1NGEZONOE N. Binnenlandsch Nieuws. Gemengd Nieuws. Bijna onder een sneeuwval bedolven. een meneer zooas u om zoo'n verdorve vent as ik oen te begrijpe. Het schijnt dezen keer tenminste een oeetje moeilijk te gaan"... U bedoelt toch niet, dat u me wil vergeve dat u me genade wil schenke?" „Ja, ga door'"! „Meneer Marks, je bent een edelman! Ik wil wel; ik wil me wel genade late schenke op heel billijke voorwaarde. Die kleine vergoeding, zoo as je het zou kenne noeme, en waarvoor ik me dan zou late ver geve, zou, late we zegge, vijftig pond moete zijn." „Wat!!" „Vijftig pond," zei ik. „Ja, want er is een heele hoop vergiffenis noodig voor zoo'n slechten streek. De laaie van je brandkast benne toch maar verboge en dat raam achter op de eerste verdieping ziet er freeselijk uit." „Wat ben jij brutaal," hoonde mijnheer Marks, nu vrijwel bekomen van den schrik. „Hoe kom je erbij dat ik je nog geld thou geven ook. Je mag blij thijn, dat je niet opgepakt wordt." „Net wat ik zelf zeg!" antwoordde Snorkey. „Haal de pelisie. Of laat mijn het. doen, als u dat liever wil." „Neen, neen! Maar vijftig pond ith belachelijk. En dan heb ik ook geen eenth geld bij me." „Dat komt wel in orde; ik wil hier wel tot morgen ochtend wachte. Het is hier warmer dan in de kouwe strate." „Neen, neen1 Je moet heengaan. Kom nou, weeth nou niet thoo onredelijk, mijnheer Thnorkey. Morgen thien we elkaar nog wel en dan komt het in orde. Thoo waarachtig, alth ik hier thta!" Snorkey knipoogde en schudde onverbiddelijk het hoofd. „U begrijpt de slechte gedachtes van zoo'n doortrap ten misdadiger niet, meneer Marks. Weet je wel, dat ik zoo laag gezonke ben, dat ik je niet eens op je woord zou geloove? Het is toch zoo- kerschiikke- lijk, he?" „Maar vijftig ith gewoonweg te gek. Het ith be- thpottelijk!" „Nou ding dan af, meneer Marks. Bied dan veertig." „Neen, neen, dat ith onthinnig. Ik heb een pond bij me, mithchien anderhalf." „Dat vind i k nou onzinnig. Ik heb de punt afgebroke van een instrument van me, dat alleen al zooveelwaard is. En as ik er niet geweest was, dan had er best brand kenne komme. Best hoor, as je nagaat hoe roe keloos hier met petrolie wordt omgespronge! Het had ieder oogenblik kenne uitbreke, as ik er niet geweest was." „Ik thal je vijf pond geven, daar dan!" „Daarvoor ken ik het niet doen. Me gewete zou dat niet toestaan; me gewete is eerste klas, hoor. Nee, het zal een heele hoop meer motte koste." „Maar alth ik nou toch niet meer bij me heb?" „Daar net had je maar anderhalf pond en nou benne het er al vijf geworde. As ik hier maar blijf, dan ben je morgenochtend nog „millionair"; de hoogwelgebore heer Marks, en alles door mijn. Nee, ik blijf!" „Neen, neen, weeth nou geen thpelbederver mijn heer Thnorkey, geef me een kanthje. Hoeveel moet het dan wethen? Maar haal me het vel niet over denneuth. „Zie je wel, dat het al wat aangroeit. Dat zei ik je wel. Je moest me in je eige belang maar late blijve. Maar as je dat nou liever niet wil, goed dan. En nou geloof ik, dat ik veel beter rade kan wat je bij je heb, dan je zelf. Als je vijf pond en nog een beetje bij je heb, dan wil dat zegge, dat je je winst van de club nog niet hebt thuisgebracht. Je wisselt altijd het zilver, voor je heengaat. Dat weet ik. En nou denk ik zoo: twintig pond. Als het meer is, nou vooruit, dan mag je het houwe, omdat je zoo eerlijk ben. Maar dat moet ik hebbe. Dus nou weet je het!" De tijd ging zijn gang en het was een feit, dat de som in 's heeren Marks' zakken heel wat meer bedroeg dan zijn kwelgeest meende. Marks dacht een oogenblik na, keek Snorkey smartelijk verwijtend in de oogen, en'keerde zich om. teneinde het goudgeld uit te tellen. Daarop draaide hij zich weer om, zuchtte en betaalde. „Hij raakte heelemaal uit zijn humeur, omdat hij dat beetje geld moest betale,zeide