w ij hebben nog meer zaken
te behandelen en daar we niet a 1 te veel ruimte van
de courant mogen vergen, zullen we de deur openen
en beklaagde No. 1, die „afgewerkt" is, uitlaten om
No 2 binnen te loodsen.
De straffer zwaar gestraft
Dat is de heer Salomon de Vries een onderwijzer te
Den Burg op Texel, die daar den 8 December jl. zoo
danig door de houding van een 12-jarig jongetje, Kees
Kool genaamd, werd geprikkeld, dat hij den knaap met
de knie eenige gevoelige stompen tegen zijn zitvlak
gaf. Een pijnlijke manier van straffen, zooals wij ons
uit onze schooljongensjaren ook nog best kannen her
inneren en die we in dien goeden tijd, „toen we nog
jong waren" vrij algemeen bestempelden met den naam
van: „Spaansche kruiwagen"' Was zoo'n gevoelig pre
sentje ons destijds niet erg welkom, evenmin scheen
dit bij Kees het geval te zijn, want spoedig hield hij,
zeker om de kracht der straf te breken zijne hand
tegen de gekastijde plaats. Maar 't middel bleek erger
te zijn dan de kwaal. Want meester betrachtte een
„sempre crescendo" en stompte ongelukkigerwijze zoo
danig tegen den duim van de kinderhand, dat die ont
wricht werd. Nu werd goede raad duur. Meester veran
derde nu de rol van kastijder onmiddellijk in die van
helper, maar, onmachtig het ontwrichte lichaamsdeel
naar den eisch te behandelen, stuurde hij den kleinen
vent naar Dr. Wagenmaker, die beter slaagde, want
nu is Keesje weer geheel klaar. Inmiddels moest mees
ter toch maar worden aangeklaagd wegens zijne hard
handigheid, dat stond vast als een paal boven water.
Het geschiedde dan ook en Keesje wist echt kin
derlijk te doen uitkomen dat de „meesters" van wie
hij kan spreken nogal eens gebruik maakten van „straf
fen aan den lijve", als zij dit rationeel achtten.
De O. v. J. eischte tegen den hardhandig opgetre
den onderwijzer 1 week gevangenisstraf.
De verdediger, de Amsterdamsche advokaat Mr. Ko-
kosky, een zeer welbespraakt raadsman, had op de
geëischte straf heel wat af te dingen.
Niet alleen dat de Burgemeester en ook de moede."
van den mishandelden jongen cr op hebben aange
drongen, de zaak te laten rusten en niet voor de
vierschaar te brengen, maar ook zou gevangenisstraf
voor den heer De Vries zeer onaangename gevolgen
hebben.
Hij toch wilde overspannen als hij reeds eenigen
tijd is tengevolge van het optreden als leermeester van
„de lieve jeugd" ook vóór dit gevalletje al ont
slag aanvragen uit zijn betrekking en, het onderwijs
daarmee vaarw el zeggende, een anderen werkkring zoe
ken.
En deze man is met een uitstekenden gezondheids
toestand op Den Burg zijn onderwijzersloopbaan be
gonnen, die hem aan 't hoofd eener school voor
Eranscbe lessen stelde, waai' leerlingen opkwamen, zon
der dat hen een toelatingsexamen werd afgenomen.
Wat den leeftijd der scholieren nogal deed variee-
«ren. Enfin, we weten reeds, hoe De Vries in zeer
gespannen toestand geraakte en dit beseffende over
ontslag dacht.
En ook andere onderwijzers en onderwijzeressen on
dervonden door de houding der leerlingen te Den
Burg veel onaangenaams, volgens pleiter.
Iloe zwaar zal het nu den heer De Vries vallen,
eene hem (passende betrekking te krijgen, na in de
gevangenis te hebben gezeten! Immers, men vraagt ge
woonlijk niet: w war óm zat hij? Spreker zou dan
ook gaarne de straf lichter willen zien bepaald en tot
eene geldboete zien teruggebracht.
Nachtarbeid van kinderen.
De 31-jarige broodbakker Klaas Kout, geboren te
Edam en wonende te Zuidscharwoude, heeft verleden
najaar terechtgestaan omdat liij een paar malen, daar
toe gebracht door ide kermisdrukte, zijn 15-jarig knechtje
Gert Koeman, gedurende den nacht van 's avonds laat
tot 's morgens een uur of vier, vijf liet werken.
De kantonrechter voor w'ien hiji terecht stond be
trachtte eene zoodanige uitlegging van het desbetref
fende artikel van het wetboek van strafvordering, dat
hij Klaas vrijgprak.
Maar o, weede Ambtenaar van het Openbaar
Ministerie kon zich met die opvatting niet vereeni
gen en toekende appel aan, wat ten gevolge had dat
de O. v. J. heden met lastgeving tot vernietiging van
des kantonrechters vonnis opnieuw straf eischte en
wel dezelfde, als door den Ambtenaar van het O. M.
aan beklaagde Kout was toegedacht, n.1.2 boeten van
f 2 elk, ieder der boeten door 2 dagen hechtenis te
vervangen.
Omdat hij een goede klant was.
Nïcoiaas de Greeuw1, een 25-jarig Hoornsch koop-
en 'sjouwerman werd, omdat hij, half beschonken, ter
zijner geboorte- en woonstede den 13den December
I j.1. een paai- ruiten in een ledig slaand huis van den
j heer A. J. NVoestenburg vernielde, opgeknapt met een
eisch tot 4 weken gevangenisstraf. Geen kleinigheid!
j Maar deze eisch stond, zooals we van den heer Of
ficier hoorden, in verband met de Greeuw's vroegere
veroordeelingen. Ja, goede klanten gaat men goed be
dienen.
Schandelijk gedrag.
't Miserabelste product dat we vandaag te aanschou
wen kregen, Was voorzeker de 32-jarige Piet Meurs
van Opperdoes, die nog thuis is bij; zijne reeds tame
lijk bejaarde ouders, die hij op 20 December j.1. ach
tereenvolgens afranselde1, wat door Clazina Trompet
ter, de dienstbode van een der buren, werd gezien
althans wat betreft de mishandeling van den vader.
De oude Klaas Meurs Piet's papa was bij!
een buurvrouw, maar werd door Pieter's zus al spoe
dig gehaald, omdat de jonge heer zoo geweldig op
zijn poot speelde, toen zijn moeder onzes inziens zeer
terecht er aanmerking op maakte, dat liij op klompen
in de kamer kuierde. Klaas kwam, maar kreeg al
spoedig ter verwelkoming van zoonlief slaag.... met de
lang. Toen papa builen mangelwortelen uit de kuil
op zijn erf iwilde deleven, verkoos Piet zulks niet,
hoewel hij er niets over te commandeeren had en
pakte zijn vader aan, hem vervolgens met een korten
dikken stok slagen toedienende. Wél kwam moeder
haren zoon met een lat op zijn huid 0111 vader ,te
ontzetten allertreurigst familie tooneeltje toch
maar toen sloeg Piet zijn moeder tegen heur hand,
zoodat de pink gevoelig werd getroffen, bloedde en
later opzwol.
Beklaagde wijt het voorgevallene aan de driftige ka
rakters van hemzelven en zijn vader, maai" had dan
al eens heel weinig deugdelijke motieven op te ge
ven.
Wél verklaarde hij; berouw te hebben als haren op
zijn hoofd. Als 't maar tijd wordt!
De O. v. J. eischte wegens mishandeling 2 maal
gepleegd, 3 weken gevangenisstraf tegen Piet Meurs.
Op heeterdaad betrapt.
Een drietal ;21-jarige Uitgeester jongelui begaven
3.
Den volgenden morgen reeds werd de brief aan den
beroemden schrijver verzonden en geschreven op pa
pier met den firma-naam van haar pension bedrukt. Het
schrijven bevatte een aantal woorden vol streelende
bewondering voor den heer professor en zij noodigde
hem uit in haar salon, voor de dames van haar pen-
sionnaat, die met begeestering reeds zijn voordrach
ten in het Lyseum hadden gevolgd, een reeks van voor
drachten te houden, waarvoor hij zelf het onderwerp
kon uitkiezen.