Snorkey, toen hij, lan gen tijd daarna, zijn avontuuj- vertelde. „Echt kwaad was ie; ik denk, dat ie het komieke van het geval niet snapte. Sommige mensche hebbe daar geen gevoel voor. Maar ik zei heel vriendelijk tegèn hem, dat ie toch voorzichtig moest weze met lucifers en zoo, van wege al die ontvlambrae stoffe. En toen ging ik weg." Ik loop de straat door en ik kom in Houndsditch en wat zie ik daar: een brandweerschel. U weet waar, juist op den hoek. Nou moet u wete, dat ik wel een beetje zenuwachtig over meneer Marks was. Want het was daar toch maar wat gevaarlijk voor iemand met een licht bij zich. En hoe het kwam weet ik niet, maar ik had zoo'n akelig voorgevoel, dat het huis toch nog in brand zou rake. U weet, hoe zoo'n voorgevoel je soms te pakken kan krijge. Nou, ik had het zoo sterk, dat ik maar niet voorbij die brandschel kon komme. En eindelijk sloeg ik het ruitje in en trok aan het hand vatsel tot ik het er haast uit had en toen liep ik zoo hard as ik kon naar huis omdat het al laat was. En weet je wat nou het merkwaardige van het ge val was? Toen de brandweer er kwam, was er brand ook. Op me woord van werachtig! Hoe vin je zoo iets? En toen meneer Marks moest vertelle hoe het ongeluk gebeurd was, raakte die zoo in de war, dat ze em twee jaar gavve." N. Crt. o- Aan dc Redactie van de „Sehager Courant.' Als afgevaardigde van de Sehager IJsclub, aange sloten aan den Ijsbond Hollands Noorderkwartier, acht ik mij verplicht U beleefd een beetje plaatsruimte te vragen ter weerlegging van de opmerking van een Uwer correspondenten, waar deze in een berichtje ver telt, dat het wenschelijk ware den gaanden en komen den man door borden op het gevaar te wijzen dat hen dreigt bij liet berijden van de vaart bij Jaars dorp. Deze vaart, mijnheer de Redacteur, is geheel on berijdbaar. Van borden plaatsen is dus nog in het geheel geen sprake. Zoodra een vaart eenigszins be rijdbaar is, stelt de Sehager IJsclub alles in het werk om ongelukken te voorkomen, zet wakken af, plaatst borden, enz., zie b.v. thans de vaarten van Barsin- gerhorn en Zijpe. Bij een zoo goed als open vaart behoeft zulks toch zeker niet te geschieden. Ter voorkoming van onjuiste gevolgtrekkingen ver zoek ik U dus, mijnheer de Redacteur, deze opmer king even te willen plaatsen. Met dank voor Uwe bereidwilligheid, De afgevaardigde der Sehager IJsclub M. VISSER. I Schagen, Januari 1909. j Troef. Bakker, 'het brood dat je me gisteren gegeven hebt, - was zoo hard dat het niet te eten was. i - Kind, wat praat je toch? Ik bakte al brood voor dat je geboren was. j Juist, (dan zal je me zeker gisteren wat van flat brood gegeven hebben. Een raadsel. j Eenige dagen geleden werd door den heer Van 11. j V. B. te Utrecht, aan den heer mr. R. te 's-Hage, een aangeteekende brief verzonden, waarin f 2000 aanbank- j papier. Bij: aankomst van dezen brief bleek de in- I houd (de bankbiljetten) verdwenen te zijn. j Een nauwkeurig onderzoek leverde eindelijk op, dat de enveloppe geopend was geweest, zonder dat de ze gels verbroken waren. 't Merkwaardigste in deze geschiedenis is, dat de brief bij: aanbieding ten postkantore te Utrecht hetzelfde ge wicht had als bij: weging te Den Haag. Een vertrouwd bediende heeft den brief gepost, terwijl deze zeer kort op het kantoor te Utrecht heeft vertoefd. Hoe is dit geld dus verdwenen? Justitie en politie zijn ijverig in de weer, om dit raadsel op te lossen. Bond van Tooneelvereenigingen. Des Prov. Bond van Dilettanten Tooneelv. in N.