Onder dit schrijven werd haar enthousiasme bijna tot
een extase opgevoerd, waartoe het bewustzijn dat dit
alles haar niets kostte niet weinig bijdroeg, en zij sloot
den brief terwijl zij de overtuiging uitdrukte, dat de
groote en beroemde man het niet zou versmaden om
naar kennis dorstende vrouwen uit zijn rijke bron te
laven. Onder aan den brief werd in alle nuchterheid het
honorarium genoemd, dat men hem aanbood.
Met een verhit maar stralend gezicht werd het schrij
ven aan juffrouw Iduna voorgelegd, die het zwijgend
doorlas. De samenstelster nam dit zwijgen op als een
uitdrukking van geheele toestemming. De brief
werd gesloten en in de bus gedaan, en terwijl het
overige deel der dames nog niet besefte, welk een ge
beurtenis haar wachtte, wisselden de beide samen-
zweersters heimelijke blikken van verstandhouding,
in zoet verlangen en vreeze over het gevolg dat haar
onderneming hebben zou.
Zij moesten evenwel heel erg lang wachten.
Toen Peter Aichschnitzer den brief had gelezen was
zijn eerste opwelling geweest, den brief onbeantwoord
te laten en in de papiermand te werpen. Dan evenwel
had hij den brief op zijn schrijftafel laten liggen,
was opgesprongen, was de kamer op en neer gerend
met een sterk gefronst voorhoofd, met zwaaiende ar
men, zoodat hij ongeveer op een op buit uitschietenden
inktvisch geleek. Alle ergernis, die hem de vrouwen
in den loop van zijn leven hadden bezorgd, steeg als
gal in hem op. Uit een pension in het westen kwam
dat epistel nu ja, daar woont dat elegante vrouw
volk dat over hem heen had gekeken als iets dat niet
bestond, zoodra de een of andere dwaas was versche
nen, die er zoogenaamd presentabel uitzag.
Daarna echter nam hij den brief nog eens een keer
op hoe had die vrouw ook weer geschreven? „Zij
geloofde en verwachtte, dat naar kennis dorstende
vrouwen niet te vergeefs een beroep op hem zouden
doen," met een hoongelach, wierp hij den brief weer
op tafel. Dat mankeerde hem juist nog.
Een troepje blauwkousen, die hem uitnoodigden, haar
de hand te reiken, bij- haar zucht naar studie!
Peter Aichschnitzer behoorde tot dat soort van man
nen, die met een door niets te overtuigen ongeloof,
tegenover de studeerende vrouw stond. Vrouwen die
zich geestelijk ontwikkelden, aan kunst deden, of op
ander gebied de blauwkous uithingen, die boezemden
hem een niet te overwinnen tegenzin in.
Want nog, ondanks allen spot, dien hij van den kant
der vrouwen had moeten verduren, hield hij veel van
de vrouw. Het was weliswaar een volkomen zinnelijke
liefde en dat was het gevolg van het feit, dat hij
met veel mooie vrouwen in kennis kwam, die in zijde
en fluweel gekleed er heerlijk uitzien, wier kleine voet
en mooie armen men aanbidt, maar voor wier kennis
en verstand men niet het minste respect heeft.
En nu deze uitnoodiging. In gezwollen stijl. Het
zich in den nacht van 6 op 7 December j.1. zonder
medeweten of toestemming van den rechthebbende, Ja-
cob de Geus, hun dorpsgenoot, op diens erf blijk
baar tot bedoeling hebbende: eendcndiefstal. Ze wer
den aangetroffen aldaar door een nachtwaker die hen
herkende als Piel Bakkum, Kees Mooi en Jilgert van
der Eng.
Ieder der drie heeren werd vereerd met een eisch
tot een maand gevangenisstraf.
A.s. Dinsdag iuitspraken.
Een zonderling Friesch edelman.
Te Franeker woonde zoo lezen we in de Frane-
ker Courant in de tweede helft van de voor-vorige
eeuw in het laatste huis bij de Noorderpoort een zon
derlinge Standfries, Wietse Fons genaamd. Hij was
een geboren edelman en de laatste van zijn geslacht.
Hij sprak, als een echte Fries, met opzet niet an
ders dan zijn eigen memmetael (moedertaal). Toen zijn
vader op diens legerstede stervende was, voegde Wiet
se hem de weinig troostvolle, maar veelzeggende woor
den toe: „War dy heite, fen us folk is nimmen op
bed stourn", d. w. z. verzet u, of doe uw best, vader,
van onze familie is niemand op bed gestorven.
Een zijner vaste gezegden was: „Der is gjin swieter
swiet as regear en behear, mar gjin swiet, dat sa gau
oan 't gestjen giet". (Daar is geen zoeter zoet dan „re
geer en beheer", maar geen zoet, dat zoo spoedig aan
't gisten raakt.)
Toen men hem eens lid van den Landdag wilde ma
ken, sprak hij: „der pas ik net, de greatste ben ik net
en de lytste wol ik net weze", (daar pas ik niet, de
grootste ben ik niet en de kleinste wil ik niet wezen).
Hoewel hij onbemiddeld was, weigerde bij alle ge
schenken, die men hem aanbood. Slechts een uitzon
dering maakte hij op dezen regel. In den jachttijd
nl. aanvaardde hij geregeld elk jaar een haas van den
Grietman Goslinga te Dongjum, een dorpje in de na
bijheid van Franeker gelegen. Bij dezen Grietman ver
scheen hij op diens slot tevens eens per jaar aan
tafel. Hij noemde bij deze gelegenheid, als altijd, vrij
uit ieder, dien hij ontmoette, ook de freules, de doch
ters van den Grietman, bij haar voornaam.
Bij dezen Grietman trof hij eens den Prins (Willem
IV), die hem vroeg, wie hij was? Hij antwoordde kor
daat: Frysk Edelman enBolleman to Frentsjer!
(Friesch Edelman enstierenhouder1 te Franeker.)
Men moet nl. weten, dat hij evenals zijn vader de
stadsbetrekking van stierenhouder bekleedde, destijds
een privilegie, waaraan eenig voordeel verbonden was.
In onze steden en dorpen vindt men nog Boller
manstraten en Bollemanstegen, die hun naam ontleenen
aan dezen stadswaardigheidsbekleeder.
Wietse hield dus een stier op stadskosten, die hem
een sober bestaantje gaf. Toch roemde hij op deze
functie en noemde zich steeds met ingenomenheid:
Bolleman.
Eens werd hij door Maria Louisa, toen deze te
Franeker andere edellieden bezocht, ontboden. Deze
edelvrouwc had n.1. van den zonderling gehoord en
wilde hem een gunst bewijzen.
Maar hij gaf den bode kortweg ten antwoord: „As
hja my hwet to sizzen hat, kin hja by mv komme."
(Als zij mij wat te zeggen heeft, kan zij bij mij ko
men.) De Prinses had nog wel voorgesteld hem met
haar rijtuig te willen halen
Toen de vorstin 's avonds vertrok, hield ze even stil
voor de woning van Fons, die nu aan het rijtuig ver
scheen. Zij deed hem mooie aanbiedingen, doch Wietse
bedankte in bescheiden woorden voor alle gunstbewij
zen, zeggende, dat hij „genoeg had".
Toen hij stierf werd er in zijn woning anders wei
nig gevonden dan alleen een doosje met dertig guldens,
met een briefje erbij, waarop stond: „Det. is for mien
groeve" (Dit is voor mijn graf).
En toen hem door de rijken der stad tijdens zijn
laatste ziekte allerlei spijzen en dranken ter verkwik
king werden gezonden, weigerde hij daarvan iets te
scheen hem als een hoon, als een onuitgesproken mee
ning: de mooie, elegante vrouwen zijn niet voor jou,
dus kom tot ons, de ontwikkelden, studeerenden, de
blauwkousen, bij wie jij behoort
Zoo! Tot jelui behoor ik dus? Dat willen wij nog
wel eens zien en reeds kreukte het papier hem
tusschen de vingers, die het blijkbaar wilden verscheu
ren. toen zijn blik viel op een paar regels die onder
aan den brief stonden. Wat stond daar?