-H., I die thans reeds 46 afdeelingen telt, zal den 6den, Aug. j a.s. 10 jaren hebben bestaan. Ter herinnering daaraan zal genoemde Bond een Tooneelwedstrijd houden voor zijne afdeelingen, waar aan reeds door 22 afdeelingen toezegging is gedaan tot deelname. Voor dezen wedstrijd zal door de afdee lingen een waarborgfonds worden gesticht, waarvoor reeds voor 350 gld. is toegezegd. Om zelfs de zwakste vereeniging, (wat de finantiün betreft) in de gelegen heid tc stellen aan dezen wedstrijd mee te kunnen doen, heeft men besloten den wedstrijd in verschillende ge meenten te doen plaats hebben, zoodat men z.g. kring- wedstrijden krijgt, met een wandeljury. De beste en grootste gelegenheden worden hiervoor natuurlijk aangewezen. Voor dezen wedstrijd worden alleen medailles beschikbaar gesteld, waarvan er reeds zijn toegezegd door enkele personen die belang stel len in den Bond. Winkel. De rentenierswoning met erf, toebchooronde aan Mej. A. Bloemendaal, echlgenoote van den heer A. Jonker, werd in publieke veiling toegewezen aan den heer D. Dirkmaat te Heerhugowaard, voor f 2000. Oude Niedorp. Donderdagmiddag werd alhier, op de Molensloot, een Wedstrijd gehouden op schaatsen, in het hardrijden en schoonrijden, voor jongens en meisjes, in drie afdee lingen. Uitslag (hardrijden voor jongens was: Hendrik Over lste prijs, Aris Pijper 2e pr., Koen Hoogeland 3e pr., Klaas Dekker (4-e pr.2e afdeeling: Pieter Witsmeer lste prijs, Pieter Kooijman 2e pr., Jacob van Zoo- nen 3e pr., Pieter Bood 4e pr. Schoonrijden, meisjes: Nelie AI ij ts le prijs, Mijntje Pij per 2e pr., Trijntje' Pijper 3e pr., Marie Druif 4e pr. De prijzen bestonden in contanten. De mede-rijders en rijdsters die niet in aanmerking kwamen voor een prijs, ontvingen elk twee sinaasap pelen. Dat was zoo! De onderwijzer heeft voor de klas gesproken over de hygiëne bij het gebruiken en bewaren van voedings middelen. Hij, vraagt jiu „Welke is de beste plaats om melk zuiver :te houden op een warmen dag?" En het antwoord luidt: „In de koe, meester." Grondbelasting in Noord-Holland. Men schrijft ons: De aanslagbiljetten voor dc grondbelasting zullen dit jaar wel eenigen tijd later in handen der belastingplich tigen komen dan andere jaren. Gewoonlijk kunnen de kohieren voor den nieuwen dienst in de maanden No vember en December ten kantore van den oontroleiu der grondbelasting vrijwel geheel -worden afgewerkt. De optellingen alleen blijven dan achterwege, daar nog vóór het nieuwe jaar enkele veranderingen kunnen plaats hebben door verkoop, enz. Omstreeks half Jan. echter zijn zij klaar en bereiken via den directeur der belast, (voor de executoir-verklaring) en den bur gemeester (voor de afkondiging) het kantoor van den ontvanger der directe belastingen. Een veertien dagen later heeft dan de uitreiking der biljetten plaats. In 1908 echter is de geheelc voorbereidende arbeid tegengehouden door de besprekingen in de najaarsver gadering van de Prov. Staten over eene tweede verhoo ging van liet aantal opcenten op de grondbelasting voor 1909. De eerste maal, in de Juli-vergadering (2i Juli 1908 werd besloten 10 opcenten te heffen op de hoofdsom der belasting op de gebouwde en op dc ongebouwde eigendommen. Tevoren werden 9 opcenten geheven. Den 15 December kwam hel besluit van de Prov. Staten tot een tweede verhooging der provinciale opcenten op de belasting wegens gebouwde eigendom men. Besloten werd namelijk bij de Regeering alsnog de heffing aan 1c vragen van 2 opcenten op de hoofd som der belasting op de gebouwde en op de ongebouwde eigendommen. De goedkeuring volgde bij Kon. Besluit van den 24 Dec., terwijl de afkondiging den 30 Dcc. plaats had. Voor 1909 zullen dus 12 prov. opcenten op de grondbelasting worden geheven, tegen vroeger 9. Eerst toen volkomen zekerheid bestond omtrent het getal der opcenten, kon de bewerking der kohieren beginnen, zoodat eene vertraging van de uit do ko hieren weder voortvloeiende werkzaamheden (bewer- ken der lijsten van de hoogstaangeslagenen, uitreiken J van aanslagbiljetten) niet te vermijden is. Voor verscheiden grondbezitters in Noordholland zal j de belastingverhooging, welke