„Als honorarium voor de voordrachten, veroorlooft
zich de directie van het pension u aan te bieden
Drommels! Had hij dat werkelijk goed gelezen? Dien
luidjes daar was het blijkbaar ernst met de zaak; die
hadden er een aardigen duit voor over ook.
Hij liep de kamer nog eens op en neer, maar nu
niet als iemand die boos is, maar als een bedaard man,
die een mooi zaakje heeft ontdekt.
Zulk een som! Of hij dan van nature zelfzuchtig
was? In elk geval was hij het in den loop der jaren
geworden. Van huis uit een arme duivel, zoo goed als
geen geld op zak, zoolang hij dichter was geweest, was
hij beginnen te verdienen zoodra hij criticus was ge
worden. In geldverdienen steekt een zeker wellustig
welbehagen, vooral op naturen als de zijne, het heeft
een mensch ten slotte tótaal te pakken. Het was hem
tot een behoefte geworden, geld, veel geld te verdienen.
En nu wilden die blauwkousen hem dat betalen? Zijn
stemming werd milder, het beeld van de blauwkousen
werd minder onaangenaam en stuitend. Hij dacht er
nu al reeds anders over, de dames kwamen hem min
der afschrikwekend voor. Van rijke vrouwen gaat een
zekere aantrekkelijkheid uit; rijkdom is reeds half en
half elegance en elegance reeds een zekere dosis
schoonheid. Vooral wanneer bij rijkdom nog vrijgevig
heid komt. Hij 'liet den brief nog eenmaal door zijn
handen glijden papier van de fijnste kwaliteit
de firma van het pension aan het hoofd. Ja, ja, in
die pensions in het westen wie weet of daar niet
louter rijke, elegante en mooie vrouwen waren. En
dat was het mooiste van alles, die verlangden naar
hem.
Hij hield op met zenuwachtig de kamer op en neer
te draven en ging aan zijn schrijftafel zitten, waar
juist een werk van hem lag, een voordracht over schil
ders en schilderkunst.
Dat was uitermate geschikt voor het pension, hij zou
de dames daarmee dacht hem wel aangenaam kunnen
bezighouden. Hij besloot toch nog niet direct te ant
woorden. Een paar dagen lang moesten de schoonhe
den op antwoord wachten. Een zoo gezocht man moest
zich ook werkelijk laten zoeken. Dus werkte hij voor-
loopig met groote zorg, die alles kenmerkte wat hij
schreef, zijn werk over schilders af en dan. na verloop
van nog enkele dagen, schreef hij op den wijdloopigen
brief een kort en droog antwoord, waarin hij te kennen
gaf te willen komen. Hij noemde het onderwerp, dat hij
dacht te behandelen en drie avonden in beslag zou
nemen. Tegelijk verzocht hij avond en uur voor de
voordrachten aan hem mee te deelen.
Toen deze kaart in het pension aankwam, was het
alsof de wereld op hare grondvesten had geschud. De
eigenares van 't pension, wie de komst van den grooten
man allerlei voordeel beloofde, jubelde luide. Haar da
mes, voor wie de mededeeling van de komst van den
grooten man een ware verrassing moest zijn, hoorden
dat niet allen met dezelfde begeestering aan. Het was
voor de meesten een zeer aangename gebeurtenis. Zij
beschouwden het als iets waarmee zij overal zouden
kunnen pronken en waarover men veel, misschien ook
wel iets leuks zou kunnen vertellen. Door de dames
werd besloten dat de voorlezingen zouden gevolgd wor
den door diners in grooten stijl, tot welk diner men
den beroemden man natuurlijk zou uitnoodigen. Hij
zou daar zijn de eeregast en hoofdpersoon.
Wordt vervolgd.