verband houdt met de verhooging der opcenten, wel onverwacht komen. Zon- der veel ophef in de Sta ten - v e rga dering behandeld - 10 opcenten op vermogens- en bedrijfsbelasting doen i meer van zich spreken terwijl de goedkeuring in j de Kerstweek viel, is er weinig aandacht aan de ge- heele quaestie geschonken. Het is dan ook misschien 1 niet ondienstig er aan te herinneren, dat in dezelfde vergadering van 15 Dec. werd besloten, ook het aan tal prov. opcenten op de personecle betasting voor 1909 I te verhoogen met 1 opcent en dus van 9 te brengen op 10. Hbl. Callantsoog. Den 28 dezer strandde alhier bij; strandpaal 16 ten 1 gevolge van dikken mist de sleepboot „Wodan" van den sleepdienst Leis en Smit,- thuis behoorende te Maas sluis en thans op onderzoekingstocht voor het Zoö logisch inslituut te Helder. Er waren 17 personen aan i boord, waaronder 1 zeeofficier. Sleepbooten ter assistentie zijn in de nabijheid. Visschers naar den vreemde. Tegen de volgende week vertrek! van Scheveningen naar Norderham in Duitschland, een geheel visschers- gezin, dat iin dienst is gelreden van een visscherijt- maatschappiji aldaar, de mannelijke leden om ter vis- scherij te gaan, de vrouwen om te boeten. Naar verluidt, wordt voor die maatschappij moeite gedaan om ïiog meer visschersgezinnen, van Scheve ningen te doen overkomen. Toch wel leuk. Men schrijft uit Den Haag: Bij de Woensdag gehouden stemming voor den ge meenteraad kwam in het stembureau de Gheynstraat een 14-jarig meisje binnen. Op de vraag van den pre sident, wat ze doen kwam, zei het meisje „vader is niet thuis en nu heeft moeder gezegd, dat ik maar voor vader stemmen moest." Zij gaf daarbij een pa piertje over waar de namen Koppel en Streng op ge schreven stonden. ren zuinig bij instinct. Maar de opkomelingen kwamen nu op den voorgrond. Zij moesten vei toon maken, om zich te laten gelden. Hun van nature grove smaak zocht, zonder dat op het geld werd gezien, naar be- vrediging. Elke nieuwe opkomeling moest de aandacht op zich vestigen door meer geld uit te geven dan zijn voorganger. In den beginne verzetten de eersten des lands zich, maar de plutocratie behaalde spoedig de overwinning. De weelde nam snel toe en de golf van verkwisting ging over het geheele land heen, op het oogenblik begint zij pas terug te loopen. De zucht naar vereenvoudiging van de levenswijze is een teeken, dat de vleug van vertoon en Sybarletische genotzucht aan liet luwen is. Wij zijn beu van den opgeschroefden levensstandaard .Wij willen, een veran dering lil de onophoudelijke kostbare bevrediging van de genietingen der zinnen. Wij merken, dat zij meer kost dan zij waard is en meer dan sommigen van ons met matige Inkomsten er niet zoo gauw toe komen, om de zeden van de rijken na te apen. In Engeland was dat na-apen een veel grooter maatschappelijk gevaar. Daar leven velen van hun kapitaal, dat de bron van hun levensonderhoud is, en de kinderen zullen het tot hun schade gewaar worden. In andere landen is de zucht, om de rijkaards na te apen, lang zoo sterk niet als in Engeland. In Petersbure heeft de verkwisting on der de hooge standen een verschrikkelijken omvang aangenomen. In New York brandt den niillionairs het geld in de handen. In Weenen wordt veel gespeeld en woest geleefd, maar alleen onder de aristocraten. In Parijs is er gelegenheid genoeg, om er op los te leven, maar de gewone bourgeois doen er zelden aan mee. Engeland en Duitschland kunnen van Frankrijk teeren, dat het spaarzaamste land is. Daar is het een regel, dat men niet meer dan de helft van zijn inkomen verteert. In Engeland is dat een uitzondering. Men heeft daar het opzij leggen van geld verleerd. AIaar de Engelschen worden nu gelukkig verstandiger. De Duitsche middenstanders, die de ontspanningsplaat sen van Europa overstroomen, zijn ook zoo verstandig, om zich niet te laten plukken. Zij willen niet meer betalen dan iets waard is. Een hotelhouder te Nice heeft mij eens gezegd, dat de Engelschen beleedigd zijn, wanneer men hun niet "■eet te veel in rekening brengt. Maar zulk een ijdelen trots vindt men niet bij de Duitschers. Zoodra wij. besloot de diplomaat, ons vrij maken van de inbeelding, dat het min is. om zich om geld te bekommeren, zullen wii op weg zijn, om meer genot voor minder geld te krijgen. Duitschland zal dat mettertijd ook merken, maar men moet het zelf ondervonden hebben. Duitschland zal. denk ik, spoediger tot die overtuiging komen dan wij Ik twijfel, of de groote massa van den middenstand er aan mee zal doen. De Duitsche standsverschillen zijn scherper dan de onze. In Duitschland zal hqt volk kunnen betalen. Terugkeerende alpentoeHslen verhalen van een nau welijks ontsnapt gevaar bij het bestijgen van een berg. Engelsche weelde. Een diplomaat heeft in een Dondensehe sociëteit, naar aanleiding van het telegram uit Berlijn over de toene mende weelde daar, ook zijn hart uitgestort over den toestand in Engeland (zie een vorig nommer). Zijne beschouwingen worden eveneens door de Daily Mail weergegeven, In Duitschland, zeide hij, begint men pas. Men is daar op het punt, dat wij 25 jaar geleden al bereikt hadden. Tot dien tijd waren de zeden van de Engel schen eenvoudig. Toen ik tusschen de zeventig en tach tig de gast was op buitens was de leefwijze sober en zonder omslag. Wie zou tegenwoordig den moed heb ben, om aan zijne gasten 's ochtends gekookte eieren en koude ham aan het ontbijt voor terzetten, een warmen schotel met koud vleesch en kaas aan het noen maal en vier of vijf gerechten aan het middagmaal? Welke dame in de uitgaande kringen is nu tevre den met een naaistersrekening van 1800 gulden, zooals mijne tante, die een van de hoogste titels in Enge land had en hofdame bij koningin Victoria was? De verandering is gekomen toen het tweede en derde ge slacht van fabrikanten en handelslui hun geld vrijelijk begonnen uit te geven. Totdusver hadden zij alles wat zij konden overleggen in hun zaken gestoken. Zij wa- was verzeild. Hij ging aan tafel zitten en nu kwam het tweede fatale moment. Terwijl hij zich gereed maakte uit het manuscript te lezen, bemerkte hij, dat hij te laag zat; hij kon de armen niet op de tafel brengen en de bladen van zijn manuscript niet omslaan. Zijn kleine, verwrongen gestalte was daarvan dc schuld. Na eenige vergeefsche pogingen stond hij van zijn stoel op en keek nu juist niet heel vriendelijk naar de gastvrouw, die heel breed en imposant vlak tegenover hem zat. „Ben anderen hebt u niet?" vroeg hij met de oogen op den stoel duidend. Eigenlijk had hij moeten zeggen: een hoogeren, maar dat zou hem al te onaangenaam in de ooren hebben geklonken. Inplaats van hij, deden zijn toehoordsters het in zich zelf, al was het dan ook niet luid, haar oogen zeiden het eigenlijk al duidelijk genoeg. Het was niet aardig van de dames, dat zij zich met dit voorval amuseerden, maar zij deden het desondanks. De gastvrouw was in een niet geringe vertwijfeling. Aan zulk een mogelijkheid had zij geen seconde gedacht. Andere, hoogere stoelen waren er in het gansche pen sion niet. Wat dus te doen? Zou hij staande zijn voordracht houden? Dat was toch wel wat al te veel gevergd. Daarvoor had hij ook een lessenaar noodig, dien men op tafel zou kunnen zetten en dat ding had zii immers ook niet. Terwijl zoodoende de verlegen heid al grooter werd en langzamerhand een hoesten, fluisteren, neussnuiten van alle kanten opklonk, stond plotseling, niemand had eigenlijk erg in haar gehad een slanke in het zwart gekleed e dame naast den redenaar. Zij had een kussen in de hand en zonder een woord te spreken legde zij dat op den-stoel. Zij keek den kleinen man niet aan, maakte alleen een lichte buiging als om uit te noodigen te gaan zitten en trad dan weer bescheiden terug. Peter Alchschnitzer, die tot dusverre, hoewel met veel moeite zijn kalmte had bewaard, werd nu bloed rood. Hij kon best bemerkt hebben, hoe de dames om niet in een luid lachen uit te barsten zich op de lippen beten. Zonder te bedanken en met een norsche beweging rukte hij den stoel naderbij en ging er op zitten. Het kussen deed zijn plicht en zoodoende kon de voordracht een aanvang nemen. En deze was voortreffelijk. Zoodra deze man sprak, was er niets meer waarover men kon lachen. Alle ge luiden verstomden, alle bewegingen verdwenen, de da mes werden stil, dè dames werden opmerkzaam. Mis schien dat vij zich eerst wel wat verveelden toen hij over den ouden tijd aan het redeneeren was, maar langzamerhand wist hij ze onder zijn gehoor en aan dacht te krijgen, haar mee te sleepen eh op te voeren in extase. Aan het slot barstte een algemeen salvo van applaus los. Peter stond op en allen volgden zijn voor beeld. De gastvrouw zwom in verrukking en richtte haar vochtige oogen op den grooten man. De dames schaarden zich in een kring en keken verbaasd naar den kleinen persoon, die zoo mooi en indrukwekkend kon redeneeren. Dan trad de vrouw des huizes op hem toe en met een zoo sierlijke beweging als haar corpu lente gestalte dat maar toeliet, verzocht zij om de eer, om door den gast aan tafel geleid te worden. Babbe lend, lachend, sloten de' dames zich achter het paar aan, en weinige minuten later wós het gezelschap om de prachtig versierde tafel gezeten. Op den stoel van den eeregast, niemand had het bemerkt, lag reeds weder het kussen,dat hem straks zulke goede diensten had bewezen en zoo begon een avondmaaltijd, waarbij Peter Aichschnitzer niet het minst, zich uitstekend en wel gevoelde. Coed eten en drinken wist hij op de juiste waarde te schatten en het eten en drinken was er rijkelijk en goed. Een kring van elegante, deels zells mooie dames om gaf hem. In haar midden zat hij, als de eeregast, het middelpunt. Al die mooie vrouwenoogen waren op hem gevestigd, al die klein», rozenoortjes luisterden naar hem. Hij sprak eigenlijk alleen. Wanneer hij in een goeden luim was, sprak hij meesleepend en onderhou dend, en omdat hij langzamerhand in een goeden luim was geraakt en door een glas wijn steeds vroolijker en vroolijker werd, onderhield de tafelronde zich pa tent. Het lachen der dames werd als het ruischen van een lentewind door het jonge groen. Als een tri omfator liet Peter zijn blik over zijn tafelgenooten gaan. En daarbij kwam hij ook aan het benedeneind van den disch en hier maakte hij onwillekeurig halt daar zat er warempel een die niet meelachte. Wat moest dat beteekenen? Was die zonder eenige belang stelling voor wat hij zeide? Zoo zag zij er toch niet uit, want met onafgewende, strakke oogen keek zij naar hem. En lachte niet, bleef ernstig. Werkelijk? Waarach tig. Ook was zij anders gekleed dan de anderen; niet zooals deze in lichte, laaguitgesneden toiletten, maar in een zwarte, hoog dichtgeknoopte japon, zoodat haar gansche verschijning in tegenstelling met de anderen, iets onvriendelijks en vreemds had. Niet omdat zij hem aantrok, maar juist omdat deze gedachten hem bezighielden, liet Peter den blik wat langer op haar rusten. Had hij die dame vanavond al reeds nog niet eens opgemerkt? Nu viel het hem in. Ja, die was het geweest, die straks dat kussen voor hem op zijn stoel had gelegd. Die herinnering was hem een oogenblik onaangenaam, zoodat zijn gelaat een oogenblik verduis terde. Hij had haar straks bijna niet aangekeken, ook niet gedacht, dat hij met een der dames van het pen sion te doen had, maar met de eene of andere dienst bode des huizes. Zij had er zoo eenvoudig en deemoe dig uitgezien. Daarom was het hem ook niet in de hersens gekomen haar te bedanken tegenover dienst boden was hij steeds onaardig, en bedankte nooit voor de kleinste diensten die zij hem bewezen. En nu be hoorde zij toch tot het gezelschap. Vreemd. Hij keek evenwel niet langer naar haar, maar stelde zijn blik schadeloos voor deze momenteele ontstemming, door met verdubbelden ijver zich te wijden aan de andere elegante juffers .Nog eenmaal in den loop van den avond, ofschoon hij zich had voorgenomen het niet te doen, keerde zijn blik, schier tegen zijn wil, nog eens naar die zwarte terug. En juist haar oogen hingen weer met een strakke, zware uitdrukking aan hem. Wat wilde dat vervelende kind toch? Hij had zooeven een opmerking gemaakt, die een algemeen gelach ten gevolge had gehad, en werkelijk, zij was nu weer de eenige die niet meelachte, die geen spier Stel u een vervaarlijk groote sneeuw- en ijsmassa voot aan den rand van een afgrond in de bergen. I Eenige bergbeklimmers door kooiden aan elkaar ge- bonden, trachten met de noodige voorzorgen de l>erg-| kloof over te steken. Op een gegeven oogenblik wordll door een hevigen rukwind plotseling het evenwicht ver- broken terwijl de sneeilwmassa al rollende de touris-' ten medesleep!, (tij zult moeten bekennen, dat de loe-f stand van de waaghalzen gevaarlijk was. Maar denk eens goed na, of gijzelf niet in hetzelfde gevaar ver-! keeit, wanneer gij uw hoest, verkoudheid, of bron-I clutis verwaarloost, die, hoe onbeduidend ze ook schij nen, lot vreeselijkc ziekten kunnen overgaan, zooalsl borstaandoeningen, asthma of tering. Neem dezen dag nog uwe maatregelen om u te genezen. Koop eene flesch Abdijsiroop, en de hoest, verkoudheid of bron- chitis zal <m door genezen. Wanneer gij, lijdende zijl aan de borst, longaandoening of asthma zult gij nieer-i dere flesschen moeten gebruiken, maar zoo zéker alsf t,wee*.nl]aa! twe« vier is, zoo zeker zult gij ook door de Abdijsiroop genezen. Alom verkrijgbaar. van haar gelaat vertrok. Het avondeten was ten ein de Alles stond van tafel op. Men keerde naar den salon terug, nam een sigaret en nog een kop koffie, dan trad Peter Aichschnitzer op de gastvrouw toe cj nam afscheid. Er werd afgesproken, dat de volgende voordracht over acht dagen zou plaats vinden. De overdreven dankbetuigingen van de dame, liet hij als iets waaraan hij gewoon was, over zich heengaan, meti een handdruk voor de gastvrouw, een korte buiging rechts en links tegen de verzamelde schoonen, dan was hij buiten. Een oogenblik nadat hij was verdwenen bleef alles! nog stil* men wachtte af, tot dat hij het huis zou| hebben verlaten en buiten het gehoor harer stemmens zou zijn gekomen, en dan brak er een ware storm los. j Alles babbelde en riep dooreen: „Een merkwaardig mensch. In zekeren zin een be- teekenisvol man. Maar toch een vreemde snuiter. JaI eigenlijk een bespottelijke baas." Van de voordracht werd niet veel gezegd, alle her-I mneringen beperkten zich tot het avondeten en de! wijze, hoe Hij zich daarbij had gedragen. Hoe hij voort-C durend met zijn blikken de dames had gadegeslagen,! om na te gaan, hoe de werking zijner woorden was.f Hoe hij de dames in de oogen had gekeken, de een«I na de andere, alsof hij bij elk harer had willen aan-| kloppen en willen vragen: „zou Ik bij jou een goedf onthaal hebben, als ik -?" Zulk een bespottelijke, I Kleine kerel, die op een kussen moest zitten om bijl de tafel te kunnen komen, en dan zoo dol op vrouf ™en. "en, kon het wel uitproesten van het lachen! Eindelijk kwam men wat tot rust en de avond was werkelijk ten einde. Men zag dat het meer dan tijd was om naar bed te gaan en met een: „tot over acht da gen, stoof alles uit elkaar En daarmee was de eerste der groote dagen, die met ten einde °ngeduld en nleuwsgierlgheld was verbeid- Wordt vervolgd-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 6